Van Heemstraweg 80, Beneden-Leeuwen

Transcriptie

1 Ouickscan Beneden-Leeuwen onsultants Adviseur Agnbvsjn eh QUICKSCAN FLORA & FAUNA Van Heemstraweg 80, Beneden-Leeuwen Natuuronderzoek Van Heemstraweg

2 Adviseur onsultants Agt'tbusint.H Opdrachtgever: Gubbels Groep Management BV Groenewoud BR Boven-Leeuwen T: Locatie: Van Heemstraweg 80 te Beneden-Leeuwen Handtekening: Opgesteld door: Consultants BV Poort van Veghel SB Veghel Postbus BC Veghel Contactpersoon: Ing. A.JAM. van Zeeland / Ing. E. Maas T: F: E: Anton.van.zeeland@exlan.nl / Eefje.Maas@exlan.nl Projectnummer: Versie: 01 Datum en plaats: Veghel, 17 maart Natuuronderzoek Van Heemstraweg 2

3 Adviseur onsultants Agf'tblJsiness Inhoudsopgave 1. INLEIDING ACHTERGROND PROBLEEMSTELLING 4 2.0NDERZOEKMETHODE LOCATIE PLANGEBIED PROCEDURE WAARNEMINGEN 6 3.ACTUELENATUURWAARDEN VLEERMUIZEN GEBIEDSBESCHRIJVING 8 4.0NDERZOEKSRESULTATEN STUDIE NATUURWAARDEN RESULTATEN ZOOGDIEREN RESULTATEN VLEERMUIZEN RESULTATEN REPTIELEN/AMFIBIEËN RESULTATEN DAGVLINDERS RESULTATEN LIBELLEN RESULTATEN VISSEN RESULTATEN PLANTEN RESULTATEN VOGELS INGESCHATTE EFFECTEN OP NATUUR ALGEMEEN FLORA- EN FAUNAWET ALS RANDVOORWAARDE EFFECTEN ZOOGDIEREN EFFECTEN VLEERMUIZEN EFFECTEN (BROED)VOGELS EFFECTEN REPTIELEN/AMFIBIEËN EFFECTEN PLANTEN OVERIGE BESCHERMDE SOORTEN CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN CONCLUSIE AANBEVELINGEN 15 LITERATUURLIJST EN WEBSITES 16 BIJLAGE BIJLAGE 11 BIJLAGE I 11I SITUERING PLANGEBIED 17 WAARDERINGSKAART VLEERMUIZEN 19 GLOBAAL RAPPORT VERSPREIDING BESCHERMDE EN BEDREIGDE SOORTEN Natuuronderzoek Van Heemstraweg 3

4 1. Inleiding Aanleiding voor het onderzoek naar de natuurwaarden van de locatie, gelegen aan de Van Heemstraweg 80 te Beneden-Leeuwen, is het slopen van de bestaande gebouwen op de locatie t.b.v. woningbouw. Hierbij is behoefte ontstaan aan inzicht in de aanwezige natuurwaarden en de mogelijke effecten van de nieuwbouw op deze natuurwaarden. Dit geldt met name voor de mogelijke aanwezige vleermuizen. Om een indicatie te krijgen van de natuurwaarden binnen het betreffende plangebied dient het gebied op verschillende waarden te worden onderzocht. 1.1 Achtergrond Het plangebied valt binnen de gemeente West Maas en Waal. De gemeente West Maas en Waal ligt in het meest zuidelijke gedeelte van het Gelders Rivierengebied. De rivieren de Maas en de Waal vormen zowel in zuidelijke als in noordelijke richting de natuurlijke grens. Verspreid over een oppervlakte van ha. liggen de dorpen Alphen, Altforst, Appeltern, Beneden-Leeuwen, Boven- Leeuwen, Dreumel, Maasbommel en Wam el. 1.2 Probleemstelling Sloopwerkzaamheden vinden plaats t.b.v. nieuwbouw binnen het plangebied, gelegen aan de rand van de dorpskern Beneden-Leeuwen (gemeente West Maas en Waal). Om een indicatie te krijgen van de effecten die het sloopwerk heeft op de natuurwaarden binnen het plangebied, dienen de volgende vragen te worden beantwoord: 1. Welke wettelijk beschermde soorten komen in het plangebied voor? Welke status hebben deze soorten? 2. Welke invloed heeft de geplande ingreep in het betreffende gebied op de beschermde soorten? 3. Indien de duurzame staat van instandhouding van strikt beschermde soorten in gevaar komt, welk vervolgtraject dient dan doorlopen te worden? 4. Voor welke beschermde soorten moet eventueel een ontheffing aangevraagd worden? Natuuronderzoek Van Heemstraweg 4

5 Ouickscan Beneden-Leeuwen 2. Onderzoekmethode 2.1 Locatie plangebied Het plangebied is gelegen aan de Van Heemstraweg te Beneden-Leeuwen, tussen de Zijveld en de Akkerstraat. Het plangebied is gelegen aan de rand van het dorp Beneden-Leeuwen. Het plangebied wordt aan de voorzijde begrensd door de Van Heemstraweg en aan de overige zijden begrensd door woningbouw. Ten noorden van het dorp Beneden-Leeuwen is de rivier de Waal gelegen. Het plangebied is in onderstaand kaartbeeld aangegeven. In het plangebied is de omgeving onderzocht op aanwezige flora- en faunawaarden om eventuele negatieve effecten op de natuurwaarden te kunnen bepalen. Figuur 1 Situering plangebied. Op 2 maart 2009 is de locatie ter plaatse geïnventariseerd, om te onderzoeken of het plangebied een zodanig belangrijke status heeft dat een aanvullend veldonderzoek noodzakelijk is. Het plangebied is ten westen van de stad Nijmegen (Provincie Gelderland) gelegen. 2.2 Procedure Om een goede indicatie van de natuurwaarden binnen het plangebied te krijgen, wordt het onderzoek in verschillende stappen uitgevoerd. Op basis van literatuuronderzoek is nagegaan of er wettelijk beschermde planten- of diersoorten in het gebied voorkomen. Bij het Natuurloket en de provincie Gelderland is nagegaan of aanvullende (actuele) gegevens verkregen kunnen worden. Na het literatuuronderzoek is een verkennend terreinbezoek gebracht aan het plangebied. Hierbij is, op basis van de gegevens van het literatuuronderzoek, beoordeeld voor welke soorten het gebied daadwerkelijk een geschikte habitat biedt en daarmee welke soorten er daadwerkelijk voor kunnen komen. Vervolgens zijn de mogelijke effecten op de verwachte beschermde soorten beschreven. Op basis van de doorlopen procedures zijn conclusies getrokken met betrekking tot de eventuele negatieve effecten en/of obstakels inzake de Flora- en Faunawet art Natuuronderzoek Van Heemstraweg 5

6 onsultants Adyiseur Agribusil1 e s s 2.3 Waarnemingen Het terreinbezoek heeft plaatsgevonden op maandag 2 maart 2009 tussen en uur in de middag. Het terreinbezoek is te voet verricht. Op verschillende punten in het plangebied zijn waarnemingen verricht. De ecologische factoren in de omgeving zijn met behulp van een digitale fotocamera vastgelegd. Om de flora- en fauna te kunnen determineren, is gebruik gemaakt van eigen kennis en literatuur. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van de gegevens zoals die beschikbaar zijn bij het Natuurloket en de provincie Gelderland. Hierbij is uitgegaan van de resultaten die waargenomen zijn tijdens eerdere veldonderzoeken binnen het plangebied. De resultaten van het Natuurloket bestaan uit het aantal beschermde en bedreigde soorten per kilometerhok. Het plangebied bevindt zich binnen het kilometerhok x:163/y:431, zoals in onderstaand kaartbeeld is aangegeven. De bevindingen binnen het kilometerhok worden verderop in dit rapport besproken. Figuur 2. Kilometerhok onderzoeks/ocatie l De onderzoekslocatie heeft geen beschermde status in het kader van de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn of de Natuurbeschermingswet. In de omgeving zijn geen beschermde gebieden aanwezig waarmee het plangebied een (eco)hydrologische relatie heeft. Op het plangebied is de groene hoofdstructuur van toepassing. Het plangebied ligt binnen een leefgebied voor dassen, struweelvogels en/of andere kwetsbare soorten. 1. Het Natuurloket. Wageningen Natuuronderzoek Van Heemstraweg 6

7 AdYiseur onsultants AgnbfJsjneH 3. Actuele natuurwaarden De actuele natuurwaarden zijn in beeld gebracht op basis van bestaande inventarisatiegegevens van het Natuurloket, de provincie Gelderland en een oriënterend terreinbezoek. De inventarisatie richt zich specifiek op 'bijzondere' soorten, namelijk soorten die in het kader van de Flora- en faunawet worden beschermd. Soorten zonder deze beschermingsstatus worden behandeld. Het voornemen heeft geen invloed op de in de regio aanwezige speciale beschermingszones, welke zijn aangewezen in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Natuurbeschermingswet. 3.1 V1eennuizen In Nederland komen circa 16 verschillende vleermuissoorten voor. Daarvan komen 7 soorten redelijk vaak voor en 9 soorten vrij zeldzaam. Alle in Nederland aangetroffen vleermuissoorten zijn wettelijk beschermd. Voor 9 soorten geldt daarnaast dat deze zijn opgenomen op de Nederlandse Rode lijst van Bedreigde en Kwetsbare Zoogdieren. Habitat Vleermuizen, zoals de Rosse vleermuis (zie onderstaande afbeelding), verblijven in de zomerperiode veelal in holle ruimtes van bomen. Enkele vleermuissoorten gebruiken boom holten als schuilplaats of broedplaats. Bomen kunnen tevens gebruikt worden om te foerageren of als vliegroute. De holten vormen een netwerk van verblijfplaatsen. Vleermuizen zijn voor de voedselvoorziening eveneens afhankelijk van bomen. Op bomen of rondom de bomen zijn veel insecten aanwezig, waarvan de vleermuis zich kan voeden. De aanwezigheid van een gevarieerd aanbod van bomen is hierdoor zeer belangrijk voor vleermuizen. De habitat van vleermuizen zorgt ervoor dat ze afhankelijk zijn van de aanwezigheid van verschillende holtes. Sommige soorten verblijven vooral in oude gebouwen, bijvoorbeeld in spouwmuren en scheuren, luiken en betimmering. Een voorbeeld van een algemene soort die aan gebouwen gebonden is, is de Gewone dwergvleermuis (zie onderstaande afbeelding). Vleermuizen zijn zeer trouw aan deze plekken en keren jaarlijks terug naar dezelfde plek. Afbeelding 1 De Gewone dwergvleermuis (links) en de Rosse vleermuis (rechts)(bron. Wikipedia) Bedreigingen Hoewel vleermuizen erg oud kunnen worden, soms tot meer dan twintig jaar, zijn ze als diergroep kwetsbaar. De gewone grootoorvleermuis en de baardvleermuis zijn in de tweede helft van de vorige eeuw in Gelderland sterk in aantal afgenomen. De vale vleermuis is zo goed als verdwenen uit Gelderland. En de grijze grootoorvleermuis is sinds 1965 meer in Gelderland waargenomen. Van een aantal soorten is echter de achteruitgang tot staan gebracht. De belangrijkste knelpunten zijn: Verdwijnen, restaureren en isoleren van gebouwen; Gebruik van bestrijding- en houtconserveringsmiddelen; Kappen van holle bomen; Verdwijnen van jachtgebieden en onderbreking van vliegroutes door de afname van landschapselementen; Verstoring tijdens de winterslaap. Een aantal vleermuissoorten, zoals de gewone dwergvleermuis, laatvlieger en de meervleermuis kunnen binnen het plangebied voorkomen, zoals in de spouwmuur of in kieren van de dakbeplating Natuuronderzoek Van Heemstraweg 7

8 Ouickscan Beneden-Leeuwen onsultants Aavrseur t Agribusin!H Voor de vleermuispopulatie is het een ernstige bedreiging wanneer bewust of onbewust deze verblijfplaatsen worden verstoord. Deze verstoring kan mogelijk plaatsvinden bij het slopen van de bestaande gebouwen binnen het plangebied. Tijdens de inventarisatie is goed gelet op de aanwezigheid van vleermuizen. De aanwezige begroeiing/bomen binnen het plangebied wordt geschikt geacht als verblijfplaats voor vleermuizen. In de voorgevel van de champignonloods zijn ventilatiegaten aanwezig. Deze ventilatiegaten bieden toegang tot de spouwmuur. Ten hoogte van de ventilatiegaten en op andere plaatsen binnen het plangebied zijn geen vleermuizen en vleermuissporen aangetroffen. Hierdoor is te verwachten dat er een kolonie van vleermuizen aanwezig is. Dit sluit uit dat zij het terrein gebruiken als foerageergebied. Maatregelen Alle in Nederland aangetroffen vleermuissoorten zijn volgens de Flora- en Faunawet beschermd. Wat betekent dat het verboden is ze te verstoren, te doden of in bezit te hebben. De provincie stimuleert de volgende maatregelen voor de bescherming van vleermuizen in Gelderland: Het verzamelen van verspreidingsgegevens van vleermuizen in Gelderland voor zoogdiermonitoring door de Vleermuiswerkgroep Gelderland (VleGel). De inventarisatiegegevens worden ook gebruikt voor het opstellen van landschapsbeheersplannen, landinrichtingsplannen en natuurontwikkelingsplannen. Het aanleggen van ecologische verbindingszones tussen de belangrijkste leefgebieden en foerageergebieden van vleermuizen. Het rijk en de provincie stellen hiervoor, onder andere via het Gebiedsplan Natuur en Landschap middelen ter beschikking. Het voeren van aangepast beheer voor oude bomen met gaten en dode bomen. Door deze bomen te laten staan, ontstaan meer geschikte verblijfplaatsen voor vleermuizen. De provincie subsidieert particulier bos- en landgoed beheer. Het in stand houden of oprichten van nieuwe winterverblijfplaatsen als forten, bunkers, kelders, schuren en kerkzolders. Het herstellen van houtwallen als geleidende beplanting naar zomer- en winterverblijfplaatsen. De provincie subsidieert gemeentelijke projecten voor landschapsbeheer. Het project van Stichting Landschapsbeheer Gelderland en VleGel: klachtafhandeling voor vleermuizen in en om het huis. 3.2 Gebiedsbeschrijving Struwelen en/of ruigtebegroeiing Struwelen en/of ruigtebegroeiing zijn in het plangebied te vinden in de vorm van een houtwal/laurierhaag en solitaire bomen. Het plangebied bestaat met name uit erfverharding met enige (moes)tuinbegroeiing. De houtwal bestaat hoofdzakelijk uit hazelaar Corylus ave/jana en es Fraxinus excelsior (± jr.). De es bevindt zich tevens solitair binnen het plangebied. Daarnaast bevat de houtwal enkele algemene soorten als gelderse roos Viburnum opulus, vlier Sambucus en laurier Laurus nobilis. Afbeelding 2. Aanwezige essen binnen hel plangebied Natuuronderzoek Van Heemstraweg 8

9 Bebouwing Binnen het plangebied is sprake van enige bebouwing. Tijdens het terreinbezoek zijn geen belangrijke natuurwaarden aangetroffen. De mogelijkheid dat vleermuizen gebruik maken van de aanwezige bebouwing wordt klein geacht. Vleermuizen kunnen gebruik maken van gebouwen als (tijdelijke) verblijfplaats, kraamkolonie, paarplaats of overwinteringplaats. De verblijfplaatsen worden door vleermuizen geselecteerd op ondermeer hun temperatuur en de temperatuurgradiënt. De bestaande bedrijfsgebouwen binnen het plangebied worden geschikt geacht als verblijfplaats voor vleermuizen, vanwege weinig in- en uitvliegmogelijkheden. Verblijfplaatsen kunnen zich op veel plaatsen bevinden o.a. onder {losse) dakpannen, in schoorstenen en spouwmuurgaten. Afbeelding 3. Aanzicht gevels en dakbeplating binnen het plangebied. De aanwezige dakbeplating binnen het plangebied lijkt geschikt voor vleermuisverblijfplaatsen. Hoewel er zich enkele kieren en gaten in de voorgevel bevinden, zijn er geen in- en uitvliegsporen aangetroffen. De verticale ventilatieopeningen aan de voorzijde zijn slechts één voeg breed en daarom te klein/smal om als invliegopening te dienen. Een optimale inkruipspleet is circa 1,5-2,0 cm breed. De overige bebouwing (afhang/kippenhok/kas) zijn totaal geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen Natuuronderzoek Van Heemstraweg 9

10 4. Onderzoeksresultaten 4.1 Studie natuurwaarden In dit onderzoek is gebruik gemaakt van de gegevens zoals die beschikbaar zijn bij het Natuurloket en de provincie Gelderland. Om een goede indicatie van het plangebied te krijgen, is het terrein geïnventariseerd op de aanwezigheid van beschermde dieren en planten, zoals: zoogdieren, (broed)vogels, reptielen, amfibieën, vlinders, libellen, overige ongewervelde en planten. Naast de wettelijk beschermde soorten, is tevens extra aandacht besteed aan de eventuele aanwezigheid van vleermuizen binnen het plangebied. Het terreinonderzoek is uitgevoerd in maart De inventarisatiegegevens van derden zijn uitgevoerd van het jaar 1980 tot Uitgebreide inventarisatiegegevens zijn in de bijlagen opgenomen. Het voorkomen van wettelijk beschermde soorten binnen het kilometerhok betekent dat deze soorten zich ook daadwerkelijk binnen de grenzen van het plan gebied bevinden. Het plangebied omvat slechts een klein deel het kilometerhok en daarmee ook een beperkt aantal verschillende biotopen en habitats. Met behulp van het terreinbezoek is nagegaan welke dit zijn. Hierdoor kan meer duidelijkheid gegeven worden over de aanwezige dan wel te verwachte soorten in het plangebied. 4.2 Resultaten zoogdieren Tijdens het terreinbezoek is nauwkeurig gekeken naar de aanwezigheid van zoogdieren. Hierbij is vooral gelet op de aanwezigheid van vleermuizen. Er zijn echter geen duidelijke sporen van zoogdieren aangetroffen. Algemene soorten als de vos en marterachtige komen naar verwachting voor binnen het plangebied. Deze soorten en/of sporen van deze soorten zijn ook waargenomen tijdens het terrein bezoek. Algemene muissoorten als de spitsmuis en woelmuis komen in het gehele plangebied voor. Binnen het plangebied zijn graafsporen van enkele konijnen en muizenkeutels waargenomen. Uit gegevens van het Natuurloket blijkt dat de soortgroep zoogdieren is onderzocht. Niet bekend is of deze dieren binnen het kilometerhok voorkomen. De verwachting is dan ook dat er zich erg veel schaarse/zeldzame zoogdieren binnen het plangebied bevinden. 4.3 Resultaten vleennuizen Gelderland is een provincie met een groot aantallandschapstypen en is daarmee aantrekkelijk voor vleermuizen. De Veluwe, de overgangen van de bossen op de hogere zandgronden naar de lager gelegen vochtige tot natte gebieden (rivieren en randmeren) zijn vooral in trek. Het is dan ook verwonderlijk dat een groot deel van de inheemse vleermuissoorten in Gelderland wordt aangetroffen. Vanaf de vorige eeuw zijn in Gelderland twaalf vleermuissoorten waargenomen. Deze soorten zijn: gewone baardvleermuis, franjestaart, vale vleermuis, watervleermuis, meervleermuis, gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis, bosvleermuis, laatvlieger, gewone grootoorvleermuis en grijze grootoorvleermuis. In Nederland zijn tweeëntwintig soorten waargenomen, waarvan sommige sinds lang meer gezien en vermoedelijk in Nederland uitgestorven zijn. De provincie Gelderland heeft de resultaten uit het onderzoek naar vleermuizen in beeld gebracht aan de hand van een 'Waarderingskaart vleermuizen'. Deze kaart is in de bijlage opgenomen. Op de kaart is een onderscheid gemaakt tussen kilometerhokken die belangrijk en die minder belangrijk zijn voor het voorkomen van vleermuizen. Of een kilometerhok belangrijk is voor vleermuizen is bepaald aan de hand van de waargenomen soorten. Voor iedere soort is een waarderingscijfer bepaald. Een soort die bijvoorbeeld op de Rode lijst staat, ernstig bedreigd wordt en waarvan het zwaartepunt in voorkomen en verspreiding in Gelderland ligt heeft een hoger waarderingscijfer dan een soort die bedreigd wordt. Alle waarderingscijfers van de waargenomen vleermuizen binnen een kilometerhok bij elkaar opgeteld bepaalt of een kilometerhok belangrijk of minder belangrijk is. Vanaf de kaart is op te maken dat het plangebied zich in een vleermuisgebied bevindt, waarvan een status is vastgesteld. Ten noorden van het plangebied, boven de rivier de Waal, zijn verscheidene gebieden gelegen welke als minder belangrijke gebieden voor vleermuizen zijn aangeduid. Deze gebieden bevinden zich op een afstand van minstens 2,4 km t.o.v. het plangebied Natuuronderzoek Van Heemstraweg 10

11 Binnen het plangebied zijn geen vleermuizen en geen sporen van vleermuizen waargenomen. Hoewel de bestaande gevel van de bebouwing enige kieren en ventilatiegaten bevat, zijn hier geen uit- en invliegsporen waargenomen. Het is duidelijk dat er geen activiteiten bij de bestaande gevel plaats vinden. Daarnaast zijn binnen het plangebied geen oude holle bomen aanwezig, waarin vleermuizen zich kunnen bevinden. Binnen het plangebied zijn er geen tot weinig schuil-, broed-, en foerageervoorzieningen voor vleermuizen aanwezig. Naar alle verwachting komen er binnen het plangebied geen vleermuizen voor. Dit sluit echter uit dat de vleermuizen het plangebied kunnen gebruiken als jachtgebied. 4.4 Resultaten reptielen/amfibieën Binnen het Natuurloket zijn de soortgroep reptielen en amfibieën onderzocht. Tijdens het terreinbezoek zijn geen reptielen en/of amfibieën waargenomen. Wel kunnen de normale soorten zoals de Bruine kikker, Gewone pad en de kleine Alpensalamander zich in deze omgeving bevinden. Binnen het plangebied zijn geen watergangen of waterpartijen gelegen. Vooral een waterpartij zorgt voor een ideale biotoop voor deze soorten. Ook al zijn er geen amfibieën en/of reptielen aangetroffen tijdens het terrein bezoek, wil zeggen dat zij zich er kunnen bevinden. 4.5 Resultaten dagvlinders De aanwezigheid van de diverse soorten dagvlinders is een goede indicator van het betreffende milieu. Dagvlinders worden aangetrokken door o.a. diverse akkerkruiden en specifieke vlinderstruiken. Binnen het plangebied komen geen vlinderstruiken voor. Dit kan een reden zijn voor de geringe aanwezigheid van dagvlinders in het plangebied. Daarnaast waren de omstandigheden tijdens het terreinonderzoek direct ideaal voor vlinders, vanwege het verkeerde seizoen. Tijdens het terreinbezoek zijn geen dagvlinders aangetroffen, enkel nachtvlinderslroesje Scoliopteryx Iibatrix (± 10 stuks) welke de leegstaande gebouwen als overwinteringplek gebruiken. Binnen het plangebied kunnen naar verwachting verschillende algemene dagvlinders voorkomen. Geen van deze hebben een beschermde status. Binnen het Natuurloket is de soortgroep dagvlinders onderzocht. 4.6 Resultaten libellen De biotoop binnen het plangebied is geschikt voor libellen. Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Tijdens het terreinbezoek zijn geen libellen waargenomen. Te verwachten is dat de algemene libellensoorten, als watersnuffel, bruinrode heidelibel en blauwe glazenmaker, binnen het plangebied zullen voorkomen. Geen van deze soorten hebben een beschermde status. Binnen het Natuurloket is de soortgroep libellen onderzocht. 4.7 Resultaten vissen Binnen het Natuurloket is de soortgroep vissen onderzocht (zie bijlage). Hier zijn verder geen gegevens over beschikbaar. Aangezien er binnen het plangebied geen oppervlaktewater aanwezig is, kan er vanuit worden gegaan dat binnen het plangebied geen vissen voorkomen. 4.8 Resultaten planten Binnen het Natuurloket zijn de vaatplanten slecht onderzocht. Volgens het vaatplantenonderzoek van het Natuurloket komen er in het kilometerhok geen vaatplanten voor, welke een beschermde status hebben (zie bijlage). Tijdens het terreinbezoek zijn binnen het plangebied geen beschermde vaatplanten waargenomen. Binnen het plangebied komen algemene plantensoorten voor, welke geen beschermde status hebben. 4.9 Resultaten vogels Binnen het Natuurloket is de soortgroep broedvogels onderzocht. De soortgroep watervogels is redelijk onderzocht. Volgens het wartervogelonderzoek komen er binnen een kilometerhok geen beschermde watervogelsoorten voor. Tijdens het terreinbezoek zijn geen vogelsoorten binnen het plangebied waargenomen, wel sporen van algemene vogelsoorten als de merel Turdus meruia. Het onderzoeksgebied is geschikt voor weidevogels. Weidevogels verblijven in open gebieden, zonder al te veel bebouwing en/of bebossing. Daarnaast maakt de uil geen gebruik van de Natuuronderzoek Van Heemstraweg 11

12 leegstaande gebouwen als woon- en/of verblijfplaats. Er zijn geen sporen van spreeuwen Sturnus vulgaris en huismussen Passer domesticus aangetroffen, terwijl deze hier wel zijn te verwachten. De leegstaande gebouwen in een stedelijk gebied is een ideaal biotoop voor de zwarte roodstaart. Deze is echter binnen het plangebied waargenomen Natuuronderzoek Van Heemstraweg 12

13 onsultants Adviseur, Agnbusiness 5. Ingeschatte effecten op natuur 5.1 Algemeen De effecten op beschermde soorten zijn onderzocht op basis van het voornemen binnen het plangebied. Het voornemen, slopen van bestaande (leegstaande) gebouwen, zal bij de uitvoering weinig effect hebben op verschillende voorkomende of verwachte soorten. 5.2 Flora- en faunawet als randvoorwaarde Voor de bepaling van de effecten en voor de beantwoording van de vraag of men in aanmerking komt met de Flora- en faunawet, wordt de relatie gelegd tussen het initiatief met deze wet door waar mogelijk antwoord te geven op de volgende vragen: 1. Heeft de voorgenomen activiteit directe gevolgen op de voortplantinglocatie of standplaats? 2. Heeft de voorgenomen activiteit indirecte gevolgen op de voortplantingslocatie of standplaats? En welk deel van het leefgebied wordt aangetast? 3. Heeft de ingreep een invloed op individueel, lokaal, regionaal of Nederlands niveau? 4. Blijven er voldoende alternatieve leefgebieden in het plangebied of in de omgeving over waar de soort naar toe kan uitwijken? De effectenbeschrijving is van belang voor het al dan aanvragen van een ontheffing en het nemen van aanvullende maatregelen. 5.3 Effecten zoogdieren Verstoring voor zoogdieren kan plaatsvinden met de aanvang van de werkzaamheden. Vaste verblijfplaatsen van algemene soorten als rosse woelmuis en de mol kunnen worden vernield. Deze dieren zullen vanwege de onrust hun vaste verblijfplaats verlaten en naar omliggende gebieden trekken. Echter na afloop van de werkzaamheden zal er weer nieuw leefgebied ontstaan, waar deze dieren naar kunnen terugkeren en opnieuw kunnen gaan vestigen. Tijdens de werkzaamheden dient zorgvuldig aandacht te worden besteedt aan het in stand houden van vluchtmogelijkheden voor eventueel aanwezige zoogdieren. Naar verwachting zijn er geen effecten op de locale populatie binnen het plangebied. De instandhouding van de aanwezige of te verwachten soorten zal worden aangetast als gevolg van de voorgenomen activiteit. 5.4 Effecten vleennuizen Binnen het plan gebied zijn geen vleermuizen waargenomen. Tevens zijn er geen sporen van vleermuizen waargenomen, wat er op kan duiden dat het plangebied als foerageer-/jachtgebied wordt gebruikt. Daarnaast is te verwachten dat het slopen van bestaande bebouwing van invloed zal zijn op de instandhouding van het territorium van de vleermuis. De vleermuis maakt naar alle waarschijnlijkheid geen gebruik van de te slopen gebouwen. 5.5 Effecten (broed)vogels Alle vogels zijn beschermd in het kader van de Vogelrichtlijn. Werkzaamheden in en in de omgeving van het plangebied tijdens de broedtijd (15 maart -15 juli) zullen sterke negatieve effecten hebben op de meeste vogelsoorten door veriging van broedplaatsen en verstoring van de reproductie. Werkzaamheden in deze periode zijn dan ook toegestaan. Indien broedvogels binnen het broedseizoen worden verstoord, wordt wettelijk gezien geen ontheffing verleend. Buiten het broedseizoen kan wel ontheffing worden verleend. Werkzaamheden dienen hierdoor buiten het broedseizoen uitgevoerd te worden. De instandhouding van de aanwezige of te verwachten (broed)vogelsoorten zal worden aangetast als gevolg van het voornemen, mits de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden. Mogelijk kan tijdens de aanlegfase de biotoop van de vogels tijdelijk verstoord worden. Na de Natuuronderzoek Van Heemstraweg 13

14 aanlegfase zullen de vogels terugkeren naar hun territorium. Door de werkzaamheden buiten het broedseizoen te laten plaatsvinden, vindt geen overtreding van de Flora- en Faunawet plaats. 5.6 Effecten reptielen/amfibieën Werkzaamheden in het plangebied tijdens het voortplantingsseizoen (maart tlm augustus) zullen geen negatieve effecten hebben op de meeste amfibie- en reptielensoorten. Bestaande verblijfplaatsen op het land blijven in stand. Buiten het voortplantingsseizoen zal de schade beperkt blijven. Werkzaamheden worden uitgevoerd in de nabije omgeving van een watergang. Overwinteringplaatsen en voortplantingsplaatsen van amfibieën en reptielen bevinden zich in oppervlaktewater. Aangezien er geen oppervlaktewater binnen het plangebied aanwezig is, worden deze plaatsen verstoord. De instandhouding van reptielen en/of amfibieën zal worden aangetast als gevolg van het voornemen, mits de werkzaamheden buiten het voortplantingseizoen plaatsvinden. 5.7 Effecten planten Het voornemen zal naar verwachting geen effect hebben op beschermde planten. Binnen het plangebied komen geen beschermde plantensoorten voor. De instandhouding van de beschermde plantsoorten zal worden aangetast als gevolg van het voornemen. 5.8 Overige beschermde soorten Nagenoeg zijn er geen negatieve effecten op andere beschermde soorten, zoals de dagvlinder en libellen, te verwachten. Omdat er geen beschermde soorten zijn aangetroffen, hoeven deze soorten in de ontheffingsaanvraag te worden opgenomen Natuuronderzoek Van Heemstraweg 14

15 Advjs~f/r onsultants Agribusint-H 6. Conclusie en aanbevelingen Het natuuronderzoek is gebaseerd op inventarisatiegegevens van derden, literatuuronderzoek en een verkennend terreinbezoek aan het plangebied, gelegen in Beneden-Leeuwen (gemeente West Maas en Waal). 6.1 Conclusie Voor aanvang van de werkzaamheden binnen het plangebied Van Heemstraweg 80 te Beneden- Leeuwen, dient geen ontheffing ex art. 75 van de Flora- en faunawet aangevraagd te worden voor strikt beschermde soorten. De werkzaamheden brengen het voortbestaan van de algemene soorten in gevaar. Een ontheffing of eventuele compensatie is hier van toepassing. Uit dit onderzoek blijkt dat de sloopwerkzaamheden binnen het plangebied geen significant negatieve effect heeft op de natuurwaarden binnen het plangebied. Omdat er verwacht wordt dat geen strikt beschermde vleermuizen in het plangebied voorkomen, zal de ingreep geen negatief effect hebben op deze soorten en hun omgeving. Voor het merendeel van de aanwezige of te verwachten beschermde soorten zijn de effecten gering. 6.2 Aanbevelingen Met de voorgenomen activiteit kan er sprake zijn van lokale en tijdelijke effecten, met name in de afbreekfase. Om de risico's op verstoring van beschermde soorten in het plangebied te minimaliseren, wordt aanbevolen om voorafgaand aan de werkzaamheden het terrein te controleren op de aanwezigheid van beschermde soorten. Eventueel aangetroffen soorten dienen verplaatst te worden naar geschikt leefgebied in de omgeving. Voor soorten die zijn vrijgesteld van de ontheffingsplicht en voor alle overige beschermde soorten, geldt een algemene zorgplicht volgens de Flora- en faunawet. Hierbij moeten passende maatregelen worden genomen om schade aan beschermde soorten te voorkomen of te beperken. Het plaatsvinden van werkzaamheden buiten het broed-/voortplantingseizoen valt hier onder. Volgens de wetgeving geldt dat de werkzaamheden buiten het broedseizoen moeten worden uitgevoerd Natuuronderzoek Van Heemstraweg 15

16 Advis~rJ'" onsultants Agribusirtt-H Literatuurlijst en websites Besluit inwerkingtreding Flora- en Faunawet. Vastgesteld d.d. 12 december Staatscourant 2001, nr Broekhuizen, S., Hoekstra, B., Laar, van, V., Smeenk, C. & Thissen, J.B.M., 1992 Atlas van de Nederlandse zoogdieren. Stichting uitgeverij van de KNNV, Utrecht. Europese Gemeenschappen, Richtlijn no 92/409 inzake het behoud van de vogelstand. Brussel, Europese Gemeenschappen, Richtlijn no 92/43 inzake instandhouding van de natuurlijke habitat en de wilde flora en fauna. Brussel, Flora- en Faunawet. Vastgesteld d.d. 25 mei 1998 Staatsblad d.d. 14 juli 1998, nr Hollander, H., & Geest, van der, P., Rode-Lijst van bedreigde zoogdieren in Nederland. Red data book of threatened mammals in the Netherlands. Vereniging voor Zoogkunde en Zoogdierbescherming, Utrecht. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Ministerie van Volkshuisvesting. Ruimtelijke Ordening en milieu, Nota Ruimte. De Nederlandse libellen, Nederlandse Fauna, deel 4 Nationaal historisch museum, KNNV uitgeverij (2002) Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming (VZZ) Natuuronderzoek Van Heemstraweg 16

17 onsuitants Adviseur I Agf'iDUSjlftHS Bijlage I Situering plangebied U~treksel Kadaslrale Kaart \ 923 Om Sm 25m 136 Deze kaart IS noordgericht Perceel nummer 25 Huisnummer Kadastrale grens Bebouwing Overige topografie Schaal 1 :500 Kadastrale gemeente SectIe Perceel WAMEL G Natuuronderzoek Van Heemstraweg 17

18 Natuuronderzoek Van Heemstraweg 18

19 Bijlage 11 Waarderingskaart vleennuizen f \ \. ~, " \., 'l \ '\.'1..\.\ ' ~, "C c: 'i: "' 11I "C äi Cl e 11I o "- Cl 1/1 "' ~ Natuuronderzoek 06, Van Heemstraweg 19

20 EXA~~s~JI~~~:!,!~~,~ts Toelichting waarderingskaart vleermuizen Het aantal soorten dat in een kilometerhok (km-hok) is waargenomen geeft aan hoe belangrijk dat hok is voor vleermuizen. Daarnaast is van belang welke soort in een km-hok is waargenomen en het type waarneming van een soort (foeragerend of verblijfplaats). Alleen de aan- of afwezigheid van een soort telt. Aan elk criterium is een puntenscore toegekend. Iedere soort die in een km-hok is waargenomen krijgt zo een aantal punten, dat indicatief is voor de betekenis van dat km-hok als leefgebied voor die soort. Deze scores hebben we voor alle soorten die in dat km-hok zijn waargenomen bij elkaar opgeteld. Met dit waarderingscijfer, onderscheiden we kwantitatief de minder belangrijke van de belangrijke km-hokken voor vleermuizen ,- - -,-, (I) (I) (I) (I) S (I) (I) (I) S S (I) E t (I) S S S E S S E E E S ~ E E E Q) ~ ~ ~ E Q) Q) Q) ~ Q) Ol Q) 5 ~ Ol '- ~ ~ ~ "> Ol Q) Q) Q)~ Q) 1i5 "> ~"> "> "> Q) C > "> "> Ol.~ c 0 Q) Q) "> In Gelderland waargenomen ~~ ~ ~ ~ 21 Q) '- e Q) (I) "> (I) ~o Q).gl ~ (I) Q) Ol Ol Q) ~ ~ soorten äi 0 Q) ~ e e Ol.Q -1= > E Ol Q Ol 0\0\ Aandachtsoort ') Habitatrichtlijn z Aangepaste i-soorten lijst )) Aangepaste Rode lijst <) Regionaal zwaartepunt ", I Regionale trend 6\ 1 1 Waarderings-cijfer Tl ) Aandachtsoorten: Dit zijn soorten waarvoor de Provincie Gelderland in de uitwerking van haar ruimtelijk beleid een speciale verantwoordelijkheid heeft. De aandachtsoorten zijn in de eerste plaats geselecteerd op basis van de status en vermelding op internationale en nationale verdragen. 2) Habitatrichtlijn: soorten waarvan de bescherming de aanwijzing van speciale beschermde gebieden vereist 1 pnt.; soorten die strenge bescherming behoeven 2 pnt. 3) Aangepaste i-soorten lijst: Nederland van internationale betekenis voor de soort 1 pnt. Criteria: de soort of ondersoort komt geheel of voor een belangrijk door in Nederland voor, de soort is in internationaal opzicht zeldzaam of bedreigd, de soort overwintert in ons land, komt hier om te paren, of bezoekt ons land kortstondig tijdens de trek. 4) Aangepaste Rode lijst: gevoelig 1 pnt.; kwetsbaar 2 pnt.; bedreigd of onvoldoende bekend 3 pnt. 5) Regionaal zwaartepunt: soorten met een regionaal zwaartepunt in hun voorkomen en\of verspreiding in Gelderland 1 pnt. 6) Regionale trend: een ten opzichte van de landelijke trend afwijkende negatieve trend in Gelderland 1 pnt. 7) Waarderingcijfer: indicatief waarderingsgetal voor het voorkomen van een soort binnen een kilometerhok. Om te komen tot een waardering van een kilometerhok worden de waarderingscijfers van de waargenomen soorten binnen een kilometerhok bij elkaar opgeteld. Klassenindeling voor de puntenscore per kilometerhok is: 0-10 minder belangrijk redelijk belangrijk, belangrijk, zeer belangrijk. 3 4 (I) S E ~ Q) "> 5 Q) 0 NO,= 0 Î3:l~ Natuuronderzoek Van Heemstraweg 20

21 Bijlage 11I Globaal rapport verspreiding beschennde en bedreigde soorten Adviseurs" onsultants Agrlbusi"!H In onderstaande tabee!staat het aantal beschermde en bedreigde soorten per kilometerhok. '4< Legenda Databanken worden regelmatig geactualiseerd. Het kan dus zijn dat er meer gege'.'ens beschikbaar zijn dan in dit overzicht vermeld staat. Wanneer u gegevens bij Het Natuurloket koopt, dan krijgt u uiteraard de meest recente informatie. Als in een kilometerhok geen beschermde soorten zijn aangetroffen, terwijl het hok goed is onderzocht, dan is het veelal nodig om aanvullend veldonderzoek uit te voeren. Als een kilometerhok goed is onderzocht, hoeft u voor de desbetreffende soortgroep geen aanvullend onderzoek te doen: de gegevens die u bij Het Natuurloket koopt, volstaan dan. Rapportaqe voor kilometerhok X: 163 / Y:431 SoIWtg.T~p Vaatplanten Mossen Korstmossen Paddestoelen Zoogdieren Broedvogels Watervogels Reptielen Amfibieën Vissen Dagvlinders Nachtvlinders Libellen Sprinkhanen Overige ongewervelden FF18 FF2.3 8 FF Y~ Hr1'" RL8 volledigheid. Detai.l8 slecht _redelijk 0% '36/97-06/ ' B 19SD-200B 19' matig FFl = Flora- en faunawet lijst 1('aijstelling) FF23 = Flora- en faunav.-et lijst 2 3 (streng beschermd) Hrl = Habitatrichtlijn (alleen bijlage 2 en 4) RL = Rode Lijst (#) = tevens meetnetgegeven5 verzameld. VGlledigheïd onderzoek: Hiermee v.ordt aange-geven of op basis van de gebrachte bezoeken een volledig overzicht is te verwachten van de soorten van de betreffe nde soortgroep. Een toelichting op deze categorieën kunt u \'inden onderaan deze rapportage. Detail: Met dit percentage wordt aangegeven vrelk aandeel van alle van dit kilometernok beschikbare gegevens van Rode- Lijstsoorten en wettelijk bes.chermde soorten op gedetailleerder niveau beschikbaar is. Actua ït:eït:: per groep is aange-geven uit vrelke periode de gegevens zijn opgenomen. _ van toepassing Natuuronderzoek Van Heemstraweg 21