Besluit van de Deputatie

Transcriptie

1 Directie Leefmilieu dienst Milieu- en natuurvergunningen aanwezig André Denys, gouverneur-voorzitter Besluit van de Deputatie Alexander Vercamer, Marc De Buck, Peter Hertog, Jozef Dauwe, Eddy Couckuyt, Hilde Bruggeman, leden referte betreft verslaggever M03/41002/27/1/A/14/PW/CL SYRAL BELGIUM NV AALST de heer Jozef Dauwe Albert De Smet, provinciegriffier Besluit van de Deputatie, houdende het verlenen van de vergunning aan de nv Syral Belgium, Burchtstraat, 10 te 9300 Aalst voor de definitieve vergunning na vergunning van 1 jaar op proef voor de grondwaterwinning van een zetmeelverwerkend bedrijf, gelegen op de percelen, kadastraal bekend onder AALST AFD 1, Sectie A, Nr 1346/y, 1556/p, aan de Burchtstraat 10 te 9300 Aalst. De Deputatie, Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, met latere wijzigingen; Gelet op het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, met latere wijzigingen; Gelet op het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 21 oktober 1997, met latere wijzigingen; Gelet op het decreet betreffende het integraal waterbeleid van 18 juli 2003; Gelet op artikel 57 2 van het Provinciedecreet van 9 december 2005; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering, houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem I), met latere wijzigingen; Gelet op het besluit van 1 juni 1995 van de Vlaamse Regering houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II), met latere wijzigingen; Gelet op de volgende, lopende vergunningen in verband met het exploiteren van deze hinderlijke inrichting:

2 2 Milieuvergunningen: - Besluit van de Bestendige Deputatie van 8 januari 1998 (vanaf 1 augustus 1998 tot en met 31 juli 2018): verdere exploitatie van een zetmeelfabriek. - Ministerieel Besluit van 10 juli 1998 (tot en met 31 juli 2018): wijzigen besluit BD van 1 augustus 1998, nl. het opleggen van dagvrachten voor N en P m.b.t. de lozing van bedrijfsafvalwater. - Ministerieel Besluit van 2 maart 1999 (tot en met 31 juli 2018): rechtzetting van een materiële vergissing in het MB van 10 juli Besluit van de Bestendige Deputatie van 29 juli 1999 (tot en met 31 juli 2018): wijziging voorwaarde inzake de meetmogelijkheid van het huishoudelijk afvalwater. - Besluit van de Bestendige Deputatie van 25 oktober 1999 (tot en met 31 juli 2018): wijzigen voorwaarde inzake de temperatuur van het koelwater. - Ministerieel Besluit van 9 juli 2002 (tot en met 31 juli 2018): wijzigen bijzondere vergunningsvoorwaarden (P-norm en chloride-norm). - Besluit van de Bestendige Deputatie van 17 juli 2003 (tot en met 31 juli 2018): de uitbreiding met een UPS met een noodgroep. - Besluit van de Bestendige Deputatie van 19 mei 2004 (vanaf 19 augustus 2005 voor een termijn van 3 jaar): een grondwaterwinning van maximaal 600 m³/dag en m³/jaar uit een boorput van 204 m diep ((Paleozoïsche Sokkel HCOV-code: 1340). - Besluit van de Bestendige Deputatie van 7 april 2005 (tot en met 19 juli 2018): de uitbreiding met een verbrandingsinstallatie. - Besluit van de Deputatie 15 juni 2006 (tot en met 19 juli 2018): de uitbreiding met een bio-ethanol productie-eenheid. - Besluit van de Deputatie van 8 januari 2008 (1 jaar op proef): deels verlenen, deels weigeren van de hervergunning van een grondwaterwinning. Meldingen: - Besluit van de Bestendige Deputatie van 27 augustus 1998 (tot en met 31 juli 2018): uitbreiding van de productie van kationische zetmelen en met een scrubberinstallatie. - Besluit van de Bestendige Deputatie van 31 mei 2000 (tot en met 31 juli 2018): verhoging van de lijncapaciteit voor maltosestropen. - Besluit van de Bestendige Deputatie van 13 september 2001 (tot en met 31 juli 2018): uitbreiding met airco's en een opslagdepot voor explosieven, de uitbreiding en de verplaatsing van de verfopslag en het verminderen van de opslag van lichte en zware fuel. - Besluit van de Bestendige Deputatie van 31 oktober 2002 (tot en met 31 juli 2018): uitbreiding van de gasopslag, de dextrose- en de maldexproductie, uitbreiding met een pilootinstallatie voor de

3 3 polyolenproductie en een additionele opslag van suikerstropen, een verbetering van de glutenafscheiding en een energiebesparing op de HM-voorverdamper. - Besluit van de Bestendige Deputatie van 27 maart 2003 (tot en met 31 juli 2018): uitbreiding van de droge maldexproductie en de uitbreiding met een defosfateringsinstalllatie en een scheepslossing voor tarwe. - Besluit van de Bestendige Deputatie van 22 april 2004 (tot en met 31 juli 2018): uitbreiding van koelgroepen, koelruimtes, airco's, polyol pilot process en uitdienstname opslag F-depot voor explosieven. - Besluit van de Bestendige Deputatie van 24 juni 2004 (tot en met 31 juli 2018): wijziging en rechtzetting m.b.t. gasturbine. - Besluit van de Bestendige Deputatie van 23 september 2004 (tot en met 31 juli 2018): de uitbreiding van de productielijn "hoog maltose stroop" en " F9-stroop". - Besluit van de Deputatie 30 maart 2006 (tot en met 31 juli 2018): aktename van de CO 2 -uitstoot en een koelinstallatie. - Besluit van de Deputatie 18 oktober 2007 (tot en met 31 juli 2018): aktename van het plaatsen van een nieuwe kalksilo; Gelet op de milieuvergunningsaanvraag op ingediend door de nv Syral Belgium, Burchtstraat, 10 te 9300 Aalst voor de definitieve vergunning na vergunning van 1 jaar op proef voor de grondwaterwinning van een zetmeelverwerkend bedrijf, gelegen aan de Burchtstraat 10 te 9300 Aalst, op de percelen, kadastraal bekend onder AALST AFD 1, Sectie A, Nrs 1346/y, 1556/p, met als voorwerp: ; Gelet op de aangetekende brief van, waarmee de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning; Gelet op het gunstig advies van 28 juli 2009 van het College van Burgemeester en Schepenen van Stadsbestuur Aalst onder voorbehoud van de verdere uitvoering van de door de Deputatie opgelegde bijzondere voorwaarden; Gelet op het gunstig advies van 31 augustus 2009 van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Afdeling Milieuvergunningen dienst Oost-Vlaanderen (afgekort LNE) voor een termijn van 5 jaar onder de toepasselijke algemene en sectorale milieuvergunningsvoorwaarden en de bijzondere milieuvergunnings-voorwaarden vermeld in het besluit van de deputatie van 8 januari 2008 met uitzondering van artikel g); Gelet op het gunstig advies van 18 september 2009 van het Intern Verzelfstandigd Agentschap, Vlaamse Milieumaatschappij, Afdeling Operationeel Waterbeheer (afgekort VMM-Afdeling Operationeel Waterbeheer) voor een kortlopende termijn gekoppeld aan een afbouw van het debiet met

4 4 50% tov het jaar Op een termijn van 5 jaar dient een bijkomende afbouw van 25% te worden nagestreefd. De betreffende winning is gelegen Burchtstraat 10 te Aalst, met volgende kenmerken en dit mits naleving van de algemene milieuvoorwaarden VO1 en sectorale milieuvoorwaarden V93 en de hieronder vermelde bijzondere voorwaarden: A. KENMERKEN VAN DE WINNING : - Aard van de winning : verbuisde boorput - aantal : 1 - diepte van de winning : 204m B. TE VERGUNNEN DEBIETEN : max 440 m³ per dag en max m³ per jaar C. VERGUNNINGSTERMIJN : max. 5 jaar D. WATERVOERENDE LAAG : Cambro-Silluur Massief van Brabant (HCOV 1340) E. GEBRUIK VAN HET GRONDWATER : aanmaak van tarwebloemdeeg en het scheiden van zetmeel en gluten F. BIJZONDERE VOORWAARDEN: 1. In afwijking van artikel moet in de winningsput een rechte peilbuis worden voorzien, met een diameter van minstens 32mm, waarin een peillood of-logger kan neergelaten worden voor het meten van het grondwaterpeil; 2. In afwijking van artikel dient in de winningsput het peil continu te worden opgemeten en geregistreerd. Minstens twee maal per jaar dient daarbij de pomp gedurende minimum 48 uur te worden stilgelegd om een beeld te krijgen van het peil in rust. De resultaten van deze peilmetingen dienen jaarlijks gerapporteerd via het Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV). In afwijking van Vlarem II artikel dient in de wettelijk verplichte peilput minimum maandelijks het peil te worden opgemeten. De peilen worden genoteerd in een register en jaarlijks gerapporteerd via het Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV). 3. Het maximaal afpompingsniveau is 135,7 m maaiveld of -127 m TAW (= boven top van de filter). De pompen mogen in de putten ofwel niet dieper hangen dan dit niveau, ofwel dient op dit niveau een afslagmechanisme of stopelektrode te worden voorzien. In dit geval dient vermeden te worden dat in de pompputten het waterpeil in werking daalt tot onder het eerder vermeld niveau. 4. In afwijking van de artikels en van Vlarem II dient de winningsput te worden uitgerust met een debietmeter, geplaatst voor het eerste aftappunt van het gewonnen grondwater. Het opgepompte debiet dient continu te worden opgemeten en geregistreerd. 5. Er dienen 2 kwaliteitsanalyses per jaar uitgevoerd te worden op het onbehandelde grondwater. De stalen grondwater moeten door het laboratorium zelf worden genomen. Op het analyseformulier moet eveneens worden vermeld uit welke boorput het staal afkomstig is.

5 5 Het staal boorputwater moet rechtstreeks uit de boorput worden genomen. Gemengde stalen zijn niet toegelaten. De parameters die minstens bepaald moeten worden zijn: de anionen: S04--, N02-, N03-, Cl-, P04---, C03-, OH-, HC03, F-, allemaal uitgedrukt in mg/l; de kationen: Ca++, K+, Na+, Mg++, NH4+, Mn++, Fe++, Fe+++, allemaal uitgedrukt in mg/l; de zuurtegraad (ph) in Sörensen; de temperatuur in C; de elektrische geleidbaarheid in µs/cm bij 20 C; de totale hardheid in F; het zuurstofgehalte in mg/l; de alkaliteit ten opzichte van methyloranje in F; de alkaliteit ten opzichte van fenolftaleïne in F. De resultaten van de grondwateranalyses moeten via het Integraal Milieujaarverslag (IMJV) gerapporteerd worden. 6. Uiterlijk 90 dagen na aanleg van de peilput dient de correcte boorstaat en boorschema van de put, met vermelding van de exacte diepte van de put, lengte en plaats van de filter, naam en adres van de boorfirma, datum van boring, alsook een plannetje met aanduiding van de boorlocatie en een meting van het peil in rust, meegedeeld te worden aan VMM Afdeling Operationeel Waterbeheer O-Vl, Elfjulistraat 43 te 9000 Gent. G. AANDACHTSPUNT De exploitant is verplicht een buiten dienst gestelde grondwaterwinning op te vullen wanneer deze een potentieel gevaar betekent voor de kwaliteit van het grondwater. De opvulling dient te gebeuren overeenkomstig de code van goede praktijk voor boren, exploiteren en afsluiten van boorputten voor grondwaterwinning opgenomen in bijlage in Vlarem II.; Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van het Agentschap Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed, Ruimtelijke Ordening Oost- Vlaanderen (afgekort IVA-RO); Gelet op het gunstig advies van 22 september 2009 van de provinciale grondwaterdeskundigd voor het definitief verlenen van de vergunning na een proeftermijn, voor een termijn van 5 jaar; Gelet op het gunstig advies van 22 september 2009 van de provinciale milieudeskundige, overwegende: dat werd voldaan aan de opgelegde bijzondere voorwaarden ; dat evenwel het gebruik van ondiep grondwater nog steeds onvoldoende werd onderzocht; dat de beschikbare betrouwbare peilmetingen nog te beperkt zijn om zinvolle conclusies te trekken; dat gezien de problematiek van de sokkelwinningen in de regio van Aalst het aangewezen is om slechts een kortlopende termijn van 5 jaar toe te staan om deze winning en het regionale peil in de sokkel op korte termijn te kunnen opvolgen; dat het om die reden ook belangrijk is dat de sectoraal verplichte peilput wordt aangelegd;

6 6 voor een totale termijn van 5 jaar d.i. tot en met 7 januari 2013 onder de gecoördineerde milieuvergunningsvoorwaarden; Gelet op de volgende vaststellingen door de Provinciale Milieuvergunningscommissie: " De voorzitter licht de adviezen en het openbaar onderzoek toe. De commissie hoort de vertegenwoordiging van het bedrijf die de opmerkingen van de commissie aanhoort en die hier niets aan toe te voegen heeft"; Gelet op het gunstig advies van 29 september 2009 van de Provinciale Milieuvergunningscommissie (afgekort PMVC) voor een definitieve vergunning na een vergunning op proef, voor een totale termijn van 5 jaar d.i. tot en met 7 januari 2013 onder de gecoördineerde milieuvergunnings-voorwaarden; Overwegende dat wat de aanvraag betreft, het volgende kan gesteld worden: Syral Belgium NV is een zetmeelverwerkend bedrijf, dat onder meer glucosesiropen produceert die verschillende toepassingen vinden in oa. de voedingen drankenindustrie. De aangevraagde sokkelwinning werd slechts gedeeltelijk vergund (het debiet werd beperkt tot m³/jaar) en voor een termijn van 1 jaar op proef omdat geen rechte peilbuis van 32 mm werd geïnstalleerd en er dus ook geen continue peilmetingen en rustmetingen (2x per jaar na 48 u rust) werden uitgevoerd. Het bedrijf is in totaliteit een GPBV- en een BKG-inrichting. De voorliggende aanvraag heeft echter geen betrekking op beide aspecten (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging { EU-richtlijn 96/61/EEG} en broeikasgassen {artikel 1, 38 Vlarem I}). Er worden maximaal 552 werknemers tewerkgesteld. Er is een interne milieucoördinator aangesteld; Overwegende dat wat de planologische aspecten betreft, het volgende kan gesteld worden: De grondwaterwinning is volgens het gewestplan Aalst-Ninove- Geraardsbergen-Zottegem gelegen in een industriegebied. De inrichting is gelegen op de linker- en rechteroever van de Dender, in het centrum van Aalst. Op de linkeroever bevindt zich het grootste deel van het terrein waarop de productie-installaties gebouwd zijn. Op de rechteroever bevinden zich los- en laadinstallaties en opslagsilo's. Beide bedrijfsdelen zijn verbonden door transportinstallaties over de Dender. Langs de westelijke, noordelijke en zuidelijke kant is het industriegebied vrijwel volledig omgeven door woongebied. De onmiddellijke omgeving is er zeer dicht bewoond. Ten oosten van het bedrijfsterrein ligt voorbij de spoorlijn Gent- Brussel, een gebied waar afwisselend braakliggend terrein, bedrijfsterrein (o.a. slachthuis) en bewoning gelegen zijn;

7 7 Overwegende dat wat de milieuhygiënische aspecten betreft het volgende kan gesteld worden: In de vergunning op proef werden naast de toepasselijke algemene en sectorale milieuvergunningsvoorwaarden, volgende bijzondere milieuvergunningsvoor-waarden opgelegd: a) In afwijking van artikel moet in de winningsput een rechte peilbuis worden voorzien, met een diameter van minstens 32 mm, waarin een peillood of logger kan neergelaten worden voor het meten van het grondwaterpeil. b) In afwijking van de artikels en van VLAREM II dient de winningsput te worden uitgerust met een debietmeter, geplaatst voor het eerste aftappunt van het gewonnen grondwater. Het opgepompte debiet dient continu te worden opgemeten en geregistreerd. De opgepompte debieten moeten worden gerapporteerd via het Integraal Milieujaarverslag (IMJV). c) In afwijking van artikel dient in de winningsput het peil continu te worden opgemeten en geregistreerd. Minstens tweemaal per jaar dient daarbij de pomp gedurende minimum 48u te worden stilgelegd om een beeld te krijgen (van de evolutie) van het peil in rust. De peilen worden genoteerd in een register en gerapporteerd via het Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV). Bij het peil in werking wordt ook het ogenblikkelijk debiet genoteerd en bij het peil in rust de duur van de voorafgaande rustperiode. d) In toepassing van artikel mag het grondwaterpeil in de winningsput in geen geval dalen onder het dak van de laag. Het maximaal toelaatbaar afpompingsniveau in de winningsput bedraagt 135,7 m-mv (= 135,7 m onder het maaiveld of -127 mtaw); er dient vermeden te worden dat het peil in de put onder dit niveau daalt; daarvoor zijn er 3 mogelijkheden, nl: a) de pomp wordt boven voormeld niveau opgehangen; b) er wordt een afslagmechanisme voorzien dat de pomp stillegt wanneer voormeld niveau bereikt wordt; c) het debiet van de pomp wordt zo geregeld dat het peil in werking boven voormeld niveau blijft. e) In afwijking van artikel van VLAREM II moet de kwaliteit van het opgepompte ruwe grondwater (d.i. vóór de waterbehandeling) minstens 2 x per jaar worden geanalyseerd op de volgende parameters: ph, elektrische geleidbaarheid (in µs/cm), temperatuur, totale hardheid (in F), tijdelijke hardheid (in F), alkaliniteit t.o.v. methyloranje, alkaliniteit t.o.v. fenolftaleïne, en tevens minstens de volgende ionen (in mg/l): Anionen : SO 4 2- NO 3 - PO 4 3- OH - F - NO 2 - Cl - CO 3 2- HCO 3 - Kationen : Ca 2+ Na + NH 4 + Fe 2+ K + Mg 2+ Mn 2+ Fe 3+ De ionenbalans moet hierbij in evenwicht zijn; d.w.z. dat de fout op de ionenbalans maximum 5% mag bedragen. Deze fout kan als volgt berekend worden:

8 8 (kationentotaal anionentotaal) / (kationentotaal + anionentotaal) < 0,05. Deze analyses dienen bovendien aangevuld te worden met een onderzoek inzake de bacteriologische kwaliteit op volgende parameters: totale kiemen bij 37 C/ml, totale colibacteriën/100ml, fecale colibacteriën/100ml, fecale streptokokken/100ml. De resultaten van de grondwateranalyses moeten worden gerapporteerd via het Integraal Milieujaarverslag (IMJV). f) Om verontreiniging van de watervoerende laag te vermijden dienen de winningsputten bovenaan steeds goed te worden afgesloten. In het bijzonder dient vermeden te worden dat verontreiniging, insijpelend regenwater, oppervlaktewater of ondiep grondwater van bovenaf in de winningsputten terechtkomt. g) Er dient een studie uitgevoerd te worden inzake beperking van het gebruik van sokkelwater via waterbesparende maatregelen en/of het inzetten van alternatieve waterbronnen zodat een bijkomende afbouw van m³ kan gerealiseerd worden. Deze studie dient binnen de 8 maanden na datum besluit aan de VMM, afdeling Operationeel Waterbeheer en de vergunningverlenende overheid te worden overgemaakt Op 13 augustus 2009 werden via mail de volgende documenten door het bedrijf overgemaakt: Update argumentatie grondwatergebruik Microsoft Word _Syral_grww_studieVMW Analyse grondwater van GR-put Uit de vaststellingen van de milieu-inspectie blijkt dat er een debietmeter en een peilbuis met continue registratie aanwezig is zoals in de bijzondere voorwaarden is bepaald. De peilbuis werd in dienst genomen de eerste week van maart Ter illustratie werd in het document update argumentatie grondwatergebruik een 3-daags peil- en debietverloop in grafiekvorm weergegeven. De technische details betreffende de logger en datum van de installatie ontbreken in het document. Op basis van de weergegeven grafiek van 3 dagen (peil fluctueert tussen 100,7 en 100,9 m TAW) wordt het maximaal afpompingsniveau van 135,7 m onder maaiveld alvast voor deze specifieke periode (26/7 tot 29/7/09) gerespecteerd. De VMM-AOW beschikt enkel over deze peilmetingen gedurende 3 dagen voor de evaluatie van het naleven van het maximaal afpompingspeil. In het recentste integraal milieujaarverslag (IMJV), het IMJV dat betrekking heeft op 2008, worden slechts 2 metingen in werking gerapporteerd terwijl er voor het volledige jaar minstens 12 metingen in werking en minstens 12 metingen in rust dienen gerapporteerd te worden. Volgens de aanvrager valt de pomp stil van zodra het maximaal afpompingspeil bereikt wordt. In de hogervermelde documenten wordt geen gewag gemaakt van een analyse op diep grondwater. In het IMJV dat betrekking heeft op 2008 werd een analyse gerapporteerd. Wel werd een analyse van put GR 09/AG bij de documenten gevoegd ( analyse grondwater ). De GR-put heeft een diepte van 50 m en onttrekt bijgevolg water aan het Zand van Mons-en-Pévèle (HCOV 0923). Dit is een gespannen watervoerende laag en geen freatische zoals de aanvrager laat uitschijnen! Het labo besluit dat de resultaten niet voldoen aan de normen vermeld in het KB dd. 14/01/2002. Er werd een overschrijding

9 9 waargenomen voor ijzer alsook voor de richtwaarde van de parameter totaal kiemgetal. De opgelegde studie werd uitgevoerd, maar niet alle gevraagde aspecten werden besproken. Enkel de mogelijkheid van een winning in het Zand van Mons-en-Pévèle (HCOV 0923) werd onderzocht. Deze aquifer wordt afgedekt door de Klei van Aalbeke (HCOV 0910) en is dus een gespannen winning. De mogelijkheden voor een freatische winning werden niet onderzocht in de overgemaakte documenten! Binnen een straal van 2 km rond het bedrijf zijn er 11 lopende vergunningen voor een freatische winning (Quartair HCOV 0100) of een winning in het Zand van Mons-en-Pévèle (HCOV 0923) voor in totaal m³/j. Dit toont aan dat er, evenwel voor lagere debieten per put, alternatieven mogelijk zijn. Er wordt verder ook met geen woord gerept over de mogelijkheid tot verdere besparing op het sokkelwater d.m.v. waterbesparende maatregelen. De focus in de studie ligt op het mogelijk (niet-)gebruik van de alternatieven ondiep grondwater en leidingwater. Ter illustratie werd hierbij nog een VMW-studie betreffende de behandeling van ondiep grondwater gevoegd. Er wordt geconcludeerd dat er geen basis bestaat waarop kan beslist worden om de grondwatervergunning voor het oppompen van m³ per jaar niet te bevestigen. Inzake hogervermelde studie heeft de afdeling Operationeel Waterbeheer nog volgende bemerkingen: - M.b.t. de herkomst debiet m³/j Dit debiet duikt op in het besluit van de studie (p7: kan besloten worden dat om de grondwatervergunning voor het oppompen van m³/j niet te bevestigen), maar wordt nergens gemotiveerd. - peilmetingen Onder hoofdstukje conclusies peilmetingen wordt vermeld dat het peil in rust en in werking zich boven het dak van de sokkel bevinden. Hierbij wordt een debiet vermeld in werking van 16 m³ per uur. Per dag betekent dit 384 m³ of op jaarbasis m³ (365 dagen continu werkzaam), wat eerder een benadering is van het huidig vergund debiet ( m³ per jaar). Op basis van de voorliggende gegevens kan niet besloten worden dat het in 2008 aangevraagde debiet van m³/j kan opgepompt worden zonder het maximaal afpompingspeil te overschrijden. - kwaliteit van het ondiep grondwater Behandeling van ondiep (Mons-en-Pévèle-)grondwater zou volgens de aangeleverde documenten te duur zijn, mede door de noodzakelijke verwijdering van natrium waardoor een RO-installatie zou vereist zijn. Volgens het vergunningsaanvraagdossier vormde het sokkelwater met zijn hoge natrium-, fluoride- en chloridegehaltes geen groot risico vermits het gemengd wordt met leidingwater. Als natrium in sokkelwater geen probleem vormt (met gehaltes tot 600 mg/l), stelt zich de vraag waarom ondiep (Mons-en-Pévèle- )grondwater met gehaltes van slechts 250 mg/l wel een probleem vormen en een (dure) behandelingsinstallatie noodzakelijk is. Er dient bovendien opgemerkt te worden dat in de studie enkel vergeleken wordt met grondwater uit het Zand van Mons-en-Pévèle en niet met freatisch grondwater. Het natriumgehalte in Mons-en-Pévèle is niet representatief voor het freatisch grondwater in de omgeving van het bedrijf. Volgens peilput

10 10 N/21/15, gelegen op m ten zuiden van het bedrijf, bedraagt het natriumgehalte minder dan 30 mg/l. In het vergunningsaanvraagdossier wordt vermeld dat de lage hardheid van het sokkelwater een extra troef is. Volgens de analyse van het Mons-en-Pévèlegrondwater bedraagt de hardheid 11 F, wat duidelijk lager is dan de maximale hardheid van het leidingwater te Aalst (25 F volgens TMVW). Ondiep grondwater vertoont dus gunstigere waarden dan leidingwater. Op basis van voorgaande concludeert de VMM dat aan de meeste bijzondere voorwaarden werd voldaan maar dat de studie nog steeds de volgende vragen openlaat: mogelijkheden voor gebruik freatisch grondwater? noodzaak bijkomende investeringen voor RO-installatie voor Mons-en- Pévèle-grondwater? waterbesparende maatregelen? garantie respecteren maximaal toelaatbaar afpompingsniveau? peilmetingen en peilverloop in de sokkelput op basis van betrouwbare metingen? De aanvrager beschikt momenteel nog steeds niet over een aparte peilput. alhoewel deze sectorale voorwaarde al sinds 2005 van toepassing is. Volgens art van Vlarem II is de exploitant voor een winning van tot m³ per jaar uit een gespannen watervoerende laag verplicht minimaal 1 peilput aan te leggen met een filter in de aangepompte laag (HCOV sokkel) en een filter in elke hoger liggende aquifer (het landeniaan HCOV 1000 en het Quartair - HCOV 0100). Momenteel zijn deze nog niet aanwezig. In deze peilput dienen in elke filter ook peilmetingen uitgevoerd te worden. De gegevens van de put dienen na de aanleg overgemaakt te worden aan VMM- AOW. In de vergunning op proef werd reeds de problematiek geschetst van de overbemaling in de Sokkel in de regio Aalst. Naar aanleiding van de vastgestelde peildalingen in de diepe watervoerende lagen, werd door de Universiteit Gent in opdracht van de VMM (het toenmalige AMINAL-afdeling Water) een modeleringstudie uitgevoerd. De conclusie van dit rapport en de aanbevelingen zijn duidelijk: het huidige strenge vergunningsbeleid m.b.t. de diepe watervoerende lagen in Vlaanderen moet verder ontwikkeld worden, m.a.w. om een duurzame toestand voor de Sokkel, Krijt en Landeniaan te bekomen (in eerste instantie een stabilisatie van de peilen en ten tweede een significante stijging op lange termijn), moet het vergund debiet in deze lagen met 75% ten opzichte van het jaar 2000 worden afgebouwd. De conclusies van deze studie worden onderschreven door het MIRA, de beleidsnota ( ) en beleidsbrief ( ) van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur. In een straal van 5 km rond het bedrijf zijn er 3 andere vergunde winningen in de sokkel gekend voor een totaal jaardebiet van ongeveer m³. De aanvrager is dus in die regio veruit de grootste individuele verbruiker van sokkelwater; Overwegende dat LNE Milieu-inspectie op 7 september 2009 een evaluatieverslag uitbracht van de vergunning op proef. Hierin wordt het volgende opgemerkt: er werd een peilbuis geplaatst, voorzien van een continue registratie;

11 11 de debietmeter is aanwezig en bevindt zich voor het eerste aftappunt; hij werd geijkt in 2006 en is voorzien van een impulsteller; het debiet wordt continu geregistreerd; de pomp werd stilgelegd op 10 en 12 juli voor het in kaart brengen van het peil in rust; dit bevond zich op 90 m-mv; het peil bij werking van de pomp bevond zich eind juli op 100,8 m-mv; het peil daalt dus niet onder het maximum toegelaten afpompingsniveau zijnde 135,7 m-mv; de kwaliteit van het opgepompte ruwe grondwater werd geanalyseerd door Labo Van Vooren; hieruit blijkt wel dat niet wordt voldaan aan de kwaliteitseisen van het KB van 14 januari 2002 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water; dit bevestigt wat reeds werd vermeld als aandachtspunt in de proefvergunning; er werd een studie uitgevoerd m.b.t. het aanwenden van alternatieve bronnen; deze werd overgemaakt aan de bevoegde diensten; de wettelijk verplichte peilput als opgelegd in artikel van Vlarem II voor een grondwaterwinning, waarvan het vergunde volume meer dan m³ per jaar bedraagt, is niet aanwezig. Er wordt een positief advies verleend onder het voorbehoud dat de sectorale en bijzondere voorwaarden worden nageleefd Overwegende dat de exploitant, overeenkomstig artikel van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning steeds alle maatregelen dient te nemen om schade en hinder te voorkomen; Overwegende dat de vergunningverlenende overheid, overeenkomstig artikel 20 van het milieuvergunningsdecreet, onverminderd de bepalingen van dezelfde wetten, decreten en uitvoeringsbesluiten bij het verlenen van een vergunning bijzondere voorwaarden kan opleggen, met het oog op de bescherming van de mens en het leefmilieu; Overwegende dat, wat voorafgaat in acht genomen, kan gesteld worden dat de risico's voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting, mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Overwegende dat de gevraagde exploitatie milieuhygiënisch, stedenbouwkundig en planologisch verenigbaar is met de onmiddellijke omgeving; dat bijgevolg de gevraagde vergunning kan worden verleend; besluit: Artikel 1. Aan de nv Syral Belgium, Burchtstraat, 10 te 9300 Aalst wordt de definitieve vergunning verleend na vergunning van 1 jaar op proef voor de grondwaterwinning van een zetmeelverwerkend bedrijf aan de Burchtstraat 10 te 9300 Aalst, op de percelen, kadastraal bekend onder AALST AFD 1, Sectie A, Nrs 1346/y, 1556/p, met als voorwerp:

12 (1) een grondwaterwinning van maximaal 17 m³/uur, 400 m³/dag en m³/jaar uit 1 boorput van 204 m diep (Paleozoïsche Sokkel, HCOV 1340) Art. 2. De milieuvergunning wordt definitief verleend voor een termijn van 5 jaar d.i. tot en met 7 januari Art. 3. Deze milieuvergunning is afhankelijk van de strikte naleving van de volgende uitbatingsvoorwaarden: 1. Algemene milieuvoorwaarden 1 VLAREM.V01 Algemene milieuvoorwaarden algemeen 2 VLAREM.V02 Algemene milieuvoorwaarden geluid 2. Sectorale milieuvoorwaarden 3 VLAREM.V93 Winning van grondwater 3. Bijzondere milieuvoorwaarden 4 M.b.t. een grondwaterwinning a) In afwijking van artikel moet in de winningsput een rechte peilbuis worden voorzien, met een diameter van minstens 32 mm, waarin een peillood of logger kan neergelaten worden voor het meten van het grondwaterpeil. b) In afwijking van de artikels en van VLAREM II dient de winningsput te worden uitgerust met een debietmeter, geplaatst voor het eerste aftappunt van het gewonnen grondwater. Het opgepompte debiet dient continu te worden opgemeten en geregistreerd. De opgepompte debieten moeten worden gerapporteerd via het Integraal Milieujaarverslag (IMJV). c) In afwijking van artikel dient in de winningsput het peil continu te worden opgemeten en geregistreerd. Minstens twee maal per jaar dient daarbij de pomp gedurende minimum 48u te worden stilgelegd om een beeld te krijgen (van de evolutie) van het peil in rust. De peilen worden genoteerd in een register en gerapporteerd via het Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV). Bij het peil in werking wordt ook het ogenblikkelijk debiet genoteerd en bij het peil in rust de duur van de voorafgaande rustperiode. d) In toepassing van artikel mag het grondwaterpeil in de winningsput in geen geval dalen onder het dak van de laag. Het maximaal toelaatbaar afpompingsniveau in de winningsput bedraagt 135,7 m-mv (= 135,7 m onder het maaiveld of -127 mtaw); er dient vermeden te worden dat het peil in de put onder dit niveau daalt; daarvoor zijn er 3 mogelijkheden, nl: a) de pomp wordt boven voormeld niveau opgehangen; b) er wordt een afslagmechanisme voorzien dat de pomp stillegt wanneer voormeld niveau bereikt wordt; c) het debiet van de pomp wordt zo geregeld dat het peil in werking boven voormeld niveau blijft. e) In afwijking van artikel van VLAREM II moet de kwaliteit van het opgepompte ruwe grondwater (d.i. vóór de waterbehandeling) minstens 2 x

13 13 per jaar worden geanalyseerd op de volgende parameters: ph, elektrische geleidbaarheid (in µs/cm), temperatuur, totale hardheid (in F), tijdelijke hardheid (in F), alkaliniteit t.o.v. methyloranje, alkaliniteit t.o.v. fenolftaleïne, en tevens minstens de volgende ionen (in mg/l): Anionen : SO 4 2- NO 3 - PO 4 3- OH - F - NO 2 - Cl - CO 3 2- HCO 3 - Kationen : Ca 2+ Na + NH 4 + Fe 2+ K + Mg 2+ Mn 2+ Fe 3+ De ionenbalans moet hierbij in evenwicht zijn; d.w.z. dat de fout op de ionenbalans maximum 5% mag bedragen. Deze fout kan als volgt berekend worden: (kationentotaal anionentotaal) / (kationentotaal + anionentotaal) < 0,05. Deze analyses dienen bovendien aangevuld te worden met een onderzoek inzake de bacteriologische kwaliteit op volgende parameters: totale kiemen bij 37 C/ml, totale colibacteriën/100ml, fecale colibacteriën/100ml, fecale streptokokken/100ml. De resultaten van de grondwateranalyses moeten worden gerapporteerd via het Integraal Milieujaarverslag (IMJV). f) Om verontreiniging van de watervoerende laag te vermijden dienen de winningsputten bovenaan steeds goed te worden afgesloten. In het bijzonder dient vermeden te worden dat verontreiniging, insijpelend regenwater, oppervlaktewater of ondiep grondwater van bovenaf in de winningsputten terechtkomt. g) Het gebruik van ondiep grondwater als alternatieve bron dient nagegaan te worden rekening houdend met de opmerkingen en bedenkingen die in het advies van de VMM-AOW zijn geformuleerd. h) Uiterlijk 90 dagen na aanleg van de peilput dient de correcte boorstaat en boorschema van de put, met vermelding van de exacte diepte van de put, lengte en plaats van de filter, naam en adres van de boorfirma, datum van boring, alsook een plannetje met aanduiding van de boorlocatie en een meting van het peil in rust, meegedeeld te worden aan VMM Afdeling Operationeel Waterbeheer O-Vl, Elfjulistraat 43 te 9000 Gent. Art. 3bis. De exploitant wordt gewezen op de volgende aandachtspunten: Het opgepompte grondwater voldoet niet aan de kwaliteitseisen van het KB van 14 januari 2002 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water dat in de voedingsmiddelinrichtingen verpakt wordt of dat voor de fabricage en/of het in de handel brengen van voedingsmiddelen wordt gebruikt. Een buiten dienst gestelde grondwaterwinning dient te worden opgevuld wanneer deze een potentieel gevaar betekent voor de kwaliteit van het grondwater. De opvulling dient te gebeuren overeenkomstig de code van goede praktijk voor boren, exploiteren en afsluiten van boorputten voor grondwaterwinning opgenomen in bijlage in Vlarem II. De verplichte peilput dient onverwijld aangelegd te worden.

14 14 Art De in artikel 1 vergunde inrichting dient uiterlijk in gebruik te worden genomen binnen een termijn van 3 jaar, te rekenen vanaf de datum van onderhavige milieuvergunning. 2. In de mate dat voor de inrichting, die het voorwerp uitmaakt van de in artikel 1 bedoelde vergunning, krachtens het decreet houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening van 18 mei 1999, een stedenbouwkundige vergunning nodig is, wordt onderhavige milieuvergunning geschorst, zolang de stedenbouwkundige vergunning niet definitief is verleend. De aanvangsdatum van de vergunningstermijn van onderstaande milieuvergunning wordt verdaagd tot de dag dat deze stedenbouwkundige vergunning definitief verleend is. De exploitant dient de datum waarop de stedenbouwkundige vergunning werd verleend bij ter post aangetekende zending mee te delen aan de overheid die de milieuvergunning heeft verleend. 3. Wordt de in 2. bedoelde stedenbouwkundige vergunning geweigerd, dan vervalt de in artikel 1 bedoelde milieuvergunning van rechtswege op de dag van de weigering van de stedenbouwkundige vergunning in laatste aanleg. Art. 5. Onderhavige vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. Art Een bijkomende vergunning moet worden aangevraagd voor elke verandering van de vergunde inrichting. 2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant, dient uiterlijk tien kalenderdagen voor de datum van overname gemeld aan de vergunningverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning. 3. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd, overeenkomstig de bepalingen van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning, tussen de achttiende en de twaalfde maand voor het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning. Art. 7. Een eensluidend verklaard afschrift van deze beslissing zal, samen met het attest inzake de datum van de verzending, verzonden worden aan: - de exploitant; - het College van Burgemeester en Schepenen van Aalst; - de Provinciale Milieuvergunningscommissie; - het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Afdeling Milieuvergunningen dienst Oost-Vlaanderen; - het Intern Verzelfstandigd Agentschap, Vlaamse Milieumaatschappij, Afdeling Operationeel Waterbeheer; - het Agentschap Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed, Ruimtelijke Ordening Oost-Vlaanderen; - het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Afdeling Milieu-inspectie dienst Oost-Vlaanderen; - de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij; - het Intern Verzelfstandigd Agentschap, Vlaamse Milieumaatschappij; - de Federale Overheidsdienst, Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg; - de nv Aquafin;

15 15 Een soortgelijk afschrift wordt verzonden aan de bevoegde Burgemeester met de opdracht de beslissing bekend te maken, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk IX van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning. Art. 8. Tegen deze beslissing kan, overeenkomstig de modaliteiten en de termijnen beschreven in het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning (aangetekende brief binnen de 30 kalenderdagen na de betekening van deze beslissing), mits betaling van de voorgeschreven dossiertaks, beroep worden ingediend bij de Vlaamse Regering, vertegenwoordigd door de Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, p/a Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 Brussel. Gent, 15 oktober 2009 namens de Deputatie: de Provinciegriffier get. Albert De Smet de Gouverneur-Voorzitter get. André Denys Voor eensluidend afschrift, Namens de Provinciegriffier, De gemachtigde Ambtenaar, Raf Barzeele dienstchef