RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN VAN 26 APRIL 2013

Transcriptie

1 Notitie nummer: AN56.F RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN VAN 26 APRIL 2013 in zake van HET OPENBAAR MINISTERIE: bij wie zich heeft aangesloten als burgerlijke partij: CENTRUM VOOR GELIJKHEID KANSEN EN VOOR RACISMEBESTRIJDING autonome overheidsinstelling met rechtspersoonlijkheid opgericht bij de Wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding (B.S ), Koningsstraat 138, 1000 Brussel - ter zitting vertegenwoordigd door meester D. D., advocaat bij de balie te Brussel, kantoorhoudende 1050 Brussel, ( ). TEGEN: C. Hicham, bediende administratief werk, geboren te Deurne, op ( ), wonende te Antwerpen, ( ), Belg. VRIJ ONDER VOORWAARDEN BETICHT VAN: Te Antwerpen Hetzij door de misdaad of het wanbedrijf te hebben uitgevoerd of aan de uitvoering rechtstreeks te hebben meegewerkt, hetzij door enige daad tot de uitvoering zodanige hulp te hebben verleend dat de misdaad of het wanbedrijf zonder zijn bijstand niet had kunnen worden gepleegd; Bij inbreuk op artikel 22, 3 en 4 van de Wet van ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie, in één van de in artikel 444 Strafwetboek bedoelde omstandigheden, te hebben aangezet tot discriminatie of segregatie, haat of geweld jegens een groep, een gemeenschap of de leden ervan wegens één van de

2 beschermde criteria, en dit, zelfs buiten de in artikel 5 van dezelfde wet bedoelde domeinen, nl. jegens niet-moslims wegens hun geloof of levensbeschouwing I. op 13 september 2012 door op de website van de groepering S4B een publiekelijk raadpleegbaar filmpje te plaatsen/doen plaatsen getiteld 'ter verdediging van Mohamed S. waarop te zien en te horen is hoe inverdenkinggestelde een publiek van toehoorders toespreekt en waarin hij o.m. het volgende verklaart: "Zowel in het Westen als in de Arabische landen zijn er constant aanvallen op de moslims (...)de moslims worden uit hun huizen gedreven. Moslims worden vermoord. Moslima s worden verkracht. Kleine kinderen worden gemutileerd'. "We hebben gezien dat er een aanval is geweest op onze geliefde profeet (...) ze zijn begonnen in 2006 met karikaturen. Toen waren de moslims of toch bepaalde moslims die opgestaan zijn. Daarna waren bespottingen, het jaar erop waren bespottingen jegens onze profeet... en de reactie werd minder en minder. Maar doordat deze ongelovigen, deze vervloekte ongelovigen nu een hele film hebben gemaakt (...) Deze ongelovigen die houden niet op. Dit is weeral eens een bewijs dat deze ongelovigen nooit zullen ophouden. Deze ongelovigen zullen nooit ophouden. De profeet - Gods gebed en vrede zij met hem - heeft ons deze tijden vermeld, dat het vlees uit harten van deze ongelovigen zal uithalen en dat hij in de harten van moslims zwakte zal plaatsen." (-.) "Als we nu niet gaan opstaan voor onze geliefde profeet (...) dan zijn we niets waard en hebben we geen geloof in onze harten. Dan zijn we verloren. Als we nog niet eens in staan zijn om onze profeet (...), onze leider te verdedigen, dan verdienen we dat niet om de overwinning te krijgen (...) Ik heb hier een paar voorbeelden. Eén ervan is Abu R.. Hij was het gewoon om de profeet - Gods gebed en vrede zij met hem - te bespotten. En de profeet heeft tegen de metgezellen van de profeet gezegd: wie zal hem doden? Wie zal deze vernederende ongelovige doden? Daardoor stonden een paar metgezellen van de profeet op en zeiden: Wij - God bestrijde hem broeders -, waarbij eentje de klus moest klaren (..) Een ander voorbeeld is kijk, ik ben A. Die vervloekte Jood die de profeet durfde te bespotten met zijn gedichten. Wat is er gebeurd. Heeft de profeet gezegd? Heeft hij gezegd laat hem maar? Bij God niet. Wie zal hem doden?! Wie zal hem doden?! Daardoor gingen een paar metgezellen van de profeet langs de ongelovige en ze hebben hem misleid en naar buiten gebracht. En die metgezel van de profeet had gezegd tegen de andere metgezellen van de profeet: Kijk, als hij naar buiten komt, zal ik zijn hoofd vastpakken en kappen jullie zijn kop maar af' En zo is dat ook gebeurd. Dat wil zeggen, dit waren de metgezellen van de profeet. Dat wil zeggen, dit waren de mensen die de profeet durfden bespotten. Ze werden niet gespaard. 2

3 Dit is een grote zaak, dat wil zeggen, als wij niet gaan reageren op dit, bij God, Allah zal ons vervloeken... zal ons nooit de overwinning geven als we voor dit niet zouden opstaan (...) Mijn advies aan de moslims: sta op! Sta op! Dit is een kans. Dit is een kans om uw liefde te tonen aan Allah en zijn boodschapper." (...) Hij zei tegen de profeet: zeg aan de mensen, als jullie van Allah houden volg dan de profeet. Wat bedoelt hij met volg de profeet? Dat betekent: volg hem in zijn levenswijze, verdedig hem!! Offer voor hem op!! (...) "Het minste wat wij kunnen doen is opstaan en aan deze ongelovigen kunnen laten zien dat deze Oema nog mannen heeft. Dat er mannen in deze Oema zijn die dit niet zullen pikken. Ze pikken dit niet. Ons bloed gaan we allemaal opofferen voor de profeet (...) En weet dat we voor dit niet stil zullen blijven, en weet dat we dit nooit zullen pikken. Dit zullen we nooit pikken! Schiet mij liever neer, hak mij in stukken af, maar bespot de profeet niet, bespot de profeet niet. (...) Wanneer dat er een actie gebeurt, verwacht dan een reactie. Denk niet dat de moslims aan het slapen zijn; denk niet dat wij in een coma zitten; en denk niet dat we niets over hebben voor onze profeet. Want wij hebben alles over voor hem. Alles. Zelfs onze dood, en onze ouders, en onze rijkdommen, en onze zielen. Neem alles van mij weg, maar bespot de profeet niet. Verwacht maar acties, verwacht maar betogingen, en verwacht maar lawaai in de komende dagen. Dat wil zeggen, wij pikken dit niet, en zullen dit nooit pikken. En aan de moslims wil ik deze raad geven: sta op! Sta op!. Bij God, degene die niet opstaat, bij God, de profeet zal zichzelf distantiëren, Bij God, Allah zal nog niet eens naar u kijken" (.-) "En Allah zit nu naar ons te kijken: zullen zij reageren of zullen zij niet reageren? Kies welke kant waarbij je wil zitten. Bij de mensen die de eer hebben en de trots hebben om de profeet - Gods gebed en vrede zij met hem " te verdedigen? Of wil je bij de zijlijn blijven staan bij de huichelaars en met de ongelovigen en met de andere zeveraars? Advies aan de moslims: sta op! Verdedig de eer van jullie profeet! Verdedig de eer van jullie profeet! Want bij God, hij zal zijn rug toekeren en weten allemaal dat hij onze enige bemiddelaar is. Want denk even na dat hij zijn rug zal toekeren en dat hij zal zeggen: ik werd bespot, wat heb je gedaan? Je hebt het gewoon laten doen? Ze hebben mij pijn gedaan, ze hebben mijn eer gekrenkt, maar gij bleef gewoon kijken, ge bleef gewoon doen, ge bleef gewoon werken, ge bleef gewoon naar uw familie gaan en jij vond dat allemaal maar normaal. Bij God, we zullen niet rusten, wij zullen niet slapen, niet eten, niet drinken, tot het woord van Allah het allerhoogste zal zijn. En dat de vlag van - er is geen God buiten Godoveral zal wapperen in de wereld." II. op 15 september

4 Door op een manifestatie een publiek van toehoorders toe te spreken, waarbij o.a. volgende gezegdes publiekelijk gedaan werden: "Is dat niet door deze democratie dat onze geliefde profeet (?) wordt beledigd, wordt aangevallen, dat onze vrouwen worden aangevallen, dat onze moslims worden aangevallen? Is dat niet door deze democratie, is dat niet door deze vrijheid van religie en vrijheid van meningsuiting van deze nakomelingen van apen en varkens? Bij God, wij lusten die mensen rauw" "He joden van Khaybar! Het leger van Mohamed is onderweg" "Wij leven als moslims en we sterven als moslims en voor de islam voeren we strijd en als moslims ontmoeten we God." Gezien de stukken van het onderzoek; o00o Gehoord de burgerlijke partij in haar middelen en besluiten, ontwikkeld door meester D. D., advocaat bij de balie te Brussel, kantoorhoudende 1050 Brussel, ( ). Gehoord het Openbaar Ministerie in zijn vordering; Aangezien beklaagde, hoewel regelmatig gedagvaard, niet verschijnt; o00o I beoordeling van de feiten Beklaagde werd naar deze rechtbank verwezen op verdenking van inbreuken op de wet ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie. Meer bepaald wordt beklaagde ten laste gelegd om, in strijd met artikel 22 van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie, te hebben aangezet tot discriminatie of segregatie (artikel 22, 3 ) en haat of geweld (artikel 22, 4 ) jegens een groep, een gemeenschap of leden ervan, met name jegens nietmoslims, wegens hun geloof of levensbeschouwing, één van de door de wet beschermde criteria, in openbare bijeenkomsten of plaatsen, of in tegenwoordigheid van verscheidene personen in een plaats die niet openbaar is maar toegankelijk voor een aantal personen die het recht hebben er te vergaderen of ze te bezoeken. Zo wordt beklaagde enerzijds verweten een filmpje op Youtube te hebben geplaatst of doen plaatsen waarin hij optreedt als woordvoerder van de groepering S4B en waarin hij zijn ongenoegen uitspreekt over het bespotten van de profeet Mohammed, ondermeer in de film 'Innocence of Muslims', alsmede de toehoorders aanmaant om actie te ondernemen. Tevens wordt hem verweten op een manifestatie een publiek van toehoorders te hebben toegesproken met discriminerende en haatdragende bewoordingen jegens niet-moslims. 4

5 De in het dossier gevoegde kopies van beeldmateriaal of de weergave ervan in de voorliggende processen-verbaal, met name van filmpjes aangetroffen op Youtube, op de computer van beklaagde zelf en op de website van een nieuwsredactie, zijn een voldoende bewijs dat beklaagde heeft gesproken zoals wordt beschreven in de dagvaarding. De rechtbank dient de inhoud van de door beklaagde uitgesproken woorden en de omstandigheden waarin dit is geschied, af te toetsen aan de constitutieve elementen van de hem ten laste gelegde inbreuken op de wet ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie. In het filmpje waarvan sprake onder I wordt door beklaagde beschreven hoe de profeet Mohammed telkens opnieuw wordt bespot door 'de ongelovigen' die 'nooit zullen ophouden'. Er worden dan voorbeelden gegeven van personen die de profeet in het verleden eveneens hebben bespot, waarna metgezellen van de profeet dezen hebben gedood. Daarna worden de toehoorders opgeroepen tot actie en om de eer van de profeet te verdedigen. Tijdens de manifestatie vermeld onder II wordt de democratie, de vrijheid van religie en meningsuiting toegeschreven aan 'nakomelingen van apen en varkens' en aangeduid als een gevaar voor de moslims. Beklaagde verwijst naar de strijd die voor de islam wordt gevoerd en geeft aan "wij lusten die mensen rauw". Opdat beklaagde de grenzen van de vrije meningsuiting zou hebben overschreden en aldus de hem op grond van de wet van 10 mei 2007 ten laste gelegde feiten zouden zijn bewezen, dient beklaagde: - in de openbaarheid zoals bepaald door Artikel 444 SW - te hebben aangezet tot discriminatie of segregatie (art 22, 3 ) en / of tot haat of geweld (art 22, 4 ) - jegens een groep, een gemeenschap of de leden ervan, met name de niet-moslims - wegens hun geloof of levensbeschouwing - de vereiste van openbaarheid Door het filmpje vermeld onder I waarin beklaagde zijn boodschap verkondigt, te plaatsen of te laten plaatsen op de website Youtube op internet, begeeft hij zich met zijn boodschap op een forum dat door iedereen kan bezocht worden, en aldus een openbare plaats. Het lijdt ook geen twijfel dat beklaagde op het ogenblik van zijn daden zeer goed wist dat het filmpje waarin hij het woord nam voor S4B, mede gelet op de context van een op dat ogenblik wereldwijd geuit protest tegen de film 'Innocence of Muslims', onmiddellijk de nodige weerklank zou krijgen. De feiten omschreven onder II zijn, zoals duidelijk blijkt uit de opgenomen beelden en de vaststellingen van de verbalisanten, gebeurd in de openbaarheid. Beklaagde sprak zijn toehoorders toe op een ogenblik dat een zeer grote massa aanwezig was op de plaats van de feiten om deel te nemen aan feestelijkheden in Borgerhout. Hij werd door verschillende aanwezigen beluisterd. Aan de openbaarheidsvereiste van artikel 444 van het Strafwetboek is hiermee voor beide feiten voldaan. 5

6 - het aanzetten tot discriminatie of segregatie, en / of tot haat of geweld Beklaagde ontkent tijdens zijn samenvattend verhoor door de onderzoeksrechter met zijn boodschap te hebben aangezet tot haat of geweld. Beklaagde geeft wel toe dat het filmpje vermeld onder I 'redelijk provocatief' was. De bedoelingen van beklaagde die zich als vertegenwoordiger van de vereniging S4B richt met zijn, naar eigen zeggen, 'redelijk provocatieve' boodschap tot zijn toehoorders, kunnen, rekening houdend met het explosieve klimaat op het ogenblik van de feiten ingevolge het bekend raken van de film 'Innocence of Muslims', echter niet ernstig worden betwist. Het uitdrukkelijk verwijzen naar het doden, in opdracht van de profeet, van diegenen die de profeet bespotten, in combinatie met een oproep om `op te staan', 'de profeet te volgen', 'de eer van de profeet te verdedigen', kan moeilijk anders worden geïnterpreteerd dan als een oproep van beklaagde om te haten of geweld te plegen. De afbeeldingen van wapens en de bewoordingen 'support our troops' die in het filmpje worden getoond, ondersteunen de agressieve boodschap. Ook zijn beschrijving van de niet-moslims tijdens de manifestatie onder tenlastelegging II als 'nakomelingen van apen en varkens', en de in zijn toespraak gebruikte woorden als 'het leger van Mohammed', 'de strijd' en 'wij lusten die mensen rauw' zijn zonder meer haatdragend en discriminerend. De rechtbank acht dan ook het bijzonder opzet in hoofde van beklaagde om de haat en het geweld, en dienvolgens ook de discriminatie en segregatie, aan te wakkeren, bewezen. - jegens een groep of gemeenschap of de leden ervan, met name de niet-moslims Wat de groep betreft die door beklaagde wordt geviseerd met zijn aanzet tot haat en geweld, stelt de rechtbank vast dat beklaagde in zijn boodschap herhaaldelijk de tegenstelling tussen de moslims enerzijds en de niet-moslims anderzijds benadrukt. Hij verwijst in het filmpje vermeld onder I herhaaldelijk naar 'de ongelovigen' die hij op één lijn zet met 'de huichelaars' en 'de andere zeveraars'. Tijdens de manifestatie beschreven onder II zet hij de moslims tegenover de 'nakomelingen van apen en varkens', die de moslims aanvallen. Beklaagde polariseert aldus zeer duidelijk op grond van het criterium van de levensbeschouwing en het geloof en schildert de anderen af als vijanden van de moslims. Aldus wakkert hij bij de toehoorders de angst en dienvolgens ook de haat aan jegens de anderen, de 'ongelovigen'. - wegens hun geloof of levensbeschouwing Uit de inhoud van zijn boodschap blijkt dat de afkeer van de anderen en de aanzet tot geweld, haat en discriminatie jegens hen, zonder meer voortvloeit uit hun geloof of levensbeschouwing zelf. Dit is het criterium op grond waarvan de anderen moeten gewantrouwd worden. Rekening houdend met deze elementen is de rechtbank van oordeel dat door het openbaar tonen van het filmpje onder tenlastelegging I en het toespreken van de menigte omschreven onder tenlastelegging II beklaagde wel degelijk de hem ten laste 6

7 gelegde inbreuken op artikel 22, 3 en 4 van de wet van 10 mei 2007 in al hun constitutieve bestanddelen heeft gepleegd. II de strafmaat De feiten zijn ernstig. Beklaagde maakt gebruik van de islam en schuwt welbewust de haatdragende en agressieve taal niet. Hij bekommert zich hierbij geenszins om de ernstige schade die hij door zijn daden toebrengt niet alleen aan de door hem geviseerde personen en gemeenschap doch ook aan de gelovige moslims die op een vreedzame manier hun geloof willen beleven en op een respectvolle wijze willen samenleven met andersdenkenden. Het prediken van de haat ten aanzien van andersgelovigen of andersdenkenden getuigt in het algemeen van een totaal gebrek aan burgerzin, mondt uiteindelijk uit in ernstig leed bij alle betrokkenen en bemoeilijkt het samenleven van de verschillende gemeenschappen in onze maatschappij. De verschillende geloofsgemeenschappen die deel uitmaken van onze maatschappij, zullen verder samen een toekomst moeten uitbouwen. De samenhang tussen de verschillende groepen is vaak nog broos. Onze maatschappij heeft dan ook nood aan verzoenende en samenlevingsopbouwende initiatieven. De acties van beklaagde, die er blijkbaar plezier in vindt om met harde taal verdeeldheid te zaaien, ontwrichten onze samenleving en zijn dan ook zonder meer onbegrijpelijk. Door zijn gedrag brengt hij een grondrecht van eenieder, met name het recht op vrije meningsuiting, in gevaar. Hij misbruikt dit recht om anderen te schaden en haat te zaaien. Bovendien pleegde beklaagde deze feiten op een ogenblik dat de eigenlijke woordvoerder van S4B in de gevangenis verbleef wegens soortgelijke feiten. Beklaagde wilde met zijn daden blijkbaar duidelijk maken zich niets aan te trekken van de geldende rechtsregels die de pijlers vormen van onze samenleving, en tonen dat de ontoelaatbare praktijken met gebruik van de organisatie S4B gewoon zouden worden verder gezet ongeacht de acties die tegen individuele daders werden ondernomen. Klaarblijkelijk zag beklaagde zijn kans schoon om op deze manier zelf een grotere rol binnen de organisatie S4B te spelen. Ter zitting laat beklaagde verstek zodat niet kan worden gepeild naar zijn huidige levenswijze en intenties. Rekening houdend met deze elementen, is de rechtbank van oordeel dat de volgende gevangenisstraf met geldboete beklaagde moet bewust maken van de ernst van zijn strafbaar gedrag, en hem er tevens toe moet aanzetten zich in de toekomst vooraf te beraden over zijn daden en zich van nieuwe strafbare feiten te onthouden. Gelet op de ontwrichtende gevolgen van de daden van beklaagde voor de samenleving zal hij tevens worden ontzet uit zijn rechten zoals voorzien in artikel 31 van het strafwetboek voor een termijn van 5 jaar. Bij de strafmaat wordt rekening gehouden met de ernst van de feiten, alsmede met het strafrechtelijk verleden van beklaagde. Beklaagde liep in het verleden reeds 7

8 verschillende veroordelingen op voor de politierechtbank; voor het overige heeft hij een gunstig strafrechtelijk verleden. De in hoofde van beklaagde bewezen feiten werden door hem gepleegd met eenzelfde strafbaar opzet. OM DEZE REDENEN, DE RECHTBANK, Gelet op de artikelen 162, 162bis, 185, 186, 194, 195 van het Wetboek van Strafvordering, artikelen 1, 3, 7 van het Strafwetboek, artikelen 11, 12, 14, 31, 32, 34, 35, 36, 37 en 41 der wet van 15 juni 1935, gewijzigd door de wet van 3 mei 2003; de verordeningen van de Raad van de ministers nr. 974/98 dd. 3/5/1998 en nr. 1103/97 dd. 17/ 6/1997 en de wetten van 26/06/2000 en 30/06/2000 betreffende de invoering van de euro, artikelen 28, 29 der wet van 1 augustus 1985, artikelen 3 en 4 der wet van 17 april 1878, artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek, artikelen 44 en 45 van het Strafwetboek, en bij toepassing van de artikelen en wetsbepalingen zoals aangehaald in de hierboven vermelde tenlastelegging, en bij toepassing van de artikelen 25, 33, 38, 40, 65 en 66 van het Strafwetboek Rechtdoende op tegenspraak jegens de burgerlijke partij en bij verstek jegens beklaagde VEROORDEELT: -beklaagde hoofdens de vermengde feiten I en II tot een hoofdgevangenisstraf van EEN JAAR en tot een geldboete van VIJFTIG EUR. Ontzet veroordeelde voor een termijn van vijf jaar van de uitoefening van de rechten genoemd in artikel 31 eerste lid van het Strafwetboek. Verplicht veroordeelde, als bijdrage voor de financiering van het Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders, tot het betalen van een bijdrage van 25 EUR, bij toepassing van artikel 1 van de wet van 5 maart 1952, gewijzigd door de wet van 28/12/2011, vermeerderd met 50 decimes, en gebracht op 150 EUR. Verplicht veroordeelde tot betaling van de kosten van het geding belopende 124,81 EUR en, bij toepassing van artikel 91 van het Koninklijk besluit van 28 december 1950, tot een vergoeding van 51,20 EUR. 8

9 Zegt dat bij toepassing van artikel 1 der wet van 5 maart 1952 gewijzigd door de wet van 28/12/2011 de geldboete van 50 EUR, vermeerderd wordt met 50 decimes, zodat die geldboete 300 EUR bedraagt. Bepaalt de duur van de gevangenisstraf waardoor de geldboete vervangen kan worden, bij gebrek aan betaling binnen een termijn vermeld in artikel 40 van het strafwetboek, op 15 dagen; Rechtdoende over de vordering van de burgerlijke partij: De vordering van de BP vloeit voort uit hun wettelijke opdracht zoals voorzien in de wet van 15 februari De vordering is ontvankelijk en de gevorderde vergoeding vindt steun in de in hoofde van beklaagde bewezen feiten. De gevorderde vergoeding van 1 euro zal worden toegekend. Gelet op het verstek van beklaagde zal de minimumrechtsplegingsvergoeding worden toegekend. OM DEZE REDENEN, DE RECHTBANK, Verklaart de eis ontvankelijk en gegrond. Veroordeelt beklaagde om aan de burgerlijke partij te betalen, als schadevergoeding, de som van EEN EUR (1 euro) en de kosten waarin begrepen een rechtplegingsvergoeding van 82,50 euro. o00o Alles wat voorafgaat is, overeenkomstig de bepalingen der wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, in de Nederlandse taal geschied. Aldus gewezen door de hiernavermelde rechters die de zaak behandeld hebben en aan de beraadslaging hebben deelgenomen, en uitgesproken in openbare terechtzitting door de Voorzitter op zesentwintig april tweeduizend en dertien in aanwezigheid van het Openbaar Ministerie en de griffier. F. N., voorzitter van de kamer, rechter P. E. rechter, C. D. D. plaatsvervangend rechter, M. S. substituut-procureur des konings, J. S. griffier. 9