NEDERLANDS. Gebruiksaanwijzing Polar CS400

Transcriptie

1 Gebruiksaanwijzing Polar CS400

2 INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING FIETSCOMPUTER ONDERDELEN BEGINNEN... Meten van de wielgrootte... Basisinstellingen... Menustructuur TRAINING VOORBEREIDEN... 9 Uw training plannen... 9 Trainingstypen... 9 Nieuwe trainingen aanmaken met uw eigen fietscomputer Nieuwe trainingen aanmaken met Polar ProTrainer 5 software TRAINING Doe de borstband om Beginnen met trainen Informatie op het display Grafiekweergave Symbolen op het display Functies van de knoppen tijdens de training Een ronde vastleggen Zone vergrendelen Display inzoomen Display verlichten (Nachtmodus aan) Weergave-instellingenmenu Training pauzeren Stop Exercise NA DE TRAINING Trainingsresultaten analyseren Trainingslogboek Wekelijks overzicht Totalen Bestanden verwijderen INSTELLINGEN Trainingstypes Functie-instellingen Hoogte Registratie-interval Automatische rondenregistratie HeartTouch-functie gebruiken (CS400) Hartslagweergave Sport zones Fietsinstellingen Wielmaat Autostart: On / Off Aankomsttijd Speed: On / Off Cadence*: On / Off Gebruikersinstellingen Heart Rate (Hartslag): HRmax, HRsit Maximal Oxygen Intake (Maximale zuurstofopname): VO2max Algemene instellingen... 31

3 Geluid Volume TZ Alarm (Target Zone Alarm Hartslagzonealarm) Knopvergrendeling Eenheden Taal Slaapstand Horloge-instellingen Herinnering Evenement Alarm Tijd Tijdzone Datum Display van de fietscomputer personaliseren Snelknop (Quick Menu Snelmenu) TRAININGSPROGRAMMA Programma bekijken Geprogrammeerde training uitvoeren Training beginnen Trainen met fasen Weergaven tijdens de training Functies tijdens de training Rondemenu TESTS Polar Fitness Test Voor de test Test uitvoeren Na de test ACHTERGRONDINFORMATIE Polar Sport Zones OwnZone-training Maximale hartslag Hartslag in zittende positie Hartslagreserve Hartslagvariatie Polar Bibliotheek KLANTENSERVICE INFORMATIE Onderhoud Zorgen voor uw product Service Batterijen vervangen Batterij van fietscomputer vervangen Voorzorgsmaatregelen Interferentie tijdens de training Risico's tijdens trainen beperken Technische specificaties Vaak gestelde vragen Beperkte internationale garantie van Polar Aansprakelijkheid REGISTER... 55

4 1. INLEIDING Gefeliciteerd! U heeft een volledig trainingssysteem aangeschaft dat geheel aan uw trainingsbehoeften kan worden aangepast. Deze gebruiksaanwijzing bevat volledige instructies om het beste uit uw fietscomputer te halen. De meest recente versie van deze gebruiksaanwijzing kunt u downloaden op Ga naar voor video-instructies. 4 Inleiding

5 2. FIETSCOMPUTER ONDERDELEN 1. Polar CS400 Fietscomputer: Fiets- en trainingsgegevens worden geregistreerd en weergegeven tijdens de training. 2. Polar WearLink + gecodeerde borstband: De borstband stuurt het hartslagsignaal naar de fietscomputer. De borstband bestaat uit een zendgedeelte en een elastisch bandje. 3. Polar Bike Mount : Zet de stuurhouder vast op de fiets en bevestig de fietscomputer hieraan. 4. Polar Snelheid Sensor : Met een draadloze snelheidssensor wordt tijdens het fietsen de snelheid en de afgelegde afstand gemeten. 5. Optionele Polar Trapfrequentie Sensor : Met een draadloze trapfrequentiesensor wordt tijdens het fietsen de snelheid gemeten waarmee u de trappers van uw fiets ronddraait, uitgedrukt in omwentelingen per minuut (rpm). 6. CD-ROM: Bevat Polar ProTrainer 5 software en een volledige gebruiksaanwijzing om u te helpen het beste uit uw fietscomputer te halen. Fietscomputer onderdelen 5

6 3. BEGINNEN Vóór het activeren van uw fietscomputer, de wielgrootte van uw fiets meten. Meten van de wielgrootte De wieldiameter moet worden ingesteld voor correcte fietsgegevens. Er zijn twee manieren om de wieldiameter van uw fiets te bepalen: Methode 1 Zoek naar de de diameter in inches of in ETRTO afgedrukt op het wiel. Zoek hierbij de wielomtrek in millimeters in de rechterkolom van de tabel. ETRTO Wieldiameter (inches) Wielomtrekinstelling (mm) x 1, x 23C x 1, x 35C x 1, x 20C x 2, x 23C x 25C x x 32C x 40C x 47C 2220 De in de tabel gegeven wielomtrekken worden geadviseerd, omdat de wielomtrek afhankelijk is van het type wiel en de bandenspanning. Methode 2 Meet het wiel handmatig op voor het meest nauwkeurige resultaat. Gebruik het ventiel om het punt te markeren waar het wiel de grond raakt. Trek een lijn op de grond om dat punt te markeren. Duw op een vlakke ondergrond uw fiets één complete omwenteling vooruit. Het wiel moet loodrecht op de grond staan. Trek nog een lijn op de grond bij het ventiel om de volledig omwenteling te markeren. Meet de afstand tussen de twee lijnen. Trek 4 mm af vanwege uw gewicht op de fiets om uw wielomtrek te bepalen. Voer deze waarde in op de fietscomputer. Basisinstellingen Vóór u de fietscomputer voor de eerste keer gebruikt, moet u de basisinstellingen aanpassen. Voer zo nauwkeurig mogelijk uw gegevens in voor een juiste feedback van uw prestaties. 6 Beginnen

7 Gebruik de knoppen UP, DOWN om gegevens te wijzigen en accepteer deze met OK. De waarden worden sneller gewijzigd bij het ingedrukt houden van UP of DOWN Om uw Polar Fietscomputer te activeren, druk op OK tweemaal. Na het activeren, kunt u deze niet meer uitschakelen! Welcome to Polar Cycling World! (Welkom in de Polar fietswereld) wordt weergegeven. Druk op OK. Language (Taal): Kies English, Deutsch, Español, Français of Italiano. Druk op OK. Start with bike settings (Start met fietsinstellingen) wordt weergegeven. Druk op OK. Number of bikes (Aantal fietsen): Kies 1 of 2 afhankelijk van het aantal fietsen dat u zult gebruiken. Als u slechts één fiets gebruikt, dan kunnen de instellingen voor fiets 2 later worden ingevoerd. Zie Fietsinstellingen (pagina 29) voor meer informatie. Wheel (Wiel): Voer de wielomtrek in (mm) voor elk van uw fietsen. Zie Meten van de wielgrootte (pagina 6) voor meer informatie. Start with basic settings (Start met de basisinstellingen) wordt weergegeven. Druk op OK en pas de volgende gegevens aan: Time (Tijd): Kies 12h of 24h. Kies bij 12h tussen AM of PM. Stel de lokale tijd in. Date (Datum): Voer de huidige datum in; dd = dag, mm = maand, yy = jaar. Als u Engelse eenheden gebruikt, stel dan de datum in als; mm = maand, dd = dag, yy = jaar. Units (Eenheden): Kies metrische (kg/cm/km) of Engelse (lb/ft/mi) eenheden. Weight (Gewicht): Voer uw gewicht in. Houd de LIGHT-knop ingedrukt om de eenheden te wijzigen. Height (Lengte): Voer uw lengte in. Voer bij Engelse maten (LB/FT) eerst de voeten en vervolgens de inches in. Birthday (Geboortedatum): Voer uw geboortedatum in, dd=dag, mm=maand, yy=jaar. Sex (Geslacht): Kies Male (Man) of Female (Vrouw). Settings OK? (Instellingen OK?) wordt weergegeven. Kies YES (Ja) of NO (Nee). Kies Yes (Ja) voor het accepteren en opslaan van de instellingen. De fietscomputer geeft de tijd aan. Kies No (Nee) als de instellingen onjuist zijn en gewijzigd moeten worden. Druk op STOP om terug te gaan naar de gegevens die u wilt wijzigen. Gebruik de Polar ProTrainer 5 software voor het invoeren van alle basisinstellingen. Beginnen 7

8 Menustructuur 8 Beginnen

9 4. TRAINING VOORBEREIDEN Installatie van de sensoren Polar Bike Mount en CS400 Fietscomputer Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de snelheidssensor voor instructies voor het installeren van de stuurhouder en de Polar CS400 Fietscomputer. Polar Snelheid Sensor en Trapfrequentie Sensor Raadpleeg de separate gebruiksaanwijzingen voor het installeren van de snelheids- en trapfrequentiesensoren. Uw training plannen Trainingstypen U kunt de geïnstalleerde, voorgedefinieerde trainingen gebruiken, of zelf nieuwe aanmaken op de fietscomputer. U kunt ook meer veelzijdige trainingen aanmaken en ze overdragen naar de fietscomputer door de Polar ProTrainer 5 software te gebruiken. Zie??? voor meer informatie over hoe u de de trainingen kunt overgedragen. Kies Settings (Instellingen) > Exercise (Training) Het menu Exercises (Trainingen) bevat een lijst van trainingen. Blader door de opties met UP of DOWN Free (Vrij): Vrije training zonder instellingen. Basic (Basis): Training met lichte intensiteit. Tijdsduur ongeveer 45 min. OwnZone (Persoonlijke hartslagzone): Op persoonlijke hartslagzone gebaseerde training met gemiddelde intensiteit. De fietscomputer kan uw persoonlijke aërobe (cardiovasculaire) hartslagzone automatisch bepalen tijdens de warming-up. Dit wordt de OwnZone (Persoonlijke hartslagzone) genoemd. Aanbevolen tijdsduur 45 minuten. Zie??? voor meer informatie. Zie OwnZone-training (pagina 44) voor meer achtergrondinformatie. Interval (Interval): De intervaltraining begint met een warming-up van 15 minuten, gevolgd door een interval van 5 km (inspanningsfase) en een herstelperiode van 5 minuten, wat 3 keer wordt herhaald. De sessie eindigt met een cooling-down van 15 minuten. Add new (Nieuwe toevoegen): Maak uw eigen training en sla deze op. U kunt een totaal van 10 trainingen + 1 vrije training in uw fietscomputer opslaan. Kies de gewenste training (Free (Vrij), Basic (Basis), OwnZone (Persoonlijke hartslagzone), Interval (Interval) of Add new (Nieuwe toevoegen)), en druk op OK, de volgende opties worden weergegeven: Select (Kies) de training als een standaardinstelling. Training voorbereiden 9

10 De volgende keer dat u traint, biedt de fietscomputer deze training standaard aan. 1. View (Bekijk) de trainingsinstellingen. Blader UP of DOWN voor het bekijken van: Basic exercise (Basistraining) met 1-3 trainingszones: Hartslagzone of trapfrequentielimieten* voor elke zone, timer/afstand voor de zone, of 2. Exercise with phases (Training met fasen): Naam, omschrijving, trainingstijd. (Houd LIGHT (LICHT) knop ingedrukt om de trainingsfasen en het gekozen sportprofiel te bekijken.) Kies Edit Basic (Basis bewerken) of OwnZone (Persoonlijke hartslagzone bewerken) om de training aan uw behoeften aan te passen. U kunt ook een met de fietscomputer aangemaakte training bewerken. Zie Nieuwe trainingen aanmaken met uw eigen fietscomputer (pagina 10) voor meer informatie. Als u met de Polar ProTrainer 5 software een training met fasen hebt aangemaakt, dan kunt u deze niet bewerken met de fietscomputer. Kies Rename Basic (Basis hernoemen), Interval (Interval hernoemen) of een andere met de fietscomputer aangemaakte training om de training te hernoemen. Default (Standaard) - Terugkeren naar standaardinstellingen voor basis-, interval-, of persoonlijke hartslagzone training. Delete (Wis) training die u hebt gemaakt met de fietscomputer of de Polar ProTrainer 5 software. * Hiervoor is een optionele sensor nodig. Nieuwe trainingen aanmaken met uw eigen fietscomputer Een nieuwe training met zones aanmaken Uw eigen trainingen aanmaken met de fietscomputer. Kies Settings (Instellingen) > Exercise (Training) Add new (Nieuwe toevoegen) 1. Stel aantal zones voor de training in (0-3) en druk op OK. Zie ook Een nieuwe training zonder zones aanmaken. 2. Kies Zone type: A. Hartslag B. Trapfrequentie* Druk op OK. A. Voor hartslag, kies Sport zone (Sport zone), of Manual (Handmatig) voor het handmatig instellen van de hartslag. Druk op OK. Sport zone (Sport zone): Kies een van de sport zones (bijv. Z1: 50-59%HFmax) als uw training. Druk op OK om verder te gaan met stap 3. Polar Sport Zones zijn hartslagzones die worden uitgedrukt in percentages van uw maximale hartslag. Standaard zijn vijf verschillende sport zones gedefinieerd in de fietscomputer: very light (Zeer licht) (50-59% HFmax), light (Licht) (60-69% HFmax), moderate (Gemiddeld) (70-79% HFmax), hard (Hard) (80-89% HFmax), en maximum (Maximaal) (90-99% HFmax). De standaard HFmax waarde is gewoonlijk gebaseerd op leeftijd, maar als u uw exacte aërobe en anaërobe grenswaarden kent of uw verwachte maximale hartslag (HFmax -p) is voorspeld in een Polar Fitness Test of u hebt uw maximale hartslag in een laboratorium hebt laten meten, dan kunt u beter aan uw trainingsbehoeften aangepaste sport zones 10 Training voorbereiden

11 definiëren. Manual (Handmatig): Stel de boven- en onderlimieten voor de zone in als hartslagen per minuut (hsm) of HF% en druk op OK om verder te gaan met stap 3. B. Als u cadence* zones (trapfrequentie zones) hebt geselecteerd, stel dan de boven- en onderlimiet van deze zones in. Druk op OK om verder te gaan met stap 3. Als u trapfrequentie als zone hebt geselecteerd, dan zal de zone worden uitgedrukt in omwentelingen per minuut (rpm). 3. Stel Zone guide (Zonegids) in om na een bepaalde tijd of afstand van zones te wisselen. Tijdens de training geeft de fietscomputer een waarschuwing als u van zone wisselt. Timers (Timers): Stel de timer in voor de zone (minuten en seconden) en druk op OK. Distances (Afstanden): Stel de afstand voor de zone in en druk op OK. Off (Uit): Deactiveer timers en afstanden en druk op OK. Nadat u de eerste zone heeft gedefinieerd, wordt Zone 1 OK weergegeven. Herhaal voor meer dan één trainingszone stap 2 en 3 tot alle zones zijn gedefinieerd. Als de nieuwe training klaar is, wordt New exercise added (Nieuwe training toegevoegd) weergegeven. De nieuwe training (NewExe) wordt opgeslagen in het menu Exercises (Trainingen), waar u deze kunt selecteren tijdens uw volgende training. Hernoem de training door Rename (Hernoemen) te kiezen in de lijst. Een nieuwe training zonder zones aanmaken Om een nieuwe training aan te maken zonder zones, kunt u timers of afstanden gebruiken om uw training te leiden. Kies Settings (Instellingen) > Exercise (Training) Add new (Nieuwe toevoegen) 1. Number of zones (Aantal zones): Stel het aantal zones in op Guide type (Gidstype): Kies voor een timeralarm tijdens de training (om u eraan te herinneren te drinken bijvoorbeeld), of stel een afstand in (voor het volgen van rondetijden zonder ze te registreren). Timers Number of timers (Aantal timers): Kies het aantal timers (1-3) voor de sessie. Druk op OK. Timer 1 : Stel het aantal minuten en seconden in voor de timer en druk op OK. Afstanden Number of distances (Aantal afstanden): Kies het aantal afstanden (1-3) voor de trainingssessie. Druk op OK. Distance 1 (Afstand 1): Voer de afstand(en) in en druk op OK. Herhaal stap 2 tot u de timers of afstanden hebt gedefinieerd. Als de nieuwe training klaar is, wordt New exercise added (Nieuwe training toegevoegd) weergegeven. De nieuwe training (NewExe) (Nieuwe training) wordt opgeslagen in het menu Exercises (Trainingen), waar u deze kunt selecteren tijdens uw volgende training. Hernoem de training door Rename (Hernoemen) te kiezen in de lijst. * Hiervoor is een optionele sensor nodig. Nieuwe trainingen aanmaken met Polar ProTrainer 5 software Maak meer gevarieerde trainingen aan door de Polar ProTrainer 5 software te gebruiken. Zie de help-functie in de Polar Pro Trainer 5 software voor meer informatie. Training voorbereiden 11

12 5. TRAINING Doe de borstband om Draag de borstband om de hartslag te meten. 1. Maak de elektroden van de borstband goed vochtig onder stromend water. 2. Bevestig de zender aan de borstband. Pas de lengte van de borstband aan zodat deze strak maar comfortabel vastzit. 3. Doe de borstband om uw borst, net onder de borstspieren, en bevestig het haakje aan de andere kant van de borstband. 4. Zorg ervoor dat de vochtige elektroden goed aanlsuiten tegen de huid en dat het Polar-logo op de zender rechtop in het midden zit. Maak het zendgedeelte los van de elastische band als u deze niet gebruikt. Hierdoor zal de batterij van de borstband langer meegaan. Zweet en vocht kunnen de elektroden nat en actief houden. Hierdoor neemt de levensduur van de batterij van de borstband af. Zie de gedetailleerde wasinstructies in het hoofdstuk Klantenservice informatie. De Polar WearLink zender kan worden gebruikt in combinatie met bepaalde kleding die ingebouwde zachte textiele elektroden heeft. Bevochtig de elektrodegebieden van de kleding. Bevestig het zendgedeelte recht op de kleding, zonder de borstband, zodat het Polar logo op het zendgedeelte rechtop staat. Beginnen met trainen Draag de borstband en bevestig de fietscomputer op de stuurhouder. 1. Start de hartslagmeting door te drukken op de OK knop. De fietscomputer schakelt over naar pauzemodus. 2. Selecteer de fiets waarmee u gaat trainen. Fiets 1 is ingesteld als standaardwaarde. Kies Settings (Instellingen) > Bike (Fiets) Bike 1 (Fiets 1) OK. Kies Other (Andere) als u de hartslag wilt registreren. Alleen de fietsen die ingeschakeld zijn, aangegeven door ON, worden weergegeven in deze keuzelijst. Zie 12 Training

13 Fietsinstellingen (pagina 29) voor meer informatie. Het cijfer in de rechter onderhoek geeft de fiets aan die zal worden gebruikt. Door het indrukken en ingedrukt houden van de DOWN knop kunt u snel wisselen van fiets of omschakelen naar het alleen registreren van de hartslag. Door het indrukken en ingedrukt houden van de UP knop kunt u snel wisselen tussen trainingen. 3. Binnen 15 seconden verschijnt uw hartslag op het display. Het kader rond het hartsymbool geeft aan dat de overdracht wordt gecodeerd. Het fietsersymbool in de linker onderhoek geeft aan dat fiets 1 of 2 in gebruik is. Als trainingsinstellingen wilt wijzigen of bekijken vóór u met de training start, kies dan Settings (Instellingen) > Exercise (Training). Een trainingstype kiezen of trainingsinstellingen bekijken. Exercise (Training): Kies Free (Vrij), Basic (Basis), Interval (Interval), of OwnZone (Persoonlijke hartslagzone), en druk op OK. (Als u nieuwe trainingen hebt aangemaakt, dan worden deze ook getoond). Select (Kies): Een standaard training kiezen die de volgende keer dat u traint moet worden uitgevoerd. View (Bekijken): Trainingsinstellingen bekijken. Altitude (Hoogte): Kalibreer hoogte. Rec.rate (Registratie-interval): Registratie-interval instellen. TZ Alarm (Hartslagzone alarm): Hartslagzone alarm (geluid) aan of uit zetten. HR view (Hartslagweergave): Hartslag weergeven in slagen per minuut (hsm) of als percentage van de maximale hartslag (HF%). HeartTouch : HeartTouch functie instellen. Bike (Fiets): Kies Bike (Fiets) 1 or 2. A.Lap (Automatische ronde): Automatische ronde functie aan- of uitschakelen. Arr. time (Aankomsttijd): Aan- / uitschakelen van de aankomsttijd functie en de afstand van uw rit instellen. Display (Weergave): Weergave aanpassen. Zie Display van de fietscomputer personaliseren (pagina 34) voor meer informatie. Hier zijn enkele snelkeuzes gegeven die u kunt gebruiken als u in het Exercise pause (Trainingspauze) menu bent. Door het indrukken en ingedrukt houden van UP kunt u snel wisselen tussen trainingssessietypen. Het standaard trainingssessietype is Free (Vrije) training. Door het indrukken en ingedrukt houden van DOWN kunt u snel wisselen tussen de fietsen. Druk op BACK om naar de Time mode (Tijdmodus) te gaan. Door het indrukken en ingedrukt houden van LIGHT kunt u het Settings (Instellingen) menu bekijken. Als u de functie Autostart inschakelt, dan zal de fietscomputer de registratie van uw training automatisch starten en stoppen wanneer begint of stopt met fietsen. Zie Autostart: On / Off (pagina 29) voor meer informatie over AutoStart. De fietscomputer kiest automatisch de fiets die u heeft gebruikt tijdens de vorige training. 4. Begin met trainen door op OK te drukken. Het trainingstype wordt weergegeven in de linker bovenhoek. Als de volgende melding wordt weergegeven: (Exercise name) requires Speed/ Cadence* sensor ((Trainingsnaam) vereist snelheids-/ trapfrequentiesensor*). Turn Speed/ Cadence sensor on (Schakel snelheids- / trapfrequentiesensor in), dan vereist uw training deze sensor voor het weergeven van snelheids-/ trapfrequentiegegevens* (bijv. als u snelheids- of trapfrequentiezones hebt gedefinieerd voor de training). Kies Yes (Ja) om de sensor-functie in te schakelen. Als Exercise displays updated (Trainingsweergaven bijgewerkt) wordt weergegeven, dan worden de snelheids-/trapfrequentiegegevens* weergegeven tijdens de training. Training 13

14 * Hiervoor is een optionele sensor nodig. Informatie op het display Uw fietscomputer biedt u drie regels voor het weergeven van trainingsinformatie. Door het indrukken van UP of DOWN, kunt u de verschillende weergaven bekijken. De naam van de weergave verschijnt enkele seconden. De naam geeft de informatie uit de onderste regel aan. De weergave varieert afhankelijk van de sensor die u heeft geïnstalleerd, de functies die ON (AAN) gezet zijn en wat voor een soort training u aan het uitvoeren bent. Pas de weergaven op uw fietscomputer eenvoudig naar uw eigen wensen aan met Polar ProTrainer 5 software. Standaardweergave op uw display bij gebruik van een snelheidssensor Snelheid Hartslag Ritafstand Snelheid in km/h Hartslag Calorieverbruik/uur Ritafstand Huidige hartslag Stopwatch Gemiddelde hartslag Gemiddelde snelheid Stopwatch Hoogte Tijd Helling Hoogte in meters Grafiek Hartslaggrafiek Hoogtegrafiek Stopwatch (Totale duur van de training tot dusver) Zonevergrendeling Countdown timer Zone pointer Huidige hartslag Pas de weergaven op uw fietscomputerdisplay eenvoudig naar uw eigen wensen aan, zodat deze de informatie weergeeft die u wilt zien. Zie Display van de fietscomputer personaliseren (pagina 34). Als er een trapfrequentiesensor is geïnstalleerd, dan hebt u een variëteit aan mogelijkheden voor het weergeven van gegevens. 14 Training

15 Grafiekweergave De grafiekweergave geeft u de mogelijkheid twee waarden met elkaar te vergelijken tijdens de training. Kies bijvoorbeeld voor een grafisch overzicht van uw hartslag en snelheid. De grafiekweergave kan naar uw eigen wens worden aangepast. Voor de bovenste en middelste regels kunt u kiezen voor weergave van Speed (Snelheid), Altitude (Hoogte) of Heart rate (Hartslag) in grafiekvorm. Symbolen op het display Tekst op het display Tijd Symbool Verklaring Tijd Fietsersymbool Registratiemodus: Geeft aan dat fiets 1 of 2 aan is en fietsgegevens worden geregistreerd. Fietsnummer Het cijfer in de rechter onderhoek geeft aan welke fiets in gebruik is tijdens deze training. Knopvergrendeling aan Registratiesymbool Geeft aan dat de knoppen zijn vergrendeld. Wordt weergegeven in de trainingsmodus als de stopwatch loopt en de registratie aan staat. Het symbool knippert als er weinig geheugen over is. Intervalsymbool Geeft aan dat er is gekozen voor intervaltraining. Countdown timer Countdown timer Rondenummer en -tijd Lap distance (Ronde afstand) Rondenummer en -tijd Geeft de afstand weer van de huidige ronde. Registreer een rondetijd door op OK te drukken, de ritafstand wordt dan ook gereset. Dit gebeurt automatisch wanneer de Autolap-functie op ON staat. Stopwatch Totale tijdsduur van de training tot dusver Hartslag Huidige hartslag Hartslag Gemiddelde hartslag Calorieën Verbruikte calorieën in kcal of Cal Afstand Gefietste afstand Training 15

16 Tekst op het display Symbool Verklaring De afstand tussen punt A en B. Deze afstand wordt gereset wanneer er op de OK knop gedrukt wordt. Rit Door op OK te drukken wordt ook de rondeafstand gereset. Dit gebeurt automatisch wanneer de Autolap-functie op ON staat. Geschatte aankomsttijd Aankomsttijd Geklommen meters Stijging Hellingshoekmeter Hoogte Klim-/daalhoek in percentage en graden. Schatting in numerieke vorm hoe steil de klim of afdaling is bij het fietsen. Helpt u om uw fietsinspanningen dien overeenkomstig aan te passen. Huidige hoogte Meet de snelheid waarmee u de trappers van uw fiets (d.w.z. trapfrequentie) ronddraait, in omwentelingen per minuut (rpm). Trapfrequentie* Snelheid waarmee u op dat moment fietst Snelheid De maximumsnelheid tijdens uw training Maximumsnelheid Gemiddelde snelheid De gemiddelde snelheid waarmee u op dat moment fietst Zone pointer (hartslag) Als het hartsymbool niet zichtbaar is en/of een alarm klinkt, dan is uw hartslag buiten de hartslagzone. Zone pointerr* (trapfrequentie) Als het trapfrequentiesymbool niet zichtbaar is en/of er een alarm klinkt, dan bent u buiten de limieten van de bedoelde trapfrequentiezones. Tijd binnen zone Verblijfsduur binnen de zone Functies van de knoppen tijdens de training Een ronde vastleggen Druk op OK om een ronde te registreren. Het display geeft aan: Rondenummer Gemiddelde hartslag van de ronde Rondetijd 16 Training

17 Rondenummer Ronde afstand Gemiddelde snelheid Zone vergrendelen Als u traint zonder voorgedefinieerde hartslagzones (FREE (Vrije) training), dan kunt u uw hartslag vergrendelen binnen een sport zone. Zie Polar Sport Zones (pagina 43) voor meer informatie. Op die manier kunt u de hartslagzone instellen tijdens een training, als u geen tijd hebt gehad om hartslagzones te definiëren voor het trainen. Door het indrukken en ingedrukt houden van LAP (OK) Lock /Unlock zone (Zone vergrendelen/zone ontgrendelen). Als u bijvoorbeeld aan het fietsen bent met een hartslag van 130 hsm, wat 75% van uw maximale hartslag is en overeenkomt met sport zone 3, dan kunt u door ingedrukt houden van LAP (OK) uw hartslag in deze zone te vergrendelen. Sport zone3 Locked 70%-79% (Sport zone3 vergrendeld 70%-79%) wordt weergegeven. Er klinkt een alarm als u onder of boven de sport zone komt (als de hartslagzone alarmfunctie is ingeschakeld). Ontgrendel de sport zone door het nogmaals indrukken en ingedrukt houden van OK : Sport zone3 Unlocked (Sport zone3 ontgrendeld) wordt weergegeven Display inzoomen Door het indrukken en ingedrukt houden van UP kunt u inzoomen op de bovenste regel en met DOWN kunt u inzoomen op de middelste regel. U keert terug naar de normale weergave door de knop nogmaals in te drukken en ingedrukt te houden. Display verlichten (Nachtmodus aan) Om uw display te verlichten, druk op LIGHT tijdens de training. De nachtmodus wordt ingeschakeld en het display wordt automatisch verlicht als er op een knop wordt gedrukt of als de trainingsfase wisselt. Weergave-instellingenmenu Door het indrukken en ingedrukt houden van LIGHT > Settings (Instellingen) Het Settings (Instellingen) menu wordt weergegeven bij indrukken en ingedrukt houden van de knop LIGHT. In het settings menu (Instellingenmenu) kunt u bepaalde instellingen wijzigen zonder de trainingsregistratie te pauzeren. De inhoud van dit menu wisselt, afhankelijk van het trainingstype. Zie??? voor meer informatie. Prev. Phase (Vorige fase): Samenvattingsgegevens van vorige fase of herhaling bekijken (wordt getoond wanneer u een training met fasen hebt aangemaakt met de Polar ProTrainer 5 software). Keylock (Knopvergrendeling): Knoppen vergrendelen/ontgrendelen om per ongeluk indrukken van knoppen te voorkomen. Autoscr. (Automatisch bladeren): De automatische blader functie in-/uitschakelen en het display zal doorbladeren tijdens de training. TZ Alarm (Hartslagzone alarm): Hartslagzone alarm in-/uitschakelen. Change zone (Zone wijzigen): Hartslagzone wijzigen (wordt getoond als u meerdere hartslagzones heeft Training 17

18 gedefinieerd, behalve als een training met fasen is aangemaakt met de Polar ProTrainer 5 software). HR view (Hartslagweergave): Kies hoe uw hartslag wordt weergegeven. HeartTouch : Kies de HeartTouch-functie om tijdens het trainen gegevens te bekijken zonder op knoppen te hoeven drukken, door de fietscomputer in de buurt van het Polar logo op de borstband te houden. A.Lap (Automatische ronde): Automatische ronderegistratie aan- of uitzetten Arr. time (Aankomsttijd): Aankomsttijd in-/uitschakelen Nadat u de instellingen heeft gewijzigd, keert de fietscomputer terug naar de trainingsmodus. Training pauzeren Pauzeer de trainingsregistratie door te drukken op STOP. In de pauzemodus kunt u: Continue (Doorgaan): Verder gaan met de trainingsregistratie. Exit (Stoppen): Stoppen met de trainingsregistratie. Summary (Overzicht): Een overzicht bekijken van functies die waren geactiveerd tijdens de training. Settings (Instellingen): U kunt dezelfde instellingen wijzigen in de pauzemodus als tijdens het trainen, behalve displaypersonalisatie, wat alleen in pauzemodus kan worden gedaan op de fietscomputer. Reset: Geregistreerde trainingsgegevens verwijderen. Bevestig met OK en druk op OK voor het herstarten van de registratie. Free mode (Vrije modus): Wijzig het trainingsprofiel naar het vrije trainingstype. Hierdoor wordt de uitgevoerde training niet verwijderd, maar zet u de training voort zonder instellingen. Als u naar de Free mode (Vrije modus) overschakelt, dan kunt u de oorspronkelijke training opnieuw starten door de training nogmaals te pauzeren en vervolgens Restart P1 (P1 herstarten) te kiezen. Stop Exercise Pauzeer de trainingsregistratie door op STOP te drukken. Om de registratie volledig te stoppen, EXIT kiezen. 18 Training

19 6. NA DE TRAINING Verzorg na het trainen uw borstband. Maak na gebruik het zendgedeelte los van het elastische bandje. Houd de borstband schoon en droog. Zie Onderhoud (pagina ) voor volledige verzorgings- en onderhoudsinstructies. Trainingsresultaten analyseren Zie File (Bestand) voor basisgegevens betreffende uw prestaties op uw fietscomputer. Draag voor een uitgebreidere analyse de gegevens over naar de Polar ProTrainer 5 software. De software biedt u verschillende opties om de gegevens mee te analyseren. 1. Start de Polar ProTrainer 5 software. 2. Kies Connect (Verbinden) op de fietscomputer en plaats deze voor het infraroodvenster van de computer. 3. Klik op Transfer Data (Data overdragen) in de menubalk van de de software. Zie de help-functie in de software voor meer informatie over gegevensoverdracht. Het bekijken van een bestand op de fietscomputer Kies File (Bestand) > OK voor de volgende opties: Exercise Log (Trainingslogboek) bevat maximaal 99 trainingsbestanden. Weekly (Wekelijks) bevat overzichten van de afgelopen 16 weken. Totals (Totalen) toont cumulatieve trainingsgegevens. In het menu Delete (Verwijderen) kunt u trainingsbestanden verwijderen. Trainingslogboek Kies File > Exercise log (Bestand > Trainingslogboek) In het Exercise log (Trainingslogboek) kunt u gedetailleerde gegevens over uw trainingssessies bekijken. De volgende gegevens worden getoond: Naam van de training. Een grafiekbalk die een trainingssessie weergeeft. De hoogte van de balk geeft de trainingsduur aan. Datum van de training. De informatie die verschijnt op het display (weergaven a - e hieronder) is afhankelijk van de instellingen en het trainingstype (d.w.z. als uw training geen fasen heeft, dan zal er geen fase informatie worden gegeven). Blader door de trainingsbalken met UP of DOWN en druk op OK voor het bekijken van: Na de training 19

20 a. Basisinformatie b. Bike information (Fietsinformatie) c. Sport zones information (Sport zones informatie) d. Phases information (Fasen informatie) e. Laps information (Ronden informatie) a. Basisinformatie Kies File (Bestand) > Exercise log (Trainingslogboek). Blader UP en DOWN om de training te selecteren en druk op OK. Blader UP en DOWN om de volgende informatie te bekijken: Naam van training Starttijd van de training Afgelegde afstand Totale trainingstijd Heart rate (Hartslag) in slagen per minuut (hsm), afgewisseld met een percentage van uw maximale hartslag (HF%). Maximale hartslag Minimale hartslag Gemiddelde hartslag Target zones (HR / cadence*) (Hartslagzones, hartslag/trapfrequentie*), afwisselend zone 1, zone 2 en zone 3. Bovenlimiet Onderlimiet 20 Na de training

21 Time in, above and below zone 1/2/3 (Tijd binnen, buiten en onder zone 1/2/3) (fasenaam wordt aangegeven bij geprogrammeerde training). Tijd boven zone Tijd onder zone Tijd binnen zone Calories expended (Calorieën verbruikt) tijdens de training. Het calorieverbruik geeft de totale inspanning tijdens de training aan. Druk op BACK om terug te keren naar de algemene gegevensweergave. Aanvullende basisinformatie Uw eigen trainingsgegevens toe voegen, of de training verwijderen uit File (Bestand), door te drukken op en ingedrukt houden van knop LIGHT in de basisgegevensweergave. Kies File > OK > Exercise log > OK > Basic > OK (Bestand > OK > Trainingslog > OK > Basis > OK), door te drukken op en ingedrukt houden van knop LIGHT> Add info > OK (> Toevoegen info > OK). Rank (Niveau): Waardeer uw training. Feeling (Gevoel): Evalueer uw subjectieve gevoel tijdens de training. Temperat. (Temperatuur): Stel de temperatuur in met UP of DOWN. Distance (Afstand): Stel de afstand in voor fiets 1, fiets 2 of andere. Als u de afstand verandert, dan zal dit effect hebben op de bij totalen gegeven afstand b. Fietsinformatie Kies File (Bestand) > Exercise log (Trainingslogboek) > Bike information (Fietsinformatie) Druk op OK en blader UP en DOWN om de fietsinformatie te bekijken: Snelheid Maximumsnelheid Gemiddelde snelheid Afstand Trapfrequentie Maximale trapfrequentie Gemiddelde trapfrequentie Calorieën per kilometer Na de training 21

22 Helling Maximale helling in % Maximale helling in graden Daling Maximale daling in % Maximale daling in graden Hoogte Maximale hoogte Minimale hoogte Gemiddelde hoogte Stijging/daling Geklommen meters Afgedaalde meters Temperatuur Maximum oc graden Minimum oc graden Gemiddeld oc graden Odometer (Kilometerteller) Fiets 1 of 2 Kilometers c. sport zones Kies File > Exercise log > Basic > OK (Bestand > Trainingslog > Basis > OK) In de basisgegevensweergave, drukken op DOWN om de sport zones informatie te zien. Druk op OK en blader UP of DOWN om de verblijfsduur in elk van de zones te zien. Hier wordt de variatie in uw trainingssessies op grafische wijze weergegeven. Druk op BACK om terug te keren naar de Sport zones gegevensweergave. 22 Na de training

23 d. Fasen Kies File > Exercise log > Phases (Bestand > Trainingslogboek > Fasen) Het menu Phases (Fasen) wordt alleen getoond als de training is aangemaakt met behulp van de Polar ProTrainer 5 software en deze fasen bevat. In de sport zones gegevensweergave, drukken op DOWN voor het bekijken van Phases (Fasen) informatie. Iedere fase kan separaat worden bekeken. Blader door de gegevens van een individuele fase door te drukken op OK. Vergelijk fasen door te drukken op UP of DOWN. Fasenaam Tussentijd Duur van huidige fase Heart rate (Hartslag) in slagen per minuut (hsm), afgewisseld met een percentage van maximale hartslag (HF%). Maximale hartslag Gemiddelde hartslag Increased HR / Recovery HR / HR differ (Toename hartslag / Herstel hartslag / Hartslagverschil). Het verschil in de hartslag aan het begin en het einde van de fase. Huidige hartslag in slagen per minuut (hsm), afgewisseld met een percentage van uw maximale hartslag (HF%). Increased HR (Toename hartslag): Als de hartslag aan het begin van de fase lager was dan aan het einde, dan geeft de fietscomputer het verschil in hartslag aan (hartslag aan het einde min hartslag aan het begin). Tijdens de prestatiefase geeft de fietscomputer de toename van de hartslag aan. Recovery HR (Herstel hartslag): Als de hartslag aan het begin van de fase hoger was dan aan het einde, dan geeft de fietscomputer het verschil in hartslag aan (hartslag aan het begin min hartslag aan het einde). Tijdens de herstelfase geeft de fietscomputer de herstelwaarde van de hartslag aan. HR differ (Hartslagverschil): Als de hartslag aan het begin en einde van de fase hetzelfde was, geeft de fietscomputer een hartslagverschilwaarde van 0 aan. Snelheid Maximumsnelheid Gemiddelde snelheid Afstand Tussenafstand Afstand van huidige fase Na de training 23

24 Cadence* (Trapfrequentie) Maximale trapfrequentie Gemiddelde trapfrequentie van de huidige fase Druk op BACK om terug te keren naar Phases (Fasen). * Hiervoor is een optionele sensor nodig. e. Ronden Kies File > Exercise log > Basic > Laps (Bestand > Trainingslog > Basis > Ronden) Bekijk in de Phases (Fasen) gegevensweergave de gegevens over Laps (Ronden) door te drukken op. DOWN. Rondegegevens worden alleen getoond als er meer dan één ronde in het geheugen aanwezig is. Aantal geregistreerde ronden Gemiddelde rondetijd Beste (snelste) rondenummer wisselt af met de daarbij horende rondetijd De laatste ronde wordt nooit aangegeven als beste ronde, zelfs als het de snelste ronde is. Als u meedoet aan een fietsevenement en u wilt uw laatste ronde registreren, druk dan op OK op de finishlijn in plaats van op STOP. U kunt dan stoppen met registreren na de finish. Blader door de rondegegevens door te drukken op OK. Vergelijk gegevens van verschillende ronden door te drukken op UP of DOWN. Draag de gegevens over naar de Polar ProTrainer 5 software om de rondegegevens makkelijker te kunnen bekijken en analyseer de training in de Curve-weergave. Time (Tijd) Tussentijd Rondetijd Heart rate (Hartslag) in slagen per minuut (hsm), afgewisseld met percentage van maximale hartslag (HF%). Maximale hartslag Gemiddelde hartslag Hartslag aan einde van ronde Snelheid min/km Gemiddelde snelheid Snelheid aan einde van de ronde Door het indrukken en ingedrukt houden van LIGHT kunt u de snelheid wisselen. Afstand Ronde afstand 24 Na de training

25 Cadence* (Trapfrequentie) Maximale trapfrequentie Gemiddelde trapfrequentie van de ronde Helling Helling in % Helling in graden Hoogte Stijging Hoogte Hoogte Daling Hoogte Temperatuur Druk op BACK om terug te keren naar de rondegegevensweergave. * Hiervoor is een optionele sensor nodig. Wekelijks overzicht Kies File > Weekly (Bestand > Wekelijks) In het Weekly (Wekelijks) overzicht kunt u de geaccumuleerde gegevens van 16 weken training bekijken. De balk geheel rechts genaamd This week (Deze week) toont het trainingsoverzicht van de huidige week. De balken daarvoor hebben de datum van de zondag van de desbetreffende week. Blader door de getoonde weken met UP of DOWN en bekijk de totale trainingsduur op de onderste regel. Kies de week met OK om de totale calorieën, afstand en trainingsduur van die week te bekijken. Druk op DOWN om de sport zones van die week te bekijken. Na de training 25

26 Om de verblijfsduur in elk van de zones te zien, druk op OK en door de sport zones bladeren met UP of DOWN. Totalen Kies File > Totals (Bestand > Totalen) Totals (Totalen) bevat cumulatieve gegevens die zijn geregistreerd tijdens alle trainingssessies sinds de laatste reset. Gebruik het totaalwaardenbestand als een seizoen- of maandelijks overzicht van uw trainingsgegevens. De waarden worden automatisch bijgewerkt wanneer u de registratie van de training beëindigt. Gebruik UP of DOWN om door de volgende gegevens te bladeren: Bike 1 distance (Afstand fiets 1) (Cumulatieve afstand met fiets 1; kan worden gereset) Bike 2 distance (Afstand fiets 2) Total distance (Totale afstand) (Cumulatieve afstand; kan worden gereset) Total duration (Totale tijdsduur) Total calories (Totale calorieën) Total exerc. count (Totaal aantal trainingssessies) Total ascent (Totale stijging) Total odometer (Totaal kilometerteller) (Cumulatieve afstand; kan niet worden gereset) Reset totals (Totalen resetten) Totaalwaarden resetten Kies File > Totals > Reset totals (Bestand > Totalen > Reset totalen) Kies de waarde uit het menu die u wilt resetten en bevestig de keuze met OK. Kies Yes (Ja) om het resetten te bevestigen. Verwijderde gegevens kunnen niet worden teruggehaald. Kies No (Nee) om terug te keren naar het Reset menu. Bestanden verwijderen Kies File > Delete > Training (Bestand > Verwijderen > Training In Delete (Verwijderen) kunt u eerdere trainingen één voor één verwijderen, alle trainingen tegelijkertijd verwijderen of totaalwaarden verwijderen. Blader door de volgende gegevens met UP of DOWN: Exercise (Training): Kies één enkele training om te verwijderen. All exerc. (Alle trainingen): Verwijder alle trainingen. Totals (Totalen): Totaalwaarden één voor één of tegelijkertijd verwijderen. Bevestigen door Yes (Ja). 26 Na de training

27 7. INSTELLINGEN Wijzig instellingen eenvoudig door gebruik van de Polar ProTrainer 5 training software. Zie de help-functie in de software voor meer informatie. Trainingstypes Kies Settings > Exercise (Instellingen > Training) Zie Trainingstypen (pagina ) voor meer bijzonderheden over trainingen. Functie-instellingen Kies Instellingen > Functies Hoogte De fietscomputer meet de hoogte en geeft deze weer. Wijzig de instellingen van de hoogtemeter in het menu Altitude (Hoogte). U kunt de hoogtemeter handmatig en automatisch kalibreren. Hoogte handmatig kalibreren Kies Settings > Features > Altitude > Calibrate (Instellingen > Functies > Hoogte > Kalibreren) > stel de hoogte van de huidige locatie in Als de hoogte van uw locatie sterk verschilt van de op het display weergegeven hoogte, wordt Calibrate to xx? (Kalibreren op xx?) weergegeven. Yes. Altitude calibrated to xx (Hoogte gekalibreerd op xx) verschijnt. No. Altitude calibration canceled (Hoogtekalibratie geannuleerd) verschijnt. Kalibreer de hoogte, om ervoor te zorgen dat deze nauwkeurig blijft. Stel de referentiehoogte altijd in als een betrouwbare referentie beschikbaar is, zoals een piek of een topografische kaart, of wanneer u zich op zeeniveau bevindt. Hoogte automatisch kalibreren Kies Settings (Instellingen) > Features (Functies) > Altitude (Hoogte) -> AutoCalib (Automatisch kalibreren) > On/Off (Aan/Uit) Bij gebruik van automatisch kalibreren kunt u de beginhoogte altijd op dezelfde waarde instellen aan het begin van de training. Kalibreer de hoogte handmatig en schakel automatisch kalibreren (AutoCalib) in. Van nu af aan zal deze hoogte bij aanvang van de training altijd als basishoogte worden gebruikt bij automatische hoogtekalibratie. Als automatisch kalibreren is ingeschakeld en u de fietscomputer handmatig kalibreert, wordt deze nieuwe waarde eveneens gebruikt als een nieuwe beginhoogte voor de optie AutoCalib. Als de hoogte of de luchtdruk sterk verandert, wordt u gevraagd om de verandering te bevestigen. Als u de hoogte wijzigt, geeft Altitude calibrated to xx m/ft (Hoogte gekalibreerd op xx m/ft) aan, dat de kalibratie gelukt is. Als daarentegen Altitude calibration failed (Hoogtekalibratie mislukt) verschijnt, kalibreer de hoogte dan opnieuw. U kunt de hoogte voor AutoCalib ook instellen met de Polar ProTrainer 5 software. Zie de help-functie in de software voor meer bijzonderheden. Kies deze optie als u in dezelfde omgeving traint. Dan zijn de hoogtewaarden altijd correct. Instellingen 27

28 Als automatische kalibratie in het sportprofiel is opgenomen, begint de meting altijd op deze hoogte, ongeacht de algemene hoogte-instellingen. Registratie-interval Kies Settings > Features > Rec.rate > 1 / 5 / 15 / 60 sec (Instellingen > Functies > Registratie-interval > 1 / 5 / 15 / 60 sec) De fietscomputer kan uw hartslag, snelheid, trapfrequentie, vermogen en hoogte registreren met intervallen van 1, 5, 15 of 60 seconden. Een langer interval geeft u meer registratietijd, terwijl u met een korter interval meer hart- en andere gegevens kunt registreren. Dit maakt een nauwkeurige analyse met de Polar ProTrainer 5 software mogelijk. Een korter registratie-interval verbruikt het geheugen van de fietscomputer sneller. Bij het instellen van het interval wordt de resterende registratietijd op de onderste regel aangegeven. Het standaard registratie-interval is 5 seconden. Wanneer minder dan 30 minuten registratietijd over is, wordt het registratie-interval automatisch gewijzigd, om de registratietijd te verlengen (1s > 5s > 15s > 60s). Hierdoor wordt de tijd om trainingsgegevens te registreren gemaximaliseerd. Wanneer de trainingssessie wordt beëindigd, blijft het huidige registratie-interval gehandhaafd bij de volgende sessie. De volgende tabel toont de maximale registratietijden voor elk registratie-interval. De maximale registratietijd kan korter zijn, als u een groot aantal korte trainingssessies registreert. Het registratie-interval kan veranderen als er minder dan 30 minuten registratietijd over is. Memory low (Weinig geheugen) verschijnt 60 minuten voordat het geheugen vol is. Registratie-intervallen voor snelheid en trapfrequentie Snelheid Trapfrequentie Interval 1s Interval 5s Interval 15s Interval 60s Off (Uit) Off (Uit) 10u 30min 52u 40min 158u 633u Off (Uit) On (Aan) 7u 50min 39u 30min 118u 474u On (Aan) Off (Uit) 5u 10min 26u 20min 67u 50min 271u On (Aan) On (Aan) 4u 30min 22u 30min 59u 20min 237u Automatische rondenregistratie Automatische rondenregistratie instellen Kies Settings (Instellingen) > Features (Functies) > A.Lap (Aut. Ronden) > On (Aan) > stel de rondeafstand in De fietscomputer zal automatisch ronden registreren. Kies Off (Uit) om het te deactiveren. HeartTouch-functie gebruiken (CS400) HeartTouch-functie instellen Kies Settings (Instellingen) > Features (Functies) > HeartTouch Met HeartTouch kunt u tijdens het trainen gegevens bekijken zonder op knoppen te drukken. Door de fietscomputer in de buurt van de borstband te houden, verschijnt uw hartslagzone op het display. Het is beter om de HeartTouch-functie niet te gebruiken wanneer de Polar CS400 Fietscomputer op de fiets is bevestigd. Opties voor de HeartTouch-functie zijn: 28 Instellingen

29 Show limits (Limieten tonen) Take lap (Ronde vastleggen) Change view (Weergave wijzigen) Light (Licht) Off (Uit) Hartslagweergave Kies een notatie voor het bekijken van uw hartslag Kies Settings (Instellingen) > Features (Functies) > HR view (Hartslagnotatie) > HR / HF% (Hartslag / Hartslagpercentage) Sport zones Definieer Polar Sport Zones (pagina 43) in de fietscomputer Kies Settings (Instellingen) > Features (Functies) > Sport zones > Sport zone low limit (Onderlimiet sport zone) Stel de onderlimiet van sport zone 1 in door op UP (OMHOOG) of DOWN (OMLAAG)te drukken. Druk daarna op OK. Stel op dezelfde manier de onderlimiet van elke sport zone in. Bij het instellen van de onderlimiet wordt automatisch de bovenlimiet van de vorige zone ingesteld. Houd LIGHT (LICHT) ingedrukt om tussen weergaven van sport zones te schakelen: HF% (percentage van de maximale hartslag) of BPM (HSM hartslagen per minuut). U kunt de instellingen eenvoudig wijzigen met de Polar ProTrainer 5 software. Zie de help-functie in de software voor meer bijzonderheden. U kunt de sport zone vergrendelen en ontgrendelen door de knop LAP (OK) ingedrukt te houden tijdens het fietsen. Fietsinstellingen Kies Settings (Instellingen) > Bike (Fiets) U kunt twee fietsvoorkeuren instellen voor de fietscomputer. Configureer de instellingen voor de fietsen en kies Bike 1 of 2 wanneer u begint met trainen. Bike 1 (Fiets 1) is de standaardinstelling. Kies Settings (Instellingen) > Bike 1, Bike 2, of Other (Andere). Bike 2 en Bike 3 kunnen worden in- en uitgeschakeld. Kies Other om de sensoren voor snelheid en trapfrequentie te deactiveren en alleen de hartslag, hoogte en temperatuur te meten. Wielmaat Kies Bike (Fiets) > Bike 1 > Wheel (Wiel) Instelling van de wielmaat is vereist voor correcte fietsgegevens. Zie Meten van de wielgrootte (pagina 6) voor meer bijzonderheden over het meten van de wielmaat. Autostart: On / Off Kies Settings (Instellingen) > Bike (Fiets) > Bike1 > Autostrt (Automatisch starten) Met de functie Autostart wordt de trainingsregistratie automatisch gestart of gestopt wanneer u begint en stopt met fietsen. Voor de Autostart-functie is de Polar Snelheid Sensor vereist. Aankomsttijd Kies Settings (Instellingen) > Bike (Fiets) > Bike 1 > Arr. time (Aankomsttijd) Instellingen 29

30 Stel de afstand in die u wilt gaan fietsen en de fietscomputer zal de geschatte aankomsttijd berekenen en weergeven op basis van de fietssnelheid. Installeer de Polar Snelheid Sensor op uw fiets voor het meten van snelheid en afstand. Zie de gebruiksaanwijzing van de Polar Snelheid Sensor voor meer bijzonderheden over de installatie van deze sensor. Selecteer deze functie door op OK TE DRUKKEN Kies On/Off (Aan/Uit) om de functie in of uit te schakelen. Kies Set dist. (Afstand instellen) om de afstand in te stellen die u gaat fietsen. Speed: On / Off Kies Settings (Instellingen) > Bike (Fiets) > Bike 1 > Speed (Snelheid) > On/Off (Aan/Uit) De snelheidsmeting is standaard Off (Uit) voor Fiets 1. Kies On (Aan); Add speed? (Snelheid toevoegen?) verschijnt. Kies Yes om de functie te activeren. Exercise displays updated (Trainingsweergaven bijgewerkt) verschijnt. Kies Off (Uit) en Exercise Displays Updated (Trainingsweergaven bijgewerkt) verschijnt. Alle snelheidsgegevens worden verwijderd van de displays. Snelheidsinstellingen kunnen handmatig worden gekozen of met de Polar ProTrainer 5 software. Cadence*: On / Off U kunt een optionele Polar Trapfrequentie Sensor op uw fiets installeren. Kies Settings (Instellingen > Bike (Fiets) > Bike 1 > Cadence (Trapfrequentie) > On/Off (Aan/Uit) Kies On (Aan); Add cadence? (Trapfrequentie toevoegen?) verschijnt. Kies Yes om de functie te activeren. Exercise displays updated (Trainingsweergaven bijgewerkt) verschijnt; op de displays worden nu ook gegevens over de trapfrequentie weergegeven. Kies Off (Uit) om de gegevens over de trapfrequentie van alle displays te verwijderen. *Optionele sensor vereist. Gebruikersinstellingen Voer de juiste gebruikersgegevens op de fietscomputer in voor een juiste feedback over uw prestaties. Kies Settings (Instellingen) > User (Gebruiker) voor het invoeren van gebruikersgegevens op de fietscomputer 30 Weight (Gewicht): Houd LIGHT (LICHT) INGEDRUKT OM DE EENHEDEN TE WIJZIGEN. Height (Hoogte): Houd LIGHT (LICHT) INGEDRUKT OM DE EENHEDEN TE WIJZIGEN. Birthday (Geboortedatum): dd=dag, mm=maand, yy=jaar Sex (Geslacht): Male/Female (Man/Vrouw) Activity (Activiteit): Top/High/Moderate/Low (Top/Hoog/Gemiddeld/Laag) Heart Rate (Hartslag) : HRmax, HRsit VO2max: Maximal oxygen intake (Maximale zuurstofopname) Instellingen