ECLI:NL:PHR:2009:BI7190 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 07/10974
|
|
- Ludo Boer
- 6 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 ECLI:NL:PHR:2009:BI7190 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 07/10974 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BI7190 Civiel recht Onrechtmatige overheidsdaad. Verjaring. Strafrechtelijk beslag. Dat de staat niet heeft ver-meld wat er met het in beslag genomen geld is gebeurd, levert geen grond op voor verlenging van verjaringstermijn op de voet van art. 3:321 lid, aanhef en onder f, BW; geen stuitings-handeling. Vindplaatsen Rechtspraak.nl RvdW 2009, 908 NJB 2009, 1609 JWB 2009/297 Conclusie 07/10974 mr. De Vries Lentsch-Kostense Zitting 29 mei 2009 Conclusie inzake [Eiser] tegen De Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie) Inleiding 1. In deze zaak gaat het om de rechtsvordering tot schadevergoeding van thans eiser tot cassatie, hierna: [eiser], tegen thans verweerder in cassatie, hierna: de Staat. Overwegende dat [eiser] zijn rechtsvordering tot schadevergoeding baseert op onrechtmatige daad - bestaande in verduistering doordat de Staat het ten laste van hem in beslag genomen geld dat hij voor anderen in bewaring had, niet aan hem uitbetaalt maar onder zich houdt hoewel voor de Staat een verplichting tot teruggave is ontstaan nadat elk strafvorderlijk belang bij het beslag was komen te vervallen - heeft het hof
2 geoordeeld dat deze rechtsvordering is verjaard op de voet van art. 3:310 lid 1 BW. Het middel komt op tegen 's hofs oordeel dat zich hier niet de uitzondering van art. 3:321 lid 1 aanhef en onder f BW voordoet en dat de verjaring niet is gestuit. 2. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan (zie rov. 1.1 t/m 1.6 van het in zoverre in cassatie niet bestreden arrest van het hof te 's-gravenhage van 12 april 2007 en rov. 1.1 t/m 1.7 van het vonnis van de rechtbank te 's-gravenhage van 20 april 2005): i) Bij arrest van 24 mei 1988 heeft het hof te 's-gravenhage het vonnis van de rechtbank bekrachtigd waarbij [eiser] wegens handel in cocaïne en heroïne werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar en een geldboete van f ,- subsidiair zes maanden vervangende hechtenis. Over het in het kader van de strafzaak in beslag genomen geld is geen enkele beslissing genomen. Het tegen dit arrest ingestelde cassatieberoep is bij uitspraak van de Hoge Raad van 21 maart 1989 verworpen. ii) In het strafrechtelijk onderzoek tegen [eiser] is ten laste van [eiser] beslag gelegd op contanten die op diverse plaatsen zijn aangetroffen, en op bankrekeningen. In totaal is een bedrag van f ,- ter griffie van de rechtbank te 's-gravenhage gedeponeerd. iii) [Eiser] heeft op 23 augustus 1988, zijnde na afloop van zijn strafzaak bij het hof en hangende de cassatieprocedure, een klaagschrift ex art. 552a Sv. ingediend bij de strafkamer van het hof. De inhoud van het klaagschrift is in deze procedure niet bekend geworden, maar aangenomen moet worden dat die strekte tot teruggave aan [eiser] van ten laste van hem in beslag genomen gelden. Na afloop van de cassatieprocedure heeft de toenmalige advocaat van [eiser] bij brief van 19 november 1990 dit klaagschrift ingetrokken. iv) Behalve [eiser] hebben ook zijn ex-echtgenote [betrokkene 1] en zijn halfbroer [betrokkene 2] klaagschriften ex art. 552a Sv. ingediend strekkende tot teruggave aan hen van een deel van het ten laste van [eiser] in beslag genomen geld. De uitspraak op het klaagschrift van [betrokkene 1], die teruggave vroeg van een onder haar ten laste van [eiser] in beslag genomen bedrag van f ,48, is in deze procedure niet bekend geworden. Uit een computeruitdraai heeft de Staat afgeleid dat [betrokkene 2] in zijn klacht strekkende tot teruggave aan hem van f ,- door de Hoge Raad bij arrest van 20 mei 1997 niet-ontvankelijk is verklaard. v) De procureur-generaal bij het hof te 's-gravenhage heeft [eiser] in zijn brief van 22 februari 1991 voorgesteld om de geldboete te verrekenen met de in beslag genomen gelden, maar [eiser] heeft daartegen bezwaar gemaakt. De procureur-generaal heeft de boete niet op het in beslag genomen geld verhaald. [Eiser] heeft de vervangende hechtenis uitgezeten in de periode van 30 december 1993 tot 28 juni vi) De raadsman van [eiser] heeft bij brief van 13 oktober 1998 de procureur-generaal over de onder [eiser] in beslag genomen bedragen geschreven. 3. [Eiser] heeft bij inleidende dagvaarding van 14 mei 2004 gevorderd de Staat te veroordelen tot betaling van ,15 met rente, stellende - onder meer - dat hij de vervangende hechtenis voor de opgelegde geldboete van f ,- heeft uitgezeten, zodat de in beslag genomen geldbedragen niet meer met de opgelegde geldboete verrekend kunnen worden en aan hem moeten worden terugbetaald en dat de Staat onrechtmatig jegens hem handelt door zulks te weigeren. De Staat heeft zich primair verweerd met de stelling dat [eiser] in zijn vordering niet kan worden ontvangen omdat hij de procedure van art. 552a Sv. niet (volledig) heeft gevolgd. Subsidiair heeft de Staat aangevoerd dat de vordering van [eiser] is verjaard. 4. De rechtbank te 's-gravenhage heeft in haar vonnis van 20 april 2005 het primaire verweer van de Staat gehonoreerd. In een overweging ten overvloede heeft de rechtbank het subsidiaire verweer van de Staat eveneens gegrond bevonden, waartoe de rechtbank heeft overwogen dat de vordering voor zover gebaseerd op onrechtmatige daad bestaande in het na 28 juni 1994 ten onrechte onder zich houden van de in beslag genomen geldbedragen, gezien art. 3:310 lid 1 BW op 29 juni 1999 is
3 verjaard aangezien de onrechtmatigheid dan vanaf 28 juni 1994 zou bestaan en van een stuiting vóór die datum niet is gebleken. De rechtbank heeft het beroep op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid verworpen met de overweging dat niets [eiser] in de weg stond om vanaf 28 juni 1994 een procedure aanhangig te maken, althans de verjaring tijdig te stuiten en dat daaraan niet afdoet dat [eiser] niet (meer) wist wat de precieze hoogte was van het door de Staat in beslag genomen bedrag. De rechtbank heeft ten slotte de vorderingen van [eiser] afgewezen. 5. [Eiser] heeft hoger beroep ingesteld onder aanvoering van twee grieven. Hij heeft zich daarbij beroepen op verlenging van de verjaringstermijn op grond van art. 3:321 lid 1 aanhef en onder f BW, daartoe aanvoerende dat de Staat als schuldenaar opzettelijk het bestaan van de schuld en de opeisbaarheid ervan verborgen heeft gehouden door hem in het ongewisse te laten over de vraag of het beslag was opgeheven, wat er nog aan geld restte en of er al dan niet geld aan anderen was teruggegeven. Voorts heeft hij zich beroepen op stuiting van de verjaring. 6. Het hof te 's-gravenhage heeft het vonnis van de rechtbank met verbetering van gronden bekrachtigd. Het heeft gegrond verklaard de (eerste) grief gericht tegen het oordeel dat [eiser] niet in zijn vordering kan worden ontvangen. Daartoe heeft het overwogen dat de verplichting tot teruggave na inbeslagname niet een verplichting is waarvan bij de civiele rechter nakoming kan worden gevorderd, doch dat niet-nakoming van deze verplichting tot teruggave wel leidt tot aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad en dat de civiele rechter op de vordering uit onrechtmatige daad moet beslissen. In dat verband overwoog het hof (in rov. 6) het volgende omtrent de aard en inhoud van de vordering van [eiser]: "Voor de Staat is een verplichting tot teruggave ontstaan, nadat elk strafvorderlijk belang bij het beslag is komen te vervallen en de Staat het onder [eiser] in beslaggenomen goed voor hem is gaan bewaren. [eiser] baseert zijn vordering, zo leidt het hof af uit hetgeen [eiser] bij gelegenheid van de comparitie van partijen en in zijn memorie van grieven naar voren heeft gebracht, op onrechtmatige daad, bestaand in verduistering, doordat de Staat het ten laste van hem in beslaggenomen geld dat hij voor anderen in bewaring had, niet aan hem uitbetaalt maar onder zich houdt. Vervolgens heeft het hof op het subsidiair gedane beroep op verjaring - in verband met de devolutieve werking van het appel en de tweede grief - overwogen als volgt: "8. Partijen zijn het erover eens dat de verjaringstermijn is aangevangen op 28 juni 1994, het moment waarop [eiser] de voorlopige (lees: vervangende; plv. P-G) hechtenis heeft uitgezeten. Dit aanvangstijdsitp heeft daarom voor het hof als uitgangspunt te gelden. 9. [Eiser] beroept zich op stuiting van de verjaring, althans, zo stelt hij in hoger beroep voorts, doet zich de uitzondering van art. 3:321, eerste lid, onder f BW voor en is de verjaringstermijn verlengd omdat de Staat als schuldenaar opzettelijk het bestaan van de schuld en de opeisbaarheid daarvan verborgen heeft gehouden. [eiser] werd, zo stelt hij, in het ongewisse gelaten over de vraag of het beslag was opgeheven, wat er nog aan geld restte en of er al dan niet geld aan anderen was teruggegeven. 10. De door [eiser] ingeroepen uitzonderingssituatie doet zich naar het oordeel van het hof niet voor. Het gaat hier om een onrechtmatige daad van de Staat en de geldsom die wordt gevorderd, zo begrijpt het hof, is een vergoeding van de schade die hij ten gevolge daarvan heeft geleden. Een rechtsvordering tot vergoeding van schade verjaart ingevolge art. 3:310 BW door verloop van vijf jaren na aanvang van de dag waarop de benadeelde met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. Bij gelegenheid van de comparitie van partijen heeft [eiser] erkend dat hij destijds alle kennisgevingen van inbeslagneming heeft ontvangen. Hij was dus destijds bekend met de strafvorderlijke beslagen. Hij was tevens op de hoogte van de onherroepelijkheid van de uitspraak van het hof alsmede van het tijdstip waarop hij zijn vervangende hechtenis had uitgezeten, waarna de opgelegde boete in elk geval niet meer op het inbeslaggenomen geld kon worden verhaald. Aan [eiser] waren dus in elk geval op laatstgenoemd tijdstip, 28 juni 1994, de schade, de
4 aansprakelijke persoon en de opeisbaarheid van de schadevergoeding bekend. Dat de omvang van de schade hem niet bekend was, is niet van belang voor de beoordeling van het antwoord op de vraag of de verjaringstermijn is aangevangen. Het beroep op stuiting van de verjaring heeft het hof verworpen in de rechtsoverwegingen van zijn arrest. Vooropstellend dat - zoals eerder overwogen - als aanvangstijdstip van de verjaringstermijn heeft te gelden 28 juni 1994, heeft het hof daartoe overwogen dat de enige brief die de raadsman van [eiser] na het aanvangstijdstip van de verjaring maar vóór het verstrijken van de verjaringstermijn van vijf jaren aan de Staat heeft geschreven, die van 13 oktober 1998, niet als een stuitingshandeling kan gelden aangezien deze brief niet een mededeling is waarin [eiser] zich ondubbelzinnig het recht op schadevergoeding voorbehoudt, doch veeleer een verzoek om inlichtingen, zodat het beroep op stuiting van de verjaring niet opgaat en de rechtsvordering is verjaard. 7. [Eiser] heeft (tijdig) cassatieberoep ingesteld. De Staat heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. Beide partijen hebben hun standpunten schriftelijk toegelicht, waarna [eiser] heeft gerepliceerd. Het cassatiemiddel 8. Middelonderdeel A richt zich - mede gelet op de aanhef van het cassatiemiddel waarin wordt geklaagd over schending van het bepaalde in de art. 3:309 BW (bedoeld zal zijn 3:310 BW) juncto art. 3:321 BW - kennelijk tegen rechtsoverweging 10 (hiervoor geciteerd) van het bestreden arrest waarin het hof overweegt dat het beroep van [eiser] op de verlengingsgrond (de uitzonderingsgrond) van art. 3:321 lid 1 aanhef en onder f BW niet opgaat omdat de door [eiser] ingeroepen uitzonderingssituatie (te weten dat de Staat als schuldenaar opzettelijk het bestaan van de schuld en de opeisbaarheid daarvan verborgen heeft gehouden) zich niet voordoet. Het onderdeel betoogt dat het hof ten onrechte tot de conclusie komt dat de Staat de schade, de aansprakelijke persoon en de opeisbaarheid van de schadevergoeding niet voor [eiser] verborgen heeft gehouden, nu uit de brieven die bij memorie van grieven aan het hof zijn overgelegd - te weten de brieven gedateerd 6 november 1990, 19 november 1990, 22 februari 1990, 5 maart 1991, 11 maart 1991, 20 december 1991, 9 juli 1993, 13 oktober 1998, 1 december 2000, 9 juli 2001, 2 februari 2002, 17 februari 2003 en 7 januari volstrekt duidelijk is dat de Staat bij monde van de procureur-generaal bij het hof te 's-gravenhage [eiser] volstrekt in het ongewisse heeft gelaten op voornoemde punten. Met name omdat [eiser] zelf steeds heeft betoogd dat het geld dat onder hem en zijn toenmalige partner in beslag was genomen niet alleen van hem was maar ook van de toenmalige partner en ook van zijn halfbroer, was het voor [eiser] volstrekt onduidelijk of het bedrag wellicht geheel of ten dele aan hen was uitgekeerd, in welk geval [eiser] geen vordering zou hebben gehad. Door [eiser] aldus in het ongewisse te laten, is de verjaringstermijn niet gaan lopen. Zo betoogt het middel. 9. Bij de behandeling van dit middelonderdeel moet het volgende worden vooropgesteld. Art. 3:320 BW bepaalt dat wanneer een verjaringstermijn zou aflopen tijdens het bestaan van een verlengingsgrond of binnen zes maanden na het verdwijnen van een zodanige grond, de termijn voortloopt totdat zes maanden na het verdwijnen van die grond zijn verstreken. Art. 3:321 lid 1 aanhef en onder f BW bepaalt dat een grond voor verlenging van de verjaring bestaat tussen de schuldeiser en zijn schuldenaar die opzettelijk het bestaan van de schuld of de opeisbaarheid daarvan verborgen houdt. In de TM wordt de bepaling van art. 3:321 lid 1 aanhef en onder f (dat toen nog slechts zag op het verborgen houden van het bestaan van de schuld) als volgt toegelicht (Parl. Gesch. Boek 3, p. 938): "Het hier genoemde verzwijgen kan plaats vinden tegen de oorspronkelijke schuldeiser - b.v. de erfgenaam verzwijgt opzettelijk een legaat voor de legataris - of tegen diens rechtverkrijgenden - b.v. een schuldenaar uit verbruikleen houdt opzettelijk jegens de erfgenamen van de schuldeiser het bestaan van zijn schuld geheim. Wordt in zodanige gevallen door de schuldeiser later het verborgen
5 houden ontdekt, dan kan hem geen voltooide verjaring worden tegengeworpen." De aanvulling van de onderhavige bepaling met het geval van verzwijging van de opeisbaarheid van de schuld is in de M.v.T. Inv. als volgt toegelicht (Parl. Gesch. Boek 3 (Inv. 3, 5 en 6), p. 1412): "De schuldenaar die "het bestaan van de schuld" opzettelijk voor de schuldeiser verborgen houdt, zal zich een beroep op verlenging van de verjaring moeten laten welgevallen. Het zelfde behoort te gelden in geval van het opzettelijk verborgen houden van de verschijning van het onzekere tijdstip of de vervulling van de voorwaarde, wanneer hij dit tijdstip of de vervulling kent, maar de schuldeiser niet." 10. Uit de hiervoor geciteerde passages uit de wetsgeschiedenis moet worden afgeleid dat bij het verborgen houden van het bestaan van de schuld in het bijzonder moet worden gedacht aan het verborgen houden van de (rechts)feiten die de grond vormen voor het bestaan van de vordering. Een weigering de vordering te erkennen of te betalen kan niet worden aangemerkt als het verborgen houden van het bestaan van de vordering. Aldus ook uw Raad in zijn arrest van 1 november 2001, NJ 2002, 600, waarin het ging om de vraag of de verjaring van de rechtsvordering van een voormalig werknemer op zijn werkgever tot vergoeding van overuren was verlengd op de grond dat de werkgever het verzoek van de werknemer om uitbetaling steeds aldus had beantwoord dat de werknemer geen recht op een overwerktoeslag had. Ik moge hier ook verwijzen naar mijn conclusie voor genoemd arrest, waarin ik in dit verband nog aantekende dat de werkgever niet was gehouden de vordering te erkennen en dat het hem vrijstond op dit punt een juridisch dispuut aan te gaan, zij het dat het opzettelijk doen van onjuiste mededelingen onder omstandigheden kan meebrengen dat het beroep van de werkgever op verjaring naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, waarbij in het bijzonder van belang is of de werknemer in de onmogelijkheid verkeerde de mededelingen van zijn werkgever op juistheid te laten toetsen. De verlengingsgrond van art. 3:321 lid 1 aanhef en onder f zal naar mijn oordeel uit zijn aard niet van toepassing kunnen zijn in geval het gaat om de korte verjaringstermijn van een rechtsvordering tot vergoeding van schade - zoals de onderhavige rechtsvordering tot schadevergoeding uit onrechtmatige daad - nu deze verjaringstermijn ingevolge art. 3:310 lid 1 BW pas aanvangt op de dag volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. In zijn arrest van 31 oktober 2003, NJ 2006, 112, m.nt. C.E. du Perron, is uw Raad tegen de achtergrond van zijn in dat arrest vermelde rechtspraak en in het licht van de mede naar aanleiding van deze arresten verschenen literatuur, tot het oordeel gekomen dat de korte verjaringstermijn van art. 3:310 lid 1 BW gelet op de strekking van deze bepaling pas begint te lopen op de dag na die waarop de benadeelde daadwerkelijk in staat is een rechtsvordering tot vergoeding van de schade in te stellen. Van het aanvangen van deze verjaringstermijn betreffende een rechtsvordering tot vergoeding van schade zal derhalve geen sprake zijn ingeval de schuldenaar opzettelijk het bestaan van de schuld of de opeisbaarheid daarvan verborgen houdt en derhalve evenmin van verlenging van de verjaring, die gelet op art. 3:320 BW alleen mogelijk is ten aanzien van een lopende verjaring. Ook uit de hiervoor aangehaalde wetsgeschiedenis maak ik op dat de hier bedoelde verlengingsgrond van art. 3:321 lid 1 aanhef en onder f (het opzettelijk verborgen houden van het bestaan van de schuld of de opeisbaarheid daarvan) niet ziet op gevallen waarin de verjaringstermijn van de rechtsvordering niet aanvangt zolang de schuldeiser onbekend is met het ontstaan van de vordering of de persoon van de schuldenaar. Uit deze wetsgeschiedenis maak ik op dat bedoelde verlengingsgrond ziet op gevallen waarin de verjaringstermijn kan aanvangen terwijl de schuldeiser onbekend is met het ontstaan van de vordering of de persoon van de schuldenaar, zoals bijvoorbeeld ingeval het gaat om de verjaring van een rechtsvordering tot nakoming van verbintenissen uit overeenkomst tot een geven of een doen, welke rechtsvordering ingevolge art. 3:307 BW verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden. Zie de volgende passage in de M.v.T. Inv. die voorafgaat aan de hiervoor uit deze
6 toelichting geciteerde passage die ik volledigheidshalve in het nu volgende citaat betrek (Parl. Gesch. Boek 3 (Inv. 3, 5 en 6), p. 1412): "Ten slotte verdient nog aandacht dat art (art. 3:307; plv. P-G) - anders dan de artikelen a, 13 en 13aa (artt. 3:309, 310 en 311; plv. P-G) geen rekening houdt met de mogelijkheid dat de schuldeiser onbekend is met het ontstaan van de vordering of de persoon van de schuldenaar. Vooropgesteld moet worden dat dit geval zich hier minder makkelijk dan bij de artikelen a, 13 en 13aa kan voordoen. Wie een overeenkomst aangaat, kent zijn wederpartij en pleegt ook te weten wanneer zijn recht op nakoming opeisbaar wordt. Er kunnen echter gevallen zijn, waarin dit laatste anders is, met name wanneer de opeisbaarheid afhankelijk is van een tijdsbepaling of een onzeker tijdstip of van een opschortende voorwaarde. Ook voor deze gevallen is echter van een bijzondere regel afgezien. In beginsel is het aan de schuldeiser om ervoor te zorgen, dat hij van de verschijning van dit tijdstip of van de vervulling van de voorwaarde tijdig op de hoogte is. (...) Wel zal de schuldeiser tegenover een beroep op verjaring als bedoeld in artikel soms een verweer kunnen ontlenen aan art onder f (art. 3:321 lid 1 onder f; plv. P-G). De schuldeiser die het bestaan van de schuld opzettelijk voor de schuldeiser verborgen houdt, zal zich een beroep op verlenging van de verjaring moeten laten welgevallen. Hetzelfde behoort te gelden in geval van het opzettelijk verborgen houden van de verschijning van het onzekere tijdstip of de vervulling van de voorwaarde, wanneer hij dit tijdstip of deze vervulling kent, maar de schuldeiser niet." 11. Het hof heeft - zoals hiervoor aangegeven - in rechtsoverweging 6 in cassatie onbestreden vooropgesteld dat voor de Staat een verplichting tot teruggave is ontstaan nadat elk strafvorderlijk belang bij het beslag is komen te vervallen en de Staat het onder [eiser] in beslaggenomen goed voor hem is gaan bewaren, en voorts dat [eiser] zijn vordering baseert op onrechtmatige daad, bestaande in verduistering, doordat de Staat het ten laste van hem in beslaggenomen geld dat hij voor anderen in bewaring had, niet aan hem uitbetaalt doch onder zich houdt. Het hof heeft vervolgens in rechtsoverweging 8 vooropgesteld dat partijen het erover eens zijn dat de verjaringstermijn op 28 juni, het moment waarop [eiser] de vervangende hechtenis heeft uitgezeten, is aangevangen. Het hof heeft vervolgens het beroep van [eiser] op de verlengingsgrond van art. 3:321 lid 1 onder f BW verworpen met de overweging dat de door [eiser] ingeroepen uitzonderingssituatie zich niet voordoet. Het gaat hier immers, aldus het hof, om een rechtsvordering tot vergoeding van de schade die is geleden ten gevolge van een onrechtmatige daad van de Staat. Een zodanige rechtsvordering tot vergoeding van schade verjaart ingevolge art. 3:310 lid 1 BW door verloop van vijf jaren na aanvang van de dag waarop de benadeelde met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. Aan [eiser] waren in elk geval op 28 juni 1994 de schade, de aansprakelijke persoon en de opeisbaarheid van de schadevergoeding bekend nu hij destijds - naar hij heeft erkend - alle kennisgevingen van inbeslagneming heeft ontvangen zodat hij destijds bekend was met de strafvorderlijke beslagen, en nu hij tevens op de hoogte was van de onherroepelijkheid van de uitspraak van het hof alsmede van het tijdstip waarop hij zijn vervangende hechtenis had uitgezeten, waarna de opgelegde boete in elk geval niet meer op het in beslag genomen geld kon worden verhaald. Dat de omvang van de schade hem niet bekend was, is niet van belang voor de beoordeling van het antwoord op de vraag of de verjaringstermijn is aangevangen. 12. In het midden kan blijven of het hof met zijn rechtsoverweging 8, waarin het vooropstelt dat partijen het erover eens zijn dat "de verjaringstermijn is aangevangen" op 28 juni 1994, het moment waarop [eiser] de vervangende hechtenis heeft uitgezeten, bedoelt aan te geven dat partijen het erover eens zijn dat op dat moment de vordering tot schadevergoeding wegens onrechtmatige daad is ontstaan en opeisbaar is geworden. Het hof heeft geoordeeld dat de door [eiser] ingeroepen uitzonderingssituatie - te weten de in art. 3:321 lid 1 aanhef en onder f BW dat de verjaringstermijn wordt verlengd omdat de Staat als schuldenaar opzettelijk het bestaan van de schuld en de opeisbaarheid daarvan verborgen heeft gehouden - zich niet voordoet. Het heeft zijn oordeel gemotiveerd met de overweging dat de verjaringstermijn van de rechtsvordering tot
7 schadevergoeding ingevolge art. 3:310 lid 1 BW op 28 juni 1994 is aangevangen omdat [eiser] op die datum bekend was met de schade, de aansprakelijke persoon en de opeisbaarheid van de schadevordering (zodat [eiser], zo merk ik hierbij op, daadwerkelijk in staat was een rechtsvordering tot vergoeding van deze schade in te stellen). 's Hofs oordeel geeft tegen de achtergrond van hetgeen ik hiervoor onder 9 en 10 vooropstelde niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting omtrent hetgeen geldt met betrekking tot de aanvang van de vijfjarige verjaringstermijn van een rechtsvordering als de onderhavige en met betrekking tot de verlengingsgrond van art. 3:321 lid 1 aanhef en onder f BW. Daarop stuiten de rechtsklachten van middelonderdeel A af, in welk onderdeel ik zowel de klacht meen te moeten ontwaren dat het hof ten onrechte het beroep op bedoelde verlengingsgrond heeft afgewezen als de klacht dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de vijfjarige verjaringstermijn is aangevangen, waarbij het middel overigens geen duidelijk onderscheid maakt tussen de aanvang van de verjaring en de verlenging van de verjaring die uit haar aard slechts kan zien op een lopende verjaring. De klacht dat de Staat de schade, de aansprakelijke persoon en de opeisbaarheid van de schadevergoeding voor [eiser] "verborgen heeft gehouden" gelet op de in het middel genoemde (in het A-dossier ontbrekende) brieven, die overigens ten dele dateren van na 29 juni 1999, de dag waarop naar 's hofs oordeel de verjaring is voltooid, faalt. Deze klacht gaat kennelijk ervan uit dat van bekendheid met de schade waarop [eiser] aanspraak maakt, de aansprakelijke persoon en de opeisbaarheid van de vordering tot schadevergoeding geen sprake kon zijn zolang [eiser] in het ongewisse verkeerde over de vraag of het door de Staat in beslag genomen bedrag geheel of ten dele reeds was uitgekeerd aan degene aan wie het bedrag naar zeggen van [eiser] toebehoorde. Dat uitgangspunt is evenwel niet juist nu deze kwestie niet betreft een (rechts)feit dat de grond vormt voor het bestaan van de vordering tot schadevergoeding uit onrechtmatige daad die - naar het hof in cassatie onbestreden heeft vastgesteld - op de Staat rust omdat de Staat het ten laste van [eiser] in beslag genomen geld niet aan hem uitbetaalt maar onder zich houdt hoewel elk strafvorderlijk belang bij het beslag is komen te vervallen. Het gaat hier om een verweer waarop de Staat zich althans naar [eiser]s kennelijke verwachting zou kunnen (gaan) beroepen. De door het middel bedoelde onzekerheid maakte niet dat [eiser] - wegens onbekendheid met de door hem gevorderde schade en de aansprakelijke persoon als bedoeld in art 3:310 lid 1 BW of wegens het opzettelijk door de Staat verborgen houden van het bestaan van de schuld of de opeisbaarheid daarvan - niet daadwerkelijk in staat was de rechtsvordering tegen de Staat in te stellen. 13. Middelonderdeel B is gericht tegen het oordeel van het hof dat het beroep op stuiting van de verjaring moet worden verworpen nu de enige brief die de raadsman van [eiser] na het aanvangstijdstip van de verjaring maar vóór het verstrijken van de verjaringstermijn van vijf jaren aan de Staat heeft geschreven, die van 13 oktober 1998, niet als een stuitingshandeling kan gelden aangezien deze brief niet een mededeling is waarin [eiser] zich het recht op schadevergoeding ondubbelzinnig voorbehoudt, doch veeleer een verzoek om inlichtingen. Het middelonderdeel klaagt dat de inhoud van de brief moet worden bezien in samenhang met alle andere brieven die hij heeft geschreven, althans zijn diverse raadslieden hebben geschreven aan de procureur-generaal bij het hof te 's-gravenhage, en dat uit die brieven in onderlinge samenhang gelezen zonder meer naar voren komt dat [eiser] van oordeel is dat hij, nu hij de vervangende hechtenis heeft uitgezeten, het beslagen geld, als dat niet aan anderen is uitgekeerd, zelf dient te ontvangen. 14. Deze klacht faalt reeds omdat zij uitgaat van de onjuiste veronderstelling dat een brief waaruit afgeleid zou moeten worden dat [eiser] van oordeel is dat hij het beslagen geld dient te ontvangen (nog daargelaten dat het hier gaat om een vordering tot schadevergoeding), zou kunnen gelden als een stuitingshandeling. Het hof is terecht ervan uitgegaan dat stuiting van de verjaring slechts aan de orde kan zijn in de periode waarin de verjaringstermijn loopt en voorts dat een brief - gelet op art. 3:317 lid 1 BW - een lopende verjaring van een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis slechts kan stuiten ingeval de brief een aanmaning bevat of een mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt. Daarbij geldt dat de woorden "een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming
8 voorbehoudt" moeten worden begrepen in het licht van de strekking van een stuitingshandeling van deze aard, welke neerkomt op een voldoende duidelijke waarschuwing aan de schuldenaar dat hij, ook na het verstrijken van de verjaringstermijn, rekening ermee moet houden dat hij de beschikking houdt over zijn gegevens en bewijsmateriaal, opdat hij zich tegen een dan mogelijkerwijs alsnog door de schuldeiser ingestelde rechtsvordering behoorlijk kan verweren. Zie HR 14 februari 1997, NJ 1997, 244; HR 1 december 2000, NJ 2001, 46 en HR 25 januari 2002, NJ 2002, 169. 's Hofs oordeel dat de brief van 13 oktober 1998 niet een mededeling is waarin [eiser] zich ondubbelzinnig het recht op schadevergoeding voorbehoudt, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is ook niet onbegrijpelijk. Conclusie De conclusie strekt tot verwerping van het beroep. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
Conclusie. Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie - JOL 2002, 532 NJ 2002, 558 RvdW 2002, 159 JWB 2002/365
ECLI:NL:PHR:2002:AE4430 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 11-10-2002 Datum publicatie 11-10-2002 Zaaknummer C00/345HR Formele relaties Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2002:AE4430 Rechtsgebieden
Nadere informatieECLI:NL:HR:2010:BO2558
ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558
Nadere informatieECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie
ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 20-06-2008 Datum publicatie 20-06-2008 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie C07/041HR
Nadere informatieECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06
ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 06-03-2007 Datum publicatie 06-03-2007 Zaaknummer 00636/06 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie
Nadere informatieIn cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483
ECLI:NL:HR:2014:2652 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-09-2014 Datum publicatie 10-09-2014 Zaaknummer 13/01257 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie In cassatie op
Nadere informatieECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239
ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 14-11-2006 Datum publicatie 17-01-2007 Zaaknummer 2006/346 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger
Nadere informatieECLI:NL:PHR:2013:873 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04481
ECLI:NL:PHR:2013:873 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 20-09-2013 Datum publicatie 08-11-2013 Zaaknummer 12/04481 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie
Nadere informatieECLI:NL:HR:2017:479. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/01158
ECLI:NL:HR:2017:479 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 21-03-2017 Datum publicatie 21-03-2017 Zaaknummer 16/01158 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:167,
Nadere informatieECLI:NL:PHR:2009:BG2238 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie
ECLI:NL:PHR:2009:BG2238 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 30-01-2009 Datum publicatie 30-01-2009 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie C07/181HR
Nadere informatieECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392
ECLI:NL:HR:2014:156 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 24-01-2014 Datum publicatie 24-01-2014 Zaaknummer 13/00392 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1257,
Nadere informatieECLI:NL:RBROT:2015:4468
ECLI:NL:RBROT:2015:4468 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 24-06-2015 Datum publicatie 14-07-2015 Zaaknummer C-10-459512 - HA ZA 14-950 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel
Nadere informatieECLI:NL:OGEAA:2016:286
ECLI:NL:OGEAA:2016:286 Instantie Datum uitspraak 13-04-2016 Datum publicatie 02-05-2016 Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba Zaaknummer K.G. 482 van 2016 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie
Nadere informatieECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341
ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 Instantie Datum uitspraak 24-04-2013 Datum publicatie 24-04-2013 Zaaknummer 20-000702-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht
Nadere informatieECLI:NL:HR:2006:AW3559
ECLI:NL:HR:2006:AW3559 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 03-10-2006 Datum publicatie 02-07-2008 Zaaknummer 01447/05 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AW3559
Nadere informatieECLI:NL:GHDHA:2013:4308
ECLI:NL:GHDHA:2013:4308 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 12-11-2013 Datum publicatie 14-11-2013 Zaaknummer 200.092.575 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer
ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-06-2008 Datum publicatie 12-02-2009 Zaaknummer 104.003.290 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht
Nadere informatieEen onderzoek naar het geen gevolg geven aan een rechterlijke uitspraak door het Openbaar Ministerie te Den Haag
Rapport Een onderzoek naar het geen gevolg geven aan een rechterlijke uitspraak door het Openbaar Ministerie te Den Haag Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de klacht over het Openbaar Ministerie
Nadere informatieVergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag
RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek
Nadere informatieJA 2017/99 met annotatie van mr. L. Boersma
ECLI:NL:PHR:2017:47 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 03-02-2017 Datum publicatie 21-04-2017 Zaaknummer 16/01604 Formele relaties Rechtsgebieden Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:757, Gevolgd
Nadere informatieECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642
ECLI:NL:HR:2018:484 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 30-03-2018 Datum publicatie 30-03-2018 Zaaknummer 17/01642 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:46
Nadere informatieECLI:NL:RBOVE:2017:2237
ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 31-05-2017 Zaaknummer 08/910083-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Raadkamer
Nadere informatieECLI:NL:RBAMS:2017:2714
ECLI:NL:RBAMS:2017:2714 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 25-04-2017 Datum publicatie 01-05-2017 Zaaknummer RK 16/7321 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Rekestprocedure
Nadere informatieECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd
ECLI:NL:HR:2017:1064 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-06-2017 Datum publicatie 09-06-2017 Zaaknummer 16/04866 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410,
Nadere informatieECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD
ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 06-05-2014 Datum publicatie 07-05-2014 Zaaknummer HD 200.134.974_01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger
Nadere informatieECLI:NL:CRVB:2007:BA2284
ECLI:NL:CRVB:2007:BA2284 Instantie Datum uitspraak 28-03-2007 Datum publicatie 05-04-2007 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 04-5151 WAO Bestuursrecht
Nadere informatieArtikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.
Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking
Nadere informatieECLI:NL:RBHAA:2003:AO1229
ECLI:NL:RBHAA:2003:AO1229 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 24-12-2003 Datum publicatie 05-01-2004 Zaaknummer 207961 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste aanleg
Nadere informatieECLI:NL:GHSHE:2017:3619
ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 Instantie Datum uitspraak 15-08-2017 Datum publicatie 16-08-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.216.119_01
Nadere informatieHof van Cassatie van België
7 NOVEMBER 2014 C.14.0122.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.14.0122.N 1. M. H., 2. A. D. K., eisers, toegelaten tot de rechtsbijstand bij beslissing van 6 januari 2014 (nr. G.13.0163.N) vertegenwoordigd
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 1659/05
ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 30-08-2007 Datum publicatie 14-12-2007 Zaaknummer 1659/05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger
Nadere informatieZoekresultaat inzien document ECLI:NL:HR:2016:2222. Uitspraak
Zoekresultaat inzien document ECLI:NL:HR:2016:2222 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 30 09 2016 Datum publicatie 30 09 2016 Zaaknummer 15/01943 Formele relaties Rechtsgebieden Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:473,
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer
ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 08-10-2013 Datum publicatie 06-01-2014 Zaaknummer 200.121.491-01 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie
Nadere informatieECLI:NL:RBGEL:2016:2558
ECLI:NL:RBGEL:2016:2558 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 12-05-2016 Datum publicatie 19-05-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 7447 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie
Nadere informatieECLI:NL:RBROT:2011:BP3927
ECLI:NL:RBROT:2011:BP3927 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 05-01-2011 Datum publicatie 10-02-2011 Zaaknummer 332164 / HA ZA 09-1605 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel
Nadere informatieECLI:NL:RBARN:2010:BN2186
ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 06-07-2010 Datum publicatie 23-07-2010 Zaaknummer AWB 10/180, 10/181, 10/508, 10/513, 10/684 en 10/685 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken
Nadere informatieRechtspraak.nl - Zoeken in uitspraken
Page 1 of 5 LJN: BD7584, Hoge Raad, 07/12596 Datum uitspraak: 07-11-2008 Datum publicatie: 07-11-2008 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Internationaal privaatrecht.
Nadere informatieECLI:NL:RBHAA:2010:BO2401
ECLI:NL:RBHAA:2010:BO2401 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 15-09-2010 Datum publicatie 29-10-2010 Zaaknummer 127472 - HA ZA 06-1116 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel
Nadere informatieLJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:
LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, 225359 Datum uitspraak: 15-02-2012 Datum publicatie: Rechtsgebied: 17-02-2012 Handelszaak Soort procedure: Kort geding Inhoudsindicatie: In deze zaak
Nadere informatieRechtspraak.nl - Print uitspraak
pagina 1 van 6 Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RBAMS:2014:6139 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 13-08-2014 Datum publicatie 19-09-2014 Zaaknummer HA ZA 14-295 Rechtsgebieden Civiel
Nadere informatieWetsverwijzingen Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 407, geldigheid:
ECLI:NL:PHR:2000:AA7202 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 22-09-2000 Datum publicatie 14-08-2001 Zaaknummer C98/380HR Formele relaties Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2000:AA7202 Rechtsgebieden
Nadere informatiearrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)
arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis
Nadere informatieECLI:NL:HR:2015:1871. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:589, Gevolgd
ECLI:NL:HR:2015:1871 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10-07-2015 Datum publicatie 10-07-2015 Zaaknummer 14/04610 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:589,
Nadere informatieI n z a k e: T e g e n:
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar
Nadere informatieECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd
ECLI:NL:HR:2014:381 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-02-2014 Datum publicatie 19-02-2014 Zaaknummer 13/02084 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556,
Nadere informatieIn cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2015:2722, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1325, Contrair
ECLI:NL:HR:2017:552 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 31-03-2017 Datum publicatie 31-03-2017 Zaaknummer 16/00576 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie In cassatie op :
Nadere informatieECLI:NL:RBNNE:2015:389
ECLI:NL:RBNNE:2015:389 Instantie Datum uitspraak 03-02-2015 Datum publicatie 03-02-2015 Zaaknummer Awb 15/245 Rechtsgebieden Rechtbank Noord-Nederland Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Voorlopige voorziening
Nadere informatie1.3 De Beroepscommissie heeft het principaal en het incidenteel beroep mondeling behandeld op 25 maart Beide partijen waren aanwezig.
Uitspraak Commissie van Beroep 2013-15 d.d. 24 mei 2013 (prof. mr. F.R. Salomons, voorzitter, mr. A. Bus, mr. F.H.J. Mijnssen, mr. F. Peijster en mr. A. Rutten-Roos, leden, en mr. M.J. Drijftholt, secretaris)
Nadere informatieECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9384
ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9384 Instantie Datum uitspraak 24-04-2013 Datum publicatie 03-05-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland 818166 UC EXPL 12-9177
Nadere informatieECLI:NL:HR:2013:37. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 12/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416, Gevolgd
ECLI:NL:HR:2013:37 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 28-06-2013 Datum publicatie 04-07-2013 Zaaknummer 12/00171 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416,
Nadere informatie1. De Rechtbank Amsterdam heeft op 30 december 2014 het door klager op de voet van art. 552a Sv ingediend klaagschrift ongegrond verklaard.
ECLI:NL:PHR:2016:86 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 05-01-2016 Datum publicatie 08-03-2016 Zaaknummer 15/02696 Formele relaties Rechtsgebieden Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:385, Gevolgd
Nadere informatieECLI:NL:GHDHA:2014:3066
ECLI:NL:GHDHA:2014:3066 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 09-09-2014 Datum publicatie 25-09-2014 Zaaknummer 200.133.088/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht
Nadere informatie3. Alvorens ik toekom aan de bespreking van het middel, besteed ik aandacht aan de vraag of de klager in zijn cassatieberoep kan worden ontvangen.
ECLI:NL:PHR:2016:606 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 07-06-2016 Datum publicatie 07-07-2016 Zaaknummer 15/03064 Formele relaties Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:1420, Gevolgd Rechtsgebieden
Nadere informatieECLI:NL:HR:2013:983. Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie
ECLI:NL:HR:2013:983 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie 18-10-2013 Zaaknummer 12/03380 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:52, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSGR:2012:BW8529,
Nadere informatieArtikel 7:942 BW Verzekering en verjaring. Marine Insurance Amsterdam 21 juni 2010 Wilbert ten Braak
Artikel 7:942 BW Verzekering en verjaring Marine Insurance Amsterdam 21 juni 2010 Wilbert ten Braak Inleiding Nieuw verzekeringsrecht per 1 januari 2006 met nieuwe regeling voor verjaring Voor 1 januari
Nadere informatieECLI:NL:GHSHE:2016:2505
ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 Instantie Datum uitspraak 21-06-2016 Datum publicatie 24-04-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie - Vindplaatsen Uitspraak Gerechtshof
Nadere informatieUitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M. Veldhuis, Secretaris)
Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-846 (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M. Veldhuis, Secretaris) Klacht ontvangen op : 21 september 2016 Ingediend door : Consument
Nadere informatieECLI:NL:HR:2007:BA1414
ECLI:NL:HR:2007:BA1414 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 15-06-2007 Datum publicatie 15-06-2007 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie C05/339HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2007:BA1414
Nadere informatieECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer
ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 20-06-2007 Datum publicatie 25-06-2007 Zaaknummer 0600267 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie
Nadere informatieConclusie: ECLI:NL:PHR:2016:57, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2014:5348, Bekrachtiging/bevestiging
ECLI:NL:HR:2016:1052 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 03-06-2016 Datum publicatie 03-06-2016 Zaaknummer 15/00912 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:57,
Nadere informatieECLI:NL:HR:2004:AR2782
ECLI:NL:HR:2004:AR2782 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 03-12-2004 Datum publicatie 03-12-2004 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie R03/145HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AR2782
Nadere informatieECLI:NL:HR:2016:2707. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/05236
ECLI:NL:HR:2016:2707 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 25-11-2016 Datum publicatie 25-11-2016 Zaaknummer 15/05236 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:874,
Nadere informatieECLI:NL:GHDHA:2014:3834
ECLI:NL:GHDHA:2014:3834 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 28-10-2014 Datum publicatie 27-11-2014 Zaaknummer 200.140.914/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht
Nadere informatieECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580
ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 22-02-2011 Datum publicatie 06-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB 10-504 AOW Bestuursrecht
Nadere informatieECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061
ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 Instantie Datum uitspraak 03-02-2009 Datum publicatie 05-02-2009 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-002670-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht
Nadere informatieECLI:NL:CRVB:2007:BB9059
ECLI:NL:CRVB:2007:BB9059 Instantie Datum uitspraak 28-11-2007 Datum publicatie 30-11-2007 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 05-5241 WAO Bestuursrecht
Nadere informatieLJN: BP4803, Hoge Raad, 10/04523. Datum uitspraak: 20-05-2011 Datum publicatie: 20-05-2011. Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie
LJN: BP4803, Hoge Raad, 10/04523 Datum uitspraak: 20-05-2011 Datum publicatie: 20-05-2011 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Onteigening. Verzuim tot betekening cassatieverklaring
Nadere informatieECLI:NL:CRVB:2009:BJ1071
ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1071 Instantie Datum uitspraak 04-06-2009 Datum publicatie 01-07-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-5093 WWB Bestuursrecht
Nadere informatieECLI:NL:GHSHE:2015:738
ECLI:NL:GHSHE:2015:738 Instantie Datum uitspraak 09-03-2015 Datum publicatie 09-03-2015 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 20-003525-14 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie
Nadere informatieECLI:NL:HR:2004:AM2315
ECLI:NL:HR:2004:AM2315 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 16-01-2004 Datum publicatie 16-01-2004 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie C02/203HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AM2315
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2015:1768
ECLI:NL:RVS:2015:1768 Instantie Raad van State Datum uitspraak 03-06-2015 Datum publicatie 03-06-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201407801/1/A3 Eerste
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01
ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 06-02-2017 Zaaknummer 200.174.828/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht
Nadere informatiePartijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de Gemeente.
LJN: BY0971, Hoge Raad, 11/01100 Datum uitspraak: 04-01-2013 Datum publicatie: 04-01-2013 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Vindplaats(en): Art. 81 lid 1 RO. Door
Nadere informatiehttp://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbove...
Rechtspraak.nl Print uitspraak 1 of 5 071215 09:02 Zoekresultaat inzien document ECLI:NL:RBOVE:2013:1448 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecl Instantie Rechtbank Overijssel
Nadere informatieECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012
ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer
ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger
Nadere informatieECLI:NL:RBARN:2010:BN9752
ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 04-10-2010 Datum publicatie 07-10-2010 Zaaknummer 205064 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste aanleg
Nadere informatieECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580
ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 Instantie Datum uitspraak 05-09-2006 Datum publicatie 06-10-2006 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 05/37675 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht
Nadere informatieECLI:NL:RBSGR:2011:BP8136
ECLI:NL:RBSGR:2011:BP8136 Instantie Datum uitspraak 15-02-2011 Datum publicatie 18-03-2011 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer 385723 / KG ZA 11-78 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel
Nadere informatieECLI:NL:RBSGR:2005:AT3886
ECLI:NL:RBSGR:2005:AT3886 Instantie Datum uitspraak 14-04-2005 Datum publicatie 14-04-2005 Zaaknummer KG 05/243 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank 's-gravenhage Civiel recht
Nadere informatieECLI:NL:RBROT:2009:BH4446
ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 04-02-2009 Datum publicatie 03-03-2009 Zaaknummer 265169 / HA ZA 06-1949 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste
Nadere informatieEerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:2307, Bekrachtiging/bevestiging
ECLI:NL:RVS:2014:110 Instantie Raad van State Datum uitspraak 22-01-2014 Datum publicatie 22-01-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201300676/1/A2 Eerste
Nadere informatieRAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN
1 RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 015.01 ingediend door: hierna te noemen 'klager', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht Verzekeringen
Nadere informatieECLI:NL:HR:2003:AF2831
ECLI:NL:HR:2003:AF2831 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 04-04-2003 Datum publicatie 04-04-2003 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie C01/186HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2003:AF2831
Nadere informatieECLI:NL:RBGEL:2013:CA1901
ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1901 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 04-06-2013 Datum publicatie 04-06-2013 Zaaknummer AWB 13/675 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2017:1925
ECLI:NL:RVS:2017:1925 Instantie Raad van State Datum uitspraak 19-07-2017 Datum publicatie 19-07-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201602656/1/A2 Eerste
Nadere informatieECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD
ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 29-04-2014 Datum publicatie 01-05-2014 Zaaknummer HD 200.136.561_01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger
Nadere informatieCiviele Procespraktijk
Civiele Procespraktijk Nr. 13 - september 2010 De volgende onderwerpen worden behandeld: Vordering tot winstafdracht Aansprakelijkheid voor niet-ondergeschikten, en schadebeperkingsplicht Verjaring Klachtplicht
Nadere informatieOntvankelijkheid. Klacht over (nog) niet verrichte handeling. Tuchtrechtelijke laakbaarheid van handelwijze in gerechtelijke procedure.
Ontvankelijkheid. Klacht over (nog) niet verrichte handeling. Tuchtrechtelijke laakbaarheid van handelwijze in gerechtelijke procedure. De koper van een woning (klager) verwijt de verkopend makelaar (beklaagde)
Nadere informatieECLI:NL:PHR:2009:BK0872 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 08/04647
ECLI:NL:PHR:2009:BK0872 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 18-12-2009 Datum publicatie 18-12-2009 Zaaknummer 08/04647 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie
Nadere informatieECLI:NL:PHR:2011:BQ7051
ECLI:NL:PHR:2011:BQ7051 Instantie Datum uitspraak 16-09-2011 Datum publicatie 16-09-2011 Zaaknummer 09/03014 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie Parket bij de Hoge Raad
Nadere informatieECLI:NL:GHARL:2017:2679
ECLI:NL:GHARL:2017:2679 Instantie Datum uitspraak 28-03-2017 Datum publicatie 29-03-2017 Zaaknummer 200.184.322/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2010:932 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer
ECLI:NL:GHAMS:2010:932 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 30-03-2010 Datum publicatie 05-01-2016 Zaaknummer 200.015.254-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht
Nadere informatieECLI:NL:GHDHA:2016:3477
ECLI:NL:GHDHA:2016:3477 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 07-12-2016 Zaaknummer 200.181.068/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht
Nadere informatieECLI:NL:CRVB:2017:1820
ECLI:NL:CRVB:2017:1820 Instantie Datum uitspraak 17-05-2017 Datum publicatie 19-05-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/8607 WW Socialezekerheidsrecht
Nadere informatieECLI:NL:RBDHA:2017:2679
ECLI:NL:RBDHA:2017:2679 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 17-03-2017 Datum publicatie 21-03-2017 Zaaknummer C/09/525879 / KG ZA 17/111 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Verbintenissenrecht
Nadere informatiezaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014
arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM afdeling civiel recht en belastingrecht, team II zaaknummer :200.140.465101 KG zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke
Nadere informatieAfkoopsom lijfrente belast in het jaar waarin de afkoopsom vorderbaar en inbaar is
Afkoopsom lijfrente belast in het jaar waarin de afkoopsom vorderbaar en inbaar is ECLI:NL:GHARL:2015:4336 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 16-06-2015 Datum publicatie 19-06-2015
Nadere informatieUitspraak. Vindplaatsen Rechtspraak.nl NJF 2013/114 S&S 2013/98 GERECHTSHOF AMSTERDAM DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER BESCHIKKING.
Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 16-10-2012 Datum publicatie 31-01-2013 Zaaknummer 200.107.628/01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie Géén appelverbod
Nadere informatieECLI:NL:GHARL:2015:9831
ECLI:NL:GHARL:2015:9831 Instantie Datum uitspraak 22-12-2015 Datum publicatie 31-12-2015 Zaaknummer 200.173.880 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2013:BZ7733
ECLI:NL:RVS:2013:BZ7733 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-04-2013 Datum publicatie 17-04-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201200753/1/A3 Bestuursrecht Hoger
Nadere informatie