Siemens RVS41/RVS61 versie E. GBS gekoppeld

Transcriptie

1 Siemens RVS41/RVS61 versie E GBS gekoppeld Algemeen Basisinstelling is Configuratie 1 voor alleen verwarmen warmtepomp of Configuratie 15 voor reversibele warmtepomp. Aanvoertemperatuur bij parameter 1859 niet hoger instellen dan 55 C, beveiliging op 57 C (respectievelijk 60 C en 62 C bij H-machines). Aanvoertemperatuur bij parameter 1909 niet lager instellen dan 12 C (mede afhankelijk van buffer en hysterese), beveiliging op 8 C. Eventueel kan bij parameter 2801 ingesteld worden dat circulatiepomp Q9 (condensorzijde) parallel aan de compressor wordt vrijgegeven of continu draait als er vraag is. Vast setpoint (aan/uit schakelen via H1/H3) Parameters Verwarmen (H1) 5950 Consumer request VK1 (Verbr anforderung vvk1), Function Input H Instellen NO/NC 5710 Uit/Off/Aus 5750 Verwarmen/Heating/Heizen, Consumer circuit 1 (Verbraucherkreis 1) 1859 Aanvoertemperatuur/Flow temp setpoint/vorlaufsollwert, bijv. 45 C Parameters Koelen (H3) 5960 Consumer request VK2 (Verbr anforderung vvk2), Function Input H Instellen NO/NC 5711 Uit/Off/Aus pijpssysteem (actief koelen), Consumer circuit 2 (Verbrauchkraus 2) 1909 Aanvoertemperatuur/Flow temp setpoint/vorlaufsollwert, bijv. 8 C **Schakel de verwarmings- en koelgroepen uit; de warmtepomp start anders zelf op.** Dit kan bij parameters 5710, 5711, 5715, 5716 en Na het instellen dient de regeling opnieuw opgestart te worden. Door contact tussen M en H1 te sluiten wordt er warmtevraag gecreëerd. Door contact tussen M en H3 te sluiten wordt er koelvraag gecreëerd. Variabel setpoint (0-10V via H1/H3) Parameters Verwarmen (H1) 5950 Consumer request VK1 10V (Verbr anforderung vvk1 10V), Function Input H Instellingen 0-10V signaal (bijv. 1,0V = 20 C en 10V = 50 C) 5750 Verwarmen/Heating/Heizen, Consumer circuit 1 (Verbraucherkreis 1) Parameters Koelen (H3) 5960 Consumer request VK2 (Verbr anforderung vvk2), Function Input H Instellingen 0-10V signaal (bijv. 1,0V = 12 C en 10V = 30 C) pijpssysteem (actief koelen) of 4 pijpssysteem (passief koelen, let op andere basisconfiguratie nodig), Consumer circuit 2 (Verbrauchkraus 2) Door een spanning tussen 1 en 10 Volt over M en H1 te zetten wordt er warmtevraag gecreëerd en het setpoint bepaald. Door een spanning tussen 1 en 10 Volt over M en H3 te zetten wordt er koudevraag gecreëerd en het setpoint bepaald. Flowswitch LET OP! Een flowswitch ook de stuurstroom naar de compressor laten onderbreken. Een flowswitch is verplicht aan bronzijde bij water/water machines en aan gebouwzijde voor reversibele warmtepompen.

2 Stand alone regeling De Siemens-regeling in de warmtepomp kent een aantal standaard schema s voor verwarmen, passief of actief koelen, cascaderegeling, warm tapwater, met/zonder buffervat, extra menggroepen. Bij onderstaande configuraties wordt er vanuit gegaan dat de extra aan te sluiten pompen, kleppen en sensoren als volgt worden aangesloten. Sensor Op RVS-E Functie (bij stand-alone regeling) B4 BX1 CV buffer bovenin B41 BX2 CV buffer onderin B10 BX3 CV centrale aanvoer na elektrisch element/gasketel - BX4 - BX5 - BX6 B81 BX7 Persgastemperatuur - BX8 B9 BX9 Buitentemperatuurvoeler B21 BX10 CV WP UIT B1 BX11 CV centrale aanvoer na mengklep B71 BX12 CV WP IN B91 BX13 BRON WP IN B92 BX14 BRON WP UIT Klep/pomp Op RVS-E Functie Q8 QX12 Circulatiepomp verdamper/bron Q9 QX13 Circulatiepomp condensor Y28 QX3 Koelklep bronzijde Y1 QX10 Koelklep CV-zijde (meer koelen), let op relais voor wintersituatie Y2 QX11 Koelklep CV-zijde (minder koelen), let op relais voor wintersituatie Overig Op RVS-E Functie ZOWI QX5 Zomer/winter-contact (parameter 5895 status info koeling K43) K25 QX1 Vrijgave elektrische element/gasketel E26 EX4 Drukschakelaar bronzijde E15 EX5 Flowswitch bronzijde E24 EX6 Flowswitch CV-zijde

3 Stand alone uitsluitend verwarmen Stel standaard schema 1 in. De warmtepomp regelt op basis van een buitentemperatuurvoeler (B9) en stooklijn de verwarming van het CV-water. Dit gebeurt op basis van de retourtemperatuur (B71) en de gewenste temperatuur (stooklijn) en een hysterese (par 2840). De hysterese ligt rondom het berekende setpoint. In het schema zijn de volgende onderdelen opgenomen. Q8 QX12 (Q8) 5902: Circulatiepomp verdamper E15 EX5 5988: Flowswitch bronzijde (verplicht bij water in de verdamper) E24 EX6 5990: Flowswitch cv-zijde (verplicht bij reversibele wp) E26 EX4 5986: Drukschakelaar bronzijde Q9 QX13 (Q9) 5903: Circulatiepomp condensorzijde B9 BX9 5938: Buitentemperatuurvoeler E15 is flowswitch bronzijde, aan te sluiten op EX5 (230V) E24 is flowswitch aan gebouwzijde, aan te sluiten op EX6 (230V) LET OP! Flowswitch ook de stuurstroom naar de compressor laten onderbreken. Parameterinstellingen basis 5700 Standaard schema instellen (schema 1 voor uitsluitend verwarmen) 5800 Type bron instellen (Brine of Water) Als bron Water is, dan ook flowswitch aansluiten in stuurstroom compressor zodat deze onderbroken wordt als er onvoldoende stroming over de verdamper is. De foutmelding dient op ingang EX5 (230V) aangesloten te worden Tijdconstante van het gebouw/gebouwtraagheid op 2 uur voor snellere reactie Let op, dat als de warmtepomp een motorbediende tweewegafsluiter aan bronzijde heeft in plaats van een circulatiepomp dat Q8 (QX12) gebruikt kan worden voor het aansturen van de klep. Zorg ervoor dat de voordraaitijd van de pomp dan tenminste gelijk is aan de looptijd van de klep. Installeer dus een veerbelaste klepmotor of zorg via een wisselcontact voor driepuntssturing van de klepmotor. Parameterinstellingen tweewegklep bronzijde 2819 Voordraaitijd pomp/klep bronzijde

4 Stand alone met parallel buffervat uitsluitend verwarmen Stel standaard schema 3 in (onderstaande tekst aanvullend op vorige omschrijvingen). De warmtepomp regelt op basis van een buitentemperatuurvoeler (B9) en stooklijn de verwarming van het CV-water. Dit gebeurt op basis van de buffervattemperaturen (B4 en B41) en de gewenste temperatuur (stooklijn) en een schakeldifferentie (par 4721). De hysterese ligt rondom het berekende setpoint. Als sensor B41 niet is geplaatst, gebruikt de warmtepomp retoursensor B71.Dit kan eventueel ingesteld worden bij parameter In het schema zijn de volgende aanvullende onderdelen opgenomen ten opzichte van schema 1. B4 BX1 5930: Temperatuursensor boven in het buffervat B41 BX2 5931: Temperatuursensor onder in het buffervat De extra menggroep kan voor verwarmen worden toegevoegd. Dit wordt echter afgeraden. De mengklep wordt bij passief koelen gebruikt voor het regelen van de gewenste aanvoertemperatuur (zie hieronder). Parameterinstellingen parallel buffer 5700 Standaard schema instellen (schema 3 voor uitsluitend verwarmen)

5 Stand alone met parallel buffervat en passieve koeling Stel het standaard schema 9 in (onderstaande tekst aanvullend op vorige omschrijvingen). Omschakelen van verwarmen naar koelen gebeurt op basis van de gemiddelde buitentemperatuur. Hiervoor geldt een uitschakeltemperatuur voor verwarmen en een inschakeltemperatuur voor koelen (en vice versa bij koelen naar verwarmen). De factor voor de gebouwtraagheid is van invloed op de traagheid van het gemiddelde van de buitentemperatuur. De klep aan bronzijde (Y28) werkt als open/dicht-klep. De klep aan CV-zijde (Y1/Y2) is regelend op basis van de gemeten aanvoertemperatuur (B1) in vergelijking met de berekende gewenste waarde op basis van de ingestelde koellijn. Klep Y21 wordt niet gebruikt. Het buffervat werkt slechts als by-pass en heeft geen functie in laden of ontladen van koude. Tijdens koelbedrijf dient de condensorcirculatiepomp uitgeschakeld te zijn als er een parallel buffervat is opgenomen. Levert de condensorcirculatiepomp zijn warmte rechtstreeks naar het afgiftesysteem, dan dient de circulatiepomp aan te zijn bij passief koelen. De tapwaterfunctie is niet in werking als geen tapwatersensor (B3) is aangesloten. Hierin zijn de volgende onderdelen opgenomen, naast die van het hierboven behandelde schema 1. Y28 QX3 5892: Driewegklep koeling bronzijde Y1 of Y23 QX : Driewegklep koeling CV-zijde, meer koelen Y2 of Y24 QX : Driewegklep koeling CV-zijde, minder koelen B1 BX : Temperatuursensor na de mengklep Y21 QX5 5895: Niet gebruikt. Als B3 en Q3 niet aangesloten zijn, herkent de regelaar dat tapwater niet van toepassing is. De driewegklep koeling aan bronzijde (Y28) is een open/dicht klep, die 230V veerbelast dient te zijn (spanning = koelen). De driewegklep voor koeling aan CV-zijde (Y1/Y2) is een regelende klep, die 230V driepunts gestuurd dient te worden (Y1/Y23 is meer koelen, Y2/Y24 is minder koelen). Klep Y1/Y2 (Y23/Y24) alleen voor koeling instellen. Temperatuursensor B1 na de mengklep bewaakt de aanvoertemperatuur bij koeling.

6 Omdat de klep bij verwarming volledig open dient te staan bij verwarmingsbedrijf, maar andersom gebruikt wordt dan Siemens ooit bedacht heeft, dient de klep voor winterbedrijf andersom te worden aangestuurd. Dit kan middels een hulprelais gerealiseerd worden volgens onderstaand schema. Parameterinstellingen passieve koeling 5700 Standaard schema instellen (schema 9 voor verwarmen en passief koelen) 5711 Configuratie koelcircuit 1: 2-pijps = passieve koeling 5712 Instellen op Koelen/Cooling (Use of Mixing valve 1) 6014 Instellen op Heating circ/cooling circ1 (B1 = BX11, Y1 = QX10, Y2 = QX11) 941 Looptijd van de regelklep Y1/Y2 945 Instellen op Open (Mixing valve in heating mode) 5807 Passive cooling pijpssysteem voor passieve koeling 5895 Relais uitgang QX5; Verwijder klep Y21: Y21 naar --- Overige instellingen Koelcircuit 1Koellijn goed instellen 908 Aanvoertemperatuur bij 25 C buiten 909 Aanvoertemperatuur bij 35 C buiten 3006 Passief koelen uit bij compressorbedrijf 3007 Condensorpomp uit bij passieve koeling (uit bij parallel buffer) Omschakeltemperaturen 6110 Tijdvenster buitentemperatuur (voor omschakelen verwarmen/koelen), 24 uur 730 Stookgrens buitentemperatuur (15 C, gemiddelde buitentemperatuur waarboven niet meer verwarmd wordt, 1 K eronder kan weer verwarmd worden). 912 Koelgrens buitentemperatuur (17 C, gemiddelde buitentemperatuur waarboven gekoeld mag worden, 0,5 K eronder gaat koeling uit) 913 Wachttijd tussen verwarmen en koelen, 0 uur

7 Optie ketel/elektrische naverwarmer Als naverwarmer kan een elektrisch element of gasketel ingezet worden. Hiervoor dient één van de vorige basisinstellingen aangevuld te worden met de configuratie van een naverwarmer. Dit gebeurt met parameterinstellingen, niet met een ander standaard schema. Het elektrische element of ketel wordt vrijgegeven aan de hand van een aantal parameters. Aan al deze voorwaarden moet voldaan zijn. + Grens maximale buitentemperatuur bereikt; het moet buiten koud genoeg zijn. + De compressor draait al een minimale tijd (blokkadetijd) + De vrijgave-integraal (graadminuten) moet bereikt zijn. Als een van de voorwaarden niet voldaan wordt, gaat de naverwarmer niet aan. Als nog aan de eerste twee voorwaarden voldaan wordt, gaat de naverwarmer alsnog uit als de uitschakel-integraal (graadminuten) bereikt is. Sensor B10 bewaakt de maximale aanvoertemperatuur. Indien ook passief gekoeld wordt met mengklep Y1/Y2 dienen beide sensoren (B1 en B10) geplaatst te worden. K25 QX1 5890: Vrijgavesignaal voor naverwarmer B10 BX3 5932: Temperatuursensor op/in centrale aanvoerleiding Optioneel kan K32 geconfigureerd worden voor een ketel en kan ook een 0-10V stuursignaal ingesteld worden om de ketel een setpointverstelling mee te geven. Raadpleeg hiervoor de handleiding. Parameterinstellingen naverwarmer 5811 Vermogen naverwarmer K QX1 instellen als vrijgave K K25 instellen als Aanvullend verwarming (Complementary HC), trap 2 bij 1 WP, trap 3 bij 2 WP s 2881 Blokkadetijd naverwarmer in min 2882 Vrijgave-integraal naverwarmer in C*min 2883 Reset-integraal naverwarmer in C*min 2884 Bovengrens buitentemperatuur naverwarmer in C 5932 BX3 instellen voor B10 sensor

8 Stand alone cascade twee warmtepompen, ketel, parallel buffer en passieve koeling Stel eerst de Master warmtepomp in met bovengenoemde instellingen voor verschillende functies. Sluit tevens de bedrading aan tussen de Master en Slave Siemens regelingen. Verbind vanaf stekker a MB van de Master met MB van de Slave. Doe hetzelfde voor DB. Stel vervolgens de Slave warmtepomp in (standaard configuratie 13). De warmtepompregeling zal de inschakelcascade bepalen op basis van draaiuren. Warmtepompen hebben altijd voorrang op de naverwarmer(s). Als de installatie is voorzien van passieve koeling, dan wordt deze geregeld door de Master. Indien de installatie is voorzien van één bronpomp en een motorbediende 2-wegklep per warmtepomp aan verdamperzijde, dan dient de pomp toerengeregeld te zijn. Als de installatie geen by-pass kent, dient de pomp vrijgegeven te kunnen worden door beide warmtepompen. Als de warmtepomp zijn eigen 2-wegklep bedient, dient de voordraaitijd van de verdampercirculatiepomp ten minste ingesteld te worden op de looptijd van de klep. In het schema zijn de volgende onderdelen opgenomen. Q8 QX12 (Q8) 5902: Circulatiepomp verdamper E15 EX5 5988: Flowswitch bronzijde (verplicht bij water in de verdamper) E24 EX6 5990: Flowswitch cv-zijde (verplicht bij reversibele wp) E26 EX4 5986: Drukschakelaar bronzijde Q9 QX13 (Q9) 5903: Circulatiepomp condensorzijde B9 BX9 5938: Buitentemperatuurvoeler E15 is flowswitch aan bronzijde, aan te sluiten op EX5 (230V) E24 is flowswitch aan gebouwzijde, aan te sluiten op EX6 (230V) LET OP! Flowswitch ook de stuurstroom naar de compressor laten onderbreken. Parameterinstellingen basis 5700 Standaard schema instellen (schema 13 voor Slave, uitsluitend verwarmen) 5800 Type bron instellen (Brine of Water) Als bron Water is, dan ook flowswitch aansluiten in stuurstroom compressor zodat deze onderbroken wordt als er onvoldoende stroming over de verdamper is. De foutmelding dient op ingang EX5 (230V) aangesloten te worden.

9 Indien de warmtepompen een gezamenlijke (toerengeregelde) bronpomp hebben dan worden de aansluitingen Q8 (QX12) gebruikt voor het aansturen van de klep. Zorg ervoor dat de voordraaitijd van de pomp dan tenminste gelijk is aan de looptijd van de klep. Installeer dus een veerbelaste klepmotor of zorg via een wisselcontact voor driepuntssturing van de klepmotor. Parameterinstellingen tweewegkleppen bronzijde 2819 Voordraaitijd pomp/klep bronzijde (Master EN Slave instellen) Let op, de kleppen openen ook bij passieve koeling. Zorg ervoor dat de 3-wegklep voor omschakelen verwarmen/koelen hydraulisch op de juiste plek is aangebracht.

10 Stand alone met actieve koeling instelling (in plaats van passieve koeling) Stel voor de Master warmtepomp schema 15 in (parameter 2700). In plaats van passieve koeling wordt actieve koeling ingesteld. De hardware van de warmtpeomp moet hier geschikt voor zijn. Aan gebouw-zijde van de warmtepomp dient een flowswitch (E24) opgenomen te zijn. De kleppen K28 kunnen het buffervat omgekeerd laden en ontladen (koude zakt naar beneden, dus koud water onderin laden en wegnemen). De mengklep Y1/Y2 staat standaard niet geconfigureerd en behoort standaard niet tot de opwekkingsinstallatie. In het schema zijn de volgende onderdelen opgenomen (ten opzichte van schema 1 of 3). Q8 QX12 (Q8) 5902: Circulatiepomp verdamper E15 EX5 5988: Flowswitch bronzijde (verplicht bij water in de verdamper) E24 EX6 5990: Flowswitch cv-zijde (verplicht bij reversibele wp) E26 EX4 5986: Drukschakelaar bronzijde Q9 QX13 (Q9) 5903: Circulatiepomp condensorzijde B9 BX9 5938: Buitentemperatuurvoeler K28 QX2 Omschakelen in- en uitgangen buffervat verwarmen/koelen E15 is flowswitch aan bronzijde, aan te sluiten op EX5 (230V) E24 is flowswitch aan gebouwzijde, aan te sluiten op EX6 (230V) LET OP! Flowswitch ook de stuurstroom naar de compressor laten onderbreken. Bij actief koelen is een flowswitch aan gebouwzijde verplicht. Parameterinstellingen basis 5700 Standaard schema instellen (schema 15 voor actief koelen) 5800 Type bron instellen (Brine of Water) Als bron Water is, dan ook flowswitch aansluiten in stuurstroom compressor zodat deze onderbroken wordt als er onvoldoende stroming over de verdamper is. De foutmelding dient op ingang EX5 (230V) aangesloten te worden.

11 Stand alone met cascade actieve koeling instelling (in plaats van passieve koeling) Stel de Master warmtepomp in zoals hierboven omschreven. Stel bij een Slave warmtepomp standaard schema 17 in. Indien twee reversibele warmtepompen geplaatst zijn en de regeling van de warmtepompen de cascade moet regelen, dient de Master ingesteld te worden. De Slave is gekoppeld aan de Master en volgt deze. De Master bepaalt de inschakelvolgorde op basis van draaiuren. De Master stuurt ook de kleppen K28 indien van toepassing. De Slave-warmtepomp dient een eigen flowswitch (E24/N24) te krijgen aan gebouwzijde. Stel ook hier de nodige standaard parameters goed in die voor de warmtepomp van belang zijn. Installeer ook hier een flowswitch aan gebouwzijde en laat deze direct ingrijpen in de stuurstroom van de compressor en de fout terugkoppelen naar EX6. Q8 QX12 (Q8) 5902: Circulatiepomp verdamper E15 EX5 5988: Flowswitch bronzijde (verplicht bij water in de verdamper) E24 EX6 5990: Flowswitch cv-zijde (verplicht bij reversibele wp) E26 EX4 5986: Drukschakelaar bronzijde Q9 QX13 (Q9) 5903: Circulatiepomp condensorzijde B9 BX9 5938: Buitentemperatuurvoeler E15 is flowswitch aan bronzijde, aan te sluiten op EX5 (230V) E24 is flowswitch aan gebouwzijde, aan te sluiten op EX6 (230V). LET OP! Flowswitch ook de stuurstroom naar de compressor laten onderbreken. Bij actief koelen is een flowswitch aan gebouwzijde verplicht. Parameterinstellingen basis 5700 Standaard schema instellen (schema 17 voor Slave actief koelen) 5800 Type bron instellen (Brine of Water) Als bron Water is, dan ook flowswitch aansluiten in stuurstroom compressor zodat deze onderbroken wordt als er onvoldoende stroming over de verdamper is. De foutmelding dient op ingang EX5 (230V) aangesloten te worden.