RAPPORT 358. Archeologienota Sint-Truiden, Leeuwerweg Nieuwbouw van een fruitloods. Deel 2: Verslag van Resultaten. Hanne De Langhe & Petra Driesen

Transcriptie

1 RAPPORT 358 Archeologienota Nieuwbouw van een fruitloods Deel 2: Verslag van Resultaten ARON bvba Archeologisch Projectbureau Hanne De Langhe & Petra Driesen Januari 2017

2 ARON-RAPPORT 358 ARCHEOLOGIENOTA SINT-TRUIDEN, LEEUWERWEG NIEUWBOUW VAN EEN FRUITLOODS Hanne De Langhe & Petra Driesen Tongeren 2017

3 Colofon ARON rapport 358 Archeologienota. Nieuwbouw van een fruitloods. Initiatiefnemer: zie Deel 1. Privacy-fiches Erkend archeoloog: Hanne De Langhe (2016/00156) Auteurs: Hanne De Langhe & Petra Driesen Bijdragen: / Foto s en tekeningen: Wettelijk depot: ARON bvba (tenzij anders vermeld) D/2017/12.651/14 Op de teksten, foto s en tekeningen geldt een auteursrecht. Gelieve ons de wens om gebruik te maken van de teksten of illustraties schriftelijk over te maken op info@aron-online.be Zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming van ARON bvba mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, bewerkt, en/of openbaar gemaakt door middel van web-publicatie, druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze ook. ARON bvba Archeologisch Projectbureau Neremweg Tongeren info@aron-online.be tel: 012/ fax: 012/ ARON bvba, Archeologisch projectbureau, 2017

4 1 INHOUDSTAFEL DEEL 1. PRIVACYFICHE INHOUDSTAFEL... 1 Inleiding... 2 DEEL 2. VERSLAG VAN RESULTATEN... 3 Hoofdstuk 1. Bureauonderzoek Beschrijvend gedeelte Administratieve gegevens Onderzoeksvragen en randvoorwaarden Beschrijving van de geplande bodemingrepen Werkwijze, verloop en actoren Assessment Situering van het onderzoeksgebied Impact van de bodemingrepen Kenniswinst Onderzoeksvragen Datering en interpretatie Samenvatting DEEL 3. PROGRAMMA VAN MAATREGELEN Gemotiveerd advies Volledigheid van het uitgevoerde vooronderzoek Duiding en waardering van de archeologie in het projectgebied Impact van de geplande bodemingrepen Bepaling van maatregelen BIBLIOGRAFIE BIJLAGEN Bijlage 1: Kadasterplan Bijlage 2: Afbeeldingenlijst Bijlage 3: Inplantingsplannen en profielsnedes Bijlage 4: Overzichtsplan verstoringen op BT Bijlage 5: Overzichtsplan verstoringen op OT

5 2 INLEIDING De initiatiefnemer plant de bouw van een fruitloods en aanleg van een bufferbekken, verhardingen en beplanting naast de Leeuwerweg (Sint-Truiden, deelgemeente Wilderen prov. Limburg). Voor deze nieuwbouw is de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning noodzakelijk. Gezien voor deze nieuwbouw bodemingrepen uitgevoerd worden, het terrein niet in een gebied ligt waar geen archeologisch erfgoed te verwachten valt, het terrein niet binnen een gabarit bestaande lijninfrastructuur valt, het terrein niet in een beschermde archeologische site of een vastgestelde archeologische zone ligt, het perceeloppervlak groter is dan 3000 m², de oppervlakte van de bodemingreep groter is dan 1000 m², de aanvrager niet publiekrechterlijk is en het terrein in woongebied met landelijk karakter ligt, is het toevoegen van een bekrachtigde archeologienota aan de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag verplicht. 1 Een archeologienota is een document dat opgemaakt wordt op basis van een archeologisch vooronderzoek en dat niet alleen administratieve gegevens van het onderzoeksgebied bevat, maar ook een verslag van de resultaten van het uitgevoerde vooronderzoek, een voorstel van beslissing en een plan van aanpak voor de maatregelen die daaruit volgen. 2 Het doel van het archeologisch vooronderzoek bestaat in het vaststellen van de aan- of afwezigheid van een archeologische site in een onderzoeksgebied en indien deze aanwezig is te bepalen wat de karakteristieken en de bewaringstoestand van deze site zijn, wat haar relatie is met het landschap, welke waarde ze heeft, en hoe ermee moet omgegaan worden in het kader van de bodemingrepen en wetenschappelijk onderzoek. 3 De Code van Goede Praktijk versie 2.0 voorziet in de opmaak van een archeologienota met beperkte samenstelling indien de confrontatie tussen de toekomstige werken en één doorslaggevend aspect uit de beschrijving van de landschappelijke ligging van het onderzochte gebied, de historische beschrijving, of de bespreking van het onderzochte gebied in zijn archeologisch kader aantoont dat: 1 met aantoonbare zekerheid geen archeologisch erfgoed aanwezig is op het onderzochte terrein, of; 2 de toekomstige werken met aantoonbare zekerheid geen verstoring zullen veroorzaken aan het eventueel aanwezige archeologische erfgoed, of; 3 verder onderzoek van het terrein in het kader van de toekomstige werken met aantoonbare zekerheid niet zou leiden tot nuttige kenniswinst; Vermits de confrontatie van de uitgevoerde werken en de landschappelijke ligging aantoonde dat de zone waar mogelijk verstoring van archeologisch erfgoed zal plaatsvinden beperkt is en bijgevolg verder onderzoek niet zal leiden tot nuttige kenniswinst, werd enkel een bureauonderzoek met beperkte samenstelling uitgevoerd (Hoofdstuk 2) en werd geen Programma van Maatregelen opgemaakt. Het gemotiveerd advies hiervoor wordt beschreven in hoofdstuk 3. 1 Zie hiervoor de beslissingsboom voor verplicht archeologisch vooronderzoek bij het aanvragen of verlenen van vergunningen. 2 Code van Goede Praktijk voor de uitvoering van en rapportering over archeologisch vooronderzoek en archeologische opgravingen (CGP)(2015), p CGP 2016, p. 27.

6 3 DEEL 2. VERSLAG VAN RESULTATEN HOOFDSTUK 1. BUREAUONDERZOEK 1 Beschrijvend gedeelte 1.1 Administratieve gegevens Projectcode Naam en erkenningsnummer Archeoloog Rechtspersoon Andere actoren en specialisten binnen het project Extern wetenschappelijk advies Locatiegegevens Oppervlakte 2017A286 Hanne De Langhe OE/ERK/Archeoloog/2016/00156 ARON bvba Archeologisch Projectbureau, Neremweg 110, 3700 Tongeren OE/ERK/Archeoloog/2015/00006 Functie / / Nvt. Naam Nvt. Limburg, Sint-Truiden, Wilderen, Leeuwerweg Het totale projectgebied heeft een oppervlakte van ca m², de zone waar de bodemingrepen plaatsvinden heeft een oppervlakte van ca m². Bounding box coördinaten xmin,ymin , : xmax,ymax , Kadasternummers Sint-Truiden, afdeling 5, sectie B: Percelen 158G en 157Z3. Thesaurusthermen 4 Overzichtsplan verstoringen Bureauonderzoek, Zie afb. 4: Kleurenorthofoto en BIJLAGE 3: Bestaande toestand Een KLIP-plan werd niet aangevraagd vermits foto s, de meest recente kleurenorthofoto en het plan Bestaande toestand door het Architectenbureau K5 aangeleverd, genoeg inzicht boden in de verstoringen.

7 4 Afb. 1: Kadastraal plan met perceelgrenzen en afbakening van het onderzoeksterrein in het rood en de zone waar de bodemingrepen plaatsvinden in het blauw. Afb. 2: Uittreksel uit de topografische kaart met afbakening van het onderzoeksterrein in het rood en de zone waar de bodemingrepen plaatsvinden in het blauw.

8 Onderzoeksvragen en randvoorwaarden Volgende onderzoeksvragen zullen tijdens het bureauonderzoek behandeld worden: - Welke doorslaggevend aspect uit de beschrijving van de landschappelijke ligging van het onderzochte gebied, de historische beschrijving, of de bespreking van het onderzochte gebied in zijn archeologisch kader leidt tot de opmaak van een archeologienota met beperkte samenstelling? Kan dit aspect gemotiveerd worden? Randvoorwaarden: Het bureauonderzoek wordt over het volledige terrein uitgevoerd, met de nadruk op de zone waar de bodemingrepen zullen plaatsvinden. Vermits het huidige dossier aan de voorwaarden voor de opmaak van een archeologienota met beperkte samenstelling voldoet, wordt de archeologienota volgens dit traject opgemaakt. 1.3 Beschrijving van de geplande bodemingrepen De initiatiefnemer plant op percelen 157Z3 en 158G (Sint-Truiden, afdeling 5, sectie B) de bouw van een fruitloods met aanleg van een bufferbekken, verhardingen en beplanting. Alvorens deze bodemingrepen kunnen plaatsvinden, zal een deel van de bestaande bebouwing op het terrein afgebroken worden (BIJLAGE 3: Bestaande toestand & Inplantingsplan). Afbraak van bestaande gebouwen Op het terrein bevinden zich, naast een bestaande fruitloods, een aantal gebouwen, (garage, kippenstal, paardenstal, loods) (ca m²) waarvoor heden de afbraak aangevraagd wordt. Deze gebouwen zijn niet onderkelderd, en werden aangelegd op verschillende betonplaten en betonvloeren van ca. 20 cm dikte. Verwacht wordt dat de funderingsdiepte voor de sokkels van de hal ca. 90 cm onder het maaiveld bedraagt. De bodemingrepen zullen machinaal gebeuren. Fruitloods Ter plaatse van de af te breken gebouwen en op dezelfde bouwlijn als de vergunde fruitloods wordt er een nieuwe fruitloods gebouwd met een oppervlakte van 1004,50 m². Info over de fundering van deze loods is nog niet bekend, maar deze zal eveneens niet onderkelderd worden en de funderingsdiepte voor de sokkels zal vermoedelijk eveneens ca. 90 cm onder het maaiveld bedragen. Een vloerplaat in gepolierde beton van ca. 20 cm dik (10 cm grindbed, 10 cm beton) wordt voorzien. Vermits het terrein hier op een west-noordwest oost-zuidoostelijke helling ligt, wordt het maaiveld in de westelijke zijde deels opgehoogd met maximaal ca. 0,50 m aangevoerde grond. De bodemingrepen hiervoor zullen machinaal gebeuren d.m.v. een graafmachine en bulldozer. Bufferbekken en afwatering Ten noorden van de nieuwe fruitloods wordt een bufferbekken aangelegd met een inhoud van l en een oppervlakte van ca. 70 m². Het bufferbekken wordt, met hellende oevers, uitgegraven tot op een maximale centrale diepte van ca. 1,5 m. Naar het bufferbekken worden RWA leidingen aangelegd met een maximale diepte van -0,70 m onder het maaiveld. Er loopt een knijpleiding (diam. 110) en een overloop (diam. 160) vanuit het bufferbekken naar een controleput 20/20. Deze ligt op een maximale diepte van 1,25 m onder het maaiveld. De knijpleiding ligt op een diepte van ca. 1,20 m onder het maaiveld, de overloop ligt op een diepte van ca. 0,70 m onder het maaiveld.

9 6 Vanuit de controleput loopt een overloopleiding die aangesloten wordt op de bestaande RWA (BIJLAGE 3: Detail bufferbekken). Onder de nieuwbouw wordt tevens een regenwatertank voorzien van 2 x l. De exacte diepte van uitgraving hiervoor is tot heden nog niet gekend. Het gaat om een erg lokale ingreep over een beperkte oppervlakte van ca. 10 m². Deze bodemingrepen zullen machinaal gebeuren d.m.v. een graafmachine. Verhardingen Ten zuidoosten van de nieuwe fruitloods wordt een betonverharding aangelegd over een oppervlakte van ca. 376 m². De aanleg van deze verharding brengt een verstoringsdiepte van ca. 20 cm (10 cm grindbed, 10 cm beton) met zich mee. De bodemingrepen voor de aanleg van de verhardingen zullen machinaal gebeuren d.m.v. een graafmachine. Afb. 3: Inplantingsplan (Bron: Architectengroep K5, digitaal plan, dd 15/06/2016, aanmaakschaal 1.500, 2017A286)

10 7 Aanplanten van bomen en hagen Rondom het terrein wordt een haag aangeplant ter hoogte van de perceelgrenzen. Ten zuiden van de nieuwe betonverharding wordt haagbeuk aangeplant. Naast de noordelijke perceelgrens worden leifruitbomen geplant en in het oosten worden 7 hoogstam fruitbomen geplant. Ook rondom het bufferbekken worden een vijftal bomen geplant. De plantputten brengen slechts lokale bodemingrepen met zich mee met een maximale diepte van ca. 50 cm onder het maaiveld. De exacte uitvoeringswijze voor het planten van deze hagen en bomen is handmatig in combinatie met een plantboor. Werfzone De werfzone zal zich volledig binnen het huidige projectgebied bevinden. Hiervoor worden geen bijkomende bodemingrepen ingepland. 1.4 Werkwijze, verloop en actoren De topografische kaart en kadasterkaart werden in het kader van dit vooronderzoek geraadpleegd en weergegeven. De meest recente kleurenorthofoto en de bodemkaart werd eveneens geraadpleegd. Andere kaarten werden omwille van het gevolgde traject (Archeologienota met beperkte samenstelling) niet geraadpleegd of weergegeven. Ze bleken immers geen aanvullende informatie te bieden die een potentieel tot kenniswinst aan kan tonen. Verder werd het historisch verleden van het studiegebied ter aanvulling onderzocht. Specifiek archiefonderzoek werd niet uitgevoerd vermits het terrein in het verleden onbebouwd was. Volgende kaarten werden via de website geopunt.be geraadpleegd: de Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden, opgemaakt op initiatief van Graaf de Ferraris ( ), de Atlas der Buurtwegen (1842) en de Vandermaelenkaart ( ). Vanwege het gevolgde traject (archeologienota met beperkte samenstelling) worden ook deze kaarten niet weergegeven in het bureauonderzoek. Wel vormt de informatie die zij verschaffen een aanvullend argument voor de bepaling van maatregelen. Om een inzicht te bekomen in de reeds gekende archeologische waarden binnen het onderzoeksgebied en zijn directe omgeving werd ook de Centrale Archeologische Inventaris geraadpleegd. 6 Deze online inventaris, opgesteld door het Agentschap Onroerend Erfgoed van de Vlaamse Overheid, biedt een overzicht van alle tot nu toe gekende archeologische vindplaatsen in Vlaanderen. Via het Geoportaal van Onroerend Erfgoed werd eveneens de inventaris van de beschermde archeologische sites, de inventaris van vastgestelde archeologische zones en de inventaris van gebieden waar geen archeologie te verwachten valt, geraadpleegd. De kaarten worden in dit bureauonderzoek niet weergegeven vermits ze niet relevant zijn in het gevolgde traject. De bekomen informatie werd ook hier als aanvullend argument gebruikt voor de bepaling van maatregelen. Een visuele terreininspectie werd niet uitgevoerd. Via de meest recente kleurenorthofoto kon namelijk een beeld bekomen worden van de huidige inrichting en de gaafheid van het onderzoeksgebied. Ook een KLIP-plan werd niet aangevraagd vermits de meest recente orthofoto en plannen aangeleverd door de initiatiefnemer een voldoende duidelijk beeld gaven van de huidige inrichting van het terrein. Het bureauonderzoek werd uitgevoerd door Hanne De Langhe van het archeologisch projectbureau Aron bvba. 6 en

11 8 2 Assessment 2.1 Situering van het onderzoeksgebied Het onderzoeksterrein situeert zich naast de Leeuwerweg in Wilderen (Sint-Truiden). Het terrein dat een oppervlakte heeft van ca m² is kadastraal gekend als Sint-Truiden, afdeling 5, sectie B percelen 157Z3 en 158G en wordt tot heden ingenomen door bestaande gebouwen waaronder een frigoloods in het noorden en een landbouwalaam, kippenstal, paardenstal en een garage meer naar het zuidwesten en in het oosten. Tussen de frigoloods en de kippenstal ligt momenteel een paardenweide en ter hoogte van de ontsluiting met de Leeuwerweg zijn verhardingen aanwezig die naar de bestaande gebouwen leiden (afb. 4, BIJLAGE 3: Bestaande toestand). Op de bodemkaart (afb. 5) wordt ter hoogte van het onderzoeksterrein overwegend een Abp(c))bodem weergegeven, een droge leembodem zonder profielontwikkeling met bedolven textuur B-horizont tussen 40 en 80 cm diepte. Abp(c) -bodems komen voor in colluviale droge leemdepressies en vormen de overgang tussen Aba en Abp. Deze gronden bestaan uit leemmateriaal geërodeerd van de hoger liggende plateaugronden. 7 In het zuidwesten wordt een OB-bodem weergegeven, een bebouwde zone. Hier is het oorspronkelijk bodemprofiel door de mens gewijzigd of vernietigd. 8 Afb. 4: Kleurenorthofoto met aanduiding van het projectgebied (rood) en van de zone waar de bodemingrepen zullen plaatsvinden (blauw). 7 Van Ranst & Sys (2000); Baeyens L. (1958), Van Ranst & Sys (2000)

12 9 Afb. 5: Bodemkaart met aanduiding van het onderzoeksterrein (rood)) 2.2 Impact van de bodemingrepen De huidige bodemingreep neemt een totale oppervlakte in van ca m² en situeert zich ter hoogte van en rondom de bestaande gebouwen. Een deel van de bestaande bebouwing zal dan ook gesloopt moeten worden alvorens de huidige bodemingrepen kunnen plaatsvinden. Uit de orthofoto s en plannen van de bestaande toestand blijkt dat hierdoor al ca m² van het terrein ondiep verstoord zal zijn door de aanwezige vloeplaat. (afb. 6 en 7, paars). Op deze manier blijft nog 3250 m² mogelijk onverstoorde bodem over. Er dient te worden opgemerkt dat de huidige bodemingreep vnl. de bouw van de fruitloods (1004,50 m²), de nieuwe betonverharding (376,00 m²) en het bufferbekken (70 m²) geen ingrijpende effecten zullen hebben op het bodemarchief. Slechts ter hoogte van de sokkels en het bufferbekken worden bodemingrepen voorzien die mogelijk de teelaarde en het colluvium van de Abp(c))bodem kunnen doorbreken. De betonlaag, zowel in de nieuwe schuur als deze die voorzien is ter hoogte van de inrit, blijven oppervlakkige verstoringen. De andere bodemingrepen betreft het planten van hagen en bomen. Hiervoor zijn slechts minimale bodemingrepen nodig, zowel in oppervlakte als in diepte (maximaal 50 cm onder het maaiveld). Hoewel de zone waar deze planten aangeplant worden dus groot lijkt (ca m²), is de werkelijke oppervlakte veel kleiner vermits slechts lokaal plantputten aangelegd zullen worden (afb. 6 en 7, geel). Verder worden hier geen verstoringen gepland. Er blijft vanwege de bestaande schuur en betonplaat van ca m² en de beperkte geplande verstoring in een zone van ca m² slechts een relatief kleine zone over waar de bodemingrepen het archeologisch bodemarchief aanzienlijk zouden kunnen verstoren, m.n. de zone tussen de huidige frigoloods en de af te bereken kippenstal. Deze zone heeft een totale oppervlakte van ca.802 m² (afb. 6 en 7, groen).

13 10 Afb. 6: Overzichtsplan op BT met verstoorde zones (paars), onverstoorde zones die in beperkte mate verstoord zullen worden (geel) en onverstoonde zones waar de aanleg van het bufferbekken zal plaatsvinden (groen) (Bron: Architectengroep K5/Aron bvba, digitaal plan, dd 27/01/2017, aanmaakschaal 1.600, 2017A286). Afb. 7: Overzichtsplan op OT met verstoorde zones (paars), onverstoorde zones die in beperkte mate verstoord zullen worden (geel) en onverstoonde zones waar eerder grootschalige verstoringen zullen plaatsvinden (groen) (Bron: Architectengroep K5/Aron bvba, digitaal plan NT, dd 27/01/2017, aanmaakschaal 1.600, 2017A286).

14 Kenniswinst Het feit dat slechts in de zone van 802 m² een dieper graafwerk, nl. een bufferbekken (70 m²) van 1,5 m (diepste punt) onder het maaiveld diep wordt aangelegd, en slechts de sokkels voor de fruithal voor diepere verstoringen (60-90 cm) zullen zorgen, gecombineerd met de aanwezigheid van een pakket colluvium tot 40 cm à 80 cm diep onder het maaiveld, maakt dat slechts een gering gedeelte van het oorspronkelijk bodemarchief aangesneden zal worden tijdens de toekomstige bodemingrepen, vnl. ter hoogte van het bufferbekken van ca. 70 m² waar de bodemingrepen het diepst zullen zijn. Bijkomend blijkt uit raadpleging van historische kaarten dat het terrein in het verleden steeds onbebouwd was tot in de tweede helft van de 20 ste eeuw en dat de dichtstbijzijnde CAI locatie (211765) pas op 500 m afstand ligt van het onderzoeksterrein. Bovendien werden ter hoogte van deze CAI locatie enkel verplaatste vondsten uit het aanwezige colluvium aangetroffen, geen resten in situ. De aanwezigheid van een pakket colluvium op het huidige onderzoeksterrein doet hier een gelijkaardige situatie vermoeden. Het potentieel op kennisvermeerdering is dan ook erg gering voor dit terrein. De combinatie van het feit dat historische kaarten geen bebouwing op het terrein weergeven, het terrein grotendeels verstoord is vanaf de tweede helft van de tweede eeuw, de aanwezigheid van een pakket colluvium, de aanzienlijke afstand tot de dichtstbijzijnde CAI locatie die geen archeologische resten in situ omvat en het beperkt terreindeel van 802 m² dat nieuwe verstoringen zal ondergaan in de huidige ontwikkeling, maakt dat het potentieel op kennisvermeerdering erg gering is voor dit terrein. Daarom wordt geen vervolgonderzoek aanbevolen. 2.4 Onderzoeksvragen Volgende onderzoeksvragen werden tijdens dit bureauonderzoek behandeld: - Welk doorslaggevend aspect uit de beschrijving van de landschappelijke ligging van het onderzochte gebied, de historische beschrijving, of de bespreking van het onderzochte gebied in zijn archeologisch kader leidt tot de opmaak van een archeologienota met beperkte samenstelling en beschrijf dit aspect. De landschappelijke ligging van het terrein, met inbegrip van de recente verstoring en de confrontatie hiervan met de huidige geplande werken, toont aan dat verder onderzoek van het terrein in het kader van toekomstige werken met aantoonbare zekerheid niet zou leiden tot kenniswinst. De aanwezigheid van een pakket colluvium doet vermoeden dat ook hier de bodemingrepen echter geringe schade zullen toebrengen. De afwezigheid van bebouwing in het verleden en nabijgelegen CAI locaties wijzen niet op een hoog archeologisch potentieel voor het terrein. Slechts op een gering gedeelte van het projectgebied (70 m² bufferbekken, met de diepste zone op 1,50 m; en de sokkels voor de fruitschuur) kan mogelijk het oorspronkelijk bodemarchief aangesneden worden tijdens de toekomstige bodemingrepen. De combinatie van deze factoren maakt dat het potentieel op kennisvermeerdering voor dit terrein beperkt is en dat de kosten van een archeologisch onderzoek niet zouden opwegen tegen de geringe kenniswinst die dit zou opleveren. 2.5 Datering en interpretatie Het onderzoeksterrein was tot in de 20 ste eeuw steeds onbebouwd en bevat daarom vnl. recente verstoringen, waaronder een aantal gebouwen. Slechts een beperkt terreindeel is relatief onverstoord in een recent verleden.

15 12 3. Samenvatting De initiatiefnemer plant op percelen 157Z3 en 158G (Sint-Truiden, afdeling 5, sectie B) de bouw van een fruitloods met aanleg van een bufferbekken, verhardingen en beplanting met bomen. Alvorens deze bodemingrepen kunnen plaatsvinden, zal een deel van de bestaande bebouwing op het terrein afgebroken worden Uit de confrontatie tussen de toekomstige werken en de beschrijving van de landschappelijke en archeologische situering van het onderzochte gebied, bleek dat verder onderzoek van het terrein in het kader van de toekomstige werken met aantoonbare zekerheid niet zou leiden tot nuttige kenniswinst. Bijgevolg werd dan ook een archeologienota met beperkte samenstelling opgemaakt en wordt geen vervolgonderzoek geadviseerd.

16 Neremweg B-3700 Tongeren T +32(0) F +32(0) info@aron-online.be