CALEFFI. Thermische regelgroep voor verwarming en koeling. serie /06 NL

Transcriptie

1 Thermische regelgroep voor verwarming en koeling serie / NL Functie De thermische regelgroep is ontworpen om de juiste afgifte van verwarmingsenergie te garanderen voor de gebruiker. De buitenen ruimtetemperatuur worden gemeten om de juiste aanvoertemperatuur voor verwarming of koeling te bepalen. De eenheid wordt geleverd met alle vereiste componenten voor een regelcircuit. De regelgroep is compact om ruimte te besparen en installatie in een geïntegreerde wandkast te vergemakkelijken. De eenheid is standaard voorzien van: vierwegmengventiel, servomotor, elektronisch aangedreven pomp, aanvoer- en retoursensoren, buitensensor, sensor voor maximale relatieve vochtigheid, temperatuurregelaar, aanvoerthermometer, aansluitingen met wartel voor de collectoren en voor het primaire circuit. De eenheid is voorzien van een aansluiting voor externe datatransmissie. Dankzij de compacte uitvoering en het gebruiksgemak worden met deze eenheid de problemen bij installatie van regeleenheden in moderne kleine en middelgrote systemen opgelost. De eenheid wordt geleverd in een verdelerkast compleet met collectoren. De regelgroep is in de fabriek ingesteld voor gebruik in vloerverwarmingssystemen. Productassortiment Code. Regeleenheid voor verwarming en koeling, compleet met collectoren en verdelerkast. Code Ruimtethermostaat met binnenvoeler. Technische specificaties - Materiaal: - Lichaam : messing G-MS - Hydraulische dichtingen : EPDM - Mengventiel : vierweg - Vloeistof : water, glycoloplossingen - Max. glycolpercentage : % - Temperatuurbereik : C - Max. werkingsdruk : bar - Schaal thermometer : C - Aansluitingen collector : / met wartel - Aansluitingen primair circuit : F met wartel Pomp - Elektronische pomp : UPE - - Totaal opgenomen vermogen : ~ W - Max. debiet :. m /h - Max. relatieve vochtigheid: % - Omgevingstemperatuur : C - Beschermingsgraad : IP Beschikbare opvoerhoogte aan de aansluitingen van de regelgroep Werkend met max. snelheid. Servomotor - Voeding : V - Hz - Opgenomen vermogen :, VA - Cyclustijd: s - Draaimoment : N m H (m. w. k.) G (m /h) H (kpa) Fabrieksinstelling: proportionele regeling van opvoerhoogte.

2 -% +% -% -% % % % % % REGOLATORE DIGITALE TRE PUNTI -% +% -% % % % % % REGOLATORE DIGITALE TRE PUNTI -% +% -% Afmetingen kringen kringen kringen - A - Code Kringen A E F G H I L M N O Karakteristieke componenten -% +% AANVOER INSTALLATIE RETOUR INSTALLATIE. Temperatuurregelaar voor verwarming en koeling. Elektronische pomp UPE -. Vierwegmengventiel. Servomotor. Sensor voor aanvoertemperatuur. Sensor voor retourtemperatuur. Sensor voor buitentemperatuur. Ruimtethermostaat met binnenvoeler (optioneel). Sensor voor max. relatieve vochtigheid (RV%). Aanvoerthermometer. Aansluiting voor externe datatransmissie De regeleenheid is voorgemonteerd met: AANVOER KETEL RETOUR KETEL Serie Aanvoercollector, uitgerust met micrometrische ventielen voor het inregelen van de afzonderlijke kringen. Hydraulisch schema M AI M Vierwegmengventiel Servomotor Serie Retourcollector, uitgerust met afsluiters voor elke kring die geschikt zijn voor elektrothermische bediening. Serie Eindgroep met automatische ontluchter en aftap. RI Pomp met variabele snelheid Afsluiter AK RK Thermometer

3 Temperatuurregelaar -% +% -% De regelaar, die doorgaans wordt geïnstalleerd op de eenheid, kan ook op afstand worden geplaatst volgens het elektrisch schema. Op de voorzijde van de regelaar worden de volgende functies weergegeven: ) De LED brandt wanneer er condensvorming kan optreden in de koelfunctie (het mengventiel is gesloten). Bij verwarming knippert deze LED tijdens het drogen van de dekvloer. ) De LED brandt bij koeling. ) De LED brandt bij verwarming. ) Pomp is actief (): LED brandt ononderbroken. ) LED brandt als het mengventiel sluit. De LED brandt ononderbroken wanneer de regelaar zich in een nietactieve fase van de regeling bevindt, bijvoorbeeld wanneer Tbuiten tussen C en C ligt (zie de karakteristieke curve). ) LED brandt als het mengventiel opent. ) Sensor storing: LED brandt. ) Functieschakelaar, zes verschillende functies mogelijk: a) Hoofdregelaar uitgeschakeld. In uitvoeringen met een klok blijft de klok ingeschakeld. De vorstbeveiliging blijft actief. b) Regelaar werkt in setback-mode. Dit heeft geen invloed op de koelfunctie. c) Regelaar werkt in comfortmode. Dit heeft geen invloed op de koelfunctie. d) De regelaar werkt volgens de cycli van de comfort of setback, bepaald door de analoge klok met twee kanalen (rode indicator voor verwarmingstijden, blauwe indicator voor koeltijden (item ). Witte indicatoren indien de tijden voor verwarming en koeling hetzelfde zijn. e) Regelaar is gedeactiveerd (pomp - mengventiel ). Hiermee garandeert men dat er wordt verwarmd tot de maximumtemperatuur die is ingesteld op de printkaart. Dit heeft geen invloed op de koelfunctie. f) Zomerfunctie. Afhankelijk van de omgevingstemperatuur (T Buiten is hoger dan de ingestelde waarde bij punt ) en de klokinstellingen, wordt de koeling geactiveerd. Deze activering vindt plaats min. nadat de buitentemperatuur meer dan C hoger is dan de ingestelde waarde. Hoewel de functie voor verwarming wordt uitgeschakeld, blijft de vorstbeveiliging actief. Opmerking: met het klokprogramma vindt de overgang van verwarming naar koeling doorgaans plaats als de buitentemperatuur minstens een half uur hoger is dan de ingestelde waarde. Deze schakelpositie kan dus worden gebruikt om een overgang naar koeling tot stand te brengen. ) Schakelaar voor temperatuur en karakteristieke curve. Met deze schakelaar kan de gebruiker de maximaal vereiste aanvoertemperatuur instellen, overeenkomend met de ontwerpcondities bij minimale buitentemperatuur. Met deze schakelaar wordt eveneens de standaard fabrieksconfiguratie geoptimaliseerd om de werking van het systeem te personaliseren. Als deze waarde overeenkomt met de instelling op de hoofdprintkaart (item printkaart), dan volgt de regelaar de berekeningscriteria die gegeven worden door zijn eigen karakteristieke curve. Wijkt deze waarde af van de instelling op de hoofdprintkaart (item printkaart), dan berekent de regelaar de karakteristieke curve opnieuw. De ingestelde maximumtemperatuur blijft echter actief. Deze schakelaar bepaalt ook de karakteristieke koelingscurve, door gebruik te maken van de helling van het eerste lijnstuk van de curve voor verwarming (zie de grafiek met de karakteristieke curve). ) Schakelaar om de koeling te starten of te stoppen. Als de buitentemperatuur hoger is dan de ingestelde waarde, wordt de koelfunctie geactiveerd. Fabrieksinstelling: C Karakteristieke curve De karakteristieke curve wordt bepaald op basis van de volgende parameters: a) Max. aanvoertemperatuur ingesteld op de regelaar (item printkaart).fabrieksinstelling: C. b) Min. aanvoertemperatuur ingesteld op de printkaart (item printkaart). Fabrieksinstelling: C. c) Min. buitentemperatuur ingesteld op de printkaart (item printkaart). Fabrieksinstelling: - C. d) Max. buitentemperatuur waarbij de verwarming wordt geactiveerd in de zomer, ingesteld op de printkaart (item printkaart). Fabrieksinstelling: C. De karakteristieke curve heeft de vorm van een gebroken, rechte lijn. In het onderstaande voorbeeld is de curve berekend op basis van de fabrieksinstellingen. Voorbeeld van berekening van karakteristieke curve X- as- Buitentemperatuur - TX Y- as- Aanvoertemperatuur - TY Berekening van minimum- en maximumpunten Punt A: het snijpunt van Tmax X ( C) en Tmin Y ( C). Punt B: het snijpunt van Tmin X (- C) en Tmax Y ( C). Berekening van punten voor hellingswijziging Het verschil ΔX berekenen tussen Tmax X en Tmin X. Resultaat: ΔX = - (-) = C. Het verschil ΔY berekenen tussen Tmax Y en Tmin Y. Resultaat: ΔY = - = C. De knikpunten C en D van de curve worden als volgt aangeduid: Punt C komt overeen met het snijpunt van: X = Tmax X - % ΔX = -, = C Y = Tmin Y + % ΔY = +, =, C Punt D komt overeen met het snijpunt van: X = Tmax X - % ΔX = -, = C Y = Tmin Y + % ΔY = +, = C Punt E is het beginpunt voor koeling, met een karakteristieke curve met dezelfde helling als sectie A-C. Punt E komt overeen met het snijpunt van: TX = ingestelde waarde in item ( C) en TY = Tmin Y ( C). Karakteristieke curve B (-;) % D (;) % C (;,) E (;) A (;) Voorbereidende fase Passieve fase % %

4 ) Correctieschakelaar voor comfortmode. Instelbereik van -% tot +%. Fabrieksinstelling: correctie: %. De schakelaar bepaalt een parallelle verplaatsing van de karakteristieke curve op basis van het nieuwe percentage dat is geselecteerd in het comfortbereik (rode indicator). Voorbeeld: als de schakelaar is ingesteld op +%, heeft dit de volgende invloed op de aanvoertemperatuur: +%Y=, =, C. De karakteristieke curve wordt vervolgens met, C verhoogd. Dit heeft geen invloed op de koelfunctie. Curve met comfortcorrectie ) Correctieschakelaar voor setback-mode. Instelbereik van % tot -%. Fabrieksinstelling: correctie: -%. De schakelaar bepaalt een parallelle verplaatsing van de karakteristieke curve op basis van het nieuwe percentage dat is geselecteerd in het setback-bereik (blauwe indicator). Voorbeeld: als de schakelaar is ingesteld op -%, heeft dit de volgende invloed op de aanvoertemperatuur: -%Y=-, = -, C. De karakteristieke curve wordt vervolgens met, C verlaagd. Als naar aanleiding van deze verplaatsing de aanvoertemperatuur lager moet zijn dan de minimale begintemperatuur voor verwarming (Tmin Y), gebeurt het volgende: de circulatiepomp wordt uitgeschakeld en het mengventiel wordt gesloten. Dit heeft geen invloed op de koelfunctie. Curve met setback-correctie, C, C )Analoge dag- of weekklok die wordt gebruikt om de verwarmings- of koelfasen te selecteren: de rode indicatoren voor comfort en setback bij verwarming en de blauwe indicatoren om de koeling te starten en te stoppen. Witte indicatoren indien de tijden van verwarming en koeling hetzelfde zijn. Fabrieksinstelling: dagmode, minimaal selectie-interval van minuten. De overgang van dag- naar weekmode, met een minimaal selectie-interval van minuten, wordt als volgt doorgevoerd: Til de buitenste ring op en draai de aandrijfring naar de gewenste positie. Draai de wijzer rechtsom tot de binnenste inkeping zich op dezelfde hoogte bevindt als een van de buitenste inkepingen. Bevestig nu de buitenste ring weer. Zorg ervoor dat de weergegeven referentiedag in het werkingsgebied van het schakelpunt valt. - d Printkaart Op de achterzijde van de printkaart worden de volgende functies aangeduid: ) Minimale buitentemperatuur (Tmin X) waarbij de maximale aanvoertemperatuur heerst. (Tmax Y). Instelbereik: van - C tot - C. Fabrieksinstelling: - C. ) Schakelaar voor uitsluiting van de setback-mode. Instelbereik: van C tot - C. Fabrieksinstelling: - C. Als de buitentemperatuur onder de ingestelde waarde valt, wordt de verwarming opnieuw geactiveerd op basis van de karakteristieke curve van de comfortmode. ) Maximale buitentemperatuur vanaf waar moet worden verwarmd of blokkering zomerstand, (Tmax X). Instelbereik: van C tot C. Fabrieksinstelling: C. Als de buitentemperatuur hoger is dan de ingestelde waarde, gebeurt het volgende: de circulatiepomp wordt uitgeschakeld en het mengventiel wordt gesloten. Bij een buitentemperatuur die C hoger is dan de ingestelde waarde, wordt de koeling geactiveerd, mits deze buitentemperatuur hoger is dan de ingestelde waarde op het voorpaneel bij item. Als deze temperatuur lager is, wordt de koeling geactiveerd na een voorbereidende fase waarbij T aanvoer gelijk is aan de ingestelde T min Y bij item op de printkaart. Voorbeeld: Ingestelde Tb op voorpaneel = C. Ingestelde Tb op printkaart = C; TminY = C. Activering vindt plaats: bij Tb = C (+) = voorbereidende fase bij Tb = C volgt ze de karakteristieke curve. ) Microschakelaar voor het instellen van het programma voor het drogen van de dekvloer. Fabrieksinstelling: OFF (). Dit programma wordt gebruikt om de dekvloer (waarop de uiteindelijke vloer wordt gelegd) correct te drogen. Wanneer u dit programma activeert, worden alle andere functies uitgeschakeld. Het programma loopt dagen: gedurende de eerste drie dagen wordt een aanvoertemperatuur van C gehandhaafd. Voor de resterende vier dagen wordt de aanvoertemperatuur verhoogd tot en gehandhaafd op de bij punt op het voorpaneel ingestelde maximumtemperatuur. De activering van dit programma wordt aangeduid door de knipperende LED op het voorpaneel, punt. De knipperfrequentie duidt op het aantal droogdagen dat zijn gepasseerd: op dag knippert de LED één keer per seconden, op dag knippert de LED twee keer per seconden, enzovoort. Als de elektriciteit gedurende deze fase wordt uitgeschakeld, wordt de droogcyclus helemaal opnieuw uitgevoerd. Als de LED op het voorpaneel, punt, ononderbroken brandt, dan is het droogprogramma voltooid. De microschakelaar moet in dat geval worden uitgeschakeld (OFF). Opmerking: In de manuele bediening kan het droogprogramma niet worden geactiveerd. Bij koeling worden deze microschakelaars gebruikt om de aan het paneel doorgegeven minimumtemperatuur te verlagen. Deze minimu mtemperatuur is afhankelijk van de kenmerken van het systeem en het type klimaatregeling dat wordt gebruikt. De verschillende activeringsconfiguraties worden hieronder weergegeven. Fabrieksinstelling: C. ()A ()A ()A ()A ()A DIGITALE REGELAAR N L LP INLET PS OPEN MA CLOSE MC OPEN C CLOSE F KA KA A B Dekvloer drogen MXING PUMP T t Typ N V AC VA L PUMP N Vrije aanvoertemperatuur V AC A max -, max NZ RUIMTE THERMOSTAAT TA TA X SE, RF(%) SM SR UR - Aanvoertemperatuur begrensd op C Aanvoertemperatuur begrensd op C Aanvoertemperatuur begrensd op C Aanvoertemperatuur begrensd op C

5 -% +% -% ) Schakelaar voor minimale aanvoertemperatuur bij het opstarten van de verwarming (Tmin Y). Instelbereik: van C tot C. Fabrieksinstelling: C. ) Schakelaar voor maximumtemperatuur. Instelbereik: van C tot C. Fabrieksinstelling: C. Als bij punt op het voorpaneel een hogere waarde is ingesteld, heeft deze alleen betrekking op de grenswaarde. ) NZ Schakelaar voor regeling van neutrale zone. Instelbereik: van, C tot C. Fabrieksinstelling: C (equivalent van ± C). Als de variatie in aanvoertemperatuur binnen de geselecteerde temperatuurwaarde in de neutrale zone blijft, wordt het mengventiel niet geactiveerd. Bij koeling wordt voor de neutrale zone automatisch de waarde, C ingesteld. ) RF(%) Schakelaar voor regeling van retoursensor. Instelbereik: van % tot %. Fabrieksinstelling: %.. Deze schakelaar wordt gebruikt om het rendement van het systeem te optimaliseren op basis van het verschil in aanvoer- en retourtemperatuur (ΔT). ΔT wordt berekend als een percentage van de aanvoertemperatuur die is berekend op basis van de karakteristieke curve. ΔTY = (ingestelde T aanvoer Y - Tmin Y) ΔT = ΔTY,. T retour Y = ingestelde T aanvoer Y - ΔT T berekende aanvoer = ingestelde T aanvoer Y + RF% (T return set Y - T retour Y) Voorbeeld met fabrieksinstellingen: Aanvoertemperatuur berekend op basis van de karakteristieke curve: Ingestelde T aanvoer Y = C (projectomstandigheden). Resultaat: ΔTY = ( - ) = C ΔT =, = C Ingestelde T aanvoer Y = - = C. Als de gemeten retourtemperatuur (T retour Y) verschilt met de ingestelde T retour Y, verplaatst de regelaar de karakteristieke curve (omhoog of omlaag) om de ingestelde retourtemperatuur te herstellen. Als ingestelde T retour Y = C T berekende aanvoer = C +, (-) =, C Deze voortdurende vergelijking voorkomt dat de ruimte te warm wordt door andere bronnen die de warmtebelasting beïnvloeden. De koelfunctie wordt niet beïnvloed. Curve met regeling van retourtemperatuur Tretour: C ) Extra contact. Dit contact wordt geopend wanneer het mengventiel volledig gesloten is voor het secundaire circuit en volledig geopend is voor het primaire circuit. Hiermee kan de pomp van het primaire circuit of de ketel uitgeschakeld worden. ) UR Bedrading van sensor voor relatieve vochtigheid. Deze sensor wordt gebruikt om de grenswaarde van relatieve vochtigheid vast te stellen om condensvorming op het koeloppervlak te voorkomen. Dit wordt geijkt voor RV= - %. Als de geijkte waarde is bereikt, gebeurt het volgende: het mengventiel sluit en de pomp wordt ingeschakeld. Als er verschillende risicozones moeten worden gecontroleerd op condensvorming, moet de vochtigheidssensor aangesloten worden op een geschikte interfacetoepassing (transformator, convertor en vochtigheidssensor). Op transformator kunnen maximaal convertoren met sensor worden aangesloten. Controle van de vochtigheidssensor Aan het begin van elk koelseizoen dient de werking van de sensor gecontroleerd te worden door hem met een vochtige doek te bedekken. Bij goede werking sluit het mengventiel en gaat de gele LED, punt op het voorpaneel, branden. Plaatsing van de vochtigheidssensor De vochtigheidssensor dient geplaatst te worden, daar waar de kans op condensvorming het grootst is. Dit is afhankelijk van het systeemontwerp. De sensor moet met de bedrukte zijde naar boven bevestigd worden, zoals aangegeven in de onderstaande afbeelding. E Bovenzijde: printkaart Onderzijde: op het koeloppervlak Indelingen voor correcte positie van sensor voor max. relatieve vochtigheid (RV%) De sensor moet bevestigd worden op de collector daar waar de relatieve vochtigheid (RV%) de veiligheidsgrenzen niet mag overschrijden. Bevestig de sensor door de twee meegeleverde knelbandjes door de daarvoor bestemde gaten op de sensor te halen. Het maximale thermische vermogen kan aan de vloer geleverd worden door de volgende parameters te controleren: - De minimale aanvoertemperatuur van de karakteristieke curve. Deze kan ingesteld worden met de microschakelaar (punt op het achterpaneel). - De maximale relatieve vochtigheid (RV%) wordt geregeld door een sensor. - De ruimtetemperatuur wordt geregeld door een ruimtethermostaat (code ). - De ruimtetemperatuur en relatieve vochtigheid worden geregeld door een ventiloconvector of ontvochtiger. Opmerking: de sensor voor de maximale relatieve vochtigheid (RV%) voorkomt condensvorming op het oppervlak. In de te koelen ruimten dient steeds een aangepaste luchtbehandeling aanwezig te zijn. E

6 -% +% -% ) SE Bedrading van buitensensor. Sluit de buitensensor met de tweeaderige kabel (x,) aan op de connector op de eenheid. ) KA Bedrading voor activering van koeler. Deze activering vindt op dezelfde wijze plaats als de activering in punt. Buitensensor Bedrading connector Connector SE Linkerzijde Rechterzijde C F KA KA Ketelcircuit geopend M N Koelercircuit geopend ) SR Bedrading van retoursensor. Standaard. ) TA Bedrading van ruimtethermostaat. Optioneel. ) PS Variant voor uitschakelen van de pomp. Soms is de regeleenheid geïnstalleerd in een systeem waaraan één of meer gebruikers verschillende eisen stellen. In dat geval kan het voor de gebruikers die een /OFF regeling wensen, nodig zijn om de circulatiepomp uit te schakelen. In de onderstaande afbeelding wordt deze mogelijkheid geïllustreerd. Het extra contact voor de gebruiker moet in overeenstemming met de normale bedrading worden geïnstalleerd. Bedrading voor uitschakelen van pomp Extra contact voor gebruiker Tabel met weerstandswaarden voor sensor* Rechterzijde PS Bruin Pomp eenheid MA MC Variant voor uitschakelen van de pomp ) SM Bedrading van aanvoersensor. Standaard. ) C Bedrading van ventiel voor overgang van zomer- naar winterwerking. F Hiermee kan het driewegventiel automatisch schakelen tussen het ketelcircuit en het koelercircuit. Dit gebeurt wanneer de buitentemperatuur de bij punt ingestelde waarde minstens een half uur heeft overschreden. Tien minuten later wordt de pomp van de regeleenheid geactiveerd. *exclusief sensor voor maximaal RV% Veiligheid Als op de aanvoer- of buitensensor een Ohmse weerstand wordt waargenomen die buiten het toepassingsgebied van de sensor ligt (beschadigde of niet-aangesloten sensor), gebeurt automatisch het volgende: pomp OFF, mengventiel OFF en LED brandt ononderbroken. Veiligheidsthermostaat, code (optioneel) Temperatuurbereik: C ± C Beschermingsgraad: IP Belasting contact: A - V Kabellengte:, m Gebruik van de veiligheidsthermostaat Op de veiligheidsthermostaat is een speciale connector aangesloten. Hiermee kan de ketel uitgeschakeld worden en voorkomt men oververhitting van de vloerverwarming. C Hiermee voorkomt men dat bij de afwezigheid van een automatische overgang tussen zomer en winter (zoals bij punt ) warm water rechtstreeks de vloerverwarming instroomt bij koeling.

7 -% +% -% Voorbeeld van toepassing van veiligheidsthermostaat in circuit voor lage temperaturen Vorstbeveiliging Wanneer de schakelaar (punt op het voorpaneel) ingesteld is op of, dan zijn er mogelijkheden: a) Als de aanvoertemperatuur lager is dan C, activeert de regelaar de eenheid tot een aanvoertemperatuur van C bereikt is. Wanneer deze waarde bereikt is, deactiveert de eenheid. b) Als de buitentemperatuur lager is dan C (+ -), blijft de pomp actief. Beschermfunctie Als de pomp gedurende uur inactief blijft, wordt er automatisch een programma geactiveerd waarbij: het mengventiel gedurende seconden wordt geopend, het mengventiel gedurende seconden wordt gesloten, de pomp gedurende seconden wordt ingeschakeld. Wanneer de functie actief is, kan deze niet worden onderbroken. Werking van de ruimtethermostaat De ruimtethermostaat maakt het mogelijk de werking van het systeem te optimaliseren aangezien deze de regelcurve automatisch aanpast. Afhankelijk van de op de klok geselecteerde tijdsperioden voor comfort en setback en de ingestelde ruimtetemperatuur, wordt de werkelijke temperatuur gemeten. Op basis van deze parameter worden de nodige wijzigingen in de karakteristieke curve (A) doorgevoerd om de werking te versnellen en extreme temperatuurschommelingen in de ruimte te voorkomen. Het verschil tussen de door de thermostaat gemeten werkelijke ruimtetemperatuur en de ingestelde temperatuur resulteert in een versterkt effect in vergelijking met vergelijkbare schommelingen in de buitentemperatuur. Een verschil van C in de ruimtetemperatuur resulteert in een verplaatsing van de karakteristieke curve die gelijk staat aan een verschil van C in de buitentemperatuur, met het overeenkomende verschil in de aanvoertemperatuur. Wanneer de ingestelde ruimtetemperatuur bijvoorbeeld C is en de gemeten ruimtetemperatuur C, veroorzaakt het verschil van C een verplaatsing van de karakteristieke curve van C naar links (B). Als gevolg daarvan wordt de aanvoertemperatuur verhoogd. Bij een negatief verschil wordt curve C verplaatst. Dit gedrag is van toepassing bij een verschil van maximaal C in de ruimtetemperatuur. Daarnaast blijft de ingestelde maximumtemperatuur bij item op de printkaart actief. In de setback-mode wordt de ingestelde ruimtetemperatuur automatisch met C verlaagt, resulterend in de definitie van Tingesteld setback. Deze afname resulteert in een verplaatsing naar rechts van de karakteristieke curve, overeenkomend met C van de buitentemperatuur (D), met een overeenkomend verschil in de aanvoertemperatuur. Wanneer de gemeten ruimtetemperatuur onder Tingesteld setback valt, wordt de eerste karakteristieke curve (A) hersteld met de ingestelde setback-correctie bij punt op het voorpaneel. Curve met ruimtethermostaatregeling Manuele bediening Verwijder de bedrading aan de achterzijde van de printkaart uit de posities MA nr. en MC nr.. Druk op de schroef op de beschermhoes en draai deze naar de gewenste positie. n n MA MC Rechterzijde B A C D Elektrische aansluiting ruimtethermostaat Optie Ruimtethermostaat met binnenvoeler, code. De regeleenheid kan worden uitgebreid met een ruimtethermostaat waarmee de aanvoertemperatuur kan worden aangepast op basis van de werkelijke ruimtetemperatuur. Hierdoor kan de waarde van de aanvoertemperatuur worden verfijnd om rekening te houden met andere warmtebronnen, met optimale resultaten op het gebied van comfort en energiebesparing. Bij koeling wordt de instelling van de thermostaat met C verhoogd. Installeer de ruimtethermostaat en sluit hem met een -aderige kabel (x,) aan op de klemmenstrook van de regelaar zoals aangegeven in onderstaand schema. Ruimtethermostaat TA TA TA Linkerzijde WAARSCHUWING - als u voor het verbinden van de thermostaat en de regeleenheid geen mantelkabel gebruikt, moet u voor de kabel een kabelkoker gebruiken. De maximale lengte is meter. TA

8 -% +% -% Toepassingsschema Pomp Voetventiel Pomp met variabele snelheid Afsluiter Driewegventiel Klok Thermostatisch ventiel TH Thermostaat/vochtigheidsregelaar TH TEKST VOOR LASTENBOEK Code. Thermische regelgroep compleet met verdelerkast en collectoren voor vloerverwarming. Aansluitingen primaire kring: "F met wartel. Aansluitingen secundair van de collector: /"M. Lichaam van messing. Hydraulische dichtingen van EPDM. Maximale werkingsdruk: bar. Omgevingstemperatuur: C. Temperatuurbereik: C (fabrieksinstelling: C). Vierwegmengventiel. Servomotor met mengventiel: voeding: V Hz, vermogen:, VA, cyclustijd: s, draaimoment: Nm. Elektronische pomp: UPE -, max. debiet:, m /h, beschermingsgraad: IP. Temperatuurregelaar met dag/weekklok. Sensoren voor aanvoer-, retour- en buitentemperatuur. Relatieve vochtigheidssensor. Aanvoerthermometer: schaal: C. Aanvoercollector met ( tot ) kringen voorzien van micrometrische regelventielen. Retourcollector met ( tot ) kringen voorzien van afsluiters geschikt voor elektrothermische bediening. Eindgroep met automatische ontluchter en aftap. Plaatstalen verdelerkast, wit (RAL ), instelbare diepte mm, compleet met vloersteunen met instelbare hoogte mm. Code Ruimtethermostaat met binnenvoeler voor thermische regelgroep. Wij behouden ons het recht voor ten allen tijde en zonder voorafgaand bericht eventuele wijzigingen of correcties aan te brengen aan de beschreven producten en hun desbetreffende technische specificaties. INTERNATIAL N.V. Moesdijk - - P.O. BOX - GJ Weert - Nederland Nederland Tel.: + - Fax: + - België Tel.: + - Fax: info@caleffi.nl