Inhoud De aanpassing van de reglementen heeft met name betrekking op een zestal onderwerpen.

Transcriptie

1 4 december 2007 Nr , LGW Nummer 33/2007 Zaaknr Voordracht van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten van Groningen tot vaststelling van het Reglement voor het waterschap Noorderzijlvest en het Reglement voor het waterschap Hunze en Aa's en het Reglement voor het wetterskip Fryslân. SAMENVATTING: In het voorliggend voorstel worden de reglementen voor de waterschappen Noorderzijlvest en Hunze en Aa's en wetterskip Fryslân gewijzigd. Dit als gevolg van de herziening van de Waterschapswet. Inleiding In december 2007 treedt naar verwachting de herziene Waterschapswet (Wet modernisering waterschapsbestel, stb 2007, 208) in werking. Als gevolg hiervan moeten alle provinciale waterschapsreglementen worden aangepast. Het implementatietraject kent een strakke tijdsplanning. Dit in verband met de landelijke waterschapsverkiezingen in het najaar van De planning voorziet een inwerkingtreding van de nieuwe reglementen met ingang van 31 maart Dat betekent dat de reglementen nu ter vaststelling worden aangeboden. Naast de wijzigingen die voortvloeien uit de wet is tevens getracht de waterschapsreglementen interprovinciaal te uniformeren. Bij het opstellen van de reglementen is dan ook gebruik gemaakt van een modelreglement dat door het IPO in overleg met de Unie van Waterschappen is opgesteld. De nadere invulling van het reglement is tot stand gekomen in nauw overleg met provincie Drenthe, Friesland, Overijssel en de waterschappen. Het reglement voor het waterschap Hunze en Aa's zal op grond van artikel 6 van de Waterschapswet bij gemeenschappelijk besluit van Groningen en Drenthe worden vastgesteld. Het reglement voor het waterschap Noorderzijlvest zal op grond van artikel 6 van de Waterschapswet bij gemeenschappelijk besluit van Groningen, Drenthe en Friesland (omdat een heel klein gedeelte van Noorderzijlvest in de provincie Friesland ligt) worden vastgesteld. Omdat Wetterskip Fryslân voor een heel klein gedeelte in de provincie Groningen ligt, zal het reglement voor het Wetterskip Fryslân op grond van artikel 6 van de Waterschapswet ook door PS van Groningen moeten worden vastgesteld. Inhoud De aanpassing van de reglementen heeft met name betrekking op een zestal onderwerpen. 1. De gewenste omvang van het algemeen bestuur (AB). 2. Er moeten in het reglement minimaal zeven en maximaal negen zetels worden toegedeeld aan specifieke belangencategorieën. Deze zogenaamde geborgde zetels worden toebedeeld aan bedrijven, bos- en natuurterreinbeheerders en agrariërs en overige ongebouwd. De niet geborgde zetels zijn voor de categorie ingezetenen. De provincie dient in het reglement het aantal geborgde zetels te bepalen en dit aantal zetels toe te wijzen aan de specifieke belangencategorieën. 3. In het reglement moeten de organisatie(s) worden aangewezen die de kandidaten voor de geborgde zetels voor de specifieke belangencategorie agrariërs en overig ongebouwd mogen benoemen. 4. In het reglement moet door de provincie een keuze worden gemaakt voor het al dan niet behouden van de kiesdistricten. 5. Aantal leden dagelijks bestuur. 6. Invulling toezicht. 33-1

2 Overwegingen Ad. 1. Omvang algemeen bestuur De wet maximeert de omvang van het algemeen bestuur op 30 leden. Het minimum aantal leden is 18. In de huidige situatie telt het AB van de Waterschappen Noorderzijlvest en Hunze en Aa's 31 zetels. Een verkleining van het huidige algemene bestuur is wenselijk. Een waterschap is geen algemene democratie, maar een functioneel bestuurorgaan, met een beperkte taak en een beperkt gebied. De waterschappen worden als functionele democratie ingekaderd door de algemene democratie, de provincies. Ook is er de landelijk trend om de algemeen besturen van bestuursorganen te verkleinen en slagvaardiger te maken. Geen uitzondering hoeft daarbij te worden gemaakt voor de waterschappen. Bij de bepaling van het totaal aantal zetels in de algemene besturen dient steeds het wettelijk uitgangspunt voor ogen te worden gehouden, dat in het voetspoor van de gangbare tendens bij de algemene bestuursorganen gemeenten en provincies in beginsel gestreefd wordt naar een verkleining van de algemene besturen van waterschappen. Deze tendens tot het verkleinen van het aantal bestuursleden is ook in de Waterschapswet doorgevoerd, door een maximum te stellen aan het omvang van het algemeen bestuur. Een bezetting van het maximale aantal van 30 leden is niet passend in deze tijd waar een slagvaardige en efficiënte overheid gevraagd wordt. Een verkleining van de algemene besturen van de waterschappen bevordert de doelmatigheid en slagvaardigheid van de besluitvorming. Een algemeen bestuur van 18 leden zou te klein zijn. Onze waterschappen zijn middelgroot, waardoor een zetelaantal van 18 onverantwoord zou zijn. (Vergelijk bijvoorbeeld Wetterskip Fryslân met waterschap Hunze en Aa's/Noorderzijlvest en Velt en Vecht. Dan blijkt dat Hunze en Aa's en Noorderzijlvest middelgrote waterschappen zijn.) Waterschap Hunze en Aa's Noorderzijlvest Fryslân Velt en Vecht Omvang in ha Wateroppervlak in km nb Sloot in km Dijk in km installaties Inwoners Cijfers ontleend aan binnenlands bestuur d.d. 16 december 2005 Bovendien zou bij een aantal van 18 zetels de invloed van het minimum aantal geborgde zetels (7) te groot zijn. Ingezetenen zouden meer dan 2/3 van de zetels in het algemeen bestuur moeten hebben. Vanuit die redenering zou een bestuur van 21 zetels, waarvan 7 geborgde (en dus 14 zetels voor de ingezetenen) mogelijk zijn. Om de invloed van de geborgde zetels nog iets verder te neutraliseren is een bestuur van 23 zetels wenselijk. Gelet op het feit dat het waterschap een functionele democratie is, de landelijke trend om bestuursorganen te verkleinen met het oog op doelmatigheid en slagvaardigheid, de omvang van de waterschappen (oppervlakte, aantal ingezetenen etc.) en de verhouding tussen ingezetenen en geborgde zetels, is besloten om de omvang van het algemene besturen voor waterschap Noorderzijlvest en voor waterschap Hunze & Aa s uit 23 zetels te laten bestaan. Ad 2. Aantal geborgde zetels en verdeling geborgde zetels Aantal geborgde zetels In de wet is, naast de invoering van een lijstenstelsel, voor geborgde zetels gekozen, waarbij de bestuursleden worden benoemd in plaats van gekozen. Er moeten volgens de wet in het reglement minimaal 7 en maximaal 9 zetels worden toegedeeld aan specifieke belangencategorieën (te weten bedrijven, bos- en natuurterreinbeheerders en agrariërs en overig ongebouwd, dit zijn de zogenoemde geborgde zetels ). De overige, niet geborgde zetels, zijn voor de categorie ingezetenen. In het reglement staat dat 7 zetels worden toegedeeld. Een minimumaantal van 7 geborgde zetels past het beste bij het IPO-standpunt van 2001 en 2005, waarin is gepleit voor het afschaffen van de specifieke belangencategorieën respectievelijk voor het schrappen van de verplichte vertegenwoordiging van specifieke belangencategorieën in het algemeen bestuur. Ook GS heeft zich in het verleden verzet tegen het stelsel van de geborgde zetels. GS heeft de wetgever via een gezamenlijk IPO-standpunt verzocht de geborgde zetels niet in de wet op te nemen, of, als ze toch zouden moeten worden opgenomen, de keuze voor de 33-2

3 hoeveelheid geborgde zetels over te laten aan de provincie (bij vaststelling van het reglement). Nu de geborgde zetels toch in de wet zijn opgenomen (met een bandbreedte van 7-9) ligt het voor de hand om het mimimumaantal van 7 vast te leggen in het reglement. De steeds verdergaande veralgemenisering van de taakuitoefening door de waterschappen (bredere taakuitoefening) leidt tot een relatief groot belang voor de categorie ingezetenen. Om zoveel mogelijk tegemoet te komen aan het belang van de categorie ingezetenen ligt het in de rede de zeggenschap van de specifieke belangencategorieën in het algemeen bestuur zoveel mogelijk te beperken. Verdeling geborgde zetels Doel van de geborgde zetels is het zekerstellen van de vertegenwoordiging van alle onderscheiden belangen in het waterschapsbestuur. De provincie dient bij de bepaling van de aantallen zetels per categorie rekening te houden met de mate van het belang van elke categorie. Artikel 13 lid 2 Waterschapswet formuleert het als volgt: "voor de bepaling van het aantal vertegenwoordigers van elk van de in artikel 12 bedoelde categorieën wordt in aanmerking genomen de aard en omvang van het belang of de belangen die de categorie heeft bij de uitoefening van de taken van het waterschap". De aard en omvang van het belang of de belangen die een categorie heeft bij de uitoefening van de taken van het waterschap moet dus op grond van de wet in aanmerking worden genomen bij de bepaling van het aantal vertegenwoordigers van elk van de geborgde categorieën. De omvang van de betaling door een categorie is volgens de Memorie van Toelichting als zelfstandig criterium uit het wetsartikel (artikel 13) geschrapt, omdat het geen direct afwegingscriterium meer is voor de mate van zeggenschap. Het accent ligt tegenwoordig op enerzijds de relatie belang-betaling (wie belang heeft betaalt) en anderzijds op de relatie belangzeggenschap (wie belang heeft, heeft zeggenschap) en minder op de relatie betalingzeggenschap. Met het verdwijnen van de symmetrie in de categorieën bij betaling en zeggenschap is een directe relatie immers niet meer mogelijk. Het gegeven dat bijvoorbeeld betaald wordt naar de mate van vervuiling door bedrijven kan op grond van de moderne invulling van de trits niet leiden tot het daardoor hebben van meer zeggenschap. Datzelfde geldt voor betaling in natura door natuurinstanties en agrariërs (bijvoorbeeld het leveren van een rol in het waterbeheer door agrariërs door sloten te onderhouden, baggerspecie 'om niet' op het land te ontvangen etc. of het spelen van een rol in de aanpak van wateropgaven door natuur (waterberging, verdrogingsbestrijding)). Volgens de Memorie van Toelichting (p.16) bij het wetsvoorstel kan de omvang van de betaling slechts een rol spelen als controlefactor. Als grondslag voor het bepalen van het belang dat een categorie heeft bij de uitoefening van de taak van het waterschap dient een objectief criterium gevonden te worden. Dat is de economische waarde geworden. De methode van de economische waarde geeft een goede weergave van de aard en de omvang van het door het waterschap te beschermen belang. Daarnaast is het een eenvoudige en transparante methode die aansluit bij de nieuwe financieringssystematiek. Vervolgens kan gekeken worden of er bestuurlijke overwegingen zijn om het zetelaantal te corrigeren. Reden voor bestuurlijke correctie zou gerechtvaardigd kunnen worden geacht indien bijvoorbeeld ongebouwd weinig economische waarde zou hebben, terwijl die categorie in zeer grote mate inkomensafhankelijk is bij de taakuitoefening door het waterschap. Gezien het grote areaal landbouwgrond in onze provincie speelt deze bestuurlijke correctie geen rol. Ook hebben wij voor de categorieën natuur en ongebouwd geen reden gevonden om het zetelaantal te corrigeren. Volgens de wet krijgt elke categorie minimaal 1 zetel. De specifieke belangencategorieën hebben daarnaast de mogelijkheid om via het lijstenstelsel extra zetels te bemachtigen. In het reglement is opgenomen dat er 7 geborgde zetels toegedeeld worden, te verdelen als volgt: Agrariërs/overig Bedrijven Bos/natuur ongebouwd Met deze verdeling recht wordt gedaan aan de verhouding in de gebieden. Beide waterschappen kennen in vergelijking met andere waterschappen relatief weinig bos en natuur. Met een verdeling op basis economische waarde is één zetel voor bos en natuur het hoogst haalbare. Ad. 3 Aanwijzen benoemende instantie voor agrarisch en overig ongebouwd In het reglement dient de organisatie (of organisaties) te worden aangewezen die de kandidaten voor de geborgde zetels voor de specifieke belangencategorie agrariërs en overig ongebouwd mogen benoemen. Deze organisatie moet representatief zijn en continuïteit hebben. (Voor de categorie bedrijven zal de benoeming van de kandidaten plaatsvinden door de Kamer van Koophandel. Voor natuurterreinbeheerders zal het Bosschap worden belast met de benoeming van 33-3

4 kandidaten. Dit is beide bij wet geregeld.) Voor het aanwijzen van de benoemende instantie voor het agrarisch en overig ongebouwd wordt LTO-Noord aangewezen. LTO-Noord heeft binnen alle betrokken waterschappen een hoge dekkingsgraad. Het aanwijzen van LTO-Noord als benoemende instantie ligt daarom voor de hand. Ad.4. Kiesdistricten. Ten vierde moet in het reglement een keuze worden gemaakt voor het al dan niet behouden van de kiesdistricten voor de ingezetenenverkiezingen. Kiesdistricten betekenen dat per kiesdistrict aparte verkiezingen worden georganiseerd voor een tevoren bepaald aantal zetels. Hoofdlijn van de wetgever is dat, vanuit democratisch oogpunt, verkiezingen over het hele waterschapsgebied in principe de voorkeur genieten. Echter, als instrument voor de borging van de specifieke regionale belangen, is er de mogelijkheid tot het instellen van kiesdistricten. De behoefte aan borging kan aanwezig zijn bij die waterschappen waar grote verschillen zijn in bevolkingsdichtheid (bijvoorbeeld sterk verstedelijkt gebied naast platteland) of in waterhuishoudkundige belangen. Tot nu toe is dit in ons gebied niet gebleken. Er worden daarom geen kiesdistricten ingesteld. De bestaande kiesdistricten kunnen worden afgeschaft aangezien de invoering van het lijstenstelsel deze overbodig maakt en aangezien de kiesdistricten niet bijdragen aan een vereenvoudiging van het kiesstelsel, de vergroting van de transparantie en een verbeterde democratische legitimiteit. Door het instellen van kiesdistricten wordt immers de invloed van de kiezer op het verkiezingsproces op een aantal manieren beperkt: de verdeling van de zetels over het gebied wordt niet aan de kiezer overgelaten (is vooraf reglementair vastgelegd), belangengroepen die in het gehele waterschap mee willen doen hebben te maken met extra beperkingen (moeten in meer kieskringen een lijst indienen), het verkiezingsproces wordt ingewikkelder en daardoor minder transparant voor de kiezer. Daarnaast zullen de verkiezingen qua organisatie ingewikkelder en duurder worden. Ook is het zo dat als er kiesdistricten worden ingesteld, van tevoren het aantal zetels voor dat kiesdistrict is vastgelegd. Een hoge of lage opkomst is dan niet meer bepalend voor de zetelverdeling. Daarom worden er in dit reglement geen kiesdistricten ingesteld. Ad.5. Aantal leden dagelijks bestuur Niet voortvloeiend uit de nieuwe Waterschapswet, maar wel van belang is het aantal leden voor het dagelijks bestuur (exclusief de voorzitter). Hierbij kan het minimum- en het maximumaantal worden aangegeven. In het reglement wordt het maximumaantal vastgesteld op 4 (exclusief de voorzitter) en wordt het minimum vastgesteld op 2 (het wettelijk minimum). Het dagelijks bestuur moet niet groter zijn dan strik noodzakelijk. Daarnaast is in het reglement opgenomen dat ontheffing kan worden verleend van de verplichting dat db-leden uit het AB worden gekozen. Dit maakt het mogelijk dat dagelijks bestuursleden van buiten het AB kunnen worden benoemd. Ad.6. Invulling toezicht Huidige invulling van het toezicht wordt gehandhaafd en eventuele wijzigingen worden pas met de komst van de waterwet doorgevoerd. Dat betekent dat peilbesluiten die in de verordening zijn opgenomen voor goedkeuring in aanmerking komen. Beslissingen tot aanleg of verbetering van waterstaatswerken waarvan in betekenende mate een wijziging van de waterstaatkundige situatie te verwachten is, komen ook voor goedkeuring in aanmerking. Procedure Voor het wijzigen van reglementen van waterschappen is op grond van artikelen 3 en 4 van de Waterschapswet twee maal een bestuurlijk overleg verplicht. In het 'artikel 3 overleg' treden GS vóór de bepaling van hun standpunt in overleg met het dagelijks bestuur van het waterschap of de waterschappen die het betreffen. Dit overleg heeft in februari plaatsgevonden. In het daaropvolgende artikel 4 overleg wordt het standpunt van GS in een overleg met het dagelijks bestuur van het waterschappen kenbaar gemaakt. Dit artikel 4 overleg heeft plaatsgevonden op 3 juli jl. De dagelijks besturen van de waterschappen Noorderzijlvest en Hunze en Aa's hebben op grond van artikel 4 waterschapswet ingestemd met het voorontwerp reglement. Na vaststelling van de reglementen door PS, zullen deze ter goedkeuring naar de Minister worden gezonden. Tegen deze goedkeuring van het besluit (tot wijziging van de taak of het gebied van een waterschap) staat beroep open bij de Raad van State op grond van artikel 5, tweede lid, van de Waterschapswet. Na goedkeuring van de minister zullen de goedkeuring en de reglementen worden gepubliceerd. Met ingang van 31 maart 2008 treden de reglementen inwerking en zal er een start worden gemaakt met de voorbereidingen van de waterschapsverkiezingen. 33-4

5 Motie Nadat de leden van PS geïnformeerd waren over de wijziging van de waterschapsreglementen die aanstaande was en de denkrichting van GS is er op 27 juni 2007 in PS een motie aangenomen. In overleg met de waterschapsbesturen zou het college moeten streven naar een bestuursomvang van tenminste 18 direct gekozen leden (dat wil zeggen een omvang van het AB van minimaal 25 leden) en zou er gestreefd moeten worden naar een verhouding in de geborgde zetels van 3 voor de categorie agrariërs/overig ongebouwd, 2 voor de categorie bedrijven en 2 voor de categorie bos- en natuurterreinbeheerders. Zoals aangegeven in onze brief van 14 september 2007 ( /37/A.10, LGW) is er tijdens het artikel 4 overleg door de gedeputeerde verschillende malen met klem de motie van de staten naar voren gebracht en is er gestreefd naar de in de motie genoemde bestuurssamenstelling. Zowel bij de provincie Drenthe als bij de waterschappen bestond geen draagvlak voor de standpunten zoals deze verwoord waren in de motie. Besloten is derhalve de ontwerpreglementen voor de waterschappen op te stellen naar de gezamenlijke uitgangspunten zoals die eerder gedeeld werden door GS Drenthe, ons college, en de waterschappen. Zienswijzen Op 11 september 2007 zijn de ontwerpreglementen door GS van Groningen, Drenthe en Fryslân vastgesteld. Van 17 september tot en met 29 oktober 2007 hebben GS en de Commissie ex artikel 6 Waterschapswet op grond van artikel 4 van de Waterschapswet de ontwerpreglementen voor de waterschappen Hunze en Aa's en Noorderzijlvest ter inzage gelegd ten behoeve van inspraak (afdeling 3.4 van de Awb). Van deze mogelijkheid om zienswijzen in te dienen hebben 6 personen en/of instanties gebruik gemaakt. Uit de diversiteit van de zienswijzen valt af te leiden dat het onderwerp breed leeft. Zo is er een zienswijze van een particulier, een die betrekking heeft op bedrijfsgebouwd, een van de Kamer van Koophandel, twee van de Milieufederatie, en een van de LTO. Gedeputeerde Staten hebben zich in het artikel 4 overleg het recht voorbehouden om bij de behandeling van de zienswijzen de overwegingen van PS opnieuw tegen het licht te zullen houden. Nadat de zienswijzen ingediend waren, heeft er overleg met Gedeputeerde Staten van Drenthe plaatsgevonden. Daarin zijn van onze zijde nogmaals de argumenten naar voren gebracht om tot een zetelaantal te komen van 25 en tot een andere verdeling van de geborgde zetels (zoals verwoord in de motie van Provinciale Staten d.d. 27 juni 2007). Gezamenlijk zijn we tot de conclusie gekomen dat, gezien de inhoud van de reacties en de verschillende aard (en soms ook tegenstrijdigheid) van de reacties, alsmede de opstelling van de waterschappen in het art. 4 overleg d.d. 3 juli 2007 er geen aanleiding is het totale zetelaantal en de zetelverdeling anders vorm te geven." Op 4 december 2007 hebben GS de reactie op de zienswijze vastgesteld. De reactienota is als bijlage bij deze voordracht gevoegd. Per zienswijze wordt een reactie gegeven en wordt aangegeven of dit geleid heeft tot wijziging van de ontwerpreglementen. Degene die in het kader van de inspraak hebben gereageerd, hebben na vaststelling door GS een exemplaar van deze commentaarnota ontvangen. (De ingediende zienswijzen liggen terinzage in de statenkast.) Kaart De gebieden van de waterschappen worden aangegeven op kaarten (schaal 1: ) die als onderdeel van de reglementen wordt vastgesteld (op grond van artikel 2, tweede lid van de reglementen). De gebieden veranderen niet ten opzichte van de bestaande situatie. Een verkleinde versie van de kaart is bij deze voordracht gevoegd. De kaart op de juiste schaalgrootte (1: ) ligt in de statenkast ter inzage. Friesland Zoals elke provincie in Nederland heeft ook de provincie Friesland in verband met de inwerkingtreding van de nieuwe Waterschapswet de reglementen voor hun waterschap, Wetterskip Fryslân, aangepast. Omdat Wetterskip Fryslân voor een heel klein gedeelte in de provincie Groningen ligt, zal het reglement voor het Wetterskip Fryslân op grond van artikel 6 van de Waterschapswet ook door PS van Groningen moeten worden vastgesteld. De voorbereiding van dit reglement was door ons opgedragen aan GS van de provincie Friesland. Bij de keuze voor de grootte en de samenstelling van het bestuur zijn dezelfde uitgangspunten gehanteerd als voor de Groningse waterschappen. Als grootste waterschap van Nederland is gekozen voor een totaal zetelaantal van 25, en op basis van de economische waarde is gekomen tot een verdeling van 33-5

6 zeven geborgde zetels (3 voor bedrijven, 1 voor natuur en 3 voor ongebouwd). (De statenvoordracht van de provincie Friesland ligt ter inzage in de statenkast.) Goedkeuring Minister Na vaststelling van de reglementen zullen deze ter goedkeuring gezonden worden aan de Minister van Verkeer en Waterstaat. Voorstel Wij stellen u voor in te stemmen met het Reglement voor het waterschap Noorderzijlvest en het Reglement voor het waterschap Hunze en Aa's en het Reglement van het Wetterskip Fryslân door de in ontwerp bij deze voordracht gevoegde besluiten vast te stellen; Groningen, 4 december Gedeputeerde Staten van Groningen: M.J. van den Berg, voorzitter. H.J. Bolding, secretaris. 33-6

7 Nr. 33/2007 I. GEMEENSCHAPPELIJK BESLUIT PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN, DRENTHE EN FRYSLÂN Gelezen de voordracht van gedeputeerde staten van Groningen van 4 december 2007, nr , LGW en gedeputeerde staten van Drenthe van 4 december 2007, nr.. en gedeputeerde staten van Fryslân van 4 december 2007, nr.. Gelet op artikel 6 van de Waterschapswet; BESLUITEN, IEDER VOOR ZOVER HET HUN BEVOEGDHEID BETREFT: ARTIKEL I Het Kiesreglement voor het waterschap Noorderzijlvest in te trekken met ingang van 31 maart ARTIKEL II Het reglement voor het waterschap Noorderzijlvest en het Overgangsreglement voor het waterschap Noorderzijlvest in te trekken met ingang van 31 maart ARTIKEL III Het Reglement voor het waterschap Noorderzijlvest vast te stellen en komt te luiden als volgt: REGLEMENT VOOR HET WATERSCHAP NOORDERZIJLVEST 2008 Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen Artikel 1 Begripsomschrijvingen Dit reglement verstaat onder: a. categorie bedrijven: categorie waartoe behoren degenen die krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebouwde onroerende zaken in gebruik hebben als bedrijfsruimte als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder d, van de wet; b. categorie ingezetenen: categorie waartoe behoren degenen die hun werkelijke woonplaats in het waterschap hebben als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de wet; c. categorie natuurterreinen: categorie waartoe behoren degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van natuurterreinen als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder c, van de wet; d. categorie ongebouwd: categorie waartoe behoren degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken, niet zijnde natuurterreinen als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder b van de wet; e. Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Drenthe en Groningen, tenzij in het reglement anders is bepaald; f. watersysteem: samenhangend geheel van één of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen, met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken; g. wet: Waterschapswet. 33-7

8 Hoofdstuk 2 Gebied, zetel en taak van het waterschap Artikel 2 Gebied van het waterschap 1. Er is een waterschap met de naam Noorderzijlvest, verder aan te duiden als het waterschap. 2. Het gebied van het waterschap is aangegeven op de bij dit reglement behorende kaart, onderscheidenlijke kaarten. 3. De grenzen van het in het tweede lid bedoelde gebied kunnen nader worden aangegeven op door gedeputeerde staten vast te stellen detailkaarten. Van elk van de kaarten, bedoeld in het tweede en derde lid, berust een exemplaar bij het waterschap en bij de provincies Drenthe en Groningen. Artikel 3 Vestigingsplaats van het waterschap Het waterschap is gevestigd in een door het algemeen bestuur te bepalen gemeente. Artikel 4 Taak van het waterschap 1. De taak van het waterschap is de waterstaatkundige verzorging van zijn gebied, voorzover deze taak niet aan andere publiekrechtelijke lichamen is opgedragen. 2. De taak, bedoeld in het eerste lid, omvat de zorg voor: a. het watersysteem; b. vaarwegen voor zover deze zorg bij inwerkingtreding van dit reglement bij het waterschap berustte; c. het zuiveren van afvalwater, hieronder mede begrepen: 1. het stedelijk afvalwater dat afkomstig is vanuit het beheersgebied van een aangrenzende waterkwaliteitsbeheerder en dat krachtens artikel 15a, eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren om doelmatigheidsredenen wordt gezuiverd op een zuiveringstechnisch werk dat in beheer is bij het waterschap; 2. de verwerking van primair zuiveringsslib, het ontwateren van zuiveringsslib, de eindverwerking van zuiveringsslib en laboratoriumwerkzaamheden. Hoofdstuk 3 De samenstelling en inrichting van het waterschapsbestuur Artikel 5 Benaming bestuursorgaan De voorzitter wordt aangeduid als dijkgraaf. 1. Het algemeen bestuur Artikel 6 Omvang algemeen bestuur Het algemeen bestuur bestaat uit 23 leden. Hiervan vertegenwoordigen: a. 16 leden de categorie ingezetenen; b. 4 leden de categorie ongebouwd; c. 1 leden de categorie natuurterreinen; d. 2 leden de categorie bedrijven. Artikel 7 Benoeming vertegenwoordigers geborgde zetels 1. Voor de categorie bedrijven worden door de Kamer van Koophandel Noord-Nederland twee vertegenwoordiger benoemd. 2. Voor de categorie ongebouwd worden door LTO-Noord vier vertegenwoordigers benoemd. 33-8

9 Artikel 8 Reglement van orde 1. Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast. 2. In het reglement van orde worden in ieder geval regels gesteld ten aanzien van de wijze van oproeping tot vergadering, de openbaarheid van de vergaderingen, het vergader- en het besluitquorum, de handhaving van de orde tijdens de vergaderingen en de wijze waarop de stemmingen plaatsvinden. 2. Het dagelijks bestuur Artikel 9 Omvang dagelijks bestuur Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en een door het algemeen bestuur te bepalen aantal andere leden dat hooguit vier bedraagt. Artikel 10 Benoeming leden dagelijks bestuur 1. De benoeming van de leden van het dagelijks bestuur met uitzondering van de voorzitter vindt plaats in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling. 2. Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 41, tweede lid, van de wet. 3. De tot lid van het dagelijks bestuur benoemde wordt geacht de benoeming niet aan te nemen, indien de voorzitter op de tiende dag na kennisgeving van de benoeming nog geen schriftelijke mededeling van hem heeft ontvangen dat hij de benoeming aanvaardt. 4. Wanneer de benoeming niet is aangenomen, geschiedt zo spoedig mogelijk een nieuwe benoeming. 5. De benoeming ter vervulling van een plaats die tussentijds openvalt geschiedt zo spoedig mogelijk nadat de opengevallen plaats in het algemeen bestuur is vervuld, tenzij het algemeen bestuur besluit het aantal leden van het dagelijks bestuur te verminderen, dan wel toepassing wordt gegeven aan het tweede lid. Artikel 11 Ingang benoeming leden dagelijks bestuur 1. In het geval van artikel 10, eerste lid, gaat de benoeming van degene, die de benoeming tot lid van het dagelijks bestuur heeft aangenomen, in op het tijdstip waarop ten minste de helft van het aantal leden van het dagelijks bestuur zijn benoeming heeft aangenomen of, indien de aanneming van de benoeming op een later tijdstip plaatsvindt, op dat tijdstip. 2. Vanaf het tijdstip van aftreden van de leden van het dagelijks bestuur tot het tijdstip waarop ten minste de helft van het aantal leden van het dagelijks bestuur de benoeming heeft aangenomen, treedt de voorzitter in de plaats van het dagelijks bestuur. Artikel 12 Ontslag op eigen initiatief 1. Een lid van het dagelijks bestuur, niet zijnde de voorzitter, kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet daarvan schriftelijk mededeling aan het algemeen bestuur. 2. Het ontslag gaat in met ingang van de dag, gelegen een maand na de dag waarop hij zijn ontslag heeft genomen of zoveel eerder als zijn opvolger de benoeming heeft aangenomen. Artikel 13 Vervanging leden dagelijks bestuur 1. Bij langdurige afwezigheid van een lid van het dagelijks bestuur, of indien een lid van het dagelijks bestuur met de waarneming van het ambt van voorzitter is belast, kan hij worden vervangen door een lid van het algemeen bestuur, aan te wijzen door het algemeen bestuur. 2. Degene die gedurende meer dan dertig dagen onafgebroken voor een lid van het dagelijks bestuur heeft waargenomen, geniet een vergoeding ten bedrage van de voor dat lid vastgestelde bezoldiging. De vergoeding wordt verminderd met hetgeen als lid van het algemeen bestuur als vergoeding wordt ontvangen. 33-9

10 Artikel 14 Reglement van orde 1. Het dagelijks bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast, dat aan het algemeen bestuur wordt toegezonden. 2. In het reglement van orde worden voor de vergaderingen in ieder geval regels gesteld ten aanzien van de wijze van oproeping tot vergadering, het vergaderquorum, het besluitquorum, de handhaving van de orde tijdens de vergaderingen en de wijze waarop de stemmingen plaatsvinden. 3. De voorzitter Artikel 15 Benoeming voorzitter 1. Alvorens een aanbeveling voor de benoeming van de voorzitter als bedoeld in artikel 46, derde lid, van de wet, wordt opgemaakt, wordt, behalve in het geval van herbenoeming, een open sollicitatieprocedure gevolgd. 2. Indien de aanbeveling uit meer dan één persoon bestaat, wordt over iedere plaats op de aanbeveling afzonderlijk gestemd. 3. De aanbeveling voor de benoeming van de voorzitter, bedoeld in artikel 46, derde lid, van de wet wordt, samen met een uittreksel uit de notulen van de gehouden stemming door het algemeen bestuur, gezonden aan gedeputeerde staten van Groningen, die de aanbeveling, gedeputeerde staten van Drenthe gehoord, doorzenden aan de Minister van Verkeer en Waterstaat. 4. De aflegging van de eed (verklaring en belofte), bedoeld in artikel 50 van de wet, vindt plaats in handen van de Commissaris van de Koning in de provincie Groningen. Artikel 16 Woonplaats voorzitter 1. De voorzitter heeft zijn werkelijke woonplaats in het gebied van het waterschap. 2. Het algemeen bestuur kan van het eerste lid ontheffing verlenen, indien het belang van het waterschap zich daartegen niet verzet. Artikel 17 Ontslag voorzitter 1. De voorzitter die zijn ontslag vraagt, blijft zo mogelijk in functie totdat hem ontslag is verleend. 2. Hij dient zijn verzoek om ontslag uiterlijk twee maanden vóór de datum, waarop het ontslag wordt gewenst, bij de Kroon in en geeft daarvan tegelijkertijd kennis aan het algemeen bestuur en aan gedeputeerde staten. 4. De secretaris Artikel 18 Benoeming secretaris De secretaris wordt door het algemeen bestuur benoemd op voordracht van het dagelijks bestuur. Artikel 19 Taken en bevoegdheden 1. Het algemeen bestuur stelt in een instructie nadere regels over de taak en de bevoegdheden van de secretaris. 2. Artikel 33, eerste en tweede lid, van de wet is van overeenkomstige toepassing. Hoofdstuk 4 Toezicht 33-10

11 Artikel 20 Toezichtsbevoegdheid Het toezicht op het waterschapsbestuur wordt uitgeoefend door Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten bepalen in onderling overleg op welke wijze de voorbereiding en de besluitvorming zal plaatsvinden over hetgeen terzake van het gemeenschappelijk toezicht moet worden beslist. Artikel 21 Goedkeuring 1. Aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten zijn onderworpen: a. peilbesluiten als bedoeld in artikel 16 van de Wet op de waterhuishouding, met inachtneming van hetgeen hieromtrent is bepaald in de voor het waterschap geldende verordening bedoeld in artikel 16 van de Wet op de waterhuishouding; b. beslissingen tot aanleg of verbetering van waterstaatswerken waarvan in betekenende mate een wijziging van de bestaande waterstaatkundige situatie te verwachten is. 2. In afwijking van het eerste lid zijn Gedeputeerde Staten van Drenthe, respectievelijk Gedeputeerde Staten van Groningen, respectievelijk Gedeputeerde Staten van Fryslân het tot goedkeuring bevoegde bestuursorgaan indien en voor zover goedkeuringsplichtige besluiten uitsluitend betrekking hebben op het grondgebied van de provincie Drenthe, respectievelijk de provincie Groningen, respectievelijk de provincie Fryslân. Artikel 22 Administratief beroep 1. Voor de toepassing van artikel 153, eerste lid, onder a en b, van de wet zijn, al naar gelang het administratief beroep uitsluitend betrekking heeft op het grondgebied van de provincie Drenthe of van de provincie Groningen of van de provincie Fryslân, Gedeputeerde Staten van Drenthe, onderscheidenlijk Gedeputeerde Staten van Groningen, onderscheidenlijk Gedeputeerde Staten van Fryslân afzonderlijk het bevoegde bestuursorgaan. 2. Indien een beroep op grond van artikel 153, eerste lid, onder a en b, betrekking heeft op het grondgebied van beide provincies, geschiedt het horen van belanghebbenden door de voor de behandeling van administratieve geschillen ingestelde commissie of kamer uit Gedeputeerde Staten van de provincie op welk grondgebied het beroep in hoofdzaak betrekking heeft. Artikel 23 Meldingen 1. Het dagelijks bestuur zendt aan Gedeputeerde Staten ter kennisneming besluiten tot: a. aanleg of verbetering van waterstaatswerken die niet aan goedkeuring van Gedeputeerde Staten zijn onderworpen; b. oprichting of deelneming in een rechtspersoon, voorzover hierbij een belangrijk onderdeel van de aan het waterschap opgedragen taak betrokken is. 2. In afwijking van het eerste lid worden besluiten aan Gedeputeerde Staten van Drenthe, respectievelijke Gedeputeerde Staten van Groningen, respectievelijk Gedeputeerde Staten van Fryslân gezonden indien het besluit uitsluitend betrekking heeft op het grond gebied van de provincie Drenthe, respectievelijk de provincie Groningen, respectievelijk de provincie Fryslân. Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen Artikel 24 Overgangsrecht 1. Onder de zorg voor het watersysteem, bedoeld in artikel 1, onder f, en artikel 4 van dit reglement wordt tot de inwerkingtreding van de Waterwet niet verstaan het grondwaterbeheer, voor zover dit beheer niet reeds bij het waterschap berust. 2. Ten aanzien van de voorzitter die zijn functie bekleedt op de datum van inwerkingtreding van dit reglement, is tot zijn ontslag, artikel 16 niet van toepassing. 3. Ten aanzien van de methode van kostentoedeling die betrekking heeft op de belastingtijdvakken die zijn aangevangen voor 1 januari 2009 blijven de artikelen 31 tot en 33-11

12 met 34 van het Reglement voor het waterschap Noorderzijlvest van toepassing zoals deze luiden voor de inwerkingtreding van deze verordening. 4. De artikelen over samenstelling en inrichting van het waterschapsbestuur van het Reglement voor het waterschap Noorderzijlvest blijven van kracht tot op het moment dat de leden van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur op grond van het Reglement voor het waterschap Noorderzijlvest 2008 zijn aangetreden. Artikel 25 Inwerkingtreding Dit reglement treedt in werking met ingang van 31 maart Artikel 26 Citeertitel Dit reglement wordt aangehaald als: Reglement voor het waterschap Noorderzijlvest Groningen, Provinciale Staten provincie Groningen:, voorzitter. Assen,, griffier. Provinciale Staten provincie Drenthe:, voorzitter. Leeuwarden,, griffier. Provinciale Staten provincie Fryslân:, voorzitter., griffier

13 Nr. 33/2007 II. GEMEENSCHAPPELIJK BESLUIT PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN EN DRENTHE Gelezen de voordracht van gedeputeerde staten van Groningen van 4 december 2007, nr , LGW en gedeputeerde staten van Drenthe van 4 december 2007, nr.. Gelet op artikel 6 van de Waterschapswet; BESLUITEN, IEDER VOOR ZOVER HET HUN BEVOEGDHEID BETREFT: ARTIKEL I Het Kiesreglement voor het waterschap Hunze en Aa s in te trekken met ingang van 31 maart ARTIKEL II Het reglement voor het waterschap Hunze en Aa's en het Overgangsreglement voor het waterschap Hunze en Aa s in te trekken met ingang van 31 maart ARTIKEL III Het navolgende Reglement voor het waterschap Hunze en Aa s vast te stellen en komt te luiden als volgt: REGLEMENT VOOR HET WATERSCHAP HUNZE EN AA S 2008 Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen Artikel 1 Begripsomschrijvingen Dit reglement verstaat onder: a. categorie bedrijven: categorie waartoe behoren degenen die krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebouwde onroerende zaken in gebruik hebben als bedrijfsruimte als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder d, van de wet; b. categorie ingezetenen: categorie waartoe behoren degenen die hun werkelijke woonplaats in het waterschap hebben als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de wet; c. categorie natuurterreinen: categorie waartoe behoren degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van natuurterreinen als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder c, van de wet; d. categorie ongebouwd: categorie waartoe behoren degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken, niet zijnde natuurterreinen als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder b van de wet; e. Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Drenthe en Groningen, tenzij in het reglement anders is bepaald; f. watersysteem: samenhangend geheel van één of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen, met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken; g. wet: Waterschapswet

14 Hoofdstuk 2 Gebied, zetel en taak van het waterschap Artikel 2 Gebied van het waterschap 1. Er is een waterschap met de naam Hunze en Aa s, verder aan te duiden als het waterschap. 2. Het gebied van het waterschap is aangegeven op de bij dit reglement behorende kaart, onderscheidenlijke kaarten. 3. De grenzen van het in het tweede lid bedoelde gebied kunnen nader worden aangegeven op door gedeputeerde staten vast te stellen detailkaarten. Van elk van de kaarten, bedoeld in het tweede en derde lid, berust een exemplaar bij het waterschap en bij de provincies Drenthe en Groningen. Artikel 3 Vestigingsplaats van het waterschap Het waterschap is gevestigd in een door het algemeen bestuur te bepalen gemeente. Artikel 4 Taak van het waterschap 1. De taak van het waterschap is de waterstaatkundige verzorging van zijn gebied, voorzover deze taak niet aan andere publiekrechtelijke lichamen is opgedragen. 2. De taak, bedoeld in het eerste lid, omvat de zorg voor: a. het watersysteem; b. vaarwegen voor zover deze zorg bij inwerkingtreding van dit reglement bij het waterschap berustte; c. het zuiveren van afvalwater, hieronder mede begrepen: 1. het stedelijk afvalwater dat afkomstig is vanuit het beheersgebied van een aangrenzende waterkwaliteitsbeheerder en dat krachtens artikel 15a, eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren om doelmatigheidsredenen wordt gezuiverd op een zuiveringstechnisch werk dat in beheer is bij het waterschap. 2. de verwerking van primair zuiveringsslib, het ontwateren van zuiveringsslib, de eindverwerking van zuiveringsslib en laboratoriumwerkzaamheden. Hoofdstuk 3 De samenstelling en inrichting van het waterschapsbestuur Artikel 5 Benaming bestuursorgaan De voorzitter wordt aangeduid als dijkgraaf. 1. Het algemeen bestuur Artikel 6 Omvang algemeen bestuur Het algemeen bestuur bestaat uit 23 leden. Hiervan vertegenwoordigen: a. 16 leden de categorie ingezetenen; b. 4 leden de categorie ongebouwd; c. 1 leden de categorie natuurterreinen; d. 2 leden de categorie bedrijven. Artikel 7 Benoeming vertegenwoordigers geborgde zetels 1. Voor de categorie bedrijven worden door de Kamer van Koophandel Noord-Nederland twee vertegenwoordiger benoemd. 2. Voor de categorie ongebouwd worden door LTO-Noord vier vertegenwoordigers benoemd. Artikel 8 Reglement van orde 1. Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast

15 2. In het reglement van orde worden in ieder geval regels gesteld ten aanzien van de wijze van oproeping tot vergadering, de openbaarheid van de vergaderingen, het vergader- en het besluitquorum, de handhaving van de orde tijdens de vergaderingen en de wijze waarop de stemmingen plaatsvinden. 2. Het dagelijks bestuur Artikel 9 Omvang dagelijks bestuur Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en een door het algemeen bestuur te bepalen aantal andere leden dat hooguit vier bedraagt. Artikel 10 Benoeming leden dagelijks bestuur 1. De benoeming van de leden van het dagelijks bestuur met uitzondering van de voorzitter vindt plaats in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling. 2. Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen van artikel 41, tweede lid, van de wet. 3. De tot lid van het dagelijks bestuur benoemde wordt geacht de benoeming niet aan te nemen, indien de voorzitter op de tiende dag na kennisgeving van de benoeming nog geen schriftelijke mededeling van hem heeft ontvangen dat hij de benoeming aanvaardt. 4. Wanneer de benoeming niet is aangenomen, geschiedt zo spoedig mogelijk een nieuwe benoeming. 5. De benoeming ter vervulling van een plaats die tussentijds openvalt geschiedt zo spoedig mogelijk nadat de opengevallen plaats in het algemeen bestuur is vervuld, tenzij het algemeen bestuur besluit het aantal leden van het dagelijks bestuur te verminderen, dan wel toepassing wordt gegeven aan het tweede lid. Artikel 11 Ingang benoeming leden dagelijks bestuur 1. In het geval van artikel 10, eerste lid, gaat de benoeming van degene, die de benoeming tot lid van het dagelijks bestuur heeft aangenomen, in op het tijdstip waarop ten minste de helft van het aantal leden van het dagelijks bestuur zijn benoeming heeft aangenomen of, indien de aanneming van de benoeming op een later tijdstip plaatsvindt, op dat tijdstip. 2. Vanaf het tijdstip van aftreden van de leden van het dagelijks bestuur tot het tijdstip waarop ten minste de helft van het aantal leden van het dagelijks bestuur de benoeming heeft aangenomen, treedt de voorzitter in de plaats van het dagelijks bestuur. Artikel 12 Ontslag op eigen initiatief 1. Een lid van het dagelijks bestuur, niet zijnde de voorzitter, kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet daarvan schriftelijk mededeling aan het algemeen bestuur. 2. Het ontslag gaat in met ingang van de dag, gelegen een maand na de dag waarop hij zijn ontslag heeft genomen of zoveel eerder als zijn opvolger de benoeming heeft aangenomen. Artikel 13 Vervanging leden dagelijks bestuur 1. Bij langdurige afwezigheid van een lid van het dagelijks bestuur, of indien een lid van het dagelijks bestuur met de waarneming van het ambt van voorzitter is belast, kan hij worden vervangen door een lid van het algemeen bestuur, aan te wijzen door het algemeen bestuur. 2. Degene die gedurende meer dan dertig dagen onafgebroken voor een lid van het dagelijks bestuur heeft waargenomen, geniet een vergoeding ten bedrage van de voor dat lid vastgestelde bezoldiging. De vergoeding wordt verminderd met hetgeen als lid van het algemeen bestuur als vergoeding wordt ontvangen

16 Artikel 14 Reglement van orde 1. Het dagelijks bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast, dat aan het algemeen bestuur wordt toegezonden. 2. In het reglement van orde worden voor de vergaderingen in ieder geval regels gesteld ten aanzien van de wijze van oproeping tot vergadering, het vergaderquorum, het besluitquorum, de handhaving van de orde tijdens de vergaderingen en de wijze waarop de stemmingen plaatsvinden. 3. De voorzitter Artikel 15 Benoeming voorzitter 1. Alvorens een aanbeveling voor de benoeming van de voorzitter als bedoeld in artikel 46, derde lid, van de wet, wordt opgemaakt, wordt, behalve in het geval van herbenoeming, een open sollicitatieprocedure gevolgd. 2. Indien de aanbeveling uit meer dan één persoon bestaat, wordt over iedere plaats op de aanbeveling afzonderlijk gestemd. 3. De aanbeveling voor de benoeming van de voorzitter, bedoeld in artikel 46, derde lid, van de wet wordt, samen met een uittreksel uit de notulen van de gehouden stemming door het algemeen bestuur, gezonden aan gedeputeerde staten van Drenthe, die de aanbeveling, gedeputeerde staten van Groningen gehoord, doorzenden aan de Minister van Verkeer en Waterstaat. 4. De aflegging van de eed (verklaring en belofte), bedoeld in artikel 50 van de wet, vindt plaats in handen van de Commissaris van de Koning in de provincie Drenthe. Artikel 16 Woonplaats voorzitter 1. De voorzitter heeft zijn werkelijke woonplaats in het gebied van het waterschap. 2. Het algemeen bestuur kan van het eerste lid ontheffing verlenen, indien het belang van het waterschap zich daartegen niet verzet. Artikel 17 Ontslag voorzitter 1. De voorzitter die zijn ontslag vraagt, blijft zo mogelijk in functie totdat hem ontslag is verleend. 2. Hij dient zijn verzoek om ontslag uiterlijk twee maanden vóór de datum, waarop het ontslag wordt gewenst, bij de Kroon in en geeft daarvan tegelijkertijd kennis aan het algemeen bestuur en aan gedeputeerde staten. 4. De secretaris Artikel 18 Benoeming secretaris De secretaris wordt door het algemeen bestuur benoemd op voordracht van het dagelijks bestuur. Artikel 19 Taken en bevoegdheden 1. Het algemeen bestuur stelt in een instructie nadere regels over de taak en de bevoegdheden van de secretaris. 2. Artikel 33, eerste en tweede lid, van de wet is van overeenkomstige toepassing. Hoofdstuk 4 Toezicht Artikel 20 Toezichtsbevoegdheid Het toezicht op het waterschapsbestuur wordt uitgeoefend door Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten bepalen in onderling overleg op welke wijze de voorbereiding en de besluitvorming zal plaatsvinden over hetgeen terzake van het gemeenschappelijk toezicht moet worden beslist

17 Artikel 21 Goedkeuring 1. Aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten zijn onderworpen: a. peilbesluiten als bedoeld in artikel 16 van de Wet op de waterhuishouding, met inachtneming van hetgeen hieromtrent is bepaald in de voor het waterschap geldende verordening bedoeld in artikel 16 van de Wet op de waterhuishouding b. beslissingen tot aanleg of verbetering van waterstaatswerken waarvan in betekenende mate een wijziging van de bestaande waterstaatkundige situatie te verwachten is. 2. In afwijking van het eerste lid zijn Gedeputeerde Staten van Drenthe, respectievelijk Gedeputeerde Staten van Groningen het tot goedkeuring bevoegde bestuursorgaan indien en voor zover goedkeuringsplichtige besluiten uitsluitend betrekking hebben op het grondgebied van de provincie Drenthe, respectievelijk de provincie Groningen. Artikel 22 Administratief beroep 1. Voor de toepassing van artikel 153, eerste lid, onder a en b, van de wet zijn, al naar gelang het administratief beroep uitsluitend betrekking heeft op het grondgebied van de provincie Drenthe of van de provincie Groningen, Gedeputeerde Staten van Drenthe, onderscheidenlijk Gedeputeerde Staten van Groningen afzonderlijk het bevoegde bestuursorgaan. 2. Indien een beroep op grond van artikel 153, eerste lid, onder a en b, betrekking heeft op het grondgebied van beide provincies, geschiedt het horen van belanghebbenden door de voor de behandeling van administratieve geschillen ingestelde commissie of kamer uit Gedeputeerde Staten van de provincie op welk grondgebied het beroep in hoofdzaak betrekking heeft. Artikel 23 Meldingen 1. Het dagelijks bestuur zendt aan Gedeputeerde Staten ter kennisneming besluiten tot: a. aanleg of verbetering van waterstaatswerken die niet aan goedkeuring van Gedeputeerde Staten zijn onderworpen; b. oprichting of deelneming in een rechtspersoon, voorzover hierbij een belangrijk onderdeel van de aan het waterschap opgedragen taak betrokken is. 2. In afwijking van het eerste lid worden besluiten aan Gedeputeerde Staten van Drenthe, respectievelijk Gedeputeerde Staten van Groningen gezonden indien het besluit uitsluitend betrekking heeft op het grond gebied van de provincie Drenthe, respectievelijk de provincie Groningen. Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen Artikel 24 Overgangsrecht 1. Onder de zorg voor het watersysteem, bedoeld in artikel 1, onder f, en artikel 4 van dit reglement wordt tot de inwerkingtreding van de Waterwet niet verstaan het grondwaterbeheer, voor zover dit beheer niet reeds bij het waterschap berust. 2. Ten aanzien van de voorzitter die zijn functie bekleedt op de datum van inwerkingtreding van dit reglement, is tot zijn ontslag, artikel 16 niet van toepassing. 3. Ten aanzien van de methode van kostentoedeling die betrekking heeft op de belastingtijdvakken die zijn aangevangen voor 1 januari 2009 blijven de artikelen 31 tot en met 34 van het Reglement voor het waterschap Hunze en Aa s van toepassing zoals deze luiden voor de inwerkingtreding van deze verordening. 4. De artikelen over samenstelling en inrichting van het waterschapsbestuur van het Reglement voor het waterschap Hunze en Aa s blijven van kracht tot op het moment dat de leden van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur op grond van het Reglement voor het waterschap Hunze en Aa s 2008 zijn aangetreden