Uitvoeringsregels Langdurigheidstoeslag 2010 ISD de Kempen

Transcriptie

1 Uitvoeringsregels Langdurigheidstoeslag 2010 ISD de Kempen

2 INHOUDSOPGAVE Inleiding Begripsbepaling en hoogte van de langdurigheidstoeslag: het begrip lang het begrip laag de hoogte van de toeslag het begrip zicht op inkomensverbetering Uitvoering algemeen (onderzoek naar het recht)... 4 De voorwaarden:... 4 WWB-uitkeringsgerechtigden... 5 Nuggers/Anw-ers... 5 COA-toelage... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Verblijf in het buitenland... 5 Vrijwilligerswerk...5 Detentie... 5 Gehuwden/gezamenlijke huishouding... 6 Zicht op inkomensverbetering... 6 Periode met inkomen uit WSF... 6 Studenten in BOL en BBL trajecten Uitvoering afwerken van de aanvraag... 7 Peildatum... 7 Peildatum ligt in Hoogte langdurigheidstoeslag... 8 Aard langdurigheidstoeslag... 8 Gevolgen voor de draagkracht... 8 Beslag... 8 Verhaal... 8 Langdurigheidstoeslag en terugvordering... 8 Uitvoeringsregels Langdurigheidstoeslag 2010, ISD de Kempen 2

3 Inleiding Per 1 januari 2004 is de Wet Werk en Bijstand (WWB) in werking getreden. In beginsel dient de bijstandsnorm conform deze wet te volstaan voor voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van bestaan. Indien men echter langdurig van een inkomen op minimumniveau rond moet komen, kan de financiële positie onder druk komen te staan. Daarom is in artikel 36 van de wet een landelijke generieke inkomensondersteunende voorziening opgenomen: de langdurigheidstoeslag. Per 1 januari 2009 hebben de gemeenten bepaalde beleidsvrijheid gekregen met betrekking tot de toepassing en uitvoering van de langdurigheidstoeslag. Deze beleidsvrijheid wordt ontleend aan het feit dat de langdurigheidstoeslag is gebracht onder de bijzondere bijstand, welke open staat voor gemeentelijke beleidsnuancering. De begrippen langdurig en laag vallen onder beleidsvrijheid, evenals de hoogte van de toeslag. Een en ander is vorm gegeven in de Verordening Langdurigheidstoeslag Deze uitvoeringsregels werken de verordening verder uit. 1. Begripsbepaling en hoogte van de langdurigheidstoeslag: 1.1 het begrip lang Tot 2009 was bij wet geregeld, dat de periode, waarover men een laag inkomen moest hebben gehad (en ook voldoende inspanningen had verricht om meer inkomen te krijgen) 5 jaar was. In de uitvoering stuitte dit op problemen: ten eerste was de periode feitelijk te lang, daarnaast was het voor de aanvrager soms moeilijk, om te kunnen aantonen dat deze periode zonder onderbreking een dergelijk inkomen was genoten. De uitvoeringservaring leert, dat een periode van 3 jaar reëler is; de periode van 3 jaar sluit ook meer aan op de periode die in het minnelijke en wettelijke traject van schuldenregelingen wordt gehanteerd (in deze trajecten wordt immers ook op een absoluut bestaansminimum geleefd). Hiermee is het begrip langdurig in een reëlere context geplaatst. 1.2 het begrip laag Onder laag inkomen wordt verstaan een netto maandinkomen tot 105% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm of WIJ-norm. Onder inkomen wordt verstaan hetgeen bepaald is in artikel 31 tot en met 33 van de WWB en in artikel 7 van de WIJ. Belanghebbenden met een WW, WIA of Wajong uitkering net boven de inkomensgrens van de WWB komen hierdoor ook in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag. 1.3 de hoogte van de toeslag Tot 2009 waren de uitkeringsbedragen bij wet (WWB) vastgesteld. ISD de Kempen heeft ervoor gekozen bij het bepalen van de hoogte van de langdurigheidstoeslag in ieder geval geen lager bedrag uit te keren dan in 2008 het geval was. Er worden verschillende normen onderscheiden: alleenstaanden, alleenstaande ouders en gehuwden. Voor mensen die in een inrichting verblijven gelden de voor hen van toepassing zijnde normen. Er wordt aangesloten bij de geldende normen op grond van de WWB of de WIJ, inclusief vakantietoeslag. Het uit te keren bedrag aan toeslag wordt berekend op basis van de geldende normen (inclusief vakantietoeslag) en de maximale gemeentelijke toeslag (bij alleenstaanden en alleenstaande ouders), zoals deze op 1 januari van het lopend kalenderjaar van toepassing zijn op grond van de WWB en de WIJ. Voor het lopende kalenderjaar blijven de uit te keren bedragen aan langdurigheidstoeslag dus dezelfde. Voor de hoogte van de Langdurigheidstoeslag wordt aangesloten bij de bedragen zoals deze, tot in 2008, landelijk werden vastgesteld. Dit komt neer op 40% van de genoemde normen. Door deze wijze van berekenen worden de bedragen jaarlijks geïndexeerd en daarom automatisch aangepast aan de economische ontwikkelingen. Uitvoeringsregels Langdurigheidstoeslag 2010, ISD de Kempen 3

4 1.4 het begrip zicht op inkomensverbetering Beschikt men over uitzicht op inkomensverbetering, dan ontbreekt recht op langdurigheidstoeslag. Daarbij heeft de wetgever vooral studenten op het oog, maar niet uitsluitend. De intentie van de wetgever is om met deze voorwaarde vast te leggen dat bepaalde groepen met een goed arbeidsmarktperspectief niet in aanmerking zouden kunnen komen voor de langdurigheidstoeslag. Voor studenten geldt dit in het bijzonder. Het is moeilijk en subjectief om het zicht op inkomensverbetering in zijn algemeenheid als afwijzingsgrond te gebruiken. Mede om de uitvoering van de langdurigheidstoeslag eenvoudig te houden, dient het begrip uitzicht op inkomensverbetering een beperkte uitleg te krijgen en dit vooral betrokken te worden op studenten en scholieren. Mede daarom is in de verordening opgenomen dat studenten en scholieren uitgesloten dienen te worden van het recht op langdurigheidstoeslag. Verder zal er per situatie beoordeeld moeten worden of een aanvrager een reëel zicht op en binnen afzienbare termijn te behalen inkomensverbetering heeft. Dit begrip zal als gevolg van jurisprudentie mogelijk duidelijker ingevuld gaan worden in de loop der tijd. 2. Uitvoering algemeen (onderzoek naar het recht) Omdat de langdurigheidstoeslag onder de bijzondere bijstand wordt geschaard, gelden in principe alle artikelen uit de WWB ook voor de langdurigheidstoeslag. Er zijn een aantal artikelen uit de WWB echter niet van toepassing verklaard op de langdurigheidstoeslag. Dit staat beschreven in artikel 36 lid 5 WWB. Artikel 12, 43, 44, 49 en 52 van de WWB worden buiten toepassing verklaard. Artikel 12 heeft betrekking op mensen van 18, 19 en 20 jaar. Omdat de langdurigheidstoeslag pas vanaf 21 jaar aangevraagd kan worden geldt dit artikel niet. Artikel 43 en 44 betreffen de vaststelling en toekenning van bijstand. Voor de langdurigheidstoeslag gelden natuurlijk andere regels. Artikel 49 en 52 gaan over het aflossen van schulden en het betalen van een voorschot. Beide sluiten niet aan bij de doelstelling van de langdurigheidstoeslag. Deze mogelijkheden zijn dus al door de wet geblokkeerd. De voorwaarden: Om in aanmerking te kunnen komen voor een langdurigheidstoeslag dient de aanvrager op de peildatum aan de volgende voorwaarden te voldoen: Bij a. a. 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, en b. een inkomen, zowel op de peildatum als gedurende de afgelopen 36 maanden, gemiddeld niet hoger dan 105% van de toepasselijke bijstands- of WIJ-norm (indien van toepassing inclusief 20% toeslag) inclusief vakantietoeslag en c. geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 WWB en artikel 7 WIJ, en d. geen zicht op inkomensverbetering en e. in de voorafgaande twaalf maanden niet eerder voor een langdurigheidstoeslag in aanmerking gekomen en f. in de voorafgaande twaalf maanden geen maatregel die te maken heeft met geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid en g. op de peildatum woonachtig in de gemeente Bergeijk, Bladel, Eersel, Oirschot of Reusel De Mierden. Deze voorwaarde spreekt voor zich. Bij b. Voorheen was het alleen mogelijk voor een langdurigheidstoeslag in aanmerking te komen wanneer men een uitkering had ter hoogte van maximaal het bijstandsniveau. Nu staat de langdurigheidstoeslag ook open voor mensen die (gedeeltelijk) werken. Op de peildatum mogen mensen geen hoger inkomen hebben dan 105% van de norm, want dan is er sprake van uitzicht op inkomensverbetering. De peildatum kan afwijken van de aanvraagdatum. Het is de eerste datum waarop de cliënt aan alle voorwaarden voldoet en kan in het verleden liggen. Mogelijk kan bij aanvraag blijken dat cliënt over meerdere jaren recht op langdurigheidstoeslag heeft. Uit klantvriendelijkheid kennen we dan ambsthalve een extra jaar langdurigheidstoeslag toe. Wanneer Uitvoeringsregels Langdurigheidstoeslag 2010, ISD de Kempen 4

5 een cliënt een aanvraag indient met betrekking tot meerdere jaren, kennen we dit toe. Het recht op langdurigheidstoeslag verjaart namelijk niet. Het inkomen dient gedurende de 36 maanden voorafgaand aan de peildatum gemiddeld niet boven 105% van de toepasselijke norm te zijn gekomen. Er is voor gekozen om dit als gemiddeld te formuleren zodat tijdelijke uitschieters in het inkomen niet meteen het recht op de langdurigheidstoeslag blokkeren. Glijdende schaal: Wanneer iemand gemiddeld, over drie jaar, met zijn jaarinkomen vlak boven de grens van 105% uitkomt geldt de toepassing van een glijdende schaal (toekenning op grond van de hardheidsclausule). Het verschil tussen de hoogte van de langdurigheidstoeslag en het jaarinkomen op de peildatum dat de cliënt boven de105% heeft kan toegekend worden. WWB-uitkeringsgerechtigden Om te bepalen of men in de 36-maandenperiode een inkomen op maximaal 105% van het bijstandsniveau heeft gehad, wordt gebruikt gemaakt van de uitkeringsgegevens (WWB, WIJ, Ioaw, Ioaz). Nuggers/Anw-ers Deze groep dient aan te tonen dat men gedurende 36 maanden een inkomen op maximaal 105% van het bijstandsniveau heeft gehad. Dit kan aan de hand van jaaropgaven, kwijtschelding van de gemeentelijke belasting, bankafschriften etc. ex-asielzoekers Wanneer een ex-asielzoeker in de periode van drie jaar voorafgaand aan de aanvraag o.a. een COAtoelage heeft ontvangen, kan aan deze persoon een langdurigheidstoeslag worden toegekend mits wordt voldaan aan de overige voorwaarden. De COA-toelage telt mee als inkomen dat vergelijkbaar is met een bijstandsinkomen in de referteperiode. Er is in de WWB, noch in de WIJ, geen rechtsgrond aanwezig om een aanvraag door ex-asielzoekers af te wijzen. Over de periode dat men vóór het aanvragen van asiel in het buitenland verbleef (mits dat binnen de referteperiode valt) moet door de aanvrager aannemelijk gemaakt worden dat hij een laag inkomen had. Of dit aannemelijk gemaakt is, is ter beoordeling van de klantmanager. Een aanvrager hoeft ook alleen op de peildatum de Nederlandse nationaliteit te hebben (of daarmee gelijkgesteld te zijn), maar niet gedurende de gehele referteperiode. Een ex-asielzoeker kan dus direct bij vestiging in de gemeente recht hebben op langdurigheidstoeslag. Verblijf in het buitenland Indien de periode van 36 maanden door een kort verblijf in het buitenland wordt onderbroken, staat dat toekenning van langdurigheidstoeslag niet in de weg. Wanneer het verblijf in het buitenland het gestelde in artikel 13 lid 1 onder d. (de gebruikelijke vakantieduur) WWB of artikel 42 lid 1 onder e. WIJ overschrijdt is dit, op zichzelf, geen reden om de aanvraag voor langdurigheidstoeslag af te wijzen. Wel dient over deze periode aangetoond te worden welk inkomen men heeft genoten. Vrijwilligerswerk De vergoeding die in het kader van vrijwilligerswerk wordt verkregen, wordt niet beschouwd als inkomsten in de zin van artikel 3 van de Verordening Langdurigheidstoeslag Er wordt aansluiting gezocht bij artikel 31 onder k van de WWB en artikel 7 onder h van de Regeling WWB, dat overeenkomstig artikel 7 WIJ overeenkomstig van toepassing is op WIJ-cliënten. Detentie Gedetineerden zijn op grond van artikel 13 lid1 sub a WWB en artikel 42 lid 1 sub g WIJ op de peildatum uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag. Het gedetineerd zijn geweest in de 36 maanden periode staat echter niet toekenning van de toeslag in de weg. Indien aanvrager in de referteperiode gedetineerd is geweest dient in ieder geval de Uitvoeringsregels Langdurigheidstoeslag 2010, ISD de Kempen 5

6 inkomens- en vermogenstoets (met inbegrip met de vergoeding, die tijdens de detentie is ontvangen) te worden uitgevoerd. Het al dan niet hebben van zicht op inkomensverbetering dient - uitgaande van de tijd die de aanvrager in de referteperiode niet gedetineerd was door middel van het individualiseringsbeginsel te worden beoordeeld. Gehuwden/gezamenlijke huishouding Indien op de peildatum bij gehuwden/partners met een gezamenlijke huishouding 1 partner is uitgesloten op grond van artikel 11 of 13 WWB of artikel 2 of 42 WIJ, dan kan de andere partner wel recht hebben op de langdurigheidstoeslag van een alleenstaande (ouder). Omdat belanghebbende wel beschouwd dient te worden als gehuwde, dient het gezinsinkomen te worden getoetst aan de norm van artikel 21 onderdeel c WWB of artikel 28 WIJ. Ook het inkomen van de niet rechthebbende echtgenoot zal aan de eis van artikel 36 lid 1 onderdeel b WWB moeten voldoen; Indien op de peildatum bij gehuwden/partners met een gezamenlijke huishouding 1 partner niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 36 WWB, hebben beide partners geen recht; Indien de belanghebbende in de referteperiode meerdere partners heeft gehad, dienen de inkomsten van die partners te worden meegenomen in de inkomenstoets. Bij c. In alle gevallen dient te worden uitgegaan van de actuele stand van het vermogen van de aanvrager op het moment van de peildatum. Uitzondering vormt de situatie, dat de aanvrager op enig moment in de referteperiode over een aanzienlijk vermogen heeft beschikt, wat uit het oogpunt van bijstandsverlening niet te rechtvaardigen is. Ook het vermogen in de vorm van een eigen woning wordt meegenomen en getoetst aan artikel 34 WWB of artikel 7 WIJ. Artikel 50 van de WWB (bijstand in de vorm van een lening in verband met een eigen woning) is niet van toepassing op de langdurigheidstoeslag. Voor het bepalen van de waarde van de woning kan de WOZ-waarde worden aangehouden. Bij d. Zicht op inkomensverbetering Indien geconstateerd wordt dat men voldoet aan de voorwaarden langdurig een laag inkomen te hebben genoten, is het in de regel zo, dat er geen zicht is op inkomensverbetering. Wanneer zich echter een concrete situatie aandient, waaruit geconcludeerd kan worden, dat er zicht op inkomensverbetering bestaat, binnen afzienbare termijn, kan er geen sprake zijn van het toekennen van langdurigheidstoeslag. Bepalend zijn de begrippen concreet en afzienbare termijn. Iemand die bezig is met een langdurig re-integratie traject moet daarvoor niet gestraft worden met het afwijzen van de langdurigheidstoeslag. Periode met inkomen uit studiefinanciering Indien in de referteperiode een inkomen is genoten uit WSF/WTOS- is aannemelijk, dat de studie ter voorbereiding is van het toetreden tot de arbeidsmarkt, waardoor zicht bestaat op inkomensverbetering (concreet en binnen afzienbare termijn). Deze groep aanvragers wordt bij verordening uitgesloten van het recht op een langdurigheidstoeslag. Uiteraard blijft het individualiseringsbeginsel ook hier bestaan. Studenten in BOL en BBL trajecten Een specifieke groep studenten wordt gevormd door de mensen die de zogenaamde BOL- (Beroepsopleidende leerweg) en BBL-(Beroepsbegeleidende leerweg)-trajecten volgen. Deze trajecten combineren werken en leren (zgn. duaal traject). Tussen de studenten, het bedrijf waar zij Uitvoeringsregels Langdurigheidstoeslag 2010, ISD de Kempen 6

7 werken en het ROC wordt een overeenkomst gesloten. Het doel van deze trajecten is, de student uiteindelijk in een bedrijf te werk te kunnen stellen waarbij hij een goede opleiding meebrengt. Deze studenten zijn dus geen studenten, die WSF of WTOS-studiefinanciering hebben, maar wel door de wijze van invulling van het traject zicht hebben op inkomensverbetering. Jongeren in werkleertrajecten WIJ Afhankelijk van het werkleertraject is het aannemelijk dat deze jongeren duidelijk zicht hebben op inkomensverbetering en derhalve geen recht hebben op langdurigheidstoeslag. Dit zal individueel beoordeeld moeten worden. Bij e. De langdurigheidstoeslag kan slechts eenmaal per 12 maanden worden verstrekt. Bij een aanvraag zal altijd gekeken moeten worden of er in de 12 maanden voorafgaande aan de peildatum al eerder een toeslag is toegekend. Bij f. Iemand die zijn zicht op inkomensvermeerdering frustreert door niet of onvoldoende mee te werken aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid, moet niet beloond worden met een langdurigheidstoeslag. Vandaar dat de aanvragers die een maatregel in verband hiermee opgelegd hebben gekregen, niet voor langdurigheidstoeslag in aanmerking komen. Men moet dan denken aan: onvoldoende sollicitatie activiteiten het niet voldoen aan een oproep in verband met arbeidsinschakeling het niet meewerken aan onderzoek in relatie tot arbeidsinschakeling gedragingen die de arbeidsinschakeling belemmeren het niet meewerken aan scholing het niet aanvaarden van arbeid het door eigen toedoen niet behouden van arbeid in dienstbetrekking Bij g. Deze voorwaarde spreekt voor zich. 3. Uitvoering afwerken van de aanvraag Om het recht op langdurigheidstoeslag geldend te maken, dient een schriftelijke aanvraag te worden ingediend d.m.v. het daarvoor bestemde aanvraag- en inlichtingenformulier, waarna een individuele beoordeling plaatsvindt. Een ambtshalve aanvraag is wettelijk niet mogelijk. Een voor-ingevuld formulier dat alleen nog een handtekening behoeft kan wel volstaan. Peildatum De peildatum wordt gesteld op de datum dat de cliënten de 36-maandentermijn overschrijden. Vervolgens ontstaat het eerstvolgende recht op langdurigheidstoeslag weer 12 maanden na de peildatum. Dit betekent dat als in augustus 2009 een toeslag wordt aangevraagd en de peildatum 1 maart 2009 is, de langdurigheidstoeslag per 1 maart 2009 kan worden toegekend, zodat per 1 maart 2010 het eerstvolgende recht op een toeslag ontstaat. Peildatum ligt in 2008 Om de overgang van het oude en nieuwe artikel 36 WWB te regelen heeft de wetgever lid 6 opgenomen. Kort gezegd houdt dit in dat indien de peildatum van een in 2009 ingediende aanvraag is gelegen voor 1 januari 2009 beslist dient te worden naar de wetgeving ten aanzien van de langdurigheidstoeslag, zoals deze tot 31 december 2008 gold. De nieuwe regeling is gunstiger dan de oude regeling, zodat aanvragen met peildata in 2009 niet meer volgens het oude recht beoordeeld hoeven te worden. Uitvoeringsregels Langdurigheidstoeslag 2010, ISD de Kempen 7

8 Hoogte langdurigheidstoeslag Voor de berekening van de hoogte van de langdurigheidstoeslag wordt een onderscheid gemaakt naar leefvorm (gehuwd, alleenstaand of alleenstaande ouder) en naar type huishouden (zelfstandig of verblijvend in een inrichting): Voor de hoogte van de bedragen wordt verwezen naar de normen die gelden op 1 januari van het kalenderjaar waarin de peildatum valt. Aard langdurigheidstoeslag De langdurigheidstoeslag is een onbelaste uitkering en werkt zodoende niet door in andere inkomensondersteunende regelingen als bijvoorbeeld de huurtoeslag. Ook voor de gemeentelijke belastingen wordt de toeslag niet als inkomen aangemerkt. Ook voor de berekening van het inkomen in de referteperiode geldt een langdurigheidstoeslag uit een vorig jaar niet als inkomen. Gevolgen voor de draagkracht Bij de berekening van de draagkracht in het kader van bijzondere bijstand wordt de toeslag niet als middel in aanmerking genomen. Dit gelet op het specifieke karakter van de regeling, te weten een extra inkomensbron voor hen die langdurig inkomsten op laag niveau hebben en waarbij geen sprake is van zicht op inkomensverbetering. Rekenkundig blijft een cliënt die recht heeft op een langdurigheidstoeslag ook onder de inkomensgrens die gehanteerd wordt voor de bijzondere bijstand. (105% bijstandsnorm + 3,33% langdurigheidstoeslag = 108,33% < 120%) Beslag De langdurigheidstoeslag is met ingang van 1 januari 2009 niet meer vatbaar voor beslag (conform artikel 46 lid 2 WWB). Verhaal De langdurigheidstoeslag is bijstand en kan dus worden verhaald op de onderhoudsplichtige (conform artikel 62 en verder WWB en artikel 57 WIJ) Langdurigheidstoeslag en terugvordering De artikelen voor terugvordering uit de WWB en de WIJ zijn overeenkomstig van toepassing. Dit betekent dat een ten onrechte verstrekte langdurigheidstoeslag op de gebruikelijke wijze terug- en invorderbaar is. Uitvoeringsregels Langdurigheidstoeslag 2010, ISD de Kempen 8

9 Bijlage 0. Peildatum Ligt de peildatum voor 1/1/ 09? (in 2008 en 2009 ingediende aanvragen) 1. Leeftijd Is betrokkene tussen 21 en 65 jaar? 2. Lang Is er sprake van een ononderbroken periode van 36 maanden met een inkomen als genoemd onder 3.? 3. Laag Is er op de peildatum of in de referteperiode sprake van een gemiddeld inkomen op maximaal 105% van de van 4. Zicht op inkomensverbetering 5.Vermogen 6. verstrekking LDT in referteperiode toepassing zijnde norm? Bestaat het inkomen uit WSF/WTOS of behoort belanghebbende tot de groep studenten BOL of BBL? Is er anderszins zicht op inkomensverbetering? Is er sprake van vermogen hoger dan de grenzen uit artikel 34 WWB? Is er in de laatste 12 maanden reeds eerder een langdurigheidstoeslag verstrekt? JA toepassing artikel 36 WWB oud krachtens artikel 36 lid 6 WWB ( nieuw ) JA Naar vraag 2. JA Naar vraag 3. JA Naar vraag 4. JA Afwijzing wegens het niet voldoen aan artikel 2 lid 2 sub a of artikel 2 lid 1 van de Verordening LDT 2009 JA Afwijzing wegens het niet voldoen aan artikel 36 lid 1 WWB jo. artikel 2 lid 1 van de Verordening LDT 2009 JA Afwijzing wegens het niet voldoen aan artikel 36 lid 3 van de WWB NEE Naar vraag 1. NEE Afwijzing wegens het niet voldoen aan artikel 36 lid 1 WWB jo. artikel 2 lid 1 van de Verordening LDT 2009 NEE Afwijzing wegens het niet voldoen aan artikel 36 lid 1 WWB jo. artikel 3 van de Verordening LDT 2009 NEE Afwijzing wegens het niet voldoen aan artikel 36 lid 1 jo. artikel 2 lid 1 van de Verordening LDT 2009 NEE Naar vraag 5. NEE Naar vraag 6. NEE Naar vraag Maatregel Heeft cliënt in de laatste 12 maanden een maatregel gekregen i.v.m. onvoldoende inspanning om arbeid te verkrijgen of te behouden? JA Afwijzing wegens het niet voldoen aan artikel 2 lid 2 sub b van de Verordening LDT 2009 NEE Naar Toekenning. Toekenning Langdurigheidstoeslag toekennen op grond van artikel 36 lid 1 tot en met 5 WWB en artikel 2 lid 1 jo. artikel 3 van de verordening LDT 2009 Berekening volgens artikel 4 lid 1, lid 2 en lid 3 van de verordening LDT 2009