ECLI:NL:PHR:2006:AU6282 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "ECLI:NL:PHR:2006:AU6282 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie"

Transcriptie

1 ECLI:NL:PHR:2006:AU6282 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie 00506/05 E Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2006:AU6282 Strafrecht Arbeidstijdenbesluit vervoer art. 8:1.2. Wettelijke basis aansprakelijkstelling werkgever voor overtredingen werknemers. Uit de NvT op het KB van , Stb. 2001, 5, tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer volgt dat de desbetreffende normen aldus zijn geformuleerd dat, evenals onder het regiem van de Rijtijdenwet 1936 het geval was en ook in de EEG verordening het uitgangspunt is, het erom gaat dat de voorgeschreven rij- en rusttijden worden inachtgenomen, alsmede dat indien de bestuurder geen werkgever of zelf-standige is, doch in dienst is bij een werkgever, de werkgever in beginsel de normadressaat is. Slechts indien blijkt dat de werkgever al hetgeen redelijkerwijze mogelijk is heeft gedaan om de naleving van de desbetreffende voorschriften te verzekeren, is de werknemer, als be-stuurder, voor de overtreding aansprakelijk. Aldus komt deze regeling erop neer dat op de werkgever een in het derde lid van art. 8:1 van het Arbeidstijdenbesluit vervoer nader bepaalde zorgplicht rust om overtreding van de voorschriften met betrekking tot rij- en rusttijden te voorkomen. Uit het hiervoor weergegeven wettelijk kader volgt dat de norm alsmede de strafbaarstelling en sanctionering van overtreding daarvan, zijn gebaseerd op art. 5:12 Arbeidstijdenwet en art. 1 (oud) WED, zodat anders dan het middel stelt geen sprake is van strijd met art GW. Voorzover het middel er voorts over beoogt te klagen dat voor wat betreft bovenweergegeven art. 8:1.2 Arbeidstijdenbesluit vervoer sprake is van een, gelet op art. 91 Sr ongeoorloofde, afwijking van de deelnemingsregeling van Boek I Sr faalt het eveneens. Art. 8:1 Arbeidstijdenbesluit vervoer behelst immers een zelfstandige strafbaarstelling van schending van een zorgplicht door de werkgever, die niet kan worden beschouwd als een uitbreiding of afwijking van de in Titel V van het Eerste Boek Sr geregelde deelnemingsvormen. Vindplaatsen Rechtspraak.nl JOL 2006, 9 NJ 2006, 67 RvdW 2006, 91 Conclusie

2 Nr /05 E Mr Machielse Zitting 8 november 2005 Conclusie inzake: [verdachte] 1. Het Gerechtshof te 's-gravenhage heeft de verdachte op 17 december 2004 voor 13 overtredingen van een voorschrift gesteld krachtens artikel 5.12, eerste lid van de Arbeidstijdenwet, begaan door een rechtspersoon, veroordeeld tot evenzoveel geldboetes. 2. Mr J.B. Vallenduuk, advocaat te Haarlem, heeft cassatie ingesteld en een schriftuur ingezonden, houdende één middel van cassatie De centrale kwestie in deze zaak is het fictieve daderschap van de werkgever. In zijn arrest heeft het hof dienaangaande in antwoord op een verweer het volgende overwogen: "Strafbaarheid van het bewezenverklaarde De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd, zakelijk weergegeven, dat artikel 8.1 van het Arbeidstijdenbesluit vervoer ten tijde van de tenlastegelegde feiten (juni april 2002) niet was gebaseerd op een wet in formele zin en derhalve onverbindend is, zodat de verdachte moet worden ontslagen van rechtsvervolging. Het hof overweegt hieromtrent het volgende. Vooraf dient te worden opgemerkt dat bij Koninklijk Besluit van 27 november 2000, Staatsblad 2001, 5, het Arbeidstijdenbesluit vervoer is gewijzigd. Als gevolg daarvan luiden met ingang van 10 januari 2001 de artikelen 2.5:1, vierde lid, 2.5:3 en 8:1 Arbeidstijdenbesluit vervoer, voor zover hier van belang, als volgt: Artikel 2.5:1, vierde lid, Arbeidstijdenbesluit vervoer: "De bestuurder handelt overeenkomstig de artikelen 8 en 9 van verordening (EEG) nr. 3820/85." - Artikel 2.5:3 Arbeidstijdenbesluit vervoer: "De bestuurder handelt overeenkomstig artikel 6 van verordening (EEG) nr. 3820/85." - Artikel 8:1 Arbeidstijdenbesluit vervoer: "1. Het niet naleven van de artikelen (...) 2.5:1, vierde lid, 2.5:3 (...) levert een strafbaar feit op. 2. Behoudens (...) wordt, indien de bestuurder werknemer is, ingeval van het niet naleven van een tot de bestuurder gerichte bepaling de werkgever aangemerkt als degene die die bepaling niet heeft nageleefd. 3. Het tweede lid is niet van toepassing indien de werkgever aantoont dat door hem de nodige bevelen zijn gegeven, de nodige maatregelen zijn genomen, de nodige middelen zijn verschaft en het redelijkerwijs te vorderen toezicht is gehouden om de naleving van de bepaling te verzekeren." De regeling van het Arbeidstijdenbesluit berust op artikel 5:12 Arbeidstijdenwet. Overtreding van voorschriften vastgesteld krachtens artikel 5:12 Arbeidstijdenwet is strafbaar gesteld in artikel 1 (oud) van de Wet op de economische delicten. Bij wet van 18 april 2002, Staatsblad 2002,238, in werking getreden op 23 juli 2002, is er een tweede lid aan dit artikel (AM, bedoeld is art. 11:2 Arbeidstijdenwet) toegevoegd, welke luidt: "In(dien, AM) een werknemer een tot hem in de op grond van artikel 5:12, tweede lid, vastgestelde

3 algemene maatregel van bestuur gerichte bepaling niet naleeft, kan in die maatregel worden bepaald, dat de werkgever wordt aangemerkt als degene die die bepaling niet heeft nageleefd." Voor inwerkingtreding van de hierboven genoemde bepalingen uit het Arbeidstijdenbesluit vervoer waren de artikelen 2.5:1, vierde lid, en 2.5:3 Arbeidstijdenbesluit vervoer gericht tot de werkgever in plaats van tot de bestuurder, en hielden zij in dat de werkgever de arbeid zodanig organiseert dat de werknemer niet in strijd handelt met de artikelen 8 en 9 respectievelijk artikel 6 EEG verordening 3820/85. Met de wetswijziging die heeft geleid tot de hiervoor genoemde bepalingen, is de wetgever in verband met de handhaafbaarheid weer teruggekeerd bij de formulering van de aansprakelijkheid van de werkgever zoals die gold voor de inwerkingtreding van de Arbeidstijdenwet onder de oude Rijtijdenwet 1936, inhoudende: "Indien een persoon, die in dienstbetrekking als bemanningslid werkzaam is, in strijd handelt met het bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur, als bedoeld in artikel l, bepaalde wordt zijn werkgever geacht het feit te hebben gepleegd." (Artikel 3, eerste lid). In de in casu toepasselijke regelgeving is het "fictieve daderschap" echter, anders dan onder de Rijtijdenwet 1936, niet bij of krachtens de wet geregeld, maar bij Koninklijk Besluit. De vraag is of dat in dit geval moet leiden tot onverbindendheid van de bepaling. Vooropgesteld moet worden dat uit de wetsgeschiedenis bij de verschillende wetswijzigingen blijkt dat het steeds de bedoeling van de wetgever is geweest om de werkgever aan te merken als degene die de overtreding pleegt. In verband met die omstreden onverbindendheid heeft de wetgever voor de zekerheid, bij Wet van 18 april 2002 (Staatsblad 2002, 238, inwerkingtreding 23 juli 2002) weer een formeelwettelijke basis gegeven aan het fictieve daderschap, teneinde - zo blijkt uit de Memorie van Toelichting - te voorkomen dat de normering voor rij- en rusttijden niet adequaat kan worden gehandhaafd: "De Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit vervoer vervangen voor het wegvervoer de Rijtijdenwet en het daarop gebaseerde Rijtijdenbesluit. In het Arbeidstijdenbesluit vervoer is aangesloten bij de Europese verordening inzake rij- en rusttijden (Verordening 3820/85EEG). Voor de aansprakelijkheid voor de naleving van de gestelde normen is het beleid van de Rijtijdenwet 1936 voortgezet. Dit betekent dat de werkgever in beginsel verantwoordelijk is voor de naleving van de wettelijke voorschriften." De regelgeving zoals die in het onderhavige geval geldt verdient niet de schoonheidsprijs, maar het verband tussen het verbod (artikel 2.5:1, vierde lid, respectievelijk 2.5:3 juncto 8:1, tweede lid, Arbeidstijdenbesluit vervoer) en het in artikel 1 van de Wet op de economische delicten genoemde artikel waarop het verbod is gebaseerd (artikel 5:12 Arbeidstijdenwet) is er wel. In aanmerking genomen dat de wetgever die wettelijke basis wel heeft willen geven en het feit dat de functie van de verbindendheidscontrole door de rechter er met name toe dient om te onderzoeken of de besluitgever de hem gestelde grenzen niet heeft overschreden, zou onverbindendverklaring van de bedoelde bepaling zijn doel voorbij schieten en in strijd zijn met de bedoeling van de wetgever. Gelet op het vorenoverwogene is het hof van oordeel dat artikel 8:1, tweede lid, van het Arbeidstijdenbesluit vervoer, niet onverbindend is. Het hof verwerpt dan ook het verweer." 3.2. De steller van het middel herhaalt de in feitelijke aanleg aangevoerde klacht dat de feiten zijn begaan vóór 23 juli 2002, de datum van inwerkingtreding van een wijziging van de Arbeidstijdenwet die aan art. 11:2 van die wet het door het hof aangehaalde tweede lid toevoegde. Gedurende de periode dat de telastegelegde feiten zijn gepleegd, vanaf 10 januari 2001(1) tot en met 26 april

4 2002(2) was de strafrechtelijke werkgeversaansprakelijkheid volgens de steller van het middel enkel geregeld in art. 8.1 Arbeidstijdenbesluit Vervoer, dat in die periode de volgende inhoud had: "1. Het niet naleven van de artikelen (...), 2.5:1, vierde lid, 2.5:3, (...) levert een strafbaar feit op. 2. Behoudens de artikelen 2.4:4 en 2.4:5, tweede en derde lid, wordt, indien de bestuurder werknemer is, ingeval van het niet naleven van een tot de bestuurder gerichte bepaling de werkgever aangemerkt als degene die die bepaling niet heeft nageleefd. 3. Het tweede lid is niet van toepassing indien de werkgever aantoont dat door hem de nodige bevelen zijn gegeven, de nodige maatregelen zijn genomen, de nodige middelen zijn verschaft en het redelijkerwijs te vorderen toezicht is gehouden om de naleving van de bepaling te verzekeren." De artikelen en van het Arbeidstijdenbesluit Vervoer leggen aan de bestuurder van een motorvoertuig de verplichting op te handelen in overeenstemming met de artikelen 6, 8 en 9 van verordening (EEG) nr. 3820/85, waarin regelingen zijn opgenomen betreffende de rusttijden van bestuurders van voertuigen. Het tweede lid van art. 8.1 Arbeidstijdenbesluit Vervoer sluit dus thans aan bij de mogelijkheid die art. 11:2, tweede lid, van de Arbeidstijdenwet biedt en maakt dat de werkgever wordt aangemerkt als degene die de regeling betreffende rij- en rusttijden niet heeft nageleefd Vanaf de inwerkingtreding van art. 8.1 Arbeidstijdenbesluit Vervoer op 1 december 1998 tot 10 januari 2001 had het de volgende inhoud: "1. Het niet naleven van de artikelen (...), 2.5:1, vierde lid, 2.5:3, (...) levert een strafbaar feit op. 2. In afwijking van het eerste lid is de werkgever die een tot hem gerichte bepaling als bedoeld in dat lid niet naleeft niet strafbaar indien hij aantoont dat door hem de nodige bevelen zijn gegeven, de nodige maatregelen zijn genomen, de nodige middelen zijn verschaft en het redelijkerwijs te vorderen toezicht is gehouden om de naleving van de bepaling te verzekeren. 3. Indien het tweede lid van toepassing is, levert het niet naleven van de betreffende bepaling voor de werknemer een strafbaar feit op." Art. 8.1 was in 1998 als volgt toegelicht: "De mogelijkheid om de werknemer strafbaar te stellen ingeval de werkgever aantoont niet verantwoordelijk te kunnen worden gesteld voor de overtreding, is - hoewel nergens anders in het kader van de arbeidstijdenwetgeving opgenomen - niet nieuw. In de Rijtijdenwet 1936 was hierin reeds voorzien. Er bestaat nog steeds behoefte aan deze mogelijkheid omdat het in de praktijk, vooral bij grensoverschrijdend vervoer, dikwijls voorkomt dat werknemers gedurende meerdere dagen achtereen van hun standplaats verwijderd zijn, waardoor op hen geen toezicht kan worden uitgeoefend."(3) 3.4. In de artikelen en van het Besluit was vanaf 1 december 1998(4) tot 10 januari 2001(5), opgenomen dat de werkgever de arbeid zodanig moest organiseren dat de werknemer niet in strijd met de artikelen 8 en 9, resp. 6 van verordening (EEG) nr. 3820/85 zou handelen. Op 10 januari 2001 trad een verandering in werking; het vierde lid richtte zich voortaan enkel tot de bestuurder en gebood deze overeenkomstig de bepalingen over rij- en rusttijden in de verordening (EEG) nr. 3820/85 te handelen. Voorts werd art. 8.1 Arbeidstijdenbesluit Vervoer gewijzigd. De wijziging van art. 8.1 Arbeidstijdenbesluit Vervoer die ook op 10 januari 2001 van kracht werd en die het mogelijk maakte de werkgever aan te merken als degene die onder meer de bepalingen over rij- en rusttijden niet heeft nageleefd, is van de volgende toelichting voorzien:

5 "Ten aanzien van de strafbaarheid van overtredingen van rijtijden, rusttijden en pauzes werd beoogd in het Arbeidstijdenbesluit vervoer (Atb-vervoer) het principe van het zgn. fictieve daderschap te handhaven, dat reeds in de Rijtijdenwet 1936 was neergelegd. Dit principe houdt in, dat de werkgever in eerste instantie aansprakelijk is voor overtredingen. Indien deze aantoont er al het mogelijke aan gedaan te hebben dat er volgens de normen gehandeld wordt, met andere woorden indien hij zich kan disculperen, wordt de werknemer aansprakelijk gesteld. Bij de formulering van de artikelen in hoofdstuk 2 van het Atb-vervoer (wegvervoer) is zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek van de Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit. Dat betekent dat de zgn. overlegnorm, d.w.z. de norm die door de overheid wordt gehandhaafd en waarvan overtreding strafrechtelijk vervolgd kan worden, gekoppeld is aan een nalevingsverplichting voor de werkgever. In paragraaf van de Memorie van toelichting bij de Arbeidstijdenwet wordt deze systematiek uitvoerig belicht. Gebleken is, dat deze systematiek in de specifieke omstandigheden van het wegvervoer, problemen met zich meebrengt in de handhavingspraktijk. Overtredingen van rij- en rusttijden worden over het algemeen bij wegcontroles vastgesteld: de bestuurder van het aangehouden voertuig heeft bijvoorbeeld te lang gereden dan wel te kort gerust of gepauzeerd. Of de werkgever heeft verzuimd ervoor te zorgen dat de werknemer zich aan de rij- en rusttijden kon houden, is bij wegcontrole niet vast te stellen. Daartoe is tenminste een bedrijfscontrole noodzakelijk. Deze is echter slechts mogelijk als het gaat om een in Nederland gevestigde onderneming; tot het uitvoeren van bedrijfscontroles bij niet in Nederland gevestigde ondernemingen zijn ambtenaren, belast met toezicht en opsporing van het Arbeidstijdenbesluit vervoer, niet bevoegd. Ook het aanbieden van transactie is niet mogelijk omdat de overtreding niet bij wegcontrole kan worden vastgesteld. In het onderhavige besluit is de overlegnorm dan ook zodanig geformuleerd dat, evenals in de rijtijdenwet 1936 het geval was en ook in de verordening het uitgangspunt is, het zich houden aan de rijtijden-, rusttijden- dan wel pauzenorm zelf de norm is. Indien bij aanhouding geconstateerd wordt dat de bestuurder geen werkgever of zelfstandige is, doch in dienst is bij een werkgever, zal door toepassing van artikel 8:1, tweede lid, de te nemen maatregel zich in eerste instantie richten tegen die werkgever. Blijkt tijdens het onderzoek dat de werkgever er al het mogelijke aan gedaan heeft om te bewerkstelligen dat de gesanctioneerde normen worden nageleefd, dan is alsnog de werknemer voor de overtreding aansprakelijk."(6) 3.5. Daarna is, zoals gezegd, een wijziging aangebracht in de Arbeidstijdenwet zelf, naar aanleiding van een vonnis van de EPR te Amsterdam van 21 maart 2001, LJN AB0702, waarin de politierechter de werkgever van rechtsvervolging ontsloeg omdat de politierechter meende dat de wet in formele zin de basis moest bieden voor het fictieve daderschap van de werkgever. De memorie van toelichting bij het voorstel om de Arbeidstijdenwet te wijzigen zegt het volgende: "De economisch politierechter in Amsterdam heeft in een vonnis van 21 maart 2001 het in het gewijzigde Arbeidstijdenbesluit vervoer opgenomen fictieve daderschap onverbindend verklaard omdat een wettelijke basis daarvoor zou ontbreken. Er is hoger beroep aangetekend tegen deze uitspraak. Wanneer in hoger beroep het vonnis zou worden bekrachtigd, of het hoger beroep geen doorgang zou vinden heeft dit als consequentie dat het Arbeidstijdenbesluit vervoer niet volgens de gewenste lijnen kan worden gehandhaafd. Een onverbindend-verklaring van het fictieve daderschap heeft als gevolg dat alleen zelfstandigen en werknemers aansprakelijk kunnen worden gesteld. Dit is zeer onwenselijk. Met het onderhavige voorstel van wet wordt een wettelijke basis geboden voor het fictieve

6 daderschap zoals dat voor het wegvervoer wordt gehanteerd. Voor de gekozen formulering en opzet van het voorgestelde tweede lid van artikel 11:2 van de wet is zoveel mogelijk aangesloten bij de formulering en opzet van artikel 3 van de Rijtijdenwet 1936 waarin voor die wet het fictieve daderschap was geregeld. Hoewel op dit moment nog niet vaststaat dat het genoemde vonnis stand houdt, wil de regering voorkomen dat een mogelijke bevestiging van het vonnis er voor een lange tijd voor zou zorgen dat de normering voor rij- en rusttijden in het wegvervoer niet adequaat kan worden gehandhaafd, met alle gevolgen voor de verkeersveiligheid en de veiligheid, gezondheid en welzijn van de werknemers van dien."(7) 4. Inmiddels hebben zich ook andere feitenrechters over deze problematiek gebogen. Ik zal zeer globaal op die vonnissen ingaan zonder de pretentie te hebben volledig te zijn in de selectie van de uitspraken of in de bespreking ervan. De economische politierechter Den Haag heeft op 29 april 2003, LJN AF8698, zich niet achter zijn Amsterdamse collega geschaard maar in dezelfde zin beslist als het Haagse hof heeft gedaan in de zaak die thans ter beslissing aan uw Raad voorligt. De Hoge Raad zelf heeft op 22 oktober 2002, LJN AE7573 het cassatieberoep van de werkgever die de arbeid van zijn chauffeurs niet zodanig had georganiseerd dat zij een voorgeschreven rusttijd hadden verworpen. De feiten waren begaan voor 10 januari 2001 en waren nog enkel strafbaar gesteld in het Arbeidstijdenbesluit Vervoer. De Hoge Raad vond ambtshalve geen grond om in te grijpen, hoewel ook hier een direct aanknopingspunt voor strafbaarheid in de Arbeidstijdenwet nog niet aan te wijzen was. De economische politierechter in de rechtbank Roermond heeft op 29 maart 2002, LJN AE3766 ook een werkgever veroordeeld die het werk van zijn chauffeurs niet zodanig had georganiseerd dat zij konden toekomen aan de wettelijk voorgeschreven rusttijden. Hij sloot zich niet aan bij zijn Amsterdamse collega omdat die ten onrechte geen onderscheid zou hebben gemaakt tussen fictief daderschap en aansprakelijkheid. De Roermondse economische politierechter was van oordeel dat de lijn van wetgevende delegatie voldoende stevig was. Op 17 oktober 2004 sloot de economische politierechter de Arnhem zich bij zijn Roermondse collega aan (LJN AR4433). Ook de Utrechtse economische politierechter steunde het standpunt van zijn Amsterdamse collega op 13 november 2003 niet, maar gaf als zijn mening te kennen dat de aansprakelijkstelling van de werkgever in het Arbeidstijdenbesluit Vervoer in voldoende mate steun vond in de Arbeidstijdenwet en zo weer in de Wet op de economische delicten (LJN AN8241). Als ik goed zie heeft alleen het Gerechtshof Leeuwarden zich op 19 augustus 2004 bij het oordeel van de Amsterdamse economische politierechter aangesloten. Het arrest van het hof is aan de schriftuur gehecht De vraag dringt zich op hoe de wetgever zich het stelsel van strafrechtelijke aansprakelijkheid bij de totstandkoming van de Arbeidstijdenwet heeft voorgesteld. Het hof heeft aangenomen dat de wetgever ook voordat art Arbeidstijdenwet van een nieuw tweede lid werd voorzien in de formele wet tot uitdrukking heeft willen brengen dat de werkgever als dader van overtredingen van het Arbeidstijdenbesluit Vervoer heeft te gelden. Kennisneming van de memorie van toelichting biedt enige verheldering, zij het dat toch het vermoeden rijst dat de minister zelf niet precies wist hoe hij de strafrechtelijke aansprakelijkheid vorm kon geven. In de memorie is het volgende te lezen: "Daar waar het gaat om de strafrechtelijke aansprakelijkheid kan bij de in het geding zijnde wetgeving een onderscheid gemaakt worden tussen twee stelsels van aansprakelijkheid: 1. een stelsel waarin alleen een natuurlijke persoon voor de niet-naleving van de normen aansprakelijk kan worden gesteld. Voorbeelden hiervan zijn de Mijnwet 1903, de Stuwadoorswet en de Arbeidswet 1919; deze wetten hebben een eigen sanctioneringssysteem; 2. een stelsel waarbij zowel natuurlijke als rechtspersonen voor de niet-naleving van de normen aansprakelijk gesteld kunnen worden. Voorbeelden hiervan zijn de Rijtijdenwet 1936 en de Mijnwet continentaal plat. Een en ander volgt uit het feit dat de sanctionering via de Wet op de economische

7 delicten plaatsvindt. Door de onderwerpsgewijze benadering van de problematiek van de arbeids- en rusttijden, welke hiervoor in paragraaf 5.4 uiteen is gezet, en het onderbrengen van de strafrechtelijk gesanctioneerde bepalingen onder het regime van de Wet op de economische delicten, wordt dit onderscheid opgeheven. Met andere woorden: ten aanzien van de arbeids- en rusttijden geldt overal nu eenzelfde aansprakelijkheidsregime. Dat regime wordt beheerst door artikel 6 van de Wet op de economische delicten, waarin wordt gesproken van "hij, die een economisch delict begaat...". In het wetsvoorstel wordt dit in de eerste plaats ingevuld door het begrip werkgever. Op grond van artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht zijn dientengevolge aansprakelijk (1) de rechtspersoon, (2) degene die opdracht heeft gegeven tot het plegen van een strafbaar feit, (3) degene die feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, en (4) de rechtspersoon en één van deze natuurlijke personen tezamen. Maar niet alleen de werkgever is strafrechtelijk aansprakelijk voor de naleving van de aangegeven normering. In bepaalde gevallen kan ook de werknemer strafrechtelijk aansprakelijk gesteld worden. Dit geldt bijvoorbeeld ten aanzien van de registratieverplichting (zie artikel 4:3, derde lid). Ook in het kader van de artikelen 2:10 en 5:12 kan een werknemer strafrechtelijk aansprakelijk gesteld worden. Of dat het geval is, moet duidelijk blijken uit het feit, dat hij normadressaat is. Bij de aansprakelijk van de werknemer geldt in ieder geval, dat er geen verandering optreedt of zal optreden ten aanzien van de thans voor hem geldende aansprakelijkheidsregeling."(8) Ik ga er maar van uit dat de memorie van toelichting heeft willen wijzen op het leerstuk van de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de rechtspersoon en dat zij erop heeft willen attenderen dat art. 51 Sr krachtens art. 91 Sr in beginsel ook op alle andere strafbare feiten van toepassing is. Men kan dus aan deze passage ontlenen dat de minister de mogelijkheden van art. 51 Sr heeft willen benutten in het kader van de nieuwe Arbeidstijdenwet. Dat betekent dat ook in de periode waarin de thans bewezenverklaarde strafbare feiten zijn begaan de wetgever in art. 51 Sr had voorzien in een basis op grond waarvan de werkgever/rechtspersoon strafrechtelijk als dader kon gelden, ook als die basis niet in de Arbeidstijdenwet zelf was neergelegd Een zekere steun voor deze gedachte is te vinden in de toelichting op art. 11:2, dat de strafrechtelijke aansprakelijkheid regelt van de in Nederland gevestigde werkgever die een werknemer, die in dienst is van een buiten Nederland gevestigde werkgever, hier te lande arbeid laat verrichten. De memorie van toelichting heeft het volgende te kennen: "In een dergelijk geval zal bij de niet-naleving van de gegeven arbeids- en rusttijdenvoorschriften de in het buitenland gevestigde werkgever aansprakelijk zijn. Vervolging van deze buitenlandse werkgever zal veelal om praktische redenen achterwege moeten blijven. De aansprakelijkheid van die buitenlandse werkgever wordt niet opgeheven, maar de voorgestelde aansprakelijkheidsregeling geeft een bijzondere voorziening. De Nederlandse werkgever waarvoor die betrokken werknemer werkzaamheden verricht, terwijl hij wel in dienst is van een buitenlandse werkgever, is (mede) aansprakelijk voor de naleving van de arbeids- en rusttijdenvoorschriften die voor die werknemer gelden."(9) De buitenlandse werkgever wordt hier als vanzelfsprekend als strafrechtelijk aansprakelijk aangemerkt. Die vanzelfsprekendheid is mijns inziens goed te plaatsen tegen de achtergrond van art. 51 Sr Naar mijn mening heeft de economische politierechter te Amsterdam de wetgever op het verkeerde been gezet. Vanaf de inwerkingtreding van de Arbeidstijdenwet heeft art. 51 Sr kunnen fungeren als grondslag voor daderschap en aansprakelijkheid van de werkgever/rechtspersoon. Het systeem van de Rijtijdenwet zal in de meeste gevallen niet tot andere uitkomsten leiden dan de toepassing van art. 51 Sr. Ingeval van toepassing van art. 51 Sr zal vast moeten komen staan dat de

8 gedraging van de bestuurder aan de werkgever/rechtspersoon kan worden toegerekend. Deze vraag dient beantwoord te worden met behulp van de criteria die de Hoge Raad in zijn rechtspraak heeft ontwikkeld. De rijtijdenwetgeving kende een systeem waarin de werkgever als dader werd aangemerkt tenzij hij zich kon disculperen. Het stelsel van de rijtijdenwetgeving was ongunstiger voor de werkgever/rechtspersoon omdat de last om zijn disculpatie te onderbouwen op de eigen schouders rustte, maar gelet op de economische sfeer waarin overtredingen van de rijtijdenwetgeving plegen te worden begaan en op de algemene ervaringsregel dat overtredingen van deze wetgeving worden begaan in het kader van het uitvoeren van een opdracht van de werkgever neem ik niet aan dat het verschil tussen beide opties zodanig groot is dat de wetgever, als hij zich nogmaals zou hebben gerealiseerd dat art. 51 Sr hier kon worden ingeroepen, zich genoopt zou hebben gezien in te grijpen toen de economische politierechter in Amsterdam de aansprakelijkheidsregeling van de werkgever in het Arbeidstijdenbesluit Vervoer, vóórdat het tweede lid van art Arbeidstijdenwet in werking trad, niet verbindend verklaarde In de onderhavige zaak is telkens aan verdachte tenlastegelegd dat een bestuurder niet heeft gehandeld overeenkomstig de bepalingen inzake de rusttijd in de verordening 3820/85 (EEG), zulks terwijl verdachte de werkgever was in wiens onderneming die bestuurder als zodanig in dienstbetrekking werkzaam was. Naar mijn mening is aldus voldoende duidelijk tenlastegelegd dat verdachte op grond van art. 51 Sr, zoals door de Hoge Raad uitgelegd, als dader is aan te merken. De Hoge Raad overwoog immers in 2003(10): "3.3. Blijkens de wetsgeschiedenis kan een rechtspersoon (in de zin van art. 51 Sr) worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de desbetreffende gedraging redelijkerwijs aan hem kan worden toegerekend. Ook in de rechtspraak is die toerekening erkend als grondslag voor het daderschap van de rechtspersoon (vgl. onder meer HR 23 februari 1993, NJ 1993, 605 en HR 13 november 2001, NJ 2002, 219) Vervolgens rijst de vraag wanneer een (verboden) gedraging in redelijkheid aan een rechtspersoon kan worden toegerekend. Het antwoord op die vraag is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een algemene regel laat zich dus bezwaarlijk formuleren. Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is nochtans of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon. Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon zal sprake kunnen zijn indien zich een of meer van de navolgende omstandigheden voordoen: - het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon, - de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon, - de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf, - de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging. Daarbij verdient opmerking dat laatstbedoelde criteria - die zijn ontwikkeld in HR 23 februari 1954, NJ 1954, 378 en die naar het geval dat in die zaak aan de orde was, plegen te worden aangeduid als "ijzerdraadcriteria" - weliswaar zijn ontwikkeld met het oog op het functionele daderschap van een natuurlijke persoon (dus met het oog op de strafrechtelijke aansprakelijkheid van een natuurlijk persoon voor een gedraging van een andere natuurlijke persoon), maar dat zij in voorkomende gevallen tevens kunnen fungeren als maatstaven voor de toerekening van een gedraging van een natuurlijk persoon aan een rechtspersoon (vgl. HR 14 januari

9 1992, NJ 1992, 413)." De tenlastelegging doet voldoende uitkomen dat de gedragingen van de bestuurders plaatsvonden in de sfeer van verdachte. Verdachte had de chauffeurs immers in dienst. Voorts is uit de gebezigde bewijsmiddelen op te maken dat de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van verdachte en valt eraan te ontlenen dat, nu de transporten plaatsvonden in opdracht van verdachte, deze werkzaamheden ook dienstig zouden kunnen zijn in het door verdachte uitgeoefende bedrijf. Ik wijs er in dit verband nog op dat volgens bewijsmiddel 1 de chauffeur [betrokkene 1] heeft gezegd dat hij niet aan zijn dagelijkse rust is toegekomen en dat zijn baas het zo wil. Bewijsmiddel 2 onder b houdt als verklaring van directeur van verdachte in dat de chauffeur [betrokkene 1] in dienstbetrekking werkzaam is bij verdachte. De directeur van verdachte heeft hetzelfde verklaard ten aanzien van chauffeur [betrokkene 2], van wie ook geconstateerd is dat hij de wettelijk voorgeschreven rusttijd niet in acht heeft genomen (bewijsmiddel 4 en 5). Hetzelfde geldt voor de chauffeur [betrokkene 3], van wie de directeur van verdachte heeft verklaard dat deze bij verdachte in dienstbetrekking is en in opdracht en ten behoeve van verdachte vervoerswerkzaamheden heeft verricht met een vrachtwagen (bewijsmiddel 7 en 8 onder b). Idem voor de chauffeurs [betrokkene 4] (bewijsmiddel 10 en 11 onder b) en [betrokkene 5] (bewijsmiddel 13 en 14 onder b). Aldus is het bewijs van het daderschap van de verdachte rechtspersoon voldoende met redenen omkleed. Resumerend: art. 51 Sr bood voldoende grondslag in een formele wet om het daderschap van de werkgever/rechtspersoon op te baseren. Dat vanaf 10 januari 2001 tot en met 26 april 2002 de strafrechtelijke werkgeversaansprakelijkheid volgens de steller van het middel enkel geregeld was in art. 8.1 Arbeidstijdenbesluit Vervoer getuigt dus van een onjuiste opvatting. De bewezenverklaring bevat voldoende aanknopingspunten om het daderschap van de werkgever/rechtspersoon aan op te hangen. Ik wijs er op dat het hof in kwalificatie en aangehaalde wetsartikelen er blijk van heeft gegeven zich te realiseren dat art. 51 Sr van toepassing is. Het middel faalt. 6. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging van het bestreden arrest behoort te leiden. 7. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep. De Procureur-Generaal Bij de Hoge Raad der Nederlanden 1 Stb. 2001, 5. 2 Daarna is het Besluit gewijzigd in Stb. 2004, Stb. 1998, 645, p Stb. 1998, Stb. 2001, 5. 6 Stb. 2001, 5, p Kamerstukken II 2001/02, , nr. 3, p Kamerstukken II , , nr. 3, p. 65/66. 9 Ibidem, p In de Nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II , , nr. 8, p. 15) is te lezen "De aansprakelijkheid van de in het buitenland gevestigde werkgever blijft onverkort in stand." 10 HR 21 oktober 2003, LJN AF7938.

10

ECLI:NL:PHR:2009:BJ2819 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 08/00718

ECLI:NL:PHR:2009:BJ2819 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 08/00718 ECLI:NL:PHR:2009:BJ2819 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 29-09-2009 Datum publicatie 29-09-2009 Zaaknummer 08/00718 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 5 Besluit van 27 november 2000, houdende wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage AV/WTZ/2002/13517

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage AV/WTZ/2002/13517 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000368-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833 ECLI:NL:PHR:2014:1700 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 01-07-2014 Datum publicatie 26-09-2014 Zaaknummer 12/04833 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06 ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 06-03-2007 Datum publicatie 06-03-2007 Zaaknummer 00636/06 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd ECLI:NL:HR:2014:381 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-02-2014 Datum publicatie 19-02-2014 Zaaknummer 13/02084 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4699

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4699 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4699 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000669-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie

Terug naar de Collegebanken

Terug naar de Collegebanken Terug naar de Collegebanken Strafbaarheid van onderneming en bestuurder Prof. mr. Roan Lamp 4 september 2014 1 Terug naar de Collegebanken - Strafbaarheid van onderneming en bestuurder Inhoud Inleiding

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 05-04-2011 Datum publicatie 07-04-2011 Zaaknummer 21-002244-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2001:AD4377 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 03023/00

ECLI:NL:PHR:2001:AD4377 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 03023/00 ECLI:NL:PHR:2001:AD4377 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 16-10-2001 Datum publicatie 17-01-2002 Zaaknummer 03023/00 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 Instantie Datum uitspraak 03-02-2009 Datum publicatie 05-02-2009 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-002670-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483 ECLI:NL:HR:2014:2652 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-09-2014 Datum publicatie 10-09-2014 Zaaknummer 13/01257 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie In cassatie op

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2010:BN0043

ECLI:NL:PHR:2010:BN0043 ECLI:NL:PHR:2010:BN0043 Instantie Datum uitspraak 16-11-2010 Datum publicatie 16-11-2010 Zaaknummer 09/03684 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie Parket bij de Hoge Raad

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999 ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999 Instantie Datum uitspraak 16-05-2012 Datum publicatie 16-05-2012 Zaaknummer 20-002733-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLEE:2000:AA5099

ECLI:NL:RBLEE:2000:AA5099 ECLI:NL:RBLEE:2000:AA5099 Instantie Rechtbank Leeuwarden Datum uitspraak 23-02-2000 Datum publicatie 22-12-2003 Zaaknummer 17/095089-99 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296 ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296 Instantie Datum uitspraak 05-11-2010 Datum publicatie 08-11-2010 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-000669-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 20-06-2008 Datum publicatie 20-06-2008 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie C07/041HR

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029 ECLI:NL:GHSHE:2015:2029 Instantie Datum uitspraak 03-06-2015 Datum publicatie 03-06-2015 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 20-000203-14 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:205

ECLI:NL:GHDHA:2014:205 ECLI:NL:GHDHA:2014:205 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 06-02-2014 Datum publicatie 06-02-2014 Zaaknummer 2200071413 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 25-09-2007 Datum publicatie 28-09-2007 Zaaknummer 06/580261-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392 ECLI:NL:HR:2014:156 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 24-01-2014 Datum publicatie 24-01-2014 Zaaknummer 13/00392 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1257,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:1157. 1 Geding in cassatie. 2 Beoordeling van het eerste middel. 3 Beoordeling van het derde middel. Uitspraak.

ECLI:NL:HR:2013:1157. 1 Geding in cassatie. 2 Beoordeling van het eerste middel. 3 Beoordeling van het derde middel. Uitspraak. ECLI:NL:HR:2013:1157 Uitspraak 12 november 2013 Strafkamer nr. 11/04366 P Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam

Nadere informatie

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK ECLI:NL:GHAMS:2016:5593 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-001668-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5390 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-11-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer 23-003117-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993 ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993 Instantie Datum uitspraak 07-09-2010 Datum publicatie 18-10-2010 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-005986-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage

Nadere informatie

Wetsverwijzingen Wetboek van Strafrecht 448, geldigheid:

Wetsverwijzingen Wetboek van Strafrecht 448, geldigheid: ECLI:NL:PHR:2002:AD9213 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 16-04-2002 Datum publicatie 16-04-2002 Zaaknummer 00916/01 Formele relaties Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2002:AD9213 Rechtsgebieden

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 Instantie Datum uitspraak 24-04-2013 Datum publicatie 24-04-2013 Zaaknummer 20-000702-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2015.

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2015. ECLI:NL:RBROT:2015:7773 Instantie: Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak: 29-10-2015 Datum publicatie: 02-11-2015 Zaaknummer: 11/870399-12.ov Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 06-12-2011 Datum publicatie 22-05-2017 Zaaknummer AWB- 11_1954 Formele relaties Hoger beroep: ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2178, Bekrachtiging/bevestiging

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2015:3021. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/05204

ECLI:NL:HR:2015:3021. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/05204 ECLI:NL:HR:2015:3021 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 13-10-2015 Datum publicatie 14-10-2015 Zaaknummer 14/05204 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:2082,

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:1273

ECLI:NL:CRVB:2016:1273 ECLI:NL:CRVB:2016:1273 Instantie Datum uitspraak 06-04-2016 Datum publicatie 11-04-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 14/5380 ZW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. arrest GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN locatie Arnhem Afdeling strafrecht Parketnummer: X Uitspraak d.d.: 15 juni 2016 TEGENSPRAAK Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman) ECLI:NL:GHAMS:2016:5673 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-11-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-003159-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388 ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388 Instantie Datum uitspraak 10-02-2011 Datum publicatie 14-02-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-001943-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2016:2910. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1278, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2016:2910. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1278, Gevolgd ECLI:NL:HR:2016:2910 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 20-12-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer 15/03236 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1279,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 17-12-2010 Datum publicatie 22-12-2010 Zaaknummer 24-002079-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

LJN: BM6944, Gerechtshof Leeuwarden, 24-000403-09 Print uitspraak

LJN: BM6944, Gerechtshof Leeuwarden, 24-000403-09 Print uitspraak Het LJN nummer is belangrijk om terug te zoeken voor derden. +++++ LJN: BM6944, Gerechtshof Leeuwarden, 24-000403-09 Print uitspraak Datum uitspraak: 04-06-2010 Datum publicatie: 07-06-2010 Rechtsgebied:

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 Instantie Datum uitspraak 17-10-2011 Datum publicatie 25-10-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-003332-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:898. 1 Geding in cassatie. 2. Beoordeling van het eerste middel. Uitspraak. 8 oktober 2013. Strafkamer. nr.

ECLI:NL:HR:2013:898. 1 Geding in cassatie. 2. Beoordeling van het eerste middel. Uitspraak. 8 oktober 2013. Strafkamer. nr. ECLI:NL:HR:2013:898 Uitspraak 8 oktober 2013 Strafkamer nr. 11/04842 Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 30 september 2011,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2012:BT8778

ECLI:NL:HR:2012:BT8778 ECLI:NL:HR:2012:BT8778 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10-01-2012 Datum publicatie 10-01-2012 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 10/02260 P Conclusie:

Nadere informatie

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit (mijnbouw) en het Arbeidstijdenbesluit vervoer

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit (mijnbouw) en het Arbeidstijdenbesluit vervoer Besluit van Ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit (mijnbouw) en het Arbeidstijdenbesluit vervoer Op voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van..... 2005,

Nadere informatie

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt: Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6494_1/309; 6836_1/220 Betreft zaak: Limburgse bouwzaken 1 en 2 / de heer [A] Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:1522

ECLI:NL:RVS:2013:1522 ECLI:NL:RVS:2013:1522 Instantie Raad van State Datum uitspraak 16-10-2013 Datum publicatie 16-10-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201206838/1/A3 Bestuursrecht Tussenuitspraak

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 05-03-2009 Datum publicatie 05-03-2009 Zaaknummer 24-002073-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ;

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ; Besluit van, tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met een vergoeding voor de beurtelingse verlening van rechtsbijstand in het kader van politieverhoren Op de voordracht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:GHDHA:2015:84 ECLI:NL:GHDHA:2015:84 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 27-01-2015 Datum publicatie 27-01-2015 Zaaknummer 22000511-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5286 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 13-12-2016 Zaaknummer 23-000227-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2006:AU8286

ECLI:NL:HR:2006:AU8286 ECLI:NL:HR:2006:AU8286 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 17-10-2006 Datum publicatie 17-10-2006 Zaaknummer 01599/05 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AU8286

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2002:AF1787 Rechtbank 's-gravenhage Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 01/1647

ECLI:NL:RBSGR:2002:AF1787 Rechtbank 's-gravenhage Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 01/1647 ECLI:NL:RBSGR:2002:AF1787 Instantie Rechtbank 's-gravenhage Datum uitspraak 11-12-2002 Datum publicatie 11-12-2002 Zaaknummer 01/1647 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:GHDHA:2016:935 ECLI:NL:GHDHA:2016:935 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 31-03-2016 Datum publicatie 06-04-2016 Zaaknummer 22-004068-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 Instantie Datum uitspraak 11-11-2009 Datum publicatie 11-11-2009 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-002029-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2009:BG5966 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 01971/07

ECLI:NL:PHR:2009:BG5966 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 01971/07 ECLI:NL:PHR:2009:BG5966 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 17-02-2009 Datum publicatie 17-02-2009 Zaaknummer 01971/07 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

ECLI:NL:GHARL:2017:2188 ECLI:NL:GHARL:2017:2188 Instantie Datum uitspraak 15-03-2017 Datum publicatie 15-03-2017 Zaaknummer 21-006632-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Strafrecht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve07000557 200606955/1. Datum uitspraak: 21 maart 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: vennootschap onder firma A., gevestigd te Honselersdijk, appellante, tegen

Nadere informatie

2. Mr. G.J. Woodrow, advocaat te Tilburg, heeft cassatie ingesteld en namens de verdachte bij schriftuur twee middelen van cassatie voorgesteld.

2. Mr. G.J. Woodrow, advocaat te Tilburg, heeft cassatie ingesteld en namens de verdachte bij schriftuur twee middelen van cassatie voorgesteld. ECLI:NL:PHR:2012:BU6926 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 22-05-2012 Datum publicatie 22-05-2012 Zaaknummer 10/02229 Formele relaties Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BU6926 Rechtsgebieden

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2016:3968

ECLI:NL:RBAMS:2016:3968 ECLI:NL:RBAMS:2016:3968 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 30-06-2016 Datum publicatie 30-06-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 13/993032-16 (Promis) Strafrecht

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 321 Besluit van 4 juli 2001 tot wijziging van het Besluit tenuitvoerlegging geldboetevonnissen, het Besluit tenuitvoerlegging ontnemings- en

Nadere informatie

Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM

Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM Mr. Z. Kasim 1 HR 13 juli 2007, nr. C05/331, LJN BA231 Verplichte deelneming pensioenfonds, criteria arbeidsovereenkomst BW artikel 7: 610, artikel

Nadere informatie

Aansprakelijkheden van QESHmanagers. veiligheidsfunctionarissen

Aansprakelijkheden van QESHmanagers. veiligheidsfunctionarissen Aansprakelijkheden van QESHmanagers en veiligheidsfunctionarissen Remko Wijling Deltalinqs Arbo contactgroep d.d. 21 april 2017 1 Programmaonderdelen Inleiding Strafrechtelijke aansprakelijkheid? Bestuursrechtelijke

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:4588

ECLI:NL:RBROT:2017:4588 ECLI:NL:RBROT:2017:4588 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 23-05-2017 Datum publicatie 16-06-2017 Zaaknummer 10/740469-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193 ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193 Instantie Datum uitspraak 12-02-2013 Datum publicatie 28-05-2013 Zaaknummer 21-004366-12 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2006:AV7682

ECLI:NL:RBARN:2006:AV7682 ECLI:NL:RBARN:2006:AV7682 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 09-03-2006 Datum publicatie 30-03-2006 Zaaknummer AWB 05/4258 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Ambtenarenrecht Eerste

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2016 2017 34 506 Voorstel van wet van het lid Van Laar houdende de invoering van een zorgplicht ter voorkoming van de levering van goederen en diensten die

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 14 februari 2014 nr. 13/00475 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te s-gravenhage van 18 december 2012, nr. 12/00169,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 31-03-2004 Datum publicatie 08-04-2004 Zaaknummer 06/060115-03 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGRO:2007:BC0348

ECLI:NL:RBGRO:2007:BC0348 ECLI:NL:RBGRO:2007:BC0348 Instantie Rechtbank Groningen Datum uitspraak 17-12-2007 Datum publicatie 17-12-2007 Zaaknummer 18/995008-06 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775 ECLI:NL:GHAMS:2014:3775 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-07-2014 Datum publicatie 05-12-2014 Zaaknummer 23-004323-13 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:3051

ECLI:NL:CRVB:2016:3051 ECLI:NL:CRVB:2016:3051 Instantie Datum uitspraak 12-08-2016 Datum publicatie 16-08-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 14/6172 WWAJ Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd ECLI:NL:HR:2017:1064 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-06-2017 Datum publicatie 09-06-2017 Zaaknummer 16/04866 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2008:BO1540

ECLI:NL:GHSGR:2008:BO1540 ECLI:NL:GHSGR:2008:BO1540 Instantie Datum uitspraak 16-07-2008 Datum publicatie 25-10-2010 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-006152-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11 ECLI:NL:GHSHE:2015:3566 Instantie: Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak: 16-09-2015 Datum publicatie: 17-09-2015 Zaaknummer: 20-002514-14 Rechtsgebieden: Materieel strafrecht Strafprocesrecht Bijzondere

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 20-06-2007 Datum publicatie 25-06-2007 Zaaknummer 0600267 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

2 Tenlastelegging en motivering van de gegeven vrijspraak

2 Tenlastelegging en motivering van de gegeven vrijspraak ECLI:NL:HR:2014:1174 Uitspraak 20 mei 2014 Strafkamer nr. 13/02407 Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 6 februari 2013, nummer 22/001806-12,

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 2 februari 2016 TEGENSPRAAK Promis

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 2 februari 2016 TEGENSPRAAK Promis ECLI:NL:GHARL:2016:10657 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 02-02-2016 Datum publicatie 15-05-2017 Zaaknummer 21-002071-15 Formele relaties Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:789, Niet ontvankelijk

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2016:7721

ECLI:NL:RBMNE:2016:7721 ECLI:NL:RBMNE:2016:7721 Instantie Datum uitspraak 09-12-2016 Datum publicatie 08-06-2017 Zaaknummer 16.228054-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland Strafrecht

Nadere informatie

2. Mr. N. van Schaik, advocaat te Utrecht, heeft cassatie ingesteld en namens de verdachte bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.

2. Mr. N. van Schaik, advocaat te Utrecht, heeft cassatie ingesteld en namens de verdachte bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. ECLI:NL:PHR:2010:BO2909 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 14-12-2010 Datum publicatie 14-12-2010 Zaaknummer 09/02518 J Formele relaties Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BO2909 Rechtsgebieden

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 08-10-2013 Datum publicatie 06-01-2014 Zaaknummer 200.121.491-01 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden

Hoge Raad der Nederlanden 4 november 2016 Eerste Kamer 15/00920 LZ/IF Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: tegen STICHTING PENSIOENFONDS PERSONEELSDIENSTEN, gevestigd te Amsterdam, VOOR VERWEERSTER in cassatie, advocaat:

Nadere informatie

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

Rechtspraak.nl - Print uitspraak ECLI:NL:HR:2014:1405 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 13-06-2014 Datum publicatie 13-06-2014 Zaaknummer 13/05858 Formele relaties Rechtsgebieden Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:289 Civiel recht Bijzondere

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291 ECLI:NL:GHDHA:2017:2291 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 24-05-2017 Datum publicatie 09-08-2017 Zaaknummer 22-005150-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2011:BQ2488

ECLI:NL:PHR:2011:BQ2488 ECLI:NL:PHR:2011:BQ2488 Instantie Datum uitspraak 12-07-2011 Datum publicatie 12-07-2011 Zaaknummer 10/01636 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie Parket bij de Hoge Raad

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2009:BK9813

ECLI:NL:RBAMS:2009:BK9813 ECLI:NL:RBAMS:2009:BK9813 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 24-12-2009 Datum publicatie 20-01-2010 Zaaknummer 09/947 WI Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2006:AW3559

ECLI:NL:HR:2006:AW3559 ECLI:NL:HR:2006:AW3559 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 03-10-2006 Datum publicatie 02-07-2008 Zaaknummer 01447/05 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AW3559

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2004:AR2782

ECLI:NL:HR:2004:AR2782 ECLI:NL:HR:2004:AR2782 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 03-12-2004 Datum publicatie 03-12-2004 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie R03/145HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AR2782

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994

ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994 ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 22-12-2006 Datum publicatie 11-01-2007 Zaaknummer 15/645076-06 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2010:BO4829

ECLI:NL:RVS:2010:BO4829 ECLI:NL:RVS:2010:BO4829 Instantie Raad van State Datum uitspraak 24-11-2010 Datum publicatie 24-11-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201003576/1/H3 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2015:6424

ECLI:NL:RBROT:2015:6424 ECLI:NL:RBROT:2015:6424 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 02-09-2015 Datum publicatie 09-09-2015 Zaaknummer C/10/476228 / FA RK 15-3821 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 07-09-2011 Datum publicatie 15-09-2011 Zaaknummer 16-600572-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 31-05-2017 Zaaknummer 08/910083-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Raadkamer

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:3549 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:3549 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2014:3549 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 26-08-2014 Datum publicatie 11-12-2014 Zaaknummer 200.125.414-01 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen:

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen: Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te 14.30 uur Kenmerk: 160102 PLEITNOTA Inzake: Deken orde van Advocaten Den Haag - mr. M.J.F. Stelling Raadsman: W.H. Jebbink Geen ontzegging tot onafhankelijke

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2007:208

ECLI:NL:GHARN:2007:208 ECLI:NL:GHARN:2007:208 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 25-05-2007 Datum publicatie 11-04-2016 Zaaknummer 21-004591-06 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

I n z a k e: T e g e n:

I n z a k e: T e g e n: HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 SEPTEMBER 2016 P.16.0556.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.16.0556.N P J G V, beklaagde, eiseres, met als raadsman mr. Laurens Van Puyenbroeck, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550 ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 15-06-2009 Datum publicatie 06-07-2009 Zaaknummer AWB 08/5874 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie