' Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld. '

Transcriptie

1 Matteüs 28 : 20b ' Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld. ' dienst naar aanleiding van Matteüs 28 : ORDE VAN DIENST 1 Orgelspel (voor de dienst) 2 Welkom, mededelingen allen gaan staan 3 Zingen: Lied 680 : 1 en 2 4 Bemoediging - groet 5 Zingen: Lied 680 : 3 en 5 allen gaan zitten 6 Kyriegebed 7 Glorialied: Lied 413 : 1 en 2 8 Gebed voor de zondag 9 Zingen: (lied voor/met de kinderen) De kinderen gaan naar de kindernevendienst. 10 Eerste Bijbellezing: Exodus 33:18-34:7 11 Zingen: Psalm 103 : 1 en 3 12 Tweede Bijbellezing: Matteüs 28:10; Zingen: Lied 825 : 1 en 5 14 Preek 15 Zingen: Lied 825 : 3 en 4 16 Gebeden De kinderen komen terug van de kindernevendienst. 17 Inzameling van de gaven allen gaan staan 18 Zingen: Lied 675 : 1 en 2 19 Zegen 20 Orgelspel (na de dienst) H. de Ruiter Wierden, 11 juni 2017

2 GANG DOOR DE DIENST 1 Orgelspel (voor de dienst) 2 Welkom, mededelingen (door de ouderling van dienst) 3 Zingen: Lied 680 : 1 en 2 4 BEMOEDIGING - GROET 2 Bemoediging Wij vertrouwen ons toe aan de Heer, Hij stond aan het begin, toen hemel en aarde tot stand kwamen. Hij meet ons tijd en ruimte toe (Lied 825 : 4). En Hij staat aan het einde, als alles wegglijdt uit tijd en ruimte. Tussentijds blijft Hij bij ons. Groet Genade, warmhartigheid en vrede zij u van God, de Vader, en van Christus Jezus, onze Heer. Amen. 5 Zingen: Lied 680 : 3 en 5 6 KYRIEGEBED 7 Glorialied: Lied 413 : 1 en 2 Grote God, wij loven U 8 GEBED VAN DE ZONDAG 9 Zingen: (lied voor/met de kinderen) De kinderen gaan naar de kindernevendienst. 10 EERSTE BIJBELLEZING: Exodus 33:18-34:7 18 Laat mij toch uw majesteit zien, zei Mozes. 19 Hij antwoordde: Ik zal in mijn volle luister voor je langs gaan en in jouw bijzijn de naam HEER uitroepen: ik schenk genade aan wie ik genade wil schenken, en ik ben barmhartig voor wie ik barmhartig wil zijn. 20 Maar, zei hij, mijn gezicht zul je niet kunnen zien, want geen mens kan mij zien en in leven blijven. 21 Toen sprak de HEER: Er is een plaats op de rots waar je dicht bij mij kunt komen staan. 22 Als dan mijn majesteit voor je langs gaat, zal ik je in een kloof laten schuilen en mijn hand beschermend voor je houden tot ik voorbij ben. 23 Als ik mijn hand weghaal, zul je mij van achteren zien;

3 Matteüs 28 : 20b mijn gezicht mag niemand zien. 1 De HEER zei tegen Mozes: Hak twee stenen platen uit, gelijk aan de vorige. Dan zal ik op die platen de geboden schrijven die ook op de eerste stonden, die jij stukgegooid hebt. 2 Morgenvroeg moet je gereed zijn, want dan moet je de Sinai op gaan. Kom daar, op de top van de berg, bij mij. 3 Laat niemand met je mee naar boven gaan, op de hele berg mag niemand te zien zijn, en ook de schapen, geiten en runderen mogen niet in de nabijheid van de berg grazen. 4 Mozes hakte twee stenen platen uit, net als de vorige, en s morgens ging hij in alle vroegte de Sinai op, zoals de HEER hem had opgedragen. De twee stenen platen droeg hij bij zich. 5 De HEER daalde neer in een wolk, hij kwam naast Mozes staan en riep de naam HEER uit. 6 De HEER ging voor hem langs en riep uit: De HEER! De HEER! Een God die liefdevol is en genadig, geduldig, trouw en waarachtig, 7 die duizenden geslachten zijn liefde bewijst, die schuld, misdaad en zonde vergeeft, maar niet alles ongestraft laat en voor de schuld van de ouders de kinderen en kleinkinderen laat boeten, en ook het derde geslacht en het vierde. 11 Zingen: Psalm 103 : 1 en 3 Zegen mijn ziel de grote naam des Heren 12 TWEEDE BIJBELLEZING: Matteüs 28:10; Daarop zei Jezus: Wees niet bang. Ga mijn broeders vertellen dat ze naar Galilea moeten gaan, daar zullen ze mij zien. 16 De elf leerlingen gingen naar Galilea, naar de berg waar Jezus hen had onderricht, 17 en toen ze hem zagen bewezen ze hem eer, al twijfelden enkelen nog. 18 Jezus kwam op hen toe en zei: Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde. 19 Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, 20 en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat ik jullie opgedragen heb. En houd dit voor ogen: ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld. 3

4 13 Zingen: Lied 825 : 1 en 5 De wereld is van Hem vervuld 14 PREEK 4 Gemeente van onze Heer Jezus Christus, Je zweet peentjes als je niet weet hoe je de opgave moet oplossen. Het horloge ligt naast je, de tijd tikt maar door... De zaalwacht begint ook al op zijn klokje te kijken... En dan ineens komt het; je pent of je leven ervan afhangt. Want: ineens weet je het! 'Ik kreeg ineens de geest', dat zeg je na afloop van het examen tegen je vrienden, 'in één klap wist ik het!' Zou dàt het zijn? Zo'n ingeving, zo van het ene op het andere moment, zou dàt de Geest zijn? Vindt u dat verhaal van Matteüs ook niet op een examen lijken? Dat van de volgelingen van Jezus bedoel ik. Een lange tijd gaan ze met Jezus mee, leren van hem wat Gods bedoeling is... zieken worden beter, iemand die blind is, ziet het licht, een vrouw die vreemd gegaan is, Jezus haalt haar erbij... Jezus hebben ze het allemaal zien doen; zelf kwamen ze er niet aan toe. Jezus hàd toch iets -wàs toch ietswaar zij net niet aan konden tippen. Nee, maar wat Gods bedoeling is: zòrg maar eens voor iemand, die ziek is, hèlp maar eens iemand, die buiten de groep valt, dàt hebben ze -denk ik- allemaal wel begrepen. Dat hebben ze denk ik wel begrepen, de volgelingen van Jezus. En zo zult u het ook begrepen hebben: aan Jezus zelf, aan hem kunt je niet tippen. Maar nadoen wat hij voorgedaan heeft: ja, daar zit wat in...

5 Matteüs 28 : 20b Waar ze ook niet aan kunnen tippen, de volgelingen van Jezus? Vertrouwen hebben, zoals hij. Zo dichtbij God zijn... één met God. (zou dàt de Geest zijn?) Vertrouwen, dat God bij je is, zo dichtbij, dat daar niks tegenop kan, niks ertussen? Zelfs niet... de dood. Dat moet wel haast de Geest zijn Een examen ja, want nú komt het erop aan. Vertrouwen dat niks, zelfs de dood niet, tussen jouw en God in komt - als het erop aan komt. En Jezus, die ook dàt maar even voordoet; wie kan er aan hem tippen? Dood is hij, en òf hij dood is! Het was niet om aan te zien, daar aan dat kruis. Hoezo niks tussen jouw en die God van jou in? En nú komt het erop aan: vertrouw je erop -geloof jedat niks tussen Jezus en die God van hem in kan? De achterliggende vraag is natuurlijk: 'Vertrouw je erop, gelóóf je, dat er niks en niemand tussen God en jouw in kan komen?' Om de examenvraag extra moeilijk te maken -je verdient het niet zomaar: het zijn vrouwen die het komen vertellen. 'Dat Jezus is opgestaan; hij is niet dood, hij leeft!' 'Kom nou, dat zeker óók 'de Geest'?!' Niks hadden vrouwen te vertellen, vroeger, in de tijd van Jezus. Al luisterde Jezus dan soms naar vrouwen -op de vingers van één hand kun je de keren tellenal liet Jezus zich soms met vrouwen in, je hoefde ze niet serieus te nemen. Gelukkig -en natuurlijk- is dat nù anders, maar het maakte de examenvraag er voor de leerlingen des te moeilijker door. 'En of ze nu maar naar Galilea wilden gaan, naar de berg die Jezus aangewezen had.' 5

6 6 Of ze geslaagd zijn, de volgelingen van Jezus? Ze zíjn naar Galilea, naar de berg gegaan. Alle elf, zonder mankeren. Zou dàt de Geest zijn: maar zo doen, al is het tegendraads (omdat vrouwen het gezegd hadden), maar zo doen, zonder na te denken; hoef je ook niet na te denken... zou dàt de Geest zijn? Of ze geslaagd zijn? 'Toen zij hem zagen, aanbaden zij, maar sommigen twijfelden'; de meesten zijn geslaagd, een paar hebben een herkansing... Lieve mensen! De Geest ìs, dat God bij u is, al de dagen van uw leven. Hij heeft alle macht in de hemel en op de aarde! En omdat Jezus het zijn leerlingen -zijn volgelingen, u, u, jij en ikomdat Jezus het vertrouwen, het geloof ons voorgeleefd heeft, daarom kan hij het ons nu voorzeggen: 'Mij is gegeven alle macht... ik ben met jullie, al de dagen...!' De berg op, want dáár moesten ze zijn. Ziet u hem gaan, Mozes? Op de berg moet ook hij zijn. Hij had dat al lang begrepen: als je iets van/met God moet: op de berg moet je zijn. Is het omdat bergpaden onbegaanbaar zijn: zonder gids, zonder een hand van boven gaat het niet... Bergpaden werpen je op jezelf terug. Is het omdat een berg je boven jezelf uittilt, omdat een berg naar de hemel wijst? Mozes had het al lang begrepen. Niet dat hij daar zomaar vanzelf achter kwam

7 Matteüs 28 : 20b (zó werkt de Geest niet). Veertig jaar lang moest hij ervoor berg op - berg af. Zijn volk had het nog niet door: dat je je soms omhoog moet laten tillen, boven jezelf uit; houd je maar vast. Zijn volk had hem wel gezien. De berg op hadden ze Mozes zien gaan om daar de verzekering van God zwart op wit te krijgen: Hij erbij, dichtbij met ons mee... letters, in steen gebeiteld. Mozes hebben ze zien gaan, maar konden zij aan deze man van God tippen? Ze zagen hem gaan; maar terugkomen? Ho maar. En wat moet je dan met zoiets vaag-zwevend: boven jezelf uit, op een berg...? Hier beneden, met beide benen op de grond, hier wordt het leven geleefd! Nee, dan liever een gouden kalf gemaakt. Dàt kun je zien, aanraken, voelen... zó dichtbij. Een God op een berg... een God van dichtbij? Natuurlijk: Mozes wilde God ook zien, Hem aanraken, voelen, als het effen kon. Hij heeft erom gevraagd. Zou jij dat durven vragen? En tot twee keer toe liet God zich zien... aan Mozes. Nou ja, zich laten zien? De eerste keer: hand voor je ogen, alleen van achteren; de tweede keer: in een wolk, mistig, vaag! De eerste keer: van achteren. Volgens de rabbijnen zag Mozes alleen de gebedsriem, de knoop, achterop het hoofd (daar waar het ruggenmerg en de hersenen samenkomen). De tweede keer: in een wolk. Niks te zien, alleen maar wat te horen. Zijn naam riep God uit met dertien van zijn 'eigenschappen': genade, trouw, zonden vergeeft Hij (grote woorden). 7

8 8 Als de rabbijnen bidden om vergeving, -de gebedsriemen om het hoofd en om de armdan noemen zij deze dertien eigenschappen van God. In genade, trouw en vergeving is Hij dichtbij. God laat zich niet zien; Hij laat van zich horen! Ik wil hem zien, Hem aanraken, voelen... Ik krijg te horen van genade, trouw, vergeving. Zou dàt de Geest zijn? Ik wil één met Hem zijn. Hem zo van dichtbij zien, aanraken, Hem binnen in mij voelen... Ja, daarvoor wil ik de berg wel op. Hem zien... en Hem aanbidden, mij helemaal aan Hem geven. Werkt God zelf mijn twijfel niet in de hand? Want nog nooit heb ik gezien, aangeraakt, gevoeld. Hoe kan ik dan aanbidden? Waar is dan 'de Geest'? Was dàt de examenopdracht, die de discipelen kregen? Dat zij zouden geloven, vertrouwen, aanbidden... en dat zij niet zouden twijfelen? U misschien wel, maar ìk lees nergens van 'geslaagd-zijn', nergens van een 'herkansing', nergens van 'gezakt-zijn'. Matteüs heeft zijn evangelie geschreven voor een christelijke gemeente, die nog helemaal uit Joden bestond. In de synagoge waren ze het gewend om wanneer de Tora helemaal uitgelezen was, meteen weer van voren af aan te beginnen. Zoals ook alle feesten steeds opnieuw gevierd worden. Steeds opnieuw, elk jaar dezelfde cirkelgang. Matteüs wijst aan het einde van zijn evangelie

9 Matteüs 28 : 20b ook weer terug naar het begin, het eerste hoofdstuk. Dat eerste hoofdstuk begint hij met de stamboom, de stamboom van Jezus Christus, de zoon van David, de zoon van Abraham. Abraham, met wie het allemaal begonnen is: de geschiedenis van Israël, van David, van Jezus Christus, Abraham, met wie het begonnen is: 'met u zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden'. Daar gaat het Matteüs om: dat in Abraham, in Israël, in Jezus Christus, 'alle volken van de wereld gezegend worden'. Daarom: geslaagd of niet-geslaagd: 'ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen'. Waarom: 'om hun te leren dat zij zich moeten houden aan alles wat ik jullie opgedragen heb'. heeft 'Alles wat Jezus opgedragen heeft', wat hij voorgeleefd, voorgezegd -zoals God zelf zich laat uitzeggenvoorgezegd -natuurlijk- op de berg. Zijn 'bergrede' uitgeleefd: wat je gehoord hebt, wat met letters in steen gegrift is, doe dat, en God zal bij je zijn, dichtbij, tot aan de voltooing van de wereld. Dàt is de Geest. Amen. 15 Zingen: Lied 825 : 3 en 4 16 GEBEDEN Onze Vader Onze Vader in de hemel, laat uw naam geheiligd worden, laat uw koninkrijk komen en uw wil gedaan worden op aarde zoals in de hemel. Geef ons vandaag het brood dat wij nodig hebben. Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij hebben vergeven wie ons iets schuldig was. En breng ons niet in beproeving, maar red ons uit de greep van het kwaad. Want aan U behoort het koningschap, de macht en de majesteit tot in eeuwigheid. Amen. 9

10 17 Inzameling van de gaven 18 Zingen: Lied 675 : 1 en 2 Geest van hierboven 19 ZEGEN Gaat heen in vrede, in de verwachting van de toekomst van onze Heer. De genade van onze Heer Jezus Christus en de liefde van God en de gemeenschap van de heilige Geest zij met u allen. Zingen: Amen. 10