GEMEENTE OPWIJK HYDRAULISCHE NOTA

Transcriptie

1 GEMEENTE OPWIJK voor het bouwen van 116 woningen en het aanleggen van bijhorende wegenis en groen HYDRAULISCHE NOTA

2 Aanvrager ICM bvba Walleken Wetteren Ontwerpers PLAN+ bvba Assesteenweg Lennik sxl.be bvba Schoolstraat Opwijk Dossiernummer Datum

3 3 Inhoud 1 Algemeenheden Voorafgaandelijke noot Algemene opvattingen van het rioleringssysteem Watertoets Watertoetskaarten Signaalgebieden Hemelwater (RWA) Uitgangspunten RWA afwateringsschema Controle van de voorwaarden uit de verordening hemelwater Afvalwater (DWA) Uitgangspunten DWA afwateringsschema... 14

4 4 1 ALGEMEENHEDEN 1.1 Voorafgaandelijke noot De voorliggende nota beschrijft de hydraulische aanpak van een aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning voor het bouwen van 116 woningen en het aanleggen van bijhorende wegenis en groen. Uitgaande van een globale visie voor het volledige project (zie beschrijvende nota), die wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar is met de omgeving, wordt in deze aanvraag een gefaseerde invulling van het gebied voorgesteld. 1.2 Algemene opvattingen van het rioleringssysteem In overeenstemming met de gewestelijke verordening wordt in het projectgebied het afvalwater en (overtollig) hemelwater gescheiden afgevoerd. Het afvalwater (DWA) wordt rechtstreeks afgevoerd naar de bestaande collector van Aquafin ter hoogte van de Leirekensroute. De afvoer van het hemelwater (RWA) verloopt gradueel en conform de voorkeursvolgorde zoals vastgelegd in de gewestelijke verordening. In eerste instantie wordt het hemelwater van de ontworpen woningen (daken en verhardingen) opgevangen in een hemelwaterput en hergebruikt. Het overtollige hemelwater van de ontworpen woningen wordt vervolgens afgevoerd naar een individuele (verzinkput) of collectieve (wadi) infiltratievoorziening. Indien de bodemgesteldheid en de grondwatertafel van die aard zijn dat infiltratie technisch niet functioneel wordt, is voor dit project beslist in die zones groendaken toe te passen. Dit is het geval voor de 36 woningen van de bouwvelden 1, 2, 9 en 10. Het hemelwater van het verhard gedeelte van het ontworpen openbaar domein dat niet op een natuurlijke manier kan infiltreren, wordt afgevoerd naar een lokale infiltratievoorziening onder de vorm van grachten en wadi s. Deze voorzieningen fungeren als een tijdelijke opvang- en infiltratieplaats van hemelwater. Tot slot wordt het stelsel van grachten en wadi s wordt aangesloten op de verruimde, bestaande open gracht langs de noordelijke zijde van het projectgebied. Ter hoogte van het lozingspunt (aan de koker onder de Leirekensroute) wordt een bijkomende stuw geplaatst met vertraagde afvoer. Het waterconcept wordt uitgebreid toegelicht in deze hydraulische nota.

5 5 2 WATERTOETS 2.1 Watertoetskaarten Toetsing Watertoetskaarten Waterloop Waterloopbeheerder(s) Overstromingsgevoelige gebieden Infiltratiegevoelige bodems Grondwaterstromingsgevoelige gebieden Erosiegevoelige gebieden Winterbedkaart Hellingenkaart Relatie m.b.t. het projectgebied Het projectgebied omvat geen officiële waterlopen. Geen Uit de kaart met overstromingsgevoelige gebieden kan worden afgeleid dat het noordwestelijke deel van het projectgebied niet overstromingsgevoelig is, terwijl het zuidoostelijk deel van het projectgebied (grenzend aan de woonwijk Leen ten Eken) en een gedeelte langs de bestaande gracht mogelijk overstromingsgevoelig is. De kaart met infiltratiegevoelige gebieden toont voor het grootste gedeelte van het projectgebied een infiltratiegevoelige bodem. Dit wil zeggen dat dit gedeelte mogelijk geschikt is voor infiltratie. De reden voor de geschiktheid voor infiltratie ligt waarschijnlijk in het feit het gaat om waterdoorlatende bodem waar de grondwaterstand niet te hoog staat. De kaart met bodemtypes bevestigt dit aangezien het hier een matig natte zandleembodem met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B horizont betreft (Ldc). Het overige gedeelte van het projectgebied omvat een niet infiltratiegevoelige bodem, meer bepaald een natte zandleembodem zonder profiel (Lep). Uit de kaart met grondwaterstromingsgevoelige gebieden kan worden afgeleid dat het zuidoostelijk deel van het projectgebied en een gedeelte langs de bestaande gracht zeer gevoelig is voor grondwaterstroming. De kaart met erosiegevoelige gebieden geeft aan dat het projectgebied slechts in beperkte mate erosiegevoelig is. Geen Het terrein van het projectgebied ligt, met hoofdzakelijk hellingsgraden kleiner dan 0,5%, nagenoeg vlak. Overstromingsgevoelige gebieden 2014 (bron: Geopunt Vlaanderen)

6 6 Infiltratiegevoelige bodems (bron: Geopunt Vlaanderen) Bodemtypes (bron: Geopunt Vlaanderen)

7 7 Grondwaterstromingsgevoelige gebieden (bron: Geopunt Vlaanderen) Erosiegevoelige gebieden (bron: Geopunt Vlaanderen)

8 2.1.2 Maatregelen met betrekking tot de waterhuishouding 8 Uit het bovenstaande kan worden aangenomen dat mits voldoende waterbuffering (in volgorde van voorkeur: hergebruik van hemelwater, infiltratie op eigen terrein, buffering met vertraagde afvoer, ), kan aangenomen worden dat het project vanuit hydrologische standpunt ontwikkelbaar is en geen hogere belasting geeft voor de ontvangende waterlopen. Standaard wordt aangenomen, dat bij voldoende waterbuffering het water dat op de daken en de verharding terechtkomt, dient opgevangen en (gedeeltelijk) hergebruikt te worden. Het overige gedeelte kan opgeslagen en gebufferd worden door een wateropvang te voorzien. Deze wateropvang (of wadi) laat toe om het water afkomstig van de gebouwen en de verhardingen op te vangen en op te slagen en vertraagd af te voeren of nog beter om het water vertraagd terug in de bodem te kunnen laten infiltreren. Dit principe wordt in het hydrologisch ontwerp toegepast (zie verder) Daarnaast worden een aantal bijkomende milderende maatregelen vooropgesteld om de mogelijke schadelijke effecten ten aanzien van de waterhuishouding vermijden en om het plan milieuvriendelijker maken: Het gebruik van groendaken (zie hoger); Het hanteren van het principe overstromingsvrij bouwen; Het gebruik van (half)doorlatende materialen voor verharding en het voorzien van ruimte voor infiltratie en buffering van hemelwater binnen het openbaar domein. Het aanleggen van collectieve voorzieningen met betrekking tot infiltratie en buffering; Tot slot wordt geen afvalwater naar het oppervlaktewater geloosd, maar naar de bestaande riolering. Het hemelwater en afvalwater zullen gescheiden afgevoerd worden Conclusie In dien kan worden aangetoond dat het project voldoet aan de gewestelijke en provinciale stedenbouwkundige verordening inzake de opvang van hemelwater, die van toepassing zijn, het project bestaanbaar is. 2.2 Signaalgebieden Beschrijving Het projectgebied omvat een groot gedeelte van het noordelijk deel van het signaalgebied Hof Te Eken, waarvoor op 24 januari 2014 door de Vlaamse Regering een vervolgtraject en beleidsopties werden goedgekeurd. De Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid (CIW) kreeg de opdracht dit vervolgtraject voor te bereiden. Per signaalgebied formuleert de CIW een voorstel tot verdere aanpak dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de Vlaamse Regering. Een voorstel tot verdere aanpak maakt een keuze uit één van de onderstaande opties. Optie A. Randvoorwaarden via watertoets Als de ontwikkeling van het gebied compatibel blijkt met het waterbergend vermogen, eventueel mits beperkte randvoorwaarden (bv. voor infiltratie of waterconservering), worden geen extra acties ondernomen. In dat geval volstaat de watertoets. Optie B. Bijkomende maatregelen met behoud van de bestemming Als de ontwikkeling van het gebied een negatief effect heeft op het watersysteem, maar er geen hoge overstromingskans is, blijft de huidige bestemming behouden. Er worden wel bijkomende maatregelen genomen in het kader van overstromingsvrij bouwen. Mogelijke instrumenten hiervoor zijn: erfdienstbaarheden, stedenbouwkundige voorschriften binnen een RUP en/of stedenbouwkundige verordeningen. Optie C. Nieuwe functionele invulling van het gebied Als de ontwikkeling van het gebied niet compatibel is met het waterbergend vermogen en bovendien een hoge overstromingskans inhoudt, wordt een nieuwe functionele invulling van het gebied naar voor geschoven. Instrumenten die hiervoor ingezet kunnen worden zijn: gebiedsgerichte aanpak via RUP, planologische ruil, herverkaveling uit kracht van wet gecombineerd met planologische ruil en erfdienstbaarheden tot openbaar nut. Uit de analyse van de overstromingsgevoeligheid van het gebied blijkt dat het signaalgebied Hof Te Eken gelegen is buiten de contouren van de gemodelleerde overstromingsgevaarkaarten en van de kaart van recent overstroomde gebieden.

9 9 Signaalgebied Hof Te Eken (bron: Geopunt Vlaanderen) Voor het noordelijk deelgebied van het signaalgebied (in casu het voorliggende projectgebied) wordt de beleidsoptie A vooropgesteld, wat betekent dat een ontwikkeling mogelijk is rekening houdende met de randvoorwaarden via de watertoets. In de startbeslissing voor het signaalgebied Hof Te Eken wordt gesteld dat voor het noordelijk deelgebied bij ontwikkeling moet gestreefd worden naar een duurzame wijk met ruime aandacht voor het watersysteem. Een ontwerpplan is reeds lopende dat voldoet aan deze noden (voldoende open ruimtes, wadi s, grachten, buffering van het hemelwater binnen de wijk). De noden vanuit het watersysteem zijn eerder beperkt en vergen niet noodzakelijk de opmaak van een RUP dat de ordening van het gebied vastlegt. Voor het noordelijk deelgebied moet er bij de uitvoering van de watertoets over gewaakt worden dat het hemelwater maximaal ter plaatse wordt gehouden en de afvoer van hemelwater vermeden wordt. Wat betreft de keuze van beleidsoptie om een ontwikkeling mogelijk te houden rekening houdende met de randvoorwaarden via de watertoets wordt verwezen naar de omzendbrief LNE/2013/1 betreffende richtlijnen voor de toepassing van de watertoets voor de vrijwaring van het waterbergend vermogen in signaalgebieden. Deze omzendbrief stelt dat in de gevallen waar op basis van de inschatting van de overstromingskansen een bewarend beleid niet nodig geacht wordt, de watertoets het geschikte instrument vormt om de nodige randvoorwaarden vanuit het watersysteem op te leggen bij de ontwikkeling van het signaalgebied. Na afweging van de overstromingskansen vormen de principes over adaptief bouwen minimale voorwaarden om alsnog schadelijke effecten te vermijden: Het vloerpeil van de gebouwen moet voldoende hoog liggen om overstromingsveilig te zijn; Er mag geen ruimte voor water verloren gaan, noch in oppervlakte noch in volume; Er mogen geen ondergrondse kelders worden gebouwd; Er mogen geen ondergrondse stookolietanks worden aangelegd. Deze voorwaarden kunnen gebieds- en projectspecifiek verfijnd worden in het wateradvies Conclusie Uit het voorgaande mag worden gesteld dat de ontwikkeling mits specifieke aandacht voor het watersysteem mogelijk is.

10 10 3 HEMELWATER (RWA) 3.1 Uitgangspunten Het rioleringsstelsel wordt ontworpen als een volledig gescheiden rioleringsstelsel, dat gravitair afwatert naar het bestaande rioleringsstelsel. Voor het ontwerp van het regenwater (RWA) wordt ter hoogte van de bestaande gracht in het verlengde van de Pachthofweg aangetakt onder de vorm van een (betonnen) stuw met vertraagde waterafvoer. Bij het ontwerp worden ook bestaande rioleringsstelsels opgenomen Hof Ten Eken: Bij de verbouwing van de bestaande hoeve tot 6 woongelegenheden werd een gescheiden rioleringsstelsel aangelegd. Bestaande aantakking worden aangesloten op het ontwerp. Leen ten Eken: De verkaveling Leen ten Eken heeft een gemengd rioleringsstelsel. Het regenwater wordt niet vertraagd afgevoerd. De gemeente heeft er op gewezen dat de DWA-leidingen rechtstreeks zijn aangesloten op de gracht. Het hemelwater werd dan weer aangesloten op de Aquafin-collector. Dit is NIET conform de regelgeving. Dit zijn uitvoeringsfouten. Met de realisatie van dit project worden de bestaande RWA-leidingen afgekoppeld van de Aquafin-collector en correct op het regenwatersysteem aangesloten. Daarenboven wordt RWA-water van Leen Ten Eeken aangekoppeld op het bufferbekken MET vertraagde afvoer van het nieuwe project. 3.2 RWA afwateringsschema Door de combinatie van de bestaande topografie van het projectgebied en de resultaten van de watertoets wordt bij het ontwerp ruimte gemaakt voor infiltratievoorzieningen. De noodoverlaten van de infiltratievoorzieningen worden gebufferd en vertraagd afgevoerd naar de bestaande gracht en dit ter hoogte van de Pachthofweg. De infiltratievoorzieningen in het projectgebied worden geconcentreerd rond de brede centrale groene as omdat de bodem op deze plaats infiltratie toelaat. In deze groene as worden door grachten aan elkaar geschakelde bekkens of wadi s ontworpen.

11 11 Vanuit een algemeen voorzorgprincipe wordt het totale RWA afwateringsschema berekend op basis van de voorwaarden uit de gewestelijke verordening inzake hemelwater. Voorliggende aanvraag betreft immers een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning. Per bouwveld wordt een gedetailleerd formulier gevoegd dat wordt verduidelijkt op het plan Rioleringsplan RWA enerzijds en de architecturale plannen anderzijds. Het RWA afwateringsschema wordt gedimensioneerd volgens een geheel van doelgerichte maatregelen Waterdoorlatende verharding Het ontwerp voorziet in de structurele toepassing van waterdoorlatende materialen. Voor de individuele woonkavels worden terrassen en toegangen (behoudens deze in de voortuin) aangelegd in waterdoorlatende materialen of worden deze zodanig aangelegd dat het hemelwater rechtstreeks naast de verharding in de grond kan infiltreren. Rekening houdende met het feit dat deze aanvraag een groepswoningbouwproject betreft en er dus slechts één verantwoordelijke bouwheer is, zal deze maatregel geen loze belofte zijn. In een traditionele, individueel gerealiseerde verkaveling wordt de uitvoering van terrassen en toegang vaak overgelaten aan de individuele bouwheer. In dit geval zal er toezicht worden gehouden op de realisatie en materialisatie van zowel het openbaar als het private domein. Ook in het openbaar domein wordt gekozen voor waterdoorlatende wegenisopbouw. Met name in bouwveld 10 wordt gekozen voor betonplaten die worden afgewisseld met grasdallen. Langs de toegangsweg vanaf het kruispunt Rubensveld-Klaarstraat wordt dan weer gewerkt met een lokale infiltratiegracht. Ook voor de voetgangersverbinding tussen de Leirekensroute en Rubensveld wordt gekozen voor een waterdoorlatende verharding Groendaken Volgens de watertoets (zie hoger) zijn de bouwvelden 1, 2, 9 en 10 minder geschikt voor infiltratie. Daarom worden alle woningen binnen deze bouwvelden uit voorzorgsmaatregel voorzien van groendaken. Ondanks het feit dat woningen die voorzien zijn van groendaken geen verplichting hebben tot het plaatsen van hemelwaterputten, worden deze in het ontwerp toch geplaatst. Het bijkomend bergingsvolume van deze hemelwaterputten voor woningen met groendaken wordt in het hydraulisch model niet mee opgenomen als inhoud hemelwaterputten in reserve. De horizontale dakoppervlakten van de groendaken worden in de berekeningen wel gedeeld door 2 zoals de hemelwaterverordening voorziet. Voor verdere detaillering verwijzen we naar de ingevulde formulieren per bouwveld.

12 Individuele infiltratievoorziening Als de bodemgesteldheid en de grondwatertafel het toelaten en indien de ontworpen woonkavels voldoende groot zijn, wordt een verzinkput voorzien met een inhoud van liter. Dit is het geval voor de loten 4.01 t.e.m. 4.07, 5.01 t.e.m en 7.01 t.e.m Voor alle andere woonkavels worden ofwel groendaken (zie hoger), ofwel collectieve infiltratiebekkens (zie verder) ontworpen Collectieve infiltratievoorziening De overstorten van de individuele verzinkputten en de hemelwaterputten worden via huisaansluitingen gekoppeld aan de RWA-strengen. Deze strengen hebben een diameter van 400mm en zijn vervaardigd uit beton. Naast het hemelwater van de overstorten verzamelen deze strengen ook het hemelwater van de verhardingen op het openbaar domein met inbegrip van de toegangen en verharde zones in de voortuinen van de woonkavels. De RWA-strengen monden uit in 6 infiltratiebekkens. In regel heeft elk bouwveld zijn eigen infiltratiebekken, met uitzondering van de bouwvelden 2 en 7 die gezamenlijk gekoppeld worden aan bufferbekken II. Om de werking van de infiltratievoorziening te garanderen wordt elk infiltratiebekken voorzien van een noodoverlaat. De details en overstortpeilen zijn terug te vinden op het RWArioleringsplan. De bekkens worden onderling met elkaar verbonden via RWA-strengen (diameter 400) en in cascade geplaatst. De onderstaande tabel geeft de samenvattende cijfers weer voor de bovenstaande maatregelen, waar bij de berekening van het RWA-afwateringsschema rekening wordt mee gehouden. Bouwveld Afwaterende oppervlakte Infiltratievoorziening Afwatering naar infiltratiebekken Verharde oppervlakte (m²) Overdekte oppervlakte (m²) Oppervlakte totaal (m²) Oppervlakte in mindering (m²) Afwaterende oppervlakte (m²) Minimaal volume (liter) Ontworpen volume (liter) Minimaal oppervlakte (m²) Ontworpen oppervlakte (m²) 1 805,97 427, ,33 0, , , ,00 49,33 58,96 VI 2 951,71 482, ,17 0, , , ,00 57,37 188,72 II 3 880, , ,46 720, , , ,00 54,22 110,00 V 4 0,00 641,61 641,61 420,00 221, , ,00 8,86 38, , , , , , , ,50 73,52 201,31 IV , , ,82 480, , , ,00 86,91 148,62 III , , ,23 840, , , ,00 55,21 50,13 II , , ,42 840, , , ,25 57,98 103,35 I 9 440,52 240,04 680,56 0,00 680, ,00 nvt 27,22 nvt 10 0,00 832,49 832,49 0,00 832, , ,00 33,30 96,00 Totaal 8.259, , , , , , ,75 503,93 996,08 Hier kan worden afgeleid dat het voorliggende RWA-afwateringsschema voldoende ruim is gedimensioneerd zowel qua volume (circa 500m³ aangelegd ten opzichte van circa 315m³ vereist) als qua oppervlakte (circa 1000m² aangelegd ten opzichte van circa 500m² vereist). We wensen hierbij te benadrukken dat met name voor de infiltrerende oppervlakte een ruime marge wordt genomen. Een vergroting van de infiltrerende oppervlakte compenseert immers de van nature matige infiltratiecapaciteit van de bodem.

13 3.2.5 Buffervoorziening 13 Na de optimale benutting van de infiltratiecapaciteit worden de noodoverlaten van de collectieve infiltratiebekkens afgevoerd naar de bijkomende buffergracht. De bestaande gracht langs de kant van de Leirekensroute wordt hiervoor geruimd en verruimd. Zoals aangeduid op naast staande schets wordt ter hoogte van de Pachthofweg een stuw gebouwd. Deze stuw maakt het mogelijk het water dat in de gracht komt vertraagd af te voeren. De gracht wordt dan ook als een buffervoorziening beschouwd met een totaal ontworpen capaciteit van 525m³. Om een oplossing te bieden aan de foutieve aantakking van Leen Ten Eeken wordt op de bestaande RWA-leidingen komende vanaf Leen Ten Eeken een verval inspectieput (VIP) geplaatst. De nieuwe put wordt op de bestaande gracht geplaatst. Deze bestaande gracht wordt ter hoogte van bouwveld 1 overwelfd in functie van de toekomstige loten. Door deze extra buffercapaciteit wordt de nu niet vertraagde foutieve aansluiting van de bestaande wijk Leen Ten Eeken opgepikt en conform de regelgeving uitgevoerd. Daarenboven wordt hiermee een extra belasting van de reeds onder druk staande Bolstraat vermeden. 3.3 Controle van de voorwaarden uit de verordening hemelwater Het formulier om na te gaan of de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning voldoet aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 5 juli 2013 inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater is toegevoegd aan de aanvraag. Naast het formulier dat ingevuld is voor het volledige projectgebied, zijn in bijlage tevens afzonderlijke berekeningen bijgevoegd per bouwveld die een gedetailleerde controle geven voor elk bouwveld.

14 14 5 AFVALWATER (DWA) 5.1 Uitgangspunten Het rioleringsstelsel wordt ontworpen als een volledig gescheiden rioleringsstelsel, dat gravitair afwatert naar het bestaande rioleringsstelsel. Voor het ontwerp van het afvalwater (DWA) worden op de volgende punten nieuwe aantakkingen op bestaande rioleringsstelsels voorzien: Leirekensroute: Ter hoogte van de aantakking van de voetweg aan de Leirekensroute kan worden aangetakt op een bestaande inspectieput van de Aquafin-collector. Pachthofweg: In de Pachthofweg kan worden aangetakt op de bestaande inspectieput. Rubensveld: De woningen die in het ontwerp rechtstreeks ontsluiten op Rubensveld zullen via huisaansluitingen rechtstreeks worden aangesloten op de bestaande gemengde riolering. Bij het ontwerp worden ook bestaande rioleringsstelsels opgenomen Hof Ten Eken: Bij de verbouwing van de bestaande hoeve tot 6 woongelegenheden werd een gescheiden rioleringsstelsel aangelegd. Bestaande aantakking worden aangesloten op het ontwerp. Leen ten Eken: De verkaveling Leen ten Eken heeft een gemengd rioleringsstelsel. De gemeente heeft er op gewezen dat de DWA-leidingen rechtstreeks zijn aangesloten op de gracht. Het hemelwater werd dan weer aangesloten op de Aquafin-collector. Met de realisatie van dit project worden de bestaande DWA-leidingen mee opgenomen en afgevoerd naar de Aquafin-collector. 5.2 DWA afwateringsschema Om een oplossing te bieden aan de foutieve aantakking van Leen Ten Eeken worden op de bestaande DWA leidingen komende vanaf Leen Ten Eeken twee vervalinspectieputten (VIP) geplaatst. Deze zijn verantwoord rekening houdende met het feit dat de DWA-leidingen de RWA-streng van Hof Ten Eeken moeten kruisen (huidige gracht). Om de werking van de vervalput te optimaliseren worden op de vervalputten rioolkolken aangesloten zodat een goede spoeling optreedt.

15 Maatgevende parameters inzake droogweerafvoer Ontwerpdebiet De debieten van huishoudelijke activiteiten variëren sterk met het uur van de dag. De hoogste debieten worden vooral in de ochtend verwacht, maar ook s avonds is er een tweede piek. Tijdens de nacht worden de laagste debieten verwacht. Verder wordt verwacht dat in opwaartse delen van een rioolnetwerk de DWA-cyclus minder uitgevlakt zal zijn dan in afwaartse delen, omdat niet iedereen tegelijk loost en omdat opwaartse lozingen tijdens de stromingstijd doorheen het riool worden uitgevlakt. Ook de gebruiksfunctie speelt hierbij een rol: in deelgebieden met enkel woningen zal de dag-nacht cyclus minder uitgevlakt worden dan in deelgebieden met ook kantoren, industrie en dergelijke. Het ontwerpdebiet van een DWA-riool wordt als volgt berekend: DWA-ontwerp = p. q. N [l/dag] met: p = ontwerppiekfactor q = verbruik per inwoner per dag = 150 l/dag per inwoner N = aantal inwoners = aantal huidige en toekomstige inwonerequivalenten (IE) Als ontwerppiekfactor wordt een factor 1,7 gebruikt. De ontwerp-dwa bij een piekfactor van 1,7 wordt traditioneel DWA14 (ook wel Q14 genoemd) omdat dit overeenkomt met het DWA-dagvolume gespreid over 14 uren: p = 24/14 = 1,7.

16 16 In de dimensionering van de DWA-riool zal echter ook rekening gehouden worden met een reserve, omdat er tijdens de dag pieken kunnen voorkomen die hoger zijn dan 1Q14. In afwachting van verder onderzoek wordt momenteel uitgegaan van piekdebieten tot 2 maal de piekfactor 1,7. Dit is ook de reden waarom gesproken wordt van 2Q14 of 2DWA riolering. Het aantal toekomstige inwonerequivalenten wordt ingeschat op basis van het aantal lege woonkavels à rato van 3 inwonerequivalenten per woonkavel Materiaalkeuze - helling - diameter Het DWA-stelsel wordt ontworpen met Grez-buizen (diameter 250) onder een principiële standaardhelling van minimaal 7,50mm/m. Algemeen kan worden aangenomen dat DWA-rioleringen onderhoud vergen. Een onderhoudsvriendelijke werking kan bekomen worden door het nemen van een aantal ontwerpmaatregelen Het voorzien van septische putten als voorbezinking; Op de begininspectieputten een rioolkolk aansluiten zodat de spoeling wordt geoptimaliseerd; De leidingen aanleggen aan voldoende helling om sedimentatie van afvaldeeltjes te voorkomen. De code van goede praktijk legt de minimale helling voor volledig gravitaire DWA-riolen bij een vullingsgraad van < 50% om een schuifspanning van 1N/m² te bekomen (bij een piekfactor van 1,7 en een debiet van 150 l/ie/dag) vast. Het afwateringsschema wordt getoetst aan deze voorwaarde Dimensionering De tabel op plan Rioleringsplan DWA geeft een gedetailleerde dimensionering van de verschillende strengen en toetsen het ontwerp aan de normering van de minimale helling. Uit de tabel mag worden geconcludeerd dat het ontwerp voldoet aan de code van de goede praktijk.

17 17

18 Aanvrager: ICM bvba Contact: Arnoud Van Steendam Ontwerpers: PLAN+ bvba Contact: Dirk De Loecker dirk@plan-plus.be