Vogelliefhebbers Wieringermeer Vogelliefhebbers Wieringermeer

Transcriptie

1 Vogelliefhebbers Wieringermeer Vogelliefhebbers Wieringermeer In dit nummer: Uitnodiging vergadering Verslag vorige vergadering Uitgelicht: de nandayparkiet, helena fazantje, de kneu Kweken naar standaard eisen. Vogelkrant 39 e jaargang nr. 6 november pnt. Goud jmz J. Meester Aangesloten bij de N.B.v.V. te Bergen op Zoom W17 Vogelliefhebbers Wieringermeer Opgericht 24 oktober 1954 W17

2 Sint Helenafazantje (Estrilda astrild) Kenmerken: Ze komen oorspronkelijk uit Zuid-Afrika, met name op het eiland Sint-Helena. Ze kunnen het goed met andere vogels vinden en maken daarom weinig ruzie als ze maar de ruimte hebben. Het geslachtsverschil is moeilijk te zien het enige waar je op kan vertrouwen is de paringsdans bij het mannetje. Verzorging: Het Sint Helenafazantje doet het goed in een buiten- en kamervolière ze doen het minder goed in een broedkooi. Ze vinden het wel fijn als er dichte struiken in de volière zijn. Als het echt heel koud wordt moet u ze naar binnen halen of een verwarming neer zetten. Het Sint Helenafazantje eet tropisch zaad, trosgierst, graszaden en insecten. Maagkiezels en grit zijn altijd vereist in een volière of waar dan ook, waar u uw vogels in houd. Deze levendige vogel baddert graag. Kweek: Ze broeden in groen, maar ook in traliekastjes en halfopen nestkastjes. Na 11 à 13 dagen komen de eitjes uit. De jongen krijgen dan van hun ouders insecten en eivoer (als dat er is). Na 2 tot 3 weken gaan ze uit het nest, ze worden dan nog enkele weken door hun ouders verzorgd. Als ze voor hen zelf kunnen zorgen kunt u ze beter van hun ouders scheiden.

3 Kampioen stammen 91,91,91 en 91 pnt. Beste lezers, het tentoonstellingsseizoen is weer geopend, en zoals U kunt zien met een groot succes! De eerste tentoonstelling van het jaar is meestal die van Leeuwarden. Een groot aantal van onze leden doet dan ook meestal mee aan deze show. Enkele leden zijn zelfs lid van deze vereniging. Op de voorpagina ziet U de vogel van Cor Meester, een roodvoorhoofd kakariki, deze vogel behaalde 92 punten en dus goed voor goud. De vogels hierboven behaalde het kampioenschap bij de stammen: 4 x 91 punten (best knap 4x dezelfde punten, moet je wel inzicht voor hebben!). Tevens een pruimekop van 92 punten dus ook goud! Ook een eervolle vermelding voor Ruud Bouwman, hij behaalde ook goud met een zilverbekje opaal van 92 punten! (helaas geen foto van gemaakt.) Hieronder volgt een opsomming van de behaalde prijzen van de inzender van onze verenging. R. Bouwman: Japan Hoso 91 pnt. = zilver, Zilverbekje opaal 92 pnt. = goud R. v. Tiggelen: Raza espagnol 90 pnt. = brons M. Zwier: Five fancy 2x 90 pnt. = brons, Five fancy 91 pnt. = zilver, Irish fancy 90 pnt. = brons, Irish fancy 91 pnt. = zilver en zilverbekje ino stamen 90, 90, 89, en 89 pnt. = brons. B. v/d Beek: Mexicaanse roodmus 91 pnt. = zilver en 90 pnt. = brons. C. Meester: Bourke parkiet 90 pnt. = brons en Kakariki 92 pnt. = goud. J. Meester: Kakariki 90 pnt. = brons. G. Boontjes: Halsbandparkiet stel 90 en 91 pnt. = zilver, halsbandparkiet 2x 91 punten = 2x zilver, Pruimekop 92 punten = goud en als laatste Pruimekop stam 4x 91 punten = Kampioen. Best goed dus deze resultaten. Als we deze resultaten nou eens doorzetten naar onze eigen TT, dan weet ik zeker dat we weer een prachtige show kunnen opzetten. De prognose is goed, na een rondje navragen is de verwachting weer rond de 250 vogels!! Tot op onze eigen show 19, 20 en 21 november, of nog beter tot 10 november oponzeclubavond!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! Uw secretaris, Marco Zwier

4 Nandayparkiet (Nandayus nenday) Verspreidingsgebied: Zuidoost-Bolivia, Paraguay, het zuiden van Brazilië en het noorden van Argentinië. Soortbeschrijving Formaat: 30 cm. Man en pop: de kop met uitzondering van de oorstreek is zwart. De kleurafscheiding met de algemene lichaamskleur is echter nergens scherp, wat het meest opvalt in de nek en bij de wangen. Algemene lichaamskleur groen; nek, oorstreek, halszijden, mantel en vleugeldek donkergrasgroen; rug, stuit, buik flanken en anaalstreek grasgroen. Het groen van bef en borst is sterk blauw bewaasd (groene veertjes met blauwe omzoming). Het onderste gedeelte van de dijen is helderrood. Hand- en armpennen groen met donkerblauwe buitenvlag. Bovenzijde grote staartveren olijfgroen met donkerblauwe uiteinden; onderzijde grijszwart. Bovenen onderstaartdekveren grasgroen. Snavel zwart met grijze neusdop; de bovensnavel toont op het snijvlak een diepe inkeping, is vrij lang en sterk gebogen. De ogen zijn zwart met donkerbruine iris; naakte oogring grijs. Poten vleeskleurig; nagels zwart. Algemene info De nandayparkiet wordt door de liefhebbers van Zuid-Amerikaanse parkieten relatief veel gehouden. De soort wordt nog regelmatig ingevoerd. De verzorging is niet moeilijk en er wordt regelmatig mee gefokt. Ook geschikt voor beginnende vogelhouders. Wet budep Behoort tot de kwetsbare soorten; valt onder artikel 3a Wet budep/lijst II, echter geen administratieplicht. Gedrag Sterke vogel, niet bijzonder gevoelig voor ziekten; in het begin wat schuw, maar went snel aan verzorger. Verdraagzame vogel, ook in de broedtijd gewoonlijk weinig agressief, uitzonderingen daargelaten. Behoorlijk luidruchtig vooral s morgens en s avonds en in het bijzonder als er onraad is o.a. als vreemden de volière naderen. Sterke knager, hiermee rekening houden bij de bouw van de volière. Baden graag. Broedlustig. Huisvesting en verzorging Paarsgewijs in metalen volière met aangebouwd vorstvrij te houden nachtverblijf, minimale afmetingen achtereenvolgens (lxbxh) 3 x 1 x 2 m en 2 x1 x 2 m. Bij matige en strenge vorst vogels s nachts in binnenverblijf opsluiten. Nandayparkieten slapen in broedblok of nestkast; deze in binnenverblijf ophangen, maar zodanig dat de vogels er nog bovenop kunnen zitten. Bij voorkeur dikwandige natuurbroedblokken gebruiken, ofschoon ze ook zelf vervaardigde nestkasten wel accepteren. Nandayparkieten kan men ook in kolonieverband houden; in dat geval tenminste 2 vierkante m bodemoppervlakte per koppel aanhouden, de broedresultaten zijn dan echter doorgaans minder. Dagelijks fris badwater aanbieden, beregenen kan ook; eventueel regeninstallatie aanbrengen. Van tijd tot tijd voor verse knaagtakken zorgen. Deze vogels zijn niet geschikt voor in huis in een kooi.

5 Voeding Het voedsel bestaat voor ongeveer 60 procent uit een gevarieerd zaadmengsel voor grote parkieten, tijdens het broedseizoen de zaden ook in gekiemde toestand aanbieden. 30 procent van het voedsel bestaat uit allerhande fruit, groenten en wilde planten afhankelijk van het seizoenaanbod, ook halfrijpe maïs, en lijsterbessen. 10 procent bestaat uit eivoer, in melk geweekt oud brood en af en toe enkele gedroogde garnalen waar ze verzot op zijn. Fok Lukt regelmatig en verloopt gewoonlijk voorspoedig. Het grootste probleem is het samenstellen van een broedpaar. Geslachtsonderscheid is er niet en om te voorkomen dat men twee mannen of twee poppen tezamen zet, kan men de vogels het beste endoscopisch op hun sekse laten onderzoeken. Fokvogels moeten als regel 3 jaar oud zijn, maar er zijn ook gevallen bekend van broedparen die al op een leeftijd van 1 jaar jongen op stok hebben gebracht. Deze vogels hebben, als ze kunnen kiezen, de voorkeur voor een natuurbroedblok. Deze moet een diameter van ca. 25 cm hebben en een hoogte van 40 cm; doorsnede invlieggat 7 cm. Gebruik natuurstammen van minimaal 5 cm wanddikte daar de vogels tijdens de broedperiode de nestkast van binnen uit afknagen. Om die reden dienen zelf gemaakte nestkasten ook ongeveer dezelfde wanddikte te hebben. Op de bodem een laag vermolmd hout of houtsnippers aanbrengen. Broedbegin meestal vanaf mei. De eieren worden om de andere dag gelegd, legselgrootte gewoonlijk drie tot zes eieren, soms zeven. Hoge bevruchtingsgraad. De pop broedt alleen, een taak waarmee ze meestal vanaf het tweede ei begint; broedduur 23 à 24 dagen; nesttijd gemiddeld 7 weken. Ringmaat 6 mm. Na het uitvliegen worden de jongen nog wekenlang door de ouders gevoerd, maar ook daarna kunnen ze gerust bij de ouders blijven want ze worden niet vervolgd. s Nachts kruipen de jongen zelfs bij hun ouders in het blok om er te slapen. Tijdens het broeden blijft de man in de buurt van het nest, meestal op het broedblok, s nachts houdt hij de pop op het nest gezelschap. Mutaties: geen.

6 Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer Kweken naar de standaardeisen Als je wil kweken naar de standaardeisen is het belangrijk te weten hoe de vererving van je vogels nu eigenlijk in elkaar zit en wat nu juist de standaardeisen zijn. Eens je dat verstaat kun je aan de slag. Het is dus de bedoeling dat je vogels kweekt die kampioen spelen op een tentoonstelling of dat je vogels kweekt waaruit je dan weer vogels kan kweken om kampioen te spelen. Daarmee wil ik zeggen dat niet elke vogel die slecht is voor tentoonstelling ook slecht is voor de kweek. Neem nu de zebravink b.v. waar de man (mannetje) een borststreep heeft en de pop (vrouwtje) niet. Maar als je nu een pop hebt die borsttekening vertoont en die dan paart aan een man dan ga je zeer goede mannen kweken met een mooie volle borstband. De pop is dus zeer slecht voor TT (tentoonstelling) maar zeer goed voor de kweek. Voor je begint te kweken moet je weten waar je naartoe wil. Je kan gewoon de mooiste en beste vogels aan elkaar koppelen en kijken of er mooie mannen én poppen uitkomen. Of je pakt het anders aan. Het beste is eigenlijk om 2 kweeklijnen op te zetten. Een lijn om mannen te kweken en een lijn om poppen te kweken. Aan de hand van onze zebravink zou dit dan zijn dat je om mannen te kweken mannen met een mooie volle tekening gaat paren aan een pop met het mannelijke kenmerk nl. de borstband om zo nog betere mannen te krijgen. Om poppen te kweken pak je het dan andersom aan. Je gaat mannen pakken met een zo minimaal mogelijke tekening en een pop zonder borstvorming, een goede pop voor TT dus. Voor de rest moet je zeker letten op de grootte van je vogels. Meestal moeten de vogels zo groot mogelijk zijn op sommige uitzonderingen na (b.v. agapornis nigrigenis, Timor zebravink). Je moet dus je grootste vogels gebruiken om mee verder te kweken. Je kan dus enkel verbeteren door selectie, enkel de beste overhouden om mee verder te kweken. Op het vlak van kleur net hetzelfde. Zodanig selecteren dat je de beste kleurvogels aan elkaar kan koppelen. Het beste is dus zeer grote mooi gekleurde vogels. Maar hier wringt vaak het schoentje. Ik neem het voorbeeld bij de zebravink masker grijs. Hierbij is het zo dat je het evenwicht moet vinden. Je hebt de intensieve (fel gekleurde) masker grijs en je hebt de schimmel (meer opgebleekte) masker grijs. Het gaat om de dezelfde kleurslag maar toch heb je een enorm verschil. De intensieve masker grijs is dus veel feller gekleurd maar veel kleiner dan de meer opgebleekte schimmel masker grijs die veel groter is. De moeilijkheid bevindt zich hier in het vinden van een evenwicht.

7 Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer Je hebt een combinatie nodig omdat de standaard een grote fel gekleurde vogel vraagt. Door selectie en het koppelen van de juiste vogels aan elkaar zouden we tot een halfschimmel masker grijs moeten komen, een grote mooi gekleurde zebravink masker grijs waarmee we naar TT kunnen gaan. Het begrip schimmel duidt eigenlijk op het feit dat bij een schimmelvogel het puntje van de veer niet is doorgekleurd waardoor je een soort van waas krijgt over de vogel. Selecteren en koppelingen doorvoeren om jongen te krijgen die de standaard het dichtst benaderen is van toepassing op alle vogelsoorten waarmee we TT spelen. En je moet weten dat dit met bijna elke vogel is toegestaan. Als je de vogels koppelt moet je er zeker altijd op letten dat je nooit twee vogels met dezelfde fout(en) aan elkaar koppelt. Bij de jongen zal deze fout dan vanzelfsprekend zeer uitgesproken zijn. Je kan ook aan positieve inteelt doen. Als je een zeer mooie, grote pop b.v. aan haar zeer mooie, grote zoon koppelt kun je zeer goede jongen krijgen doordat je in dezelfde goede bloedlijn kweekt. Op voorwaarde dat je dit met mooie forse vogels doet! De jongen uit deze paringen moet je uiteraard niet terug koppelen aan de moeder, want dat is dan weer teveel want het goede. Je moet ook weten dat wanneer je dergelijke koppelingen doorvoert een eventuele grote fout (b.v. een grove kleurfout) in de bloedlijn overdreven gaat overkomen bij de jongen. Ga hier zeker niet te ver in want dan krijg je het omgekeerde effect (kleine, zwakke vogels zeer gevoelig voor infecties). Het beste kweek je mutaties met splitvogels. Je gaat b.v. de beste blauwe forpus coelestis (grijsrug dwergpapegaai) uit een koppeling blauw x groen/blauw krijgen omdat de wildkleur de grootste vogels geeft en nog steeds sterker is dan een mutatie (van overlevingskansen). Selectie is de belangrijkste definitie bij het kweken naar de standaardeisen.

8 KNEU Familie: Fringillidae Benaming in het Engels: Linnet In het Frans: Linotte melodieuse In het Duits: Hanfling. Kenmerken: lengte ongeveer 13,5 cm. Man: kop grijsbruin, kruin en borst rood, in winter grauwrood; rug en mantel kastanjebruin; stuit met iets rood; gevorkte staart donkerbruin met witte veerranden. Donkerbruinige vleugels, met zwart op dekveren van grote slagpennen, die witte randen hebben. Lichte keel gestreept. Onderzijde isabelkleurig, donkergestreept. Popje is meer gestreept en zonder rood. Musachtig. Vlucht: veel wit op vleugels en staart. Vlucht, snel, golvend, iets dansend. Geluid: lokroep "twiet". In vlucht een vlug geknutter, metaalachtig klinkend. Zang een haastig, gevarieerd gekwetter, met lokroepjes en fluittonen. Biotoop: In tuinen, parken, begraafplaatsen, parklandschap, in polderland. Pionier in jonge aanplant. Voedsel: zaden, zoals koolzaad, lijnzaad, brandnetelzaden en distelzaden, zelden insekten en larven. Gezelschap: Veel nesten bij elkaar. In troepjes; dikwijls in gezelschap van andere zaadeters. Broedtijd: algemene broedvogel, vooral op zandgrond, maar ook in polderland, van Nederland en Belgie. Van einde april tot in augustus. Broedduur: dagen. Beide vogels broeden, het popje het meest. Soms verschillende nesten bijeen. Beide vogels verzorgen de jongen, die na dagen uitvliegen. Twee, vaak drie broedsels per jaar.

9 Nest: meestal laag bij de grond, in lage struiken, boompjes, heide enz. Stevig nest van takjes, stengels, gras, mos e.d. gevoerd met haar of wol, pluis of veertjes. Legsel: gewoonlijk 4-6 eieren, zelden 7. Broedgebied: Europa. Kweekadvies: In de volieres in de kneu zeer goed met andere soorten te houden. Willen we echter gericht gaan kweken met de kneu, dan geldt als bij andere cultuurvogels het houden van een koppel kneuen in een aparte kweekruimte. Advies ruimte; 0.80m breed, 2.00m diep en 2.00m hoog. Aan nestgelegenheid stelt de kneu geen bijzondere eisen. Een gecamoufleerd harzerkastje, een met groen aangeklede puntzak van gaas met daarin een tenen mandje of een variant hierop, wordt door de kneu geaccepteerd. Ook qua nestmateriaal is de kneu niet veeleisend. Voedsel: ook aan het voedsel stelt de kneu geen bijzondere eisen. Een passende zaadmengeling en een zeker niet te vergeten eivoeder, behoren standaard op het menu voor te komen. Verder kunnen we ze nog voorzien van allerlei gewilde onkruidzaden, zoals: klein hoefblad, kruisjeskruid, paardebloem, straatgras, zuring, herderstasje, biggekruid, raapzaad, varkensgras, perzikkruid, muur, veldsla, gele morgenster, herik, spurrie, raket, weegbree, centaurie, teunisbloem, cichorei en bijvoet. Wat verstrekken van genoemde kruiden betreft geldt: voer altijd vers en met mate. De kneu kent van oudsher veel benamingen in de volksmond, te weten; kneu, vlasvink, robijntje, hennepvink, kneuter, enz.