Transcriptie Civiele rechtspraak P. Zunderman, 2011

Transcriptie

1 Tekst 131 Transcriptie Civiele rechtspraak P. Zunderman, 2011 Archief Richterambt Minuten van akten van civiele rechtspraak Inventarisnummer 131 [1] Dat wel aen Brouwer... is gepasseert maar niet op 8 maart maar deselfde dag geen half uur daa... na 22 Febrarij en nooit na den 22 Februarij Dat d insinuatien sig contrarieren Dat t antwoord op d ingenu van den 19 Mei 1750 seer voldoende is. Dus onwaar t geposeerde bij replicq. [1v] Duplicq Inhæreert sijn antwoort. Te remarqueren dat op den 22 Februarij 1750 d aanlegger gesproken heeft kwalik van sijn eigen oom Jan met de rok, dat hij hem had bedrogen etcetera. Narratio facti, volgens condschap sub N. 1. Vers. confrontatie van Jannes Brouwer met aanlegger door gegeven van wie t gehoord heeft voldaan. Dus ad... me etcetera. Contendeert tot admissie C. ins. 19 Mei maart 1750 D. 8 maart 1750 E. F. Sonder enig bewijs van t factum op den 22 Februarij 7 gepasseert en niet op 1 of 8 Maart t welk aanlegger onder ede niet durfden ontkennen, præsenteert en stelt den eed aan partij, summerende daer toe d aanlegger d actie later tijd geinstitueert Schr. Ref. V. capittel 12 artikel 1 in verbis ca antem injura etcetera termino anno ex quo geint injuriam illatem... Is niet 1 jaar en 6 weken. Familiariteit is een teken dat er geen animus injuriandi is. Daar en boven si is er geen reden geallegeert welke verweerder daer toe sou hebben. So t al gesegt was so sou er nog niet uitvloeien, wijl er

2 niet staat of t uit abus als anders kon geschied sijn. Dat sulx grooter cooplieden [waar onder egter etcetera] wel sou kunnen gebeuren, sonder dat door gekreukt worden in haar credit pres. te verclaren geen de minste intentie gehad om hem door welke prætense woorden te benadelen of in sijn fatsoen te tasten. Volgens seggen selfs van aanleeger blijkt dat Buiten dat niet positief gesegt, maar dat horen seggen So t al had laten vallen op de rekening, stond aan hem, en is dus geen injurie. [2] lege pagina [2v] P.W. Michmarshausen contra J. Schrijver Om te horen verclaren Justificatie Antwoord Over te geven Over te geven Replicq Dat verweerder avoueert de positie, dat t geval dus gepasseert is ten huise van Jannie Brouwer op den 8 Maart 1750 dus overgaan tot t geposeerde bij antwoort. Omtrent d exc. dat de landschap sub N. 1. is van een ander geval, als sijnde den 22 Februarie ten huise van Michmarshausen en dit is van den 8 Maart dus dit moet gedistingueert worden. Dat t seggen sonder erg of list is protestatio actui contraria. Dat er te veel aangelegen is over t credit van t boek aan een leverancier, en dus niet gemeent niet te pas. Dat verweerder het het allegene het op aangelegt om aanlegger te decrediteren. Op d afvrage had moeten geantwoort worden, so t al anders was, en is daar door oorsaak van soveel de costen, als sijnde de fabricateur van de costen. Hebbende altoos confuge antwoorden gegeven op d afvragen. [3] Relatore on onderstaand als dat ik ben gecomen met de bediendens van t Monopolium ten huijse van Beert Egbertsen op den 12 Januarij 1750 ingevolge authorisatie van den stadholder Luijgjen Koops en hebbe bij mij comste en des selfs bediendens ten huijse van Beert Egbertsen te huijs gevonden die vrouw van

3 opgemelten Beert Egbertsen dien ik vraagden off haar man te huijs was en antwoorden van neen waar op ik onderstaand antwoorde tegens die vrouw van Beert Egbertsen, als dat ik een authorisatie had off sij daar dan eens wilde nae luisteren bij absentie van haar man en seijde van ja en hebbe dien volgens die authorisatie voorgelesen aen opgemelte vrouw, en nae dat ik die voorgelesen hebbe, heb ik onderstaand gevraag aen die vrouw van Beert Egbertsen off sij ook enige sterkken drank in huijs hadde het sij genever brandewijn off iets anders waar op sij antwoorden van ja en heefft vertoend een vlisse met genever waar in was aen genever de quantitait van scherp een halve oort, en nae dat sij die vertoend heefft heb ik onderstaand gevraag aen opgemelte vrouw off sij nu ook nog meer hadde het was genever brandewijn off iets anders en antwoorden van neen bij harent weten niet, dat daar op die bediendens vant Monopolium binnen aen het viesenteren gegaen ten huijse van Beert Egbertsen ingevolge authorisatie en in presentie van mij onderstaand en nae dat die bediendens vant Monopolium hebben gevisenteert enige tijd in en buijten het huijs van opgemelten Beert Egbertsen, soo is bevonden door den bedienden vant Monopolium genoemt Pieter van Coet aen de weest cant van Beert Egbertsen huijs cort bij het selve huijs en bij een clampjen stroo en omtrend een cnot willige een vlesse met genever, waar in was aen genever de quantiteit van scherp een mengelen. Actum Oldebroek den Januarij 1750 B. Dijk Gerichts dienaar van Oldebroek. [3v] lege pagina [4] Memorie Op den 5 Januarij 1750 ten huijse van den persoon Philip Wilhelm Michmershausen ben geweest met den heer J. W. van Coeverden en den persoon Thuenis... en dat den heer opgemelt ten huijse van den persoon Philip Michmarshausen geefft gecommandeert een kan dikke bier die welk hem is ter hand gestelt van opgemelten hospus en

4 nae dien den heer opgemelt die can bier hier off dat vers bier was off niet het geen hij ontfangen hadde antwoorden den vrouw van Michmershausen van geen vres bier te sien maar sij wel vres dunne bier hadde en antwoorden die heer daar op om hem een pintjen dunne bier te tappen gelijk dien persoon Philip Michmershausen dide en gaff dien heer een mengelen dun bier. [4v] lege pagina [5] Bij absentie van sijn Hoog Wel Geboren en Gestrenge Heere Richter des Richterampts Oldenbroek sijn voor mij Luijgjen Coops in qualiteit als stadholder van voornoemde ampte en onderbenoemde gerichtsluijden gecompareerd Hermen Willemsen ende heefft nae den lantrechten van Veluwe omni meliori modo, en onder reserve van alle exceptien en beneficien rechten ontsatinge gedaen tegens sodanig besaat als den Hoog Wel Geboren en Gestrenge Heer Carel van Essen tot Helbergen jagemeester des Furstendoms Gelre en Graaffschap Zutphen op Veluwen op den 17 Desember 1749 op de gereede goederen van comparant heeft ondernomen stellende voor ten rechten te staan en het gewijde te voldoen volgens lantrechten capittel 10 artikel 10 tot burge Jacob Thijmens die present siende deselve burgtogt onder een verband van sijn persoon en goederen heeft aengenomen tegens beloffte van indemnisatie onder gelijke verband gedaen bij gerichtsluijden B. Dijk en michgeel Jans. Des ten oirconde heb ik stadholder desen getekent en gesegelt op den 3 Januarij [5v] lege pagina [6] lege pagina Luijghien Coops als stadholder.

5 [6v] lege pagina [7] Bij absentie van sijn Hoog Wel Geboren en Gestrenge Heere Richter des Richterampts Oldenbroek sijn voor mij Luijgjen Coops in qualiteit als stadholder van voornoemde ampte en onderbenoemde gerichtsluijden gecompareerd Gerrit van Nijkerk tebaksplanter van den heer Burgemeester de graaff tot Harderwijk ende heefft nae den lantrechten van Veluwe omni meliori modo en onder reserve van alle exceptien en beneficien rechtens ontsatinge gedaen tegens sodanig besaat, als den Hoog Wel Geboren en Gestrenge Heer Carel van Essen tot Helbergen jagemeester des furstendoms Gelre en graaffschap Zutphen op Veluwen op den 17 December 1749 op de gereede goederen van comparant heefft ondernomen stellende voor ten rechten te staan en het gewijsde te voldoen volgens lantrechten capittel 10 artikel 10 tot burge Henrik van Ark die present siende deselve burgtogt onder een verband van sijn persoon en goederen heefft aengenomen tegens beloffte van indemnisatie onder gelijke verband gedaen bij Gerichtsluijden B. Dijk en Michgeel Jans. Des en oirconde heb ik stadholder desen getekent en grsegelt op den 3 Januarij 1750 Luijghien Coops als stadholder [7v] lege pagina [8] lege pagina [8v] lge pagina [9] Attestere en verklare ik onderschreven gerichtsdienaar des Rigterampts Oldebroek den Dat ik op den 12 November deses jaers 1750 des nademiddaags omtrent drie uiren ben gegaan na het Eekter land van mijn vrouwen vader Hermen Willemsen om aldaar met sijn voorkennisse een elsen stokjen ofs wat te houwen ofte snijden gelegen ten noorden van het dorp Oldebroek. En dat ik ondergeschreven na dat aldaar

6 die stokjes hebbe bekomen vervolgens ben getreden over de sloet na de west cant in het land van d erfsgenamen van Frank Derksen om een werven twijgen om die stokies te snijden. En dat toen aldaar in dat land daar ook lijster strikken hingen op de cant van de cingel in een bosje of stobbe hebbe gevonden een geladen snaphaan sonder lade stok sijnde ongeveer een hondert treden vijfs of ses van het dorp Oldebroek gelegen tegens over het huijsh van Jan Schrijver. En dat daar op voort die stokjes heb na huijs gebragt en ter stond weeromme ben gegaen om die snaphaen op te halen hebbende Jannes Brouwer en Willem Jacobs mede genomen en toen de selve van daer weggenomen en met haar in het amptshuis neder geset. Willem Vincke gerighsdijnaer des Rijghter Ampts Oldebroeck. [9v] lege pagina [10] Door vocht en inktvraat is van de tekst veel verloren gegaan. Attestere ik ondergeschreven gerighsdienaer des Richterampts Oldebroek op gedaen, dat ik op den 13 September deses jaars 1750 bij... der geb... wateren met twe Dat na dat de... van Hendrik Torne was gekomen, Hendrik... onder het regt van de... der geauthoriseerden... met naem Herman Teunissen aan... voor twe... tien stuijver, t welk schuldig seit te sijnaen Hendrik... Dat Peter van... d ander... gesegt hebbende aan Hendrik Zomaer te pretendere had op sijn maat sulx... haor... was en dat... niet aen Waarop Hendrik... sei order van sijn oom te hebben om... met bijvoeging naderhand van verscheiden woorden hier op... uitkomst. Dat de......

7 doen soo hij een brief... [10v] [11] [11v] Willem Vincke gerights dijnaer van boven gemelte ampte [12] De hoogwelgebooren vrouwe douariere van Lennip vrouwe van Putten laet mits desen gerechtelijk aenzeggen aen Michiel Wilhelm Mixmarshausen dat hij binnen den tijd van 3 daegen zal moeten koomen betaelen de boete, waer in hij op den tijden Jannuarij 1750 vervallen is als hebbende voor de heer J. W. van Coeverden (coram... Dijck) en Teunis Frericks getapt een kanne dickke bier, en een mengelen dunne bier, waar van de grutaccijs, volgens placaet van den lande aen den huijse Putten behoorende, niet betaelt veel minder aengegeven is. En bij nalatigheijd van dien, zoo zal welgemelte vrouwe van Putten hem Mixmarshausen aenspreken met zodane middelen rechtens als haer te rade zal zijn, met protest van alle kosten. [12v] vrouw van Putten [13] Bij absentie van sijn hoogwelgebooren en Gestrenge heer Richter des Richterampts Oldenbroek sijn voor mij Luijgjen Coops in qualiteit als Stadholder van voornoemde ampte en onderbenoemde gerichtsluijden gecompareerd Hermen Willemsen ende heeft nae den lantrechten van Veluwe omni meliori modo en onder reserve van alle exceptien en beneficien rechtens ontsatinge gedaen tegens sodanig besaat als den hoogwelgebooren en Gestrenge heer Carel van Essen tot Helbergen jagemeester des Furstendoms Gelre en Graafsschap Zutphen op Veluwen op den 17 Desember 1749 op de gereede goederen van comparant heefft ondernomen stellende voor ten rechten te staan en het gewijsde te voldoen volgens lantrecht capittel 10 artikel 10 tot burge Jacob Thijmens die present siende deselve burgtogt onder een

8 verband van sijn persoon en goederen heefft aengenomen tegens belofte van indemnisatie onder gelijk verband gedaen bij gerichtsluijden B. Dijk en Micheel Jans. Des ten oirconde heb ik stadholder desen getekent en gesegelt op den 3 Januarij 1750 Henrik van Ark in margine: [13v] lege pagina [14] lege pagina [14v] lege pagina [15] Inventarisatie van de bepeijnde gereede goederen van Hendrik Alberts en vrouw. [15v] Een blauw griese gebeterde melk koe nae opgave Een vaal spreinde os pinke een swart spreind veerse claff Twee peerden waarvan een bruin cold en het ander een swert beijde merrij peerden 9 schapen 1 wagen 1 ploeg 2 houten egden het coren in den berg soo rogge als boekweijte neffens het hooij het coren op den balken soo rogge als boekweijte 1 wanne mole 1 baktrog 1 snitrog 1 wanne 1 cruijwagen 1 kerren stroo op den heerd 2 casten 1 spind 3 vaten melkgoed dito 5 1 melkton 1 melkbanke 1 tavel een coekepan

9 ses stoelen 1 beddigjen 1 deken 1 water emmer 1 tange 2 strikeijsers 2 gordijnen Aldus desen inventaris op versoek van M. Dop in qualiteit bij de acte van peijndinge gemelt, door ons ondergeschreven gedaen en hier mede geeijndigt ten over staan en met bewilligen van den pandeijser M. Dop voornoemt. Actum den 29 Desember 1751 Luijghien Coops als Stadholder Beert Jacobsen schepen Heijmen Peterssen schepen Mij present J. Dijk secretaris [16] lege pagina [16v] lege pagina [17] Menutte Ick G. Westenberg der regten docter als verwalter Richter van Oldebroek doe cond en certificere mits desen, hoe dat Willem Vinck gerigtsdienaar van Oldebroek in desen speciael van den stadholder van voornoemde ampte gequalificeert, en soo veel dienstig geauthoriseert, ter instantie van Barent van Houten op den 5 Julij 1752 ten overstaan van S.W. Langen en Egbert van Zuithem bij insuffisance van gereede gepeijnt heeft aen de ongereede goederen van Gerrit Coerts en Jannigjen Hendriks Coops egteluiden in voornoemde Richteramte te vinden, als aan huijs en des selfs gront voorts een hoff, een schuur en berg staande en gelegen alhier int dorp, voorts aan sodane camp lands gelegen weestwaards buijten dorp, bij u Gerrit Coerts en jannigjen Hendriks Coops in gebruik, ende sulkx aan de bepeinde effecten te verhalen en betalinge te erlangen ener capitale summa van twee hondert en sestig gulden heen comende wegens een oblijgatie door Gerrit Coerts en Jannigjen Hendriks Coops op den eersten Februarij 17 hondert ses en veertig gepasseert quo relatio als mede de intresse van dien

10 [17v] daar op ten agteren tot den 1 sten Februarij 1752 reeds verschenen, en nog te verschijnen off lopende mits de excutie van de nog lopende renthe off intresse, worde gehouden in surcheance, als sijnde d opsage hier van bereeds op den 12 November 1751 gedaen Edog alles ter goeder rekeninge en onder afftrek van alle bewijsselijke betalinge omni meliori modo en in cas van oppositie ten dage dienende nader te deduceren cum expensis. Welke peijndinge tot die drie opbodingen incluis is vervolgt soo verre dat daar van een schrifftelijke besegelde wethe vervaerdigt en op den 29 Augustis 1752 behoorlijk aen Gerrit Coerts geinsinueert sijnde, bij ontstentenis van pandkeringe ter instantie als boven, op den 13 September 1752 aen de hier voren genoemde ongereede goederen na den lantregten van Veluwe is geboden de eerste ruiminge, ten fine als vren verhaalt. Dat daer van almede een schrifftelijke besegelde weete gemaakt ende op den 14 September 1752 geinsinueert sijnde, de selve door niemand is uit gedaen, en mitsdien op den 28 September 1752 geboden de tweede ruiminge aan voorstaende ongereede goederen; ten eijnde als boven van welke tweede ruiminge ook de schrifftelijke besegelde wethe geinsinueert is op den 29 September Dat die tweede ruiminge ook door niemand uitgedaen sijnde eijndelijk op den 12 October 1752 uit kragt van sulke contumacie ten versoeke van voornoemde Barent van Houten is geboden de derde off laaste ruiminge; samt in en aanheeringe van dien aen de voorstaende goederen, ten eijnde als boven. Dat daer van almeede op den 13 October 1752 een schrifftelijke besegelde weete geinsinueert is aan Gerrit Coerts, alles in gevolge de relatien daer van sijnde, en [18] welke derde ruiminge ook door niemand is uitgedaen, wien volgens ik op vesoek van voornoemde Barent van Houten begeerende, dat ik hem van all t gepaseerde bescheid, na den lanregten van eluwe noodig, sou willen mededeijlen desen verwinsbrieff vervaerdigt heb, ende hem beloofft der voorstaende goederen met alle ap en dependentien van dien, gelegen in desen Richterampt Oldebroek, van wegen des heeren een wahre te sijn, tot dat hij met beter regt daer wederom uijtgesleten en verwonnen wesen sal.

11 In oirconde heb ik desen getekent en met mijn aengeboren cachet gesegult in Oldebroek den [18v] lege pagina [19] lege pagina [19v] lege pagina [20] lege pagina [20v] lege pagina [21] Menutte off gedaen Compareerde voor mij Willem van Haersolte tot IJrst en onderbenoemde gerigtsluiden Henrick Jansen Timmerman, en versogte, wijl sijne peindinge aan de gereede goederen van Gerrit Coerts en vrouw in dato den 2 Junij 1752 wettelijck was vervolgt tot de week incluis [gelijk ons ook uit t relaas op deselve is gebleeken] sonder dat den bepeinde intra terminum pandkeringe had ondernomen, dat ik hem aan de bepeinde panden, in actis gemelt, wilde heeren en goeden. Wienvolgensick Richter den comparant aan deselve goederen geheert en gegoed heb, aanheere en goede hem bij desen volgens lantregt van Veluwe capittel 13 arttikel 1 Geschied bij gerigtsluiden Luigjen Cops en Wille Taats op den 21 Jlij Oirkond onser betekeningen. W. v. Haersolte Richter in t Oldebroek Luighen Coops Willem Taats [21v] lege pagina [22] lege pagina [22v] lege pagina [23] Copia Ik Luijgjen Coops als stadholder des Richter Ampts Oldebroek, doe en late weten uw Gerrit Coerts en Jannigjen Hendriks Coops egteluiden, hoe dat den heer doctor P. van Ingen als volmagtiger van Hendrik Croese tot Campen namens gemelten Hendrik Croese op den 11 September 1752 door Willem Vinck gerigtsdienaar, na daar toe gequalificeert te sijn geweest, heeft doen peijnden, op alle uwe gereede goederen actien en cediten en insufficanse van dien meede op alle d ongereede goederen, in desen Richter Ampt gelegen erventlijk van Gerrit Coerts, ten einde om aan de bepeinde effecten bij ordere te verhalen en betalinge te erlangen van een summa van een en seventig guldens, behalven t verschuldigde

12 arme geld, sijnde de penningen die den pandeijscher voor de gepeinde sig als borge hebbende ingelaten, en in die qualiteit moeten betalen, aan de gemeensman Mathdus Dop te Campen voor twee percelen bomen, op den 26 April vant vorige jaar 1751 door gepande aangecofft, en hebbende gestaan op t erve bij Hendrik Alberts Meijers wijsw gebruikt, alles ingevolge de bewijssen en schijnen quor sum relatio met de costen schade en intresse van dien. [23v] Van welke peijndinge wegens t gereede S anderdags d behoorlijke opboding, en van t ongereede de drie opbodingen van veertien dagen, tot veertien dagen En der panden veilinge als anders sijn gedaen, alles in conformite van t lantregt van Veluwe. In gevolge van dien doe ik uw Gerrit Coerts en Jannigjen Hendriks voren gemelt dese schriefftelijke besegelde wethe toecomen op dat gij binnen den tijd van veertien dagen na ontfang deser comt en beschuttet uwe bepeinde effecten met geld of nmet regt of ik sal den pandeijsscher op sijne verdere instantie moeten laten wedervaren t geen lantregtens is in Veluwe. Des ten oitconde heb ik stadholder dese getekent en gesegelt op den 3 November Was getekent Luijgjen Coops als stadholder in margine: in fidem copia B. Dijk secretaris Willem Vinck gerigtsdienaar relateert aan mij onderstaand het orgenele waar van dese copij is, voohoofs voorgelesen te hebben aan Gerrit Coerts en het selve aan hem over gegeven te hebben, op den 3 November [24] lege pagina [24v] lege pagina Luijghien Coops als stadholder.

13 [25] Memorie voor den gerigtsdienaar des Rigterampts Oldebroek [25v] Om met permissie van de hoogwelgeboren Gestrenge heer baron van Haarsolthe heer tot IJrst als Rigter van voornoemde Rigterampte namens Hendrik Gerrits omni meliori modo te peijnden aan alle de gereede goederen en bij insuffisante van dien mede aan de ongerede goederen en ervintlijk specialijk een huijs alhier kennelijk staande aan de Swarteweg, alles toebehorende Jacob van Acceren en Johanna Andries van den Burgh eheluijden ten einde om aan de bepeijnde effecten betalinge te erlangen, als eerstelijk van een somma van een honderd ses en veertich guldens heencomende van verschotene penningen aan des gepandedes huijs en daar van opgerigte obligatie van den 11 Februarij 1747 wordende bij desen opgesegt om te betalen ad eersten verschijndag, dan pro secundo van een somma van vier honderd en agt en sestich caroli guldens heengekomen van diverse betaalde schulden, voorts van geleverde verkens, beesten etcetera volgens iterative gehoudene afrekeningen en opgevolgde afgegevene eijgen hand quo relatio; nog pro tertio de somma van agt guldens 6 stuvers 8 penningen wegens aangenomen betaling van geleverde planken aan de weden van modo Gerrit Beelen, en dan pro quarto om te hebben securiteit of waarburge voor de somma van 23 guldens 16 stuvers zijnde een restant van meerder nog verschuldig van geleverde verkens aan de bran- [26] der Dop de anno 1751 en waar voor den... zich verbonden heeft, dan nog bevrijding van aanspraak wegens t geen nog verschuldigd is van wegens vier verkens aan de Pruime aan de Swarte weg gekoft in den voorleden jaare Alles vermogens de schijnen en bescheijden daar van zijnde quo relatio. Edog ten goeden rekening en met defalcatetie van alle bewijslijke betaling.

14 Voorts in cas van oppositie te dage dienende nader te verifieren cum expensis. Den onderscholt Willem Vincke word door mij ondergeschreven bij absentie van den heer Rigter en verwalter Rigter deses Ampts gequalificeert om soo veel dienstig geauthoriseerd om dese peijndinge te doen op de gereede goederen van Jacob van Akkeren en Johanna Andries egteluiden als mede op d ongereede goederen ten overstaan van twee gerigtsluiden in Oldebroek wonende en geerft, mids relaterende na behoren. Actum den 11 September 1752 Luijghien Coops als stadholder [26v] peijnding Willem Vinck onderschout relateert aan mij onderschreven als dat hij de vorenstaande peijnding ten opsigte vant gereede gedaan heeft voorts ten aansien vant ongereede ten overstaan van twee geerfde gerigtsluiden met namen Egbert van Zuithem en Willem van Werven, die dit neffens mij stadholder soo veel nodig en dienstig hebben getekent en besegeld in Oldebroek den 11 September Luijghien Coops als stadholder Egbert van Suethem W. van Werven Compareerde voor mij L. Coops als stadholder des Richterampts Oldebroek en onderbenoemde gerigtsluiden Hendrik Gerrits welke opbodinge van het bepeijnde gereede pand van Jacob van Akkeren en Johanna Andries egteluijden, breder in vorenstaande acte vermelt versogt oirdelen bestadet, pand geveijlt en coop geboden heeft die gewesen is tot de wete ingevolge lantrgt van Veluwe capittel 13 artikel 1. Des ten oirconde is dese bij mij stadholder ten overstaan van gerigtsluiden B. Dijck en Jacob Luijgjes Coops getekent. Actum den 12 September 1752 Luijghien Coops als stadholder. In margine: Geregistreert ten prothocolle des Rigterampts Oldebroek den 13 September 1752 B. Dijck secretaris van Oldebroek

15 Folij 167. [27] Vrouw van Akkeren debet aan B. van Langen Voor ampts lasten over 1748, 1749 en 1750 f Voor custos Haver over 1746, 1747, 1748, , 1751 en St. Merten verschonen [27v] lege pagina [28] Compareerde voor mij L. Coops als stadholder des Rigterampts Oldebroek en onderbenoemde gerigtsluiden bij absentie van den heer verwalter Rigter van voornoemde Ampte Hendrik Gerritsen en heeft versogt d eerste opboding vant ongereede bepeinde pand van Jacob van Akkeren en Johanna Andries van den Burg, en is deselve opboding gedaen ingevolge lantregt van Veluwe. Als dit geschiede soo waren hier aan en over als geerfde gerigtsluiden Egbert van Zuithem en Willem van Werven Des t oirconde heb ik L. Coops in mij voornoemde qualiteit dese getekent en besegelt en soo veel nodig en dienstig meede laten tekenen door de gerigtsluiden voornoemt. Actum Oldebroek den 23 September Luijghien Coops als stadholder Egbert van Suethem W. van Werven [28v] Compareerde voor mij L. Coops als stadholder des Richterampts Oldebroek en onderbenoemde gerigtsluiden bij absentie van den heer verwalter Richter van voornoemde Ampte Hendrik Gerritsen ende heeft versogt d tweede opboding vant ongereede bepeinde pand van Jacob van Ackeren en Johanna Andries van den Burg, en is deselve opboding gedaen ingevolge lantrecht van Veluwe. Als dit geschiede soo waren hier aan en over als geerfde gerigtsluiden Egbert van Zuithem en Dries van Asselt.

16 Des t oirconde heb ik L. Coops in mij voornoemde qualiteit dese getekent en besegelt, en soo veel nodig en dienstig mede laten tekenen door d gerigtsluiden voonoemt. Actum den 7 October Luijghien Coops als stadholder Egbert van Suethem Dries van Asselt Compareerde voor mij L. Coops als stadholder des Rigterampts Oldebroek en onderbenoemde geerfde gerigtsluiden bij absentie van d heer verwalter Richter van voornoemde Ampte Hendrik Gerritsen ende heeft versogt d derde opboding van het ongereede bepeinde pand van Jacob van Ackeren en Johanna Andries van den Burg, egteluiden, en is deselve opboding gedaen en pand gevijelt en coop geboden ingevolge lantrecht van Veluwe. Als dit geschiede soo waren hier aan en over als gerigtsluiden Egbert van Zuithem en Willem van Werven. Des t oirconde heb ik stadholder dese getekent en besegelt, en soo veel nodig en dienstig mede laten tekenen door d gerigtsluiden voonoemt. Actum den 21 October Luijghien Coops als stadholder Egbert van Suethem W. van Werven [29] lege pagina [29v] lege pagina [30] I Luijgjen Coops als stadholder des Richterampts Oldebroek doe en late weten uw Jacob van Ackeren en Johanna Andries van den Burg egteluiden hoe dat Hendrik Gerritsen op den 11 September 1752 door Willem Vinck gerigtsdienaar, na daar toe gequalificeert te sijn geweest, heeft doen peinden op alle uwe gereede goederen, en bij insuficanse van dien mede op alle de ongereede goederen bestaande in een huijs staande en desen Richter ampte van Oldebroek aan de Swarte weg, en bij u selfs int gebruik om daar aan te verhalen, en betalinge te erlangen, eerstelijk een summa van honderd ses en veertig guldens heen comende van verschotene penningen aan des gepeindens huijs, volgens oblijgatie

17 op gerigt den 11 Februarij 1747 waar van de opsage is gedaen bij d acte van peijnding, om tegens den eersten verschijn dag betalinge te erlangen. Dan nog pro secundo van een somma van vierhondert en agt en sestig caroli guldens [30v] heen comende van diverse betaalde schulden voorts van geleverde verkens beesten etcetera volgens u.. rative gehoudene affrekeningen en op gevolgde affgegevene eijgen hand quo relatio Nog pro tertio de summa van agt guldens 6 stuver 8 penningen wegens aangenomen betalinge van geleverde planken, aan d weduwe van Jbo Hertman modo Gerrit Pelen en dan pro quarto om te hebben securiteit of waarburge voor de summa van 23 guldens 18 stuver sijnde een restant van meder nog verschuldig van geleverde verkens aan de brander Dop de anno 1751 en waar voor den pandeijscher sig verbonden heeft, dan nog bevrijden van aanspraak wegens vier verkens aan d Pruime aan de Swarte weg, gekofft in den voorleden jaare Alles vermogens de schijnen en bescheijden daar van sijnde quo relatio. Edog alles ter goeder rekeninge en met defalcatie van alle bewijsselijke betalinge voorts in cas van oppositie ten dage dienende nader te verifficeren. Cum expensis. Van welke peinding wegens t gerede S anderen dags de behoorlijke opboding en vant ongereede de drie opbodingen van veertien dagen tot veertien dagen en der pand veilinge als anders sijn gedaen alles conformitevan t lantregt van Veluwe. [31] Ingevolge van dien doe ik u Jacob van Ackeren en Johanna Andries van den Burg egteluiden dese schriefftelijke besegelde wethe toecomen, ten eijnde gij hier van kennis hebbende, op dat gij binnen de tijd van veertien dagen na ontfang deser konst, en beschuttet uwe bepeinde effecten met geld off met regt of ik sal den pandeisser op sijne verdere instantie moeten laten wedervaren t geene lantregtens in Veluwe

18 is. Waar na gij gepeindens uw kunt reguleren. Des te oirconde heb ik stadholder dese getekent en besegelt Actum Oldenbroek den 23 October 1752 Was getekent Luijgjen Coops als stadholder in fidem copia B. Dijk secretaris Willem Vinck gerigtsdienaar relateert aan mij vorenstaande en bovenstaande acte geinsinueert te hebben voorhoofs aan Johanna Andries van den Burg vrouw van Jacob van Ackeren bij absentie van hem Jacob van Ackeren, en heeft het oreginele waar van dese de copij is overhandigt aan voornoemde vrouw op den 24 October Actum den 24 October Luijghien Coops als stadholder. [31v] Acte van peijnding toe behorende H. Gerritsen contra Jacob van Ackeren [32] Cmpareerde voor mij docter G. Westenberg, verwalter Richter des Richter Ampts Oldebroek en onderbenoemde gerigtsluiden Hendrik Gerritsen en versogte wijl sijn peijnding die hij op den 11 September 1752 heeft gedaen op en aan de gereede goederen van Jacob van Akkeren en Johanna Andries van den Burg egteluiden en bij insufficanse aan d ongereede goederen bij gemelte acte vervat, en die peijndinge ten aansien van de gereede goederen ook (te gelijk met d ongerede) tot de wethe was vervolgt, ingevolge relaas van den onderschout Willem Vincke van den 24 October 1752 quo relatio. Sonder dat de bepeijndens intra terminum pandkeringe hadden ondernomen, dat ik hem aan de bepeijnde gereede panden wilde heeren in goeden, wien volgens ik den comparant aan de selve gereede goederen geheert en gegoedet he, aan heere, en goede hem bij desen volgens landregt, geschiet bij gerigtsluiden Egbert van Zuithem en Willem Vincke. Des t oirconde heb ik verwalter Richter dese neffens de gerigtsluiden, in soo verre nodig getekent en met mijn cachet besegelt in Oldebnbroek, den 15

19 November G. Westenberg verwalter Rigter van Oldebroek Egbert van Suethem Willem Vincke Geregistreert den 12 December 1752 ten prothocolle van Oldebroek. B. Dijk secretaris No 84 [32v] lege pagina [33] lege pagina [33v] lege pagina [34] Publijcatie Word mits desen bekent gemaakt, dat op donderdag aanstaande den 4 Jannuarij 1753 ten negen uiren, voor d Herberg het Huijs van Jan Posthoren publiq, en aan de meestbiedende bij executie sullen worden vercofft de gereede goederen van Jacob van Akkeren en Johanna Andries van den Burg egteluiden. Anno 1753 den 1 Jannuarij deze met zonnen opgang of klimmen der zon, den 2 dito met luijden van de klok met het dalen der zon, en den 3 daar aan volgende met het klimmen der zonne en alvorens de klok getrokken, gepubliceert [34v] lege pagina S.W. Langen [35] Compareerde voor mij docter G. Westenberg, als verwalter richter des Richterampts Oldebroek, en onderbenoemde gerigtsluiden, Hendrik Gerritsen ende heeft uit cragt van contumacie op voorgaande peindinge, en wethe van dien erhouden geboden de eerste ruiminge aen de ongerede goederen speciaalijk aan een huijs, toebehorende Jacob van Akkeren en Johanna Andries van den Burg egteluiden alhier kennelijk staande aan d Swarte Wegh gedaen ten overstaan van gerigtsluiden Egbert can Zuithem ende Jannis Brouwer; Des te oirconde heb ik verwalter Rigter dese getekent en gesegelt, op den 10 November G. Westenberg

20 [35v] lege pagina [36] lege pagina [36v] lege pagina verwalter Rigter van Oldebroek [37] Copia Ik G. Westenberg der regten docter als verwalter Richter des Richter Ampts Oldebroek late weten u Jacob van Akkeren en Johanna Andries van den Burg egteluiden, hoe dat Hendrik Gerritsen ter præsentie van gerigtsluiden Egbert van Zuithem en Johannis Brouwer op den 10 November 1752 uit cragt van contimacie op voorgaande peijndinge en wethe erhouden geboden heeft d eerste ruiminge aan d ongereede goederen speciaelijk aan een uijs u luiden toebehorende alhier kennelijk staande aan de Swarte Weg. In gevolge van dien doe ik u Jacob van Akkeren en Johanna Andries van den Burg egteluiden, daar van dese wethe ten eijnde gij komt binnen 14 dagen en neemt daar tegen voor, het geene gij na den lantregten van Veluwe sult vermeinen te behoren, of ik sal den voornoemde Hendrik Gerrits op des selfs wijder versoek moeten wedervaren laten, daar toe ik ampts en eeds-halven gehouden wesen sal; In oirconde heb ik dese getekent en besegelt op den 22 Jannuarius 1753 Was getekent G. Westenberg verwalter Rigter van Oldebroek in margine: in fidem copiæ B. Dijk secretaris van Oldebroek Willem Vinke, gerigtsdienaar, relateert het originele hiervan, bij absentie van Jacob van Akkeren, aan dessels vrouw Johanna Andries van den Burg, voorgelesen en overgegeven te hebben op gisteren den 23 Januarius 1753; relatum den 24 Januarius G. Westenberg verwalter Rigter van Oldebroek [37v] lege pagina [38] lege pagina [38v] lege pagina

21 [39] Compareerde voor mij docter G. Westenberg, als verwalter richter des Richter Ampts Oldebroek, en onderbenoemde gerigtsluiden, Hendrik Gerritsen ende heeft uit cragt van contumacie op voorgaande gebodene eerste ruiminge erhouden geboden de twee ruiminge aan de ongereede goederen van Jacob van Ackeren en Johanna Andries van den Burg egteluiden specialk aan een huijs alhier aan de Swarte Weg kennelik staande gedaen bij gerigtsluiden de schepenen Beert Jacobs en Beert Evertsen. Des te oirconde heb ik verwalter Rigter dese getekent en gesegelt op den 7 Februaris [39v] lege pagina [40] lege pagina [40v] lege pagina [41] Copia G. Westenberg verwalter Rigter van Oldebroek Ik G. Westenberg der regten docter als verwalter Richter des Richter Ampts Oldebroek late weten u Jacob van Akkeren en Johanna Andries van den Burg egteluiden, hoe dat Hendrik Gerritsen ter præsentie van gerigtsluiden de schepenen Beert Jacobsen en Beert Evertsen op den 7 Februaris 1753 uit cragt van contumatie op voorgaande gebodene eerste ruiminge erhouden geboden heeft de tweede ruiminge aan de ongereede goederen van u Jacob van Akkeren en Johanna Andries van den Burg, specialik aan eeen huijs alhier aan de Swarte Weg kennelijk staande en bij u lieden selven in gebruik. Ingevolge van dien doe ik u Jacob van Akkeren en Johanna Andries van den Burg, egteluiden daar van dese wethe ten eijnde gij hier van kennisse hebbende ulieden daar na cunt reguleren. Des t oirconde heb ik verwalter Richter dese getekent en gesegelt, Oldenbroek den 13 Februaris Was getekent

22 in margine: in fidem copiæ B. Dijk secretaris G. Westenberg verwalter Rigter van Oldebroek Willem Vinke onderschout relateert het originele hiervan voorgelesen en overgegeven te hebben, bij absentie van Jacob van Akkeren, aan de selves vrouw Johanna Andries van den Burgh, actum et relatum den 13 Februaris [41v] lege pagina [42] lege pagina [42v] lege pagina [43] Compareerde voor mij docter G. Westenberg, als verwalter richter des Richterampts Oldebroek, en onderbenoemde gerigtsluiden, Hendrik Gerritsen ende heeft uit cragt van contumatie op voorgaande gebodene tweede ruiminge erhouden geboden de derde en laaste ruiminge, samt in - en aenheringe aan de ongereede goderen van Jacob van Akkeren en Johanna Andries van den Burg, egteluiden, specialik aan een huijs alhier aan de Swarte Weg kennelijk staande. Gedaen bij gerigtsluiden de schepenen Jan Blauw en Heijmen Reijersen. Des ten oirconde heb ik verwalter Rigter dese getekent en gesegelt op den eersten Meert [43v] lege pagina [44] lege pagina [44v] lege pagina [45] Copia G. Westenberg verwalter Rigter an Oldebroek Ik G. Westenberg der regten docter als verwalter Richter des Richter Ampts Oldebroek late weten u Jacob van Ackeren en Johanna Andries van den Burg egteluiden, hoe dat Hendrik Gerritsen ter præsentie van gerigtsluiden de schepenen Jan Blauw en Heijmen Reijers op den eersten Meert 1753 uit cragt van contumacie op voorgaande geboden tweede ruiminge erhouden geboden heeft de derde off laaste ruiminge sampt in en aanheringe aan de ongereede goederen

23 van u Jacob van Akkeren en Johanna Andries van den Burg egteluiden, specialik aan eeen huijs alhier aan de Swarte Weg kennelijk staande en bij u lieden in gebruik. Ingevolge van dien doe ik u Jacob van Akkeren en Johanna Andries van den Burg, egteluiden, daar van dese wethe ten eijnde gij hier van kennisse hebbende ulieden daar na cunt reguleren. Des t oirconde heb ik verwalter Richter dese getekent en gesegelt, Oldenbroek den 12 Meert in margine: in fidem copiæ B. Dijk secretaris Was getekent G. Westenberg verwalter Richter van Oldebroek Willem Vinke onderschout relateert het origineel deses bij absentie van Jacob van Akkeren en des selvs vrouw Johanna Andries van den Burg, voorgelesen en overgegeven te hebben aan des selvs meerderjarige dogter Willemina van Akkeren, ten præsentie van Hein de Schoemaker schoonsoon van voornoemde Jacob van Akkeren en vrouw, die ook aangenomen heeft het selve aan haar moeder bij haar thuis comste te sullen besorgen; Actum et relatum den 13 Meert G. Westenberg verwalter Rigter van Oldebroek [45v] lege pagina [46] lege pagina [46v] lege pagina [47] Extract uijt het protocol des Ampts Doornspijk Op dato onderschreve bekenne ick Jannis Eversen en Oede Aelts eghtgenoten opreght en duigdelick schuldig te wesen aen Hendrick Staal off aen desselfs erffgenaemen een somma van eenen veertig gulden vijftien stuijvers heen komende van verschulde erffpaghten en verschooten pennige van welcke gebruick der pinnegen beloove ick Jannis Eversen en Oede Aeelts tot interesse te betaelen eene gulden ijder jaar in is wel expres bedongen soo den rentgever het voornoemde capitaal met de verschenen rente op op daetoe over vier jaar niet wert betaelt soo sal Jannis Eversen en Oede Aeelts voor de bovengenoemde eene veertig gulden vijftien stuijver

24 aen Hendrick Staal off an desselfs erffgenaemen moeten overgeven sonder veerder kosten aen te wenden haar huijs staende op de grondt van Hendrick Staal staende in in Duincerken in den Ampte van Doorenspijk in Oosterwolde dit alles gedaen sonder ergh ofte list op den twede Junij Onder stond: Dat dit X kruis door Dat dit X kruis door Jannes Efers eijgenhandug Oete Aals eijgenhanis getrokken getuijgen wij dijg is getrokken onderschrefen getuijgen wij onderschrefen Onder stond: Was getekent: Hendrik Beerents Arent Bruggeman Geprotocolleert den 5 Junij 1752 Pro vero extracta H.A. Brouwer Protocolhouder van Doornspijk. [47v] lege pagina [48] lege pagina [48v] lege pagina [49] Ik ondergeschreven reelateere dat ik na bekomen konsent van mijn heer docter G. Westenbergh verwalter Rigter vant Oldebroek gesiteert hebbe op den 1 Junij 1753 den persoen Jan Brommert om konschap der waarheijt te geven op den 2 Junij ter instansij van Henderik Tornee en niet gekomperreert. Actum Oldebroek den 11 Junij 1753 Willem Vincke gerighs dijnaar des Rigter Ampts Oldebroek. [49v] lege pagina [50] Copia Ik G. Westendorp der regten docter als verwalter Rigter des Rigteramts Oldebroek late weten u Valk Grutter te Campen, hoe dat den onderschout Willem den Vincke hiertoe door mij op den 4 April deses jaars 1753 geauthoriseert namens den heer Rigter des voorschreven Rigterampts nomine officii heeft gedaen besaath op alle sodane beesten als u Valk Grutter te Campen toebehoren en sulx ad fundandam jurisdictionem en vervolgens om aan die besette effecten te verhalen sodane boete als waarin gij vervallen sijt ter oirsake het ulieden niet heeft vrijgestaan om uwe beesten binnen den Rigterampte Oldebroek in te brengen, sonder alvorens behoorlijk certificat aan den

25 Gerichte te hebben vertoont dat de selve van gesonde stallen comen, en vervolgens soo als bij placaat dien aangaande door de heeren staten der provintie van Gelderland... verder gerequireert word, quo relatio alles in cas van oppositie ten dage dienende nader te deduceren en te verefieren. En... zijnde hier van vermogens relaes van den onderschout op... actens d interdictie ook gedaen aan Gerrit Eijmberts, Evert Dries, soon van Dries Cornelis, Evert Evers op het Eek en HendrikGerrits van geene der beesten onder een ider der selver bewaring, weerloos te maken bij scene als na rechten. Ingevolge van dien doe ik u Valk Grutter te Campen daarvan dese wethe ten eijnde gij of dor een genoegsame volmagtiger coomt binnen ses weken insinuatione salva, en doet daartegens ontsaath, of het geen gij regtelijk sult vermenen te behoren, of ik sal andersinds op verder instantie moeten wedervaren laten waartoe na den landregte van Veluwen gehouden ben. Wordende de magistraet der stad Campen versogt dese originele te doen insinueren en overgeven, en het relaes op de copie te tekenen om te cunnen strekken na behoren. Met offerte van het selve in gelijken val reciproce te sullen laten geschieden. In oircond de waarheid heb ik verwalter Rigter dese getekent en gesegelt. Oldebroek den 12 April was getekent G. Westenberg verwalter Rigter van Oldebroek pro vera copia G. Westenberg verwalter Rigter van Oldebroek in margine: Hermen van den Bos ordinaris roedendrager deser stad gigtet dat met permissie van de tijdelijke heeren precidenten dese nevenstaande insinuatie absentie van Jan Valk aan desselfs huisvrouw met overgave van een dubbeld heeft geinsinueerd. Actum Campen den 12 April 1753 Ita retulit In fidem H. Hubert [50v] lege pagina [51] lege pagina [51v] Jura voor de heeren præsidenten en... als voor het fiat jeder 12 stuiver f : voor het tekenen van de gigte f : voor den roedendrager f 1 - : - : f : Dese jura : heeft de verwalter Rigter verschoten den

26 en is ook weerom gegeven mijl geld voor d onderschout : onderschout voor den weegs besaath en onsaath gedaan : [52] Also Barent Dijk secretaris des Rigterampts Oldebroek bij acte van den den 5 Octber 1753 heeft gepeijnt op en aan alle gerede goederen, effecten, actien en crediten, niets van allen uitgesondert, van Hendrik Willemsen Pijkeren, in den ampte van Epe ervintelijk, om daar aan te verhalen securiteit, affectatie, en volle effecte van sodane contumaciele sententie als in sake van hem tegens opgemelte Pijkeren, bij het hoog adelijk land Gerigte van Veluwen, in de Banke des Ampts Epe, bij het sten oplesen van het laadste ordel, den 20 Junij 1753, is ergaen en gepronuntieert. Over een voldoeninge van vijfenveertigh gulden s jaarlijx van den jaare 1740 tot 1752, en vervolgens om in die betalinge te continueren, soo lange meer gemelte Dijk in leven en Pijkeren custos te Epe sijn sal, soo als door hem belooft en aangenomen sijn te voldoen uit des selvs opkomsten en voordeelen, als custos trekkende. Soo is egter niet te min door bemiddelinge en tussen spraak dese saak onder parthijen als vrienden in der minne geschikt, en volgender wijse geaccordeert. Dat meer gemelte van Pijkeren aan Barend Dijk voor de voorschreven jaarlijxe verpligtingen van den jare 1740 tot 1753 verschenen incluis gerekent sal betalen eene summa van vijf hondert een en twintig gulden in twe termijnen. Te weten op d eerste, op heden, twe hondert sestig gulden, en tien stuivers. En op de twede of laadste, ultimo September deses jaars 1754, twe hondert sestig gulden en tien stuivers, en voerders selvs securiteit passeren een obligatie, soo nodigh. Dat den selven vervolgens mede sal afsien van sodane prætensien als hieromtrent tot dato deses op Barend Dijk mogt sustineren bij weder eijsinge te hebben. [52v] Dat daar tegens Barent Dijk van sijne gedane peijndinge sal renuntieren, en wijders afsien van sodane vijf gulden als nog van den jare 1740 tot 1753 verschenen incluis gerekent, soude kunnen eijssen. Dat immiddels Barent Dijk te vorderen heeft en blijft sodane vijf en veertig gulden als hem volgens opgemelte sententie met het effect en reght van dien verders s jaars is competerende. Dat hierbij van Pijkeren mede nog soo lange custos t Epe sijn sal, aan B. Dijk s jaars sal betalen vijf gulden; makende dus samen vijftig gulden; waarmede dal alle verdere prætensien van B. Dijk desen aangaande, en uit voorsnoemde hoofde sullen sijn vereffent, gelijk gemaakt, en vernietigt. Dat laastelijk B. Dijk afsiet van de costen, die volgens erholdene sententie soude kunnen inbrengen, en dus een ider sijn costen sal dragen. Dat parthijen tot nakominge deses verbinden hare personen en goe-

27 deren en tot meerdere bevestinge hierover twe eensluidende gemaakt en wedersijden gerekent hebben; in Oldebroek den eersten Maij B. Dijk secretaris Van Oldebroek... ge...zen custos te Epe sten op heden den 1 Maij 1754 heeft Hendrik Willemsen Pijkeren d eerste termijn in desen ad twe hondert en sestig gulden, en tien stuivers aan mij ondergeschreven voldaan, en betaalt. B. Dijk secretaris [53] lege pagina [53v] lege pagina [54] Compareerde voor mij L. Coops in qualiteit als stadholder des Richter Ampts Oldebroek en onderbenoemde gerigtsluiden, den heer docter Pilgerom van Ingen in qualiteit als volmagtiger van de kinderen en erffgenamen van wijlen Aaltjen van Steenwijk laast weduwe van wijlen de heer Daniel van Diest in leven prædicant binnen de Swarte Sluijs ende versogte wijl sijne peijndinge ten aensien van de gereede goederen van Tijmen Jansen en Barta Freriks in dato den 11 Julij 1755 wettelijk was vervolgt tot de wethe incluis (: gelijk ons ook uit het relaas op de selve is gebleken :) sonder dat den bepeinde intra terminum pandkeringe had ondernomen, dat ik hem aen de bepeinde panden, in actis gemeld, wilde heeren en goeden; Wien volgens ik stadholder den heer comparant aen deselve goederen geheerd, en gegoed heb; aanheere en goede hem bij desen volgens lantrechten capittel 13 artikel 1 Gescheid bij gerigtsluiden B. Dijk en S.W. Langen. Des ten oirconde heb ik stadholder voornoemt getekent, en soo eel nodig, mede laten teken door de gerigtsluiden. Actum Oldebroek den 17 September Luijghien Coops als stadholder B. Dijk S.W. Langen [54v] Willem Vinck gerigtsdienaar des Richterampts Oldebroek word door

28 mij onderschreven geauthoriserd om voorenstaande acte te insinueren aan Thijmen Jansen en Barta Frerix egteluiden, voorhoofs, mits relateren de aan mij na behoren; Actum Oldebroek den 18 September 1755 Luijghien Coops als stadholder Willem Vincke relateert mij, als dat hij bij absentie van Tijmen Jansen vorenstaande acte voorhoofs heeft geinsinueerd, aan de vrouw van Tijmen Jansen, Barta Freriks, die aangenomen heeft, haar man voornoemt daar van kennis te sullen geven; Actum Oldebroek den 18 September Luijchien Coops als stadholder [55] lege pagina [55v] lege pagina [56] Compareerde voor mij L. Coops in qualiteit als stadholder des Richter Ampts Oldebroek en onderbenoemde gerigtsluiden, den heer P. van Ingen als volmagtiger van de kinderen en erffgenamen van wijlen Aaltjen van Steenwijk laast weduwe van wijlen de heer Daniel van Diest in leven prædicant binnen de Zwarte Sluijs en heeft versogt d eerste opbodinge van d ongereede bepeinde panden van Tijmen Jansen en Barta Frerijks egteluiden en is de selve opboding gedaan ingevolge lantrecht van Veluwen. Als dit geschiede soo waren hier aan en over als geerffde gerigtsluiden Hermen Willems en Egbert van Suithem. Des ten oirconde heb ik L. Coops in mij voornoemde qualiteit dese getekent en besegelt en soo veel nodig en dienstig mede laten tekenen door de gerigtsluiden voornoemt Actum Oldebroek den 25 Julij Luijghien Coops als stadholder Harmen Wllems Egbert van Suithem

29 [56v] Compareerde voor mij L. Coops in qualiteit als stadholder des Rigter Ampts Oldebroek en onderbenoemde gerigtsluiden, den heer P. van Ingen als volmagtiger van de kinderen en erffgenamen van wijlen Aaltjen van Steenwijk laast weduwe van wijlen de heer Daniel van Diest in leven prædicant binnen de Swarte Sluijs en heeft versogt de tweede opboding van de ongereede bepeijnde panden van Tijmen Jansen en Barta Frerikx egteluiden en is de selve opboding gedaan ingevolge lantrecht van Veluwen. Als dit geschiede soo waren hier aan en over als geerffde gerigtsluiden Egbert van Suithem en Gijsebert Berghuis. Des t oirconde heb ik L. Coops in mij voornoemde qualiteit dese getekent en besegelt, en soo veel nodig en dienstig mede laten teken door de gerigtsluiden voornoemt. Actum Oldebroek den agsten Augustus Luijghien Coops als stadholder Egbert van Suithem Gijsbert Kornelis Berghuis. [57] Compareerde voor mij L. Coops in qualiteit als stadholder des Richter Ampts Oldebroek en onderbenoemde gerigtsluiden, docter Pilgerom van Ingen, als gevolmaghtigde van de kinderen en erffgenamen van wijlen Aaltjen van Steenwijk laast weduwe van wijlen de heer Daniel van Diest in leven prædicant binnen de Swarte Sluijs en heeft versogt en gedaan de derde of laaste opboding van de ongerede panden van Thijmen Jansen en Barta Frerikx egteluiden, panden geveilt, en coop geboden heeft die gewesen is tot de wete in gevolge lantrechten van Veluwen Cappittel 13 artikel 1. Des ten oirconde heb ik stadholder voornoemt neffens de geerffde gerigtsluiden Egbert van Zuithem en Willem Vincke getekent en met mijn cachet becragtigh op den 22 Augustus 1755.

30 Luijghien Coops als stadholder Egbert van Suethem Willem Vincke [57v] lege pagina [58] Alsoo den heer docter Pilgerom van Ingen in qualiteit als volmagtiger van de kinderen en erffgenamen van wijlen Aaltjen van Steenwijk laast weduwe van wijlen de heer Daniel van Diest, in leven prædicant binnen de Swarte Sluijs, een vol verwin erhouden heeft aan een huis brouwhuis, berg, en schuur met des selfs ap en dependentie van dien gelegen in desen Richter Ampte van Oldebroek. Toe behorende Thijmen Jansen en Barta Frerikx egteluiden ten einde om betalinge te hebben van een jaarlixe renthe van vijff en twintig guldens alle jaar, belooft te betalen, uit seker mudde gesaaij kennelijk in desen ampte van Oldebroek gelegen en verschuldigt sedert den jare 1720 en volgende jaren tot dato deses toe, alles ingevolge acte van peijndinge, en verwins brieff hier over in t lange vervaerdigd, ook voor de costen en schade met regt. Soo is bij desen mijn gesinnen en bevel dat gij dese op sondag den 24 Julij 1757 openbaerlijk in de kerke sult doen afflesen, op dat een ijgelijk die dit raken off aangaen mogte hier van kennis hebbe, en sig wagte het voorschreven goed te gebruiken, off in eeniger manieren te bekroedigen; Anders als met voorweten en wille van den voornoemden heer, bij pæne van gestraft te werden als geweldenaars, die verwapening gedaan hebben; Hier toe mij verlatende Luijghien Coops als stadholder In margine; Dese op den gepræfigierde tijd en plaats gepubliceert J. Vanlanger voorlezer en custos van Oldebroek. [59v] Na gedane publicatie te tekenen en te besorgen in handen van den secretaris B. Dijk.