Radboud Universiteit Faculteit der Rechtsgeleerdheid ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING RECHTSGELEERDHEID

Transcriptie

1 Radboud Universiteit Faculteit der Rechtsgeleerdheid ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING RECHTSGELEERDHEID

2

3 INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE... III HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN... 1 Paragraaf 1.1. De opleidingen... 1 Paragraaf 1.2. Toelating tot de opleidingen... 8 Paragraaf 1.3. Het onderwijs Paragraaf 1.4. De examens en tentamens Paragraaf 1.5. Studievoortgang en studiebegeleiding Paragraaf 1.6. Bindend studieadvies HOOFDSTUK 2. DE ACADEMISCHE OPLEIDINGEN RECHTSGELEERDHEID EN NEDERLANDS RECHT Paragraaf 2.1. De Bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid Paragraaf 2.2. De Masteropleiding Nederlands recht HOOFDSTUK 3. DE ACADEMISCHE OPLEIDING EUROPEAN LAW SCHOOL/INTERNATIONAL AND EUROPEAN LAW Paragraaf 3.1. De Bacheloropleiding European Law School Paragraaf 3.2. De Masteropleiding International and European Law HOOFDSTUK 4. DE ACADEMISCHE OPLEIDINGEN NOTARIEEL RECHT Paragraaf 4.1. De Bacheloropleiding Notarieel recht Paragraaf 4.2. De Masteropleiding Notarieel recht HOOFDSTUK 5. DE DUALE MASTEROPLEIDING NEDERLANDS RECHT HOOFDSTUK 6. DE ONDERZOEKSMASTER ONDERNEMING EN RECHT HOOFDSTUK 6A. DE MASTEROPLEIDING FISCAAL RECHT Paragraaf 6A.1. Algemeen Paragraaf 6A.2. De Masteropleiding Fiscaal recht: het onderwijs Paragraaf 6A.3. De Masteropleiding Fiscaal recht: tentamens en examen iii

4 HOOFDSTUK 6B. RECHTSWETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK (PUBLIEKRECHTELIJKE ONDERZOEKSMASTER) HOOFDSTUK 7. DE MASTEROPLEIDING INTERNATIONAL AND EUROPEAN LAW Paragraaf 7.1. Algemeen Paragraaf 7.2. De masteropleiding International and European Law Paragraaf 7.3. vervallen: art. 166 en Paragraaf 7.4. De gecombineerde masteropleidingen European Law en Corporate and Insolvency Law HOOFDSTUK 8. DE GECOMBINEERDE OPLEIDINGEN RECHTSGELEERDHEID, NEDERLANDS RECHT EN BEDRIJFSKUNDE (RECHT EN MANAGEMENT) HOOFDSTUK 9. DE GECOMBINEERDE OPLEIDINGEN RECHTSGELEERDHEID, NEDERLANDS RECHT EN ECONOMIE (RECHT EN ECONOMIE) HOOFDSTUK 10. DE GECOMBINEERDE MASTEROPLEIDINGEN NEDERLANDS RECHT, BELGISCH RECHT EN DUITS RECHT Paragraaf Nederlands recht Paragraaf Belgisch recht Paragraaf Duits recht HOOFDSTUK 11. POSTINITIËLE OPLEIDINGEN Paragraaf Paragraaf De postinitiële Masteropleiding Veiligheidszorg, Recht en Bestuur Paragraaf De postinitiële Masteropleiding Fiscaal recht HOOFDSTUK 12. DE ACADEMISCHE OPLEIDINGEN RECHTSGELEERDHEID, NEDERLANDS RECHT EN NOTARIEEL RECHT IN DEELTIJD HOOFDSTUK 12A. DE ACADEMISCHE OPLEIDINGEN RECHTSGELEERDHEID, NEDERLANDS RECHT EN NOTARIEEL RECHT IN DEELTIJD IN VERKORTE VORM Paragraaf 12A.1. De deeltijdse opleidingen Rechtsgeleerdheid en Nederlands recht in verkorte vorm Paragraaf 12A.2. Het programma van de deeltijdse opleiding Notarieel recht in verkorte vorm HOOFDSTUK 13. VERKORT PROGRAMMA NEDERLANDS RECHT VOOR HBO- STUDENTEN (PRE-MASTER) iv

5 HOOFDSTUK 13A. VERKORT PROGRAMMA NOTARIEEL RECHT VOOR HBO- STUDENTEN (PRE-MASTER) HOOFDSTUK 14. VRIJSTELLINGEN EN VOORKENNISVEREISTEN Paragraaf Vrijstellingen Paragraaf Voorkennisvereisten HOOFDSTUK 15. BIJZONDERE BEPALINGEN MET BETREKKING TOT SCHRIFTELIJKE WERKSTUKKEN IN VERBAND MET OVERNAME EN BRONVERMELDING HOOFDSTUK 16. RADBOUD HONOURS ACADEMY: ONDERWIJSPROGRAMMA S LAW EXTRA EN LAW IN ACTION HOOFDSTUK 17. SLOTBEPALINGEN OVERGANGSREGELINGEN OER BIJLAGE I MASTERVAKKEN MASTEROPLEIDING NEDERLANDS RECHT BIJLAGE II MASTERVAKKEN INTERNATIONAL AND EUROPEAN LAW (M.I.V 1 SEPTEMBER 2019) BIJLAGE III VOORKENNISVEREISTEN BIJLAGE IV REGELING BEWAARTERMIJNEN BIJLAGE V MODEL REGELING HUISREGELS TENTAMENRUIMTEN v

6

7 HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN PARAGRAAF 1.1. DE OPLEIDINGEN Artikel 1 Het onderwijs- en examenprogramma van de academische opleidingen, behorende tot de studie der rechtsgeleerdheid aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Radboud Universiteit wordt vastgesteld in overeenstemming met deze regeling. Artikel 2 1. De faculteit kent de volgende bacheloropleidingen met een studielast van 180 EC: a. de opleiding Rechtsgeleerdheid; b. de opleiding European Law School; c. de opleiding Notarieel recht. 2. De bacheloropleiding omvat een programma van drie studiejaren, het B1-jaar, het B2-jaar en het B3-jaar genoemd. 3. Een studiejaar bestaat uit twee semesters van respectievelijk dertien onderwijsweken plus een week uitloop en twaalf onderwijsweken plus een week uitloop. 4. Aan de bacheloropleiding is een examen verbonden. Artikel 3 1. De faculteit kent de volgende masteropleidingen met een studielast van 60 EC: a. de opleiding Nederlands recht; b. de opleiding International and European Law; c. de opleiding Notarieel recht; d. de opleiding European Law (in afbouw); e. de opleiding Fiscaal recht. f. de postinitiële opleiding Fiscaal recht g. de postinitiële opleiding Veiligheidszorg, Recht en Bestuur (in afbouw) 2. De masteropleiding omvat een programma van één studiejaar. 3. Het studiejaar bestaat uit twee semesters van respectievelijk dertien onderwijsweken plus een week uitloop en twaalf onderwijsweken plus een week uitloop. 4. Aan de masteropleiding is een examen verbonden. Artikel De faculteit kent de volgende masteropleiding met een van artikel 3, lid 1, afwijkende studielast: de Onderzoeksmaster Onderneming en Recht, met een studielast van 120 EC. 2. De faculteit kent een duale masteropleiding Nederlands recht met een studielast van 60 EC. 3. De faculteit kent de volgende gecombineerde masteropleidingen met een van artikel 3, lid 1, afwijkende studielast: a. de gecombineerde masteropleiding Nederlands en Belgisch recht; b. de gecombineerde masteropleiding Nederlands en Duits recht. 4. De faculteit kent de volgende schakelprogramma's met de navolgende studielast: a. het bachelorprogramma ten behoeve van de gecombineerde opleidingen Rechtsgeleerdheid, Nederlands recht en Business Administration (Recht en Management), met een studielast van 72 EC; b. het bachelorprogramma ten behoeve van de gecombineerde opleidingen Rechtsgeleerdheid, Nederlands recht en Economics (Recht en Economie), met een studielast van 66 of 72 EC; c. het HBO-schakelprogramma ten behoeve van de toelating tot de masteropleiding Nederlands recht, met een studielast van 71 EC; d. het HBO-schakelprogramma ten behoeve van de toelating tot de masteropleiding Notarieel recht, met een studielast van 76 EC e. het schakelprogramma ten behoeve van de toelating tot de postinitiële opleiding Fiscaal recht, met een studielast van 4; f. het schakelprogramma ten behoeve van de toelating van de master Economie en recht, met een studielast van 5; g. het schakelprogramma voor bachelors Economie en Bedrijfseconomie ten behoeve van de toelating tot de master Fiscaal recht, met een studielast van 44 EC. 1 Artikel 4, lid 4c is gewijzigd per 1 september

8 Artikel 5 Vervallen per 1 sept Artikel 6 1. De algemene eindtermen van de combinatie van de academische opleidingen Rechtsgeleerdheid en Nederlands recht luiden als volgt: De academische opleidingen Rechtsgeleerdheid en Nederlands recht beogen in het algemeen zodanige kennis, vaardigheid en inzicht bij te brengen op het gebied van het Nederlands recht, dat de afgestudeerde in staat is tot een zelfstandige beoefening van juridische functies en in aanmerking komt voor een eventuele vervolgopleiding tot wetenschappelijk onderzoeker. Het onderwijs en de examens waarborgen dat de afgestudeerde voldoet aan de eisen die worden gesteld voor de toelating tot functies, voor de vervulling waarvan bij of krachtens de wet de hoedanigheid van meester in de rechten (Nederlands recht) als vereiste is gesteld. 2. De eindtermen van de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid luiden als volgt: a. De afgestudeerde heeft zeer grondige kennis van het privaatrecht en grondige kennis van het staatsrecht, bestuurs(proces)recht en straf(proces)recht. De kennis betreft de grondbegrippen, de structuur en de kernleerstukken van de betreffende vakgebieden. De afgestudeerde heeft daarmee een integraal beeld van het positieve recht van de hoofdgebieden van het recht. De afgestudeerde heeft voorts gedegen kennis van het Europees recht, de rechtsgeschiedenis, ondernemings- en mededingingsrecht, burgerlijk procesrecht, en belastingrecht en/of arbeidsrecht en/of personen- en familierecht. De afgestudeerde heeft basiskennis van het internationale recht, filosofie, rechtsfilosofie of rechtssociologie en van economie en jaarrekening. Kern: grondige brede kennis van het Nederlands recht en van enkele metajuridische vakken b. De afgestudeerde kan de hierboven genoemde kennis toepassen op juridische problemen uit de rechtspraktijk en op rechtsvragen. Hij kan de problemen in het passende juridisch kader plaatsen en oplossingsrichtingen benoemen en heeft daarbij oog voor raakvlakken met andere rechtsgebieden en voor de historische en maatschappelijke context. Kern: analyseren en oplossen van juridische problemen c. De afgestudeerde is in staat zich een oordeel te vormen over vraagstukken binnen het vakgebied met inachtneming van algemene juridisch wetenschappelijke elementen als ook van maatschappelijke (ethische) aspecten. Kern: oordeelsvorming vanuit juridisch en maatschappelijk perspectief d. De afgestudeerde kan op heldere en overtuigende wijze zowel schriftelijk als mondeling met docenten en medestudenten problemen en vraagstukken van juridische aard bespreken en ter discussie stellen. Kern: mondelinge en schriftelijke interactie met studiegenoten en docenten e. De afgestudeerde is in staat op beperkte schaal en binnen een ondersteunend kader een onderzoeksvraag inzake een juridisch vraagstuk te onderscheiden en te formuleren. Hij is in staat dit probleem volgens de methoden van de rechtswetenschap op te lossen. Kern: eenvoudig wetenschappelijk onderzoek onder begeleiding f. De student is in staat voor zijn verdere wetenschappelijke beroepsontwikkeling een keuze te maken en eigen juridische interesses te ontwikkelen. Kern: verdere (juridische) ontwikkeling na afronden bachelor 3. De eindtermen van de masteropleiding Nederlands recht luiden als volgt: a. De afgestudeerde heeft grondige, verdiepte en verbrede kennis van en inzicht in het Nederlands recht, in het bijzonder het Burgerlijk recht of het Strafrecht of het Staats- en Bestuursrecht of het Ondernemingsrecht of het Financiële recht of in een eigen samengestelde en door de examencommissie goedgekeurde richting binnen het Nederlands recht. Kern: grondige verdiepte en verbrede kennis van het Nederlands recht b. De afgestudeerde kan complexe juridische problemen in de praktijk binnen een juridisch conceptueel kader analyseren en oplossen. Hij kan de problemen zo nodig vanuit meerdere rechtsgebieden benaderen, oplossingsrichtingen benoemen en ze specialistisch uitwerken. Kern: analyseren en oplossen van complexe juridische problemen c. De afgestudeerde is in staat zich een oordeel te vormen over vraagstukken binnen het vakgebied met inachtneming van algemene juridisch wetenschappelijke elementen als ook van maatschappelijke (ethische) aspecten. Kern: oordeelsvorming vanuit juridisch en maatschappelijk perspectief d. De afgestudeerde kan als jurist in de beroepspraktijk aan de slag. Hij voldoet aan de vereisten zoals vastgelegd bij of krachtens de Wet Rechtspositie Rechterlijke Ambtenaren en de Advocatenwet. Kern: formele vereisten beroepsgroep e. De afgestudeerde kan in zijn beroep op overtuigende wijze zowel schriftelijk als mondeling het discours aangaan met vakgenoten in wetenschap en beroepspraktijk. In de communicatie over en weer met cliënten kan hij over juridische vraagstukken helder en begrijpelijk het gesprek voeren. Ook schriftelijk is hij in staat zijn cliënten adequaat te informeren. 2

9 Kern: mondelinge en schriftelijke interactie met vakgenoten en leken f. De afgestudeerde is in staat om een wetenschappelijke onderzoeksvraag (probleemstelling) te formuleren. Hij kan door middel van analyse van de wetsgeschiedenis, de wetsystematiek, de wetsuitleg (jurisprudentie) en de rechtsvergelijking onderzoeksvragen en rechtsvragen beantwoorden. Hij is in staat daarbij de doorwerking van het Europese/internationale recht te betrekken. Hij kan zijn antwoord betekenis verlenen en toetsen vanuit het perspectief van de praktische rechtszin. Kern: wetenschappelijk onderzoek g. De afgestudeerde is in staat een verantwoorde persoonlijke beroepskeuze te maken. De afgestudeerde kan zijn permanente juridische professionalisering vormgeven zowel in beroepsmatige zin als in wetenschappelijke zin. Kern: verdere(juridische) ontwikkeling na afronden master Artikel 7 1. De algemene eindtermen van de combinatie van de academische opleidingen European Law School en International and European Law luiden als volgt: De academische opleidingen European Law School/International and European Law beogen in het algemeen zodanige kennis, vaardigheid en inzicht bij te brengen op het gebied van het Internationale en Europese recht, dat de afgestudeerde in staat is tot een zelfstandige beoefening van juridische functies en in aanmerking komt voor een eventuele vervolgopleiding tot wetenschappelijk onderzoeker. Het onderwijs waarborgt dat de afgestudeerde voldoet aan de eisen die worden gesteld voor de toelating tot functies voor de vervulling waarvan bij of krachtens de wet de hoedanigheid van meester in de rechten (Nederlands recht) als vereiste geldt en tevens beschikt over een zeer gedegen kennis op het gebied van het Europees recht. Hiertoe wordt in het bijzonder aandacht besteed aan de doorwerking van het Europese recht in de Nederlandse rechtsorde. De vereiste internationaal publiekrechtelijke basis wordt gewaarborgd in het onderwijs, waar de meest relevante materiële en institutionele vraagstukken aan de orde komen. 2. De eindtermen van de bacheloropleiding European Law School luiden als volgt: a. De afgestudeerde heeft zeer grondige kennis van het Europees recht en het Internationaal recht en van het constitutionele, institutionele, en (delen van het) materiële recht van de Europese Unie. De afgestudeerde heeft grondige kennis van grondbegrippen, structuur en kernleerstukken van het privaatrecht, staatsrecht, inclusief het staatsrecht van de landen van de EU, bestuurs(proces)recht, en straf(proces)recht, en, alsmede gedegen kennis van het burgerlijk procesrecht en ondernemings- en handelsrecht. De afgestudeerde heeft basiskennis van rechtsfilosofie. Daarnaast heeft hij kennis van rechtsfilosofie in Europees perspectief, rechtssociologie in Europees perspectief of rechtsgeschiedenis in Europees perspectief. Kern: grondige brede kennis van het Internationaal en Europees recht, alsmede van het Nederlands recht en van enkele metajuridische vakken b. De afgestudeerde kan de hierboven genoemde kennis toepassen op problemen in de rechtspraktijk en op rechtsvragen. Hij kan de problemen in het passende juridisch kader plaatsen en oplossingsrichtingen benoemen en heeft daarbij oog voor raakvlakken met andere rechtsgebieden en voor de maatschappelijke context. Kern: analyseren en oplossen van juridische problemen c. De afgestudeerde is in staat zich een oordeel te vormen over vraagstukken binnen het vakgebied met inachtneming van algemene juridisch wetenschappelijke elementen als ook van maatschappelijke (ethische) aspecten. Kern: oordeelsvorming vanuit juridisch en maatschappelijk perspectief d. De afgestudeerde kan op heldere en overtuigende wijze zowel schriftelijk als mondeling met docenten en medestudenten problemen en vraagstukken van juridische aard bespreken en ter discussie stellen. Kern: mondelinge en schriftelijke interactie met studiegenoten en docenten e. De afgestudeerde is in staat op beperkte schaal en binnen een ondersteunend kader een onderzoeksvraag inzake een juridisch vraagstuk te onderscheiden en te formuleren. Hij is in staat dit probleem volgens de methoden van de rechtswetenschap op te lossen. Kern: eenvoudig wetenschappelijk onderzoek onder begeleiding f. De student is in staat voor zijn verdere wetenschappelijke beroepsontwikkeling een keuze te maken en eigen juridische interesses te ontwikkelen. Kern: verdere(juridische) ontwikkeling na afronden bachelor 3. De eindtermen van de masteropleiding International and European Law (conv) luiden als volgt: a. De afgestudeerde heeft grondige, verdiepte en verbrede kennis van en inzicht in het internationaal en/of Europees recht. De verdiepte kennis betreft de grondbegrippen, de structuur en de kernleerstukken van het vakgebied. Daarnaast heeft de afgestudeerde zich gespecialiseerd in minstens twee deelgebieden binnen 3

10 4 het internationale en/of Europese recht die rond de kernleerstukken gepositioneerd zijn. De afgestudeerde heeft zijn kennis zowel verdiept als verbreed. Kern: grondige verdiepte en verbrede kennis van het internationale en/of Europese recht. b. De afgestudeerde kan complexe juridische, internationaal- en/of Europeesrechtelijke problemen in de rechtspraktijk binnen een juridisch conceptueel kader analyseren en oplossen. Hij kan de problemen zonodig vanuit meerdere rechtsgebieden benaderen, oplossingsrichtingen benoemen en ze specialistisch uitwerken. Kern: analyseren en oplossen van complexe internationaal- en/of Europeesrechtelijke, juridische problemen c. De afgestudeerde is in staat zich een oordeel te vormen over vraagstukken binnen het vakgebied met inachtneming van algemene internationaal- en/of Europeesrechtelijke wetenschappelijke elementen als ook van maatschappelijke (ethische) aspecten. Kern: oordeelsvorming vanuit juridisch en maatschappelijk perspectief d. De afgestudeerde die deze master heeft gecombineerd met een bacheloropleiding die voldoende basiskwalificaties voor het Civiel Effect biedt, kan als jurist in de beroepspraktijk aan de slag. Hij voldoet aan de vereisten zoals vastgelegd bij of krachtens de Wet Rechtspositie Rechterlijke Ambtenaren en de Advocatenwet. Kern: formele vereisten beroepsgroep e. De afgestudeerde kan in zijn beroep op overtuigende wijze zowel schriftelijk als mondeling het discours aangaan met vakgenoten in wetenschap en beroepspraktijk. In de communicatie over en weer met cliënten kan hij over internationaal en/of Europeesrechtelijke vraagstukken helder en begrijpelijk het gesprek voeren. Ook schriftelijk is hij in staat zijn cliënten adequaat te informeren. De afgestudeerde is in staat het Engels als voertaal te hanteren. Kern: mondelinge en schriftelijke interactie met vakgenoten en leken f. De afgestudeerde is in staat om een wetenschappelijke onderzoeksvraag (probleemstelling) op het rechtsgebied van het internationaal en/of Europees recht te formuleren. Hij kan, door middel van analyse van de geschiedenis, de systematiek en de uitleg (jurisprudentie) van internationale en/of Europese verdragen en regelgeving, de rechtsvergelijking en de rechtswetenschappelijke literatuur, onderzoeksvragen en rechtsvragen beantwoorden. Hij kan zijn antwoord betekenis verlenen en toetsen vanuit het perspectief van de praktische rechtszin. g. Kern: wetenschappelijk onderzoek h. De afgestudeerde is in staat een verantwoorde persoonlijke beroepskeuze te maken. De afgestudeerde kan zijn permanente juridische professionalisering vormgeven zowel in beroepsmatige zin als in wetenschappelijke zin. Kern: verdere (juridische) ontwikkeling na afronden master Artikel 8 1. De algemene eindtermen van de combinatie van de academische opleidingen Notarieel recht luiden als volgt: De academische opleiding Notarieel recht beoogt zodanige kennis, vaardigheid en inzicht bij te brengen op het gebied van het notariële recht, zodat de afgestudeerde in staat is tot een zelfstandige uitoefening van juridische functies, waaronder de notariële beroepspraktijk, in aanmerking komt voor een eventuele vervolgopleiding tot wetenschappelijk onderzoeker en, indien straf- en strafprocesrecht zijn behaald, tot de advocatuur en de rechterlijke macht. Het onderwijs en de examens waarborgen dat de afgestudeerde voldoet aan de eisen die bij of krachtens de wet gesteld worden voor de toelating tot functies in de notariële beroepspraktijk en waaraan de hoedanigheid van meester in de rechten verbonden is. 2. De eindtermen van de bacheloropleiding Notarieel recht luiden als volgt: a. De afgestudeerde heeft zeer gedegen kennis van het privaatrecht en van het personen- en familierecht, en gedegen kennis van het ondernemingsrecht, het erfrecht en het relatievermogensrecht en het voor de notariële praktijk relevante belastingrecht te weten schenk-, erf-, en overdrachtsbelasting en inkomsten- en vennootschapsbelasting. De kennis betreft de grondbegrippen, de structuur en de kernleerstukken van de betreffende vakgebieden. De afgestudeerde heeft daarmee een integraal beeld van het positieve recht van de hoofdgebieden van het recht. De afgestudeerde heeft voorts gedegen kennis van het burgerlijk procesrecht, het internationaal privaatrecht, rechtsgeschiedenis en het bestuursrecht. De afgestudeerde heeft basiskennis van rechtsfilosofie of rechtssociologie, en van economie en jaarrekening. Kern: gedegen brede kennis van het Notarieel recht, alsmede het Nederlands recht en van enkele metajuridische vakken b. De afgestudeerde kan de hierboven genoemde kennis toepassen op juridische problemen uit de notariële rechtspraktijk en op rechtsvragen. Hij kan de problemen in het passende juridisch kader plaatsen en oplossingsrichtingen benoemen en heeft daarbij oog voor raakvlakken met andere rechtsgebieden en voor de historische en maatschappelijke context.

11 Kern: analyseren en oplossen van juridische problemen c. De afgestudeerde is in staat zich een oordeel te vormen over vraagstukken binnen het notariële vakgebied met inachtneming van algemene juridische wetenschappelijke elementen als ook van maatschappelijke en ethische aspecten. Kern: oordeelsvorming vanuit juridisch, maatschappelijk en ethisch perspectief d. De afgestudeerde kan op heldere en overtuigende wijze zowel schriftelijk als mondeling met docenten en medestudenten problemen en vraagstukken van juridische aard bespreken en ter discussie stellen. Kern: mondelinge en schriftelijke interactie met studiegenoten en docent e. De afgestudeerde is in staat op beperkte schaal en binnen een ondersteunend kader een onderzoeksvraag inzake een juridisch vraagstuk te onderscheiden en te formuleren. Hij is in staat dit probleem volgens de methoden van de rechtswetenschap op te lossen. Kern: eenvoudig wetenschappelijk onderzoek onder begeleiding f. De afgestudeerde heeft inzicht in de voor de notariële beroepsgroep geldende (gedrags)regels en ethische maatstaven. Kern: inzicht in ethiek beroepsgroep g. De student is in staat voor zijn verdere wetenschappelijke beroepsontwikkeling een keuze te maken en eigen juridische interesses te ontwikkelen. Kern: verdere (juridische) ontwikkeling na afronden bachelor 3. De eindtermen van de masteropleiding Notarieel recht luiden als volgt: a. De afgestudeerde heeft gedegen, verdiepte en verbrede kennis van en inzicht in het erfrecht, het relatievermogensrecht, het notariële onroerende zakenrecht, het ondernemingsrecht en het belastingrecht, in het bijzonder schenk-, erf-, en overdrachtsbelasting en de onderlinge samenhang van genoemde rechtsgebieden. Kern: gedegen verdiepte en verbrede kennis van het Notarieel recht en aangrenzende vakgebieden b. De afgestudeerde kan complexe juridische problemen in de notariële rechtspraktijk binnen een juridisch conceptueel kader analyseren en oplossen. Hij kan de problemen zo nodig vanuit meerdere rechtsgebieden benaderen, oplossingsrichtingen benoemen en ze specialistisch uitwerken. Kern: analyseren en oplossen van complexe juridische problemen in de notariële rechtspraktijk. c. De afgestudeerde is in staat zich een oordeel te vormen over vraagstukken binnen het vakgebied met inachtneming van algemene juridisch wetenschappelijke elementen als ook van maatschappelijke (ethische) aspecten. Kern: oordeelsvorming vanuit juridisch en maatschappelijk perspectief d. De afgestudeerde kan als jurist in de beroepspraktijk aan de slag. Hij voldoet aan de vereisten zoals vervat in de Wet op het notarisambt en, indien straf- en strafprocesrecht zijn behaald, tot de advocatuur en de rechterlijke macht. Hij voldoet aan de vereisten zoals vastgelegd bij of krachtens de Wet Rechtspositie Rechterlijke Ambtenaren en de Advocatenwet. Kern: formele vereisten beroepsgroep e. De afgestudeerde heeft verdiept inzicht in de voor de notariële beroepsgroep geldende regels, gebruiken, gewoonten en ethische maatstaven. Kern: verdiept inzicht ethiek binnen beroepsgroep f. De afgestudeerde kan in zijn beroep op overtuigende wijze zowel schriftelijk als mondeling het discours aangaan met vakgenoten in wetenschap en beroepspraktijk. In de communicatie over en weer met cliënten kan hij over juridische vraagstukken helder en begrijpelijk het gesprek voeren. Ook schriftelijk is hij in staat zijn cliënten adequaat te informeren. Kern: mondelinge en schriftelijke interactie met vakgenoten en leken g. De afgestudeerde is in staat om een wetenschappelijke onderzoeksvraag (probleemstelling) te formuleren. Hij kan door middel van analyse van de wetsgeschiedenis, de wetsystematiek, de wetsuitleg (jurisprudentie) en de rechtsvergelijking onderzoeksvragen en rechtsvragen beantwoorden. Hij kan zijn antwoord betekenis verlenen en toetsen vanuit het perspectief van de praktische rechtszin. Kern: wetenschappelijk onderzoek h. De afgestudeerde is in staat een verantwoorde persoonlijke beroepskeuze te maken. De afgestudeerde kan zijn permanente juridische professionalisering vormgeven zowel in beroepsmatige zin als in wetenschappelijke zin. Kern: verdere (juridische) ontwikkeling na afronden master Artikel 9 (vervallen per 1 september 2019) Artikel 9a De eindtermen van de academische masteropleiding Fiscaal recht luiden als volgt: a. De afgestudeerde heeft grondige, verdiepte en verbrede kennis van en inzicht in het Fiscale recht. De verdiepte kennis betreft de grondbegrippen, de structuur en de kernleerstukken van het vakgebied. 5

12 Daarnaast heeft de afgestudeerde zich gespecialiseerd in vakken binnen het Fiscale recht die rond de kernleerstukken gepositioneerd zijn. De afgestudeerde heeft zijn kennis zowel verdiept als verbreed. Kern: grondige verdiepte en verbrede kennis van het Fiscale recht. b. De afgestudeerde kan complexe juridische fiscaalrechtelijke problemen in de praktijk binnen een juridisch conceptueel kader analyseren en oplossen. Hij kan oplossingsrichtingen benoemen en ze specialistisch uitwerken. Kern: analyseren en oplossen van complexe fiscaalrechtelijke problemen. c. De afgestudeerde is in staat zich een oordeel te vormen over vraagstukken binnen het vakgebied met inachtneming van algemene fiscaalrechtelijke wetenschappelijke elementen als ook van maatschappelijke aspecten. Kern: oordeelsvorming vanuit juridisch en maatschappelijk perspectief. d. De afgestudeerde kan als jurist in de beroepspraktijk aan de slag. Hij voldoet aan de vereisten zoals vastgelegd bij of krachtens de Wet Rechtspositie Rechterlijke Ambtenaren en de Advocatenwet. Kern: formele vereisten beroepsgroep. e. De afgestudeerde kan in zijn beroep op overtuigende wijze zowel schriftelijk als mondeling het discours aangaan met vakgenoten in wetenschap en beroepspraktijk. In de communicatie over en weer met cliënten kan hij over fiscaalrechtelijke vraagstukken helder en begrijpelijk het gesprek voeren. Ook schriftelijk is hij in staat zijn cliënten adequaat te informeren. Kern: mondelinge en schriftelijke interactie met vakgenoten en leken f. De afgestudeerde is in staat om een wetenschappelijke onderzoeksvraag (probleemstelling) op het rechtsgebied van het Fiscaal recht te formuleren. Hij kan, door middel van analyse van de geschiedenis, de systematiek en de uitleg (jurisprudentie) van verdragen en regelgeving, de rechtsvergelijking en de rechtswetenschappelijke literatuur, onderzoeksvragen en rechtsvragen beantwoorden. Hij kan zijn antwoord betekenis verlenen en toetsen vanuit het perspectief van de praktische rechtszin. Kern: wetenschappelijk onderzoek g. De afgestudeerde is in staat een verantwoorde persoonlijke beroepskeuze te maken. De afgestudeerde kan zijn permanente juridische professionalisering vormgeven zowel in beroepsmatige zin als in wetenschappelijke zin. Kern: verdere (juridische) ontwikkeling na afronden master Artikel 9b 2 De eindtermen van de academische postinitiële masteropleiding Veiligheidszorg, Recht en Bestuur luiden als volgt: a. Kennis en inzicht De afgestudeerde van de postinitiële masteropleiding Veiligheidszorg, Recht en Bestuur beschikt over een gedegen en brede kennis en inzicht met betrekking tot veiligheidsproblemen, strategieën en methoden om deze aan te pakken (zowel in preventieve, als in reactieve zin) en het functioneren van de veiligheidszorg, handhaving en toezicht (onder meer wat betreft vraagstukken van beleid, uitvoering, organisatie, sturing en samenwerking specifiek met betrekking de veiligheidszorg). Hij kan deze plaatsen in een bredere maatschappelijke en beleidsmatige context. Hij is op de hoogte van de belangrijkste juridische, bestuurskundige en criminologische concepten, modellen, theorieën en analysemethoden die de hedendaagse wetenschappelijke studie van veiligheidszorg kenmerken. Hij is bovendien vertrouwd met een multidisciplinaire benadering van de genoemde thema s. b. Analyseren problemen De afgestudeerde is op basis van de genoemde kennis en inzichten in staat om verschijnselen van (on)veiligheid (naar omvang, aard, oorzaken en gevolgen) te analyseren en is in staat de sterke en zwakke punten in de aanpak van veiligheidsproblemen en in het functioneren van de zowel publieke als private maatschappelijke veiligheidszorg te onderkennen en op heldere wijze weer te geven. De afgestudeerde is daarbij in staat gebruik te maken van inzichten uit een breed multidisciplinair veld. Hij is op basis van de in de opleiding geleerde kennis en inzichten bovendien in staat op een adequate manier een bijdrage te leveren aan het denken over mogelijke oplossingen voor de genoemde problemen. c. Oordeelsvorming De afgestudeerde is op basis van de in de opleiding opgedane kennis en inzichten in staat zich een kritisch en gefundeerd oordeel te vormen over de aanpak in en het functioneren van verschillende onderdelen van de veiligheidszorg. Hij is in staat te formuleren welke de belangrijke praktische en fundamentele maatschappelijke en beleidsmatige dilemma s zijn die zich hierbij in beleid en uitvoering voordoen. De afgestudeerde van deze masteropleiding is in staat zich een kritisch oordeel te vormen over 2 Artikel 9b treedt in werking op 1 september

13 wetenschappelijk en toegepast onderzoek en het beleid met betrekking tot de veiligheidszorg, inclusief de terreinen van handhaving en toezicht. d. Communicatievaardigheden De afgestudeerde beschikt over de mondelinge en schriftelijke vaardigheden om op adequate wijze te kunnen communiceren met andere partijen die betrokken zijn bij het beleid, het onderzoek en de uitvoering van de maatschappelijke veiligheidszorg. Dankzij de multidisciplinaire kennis en inzichten is hij in staat verschillen in kennis en benadering te overbruggen, onder meer tussen de verschillende specialisten die op dit terrein werkzaam zijn. Hij is daarmee bovendien in staat een bijdrage te leveren aan de samenwerking tussen verschillende sectoren en expertiseterreinen in de veiligheidszorg. e. Onderzoek De afgestudeerde is in staat tot het formuleren van een onderzoeksvraag en probleemstelling ten behoeve van toegepast onderzoek naar ontwikkelingen in en het functioneren van maatschappelijke veiligheidszorg, handhaving en toezicht. Hij heeft de kwalificaties om multidisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een wetenschappelijke opleiding vereist of dienstig is. Hij is in staat wetenschappelijk en toegepast onderzoek uit te voeren met betrekking tot het terrein van de veiligheidszorg. f. Leervaardigheden voor verdere ontwikkeling De afgestudeerde van deze masteropleiding bezit de kennis, inzichten en vaardigheden om te functioneren in beleidsmatige, onderzoek- en staffuncties in de maatschappelijke veiligheidszorg, handhaving en toezicht. Hij is in staat zich verder te ontwikkelen tot het niveau van coördinerende en leidinggevende functies. Artikel 9c De eindtermen van de postinitiële masteropleiding Fiscaal Recht luiden als volgt: a. De afgestudeerde heeft grondige, verdiepte en verbrede kennis van en inzicht in het Nederlands recht, in het bijzonder het Fiscale recht (inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, internationaal belastingrecht, Europees belastingrecht, formeel belastingrecht en omzetbelasting). Kern: grondige verdiepte en verbrede kennis van het fiscale recht b. De afgestudeerde kan complexe juridische problemen in de praktijk binnen een juridisch conceptueel kader analyseren en oplossen. Hij kan de problemen zo nodig vanuit meerdere rechtsgebieden benaderen, oplossingsrichtingen benoemen en ze specialistisch uitwerken. Kern: analyseren en oplossen van complexe juridische problemen c. De afgestudeerde is in staat zich een oordeel te vormen over vraagstukken binnen het vakgebied met inachtneming van algemene juridisch wetenschappelijke elementen als ook van maatschappelijke (ethische) aspecten. Kern: oordeelsvorming vanuit juridisch en maatschappelijk perspectief d. De afgestudeerde kan als jurist in de beroepspraktijk aan de slag. Hij voldoet aan de vereisten Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB). Kern: formele vereisten beroepsgroep (civiel effect NOB) e. De afgestudeerde kan in zijn beroep op overtuigende wijze zowel schriftelijk als mondeling het debat aangaan met vakgenoten in wetenschap en beroepspraktijk. In de communicatie over en weer met cliënten kan hij over juridische vraagstukken helder en begrijpelijk het gesprek voeren. Ook schriftelijk is hij in staat zijn cliënten adequaat te informeren. Kern: mondelinge en schriftelijke interactie met vakgenoten en leken f. De afgestudeerde is in staat om een wetenschappelijke onderzoeksvraag (probleemstelling) te formuleren. Hij kan door middel van analyse van de wetsgeschiedenis, de wetsystematiek, de wetsuitleg (jurisprudentie) en de rechtsvergelijking onderzoeksvragen en rechtsvragen beantwoorden. Hij is in staat daarbij de doorwerking van het Europese/internationale recht te betrekken. Hij kan zijn antwoord betekenis verlenen en toetsen vanuit het perspectief van de praktische rechtszin. Kern: wetenschappelijk onderzoek g. De afgestudeerde is in staat een verantwoorde persoonlijke beroepskeuze te maken. De afgestudeerde kan zijn permanente juridische professionalisering vormgeven zowel in beroepsmatige zin als in wetenschappelijke zin. Kern: verdere (juridische) ontwikkeling na afronden master Artikel 9d. De eindtermen van de academische onderzoeksmasteropleiding Onderneming en Recht luiden als volgt: a. Kennis en Inzicht De afgestudeerde van de onderzoeksmaster Onderneming en Recht heeft grondige en gespecialiseerde theoretische kennis op het gebied van het ondernemingsgerichte privaatrecht. Hij heeft diepgaand inzicht op het gebied van het ondernemingsgerichte privaatrecht en kennis van de actuele stand van zaken op dat 7

14 gebied. Hij is in staat op wetenschappelijk niveau rechtsvragen te beantwoorden op het gebied van het ondernemingsgerichte privaatrecht. Hij is tevens in staat antwoorden te toetsen op hun bruikbaarheid voor de rechtspraktijk. b. Onderzoeksvaardigheden De afgestudeerde heeft kennis van juridische onderzoeksmethoden en van het begrippenkader op het gebied van het ondernemingsgerichte privaatrecht. Hij is staat zelfstandig een rechtswetenschappelijk onderzoeksproject uit te voeren. De afgestudeerde kan onderzoeksvragen op het gebied van het ondernemingsgerichte privaatrecht op wetenschappelijk niveau beantwoorden. Hij heeft kennis van de rechtsvergelijkende en Europees privaatrechtelijke onderzoeksmethode. Hij heeft bovendien kennis van en inzicht in het gebruik van voor het ondernemingsgerichte privaatrecht relevante technieken (zoals de Engelse taal en Anglo-Amerikaanse begrippen; het gebruiken van (buitenlandse) rechtsbronnen en kenbronnen van recht en het leren brengen van samenhang in de verzamelde kennis). c. Cognitieve vaardigheden De afgestudeerde formuleert zelfstandig onderzoeks- en rechtsvragen en analyseert deze zelfstandig. Hij problematiseert antwoorden op onderzoeks- en rechtsvragen in rechtsvergelijkend en Europees rechtelijk perspectief. Bij de oordeelsvorming integreert hij onderzoeksmethoden met de kennis en het inzicht op het gebied van het ondernemingsgerichte privaatrecht d. Communicatieve vaardigheden De afgestudeerde presenteert mondeling, in een samenhangend betoog, de mogelijke antwoorden op onderzoeks- en rechtsvragen; De afgestudeerde presenteert schriftelijk, in een samenhangend stuk, de mogelijke antwoorden op onderzoeks- en rechtsvragen. Daarbij kan gedacht worden aan een essay, boekbespreking, annotatie, en wetenschappelijk artikel. e. Attitude De afgestudeerde toont een kritische en onderzoekende houding. Daarnaast is hij in staat een kritische en onderzoekende, het recht overschrijdende, houding te tonen. De afgestudeerde is in staat tot integer en (wetenschappelijk) onafhankelijk handelen. Artikel De academische bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid wordt zowel voltijds als deeltijds verzorgd. 2. De academische bacheloropleiding Notarieel recht wordt zowel voltijds als deeltijds verzorgd. 3. De academische bacheloropleiding European Law School wordt alleen voltijds verzorgd 4. De academische masteropleiding Nederlands recht wordt zowel voltijds als deeltijds verzorgd 5. De academische masteropleiding Notarieel recht wordt zowel voltijds als deeltijds verzorgd 6. De academische masteropleiding International and European Law wordt alleen voltijds verzorgd. 7. De academische masteropleiding Fiscaal recht wordt alleen voltijds verzorgd. 8. De postinitiële masteropleiding Fiscaal recht wordt alleen voltijds verzorgd. 9. De postinitiële masteropleiding Veiligheidszorg, Recht en Bestuur wordt alleen deeltijds verzorgd. PARAGRAAF 1.2. TOELATING TOT DE OPLEIDINGEN PARAGRAAF TOELATING TOT DE BACHELOROPLEIDINGEN Artikel Worden toegelaten tot één van de bacheloropleidingen in de zin van artikel 2, degenen die voldoen aan de bij de wet gestelde vooropleidingseisen. 2. In afwijking van lid 1, kan degene die de leeftijd van 21 jaren heeft bereikt worden toegelaten, indien hij bij een door de colloquium doctumcommissie in de zin van artikel 12 in te stellen onderzoek (colloquium doctum) heeft blijk gegeven van geschiktheid voor het onderwijs en van voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van het onderwijs in de zin van artikel 12. Artikel De leden van de colloquium doctumcommissie worden door het faculteitsbestuur benoemd. 2. Het toelatingsonderzoek bedoeld in artikel 11, lid 2 omvat: a. Nederlands: onderwerpen centraal examen vwo. b. Engels, Frans, Duits of Spaans: onderwerpen centraal examen vwo. c. Geschiedenis: centraal examen vwo, onderwerpen zoals vastgesteld in de regeling "onderwerpen oc&w centraal schriftelijk eindexamen geschiedenis"; d. Maatschappijwetenschappen: centraal examen vwo, onderwerpen zoals vastgesteld in de regeling "onderwerpen OC&W centraal schriftelijk eindexamen maatschappijwetenschappen". 8

15 3. De colloquium doctumcommissie kan ontheffing verlenen van het in lid 2 bedoelde onderzoek, indien de kandidaat: a. op grond van een dergelijk onderzoek is toegelaten tot een opleiding van een andere faculteit der rechtsgeleerdheid; b. een equivalente vooropleiding heeft. Artikel Studenten die een propedeusegetuigschrift HBO-Rechten hebben behaald worden toegelaten tot de bacheloropleiding. 2. De examencommissie kan voor de toelating op grond van een propedeusegetuigschrift behaald aan een instelling voor hoger beroepsonderwijs en behorend bij een andere opleiding dan in het vorige lid is bedoeld, nadere eisen vaststellen. Artikel Tot het B2-jaar van het bachelorprogramma ten behoeve van de gecombineerde opleidingen Rechtsgeleerdheid, Nederlands recht en Business Administration (Recht en Management) worden studenten toegelaten die de eerstejaarsvakken Rechtsgeleerdheid en de eerste twee vakken uit het schakelprogramma Bedrijfskunde hebben behaald. 2. Tot tot het B2-jaar van het bachelorprogramma ten behoeve van de gecombineerde opleidingen Rechtsgeleerdheid, Nederlands recht en Economics worden studenten toegelaten die de eerstejaarsvakken Rechtsgeleerdheid en de eerste twee vakken uit het schakelprogramma Economie hebben behaald. Artikel 15 De toelating tot het verkort programma Nederlands recht voor HBO-studenten met een afgeronde HBO-Rechten opleiding aan een Nederlandse hogeschool wordt nader geregeld in artikel 202. De toelating tot de verkorte academische opleidingen Rechtsgeleerdheid en Nederlands recht en Notarieel recht in deeltijd wordt nader geregeld in artikel 201b en 201h. PARAGRAAF TOELATING TOT DE MASTEROPLEIDINGEN Artikel Studenten die het examen van één van de bacheloropleidingen in de zin van artikel 2 hebben behaald, worden toegelaten tot de desbetreffende masteropleiding. 2. Studenten die het examen van een equivalente bacheloropleiding hebben behaald aan een andere Nederlandse universiteit, worden toegelaten tot het onderwijs van de masteropleiding, voor zover zij ten minste 160 EC aan juridische vakken hebben behaald. De examencommissie kan echter aanvullende eisen stellen voor zover dat nodig is voor de afgifte van een verklaring van civiel effect bij de uitreiking van het masterdiploma. 3. Studenten, die reeds voor het academische jaar zijn begonnen met de bacheloropleiding in de zin van artikel 2, krijgen tot en met uiterlijk studiejaar een verklaring van civiel effect op basis van de tot 1 september 2017 geldende eisen. Voor hen gelden de eisen van het Convenant Civiel Effect van 22 maart 2016 niet. 4. In afwijking van lid 1, worden studenten die de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) in de zin van artikel 2 hebben afgerond, toegelaten tot de masteropleiding International and European Law. In afwijking van lid 1, worden studenten die de bacheloropleiding European Law School in de zin van artikel 2 hebben afgerond, toegelaten tot de masteropleiding Nederlands recht. In alle andere gevallen, waarin studenten één van de bacheloropleidingen in de zin van artikel 2 hebben afgerond, geldt, in afwijking van lid 1, voor toelating tot een andere dan de desbetreffende masteropleiding paragraaf In alle overige gevallen is een door of namens de examencommissie afgegeven bewijs van toelating tot de masterfase vereist. 6. De in het vierde lid bedoelde toelating geldt voor alle vakken zonder voorkenniseisen, en voor de vakken met voorkenniseisen indien daaraan is voldaan. 7. Het bepaalde in de leden 2 en 5 van dit artikel is van overeenkomstige toepassing op studenten die het examen van een bacheloropleiding aan de rechtenfaculteit van de Universiteit van de Nederlandse Antillen (UNA) hebben behaald. 3 Artikel 13 is gewijzigd per 1 september

16 Artikel Aan studenten die aan een andere Nederlandse universiteit het equivalente bachelordiploma hebben behaald, met minder dan 160 EC aan juridische vakken, kunnen door de examencommissie aanvullende eisen worden gesteld. 2. Aan studenten die het examen van de desbetreffende bacheloropleiding hebben behaald in een periode langer dan vijf jaar voorafgaand aan het verzoek tot toelating in de masteropleiding, kunnen door de examencommissie aanvullende eisen worden gesteld. 3. Studenten aan wie dergelijke aanvullende eisen zijn gesteld, worden toegelaten tot het onderwijs in de masteropleiding, mits zij voldoen aan de voorkenniseisen die bestaan voor de door hen te volgen vakken. Artikel Studenten die het examen van de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid bedoeld in artikel 2 hebben behaald aan de Radboud Universiteit, komen in aanmerking voor toelating tot de Duale masteropleiding Nederlands recht (Onderneming en Recht). In alle overige gevallen beslist de examencommissie over de toelating. 2. Toelating vereist een leer-arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 121. Artikel Studenten die het examen van de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid bedoeld in artikel 2 hebben behaald aan de Radboud Universiteit, komen in aanmerking voor toelating tot de Onderzoeksmasteropleiding, indien zij met meer dan gemiddelde studieresultaten (7,5 of hoger) hun bachelorexamen hebben behaald. In alle overige gevallen beslist de examencommissie over de toelating. 2. Toelating vereist een gunstige beoordeling als bedoeld in artikel 154. Artikel Voor toelating tot de Engelstalige masteropleiding International and European Law komen in aanmerking studenten die een universitair bachelordiploma op het terrein van de rechtsgeleerdheid hebben behaald aan een juridische faculteit waarmee een samenwerkingsovereenkomst tot uitwisseling van studenten bestaat. Bij de toelating dienen de studenten te voldoen aan de daartoe in artikel 164 gestelde bijzondere toelatingsvoorwaarden. 2. Voor toelating tot de Engelstalige masteropleiding International and European Law komen daarnaast in aanmerking studenten die in het bezit zijn van kennis, inzicht en vaardigheden op het niveau van een universitaire bachelorgraad op het terrein van de rechtsgeleerdheid, opgedaan aan een andere juridische faculteit, dan wel op het niveau van de graad van een bacheloropleiding, zoals Liberal Arts (major in Law), International Relations of gelijkwaardige disciplines, in combinatie met voldoende kennis en inzicht op het terrein van het recht. De examencommissie besluit inzake toelating tot de masteropleiding gehoord de inhoudsdeskundige Europees recht. Bij de toelating dienen de studenten te voldoen aan de daartoe in art 164 gestelde bijzondere toelatingsvoorwaarden. 3. Voor toelating tot de Engelstalige masteropleiding International and European Law komen in aanmerking, studenten die de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid of European Law School aan de Radboud Universiteit met goed gevolg hebben afgerond. Voor toelating tot deze opleiding komen ook in aanmerking, studenten die aan een andere Nederlandse juridische faculteit de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid of een equivalent van European Law School, ter beoordeling van de examencommissie, gehoord de leerstoelhouder Europees recht, hebben afgerond. Bij de toelating dienen de studenten te voldoen aan de daartoe in artikel 164 gestelde bijzondere toelatingsvoorwaarden. 4. In alle overige gevallen besluit de examencommissie, gehoord de leerstoelhouder Europees recht. Artikel 21 Vervallen per 1 september Artikel Voor toelating tot de gecombineerde masteropleiding Nederlands recht voor buitenlandse studenten komen in aanmerking, indien zij de academische opleiding Rechten volgen en aan hun faculteit de bacheloropleiding of een daarmee vergelijkbaar onderwijsprogramma hebben afgerond: a. studenten van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Katholieke Universiteit Leuven; b. studenten van de Juristische Fakultät van de Westfälische Wilhelmsuniversität Münster. 2. De examencommissie beslist over de toelating. Artikel 23 Studenten die de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid of de bacheloropleiding European Law School bedoeld in paragraaf 2.1. en in paragraaf 3.1. hebben afgerond, komen in aanmerking voor toelating tot: 10

17 a. het onderwijsprogramma Belgisch recht van de Katholieke Universiteit Leuven, als bedoeld in paragraaf b. het onderwijsprogramma Duits recht van de Westfälische Wilhelmsuniversität Münster, als bedoeld in paragraaf Artikel Studenten die een juridische bacheloropleiding hebben afgerond aan een Nederlandse instelling voor HBOonderwijs worden toegelaten tot de masteropleidingen Nederlands recht, Notarieel recht of Fiscaal recht mits een bewijs van toelating in de zin van lid 2 wordt overlegd. 2. Het bewijs van toelating tot de masteropleiding Nederlands recht aan de Radboud Universiteit wordt afgegeven aan degene die het HBO-schakelprogramma voor Nederlands recht met een gezamenlijke studielast van 71 EC of voor Fiscaal of Notarieel recht met een studielast van 76 EC in de zin van artikel 203 en artikel 204b met succes heeft afgerond en tevens voldoet aan de eisen die het Convenant Civiel Effect stelt aan de omvang van het aantal studiepunten aan Nederlandsrechtelijke vakken. 3. De minimumomvang daarvan is bepaald op 80 EC op minimaal een HBO-bachelor niveau plus minimaal 60 EC op WO-bachelor niveau. 4. Het masterprogramma moet, met het oog op het realiseren van het Civiel Effect, bestaan uit tenminste 60 EC aan vakken op het gebied van het Nederlandse recht. 5. De examencommissie bepaalt welke vakken als Nederlandsrechtelijk binnen de context van het Convenant kunnen worden aangemerkt. Artikel Wie op grond van een buitenlandse vooropleiding in aanmerking komt voor toelating tot één van de in artikel 2 en 3 genoemde academische opleidingen, moet ten overstaan van de examencommissie aantonen de Nederlandse taal in voldoende mate te beheersen. 2. Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het Staatsexamen Nederlands als Tweede Taal (NT2), programma II. 3. In het bijzonder geldt dat degenen, die willen worden toegelaten tot een van de bacheloropleidingen op alle vier onderdelen van NT2 een voldoende beoordeling hebben ontvangen. Dit omvat de onderdelen spreken, lezen, schrijven en luisteren. 4. Het bepaalde in de vorige leden geldt niet voor studenten van de masteropleiding International and European Law. PARAGRAAF 1.3. HET ONDERWIJS Artikel Het onderwijs in de bacheloropleidingen Rechtsgeleerdheid en Notarieel recht wordt gegeven in de Nederlandse taal, het onderwijs in het B2-jaar en het B3-jaar van de bacheloropleiding European Law School wordt in beginsel gegeven in de Engelse taal, voor zover dit onderwijs betrekking heeft op het Internationale en/of Europese recht. 2. In afwijking van het eerste lid kan een andere taal worden gebezigd wanneer de aard van het onderwijs dan wel de herkomst van de studenten daartoe aanleiding geeft. Artikel Het masteronderwijs wordt gegeven in de Nederlandse taal. 2. In afwijking van het eerste lid, kunnen vakken over hoofdzakelijk Internationaal en/of Europees recht worden aangeboden in de Engelse taal. 3. In afwijking van het eerste lid, wordt de Engelstalige Masteropleiding International and European Law geheel/ in beginsel in het Engels aangeboden. 4. In afwijking van het derde lid, kunnen vakken over hoofdzakelijk Nederlands recht worden aangeboden in de Nederlandse taal. Artikel Onderwijs in de vorm van hoorcolleges, werkcolleges, rotae of in een andere onderwijsvorm vindt niet plaats, indien het niet zijn grondslag vindt in deze regeling, behoudens in bijzondere gevallen met toestemming van het faculteitsbestuur. 2. Het faculteitsbestuur is verantwoordelijk voor de vaststelling van het rooster van de hoorcolleges, de werkcolleges, de rotae en de toewijzing van de voor het onderwijs bestemde ruimten. 11