Tweede Kamer der Staten-Generaal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tweede Kamer der Staten-Generaal"

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar Regeling van het conflictenrecht inzake adoptie en de erkenning van buitenlandse adopties (Wet conflictenrecht adoptie) Nr. 3 Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State) MEMORIE VAN TOELICHTING I. Inleiding Internationale adoptie heeft in Nederland een grote mate van actualiteit. Door het tekort aan Nederlandse kinderen die voor adoptie in aanmerking zouden kunnen komen, zijn adoptanten in Nederland meestal aangewezen op buitenlandse kinderen. De overgrote meerderheid van de in Nederland uitgesproken adopties betreft dan ook internationale gevallen. Het is daarom niet toevallig dat de inwerkingtreding, op 1 oktober 1998, van het Haagse verdrag van 29 mei 1993 inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie (Trb. 1993, 197) en van de daarop betrekking hebbende uitvoeringswetgeving (Stb. 1998, 302 en 303) veel aandacht heeft getrokken. Dat verdrag is, evenals de overige Nederlandse regelgeving op dit gebied, van groot belang voor in Nederland wonende personen die een uit het buitenland afkomstig niet-nederlands kind willen adopteren. Het verdrag is ook toepasselijk op adopties van kinderen met gewone verblijfplaats in Nederland door adoptanten met gewone verblijfplaats in andere verdragsstaten. In de uitvoeringswet zijn met betrekking tot die adopties enige bepalingen opgenomen. Waarschijnlijk zal het aantal adopties van laatstgenoemde categorie slechts gering zijn. Het verdrag verplicht elke staat die daarbij partij wordt tot het aanwijzen van een centrale autoriteit. De centrale autoriteit is belast met een aantal in het verdrag aangegeven taken. Zij draagt de verantwoordelijkheid voor de goede gang van zaken met betrekking tot interlandelijke adoptie op het grondgebied van de betrokken staat. Verder voorziet het verdrag in een stelsel van vergunningen voor bemiddelende instellingen. Alleen een vergunninghoudende instelling mag activiteiten ontplooien in een andere verdragsstaat dan de staat waar zij is gevestigd. Zij moet daartoe door die andere staat zijn gemachtigd. De voorzieningen die inmiddels in verband met de uitvoering van het verdrag in een aantal voor Nederland belangrijke staten van herkomst zijn getroffen, hebben geleid tot een aanzienlijke verbetering van de samenwerking tussen Nederland en die landen. Het is dus voor Nederland van groot belang dat zoveel mogelijk staten van herkomst partij worden bij het verdrag. Deze overweging heeft bij de opstelling van het onderhavige wetsvoorstel een rol gespeeld. KST62583 ISSN Sdu Uitgevers s-gravenhage 2002 Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 1

2 Het verdrag bevat geen regels van conflictenrecht. Aan de staat van herkomst en de staat van opvang van het kind is overgelaten om, met inachtneming van de in het verdrag neergelegde basisnormen en met toepassing van het volgens ieders eigen conflictenregels toepasselijke recht, onderling te bepalen of in het kader van het verdrag een interlandelijke adoptie tot stand mag komen. Het Nederlandse conflictenrecht ter zake van adoptie is tot dusver niet gecodificeerd. In de memorie van toelichting bij de Rijkswet houdende goedkeuring van het verdrag (Kamerstuk II, (R 1577), nr. 3, blz. 3) is aangekondigd dat daartoe een wetsvoorstel zou worden ingediend. Het wetsvoorstel vormt aldus een aanvulling van de regelgeving in verband met het verdrag. Wanneer het kracht van wet zal verkrijgen en in werking zal treden, zal het deel gaan uitmaken van de codificatie van het Nederlandse internationaal privaatrecht. De voorgestelde regels van conflictenrecht zullen ook gelden voor interlandelijke adopties van kinderen uit landen die geen partij zijn bij het verdrag, door adoptanten met gewone verblijfplaats in Nederland, in gevallen dat de adoptie in Nederland wordt uitgesproken. Zij completeren dus tegelijkertijd de Nederlandse regelgeving die deze categorie adopties (mede) bestrijkt, te weten de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie. Het wetsvoorstel ziet daarnaast op gevallen van adoptie in Nederland die weliswaar een internationaal karakter dragen, maar niet als interlandelijke adoptie kunnen worden aangemerkt. Het betreft gevallen waarin alle bij de adoptie betrokken partijen in Nederland gewone verblijfplaats hebben, maar van nationaliteit verschillen. Het wetsvoorstel bevat ten slotte regels voor de erkenning van in het buitenland tot stand gekomen adopties, voor zover deze erkenning niet door het voornoemde verdrag van 1993 wordt voorzien. Erkenning van rechtswege is mogelijk in gevallen waarin alle partijen ten tijde van de adoptie gewone verblijfplaats hadden in de vreemde staat waar de adoptie is uitgesproken, en in gevallen waarin de adoptie tot stand is gekomen hetzij in de vreemde staat waar de adoptanten gewone verblijfplaats hadden, hetzij in de vreemde staat waar het kind gewone verblijfplaats had. Een bijzonder erkenningsregime wordt voorgesteld voor gevallen waarin adoptanten die in Nederland gewone verblijfplaats hebben, de procedure van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie hebben gevolgd en waarin de adoptie in het buitenland tot stand is gekomen. Over het wetsvoorstel is het advies ingewonnen van de Staatscommissie voor het internationaal privaatrecht (hierna: de Staatscommissie). Dat advies, 1 gedateerd 16 oktober 2000, kan worden geraadpleegd op de website van het Ministerie van Justitie. Het advies is op enige punten na overgenomen. Die punten zullen hierna aan de orde komen. II. De ontwikkeling van het conflictenrecht ter zake van adoptie in Nederland 1 Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer. Sinds de opneming in de Nederlandse wetgeving van de mogelijkheid van adoptie in 1956 hebben de rechtspraak en de doctrine met de conflictenrechtelijke problemen van de adoptie geworsteld. De adoptie betreft de staat van personen en valt derhalve per traditie onder de werking van artikel 6 van de Wet Algemene Bepalingen (Wet AB), dat toepassing van de nationale wet voorschrijft. Vanuit dat uitgangspunt zijn verschillende oplossingen denkbaar. Aanvankelijk overheerste de opvatting dat adoptie moest voldoen aan de voorwaarden van alle betrokken nationale rechtsstelsels, dat van de ouders en dat van het kind. Deze cumulatieve oplossing maakte adoptie moeilijk en viel uit dien hoofde niet goed te rijmen met het karakter van de adoptie als maatregel in het belang van het kind. Immers, de opeenhoping van soms met elkaar strijdige eisen van meer Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 2

3 rechtsstelsels zal er soms toe leiden dat de in het belang van het kind aangevraagde adoptie niet kan worden uitgesproken. Dit cumulatieve stelsel is derhalve allengs verlaten en vervangen door een distributief stelsel waarbij, naar de mate waarin de belangen van de betrokkenen in het geding zijn, bepaalde onderwerpen onder heerschappij van de nationale wet van de adoptanten werden gebracht en andere onder die van het kind en zijn natuurlijke ouders. In gevallen waarin ook het distributieve stelsel de adoptie nog bemoeilijkte, hebben rechters langs andere wegen oplossingen gezocht in het belang van het kind en ten faveure van de mogelijkheid van adoptie. Beroep op de Nederlandse openbare orde, toevlucht tot herverwijzing en toepassing van het recht van het land van de gewone verblijfplaats van het kind leidden tot toepassing van Nederlands recht en tot het toewijzen van het adoptieverzoek. In deze rechtspraak valt vaak slechts één vaste lijn te onderkennen, namelijk dat de rechter ernaar streeft om dat recht van toepassing te doen zijn dat het beste het belang van het kind dient. In bijna alle gevallen komt men dan tot de toepasselijkheid van het Nederlandse recht. Het karakter van de adoptie, als maatregel in het belang van het kind, verleent aan het eigen, Nederlandse adoptierecht een versterkte zuigkracht. Wanneer het leven van het adoptiefgezin na de adoptie zich binnen de Nederlandse rechtsorde gaat afspelen, ligt het ook zeer in de rede dat het Nederlandse recht wordt toegepast. Dat het Nederlandse recht zich als toepasselijk aandient, houdt voorts ook ten sterkste verband met de omstandigheid dat de adoptie in ons recht met een aantal waarborgen omgeven is. De hier beschreven rechtsontwikkeling heeft enige invloed ondergaan van de totstandkoming in 1965 van een door de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht voorbereid verdrag betreffende de bevoegdheid van de autoriteiten, de toepasselijke wet en de erkenning van beslissingen inzake adoptie (Trb. 1965, 169). Dit verdrag, dat niet door Nederland is bekrachtigd, heeft de drie bij interlandelijke adopties betrokken aspecten, te weten de rechtsmacht, het toe te passen recht en de erkenning van adoptie-uitspraken, geregeld op een wijze die enigszins afwijkt van het patroon dat naar Nederlandse internationaal privaatrechtelijke opvattingen gebruikelijk was. Het verdrag is opgesteld in de periode na de Tweede Wereldoorlog, waarin op betrekkelijk grote schaal adopties binnen Europa plaatsvonden. Het is slechts door drie staten bekrachtigd, te weten Oostenrijk, Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk. De betekenis van die staten als staten van herkomst van adoptiekinderen kan worden verwaarloosd. Het verdrag biedt geen adequate waarborgen voor een gunstig verloop van de interlandelijke adoptie van kinderen vanuit minder welvarende landen door personen, gevestigd in de westerse landen, zoals deze zich in de jaren na 1970 sterk heeft ontwikkeld. Vandaar het in 1988 genomen initiatief om een nieuw Haags adoptieverdrag tot stand te brengen, dat zodanige waarborgen wel biedt. Daarmee is het verdrag van 1965 op de achtergrond geraakt en is de bekrachtiging ervan, die destijds wel is overwogen, niet meer aan de orde. Verwezen zij in dit verband naar een advies van de Staatscommissie voor het internationaal privaatrecht van 17 maart 1981, gepubliceerd in «Staatscommissie i.p.r., Geselecteerde adviezen», Den Haag Het ongeschreven Nederlandse recht ter zake van de erkenning van buitenlandse adopties kan in het kort als volgt worden omschreven. Hebben de partijen bij de adoptie allen dezelfde vreemde nationaliteit, dan wordt een adoptie die in het buitenland met toepassing van het nationale recht is uitgesproken, in Nederland erkend en wordt zij geacht de gevolgen te hebben die zij naar dat recht heeft. Is er verschil van nationaliteit, dan wordt de adoptie veelal getoetst aan de vereisten van de betrokken nationale rechtsstelsels. Dat betekent dat een in het buitenland uitgesproken adoptie waarbij een adoptant met de Nederlandse nationali- Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 3

4 teit partij is, niet wordt erkend tenzij (ook) aan alle vereisten van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek voor adoptie is voldaan. In recentere rechtspraak kan men een ontwikkeling bespeuren in de richting van een iets ruimer erkenningsbeleid, in die zin dat voor erkenning in aanmerking zijn gebracht uitspraken die tot stand zijn gekomen in een staat waarmee het kind en de adoptanten, of althans één van de adoptanten, een nauwe band hadden. De vereisten van het recht van de nationaliteit(en) van partijen zijn dus niet meer doorslaggevend voor de erkenning van buitenlandse adopties. Zie in dit verband E.N.Frohn, De adoptie in het Nederlandse IPR: een overzicht, FJR Het verdrag van 1993 doet voor erkenning in aanmerking komen adopties die met inachtneming van de verdragsprocedures tot stand zijn gekomen hetzij in de verdragsstaat van de gewone verblijfplaats van het kind (de staat van herkomst), hetzij in de verdragsstaat van de gewone verblijfplaats van de adoptanten (de staat van opvang). De nationaliteit van de adoptanten is ook in het verdrag geen relevant criterium. Bij het formuleren van de buiten het verdrag van 1993 te hanteren criteria voor erkenning van buitenlandse adopties is aansluiting gezocht enerzijds bij de ontwikkeling in het Nederlandse ongeschreven recht en anderzijds bij het verdrag. III. Uitgangspunten van het wetsvoorstel Wat de algemene uitgangspunten van het wetsvoorstel betreft, diene het volgende. Het voorstel bouwt voort op de door het verdrag van 1993 uitgezette lijnen. Onder meer heeft dat verdrag inspiratie opgeleverd voor de in het wetsvoorstel opgenomen definities. Daarnaast is aansluiting gezocht bij de hoofdlijnen van de Nederlandse rechtspraak, namelijk toepasselijkheid van het eigen recht van de rechter op de voorwaarden voor adoptie en toepasselijkheid van het nationale recht van het kind voor wat betreft de toestemming door (c.q. raadpleging van) anderen dan de adoptanten. De in Nederland uitgesproken adoptie heeft, wat betreft de vestiging van familierechtelijke betrekkingen tussen de adoptant(en) en het kind, alsmede wat de verbreking van de familierechtelijke betrekkingen tussen het kind en zijn natuurlijke ouders betreft, de gevolgen die het Nederlandse recht bepaalt. Op de herroeping van zulk een in Nederland uitgesproken adoptie is eveneens het Nederlandse recht van toepassing. Wat de erkenning van buitenlandse adopties betreft, wordt het regime gewijzigd en verruimd ten opzichte van hetgeen tot dusver naar ongeschreven recht gebruikelijk was. Buiten de gevallen waarin het verdrag van 1993 in erkenning voorziet, wordt thans in de eerste plaats geregeld de erkenning van adopties, tot stand gekomen in de staat waar alle betrokken partijen ten tijde van de adoptie gewone verblijfplaats hadden. In de tweede plaats wordt geregeld de erkenning van adopties, uitgesproken in de vreemde staat waar hetzij de adoptanten, hetzij het kind ten tijde van de adoptie gewone verblijfplaats hebben. In de derde plaats wordt voorzien in een erkenningsprocedure voor niet onder het verdrag vallende buitenlandse adopties door personen die in Nederland gewone verblijfplaats hebben. In geen van deze gevallen doet het ter zake of in geval van adoptie door Nederlandse adoptanten op grond van de regels van het ter plaatse geldende internationaal privaatrecht een ander recht is toegepast dan het Nederlandse. In een afzonderlijk voorstel van rijkswet wordt een op deze erkenningsregeling toegesneden wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap voorgesteld, die ziet op de verkrijging van het Nederlanderschap door het kind dat is geadopteerd bij een in Nederland buiten het verdrag te erkennen adoptie, indien de adoptiefmoeder of -vader Nederlander is. Een buitenlandse adoptie heeft, kort gezegd, in Nederland de rechtsgevolgen die daaraan worden toegekend door het recht dat op die adoptie is toegepast. Dit is vooral van belang voor de «zwakke» adoptie. Voorzien Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 4

5 wordt in de mogelijkheid van omzetting van een in het buitenland uitgesproken «zwakke» adoptie in een «sterke» adoptie naar Nederlands recht. Voor de omschrijving van het begrip «zwakke» adoptie wordt verwezen naar de hierna te geven toelichting op artikel 2. Het wetsvoorstel stelt uitdrukkelijk voorop dat het de toepassing van de in Nederland reeds geldende regelgeving inzake interlandelijke adoptie onverlet laat. IV. Artikelen Artikel 1 Voorrang van de regelgeving inzake interlandelijke adoptie 1. Doel van de bepaling Het Haagse Adoptieverdrag van 1993 en de Nederlandse regelgeving mede ter uitvoering van het verdrag hebben ten doel de interlandelijke adoptie met materiële en procedurele waarborgen te omgeven. Beide geven een uitwerking aan artikel 21 van het op 20 november 1989 tot stand gekomen Verdrag inzake de rechten van het kind (Trb. 1990, 170), waarbij het Koninkrijk der Nederlanden partij is. Bij interlandelijke adoptie staat het belang van het kind centraal. Bij interlandelijke adoptie van een buitenlands kind afkomstig uit een verdragsstaat door adoptanten in Nederland gelden primair de basisnormen van hoofdstuk 2 van het verdrag, zoals nader uitgewerkt in de bepalingen van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie. Voor het overige past Nederland als staat van opvang het door zijn eigen conflictenrecht aangewezen recht toe op de vraag aan welke eisen voldaan moet zijn, wil een interlandelijke adoptie tot stand komen. Het eigen conflictenrecht is ook van toepassing in gevallen van interlandelijke adoptie in Nederland, door in Nederland woonachtige adoptanten, van kinderen uit niet-verdragsstaten (welke gevallen door de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie mede worden bestreken). Met de Staatscommissie voor het internationaal privaatrecht ben ik van mening dat het complementaire en subsidiaire karakter van het wetsvoorstel voorop moet worden gesteld. Artikel 1 heeft in de eerste plaats ten doel eraan te herinneren dat het verdrag in de daardoor bestreken situaties steeds toepasselijk is. In de tweede plaats stelt het artikel vast dat de Nederlandse regelgeving inzake de opneming van buitenlandse kinderen ter adoptie zowel in verdragsgevallen als daarbuiten in acht dient te worden genomen wanneer het gevallen betreft die onder die regelgeving vallen, dat wil zeggen gevallen waarin de adoptanten hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben terwijl het te adopteren kind in het buitenland zijn gewone verblijfplaats heeft. 2. Implicaties van artikel 1 voor de erkenning van buitenlandse adopties in Nederland Artikel 1 heeft uiteraard zijn weerslag op de regeling van de erkenning van buitenlandse adopties. Hierbij passen de volgende aantekeningen waarin, overeenkomstig het advies van de Staatscommissie, een onderscheid is gemaakt naar gelang sprake is van toepasselijkheid van zowel het verdrag als de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie, dan wel van alleen de wet. a. Verdragsadoptie Het verdrag is steeds van toepassing in het geval dat de adoptanten op het tijdstip van het verzoek tot adoptie hun gewone verblijfplaats in verdragsstaat A hebben (de staat van opvang), terwijl het kind zijn gewone verblijfplaats in verdragsstaat B heeft (de staat van herkomst) Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 5

6 (artikel 2 van het verdrag). Voor Nederland gaat het in de praktijk nagenoeg steeds om de situatie waarin Nederland de staat van opvang is en niet het land van herkomst. In die situatie geeft de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie mede uitvoering aan het verdrag. De procedure impliceert onder meer een toetsing van de aspirant-adoptanten op hun geschiktheid om een kind uit het buitenland te adopteren. Zij brengt voorts gebruikmaking mee van een vergunninghoudende Nederlandse bemiddelende organisatie en eveneens op grond van het verdrag aangewezen instellingen of instanties in het land van herkomst. In de betrekkingen tussen Nederland en andere verdragsstaten is het niet van belang of de adoptie uiteindelijk in de staat van herkomst dan wel in Nederland wordt uitgesproken. In beide gevallen komt een geldige adoptie tot stand. Het verdrag voorziet in de erkenning van rechtswege in alle verdragsstaten van een in de verdragsstaat van herkomst of de verdragsstaat van opvang uitgesproken adoptie, mits de verdragsprocedure is gevolgd (artikel 23). Dit laatste blijkt uit een verklaring die door de daartoe bevoegde autoriteit van de verdragsstaat waar de adoptie is uitgesproken, wordt afgegeven. «Adoptie dubbelop» wordt voorkomen. Het verdrag staat toe dat verdragsstaten onderling nadere verdragen sluiten om de procedures te stroomlijnen (artikel 39). Een afwijking van de afstemmingsprocedure van artikel 17 van het verdrag is echter niet toegestaan. Het betreft hier de afstemming tussen de centrale autoriteiten van beide bij de adoptie betrokken staten met betrekking tot de wenselijkheid van de adoptie. De afstemming houdt onder meer in dat voordat in de staat van herkomst wordt beslist of de adoptie doorgang zal vinden, wordt geverifieerd of het kind in de staat van opvang zal worden toegelaten en er zal mogen verblijven. Is met veronachtzaming van de verdragsprocedure in een verdragsstaat een adoptie tot stand gekomen, dan zal ter zake van die adoptie geen verklaring op grond van artikel 23 van het verdrag worden afgegeven en is Nederland of een andere verdragsstaat niet gehouden de adoptie te erkennen. Het is niet wel verenigbaar met de strekking van het verdrag en de wet om in het onderhavige wetsvoorstel te voorzien in de erkenning van adopties die met veronachtzaming van de bepalingen van het verdrag en/of de Nederlandse wettelijke bepalingen ter uitvoering daarvan tot stand zijn gekomen. Mede op basis van overleg tussen de centrale autoriteiten van Nederland en de staat van herkomst zal moeten worden nagegaan wat de beste oplossing voor het kind is. In uitzonderlijke omstandigheden is denkbaar dat een dergelijke adoptie door de Nederlandse rechter als geldig wordt beschouwd op grond van algemene beginselen van internationaal privaatrecht. Een aan die beginselen ontleende grond voor erkenning zou kunnen zijn dat de nieterkenning een onaanvaardbare schending zou zijn van het bij partijen levende vertrouwen of van de rechtszekerheid. De vraag of het betrokken kind voor verblijf in Nederland in aanmerking komt, wordt beantwoord aan de hand van de op de Vreemdelingenwet 2000 gebaseerde criteria. b. Niet-verdragsadoptie procedure interlandelijkeadoptie is gevolgd. In de betrekkingen tussen Nederland en niet-verdragsstaten dient de procedure van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie eveneens te worden gevolgd. Het verschil met de procedure in geval van een verdragsadoptie bestaat vooral hierin dat in het land van herkomst op grond van het verdrag aangewezen vergunninghoudende instellingen ontbreken, evenals een centrale autoriteit die, zoals het verdrag voorschrijft, het groene licht moet geven alvorens de adoptie doorgang kan vinden. Is, in geval van adoptie in Nederland van een kind afkomstig uit een niet-verdragsstaat door adoptanten met gewone verblijfplaats in Nederland, de procedure van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie gevolgd en is vervolgens een adoptie-uitspraak in de staat van herkomst verkregen, dan zal die buitenlandse uitspraak volgens het wets- Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 6

7 voorstel niet van rechtswege worden erkend, maar zal de rechtsgeldigheid van de adoptie door de Nederlandse rechter kunnen worden vastgesteld als aan een aantal in de wet op te nemen voorwaarden voor erkenning is voldaan. Conform het advies van de Staatscommissie wordt voorgesteld het huidige systeem van de «adoptie dubbelop» voor deze adopties niet te handhaven. Erkenning van rechtswege van de buitenlandse adoptie, zoals het verdrag deze voorziet, zou voor deze categorie echter te ver gaan. In de inleiding van deze toelichting werd reeds gewezen op het verschil in kwaliteit van de infrastructuur op het gebied van interlandelijke adoptie tussen landen van herkomst die het verdrag hebben bekrachtigd, en landen die dat (nog) niet hebben gedaan. Met andere woorden, bij een verdragsadoptie is beter gewaarborgd dat de nodige zorgvuldigheid is betracht dan bij een adoptie buiten het verdrag. Zou men het erkenningsregime voor adopties door adoptanten in Nederland vanuit nietverdragsstaten thans geheel gelijkstellen met dat voor adopties uit verdragsstaten, dan zou men daarmee een rechterlijke toetsingsmogelijkheid in beginsel prijsgeven. Bovendien zou Nederland daarmee een onjuist signaal afgeven en zou voor staten die bekrachtiging van het verdrag overwegen, een argument om deze door te zetten, komen te ontbreken. Ik ben mij ervan bewust dat de keerzijde van dit standpunt is, dat adoptanten in Nederland die kiezen voor een kind afkomstig uit een niet-verdragssstaat, in Nederland een erkenningsprocedure moeten doorlopen. Naarmate het aantal verdragsstaten toeneemt en er is alle aanleiding om over de groei van dat aantal optimistisch te zijn zal het aantal gevallen waarin dit nodig is afnemen. c. Niet-verdragsadoptie; procedure interlandelijke adoptie is niet gevolgd. Met de strekking van de regelgeving inzake interlandelijke adoptie is niet wel verenigbaar dat in het onderhavige wetsvoorstel zou worden voorzien in de erkenning van een met veronachtzaming van de procedures daarvan in het buitenland verkregen adoptie. Evenals in de hiervoor, onder a beschreven verdragsgevallen is in uitzonderlijke omstandigheden denkbaar dat de Nederlandse rechter een buiten de wet om verkregen adoptie als rechtsgeldig aanmerkt, wanneer de niet-erkenning een onaanvaardbare schending zou zijn van het gerechtvaardigd vertrouwen van partijen of van de rechtszekerheid. Aan de hand van de op de Vreemdelingenwet 2000 gebaseerde criteria zal worden bepaald of een aldus geadopteerd buitenlands kind voor toelating tot Nederland in aanmerking komt. Toelating zal niet mogelijk zijn als er geen sprake is van als «gezinsleven» in de zin van artikel 8 van het Europees verdrag inzake de rechten van de mens te kwalificeren betrekkingen. Zie voor een voorbeeld RvS/AR , no. RO , NIPR 1991, 371. d. Niet-verdragsadoptie waarbijalle partijen buiten Nederland gevestigd zijn. Noch het verdrag, noch de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie heeft betrekking op het geval dat het kind is geadopteerd op een tijdstip dat de adoptanten en het kind allen buiten Nederland hun gewone verblijfplaats hadden. Het wetsvoorstel (artikel 6, eerste lid, onder a) voorziet dan ook in de erkenning van rechtswege van een buitenlandse, niet onder het verdrag vallende adoptie indien de beslissing is gegeven in de vreemde staat waar de adoptanten en het kind allen gewone verblijfplaats hadden, of in de vreemde staat waar hetzij de adoptanten, hetzij het kind gewone verblijfplaats hadden, mits in beide laatste gevallen de adoptie is erkend in de vreemde staat waar het kind c.q. de adoptanten hun gewone verblijfplaats hadden (artikel 6, eerste lid, onder b). Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 7

8 Artikel 2 Definities Voor de omschrijving van het rechtsinstituut adoptie is in dit wetsvoorstel in de eerste plaats aansluiting gezocht bij het Haagse Adoptieverdrag van Onder het verdrag en onder de Nederlandse regelgeving inzake interlandelijke adoptie vallen alleen adopties door echtgenoten (man en vrouw) of door een persoon. Artikel 1, waarin de voorrang van die regelgeving is neergelegd, impliceert dat voor zover het om interlandelijke adoptie gaat (gevallen dus waarin het kind in verband met zijn adoptie van gewone verblijfplaats verandert), dit wetsvoorstel alleen de adoptie door echtgenoten of een persoon betreft. Adopties door twee ongehuwden tezamen zijn niet in de verdragsdefinitie begrepen. Verwezen zij naar hetgeen hieromtrent is uiteengezet in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel tot goedkeuring van het verdrag, kamerstuk II, , (R 1577), nr.3, blz. 6, alsmede in het toelichtende rapport bij het verdrag. In het algemene deel van deze toelichting werd reeds vermeld dat het wetsvoorstel niet alleen gevallen van interlandelijke adoptie betreft. Het heeft ook betrekking op adopties waarbij alle partijen in dezelfde staat (hetzij Nederland, hetzij een andere staat) gewone verblijfplaats hebben, maar waarbij een of meer partijen door nationaliteit met een andere staat verbonden zijn. Een optie zou zijn, ook waar het deze categorie betreft, de wettelijke regeling te beperken tot adopties door echtgenoten (van verschillend geslacht) of door een persoon. In de praktijk zal het ongetwijfeld in verreweg de meeste gevallen om die vormen gaan. De consequentie zou echter zijn dat de Nederlandse rechter ook aan de genoemde beperking gebonden zou zijn indien hij zich zou moeten uitspreken over een verzoek om adoptie waarbij partijen allen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, maar niet allen de Nederlandse nationaliteit hebben. Ik zie daarvoor geen klemmende reden. Evenmin zie ik daarvoor een reden als het gaat om de erkenning (buiten het verdrag) van adopties die zijn uitgesproken in het buitenland. In verband met het voorgaande is ervoor gekozen om, wat de adoptievormen betreft, in het wetsvoorstel aansluiting te zoeken bij de definitie van artikel 227, eerste lid, Boek 1 BW zoals die is komen te luiden na de recente wijziging in verband met de invoering van de mogelijkheid van adoptie door personen van hetzelfde geslacht (Wet van 21 december 2000, Stb. 2001, 10): het moet gaan om een adoptie door twee personen tezamen of door één persoon alleen. In de aanhef van artikel 2 zijn de woorden «Onverminderd het bepaalde in artikel 1» opgenomen om de toepasser te attenderen op het beperktere personele werkingsbereik van de regelgeving inzake interlandelijke adoptie. De in artikel 2 gegeven definitie sluit voor het overige aan bij het verdrag van 1993 en de Nederlandse wetgeving inzake interlandelijke adoptie, in die zin dat onder «adoptie» in alle gevallen wordt verstaan een beslissing waarbij familierechtelijke betrekkingen tussen het kind en de adoptiefouders tot stand komen. Zie artikel 2, tweede lid, van het verdrag. Niet is overgenomen de suggestie van de Staatscommissie om in dit verband te spreken van een ouder-kind relatie. Die suggestie is kennelijk ingegeven door de in de Engelse verdragstekst gebruikte term «permanent parent-child relationship». De eveneens authentieke Franse tekst spreekt van «lien de filiation». Gelet op de in de Nederlandse wetgeving gebruikte terminologie en op het feit dat het gaat om een band die op één lijn staat met een afstammingsband, verdient het naar mijn mening aanbeveling vast te houden aan het begrip «familierechtelijke betrekkingen», welk begrip ook in de officiële vertaling van het verdrag is gehanteerd. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 8

9 De adoptie moet tot stand worden gebracht door een bevoegde autoriteit. Daarmee wordt het onderscheid gemarkeerd met een (feitelijk) pleegouderschap en ook met rechtsfiguren als erkenning en wettiging. De bevoegde autoriteit behoeft niet een rechterlijke autoriteit te zijn. Het kan bijvoorbeeld een administratieve autoriteit zijn. De minderjarigheid moet worden beoordeeld naar het nationale recht van het kind. Uit artikel 1 volgt evenwel dat bij interlandelijke adoptie de leeftijdsgrens, neergelegd in artikel 8, onder a, van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie, onverlet blijft. De Staatscommissie heeft in overweging gegeven het hoofdstuk inzake erkenning van buitenlandse adopties mede betrekking te doen hebben op de erkenning van buitenlandse meerderjarigenadopties. Naar mijn mening verdient het de voorkeur deze niet frequent voorkomende adoptievorm buiten het wetsvoorstel te houden. De vraag naar de erkenning van een meerderjarigenadoptie kan, hoe dan ook, aan de rechter worden voorgelegd (procedure van artikel 26 Boek 1 BW). Rechtspraak is mij overigens niet bekend. Ik sluit niet uit dat de rechter enigszins andere criteria zou toepassen dan in het geval van een minderjarigenadoptie en meen dat het de voorkeur verdient hem daarvoor ruimte te bieden. Evenals onder het Haagse verdrag van 1993 en de uitvoeringswet voor het verdrag, geldt dat het begrip «adoptie» mede omvat de «zwakke» adoptie, dat wil zeggen de adoptie waarbij de familierechtelijke betrekkingen met de oorspronkelijke familie van het kind niet geheel worden verbroken. Verwezen wordt in dit verband naar de artikelen 26, onder c, en 27 van het verdrag. Dat de definitie in alle opzichten zo ruim is gekozen, vindt zijn verklaring vooral in de omstandigheid dat een adoptie steeds bepaalde feitelijke en juridische gevolgen heeft ten aanzien van de positie van het kind en die van de adoptiefouders. Ook als de banden met de natuurlijke ouders rechtens niet zijn verbroken, heeft de adoptie toch steeds bepaalde gevolgen waaraan het recht niet voorbij kan gaan. In het stelsel van het wetsvoorstel zullen «zwakke» adopties die aan de erkenningsvoorwaarden van artikel 6 voldoen, als «zwakke» adopties in Nederland worden erkend. Zij zullen kunnen worden omgezet in een adoptie naar Nederlands recht wanneer het kind in Nederland is toegelaten en daar zijn gewone verblijfplaats heeft. Zie artikel 9 en de in verband daarmee voorgestelde wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Aldus wordt tegemoet gekomen aan het bezwaar dat deze buitenlandse adopties niet op één lijn kunnen worden gesteld met Nederlandse adopties, welk bezwaar zich met name manifesteert in het nationaliteitsrecht. Hoofdstuk 2 Het recht dat van toepassing is op de in Nederland uit te spreken adoptie en haar rechtsgevolgen Artikel 3 Het op de adoptie toepasselijke recht a. Hoofdregel: toepasselijkheid van Nederlands recht De regel dat het Nederlandse recht van toepassing is op internationale adopties die in Nederland worden uitgesproken, is in overeenstemming met de in de rechtspraak sterk overheersende opvatting daaromtrent. Afgezien van de jurisprudentiële ontwikkeling, kan een reeks van argumenten voor deze oplossing worden aangevoerd. Stelt men zich op het standpunt dat bij adoptie het belang van het kind van zodanig gewicht is dat dit andere overwegingen in de schaduw stelt, dan is de keuze voor toepassing van het Nederlandse recht, dat de adoptie zorgvuldig heeft geregeld en met waarborgen heeft omgeven in het belang van het kind, een voor de hand liggende. De praktijk laat zien dat in vrijwel alle gevallen de adoptanten of een van hen de Nederlandse nationaliteit bezitten. Derhalve is de keuze voor het Nederlandse recht meestal tevens een keuze Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 9

10 voor het nationale recht van de adoptanten of van een van hen. In zoverre is deze oplossing in overeenstemming met het beginsel van artikel 6 Wet AB. Een al te beginselvaste opvatting van artikel 6 Wet AB leidde aanvankelijk tot een cumulatie van nationale rechtsstelsels van de bij de adoptie betrokkenen, maar, zoals hiervoor onder «Algemeen» is uiteengezet, hebben de rechtspraak en de rechtsleer dat standpunt verlaten. Toepassing van één enkel recht past in deze ontwikkeling. Wanneer, zoals vrijwel altijd het geval is, het leven van het adoptiefgezin zich, ook na de adoptie, in Nederland afspeelt, bevordert de toepassing van het Nederlandse adoptierecht de integratie in de Nederlandse samenleving van het kind. Op grond daarvan kan worden verdedigd dat het Nederlandse recht steeds toepasselijk behoord te zijn wanneer de adoptie-uitspraak in Nederland wordt gegeven. In de meeste andere Europese landen heeft het conflictenrecht inzake adoptie zich in dezelfde richting ontwikkeld als het Nederlandse, zij het dat men in sommige landen in sterkere mate vasthoudt aan het uitgangspunt van toepasselijkheid van het nationale recht van de adoptanten. Naar mijn mening is het aangewezen in het wetsvoorstel zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij de Nederlandse rechtspraak op dit punt. b. Afzonderlijke regel voor de toestemming c.q. raadpleging van anderen dan de adoptanten Van het in het eerste lid neergelegde beginsel dat het Nederlandse recht op een in Nederland uit te spreken adoptie toepasselijk is, zondert het tweede lid één onderwerp uit, te weten de toestemming door en raadpleging van het kind of van andere personen dan de adoptant. In hoofdstuk II van het verdrag van 1993 wordt, in geval van interlandelijke adoptie in de verhouding tussen verdragsstaten, aan de instanties van de staat van herkomst de taak opgelegd na te gaan of interlandelijke adoptie voor het betrokken kind de aangewezen oplossing is en of aan alle voorwaarden ter zake van toestemming, raadpleging en voorlichting is voldaan. Artikel 4 van het verdrag geeft minimumvoorschriften voor de wijze waarop de toestemmingen moeten worden gegeven en waarop de raadpleging moet plaatsvinden. Het laat de vraag naar het toepasselijke recht open. Dat recht wordt primair bepaald aan de hand van de verwijzingsregels van de staat van herkomst. De meeste stelsels van internationaal privaatrecht ook die van staten van herkomst verwijzen naar het nationale recht van het kind (dat in het geval van interlandelijke adoptie vrijwel steeds het interne recht van de staat van herkomst zal zijn). De staat van opvang kan echter ten aanzien van de toestemmingen en de raadpleging ook eisen stellen, zulks mede aan de hand van zijn eigen verwijzingsregels. De Nederlandse rechtspraktijk gaat in overwegende mate uit van toepasselijkheid van het nationale recht van het kind. Verwezen zij bijvoorbeeld naar de uitspraak van de Hoge Raad van 11 april 1980, NJ 1980, 364 (m.n. JCS). Ook de ons omringende landen gaan uit van die regel. Er zijn echter ook Nederlandse uitspraken waarin, met een beroep op de verbondenheid met de Nederlandse rechtssfeer, Nederlands recht op de toestemmingen wordt toegepast. Gelet hierop is er aanleiding de toepasselijkheid van het nationale recht van het kind voorop te stellen. Heeft het kind een dubbele nationaliteit, dan ligt het in de rede het recht van de effectieve nationaliteit van toepassing te laten zijn op de toestemmingen. Voor het geval het nationale recht (onder omstandigheden het recht van de effectieve nationaliteit) de adoptie niet kent, wordt voorgesteld te bepalen dat de Nederlandse voorschriften ter zake van toestemming en raadpleging van toepassing zijn. Ook voor deze regel zijn aanknopingspunten te vinden in de rechtspraak. Het op de toestemming toepasselijke recht bepaalt mede of, bij gebreke van toestemming, deze door een rechterlijke beslissing kan Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 10

11 worden vervangen. Verwezen zij in dit verband ook naar de artikelen 4, eerste lid, sub b, c en d, van het verdrag van De Staatscommissie merkt in dit verband op dat, indien vervangende toestemming niet mogelijk is, het resultaat kan zijn dat de adoptie geen doorgang kan vinden. Die conclusie is juist. Het stellen van een zekere grens aan de mogelijkheden wordt mijn inziens gerechtvaardigd door de wens om te voldoen aan fundamentele vereisten voor adoptie, zoals neergelegd in artikel 4, sub b, c en d, van het verdrag van c. Herroeping van de adoptie Het derde lid betreft de herroeping. Dezelfde redenen die er voor pleiten dat een in Nederland uitgesproken adoptie in beginsel wordt beheerst door het Nederlandse recht, pleiten ervoor dat een in Nederland verzochte herroeping van een adoptie eveneens door dat recht wordt beheerst. Aangezien de herroeping niet door het Haagse verdrag van 1993 is geregeld, is het wenselijk er een regeling voor te treffen. De vraag welk recht van toepassing is op de herroeping van een in het buitenland uitgesproken adoptie, is welbewust opengelaten. Indien herroeping aan de orde is, zal het doorgaans de voorkeur verdienen de procedure te voeren in het land waar de adoptie is uitgesproken. Artikel 4 De rechtsgevolgen van een in Nederland uitgesproken adoptie Artikel 4 betreft de gevolgen van een in Nederland en dus met toepassing van het Nederlandse recht uitgesproken adoptie. Op het eerste gezicht lijkt de regel dat die gevolgen door het Nederlandse recht worden beheerst, zozeer vanzelf te spreken dat de vraag rijst of daartoe een wetsbepaling noodzakelijk is. Er zijn evenwel redenen om een dergelijke bepaling in het voorstel op te nemen. Deze houden verband met de omstandigheid dat bepaalde gevolgen van de adoptie onder andere verwijzingsregels vallen dan die voor adoptie. Ziet men bijvoorbeeld naar de naam, dan kan worden vastgesteld dat deze naar geldend Nederlands recht beheerst wordt door het nationale recht van de betrokken persoon. Dat recht is niet noodzakelijkerwijs hetzelfde recht als het recht dat op de adoptie is toegepast. Het kan immers zijn dat het geadopteerde kind zijn eigen nationaliteit behoudt. Ziet men naar de onderhoudsverplichtingen ten aanzien van het kind, dan kan worden vastgesteld dat deze naar Nederlands recht in beginsel worden beheerst door het recht van het land waar het onderhoudsbehoeftige kind zijn gewone verblijfplaats heeft (artikel 4 Haags Verdrag van 2 oktober 1973 inzake de wet die van toepassing is op onderhoudsverplichtingen, Trb. 1974, 86, alsmede artikel 1 van het Haagse Verdrag van 24 oktober 1956 nopens de wet welke op alimentatieverplichtingen jegens kinderen toepasselijk is, Trb. 1959, 20). De gevolgen van de adoptie ten aanzien van de onderhoudsverplichtingen jegens het kind zullen dus, indien dit in Nederland gewone verblijfplaats krijgt, worden beheerst door hetzelfde recht als het op de adoptie toegepaste recht, zij het dat voor de bepaling van dat recht een andere regel geldt. Ziet men naar de gezagsverhouding tussen adoptiefouders en het kind, dan kan worden vastgesteld dat daarop van toepassing kan zijn het Haagse verdrag van 5 oktober 1961 betreffende de bevoegdheid der autoriteiten en de toepasselijke wet inzake de bescherming der minderjarigen (Trb. 1963, 29), dat voornamelijk afstemt op het recht van de staat waar de minderjarige zijn gewone verblijfplaats heeft. Ook hier zal dus, indien partijen bij de adoptie gewone verblijfplaats in Nederland hebben, samenval zijn tussen het recht dat de adoptie beheerst en het recht dat de gezagsverhouding beheerst. Ziet men naar het erfrecht gesteld dat dit tot de gevolgen van de adoptie moet worden gerekend dan moet gedacht worden aan het Haagse Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 11

12 verdrag van 1 augustus 1989 inzake het recht dat van toepassing is op erfopvolging (Trb.1994, 49), dat bij gebreke van een rechtskeuze uitgaat van toepasselijkheid van het recht van de gewone verblijfplaats van de erflater. Het op de erfopvolging toepasselijke recht kan een ander zijn dan het op de adoptie toegepaste recht. Het enige onderwerp dat uit de aard der zaak uitsluitend wordt beheerst door het op de adoptie toegepaste recht, is de familierechtelijke band, in de strikte zin van het begrip, tussen het kind en de adoptiefouder en de verbreking of verzwakking van die band van het kind met zijn natuurlijke ouders. Voor alle adopties die onder het wetsvoorstel vallen, geldt dat familierechtelijke betrekkingen tussen het kind en de adoptanten ontstaan. Als gevolg van de adoptie naar Nederlands recht verkrijgt het kind dezelfde staat als een eigen kind van de adoptiefouders en worden de familierechtelijke betrekkingen met zijn oorspronkelijke ouders geheel verbroken. Aan een in Nederland uitgesproken adoptie komen volgens de voorgestelde bepaling slechts deze gevolgen toe. Voor de overige gevolgen wordt niets geregeld. Van geval tot geval zal moeten worden bezien door welk recht de andere gevolgen van de adoptie worden beheerst. Aldus bepaalt de regel zich tot de kern van het instituut adoptie, de vestiging van familierechtelijke betrekkingen tussen een kind en personen die niet zijn ouders zijn en de verbreking van de familierechtelijke betrekkingen met de oorspronkelijke familie. Hoofdstuk 3 De erkenning van buitenlandse adopties Artikel 5 Erkenning van niet-verdragsadopties De erkenning van buitenlandse adopties en de rechtsgevolgen daarvan worden in een viertal artikelen behandeld. Artikel 6 betreft de erkenning van rechtswege, de situaties waarin deze mogelijk is en de gronden voor niet-erkenning. Het specificeert daarbij een tweetal gevallen waarin moet worden aangenomen dat weigering wegens strijd met de openbare orde in elk geval geïndiceerd is. Op advies van de Staatcommissie is na artikel 6 een artikel 7 opgenomen, waarin voor een bepaalde categorie adopties wordt voorzien in erkenning door middel van een gerechtelijke procedure. Artikel 8 betreft de rechtsgevolgen van de erkenning van een adoptie. Artikel 9 tenslotte regelt de omzetting van een in het buitenland tot stand gekomen en in Nederland erkende «zwakke» adoptie in een «sterke» adoptie naar Nederlands recht. Overeenkomstig het advies van de Staatscommissie is voor de duidelijkheid in artikel 5 gepreciseerd dat het gehele hoofdstuk 3 uitsluitend betrekking heeft op adopties die niet onder het verdrag vallen. Artikel 6 Erkenning van rechtswege van een buitenlandse adoptie Voor de uitleg van artikel 6 is de in artikel 2 gegeven definitie van de adoptie van wezenlijk belang. Kern van deze definitie is dat er een beslissing moet zijn van een bevoegde autoriteit die familierechtelijke betrekkingen tot stand brengt tussen een kind en de adoptant(en). Niet elke in het buitenland uitgesproken adoptie die aan dat criterium voldoet, is overigens geschikt om in Nederland zonder meer als zodanig te worden erkend. a. Indirecte internationale bevoegdheid; extra erkenningsvereiste in geval van verschil van gewone verblijfplaats Voor zover een adoptie niet onder het verdrag van 1993 valt en niet uit dien hoofde dient te worden erkend (hetgeen blijkt uit een door de bevoegde autoriteit van de betrokken verdragsstaat af te geven certifi- Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 12

13 caat), moet zij zijn uitgesproken door een ter plaatse bevoegde autoriteit van een staat die kan worden geacht (indirecte) internationale bevoegdheid in de zin van het wetsvoorstel te hebben. Blijkens het eerste lid wordt (indirecte) internationale bevoegdheid aangenomen indien de adoptie is uitgesproken in de vreemde staat waar zowel de adoptanten als het kind gedurende de adoptieprocedure hun gewone verblijfplaats hadden, of in de vreemde staat waar hetzij de adoptanten, hetzij het kind in die periode zijn gewone verblijfplaats had. In dit laatste geval is, op grond van het tweede lid, onder b, tevens vereist dat de adoptie in de vreemde staat van de gewone verblijfplaats van het kind, onderscheidenlijk de adoptanten, is erkend. In al deze gevallen zijn er goede redenen om te bepleiten dat de adoptie in beginsel als fait accompli dient te worden aanvaard. Er mag van worden uitgegaan dat er een voldoende aanknoping was met de rechtssfeer van de staat waar de adoptie is uitgesproken. Verondersteld mag worden dat de autoriteiten van de betrokken staat zich een oordeel hebben kunnen vormen over de wenselijkheid van de adoptie, en in het bijzonder de vraag of het belang van het kind daarmee gediend was. In dit verband zij verwezen naar de hiervoor, in de toelichting op artikel 1, beschreven gevolgen van het subsidiaire en complementaire karakter van de voorgestelde regelgeving voor de erkenning van buitenlandse adopties ten opzichte van de regelgeving inzake interlandelijke adoptie. Een buitenlandse adoptie door adoptanten met gewone verblijfplaats in Nederland kan, indien zij is tot stand gekomen in een andere verdragsstaat, alleen in Nederland worden erkend indien zij is tot stand gekomen met inachtneming van het verdrag. Dit geldt overigens ook voor een adoptie die tot stand is gekomen tussen partijen met gewone verblijfplaats in andere verdragsstaten dan Nederland. Artikel 6 creëert een afzonderlijk erkenningsregime voor gevallen waarin de partijen gewone verblijfplaats buiten Nederland hadden en waarin de adoptie niet onder het verdrag valt. Er bestaat in de praktijk behoefte, en het is naar mijn mening ook gerechtvaardigd om in deze gevallen, die zich buiten de Nederlandse rechtssfeer hebben afgespeeld, in een mogelijkheid van erkenning van rechtswege te voorzien. Voorkomen wordt daarmee dat in Nederland opnieuw een adoptie-uitspraak moet worden verkregen. Voor zover het adopties betreft waarbij alle partijen ten tijde van de adoptie in dezelfde staat gewone verblijfplaats hadden, kan de buitenlandse beslissing in beginsel zonder meer worden erkend. Gaat het echter om een (niet door het verdrag bestreken) adoptie door in het vreemde land A gevestigde adoptanten van een in het vreemde land B gevestigd kind, dan zal aan de hand van de adoptie-uitspraak veelal moeilijk te controleren zijn of aan vereisten van zorgvuldigheid, vergelijkbaar met die van het verdrag van 1993, is voldaan. In verband daarmee is voor die gevallen het extra vereiste opgenomen dat een in de staat van de gewone verblijfplaats van het kind (staat van herkomst) uitgesproken adoptie moet zijn erkend in de staat van de gewone verblijfplaats van de adoptanten (staat van opvang), of omgekeerd. Voorkomen wordt daarmee dat adopties die zonder de instemming van de bevoegde autoriteiten van de beide betrokken staten tot stand zijn gekomen, in Nederland voor erkenning in aanmerking worden gebracht. Erkenning van een buitenlandse adoptie zal niet mogelijk zal zijn op de enkele grond dat voldaan is aan de criteria van het gemeenschappelijke nationale recht van betrokken partijen. In zoverre wijkt het wetsvoorstel dus af van de rechtspraak, maar volgt het systeem van het verdrag, waarin de nationaliteit van partijen ook geen relevant criterium is. Verwezen wordt naar hetgeen hierover aan het slot van hoofdstuk II van deze toelichting is opgemerkt. De autoriteiten van de vreemde staat van de gewone verblijfplaats van de adoptanten of van het kind, dan wel van de adoptanten en het kind, kunnen het best in staat geacht na te gaan of de adoptie in het belang van het kind is. Niet van belang is welk recht op grond van het internationaal privaatrecht van die staat is toegepast. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 13

14 De Nederlandse overheidsadministratie in casu de ambtenaar van de gemeentelijke basisadministratie of de ambtenaar van de burgerlijke stand mag bij de toepassing van artikel 6 het afschrift van de buitenlandse adoptie-uitspraak als uitgangspunt nemen, mits hem in het geval, bedoeld in het eerste lid, onder a, tevens bescheiden worden overgelegd waaruit blijkt dat alle partijen gedurende de periode van de totstandkoming van de adoptie gewone verblijfplaats hadden in de staat waar de adoptie is uitgesproken. Indien er verschil in gewone verblijfplaats was (het geval bedoeld in het eerste lid, onder b), dient hij zich bescheiden te doen overleggen waaruit blijkt dat de adoptie in de andere betrokken staat (dat wil zeggen de staat van de gewone verblijfplaats van de adoptanten of die van het kind) is erkend. Ik teken daarbij aan dat die andere staat in de meeste gevallen de staat van opvang van het kind zal zijn en dat de erkenning van de adoptie dan veelal zal kunnen worden afgeleid uit andere bescheiden, bijvoorbeeld bescheiden waaruit blijkt dat het kind de nationaliteit van de staat van opvang heeft verkregen. Tenzij er aanwijzingen zijn voor fraude, behoeft de Nederlandse overheidsadministratie zich geen nadere bescheiden van buitenlandse, bij de adoptie betrokken instanties te laten overleggen. Evenals in het verdrag van 1993 (artikel 23) wordt gesproken van een erkenning van rechtswege, hetgeen betekent dat de buitenlandse adoptieuitspraak, zoals andere vreemde staatbeslissingen, in beginsel door de Nederlandse overheidsadministratie kan worden ingeschreven. Een erkennings- of exequaturprocedure is niet nodig. Wordt de inschrijving geweigerd, dan kunnen de belanghebbenden tegen de weigering opkomen bij de rechter. b. Behoorlijk onderzoek en behoorlijke rechtspleging Twee voor de adoptie zeer wezenlijke voorwaarden worden door artikel 6 uitdrukkelijk als voorwaarden voor erkenning gekwalificeerd, namelijk dat aan de adoptie een behoorlijk onderzoek en een behoorlijke rechtspleging moeten zijn voorafgegaan. Voldoet de adoptie niet aan deze voorwaarden, dan is gerede twijfel mogelijk of het een serieuze aangelegenheid betreft. Het vereiste van een behoorlijke rechtspleging kan worden geacht mede te omvatten de verkrijging van toestemmingen en/of raadpleging van anderen dan de adoptanten. Indien hiervan niet blijkt, kan nader onderzoek geboden zijn. c. Geen verzorgingstermijn Men kan zich de vraag stellen of onder de voorwaarden voor erkenning ook moet worden genoemd het doorlopen van een zekere termijn gedurende welke het kind door de adoptanten moet zijn verzorgd en opgevoed. De Nederlandse wet kent een termijn van een jaar (en, in geval van adoptie door één persoon, van drie jaar; zie artikel 228, eerste lid, onder f, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek). Tijdens de onderhandelingen over het verdrag van 1993 is deze vraag uitvoerig besproken en tenslotte ontkennend beantwoord. Het werd onwenselijk gevonden dat, nadat de autoriteiten van de twee bij de interlandelijke adoptie betrokken staten ermee hebben ingestemd dat het kind naar de staat van opvang wordt overgebracht en aan de zorg van de adoptanten wordt toevertrouwd, de erkenning van de in het land van herkomst uitgesproken adoptie afhankelijk te stellen van het verloop van een proeftermijn. Naar mijn mening gelden ten aanzien van de buiten het verdrag te erkennen adopties soortgelijke overwegingen en is er aanleiding om de erkenning ervan niet afhankelijk te stellen van het doorlopen van een proeftijd. Veel rechtsstelsels kennen in het geheel geen proeftijd dan wel een veel kortere proeftijd dan die van het Burgerlijk Wetboek. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 14

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 551 Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met verkorting van de adoptieprocedure en wijziging van de Wet opneming buitenlandse

Nadere informatie

» Samenvatting. » Uitspraak. 1. Verloop van de procedure. 2. Verdere beoordeling

» Samenvatting. » Uitspraak. 1. Verloop van de procedure. 2. Verdere beoordeling JPF 2010/82 Rechtbank Haarlem 13 april 2010, 150107/FA RK 08-3358; LJN BM5937. ( Mr. Otter Mr. Van Andel Mr. Ayal ) [Namen verzoekers], beiden te [plaats], hierna mede te noemen: verzoekers, advocaat:

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1995 275 Besluit van 18 mei 1995, houdende vaststelling van maatstaven die bij het in artikel 7a, eerste lid, van de Wet opneming buitenlandse pleegkinderen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 924 Regeling van het conflictenrecht met betrekking tot het geregistreerd partnerschap (Wet conflictenrecht geregistreerd partnerschap) B ADVIES

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 153 Wet van 14 maart 2002, houdende regeling van het conflictenrecht inzake de familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming (Wet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 675 Regeling van het conflictenrecht inzake de familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming (Wet conflictenrecht afstamming) Nr.

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 15596 7 oktober 2010 Regeling van 29 september 2010, nr. 5668860/10/6 tot wijzing van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:8005

ECLI:NL:RBDHA:2017:8005 ECLI:NL:RBDHA:2017:8005 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 17072017 Datum publicatie 03082017 Zaaknummer C/09/522456 / FA RK 168986 Rechtsgebieden Personen en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 12889 28 juni 2012 Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 19 juni 2012, nr. WBN 2012/3,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 25 891 (R 1609) Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot de verkrijging, de verlening en het verlies van het Nederlanderschap

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 8570 28 maart 2013 Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 12 maart 2013, nummer WBN-CM 2013/1,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2017:449

ECLI:NL:RBMNE:2017:449 ECLI:NL:RBMNE:2017:449 Instantie Datum uitspraak 02-02-2017 Datum publicatie 06-02-2017 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer C/16/418623 / FA RK 16-4448 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Wijziging artikel 5 Rijkswet op het Nederlanderschap/Wet conflictenrecht adoptie

Wijziging artikel 5 Rijkswet op het Nederlanderschap/Wet conflictenrecht adoptie JU Wijziging artikel 5 Rijkswet op het Nederlanderschap/Wet conflictrecht adoptie Tusstijds Bericht Nationaliteit TBN 2003/5 Aan: de Burgemeesters (t.a.v. hoofd Burgerzak) i.a.a: de Minister van Buitlandse

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 5889 5 maart 2013 Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 27 februari 2013, nummer WBN-A 2013/1,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 32 047 Goedkeuring van verdragen met het oog op het voornemen deze toe te passen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en van het voornemen tot opzegging

Nadere informatie

Verdrag inzake de erkenning van echtscheidingen en scheidingen van tafel en bed

Verdrag inzake de erkenning van echtscheidingen en scheidingen van tafel en bed Verdrag inzake de erkenning van echtscheidingen en scheidingen van tafel en bed De Staten die dit Verdrag hebben ondertekend, Geleid door de wens de erkenning van echtscheidingen en scheidingen van tafel

Nadere informatie

Geleid door de wens gemeenschappelijke bepalingen vast te stellen betreffende het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime,

Geleid door de wens gemeenschappelijke bepalingen vast te stellen betreffende het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime, Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime De Staten die dit Verdrag hebben ondertekend, Geleid door de wens gemeenschappelijke bepalingen vast te stellen betreffende

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 769 Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enkele bijzondere wetten in verband met de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen Nr.

Nadere informatie

Verzoekers, beiden te [adres], advocaat: mr. H.E. Menger. Belanghebbende is de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Maastricht.

Verzoekers, beiden te [adres], advocaat: mr. H.E. Menger. Belanghebbende is de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Maastricht. JPF 2010/83 Rechtbank Maastricht 15 december 2009, 134878/FA RK 08-1756; LJN BK8066. ( Mr. Bregonje ) Verzoekers, beiden te [adres], advocaat: mr. H.E. Menger. Belanghebbende is de ambtenaar van de burgerlijke

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 673 Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (adoptie door personen van hetzelfde geslacht) B ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2004 334 Wet van 6 juli 2004, houdende regeling van het conflictenrecht met betrekking tot het geregistreerd partnerschap (Wet conflictenrecht geregistreerd

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2004 239 Besluit van 25 mei 2004 tot wijziging van het Besluit geslachtsnaamswijziging Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 29 980 Uitvoering van het op 19 oktober 1996 te s-gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2010 242 Rijkswet van 17 juni 2010, houdende wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot meervoudige nationaliteit en andere

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 813 (R 1873) Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot meervoudige nationaliteit en andere nationaliteitsrechtelijke

Nadere informatie

JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel )

JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel ) JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel ) [De minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], Frankrijk, wonende

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2017:386

ECLI:NL:RBMNE:2017:386 ECLI:NL:RBMNE:2017:386 Instantie Rechtbank Midden-Nederland Datum uitspraak 02-02-2017 Datum publicatie 16-02-2017 Zaaknummer C16/420604/FO RK 16-141 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201107998/1/V2. Datum uitspraak: 29 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

STAATSCOMMISSIE VOOR HET INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT

STAATSCOMMISSIE VOOR HET INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT s-gravenhage, 17 januari 1996 IPR/229.20 STAATSCOMMISSIE VOOR HET INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT s-gravenhage, 8 januari 1996 Excellentie, I. Bij brief van 4 juli 1995 (kenmerk 504156/95/6) heeft u het advies

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/07/2013

Datum van inontvangstneming : 23/07/2013 Datum van inontvangstneming : 23/07/2013 Vertaling C-338/13-1 Zaak C-338/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 20 juni 2013 Verwijzende rechter: Verwaltungsgerichtshof (Oostenrijk)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 936 Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met aanpassing van het recht op bijstand bij verblijf buiten Nederland Nr. 4 ADVIES RAAD

Nadere informatie

Verdrag betreffende de bevoegdheid der autoriteiten en de toepasselijke wet inzake de bescherming van minderjarigen

Verdrag betreffende de bevoegdheid der autoriteiten en de toepasselijke wet inzake de bescherming van minderjarigen Verdrag betreffende de bevoegdheid der autoriteiten en de toepasselijke wet inzake de bescherming van minderjarigen De Staten die dit Verdrag hebben ondertekend, Verlangend gemeenschappelijke bepalingen

Nadere informatie

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 ... No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom

Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom Nadere conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 2005/1/13)

Nadere informatie

Verdrag inzake de voltrekking en de erkenning van de geldigheid van huwelijken

Verdrag inzake de voltrekking en de erkenning van de geldigheid van huwelijken Verdrag inzake de voltrekking en de erkenning van de geldigheid van huwelijken De Staten die dit Verdrag hebben ondertekend, Geleid door de wens de voltrekking van huwelijken en de erkenning van de geldigheid

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 415 (R1915) Bepalingen omtrent de verlening van visa voor de toegang tot de landen van het Koninkrijk (Rijksvisumwet) Nr. 2 VOORSTEL VAN RIJKSWET

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 31 127 Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met aanpassing van de groep met recht op bijstand bij langer verblijf buiten Nederland

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 945 (R 1737) Goedkeuring van het op 28 mei 1999 te Montreal tot stand gekomen Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 27 047 Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het gezamenlijk gezag van rechtswege bij geboorte tijdens een geregistreerd

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 200 20 32 887 Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van het recht van enquête Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 32 420 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de richtlijn nr. 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid van de behandeling van zaken betreffende personen- en familierecht MEMORIE VAN

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 277 Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met de herziening van de definities van gezin en middelen (Wet afschaffing huishoudinkomenstoets)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 576 Wijziging van de Advocatenwet, de Wet op de rechterlijke organisatie en enige andere wetten ter versterking van de cassatierechtspraak (versterking

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 19 637 Vreemdelingenbeleid Nr. 1389 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 26 732 Algehele herziening van de Vreemdelingenwet (Vreemdelingenwet 2000) Nr. 98 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE Aan de Voorzitter

Nadere informatie

No.W03.05.0295/I 's-gravenhage, 8 augustus 2005

No.W03.05.0295/I 's-gravenhage, 8 augustus 2005 ... No.W03.05.0295/I 's-gravenhage, 8 augustus 2005 Bij Kabinetsmissive van 11 juli 2005, no.05.002585, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 282 Wijziging van de Wet toelating en uitzetting BES Nr. 6 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1 Hieronder zijn opgenomen het advies van

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201111794/1 A/2. Datum uitspraak: 12 oktober 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

Verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie

Verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie Verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie De Staten die dit Verdrag hebben ondertekend, Erkennende dat het voor de volledige en harmonieuze

Nadere informatie

Verdrag betreffende het toepasselijke recht op vertegenwoordiging

Verdrag betreffende het toepasselijke recht op vertegenwoordiging Verdrag betreffende het toepasselijke recht op vertegenwoordiging De Staten die dit Verdrag hebben ondertekend, Verlangend gemeenschappelijke bepalingen vast te stellen betreffende het toepasselijke recht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 768 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet in verband met de samenloop van de vordering op de boedel ingeval

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2015:2826

ECLI:NL:RBDHA:2015:2826 ECLI:NL:RBDHA:2015:2826 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 16-03-2015 Datum publicatie 17-03-2015 Zaaknummer C-09-468114 - FA RK 14-4655 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/03/2017

Datum van inontvangstneming : 23/03/2017 Datum van inontvangstneming : 23/03/2017 Vertaling C-83/17-1 Zaak C-83/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 15 februari 2017 Verwijzende rechter: Oberster Gerichtshof (Oostenrijk)

Nadere informatie

Advies wijziging Vb2000 i.v.m. implementatie richtlijn 2001/55/EG

Advies wijziging Vb2000 i.v.m. implementatie richtlijn 2001/55/EG de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie Mevrouw drs. M.C.F. Verdonk Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Mw. mr. F.G Schoe 070 381 1413 27 april 2004 ACVZ/VZL/04/016 Advies wijziging Vb2000 i.v.m.

Nadere informatie

Prejudiciële beslissing op vraag van: ECLI:NL:RBDHA:2016:14425

Prejudiciële beslissing op vraag van: ECLI:NL:RBDHA:2016:14425 ECLI:NL:HR:2017:942 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 19-05-2017 Datum publicatie 19-05-2017 Zaaknummer 16/05572 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:104

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie Nr. 413 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE Aan de Voorzitter

Nadere informatie

32 365 (R1912) Europees Verdrag inzake de adoptie van kinderen (herzien); Straatsburg, 27 november 2008. Den Haag, 25 maart 2010

32 365 (R1912) Europees Verdrag inzake de adoptie van kinderen (herzien); Straatsburg, 27 november 2008. Den Haag, 25 maart 2010 Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2009 2010 32 365 (R1912) Europees Verdrag inzake de adoptie van kinderen (herzien); Straatsburg, 27 november 2008 A/ nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 876 Regeling van het conflictenrecht betreffende het goederenrechtelijke regime met betrekking tot zaken, vorderingsrechten, aandelen en giraal

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:11833

ECLI:NL:RBDHA:2016:11833 ECLI:NL:RBDHA:2016:11833 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 03-10-2016 Datum publicatie 04-10-2016 Zaaknummer C/09/503343 / FA RK 16-214 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

De opneming in Nederland van een buitenlands kind ter adoptie is geregeld in de Wet opneming

De opneming in Nederland van een buitenlands kind ter adoptie is geregeld in de Wet opneming 1 TOELICHTING Algemeen De opneming in Nederland van een buitenlands kind ter adoptie is geregeld in de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie, laatstelijk gewijzigd door de wet van 14 mei 1998,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1994 1995 23 863 (R 1510) Goedkeuring van het op 1 augustus 1989 te s-gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op erfopvolging

Nadere informatie

TRACTATENBLAD KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1975 Nr. 132

TRACTATENBLAD KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1975 Nr. 132 28 (1975) Nr. 1 TRACTATENBLAD VANHET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1975 Nr. 132 A. TITEL Toescheidingsov er eenkomst inzake nationaliteiten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname;

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 0 0 33 079 Aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de wijziging van het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 29 353 Wijziging van enige bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het geregistreerd partnerschap, de geslachtsnaam

Nadere informatie

Verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie

Verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie Verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie s-gravenhage, 29 mei 1993 1 Inhoud HOOFDSTUK I:TOEPASSINGSGEBIED VAN HET VERDRAG...2 HOOFDSTUK

Nadere informatie

Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken

Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken De Staten die dit Verdrag hebben ondertekend, Verlangend

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWO:2003:AI0668

ECLI:NL:RBZWO:2003:AI0668 ECLI:NL:RBZWO:2003:AI0668 Instantie Rechtbank Zwolle Datum uitspraak 30-06-2003 Datum publicatie 31-07-2003 Zaaknummer 79701 / FA RK 02-2751 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen-

Nadere informatie

VERDRAG NOPENS DE ERKENNING EN DE TENUITVOERLEGGING VAN BESLISSINGEN OVER ONDERHOUDSVERPLICHTINGEN JEGENS KINDEREN

VERDRAG NOPENS DE ERKENNING EN DE TENUITVOERLEGGING VAN BESLISSINGEN OVER ONDERHOUDSVERPLICHTINGEN JEGENS KINDEREN VERDRAG NOPENS DE ERKENNING EN DE TENUITVOERLEGGING VAN BESLISSINGEN OVER ONDERHOUDSVERPLICHTINGEN JEGENS KINDEREN De Staten die dit Verdrag hebben ondertekend; Verlangend gemeenschappelijke bepalingen

Nadere informatie

Adoptie van een kind in Nederland

Adoptie van een kind in Nederland Adoptie van een kind in Nederland Uitvoeringswet Verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie Hoofdstuk 4. Prodedure in geval van interlandelijke

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 270 Wet van 27 juni 2008 tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter invoering van een verklaring van verbondenheid, en tot aanpassing

Nadere informatie

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar Nr. 391 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar Nr. 391 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2000 2001 Nr. 391 27 899 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake sociale zekerheid ter aanvulling van communautaire regelingen

Nadere informatie

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL 2 Vergaderjaar 2010-2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1992-1993 23029(R1461) Wijzigïng van de Rijkswet op het Nederlanderschap Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de Staten van

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2004:AR8882

ECLI:NL:GHARN:2004:AR8882 ECLI:NL:GHARN:2004:AR8882 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 21-12-2004 Datum publicatie 13-01-2005 Zaaknummer B04/635 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Cassatie:

Nadere informatie

Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming ~ 2500 GC Den Haag

Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming ~ 2500 GC Den Haag Parkstraat 83 Den Haag Correspondentie: Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming ~ 2500 GC Den Haag ~ Telefoon Fax algemeen (070) (070) 361 93361 009310 Fax rechtspraak (070) 361 9315 Aan de

Nadere informatie

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN. Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN. Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2009 2010 A 32 236 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Bermuda (zoals gemachtigd door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland)

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2004:AR2782

ECLI:NL:HR:2004:AR2782 ECLI:NL:HR:2004:AR2782 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 03-12-2004 Datum publicatie 03-12-2004 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie R03/145HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AR2782

Nadere informatie

JPF 2013/149 Rechtbank 's-gravenhage 23 oktober 2012, 422965/FA RK 12-5121; ECLI:NL:RBSGR:2012:BY2371. ( mr. Bellaart )

JPF 2013/149 Rechtbank 's-gravenhage 23 oktober 2012, 422965/FA RK 12-5121; ECLI:NL:RBSGR:2012:BY2371. ( mr. Bellaart ) JPF 2013/149 Rechtbank 's-gravenhage 23 oktober 2012, 422965/FA RK 12-5121; ECLI:NL:RBSGR:2012:BY2371. ( mr. Bellaart ) [De vrouw] te [woonplaats vrouw], hierna: de vrouw, advocaat: mr. L.J. Zietsman te

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 22 700 Leefvormen Nr. 23 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal s-gravenhage, 6 februari

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 17.6.2003 COM(2003) 348 definitief 2003/0127 (CNS) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese

Nadere informatie

Is een prenatale aantekening in het gezagsregister van gezamenlijk gezag van ongehuwde ongeregistreerde ouders mogelijk?

Is een prenatale aantekening in het gezagsregister van gezamenlijk gezag van ongehuwde ongeregistreerde ouders mogelijk? Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series Is een prenatale aantekening in het gezagsregister van gezamenlijk gezag van ongehuwde en ongeregistreerde ouders mogelijk? A.J.M. Nuytinck Published

Nadere informatie

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 maart 2007 (13.04) (OR.en) ST 8028/07 Interinstitutioneel dossier: 2006/0135(CNS) LIMITE JUSTCIV 75

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 maart 2007 (13.04) (OR.en) ST 8028/07 Interinstitutioneel dossier: 2006/0135(CNS) LIMITE JUSTCIV 75 Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 30 maart 2007 (13.04) (OR.en) PUBLIC ST 8028/07 Interinstitutioneel dossier: 2006/0135(CNS) LIMITE JUSTCIV 75 NOTA van: het voorzitterschap aan: het Coreper/de

Nadere informatie

Samenloop van erfrecht en adoptie in het Nederlandse internationaal privaatrecht

Samenloop van erfrecht en adoptie in het Nederlandse internationaal privaatrecht Samenloop van erfrecht en adoptie in het Nederlandse internationaal privaatrecht Mr. J.G. Knot en mr. A. Mens* 1 Inleiding Om in geval van een internationale nalatenschap de erfrechtelijke aanspraken van

Nadere informatie

Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname

Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname (Tekst geldend op: 30-03-2014) Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname (authentiek: nl) Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten

Nadere informatie

Gew. bij S.B. 1983 no. 104.

Gew. bij S.B. 1983 no. 104. WET van 24 november 1975, tot regeling van het Surinamerschap en het Ingezetenschap (S.B.1975 no.4), gelijk zij luidt na de daarin aangebrachte wijzigingen bij S.B. 1983 no. 104, S.B. 1984 no. 55, S.B.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1994±1995 24 257 Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en van enige andere wetten in verband met de reorganisatie van de raden voor de kinderbescherming

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 353 Wijziging van enige bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het geregistreerd partnerschap, de geslachtsnaam

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2016:10882

ECLI:NL:RBNHO:2016:10882 ECLI:NL:RBNHO:2016:10882 Instantie Datum uitspraak 28-12-2016 Datum publicatie 17-01-2017 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer C/15/245613 / FA RK 16-4085 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

JPF 2012/161 Rechtbank Dordrecht 30 mei 2012, 96504/FA RK ; 96507/FA RK ; LJN BW7709. ( mr. Haerkens-Wouters )

JPF 2012/161 Rechtbank Dordrecht 30 mei 2012, 96504/FA RK ; 96507/FA RK ; LJN BW7709. ( mr. Haerkens-Wouters ) JPF 2012/161 Rechtbank Dordrecht 30 mei 2012, 96504/FA RK 12-7108; 96507/FA RK 12-71111; LJN BW7709. ( mr. Haerkens-Wouters ) [Verzoekster] te [adres verzoekster], verzoekster, advocaat: mr. M. Huisman

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ9616

ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ9616 ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ9616 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 02-05-2013 Datum publicatie 07-05-2013 Zaaknummer C-09-319096 - HA RK 08-916 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2015 182 Besluit van 15 mei 2015 tot wijziging van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht in verband met de implementatie

Nadere informatie

Hebben besloten hiertoe een Verdrag te sluiten en zijn overeengekomen als volgt:

Hebben besloten hiertoe een Verdrag te sluiten en zijn overeengekomen als volgt: Verdrag inzake de wet die van toepassing is op onderhoudsverplichtingen De Staten die dit Verdrag hebben ondertekend, Geleid door de wens gemeenschappelijke bepalingen vast te stellen betreffende de wet

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2010 2011 32 137 Vaststelling en invoering van Boek 10 (Internationaal privaatrecht) van het Burgerlijk Wetboek (Vaststellings- en Invoeringswet Boek 10

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 9463 22 juni 2010 Besluit van de Minister van Justitie van 10 juni 2010, nr. WBN 2010/5, houdende wijziging van de Handleiding

Nadere informatie

Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, San Francisco,

Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, San Francisco, Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, San Francisco, 09-07-1948 (vertaling: nl) Verdrag No. 87 betreffende de vrijheid tot

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET

TRACTATENBLAD VAN HET 72 (2009) Nr. 2 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 2010 Nr. 96 A. TITEL Aanvullend Protocol bij het Europees Handvest inzake lokale autonomie betreffende het recht op participatie

Nadere informatie

Tussentijds Bericht Nationaliteiten (TBN 2005/6)

Tussentijds Bericht Nationaliteiten (TBN 2005/6) JU Tussentijds Bericht Nationaliteiten (TBN 2005/6) Aan: De Burgemeesters (t.a.v. hoofden Burgerzaken) i.a.a.: De Minister van Buitenlandse Zaken de Gevolmachtigde Minister van Aruba de Gevolmachtigde

Nadere informatie