INHOUDSOPGAVE. 2 Hoogheemraadschap van Rijnland

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "INHOUDSOPGAVE. 2 Hoogheemraadschap van Rijnland"

Transcriptie

1 Archimedesweg 1 CORSA nummer: postadres: versie: 3 postbus 156 auteur: Reinder Torenbeek 2300 AD Leiden oplage: telefoon (071) datum: 30 oktober 2013 telefax (071) projectnummer:

2 INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE Samenvatting Inleiding Doel Werkwijze Gebiedsproces en verdere procedure Beschrijving gebied Topografie Hydrologie en morfologie Gebruik en functies Streefbeeld Geplande en uitgevoerde maatregelen Het maatregelenpakket uit KRW Uitvoering van de maatregelen Ontwikkelingen in de waterkwaliteit Inleiding Chemische stoffen Biologische kwaliteitselementen Kennisontwikkeling Diagnose Inleiding Diagnose ESF1: belasting met fosfor ESF2 en ESF3: lichtklimaat en bodem Diagnose ESF4: habitat ESF5: verspreiding ESF6: verwijdering ESF7: organische belasting ESF8: Toxiciteit Diagnose ESF9: Beleving Samenvatting Op weg naar het tweede maatregelenpakket Aanpak op hoofdlijnen Mogelijke maatregelen Afleiding ecologische doelstellingen Fasering Bijlage 1. Verslag gebiedsproces Bijlage 2. Reactie van rijnland op het gebiedsproces Hoogheemraadschap van Rijnland

3 0. SAMENVATTING De Reeuwijkse plassen hebben twee belangrijke functies: recreatie en natuur. Het Hoogheemraadschap van Rijnland streeft naar schoon en gezond water. De Europese Kaderrichtlijn Water geeft ons een goed instrument om invulling aan deze doelen en functies te geven. In de eerste planperiode zijn we voortvarend begonnen met het uitvoeren van diverse maatregelen. Belangrijk is de afkoppeling van diverse polders, de realisatie van 18 km natuurvriendelijke oever en het instellen van een flexibel peilbeheer (dit is in voorbereiding). Met de maatregelen verwachten we een duidelijke verbetering van de ecologische kwaliteit. Zo denken we dat de belasting met fosfor zo laag wordt, dat de algengroei beperkt wordt en het water helderder wordt. Hierdoor wordt de groei van ondergedoken waterplanten mogelijk. Maar we zijn er nog niet. Via een nieuwe methode (diagnose aan de hand van Ecologische Stuurfactoren) denken we dat slib nog een probleem vormt. Momenteel voeren we pilots uit om te onderzoeken hoe we de invloed van het slib kunnen beperken. Omdat we in de eerste planperiode diverse maatregelen uitvoeren en ook pilots hebben opgestart, willen we de tweede planperiode ( ) vooral gebruiken voor monitoring: welke effecten hebben de maatregelen en de pilots? Ecologische effecten van maatregelen zoals we die uitvoeren, zijn vaak pas na enkele jaren zichtbaar. We vinden het daarom niet verstandig nu direct al aanvullende maatregelen te nemen. Voor de tweede planperiode stellen we nog wel de volgende activiteiten voor: - De kwaliteit van aangrenzende slootjes inventariseren (hoeveelheid slib, vorm van de oevers, begroeiing), - Onderzoek naar de oorzaak van overschrijding van de norm voor ammonium (dit onderzoek wordt waterschapsbreed uitgevoerd), - Onderzoek naar de oorzaak van de toename van de hoeveelheid slib in het water en de afname van het doorzicht, - Behoud en beheer oeverbegroeiing. - Onderzoek naar aard en omvang van vraat door diverse diersoorten. - Onderzoek naar interne isolatie bij Polder Sluipwijk Afhankelijk van de ontwikkelingen kunnen we in de derde planperiode ( ) aanvullende maatregelen nemen. Naar verwachting zullen dit vooral slibmaatregelen kunnen zijn, zoals baggeren, beijzeren, bezanden en actief biologisch beheer. Ook verwijdering van fosfor uit het ingelaten water is een optie. Nogmaals: we moeten eerst afwachten of deze maatregelen nodig zijn, en we moeten de pilots afwachten om een goede keuze te kunnen maken als we maatregelen willen nemen. Bovendien moet bedacht worden dat sommige maatregelen alleen onder bepaalde voorwaarden zinvol zijn en verder dat bij de afweging ook de kosten, de haalbaarheid en het bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak een rol spelen. De voorgestelde aanpak hebben we met betrokken partijen tijdens het gebiedsproces besproken en zijn op basis daarvan ook aangepast. We blijven met betrokkenen over de plannen en ontwikkelingen in gesprek. Uiteindelijk zal het bestuur van het Hoogheemraadschap over de maatregelen en de uitvoering (prioritering) daarvan beslissen. Hoogheemraadschap van Rijnland 3

4 1. INLEIDING 1.1 Doel Het Hoogheemraadschap van Rijnland streeft naar schoon en gezond water. De Europese Kaderrlichtlijn Water (KRW) is een goed instrument om daar invulling aan te geven. De KRW kent drie planperioden van elk zes jaar: Planperiode 1: Planperiode 2: Planperiode 3: Voor elke planperiode moet een Stroomgebiedbeheerplan worden opgesteld met daarin ondermeer een de doelstellingen voor de waterlichamen en een maatregelenpakket waarmee die doelstellingen bereikt moeten worden. Het beheergebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland valt in het stroomgebied Rijn-Delta. Het stroomgebiedbeheerplan wordt door het Rijk opgesteld, maar de gegevens worden (ondermeer) door de betreffende waterschappen aangeleverd. Het eerste doel van voorliggend document is de gegevens over de Reeuwijkse plassen vast te leggen die nodig zijn voor het tweede Stroomgebiedbeheerplan. Niet alle waterlichamen worden tegelijk aangepakt. Het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft een prioritering van de waterlichamen gemaakt voor de uitvoering van de maatregelen. In de Reeuwijkse plassen is in de eerste planperiode begonnen met het uitvoeren van de maatregelen. Hiervoor is ook een gebiedsproces opgestart, om belanghebbenden bij de planning en uitvoering te betrekken. Het voorliggend gebiedsdocument geeft een overzicht van de tot nu toe uitgevoerde maatregelen en wat die opgeleverd hebben. Op basis daarvan, en op basis van nieuwe inzichten, hebben we een voorstel voor maatregelen voor de tweede planperiode opgesteld. We willen dit document, inclusief de daarin voorgestelde maatregelen, gebruiken in het lopende gebiedsproces. In overleg met alle belanghebbenden willen we praten over het vervolg van de aanpak van de Reeuwijkse plassen om zo tot een gedragen voorstel voor nieuwe maatregelen te komen. Het tweede doel van dit document is dus de communicatie met betrokken en belanghebbende partijen. 1.2 Werkwijze Kennis over waterkwaliteit en aquatische ecologie is een relatief jonge wetenschap die nog volop in beweging is. De maatregelen voor de eerste planperiode hebben we met de toenmalige kennis opgesteld. We denken nog steeds dat dit goede maatregelen zijn. Maar we zijn inmiddels wel weer een paar jaar verder. In die tijd is er nieuwe ervaring opgedaan met maatregelen en zijn er nieuwe inzichten in ecologische processen. Ook voeren we in 2013 / 2014 enkele pilots uit. De eerste resultaten daarvan zijn dus pas in 2015 of 2016 beschikbaar. Al deze informatie gebruiken we om het maatregelenpakket verder te optimaliseren. Het formuleren van maatregelen is dus feitelijk een continu proces, dat op basis van nieuwe inzichten bijgesteld moet worden. 4 Hoogheemraadschap van Rijnland

5 Eén van die nieuwe ontwikkelingen is de diagnose aan de hand van Ecologische Stuurfactoren (ESF s). Dit is een methodiek waarin het aquatisch ecosysteem systematisch onderzocht wordt. Het stelt een diagnose: is het ecosysteem op orde, en zo niet: wat scheelt er dan aan? Deze diagnose kunnen we uitstekend gebruiken om goede keuzes voor maatregelen te maken. De ESF-methode zal ook worden geïmplementeerd in het zogenaamde (KRW) Volg- en Stuursysteem. Het Volg- en Stuursysteem is een KRWinnovatieproject van de STOWA, waarin verder het Waterschapshuis, Waternet, Hoogheemraadschap van Hollands Noorderkwartier en Hoogheemraadschap van Rijnland samenwerken. De werkwijze die we in dit rapport volgen doorloopt de volgende stappen: - Na een algemene beschrijving van het gebied (hoofdstuk 2) beschrijven we eerst ons streefbeeld: waar willen we naar toe (hoofdstuk 3)? - In hoofdstuk 4 beschrijven we wat de maatregelen van de eerste plancyclus waren, en wat de stand van zaken van de uitvoering daarvan is. - In hoofdstuk 5 beschrijven we wat de ontwikkelingen in de waterkwaliteit en de ecologische kwaliteit zijn. - In hoofdstuk 6 beschrijven we de ontwikkeling in kennis van de ecologie van ondiepe meren en plassen. - In hoofdstuk 7 passen we de diagnose volgens de ESF-methodiek toe: welke ecologische stuurfactoren zijn of krijgen we op orde en aan welke factoren moeten we nog werken? - In hoofdstuk 8 worden de plannen voor de tweede plancyclus van de KRW toegelicht. Welke maatregelen stellen we voor, wat zijn daarvan de kosten, welk ecologisch doel hoort daar bij en welke fasering voor uitvoering stellen we voor? 1.3 Gebiedsproces en verdere procedure De maatregelen die we in hoofdstuk 8 noemen zijn volgens de mening van het Hoogheemraadschap reële maatregelen om de beschreven doelstelling te bereiken. We hebben de maatregelen in een open discussie met belanghebbende partijen in het bestaande gebiedsproces besproken en we blijven daarover in gesprek. We hopen dat we zo tot een breed gedragen voorstel voor maatregelen komen. Uiteindelijk beslist het bestuur van Hoogheemraadschap van Rijnland o.a. op basis van een kostenanalyse welke maatregelen in de plannen worden opgenomen en ook met welke prioriteit de plannen worden uitgevoerd. Het KRW-plan voor het hele beheergebied van het Hoogheemraadschap krijgt ook nog een inspraakronde en moet worden goedgekeurd door de betreffende provincies. Daarna worden ze vastgesteld en aan de Europese Commissie gerapporteerd. Dat laatste zal het Rijk voor heel Nederland doen. Hoogheemraadschap van Rijnland 5

6 2. BESCHRIJVING GEBIED In dit hoofdstuk geven we een algemene beschrijving. De administratieve kenmerken zijn in Tabel 1 weergegeven. De begrenzing van het waterlichaam is aangegeven in Figuur 2. De begrenzing is ten opzichte van de eerste KRW-beleidscyclus bijgesteld. Verbonden poldergebieden zijn nu bij het waterlichaam gevoegd. Deze gebieden hebben een functie voor de waterkwaliteit en de ecologie. Tabel 1. Administratieve gegevens de Reeuwijkse Plassen Parameter Waarde KRW code NL13_111 Watertype M27, matig grote ondiepe laagveenplassen Status Kunstmatig Polder of boezem Polder Natura 2000-gebied Nee Ecologische hoofdstructuur Alle plassen, behalve s-gravenbroek en Elfhoeven Zwemwaterlocatie ROP 13412, Elfhoeven KRW-meetpunt ROP Topografie Het waterlichaam Reeuwijkse Plassen is gelegen in de gemeente Reeuwijk ten noorden van Gouda (zie Figuur 1). De west- en zuidwestzijde van de plassen bestaat uit het stedelijk gebied van Reeuwijk en Gouda. Behalve de begrenzing aan de zandwinplas Broekvelden Vettenbroek is het gebied begrensd door veenweidegebied. Figuur 1. Topografie 6 Hoogheemraadschap van Rijnland

7 Figuur 2. Begrenzing waterlichaam Reeuwijkse plassen. Hoogheemraadschap van Rijnland 7

8 De Reeuwijkse Plassen zijn ontstaan door het uitvenen. De structuur van legakkers is bewaard gebleven in de vorm van de plassengrenzen. De Reeuwijkse Plassen bestaan uit elf ondiepe deelplassen (met enkele diepere putjes tot 5 à 7 m): Sloene, Ravensberg, Gravekoop, Klein Vogelenzang, Groot Vogelenzang, s-gravenbroek, Elfhoeven, Klein Elfhoeven, Nieuwenbroek, Vrijhoef en Kalverbroek. 2.2 Hydrologie en morfologie De plassen hebben een vast peil. Gemiddeld vindt er wegzijging van water naar het grondwater plaats. Er wordt niet actief doorgespoeld maar er wordt wel water ingelaten in perioden van watertekort. In perioden van neerslagoverschot worden de plassen bemalen. De afvoerrichting is in zuidelijke richting via de Breevaart. De plassen zijn (of waren; zie hoofdstuk 4) niet hydrologisch geïsoleerd. De plassen staan onderling met elkaar in verbinding en er is veel uitwisseling tussen de plassen. De afgelopen jaren zijn er wel wijzigingen aangebracht in de hydrologische situatie. Zie daarvoor verder hoofdstuk Gebruik en functies De Reeuwijkse Plassen vervullen een aantal functies: recreatie, natuur, wonen, werken, visserij en jacht. Daarnaast is het waterlichaam onderdeel van de polder en vervult daarin een functie in het bergen van water. De legakkers zijn tegenwoordig voor een belangrijk deel bezet door (recreatie)woningen en op de plassen is veel recreatievaart (zeilboten en veel motorbootjes). Het betreft lichte recreatievaart (gereguleerd via vergunningen door de gemeente). Een aantal plassen is bovendien afgesloten voor recreatievaart. In de plas Elfhoeven is een locatie met zwemwaterfunctie. Hoewel er geen beroepsvaart is en er geen koelwaterlozing of -onttrekking plaats vindt, vissen er wel beroepsvissers op witvis. Tesamen met het achterliggende veenweidegebied behoren de plassen, behalve s- Gravenbroek en Elfhoeven tot de provinciale ecologische hoofdstructuur. Los daarvan zijn dezelfde plassen ook ingedeeld als waternatuur. 8 Hoogheemraadschap van Rijnland

9 3. STREEFBEELD Zoals in hoofdstuk 1 is aangegeven, streeft het Hoogheemraadschap naar schoon en gezond oppervlaktewater en geeft de Kaderrichtlijn Water daar mede sturing aan. Zo zijn er voor de watertypen die in Nederland voorkomen, referentiebeelden opgesteld. Dit zijn beschrijvingen van de wateren zoals ze er in ongestoorde toestand, dus zonder menselijke beïnvloedingen, uit zouden zien. Op basis van deze referentiebeelden zijn ook maatlatten opgesteld, waarmee de huidige toestand beoordeeld kan worden. Een situatie zonder menselijke beïnvloeding is, zeker in het dichtbevolkte westen van Nederland, ondenkbaar. De referentie is daarom geen doel. De referentie beschouwen we als een stip aan de horizon, die ons richting geeft. Waar streven we dan wel naar? We hebben ons eigen streefbeeld voor de waterkwaliteit en de ecologie van ondiepe plassen als volgt omschreven: De ondiepe plassen in het beheergebied van Rijnland zijn ontstaan door vervening. Bij veel plassen zijn nog petgaten en slootjes aanwezig. Die hebben we bewust bij het waterlichaam betrokken. Ze zorgen voor een rijke en gevarieerde structuur die kenmerkend is voor laagveenplassen. We streven naar helder en plantenrijk water met een daarbij behorende soortenrijke macrofauna- en visgemeenschap. Concreter uitgewerkt betekent dit het volgende: Een fors deel van de bodem is bedekt met submerse vegetatie. Optimaal is deze vegetatie soortenrijk met kritische soorten zoals Kranswieren, diverse soorten Fonteinkruiden en in de luwe delen Krabbenscheer. Ook komen velden met drijfbladplanten (waterlelies, gele plomp) voor. Hoogenboom (2013) 1 heeft aangetoond dat de plassen niet altijd begroeid waren met waterplanten. In ons streefbeeld gaan we daarom uit van een gedeeltelijke begroeiing van de plassen, met name de ondiepe delen. Maar de begroeiing kan ook in de aangrenzende petgaten gevonden worden. 1 HJC Hoogenboom (concept 2012) De waterkwaliteit van de Nieuwkoopse plassen en de Reeuwijkse plassen voor Aqua-logics. In opdracht van Hoogheemraadschap van Rijnland Hoogheemraadschap van Rijnland 9

10 Ook de oevers zijn goeddeels begroeid met vegetatie. Tussen het riet groeien diverse andere soorten water- en oeverplanten. De vegetatie op de oevers vormt tevens een kern van emergente plantensoorten die vanaf de oever het meer in kunnen groeien. De vorm van de oevers kan variëren. Dit hangt samen met de expositie ten opzichte van de overheersende windrichting (inwerking wind en golven), de bodemsoort, etc. In de optimale situatie zijn er ook flauwe oevers in combinatie met een zekere natuurlijke peilfluctuatie. Op s zomers droogvallende in s winters geïnundeerde oevers kunnen soortenrijke vegetaties tot ontwikkeling komen. Hierbij hoort een visgemeenschap die te karakteriseren is als de overgang tussen het Snoekblankvoorn en Ruisvoorn-snoek viswatertype (zie Figuur 3). In dit viswatertype komt Brasem in lage dichtheden voor. Plantminnende vissen komen in relatief hoge dichtheden voor en maken minstens de helft uit van de totale visbiomassa. Ook het aandeel zuurstoftolerante vissen (Grote modderkruiper, Kroeskarper en Zeelt) is hoog. Er komen 14 tot 16 soorten voor 2. We willen hierbij overigens benadrukken dat dit streefbeeld gekozen is vanwege wettelijke kaders (Europese regelgeving). Bovendien zijn er afspraken gemaakt in de Visstand Beheer Commissie (VBC) en vastgelegd in het Visstand Beheerplan. Figuur 3. Viswatertypen en onze doelstelling (ondiepe meren) De gevarieerde structuren en vegetatietypen zorgen voor een diversiteit aan habitats voor macrofauna. De macrofaunagemeenschap is daarom soortenrijk. Er komen veel algemene soorten voor, maar ook meer kritische soorten. Soorten van modderbodems die op voedselrijke en zuurstofarme condities duiden, komen hooguit in lage aantallen voor. Voor de algen streven we naar lage dichtheden, zodat het water helder kan worden. Bloei van plaagsoorten, met name blauwalgen komt niet of weinig voor. 2 Bosveld J, M Kroes & R Schreuders (2011). Goede visstand in Rijnland. TAUW, in opdracht van Hoogheemraadschap van Rijnland. OVB, De OVB-viswatertypering deel 2: Diepe wateren. Vis & Water Magazine, jaargang 2, nr1. 10 Hoogheemraadschap van Rijnland

11 4. GEPLANDE EN UITGEVOERDE MAATREGELEN 4.1 Het maatregelenpakket uit KRW1 In Tabel 2 en Figuur 4 staan de maatregelen die voor de eerste plancyclus van de KRW ( ) gepland waren. Het ging om maatregelen die als doel hadden de belasting met nutriënten te verminderen. De geplande maatregelen hiervoor zijn het beperken van de waterinlaat (het afkoppelen van polders), het vergroten van de verblijftijd en het creëren van gradienten binnen de plassen (compartimenteren). Verder waren er maatregelen gericht op het slib (baggeren) en maatregelen gericht op het verbeteren van het habitat (aanleg natuurvriendelijke oevers). Tabel 2. Geplande maatregelen uit het MEP/GEP document, 2009 Nr Maatregel Type maatregel Op kaart aangegeven 4a Aanleg natuurvriendelijke oever (40 km) Inrichtingsmaatregel 11 Compartimenteren Hydrologische aanpassing 12 Polders afkoppelen / omleggen waterlopen Hydrologische aanpassing 13 Slibmaatregelen Hydrologische aanpassing 14 Peilverruiming Hydrologische aanpassing Aanvullende maatregelen / randvoorwaarden Natuurvriendelijke onderhoud Beheer en onderhoud Emissiemaatregelen (generiek beleid) Emissiemaatregel Figuur 4. Maatregelen op kaart uit het MEP/GEP document, 2009 Hoogheemraadschap van Rijnland 11

12 Deze lijst met maatregelen is opgesteld op basis van een groslijst met maatregelen, waaruit eerst alle maatregelen zijn geïnventariseerd die de negatieve effecten van ingrepen op de ecologie verzachten. Vervolgens is geanalyseerd of de mogelijke maatregelen significante negatieve effecten op gebruiksfuncties hebben. Hierbij is de memo uitgangspunten significante schade van het Hoogheemraadschap van Rijnland als leidraad gebruikt. Maatregelen met een significante schade zijn vervolgens uit de lijst geschrapt. De resterende maatregelen zijn in de plannen opgenomen. 4.2 Uitvoering van de maatregelen De aanpak van het maatregelenpakket uit KRW1 is actief ter hand genomen. Hiervoor is ook een gebiedsproces opgestart, om alle belanghebbenden bij de uitwerking en uitvoering van de maatregelen te betrekken. In Tabel 3 is een overzicht gegeven van de uitvoering van dit maatregelen programma. We gaan daarbij ook wat verder in de tijd terug en kijken naar maatregelen die ook al eerder zijn uitgevoerd. Tabel 3. Uitgevoerde en geplande maatregelen. De grijs gearceerde jaren vormen de eerste planperiode van de KRW. Ter toelichting op Tabel 3 het volgende: - Sanering bronnen en beperken inlaat (maatregelen 1-4). Vanaf begin jaren 90 is de lintbebouwing gerioleerd. De afvalwaterzuiveringsinstallatie van Gouda is in 1996 gesaneerd. Het afvalwater wordt getransporteerd naar de zuiveringsinstallatie in Bodegraven. Verder is de inlaat van boezemwater naar de plassen die via Goudse Hout (Polder Willens) verliep, stopgezet. Ook de inlaat vanuit noordelijke richting via de Breevaart is stopgezet. Dit heeft te maken met het afkoppelen van de westelijke 12 Hoogheemraadschap van Rijnland

13 polders. De afvoer en de inlaat van en naar de plassen verlopen nu in zuidelijke richting via de Breevaart. - Compartimentering (maatregelen 5-10). Het afdammen van sloten is bedoeld voor de opbouw van een regenwater-gradiënt in de uiteinden van de sloten. Sloene is in twee stappen geïsoleerd. Voor de verdere compartimentering zijn in 2011 studies uitgevoerd. Mede op basis daarvan is besloten Klein Vogelenzang te isoleren (dat was ook nodig voor de pilot baggeren). Ook mede op basis van die studies maar ook omdat er te weinig draagvlak voor was, is besloten de afsluiting van Gravekoop niet door te laten gaat. In plaats daarvan wordt de doorvaart naar Vrijhoef vernauwd. - Natuurvriendelijke oevers (maatregelen 11 en12). Gepland was 40 km aanleg natuurvriendelijke oevers. Nadere inventarisaties hebben laten zien dat ca. 20 km voldoende was. Deze maatregel is in samenwerking met de eigenaren zoveel als mogelijk uitgevoerd. Momenteel is er overeenstemming over maximaal 18 km. In Figuur 5 is de stand van zaken (per juli 2013) van de realisatie en het onderhoud van natuurvriendelijke oevers gegeven. Figuur 5. Overzicht realisatie en onderhoud natuurvriendelijke oevers. NVO = natuurvriendelijke oever. HHR = Hoogheemraadschap van Rijnland. Met overige geplande maatregelen wordt meestal het aanbrengen van een vooroeververdediging in de vorm van een palenrij bedoeld. - Afkoppelen polders (maatregelen 13-16). Het afkoppelen betreft zowel de afvoer van de polders als de aanvoer naar de polders. Het wateroverschot van de polders wordt dus niet meer op de plassen uitgeslagen en bij watertekort wordt het water niet meer vanuit de plassen ingelaten. Het eerste betekent een directe reductie van de belasting met fosfor. Het tweede heeft tot gevolg dat er minder water naar de plassen Hoogheemraadschap van Rijnland 13

14 aangevoerd hoeft te worden en resulteert dus ook in een reductie van de belasting van de plassen. - Slibmaatregelen (maatregelen 17 en 18). Dit betreft twee pilotprojecten: Beijzeren (Sloene) en baggeren (Klein Vogelenzang). - Reserve-maatregelen (maatregelen 19-22). Het betreft vooral de maatregel Actief Biologisch Beheer (ABB). De reden voor het op reserve zetten is dat de kwaliteit nog nu te slecht is. Ingrijpen in de vispopulatie heeft dan nog geen zin. ABB heeft alleen zin als de belasting en de concentratie fosfor voldoende laag is en het water nog niet helder wordt. Bovendien moet de plas visdicht kunnen worden afgesloten. Het beijzeren van Klein Vogelenzang is een nieuwe maatregel die ook op reserve is gezet. We wachten eerst het resultaat van het baggeren af. Als het daarna nodig, zinvol en mogelijk (draagvlak) is, kan besloten worden de bodem te beijzeren. - Vervallen maatregelen (maatregelen 23-27). ABB in Gravekoop gaat definitief niet door, omdat besloten is dat deze plas niet geïsoleerd wordt. ABB kan dan niet toegepast worden. De structurelere wateraanvoer door Groene Ruggegraat gaat niet door omdat het beoogde effect te gering is. De aanleg van het Kerkepad gaat niet door omdat het een te geringe bijdrage levert aan verbetering van de waterkwaliteit. De voorgenomen aanleg van natuurvriendelijke oevers is voldoende. Het baggeren van de Breevaart en rond het gemaal Burgvlietkade gaat niet door, omdat er te weinig bagger blijkt te liggen. Het benutten van Broekvelden Vettenbroek als opslag van water uit de (overige) Reeuwijkse plassen gaat niet door, omdat uit studie blijkt dat de hoeveelheid bruikbaar water uit Broekvelden Vettenbroek te gering is. 14 Hoogheemraadschap van Rijnland

15 5. ONTWIKKELINGEN IN DE WATERKWALITEIT 5.1 Inleiding Het waterschap voert al heel lang en op heel veel locaties metingen uit. Voor de KRW moet uiteindelijk één kwaliteit voor het hele waterlichaam gerapporteerd worden. Voor de chemische stoffen gebruiken we hiervoor één meetpunt. Voor de biologische componenten zijn dat er wel meer. Alle meetpunten zijn weergegeven op de kaart van Figuur 6. Figuur 6. Meetpunten waterkwaliteit, waterplanten en macrofauna, Hoogheemraadschap van Rijnland 15

16 5.2 Chemische stoffen In Tabel 4 zijn de waarden voor de huidige situatie voor de biologie ondersteunende stoffen gegeven. Deze waarden zijn getoetst aan de KRW-doelstellingen uit de eerste planperiode, dus de doelstellingen die voor 2015 gelden. De kleurcodering is als volgt: - groen: goed (voldoet aan GEP) - geel: matig (66-100% van het GEP) - oranje: ontoereikend (33-66% van het GEP) - rood: slecht (minder dan 33% van het GEP) Tabel 4. Huidige situatie (gegevens 2012) en doelstelling (GEP voor KRW1) biologie ondersteunende stoffen. Jaargemiddelden; alleen temperatuur: jaarmaximum. Voor toelichting: zie tekst. In Figuur 7, Figuur 8 en Figuur 9 is de ontwikkeling van respectievelijk de fosforconcentratie, de chlorofylconcentratie en het doorzicht in de plassen Klein Vogelenzang, Ravensberg, Elfhoeven, Nieuwenbroek en Gravenkoop vanaf 1993 tot 2013 gegeven. Figuur 7. Ontwikkeling gehalte totaal-p in vijf plassen, vanaf 1993 tot Hoogheemraadschap van Rijnland

17 Figuur 8. Ontwikkeling gehalte chlorofyl in vijf plassen, vanaf 1993 tot 2013 Figuur 9. Ontwikkeling doorzicht in vijf plassen, vanaf 1993 tot 2013 Hoogheemraadschap van Rijnland 17

18 Uit de gepresenteerde gegevens blijkt dat het fosforgehalte hoger is dan de norm maar ook dat het gehalte vanaf 1993 nauwelijks is verbeterd. In 2012 zien we bovendien iets gebeuren: het fosforgehalte loopt in de zomer op. Het chlorofylgehalte (een maat voor de hoeveelheid algen) zien we vanaf 1993 heel langzaam teruglopen. Opvallend is dat het doorzicht juist langzaam afneemt. Ook hier zien we met name in 2012 een verslechtering. We weten dat de afname van het doorzicht niet door toename van algengroei komt (want die neemt eerder af), maar door een toename van slibdeeltjes in het water. We weten bijvoorbeeld dat de lichtuitdoving voor bijna 50% veroorzaakt wordt door slibdeeltjes (zie diagnose, hoofdstuk 7 en Figuur 16, pagina 26). We denken bovendien dat die slibdeeltjes niet afkomstig zijn van het ingelaten boezem omdat in het boezemwater niet zoveel slibdeeltjes zitten. Er is dus in de plassen iets gaande wat we nog niet goed begrijpen. Een mogelijkheid is dat het samenhangt met de activiteiten rond de realisatie van de natuurvriendelijke oevers maar zekerheid daarover hebben we niet. 5.3 Biologische kwaliteitselementen In Tabel 5 is de beoordeling van de biologische gegeven, inclusief gegevens over de deelmaatlatten. De eenheid voor de kwaliteit van de biologische kwaliteitselementen is de Ecologische Kwaliteitsratio (EKR). Dit is een getal tussen 0 en 1, waarbij 1 voor de Referentie-situatie staat en 0 voor een (zeer) slechte kwaliteit. Zie verder de toelichting bij Tabel 4. Tabel 5. Beoordeling biologische kwaliteitselementen, maatlatversie Voor toelichting zie tekst. Toetsingen maatlatversie 2012 Waarde (EKR) Bron Jaar Fytoplankton Macrofyten Macrofauna Vis De hoge trofiegraad uit zich in een slechte beoordeling van de ecologie. Dit geldt zowel voor de algen, de waterplanten als voor de vis. De visstand bestaat voor 87% uit brasem. Dat past niet bij ons streefbeeld. Alleen de macrofauna scoort voldoende. 18 Hoogheemraadschap van Rijnland

19 6. KENNISONTWIKKELING Aquatische ecologie is een relatief jonge wetenschap en nog volop in ontwikkeling. Belangrijke ontwikkelingen in relatie tot de ecologische kwaliteit van ondiepe worden hieronder besproken (zie ook Figuur 10): Figuur 10. Ontwikkeling wetenschappelijke kennis over eutrofiering ondiepe plassen. Eutrofiering en nutrientenconcentratie. Vanaf halverwege de vorige eeuw is het probleem van eutrofiëring in beeld gekomen. De algemene theorie is dat eutrofiering wordt veroorzaakt door te hoge concentraties nutriënten (fosfor en stikstof). De nutriënten zijn afkomstig van externe bronnen, zoals ongezuiverde lozingen, effluenten van rwzi s, uit- en afspoeling van landbouwgronden, etc. Omslagpunten en actief biologisch beheer. Eind jaren 80 ontstond de theorie over omslagpunten (M Scheffer, ML Meijer, H Hosper, E Jeppeson, en anderen). Door terugkoppelmechanismen in het aquatisch ecosysteem waren er twee stabiele toestanden: een toestand met helder water, weinig algen, veel waterplanten en een gevarieerde visstand en een toestand met troebel water, veel algen, weinig waterplanten en een visstand die gedomineerd wordt door witvis (vooral brasems). Bij toenemende concentratie van nutriënten kan het systeem van helder naar troebel omslaan. Bij afnemende concentratie van nutriënten kan het systeem van troebel naar helder omslaan. De omslag van helder naar troebel vindt bij een hogere fosforconcentratie plaats dan de omslag van troebel naar helder. De weg terug is dus lastig. Eenmalig ingrijpen in het voedselweb (biomanipulation) kan de omslag versnellen. Met name het wegvangen van witvis (actief biologisch beheer) is in die jaren een veel toegepaste maatregel. De maatregel is daarna op vele plaatsen in Nederland (als experiment) uitgevoerd. In de praktijk blijken er veel haken en ogen aan de methode te zitten. Belangrijk is dat aan randvoorwaarden zoals isolatie en een voldoende lage fosforconcentratie (en belasting; zie volgende punt) wordt voldaan. Actief Biologisch Beheer wordt steeds minder vaak toegepast. Interne eutrofiëring en veenafbraak. In de jaren 80 ontstonden de eerste ideeën over interne eutrofiering (J Roelofs). Door inlaat van gebiedsvreemd water, dat een andere ionen-samenstelling had, kon in veengebieden organische stof afbreken. Hierbij komt dan fosfor en stikstof vrij en dit zorgt dus voor een interne bron van eutrofiëring. Aan de onderbouwing en uitwerking van dit concept wordt nog steeds gewerkt, onder andere bij de Universiteit van Nijmegen en B-Ware (F Smolders, L Hoogheemraadschap van Rijnland 19

20 Lamers). Hier vindt allerlei onderzoek aan de bodem plaats, onder andere ook voor de KRW-innovatieprojecten Volg- en Stuursysteem, Droogval en Baggernut. Kritische belasting met nutriënten. Het idee dat niet alleen concentraties van fosfor belangrijk zijn, maar ook belastingen (toevoer van fosfor per tijdseenheid) was al langer bekend, maar worden in de jaren vanaf 2010 verder uitgewerkt. De basis daarvan ligt in de modelleringen PCLake en PCDitch (J Janse). De kritische belasting, berekend met een metamodel gebaseerd op PCLake wordt gebruikt in de diagnose met de Ecologische Stuurfactoren. Invloed bodem op lichtklimaat. Recentelijk en momenteel is een discussie gaande over de invloed van slib op de helderheid (of: troebelheid) van plassen. We weten daar al wel wat van, maar we kunnen nog onvoldoende voorspellen wat de invloed van de bodem is als bijvoorbeeld de externe belasting op orde is. Momenteel is het advies: eerst afwachten en dan pas zo nodig handelen. Mogelijk dat in de (nabije) toekomst er betere richtlijnen komen, zodat eerder inzicht in noodzakelijke maatregelen mogelijk wordt. Onderzoek en pilots Concreet voor de Reeuwwijkse plassen zijn diverse onderzoeken en studies uitgevoerd. Ook zijn enkele pilots opgestart waarbij de effectiviteit van concrete maatregelen wordt onderzocht. De belangrijkste onderzoeken en pilots zijn (zie ook Tabel 6): - Begin jaren 90 wordt in het beheergebied van Rijnland geëxperimenteerd met enkele maatregelen: afvissen Klein Vogelenzang, baggeren en defosfateren van de inlaat in de Geerplas en ijzerinjectie in Groot Vogelenzang. Van alle experimenten wordt geleerd. Bij ABB moet je de plas voor vis afsluiten, anders zwemmen ze weer naar binnen. Baggeren kan een risico inhouden als daardoor maagdelijke veenbodem bloot komt te liggen en onder invloed van (onder andere) sulfaat afbreekt. Bij toepassing van ijzerinjectie moet je de plas goed isoleren, anders is het ijzer zo weg en is nieuwe fosfor aangevoerd. - In 2000 laat het Hoogheemraadschap van Rijnland door IWACO/WL een rapport opstellen waarin op basis van een analyse van de plassen maatregelen voor verbetering van de ecologische kwaliteit worden voorgesteld. In de kern komen de voorgestelde maatregelen neer op baggeren, defosfateren en hydrologisch isoleren. - In 2004 wordt de hydrologische situatie nogmaals geanalyseerd, dit maal met wel een verbinding via Sloene tussen de Breevaart en Klein Vogelenzang. - Bij de uitvoering van de maatregelen voor KRW1 vinden diverse studies plaats: Haalbaarheidsstudie benutting wateroverschot Broekvelden Vettenbroek; Modellering gradiëntopbouw; Haalbaarheidsonderzoek visstandbeheer Sloene; Fosforbelasting door watervogels, Reeuwijkse plassen en Broekvelden Vettenbroek; Inrichting aanliggende polders (studie en vismaatregelen, Lang Roggebroek, Sluipwijk, Gravenkoop); onderzoek naar flexpeil op de Reeuwijkse plassen (inclusief Sloene); Onderzoek mogelijkheden effecten watervogels te verminderen. - Er vinden thans pilots plaats in Sloene (beijzeren) en Klein Vogelenzang (baggeren). Hierbij hoort ook het onderzoek naar bezanden, dat plaatsvindt bij het Hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard. - Als voorbereiding voor de tweede planperiode is een watersysteemanalyse uitgevoerd aan de hand van ecologische stuurfactoren. 20 Hoogheemraadschap van Rijnland

21 Tabel 6. Overzicht onderzoek en pilots bij HH van Rijnland Toekomstige ontwikkelingen Tot slot moeten we beseffen dat er in de toekomst zich nieuwe vraagstukken kunnen (en ongetwijfeld zullen) voordoen. Deze hiaten in kennis weten we nu nog niet. Maatregelen kunnen altijd bij voortschrijdend inzicht in een ander licht komen te staan. Vooral het voorspellen van effecten van maatregelen blijkt nog erg lastig. Hoogheemraadschap van Rijnland 21

22 7. DIAGNOSE 7.1 Inleiding In dit hoofdstuk volgens we de diagnose aan de hand van de Ecolgische Stuurfactoren (ESF s). Er zijn negen ESF s, onderverdeeld in 3 Diagnose: Diagnose 1: - ESF1: belasting met fosfor - ESF2: lichtklimaat - ESF3: bodem Diagnose 2: - ESF4: Habitat - ESF5: Verspreiding - ESF6: Verwijdering - ESF7: Organische belasting - ESF8: Toxiciteit Diagnose 3: - ESF9: Beleving Voor toelichting van deze systmatiek: zie het technisch achtergronddoucment. 7.2 Diagnose ESF1: belasting met fosfor Bij deze ESF gaat het om de externe toevoer van fosfor. Op basis van eigenschappen van een meer is met met een model (PCLake) een kritische belasting uit te rekenen. Als de belasting hoger is dan deze kritische belasting, gaan er teveel algen in het water groeien, waardoor het water troebel wordt en waterplanten zich niet kunnen ontwikkelen. In Figuur 11 is de belasting met fosfor door verschillende bronnen weergegeven. Het is de situatie zoals die rond het jaar 2000 was. De polders geven gezamenlijk een grote belasting. Dit is zowel de belasting die ontstaat door afvoer van water uit de polders naar de plassen, als door aanvoer van boezemwater naar de plassen dat nodig is voor de inlaat naar de polders. De weergegeven post Watervraag plassen is de belasting door inlaat van boezemwater dat nodig is voor compensatie van het neerslagtekort op de plassen zelf. In de systeemanayse van 2006 is op basis van deze balans nagedacht over mogelijke maatregelen. In Figuur 12 is de reductie van de fosforbelasting van verschillende mogelijke maatregelen aangegeven. Op basis van deze informatie is uiteindelijk het maatregelenpakket gekozen, zoals dat in paragraaf 4.2 is aangegeven. 22 Hoogheemraadschap van Rijnland

23 Figuur 11. Belasting met fosfor, situatie rond De lijnen geven de zone van de kritische belasting aan. Hoger dan de rode lijn is niet goed, lager dan de groene lijn is wel goed. Figuur 12. Reductie van mogelijke maatregelen 3. Door het uitvoeren van de maatregelen is de belasting inmiddels flink teruggedrongen. Als alle geplande maatregelen zijn uitgevoerd, is de verwachting dat de belasting in 2015 zich in de kritische zone bevindt (zie Figuur 13). We willen de ontwikkelingen daarom voorlopig verder volgen; op voorhand is er geen aanleiding om extra maatregelen uit te voeren om de eerste stuurfactor op orde te krijgen. 3 Bron: Haalbaarheidsstudie benutting wateroverschot Broekvelden Vettenbroek Fase 1. Hoogheemraadschap van Rijnland, 2011 Hoogheemraadschap van Rijnland 23

24 gp/m2/d Mocht blijken dat er nog geen omslag naar helder water plaatsvindt, dan kunnen we ook nog het ingelaten water defosfateren. Defosfatering van het ingelaten water is eerder als mogelijke maatregel benoemd. Dat was toen geen reële maatregel, omdat er via diverse polders water het gebied binnen kwam. Met het afkoppelen van de polders is die situatie gewijzigd en is defosfatering van inlaatwater wel mogelijk. Zoals gezegd denken we dat de maatregelen die we nu uitvoeren al voldoende effect hebben. We laten het defosfateren van inlaatwater daarom op reserve staan. Belasting met fosfor 0,40 0,35 0,30 0,25 0,20 0,15 0,10 0,05 0, Figuur 13. Ontwikkeling belasting met fosfor voor de Reeuwijkse plassen als geheel. Voor de belasting in 2005 is gerekend met afkoppeling Abbessinië, 2010: afkoppeling westelijke polders en 2015: afkoppeling polder Stein-noord en Goudse Hout, 2016: flexpeil van 5 cm ESF2 en ESF3: lichtklimaat en bodem Bij ESF2 (lichtklimaat) wordt gekeken of het water helder genoeg is voor de ontwikkeling van waterplanten. Voor de kieming van ondergedoken waterplanten is het nodig dat tenminste 4% van het licht doordringt tot op de bodem. Bij ESF3 (bodem) gaat het om de invloed van de bodem op het ecosysteem. En dan gaat het zowel om mogelijke nalevering van fosfor uit het slib (interne fosforbelasting) als om opwerveling van slibdeeltjes waardoor het water troebel wordt. Vanwege de samenhang tussen deze twee stuurfactoren worden ze samen behandeld. Lichtklimaat In Figuur 14 is het diepteprofiel van de plassen gegeven. Bij de huidige extinctie (ongeveer 3,5 m -1 ) bedraagt de diepte waarop 4% van het licht doordringt ongeveer 90 cm. Het areaal dat ondieper is dan 90 cm is in de linker helft van Figuur 15 weergegeven (rood = dieper dan 90 cm, dus alle andere kleuren zijn ondieper). De conclusie is dat bijna nergens voldoende licht tot op de bodem doordringt. Als de extinctie teruggedrongen wordt tot 1,6 m -1, dringt het licht tot op 2 meter in voldoende mate door. Het areaal dat maximaal 2 meter diep is, is weergegeven in de rechter helft van Figuur 15 (andere kleuren dan rood). Nu dringt licht op ongeveer de helft van de plassen in voldoende mate tot op de bodem door. Dit is de situatie die we willen bereiken. 24 Hoogheemraadschap van Rijnland

25 Figuur 14. Diepteprofiel van de plassen Figuur 15. Areaal waar voldoende licht tot op de bodem doordringt voor de kieming van waterplanten bij huidige troebelheid van het water (extinctie 3,5 m - 1) en bij helderder water (extinctie 1,6 m - 1) Hoogheemraadschap van Rijnland 25

26 Effect reductie P-belasting Door het uitvoeren van de maatregelen die gericht zijn op de reductie van de fosforbelasting (ESF1, zie vorige paragraaf), wordt het systeem fosforgelimiteerd. Dat betekent dat de groei van algen dan door de hoeveelheid beschikbare fosfor gelimiteerd wordt. De reductie van de belasting met fosfor leidt dus tot een beperking van de algengroei. Daarmee wordt het water ook helderder. Algen zijn ook een belangrijkste component die voor de troebeling van het water zorgen (zie Figuur 16). In deze figuur betreft de lichtuitdoving door algen alleen levende algen. Bij de component dood zwevend stof vallen ook afgestorven algen. Componenten lichtuitdoving Humus Dood zwevend stof Algen Figuur 16. Componenten lichtuitdoving Slibdeeltjes; invloed scheepvaart Overigens is de bijdrage van zwevende dode deeltjes (dode algen maar ook slibdeeltjes) wel groot. Dit is een punt van aandacht. We denken dat de relatief grote hoeveelheid slibdeeltjes niet door opwerveling van bodemslib door de scheepvaart veroorzaakt wordt. Opwerveling vindt wel plaats, maar uit eigen metingen weten we dat het opgewervelde materiaal grove deeltjes zijn, die ook snel weer bezinken. Ze zijn niet direct belemmerend voor het lichtklimaat. Het lichtklimaat wordt veel meer beïnvloed door lichte slibdeeltjes die door wind en golven permanent in de waterkolom aanwezig blijven. Door Delfland is een uitgebreide literatuurstudie verricht naar het effect van scheepvaart op (vegetatie en) doorzicht. In smalle en ondiepe vaarten neemt de hoeveelheid zwevende stof in het water bij 2000 gestandaardiseerde vaarbewegingen per jaar sterk toe en daalt het doorzicht. In de kleine vaarten kunnen we dus wel een effect verwachten als die intensief bevaren worden. Op de plassen zal het effect veel minder zijn. Baggeren, beijzeren en bezanden Als er maatregelen voor het lichtklimaat nodig blijken te zijn, dan zijn die gericht op het beperken van de invloed van slib. Daarover gaat ook ESF3 (bodem). Op dit moment voeren we pilots (experimenten) uit met maatregelen die gericht zijn op het slib: het beijzeren van de bodem van Sloene en het baggeren van de bodem van Klein Vogelenzang. Een derde mogelijke slibmaatregel, het bezanden, wordt thans uitgevoerd door het Hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard. De drie pilots (beijzeren, baggeren 26 Hoogheemraadschap van Rijnland

27 en bezanden) zijn onderdeel van het KRW-innovatieprogramma Baggernut, dat door de STOWA getrokken wordt. Slibvang en golf/windbrekers Er zijn ook nog andere mogelijkheden om het slibprobleem op te lossen: de aanleg van slibvangen en de aanleg van golf- en windbrekers, bijvoorbeeld in de vorm van legakkers. - Slibvang: Uit ervaring weten we dat de aanwezigheid van een diepe put in een plas leidt tot de toename van de helderheid doordat kleine deeltjes - slibdeeltjes en algen - in de put bezinken. Een slibvang moet minimaal ca. 20% van het oppervlak van een plas bedragen en moet minimaal ca. 10 meter diep zijn. Een slibvang kan alleen onder bepaalde voorwaarden aangelegd worden. Belangrijke factoren zijn bijvoorbeeld de aard van de ondergrond en de daarmee samenhangende grondwaterstromen, de waterpeilen van de plas ten opzichte van de omgeving, etc. We noemen de aanleg van een slibvang daarom vooral als zoekrichting. Als we echt deze kant op willen, moeten we eerst nader onderzoek uitvoeren. We willen hierbij ook opmerken dat de aanleg van een slibvang ook een oplossing kan zijn voor de problematiek rond de bagger en bevaarbaarheid van de plassen. - Golf/windbrekers (bv. legakkers). Door de strijklengte van de wind te beperken, neemt de opwerveling van slibdeeltjes van de bodem naar het water af. De strijklengte moet dan wel minder dan ca. 100 meter worden, liefst nog veel minder. Bovendien moeten ze haaks op de overheersende windrichting staan. Omdat deze ongeveer zuid-west is, moeten de golf/windbrekers in noord-oostelijke richting aangelegd worden. Als het mogelijk is, is het t mooiste om ze aan te leggen volgens het oude patroon van legakkers en petgaten van tijdens de vervening. Feitelijk ontstaan tussen de legakkers weer kunstmatige petgaten. Als deze luw genoeg zijn, neemt de kans op helderheid van het water toe. Overigens weten we uit ervaring dat de aanleg van een zachte oever moeilijk is. De nieuwe legakkers zullen dus met een harde oever (beschoeiing) aangelegd moeten worden. Ze hebben dus geen ecologisch effect als natuurvriendelijke oevers. De aanleg van een slibvang en golf/windbrekers zijn beide maatregelen die de ecologische kwaliteit kunnen verbeteren. We plaatsen echter een paar kanttekeningen bij deze maatregelen: - De maatregelen veranderen de morfologie van een plas ingrijpend. De aanleg van een slibvang verandert een ondiep meer gedeeltelijk in een diep meer. De aanleg van golf/windbrekers waardoor de strijklengte maximaal 100 meter wordt, betekent dat het meer als open meer verdwijnt. Beide maatregelen veranderen dus het watertype, en het is de vraag of we dat willen. - De kosten van de maatregelen zijn erg hoog. - We verwachten dat het draagvlak voor de maatregelen erg laag is. We noemen de maatregelen daarom verder niet meer in het vervolg van dit document. De maatregelen beschouwen we als zoekrichting die we in ons achterhoofd houden. Conclusie De conclusie is, dat we op dit moment nog niet weten of er maatregelen voor ESF2 en ESF3 nodig zijn en zo ja, wat dan effectieve maatregelen zijn. We willen de ontwikkelingen in de plassen na het afronden van alle maatregelen en het beschikbaar komen van de resultaten van de pilots eerst afwachten. Hoogheemraadschap van Rijnland 27

28 7.3 Diagnose ESF4: habitat De vierde Ecologische Stuurfactor is gericht op het habitat: de geschiktheid van de plassen wat betreft morfologie voor de vestiging van planten en dieren. Natuurvriendelijke oevers In Figuur 17 is op basis van een inventarisatie van de oevers aangegeven waar kansen liggen voor de aanleg van natuurvriendelijke oevers. Deze oevers worden thans in KRW1 aangepakt: er wordt 18 km natuurvriendelijke oever aangelegd. Deze hoeveelheid blijkt ook het maximaal haalbare in dit gebied. We verwachten dat deze hoeveelheid ook voldoende ecologisch effect heeft. Figuur 17. Overzicht ruimtelijke kansen voor ontwikkeling water- en oeverplanten. Rood = hoge kans, Oranje = matige kans, geel = geringe kans. Bron: ARCADIS & Roelf Pot, ARCADIS & Roelf Pot (2010): Inventarisatie en beoordeling van vegetatie en oevers in Reeuwijkse Plassen gebied. Hoogheemraadschap van Rijnland. 28 Hoogheemraadschap van Rijnland

29 Aangrenzende slootjes Een aandachtspunt zijn de slootjes in de aangrenzende gebieden, die we (voor een deel) bij het waterlichaam betrokken hebben. Deze slootjes kunnen een belangrijke ecologische functie vervullen, bijvoorbeeld als kern van waterplanten en als paaigebied voor vissen. De kwaliteit van de sloten kennen we echter onvoldoende. We weten bijvoorbeeld niet hoeveel en wat voor soort planten er groeien, hoeveel slib er ligt en wat de vorm van de oevers is (diversiteit aan habitats). We willen daarom deze slootjes eerst inventariseren en dan beoordelen of maatregelen nodig zijn. Gradiënten en interne isolatie Door de Stichting Veen zijn in drie sloten schotten geplaatst met het doel een gradiënt in waterkwaliteit en daarmee in ecologie te creëren. Deze methode lijkt goed te lukken. De stichting wil graag dat de gradiëntsloten behouden worden. Rijnland zal in overweging nemen het beheer van deze sloten over te nemen. Tijdens het gebiedsproces is ook geopperd om in Polder Sluipwijk interne isolatie toe te passen. We zullen deze maatregel nader onderzoeken op effectiviteit en technische en maatschappelijke haalbaarheid ESF5: verspreiding De verspreiding van planten is in dit gebied waarschijnlijk geen probleem. Het is een groot en gevarieerd gebied. De soorten die we willen, zullen in het gebied al aanwezig zijn en hoeven zich alleen uit te breiden. Meer zekerheid hierover krijgen we als we de slootjes in de aangrenzende gebieden van de plassen geïnventariseerd hebben (zie vorige paragraaf). Verbinding van de plassen met de boezem voor vissen is lastig, omdat de verbinding in twee stappen moet verlopen (via de Breevaart, een tussenboezem). Binnen de plassen met aangrenzende sloten en petgaten is in principe voldoende geschikt areaal om de gewenste vispopulatie in stand te houden. Voor de gewenste vispopulatie is naar ons inzicht het ontbreken van voldoende areaal vegetatie de bottleneck, niet (verbinding met) geschikte paaigebieden. We zien voor deze ecologische stuurfactor dus geen knelpunt ESF6: verwijdering Volgens betrokken en belanghebbende partijen vindt er vraat plaats door diverse diersoorten. Het betreft: - Ganzen (vraat aan jonge rietplanten). Hier is al onderzoek naar gedaan. Via de Faunabeheereenheid Zuid-Holland (FBE) wordt een reductieplan opgesteld. Uitvoering vindt plaats vanaf Muskusratten (vraat aan rietwortels). Er loopt in het gebied momenteel een pilot (vanuit Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, die de muskusrattenbestrijding coördineert) met een verlaagde intensiteit van bestrijding. Deze pilot loopt in een deel van de Reeuwijkse plassen. Er wordt 30% minder gevangen dan in de nul-situatie. We wachten eerst de resultaten van deze pilot af, voordat we concrete maatregelen nemen. De pilot is gestart in januari 2013 en duurt tot januari Rivierkreeften (vraat aan ondergedoken waterplanten). Deze zitten vooral in sloten en vaarten, minder in de plassen zelf. Of ze veroorzaken daar (op dit moment) minder schade. De uitheemse kreeften zijn alles eters en kunnen effect hebben op de groei van waterplanten en lijken de voorkeur te hebben voor zachte waterplanten. De Hoogheemraadschap van Rijnland 29

30 oeverplanten zijn vaak stugger en worden over het algemeen minder vaak beschadigd. We willen de aard en omvang eerst beter in beeld krijgen, voordat we maatregelen nemen. Op dit moment is verspreiding van de uitheemse rivierkreeft in de Reeuwijkse Plassen niet exact bekend. Bestrijding van deze exoot is overigens waarschijnlijk lastig. Het wegvangen van kreeften is tot dusver weinig effectief gebleken ESF7: organische belasting De belangrijke organische belastingen zijn in de jaren 90 al gesaneerd: de riolering van de lindbebouwing en de amovering van de RWZI Gouda. Onderwatertoiletten kunnen nog een bron vormen, maar deze is waarschijnlijk zo gering dat daardoor geen problemen ontstaan met de zuurstofhuishouding. Er zijn wel grote hoeveelheden watervogels, met name rustende ganzen en broedende meeuwen. We hebben de fosforbelasting door watervogels meegenomen bij ESF1 (hierbij zijn de meest recente tellingen van vogels gebruikt). Voor organische belasting door watervogels verwachten we geen problemen. Problemen met zuurstofloosheid door afbraak van organische stof zijn ons niet bekend. We beschouwen deze Ecologische Stuurfactor op orde. Er zijn voor deze ecologische stuurfactor geen maatregelen nodig ESF8: Toxiciteit Er vinden overschrijdingen plaats van som benzo(g,h,i)peryleen en indeno(1,2,3-c,d)pyreen (dit zijn PAK s: polycyclische aromatische koolwaterstoffen), ammonium en heptenofos. De bron van de PAK s en heptenofos is niet bekend en kan ook buiten het gebied liggen. Deze stoffen worden via generiek beleid aangepakt. De overschrijding van ammonium komt in veel waterlichamen in het beheergebied van Rijnland voor. Het gaat om een afgeleide normstelling: de concentratie ammoniak wordt berekend uit het ammoniumgehalte en de ph. Omdat de wateren van Rijnland vaak een hoge ph hebben, wordt een hoog ammoniakgehalte berekend. We gaan dit verder waterschapsbreed uitzoeken wat de aard en omvang van het probleem is en welke maatregelen eventueel mogelijke zijn. 7.4 Diagnose ESF9: Beleving ESF9 betreft de belevingswaarde van de plassen en het recreatief gebruik. We hebben dit aspect nog niet verder uitgewerkt. We hebben geen maatregelen geformuleerd met het oog op de belevingswaarde. 7.5 Samenvatting De diagnose is in Figuur 18 (Diagnose 1) en Figuur 19 (Diagnose 2) samengevat. 30 Hoogheemraadschap van Rijnland

31 Figuur 18. Samenvatting Diagnose 1 Figuur 19. Samenvatting diagnose 2. Hoogheemraadschap van Rijnland 31

32 8. OP WEG NAAR HET TWEEDE MAATREGELENPAKKET 8.1 Aanpak op hoofdlijnen De aanpak sluit aan bij de aanpak die we deels al volgden bij de maatregelen voor KRW1. Ook in hoofdstuk 7 hebben we aangegeven hoe onderzoek en maatregelen met elkaar samen kunnen hangen. Voor diagnose 1 hebben we dat nog eens in een schema gezet. Zie Figuur 20. Figuur 20. Beslisboom voor maatregelen voor diagnose 1 in relatie met onderzoek en pilots. 8.2 Mogelijke maatregelen In deze paragraaf laten we alle mogelijke maatregelen de revue passeren. Sommigen hebben we al eerder behandeld en sommige worden of zijn tijdens KRW1 uitgevoerd. Voor het overzicht noemen we ze hier toch nogmaals. A. Maatregelen die in de eerste planperiode zijn uitgevoerd en afgerond zijn of worden: - Compartimenteren. Deze maatregel is zonder verder vooronderzoek naar de effectiviteit uitgevoerd. De maatregelen die nu zijn uitgevoerd zijn eerder tijdens het gebiedsproces besproken. Uitvoering vindt plaats tijdens KRW1. - Polders afkoppelen. In KRW1 hebben deze maatregel uitgevoerd. Dit is tevens het maximaal haalbare. - Realisatie NVO s. We hebben nu 18 van de geplande 20 km aangelegd. De laatste 2 km zijn ook niet meer nodig. 32 Hoogheemraadschap van Rijnland

33 - Flexpeil. Uit onderzoek is gebleken dat dit een effectieve maatregel is. De maatregel wordt thans voorbereid. De uitvoering vindt plaats tijdens KRW1. B. Zinnige maatregelen voor de tweede en/of derde planperiode. Onderstaande lijst is mede tot stand gekomen op basis van het gebiedsproces. Sommige van deze maatregelen waren voor de eerste planperiode genoemd, maar hebben we doorgeschoven. Sommige maatregelen nemen we alleen onder bepaalde voorwaarden, zoals het voldoen aan randvoorwaarden en bij gebleken effectiviteit (hiervoor moeten we de resultaten van de pilots afwachten). Sommige maatregelen zijn nieuw. - Inlaatwater defosfateren. We verwachten dat met de geplande maatregelen de externe P-belasting op orde komt. Mocht er toch nog geen omslag naar helder water plaatsvinden, dan kunnen we ook nog het ingelaten water defosfateren. In het schema van Figuur 8 staat deze maatregel daarom via een lus met het blok resultaten afwachten aangegeven. - Inventarisatie van de slootjes binnen het waterlichaam. Waterplanten, hoeveelheid slib en habitas (vorm oevers) inventariseren. - Onderzoek interne isolatie Polder Sluipwijk. - Onderzoek uitvoeren naar de aard en omvang van overschrijding van de norm voor ammonium. Dit onderzoek voeren we waterschapsbreed uit, dus niet alleen voor dit waterlichaam. - Onderzoek uitvoeren naar de oorzaak van de toename van slib en afname van het doorzicht. - Beheer en onderhoud van de natuurvriendelijke oevers. - Optimaliseren operationeel beheer. Het operationeel beheer wordt tot nu toe vaak op waterkwantiteit uitgevoerd. De wateraan- en afvoer heeft echter ook gevolgen voor de waterkwaliteit. Het operationeel beheer zou dus geoptimaliseerd kunnen worden door beter rekening te houden met waterkwaliteitsaspecten. Hiervoor kan gedacht worden aan het opstellen van basisprincipes en regels door de afdelingen Beleid en Bedrijfsvoering Watersystemen. - Monitoring. Tijdens KRW1 (en deels daarvoor al) hebben we veel maatregelen genomen (realisatie natuurvriendelijke oevers, polders afkoppelen, instellen flexpeil) en pilots uitgevoerd (baggeren en beijzeren). Het is belangrijk de effecten van deze maatregelen en pilots eerst goed te monitoren voordat we verdere maatregelen nemen. De effecten zijn vaak pas op de termijn van jaren zichtbaar. De monitoring moet dus ook meerdere jaren duren. - Slibmaatregelen: o Baggeren. Eerst ontwikkelingen afwachten en resultaten pilot Klein Vogelenzang afwachten. o Beijzeren. Eerst ontwikkelingen afwachten en resultaten pilot Sloene o afwachten. Bezanden. Eerst ontwikkelingen afwachten en resultaten pilot bij HH Schieland en Krimpenerwaard afwachten. - Actief biologisch beheer. Deze maatregel komt pas in zicht als (1) de externe belasting voldoende is gereduceerd (dat is in 2015 het geval), (2) het slib is aangepakt als dat een probleem vormt, en (3) de visbiomassa zich niet vanzelf aanpast aan de nieuwe omstandigheden. Een voorwaarde is dat de plas visdicht wordt afgesloten. Hoogheemraadschap van Rijnland 33

34 C. Maatregelen die tijdens het gebiedsproces of eerder genoemd of geopperd zijn, maar naar ons idee geen zinnige maatregelen zijn (onvoldoende ecologisch effect hebben). We stellen voor deze maatregelen niet uit te voeren. - Benutten water uit Broekvelden Vettenbroek. Deze is na onderzoek definitief vervallen. De belangrijkste redenen is dat het te weinig oplevert voor de reductie van de fosforbelasting. Een andere reden is dat Broekvelden Vettenbroek veel sulfaat bevat. Bij terugvoer naar Reeuwijkse plassen levert dat een risico voor afbraak van veen. - Desulfateren inlaatwater. Enkele jaren geleden dachten we dat sulfaat in sterke mate in staat was veenafbraak te versnellen. Deze conclusie trokken we uit de pilot met baggeren die we in de Geerplas hebben uitgevoerd. Later bleek dat naast veenafbraak of misschien wel in plaats van veenafbraak de invloed van de aalscholverkolonie een belangrijke oorzaak van de toename van het fosforgehalte was. We zijn nu dus niet meer zo zeker over de invloed van sulfaat op veenafbraak. Momenteel wordt er uitgebreid veld- en laboratioriumonderzoek verricht bij de Universiteit van Nijmegen en B-Ware. - Vismigratie naar de polders. Voor een gezonde visstand op de meren is dit niet nodig. Dit jaar zullen we nog een maal kijken of vis vanuit de westelijke polder naar de plassen willen en die zullen we dan inlaten. Wat ons betreft is vismigratie verder niet nodig. - Aanvullende maatregelen voor Klein Vogelenzang. Als de pilot met baggeren in Klein Vogelenzang niet tot het gewenste resultaat leidt, kan overwogen worden aanvullende maatregelen te nemen, zoals het beijzeren van de bodem. We vinden het op dit moment echter nog veel te voorbarig om de maatregel zelfs op reserve in de maatregelenlijst op te nemen. - Aanleg geotubes. Geotubes zijn grote kunststof zakken die met bodemslib gevuld kunnen worden. Op deze wijze kunnen bijvoorbeeld (imitatie)legakkers of eilandjes worden aangelegd. Eerdere experimenten hebben als resultaat gehad dat er veel fosfaat uit het slib in de geotubes vrijkwam. Vooralsnog vinden we dit geen goede maatregel. 34 Hoogheemraadschap van Rijnland

35 8.3 Afleiding ecologische doelstellingen De Kaderrichtlijn Water stelt zelf geen ecologische doelen vast. Dit moeten de lidstaten doen. De Kaderrichtlijn Water geeft wel de regels (het kader) hoe die ecologische doelstellingen gedefiniëerd moeten worden. Voor de Reeuwijkse plassen is van belang dat het om een sterk veranderd waterlichaam gaat. Voor de beoordeling wordt in dat geval wel gebruik gemaakt van maatlatten voor natuurlijke wateren maar vanwege het sterk veranderde karakter mogen de doelen op die maatlat verlaagd worden. De doelstelling heet dan niet de Goede Ecologische Toestand (GET), maar het Goed Ecologisch Potentieel (GEP). Het GEP wordt bepaald door vanuit de huidige ecologische situatie het ecologisch effect van de (haalbare en betaalbare) maatregelen op te tellen. De eenheid van de ecologische kwaliteit is de Ecologische Kwaliteitsratio (EKR). De EKR geeft aan in hoeverre een bepaalde situatie overeenkomt met een referentie-meer. De referentie (ongestoord, natuurlijk meer) heeft een EKR van 1. Het GET heeft een EKR van 0,6. In Tabel 7 is het GEP weergegeven voor de biologische kwaliteitselementen (fytoplankton, macrofyten, macrofauna en vis) en voor de biologie-ondersteunende stoffen. Eerst zijn de doelstellingen weergegeven zoals die tijdens de eerste planperiode geformuleerd waren (GEP, KRW1). In de laatste kolom zijn de doelstellingen weergegeven zoals we die nu voorstellen (GEP, KRW2). Tabel 7. Ecologische doelstelling (GEP), gedefinieerd tijdens de eerste planperiode (KRW1) en de nu voorgestelde aanpassing (KRW2). Figuur 21 zijn de doelstellingen voor de biologische kwaliteitselementen grafisch weergegeven, waarbij ook de huidige situatie is aangegeven. Het GEP van KRW1 is met een groene lijn aangegeven. De doelstellingen zoals we die nu formuleren (GEP2) zijn met de gekleurde staafdiagram aangegeven. Hierin is: - groen = goed (de ondergrens van dit traject is het GEP KRW2). - geel = matig - oranje = ontoereikend - rood = slecht De staafdiagram is volgens het voorschrift van de KRW zwart gearceerd, omdat het om een kunstmatig waterlichaam gaat. Hoogheemraadschap van Rijnland 35

36 EKR Reeuwijkse Plassen 1,0 0,9 0,8 0,7 0,6 0,5 0,4 0,3 0,2 Goed (KRW2) Matig Ontoereikend Slecht GEP KRW1 Huidige situatie 0,1 0,0 Fytoplankton Macrofyten Macrofauna Vis Figuur 21. Huidige situatie, beoordeeld aan de nieuwe ecologische doelstelling. Ook de doelstelling zoals geformuleerd tijdens de eerste planperiode (GEP KRW1) is weergegeven. De motivatie voor de doelafleiding is hieronder aangegeven (Tabel 8): Tabel 8. Motivatie afleiding ecologische doelstelling. 36 Hoogheemraadschap van Rijnland

37 8.4 Fasering In paragraaf 8.2 zijn alle mogelijke nieuwe maatregelen genoemd, waarvan sommige alleen onder bepaalde voorwaarden uitgevoerd kunnen worden. In Tabel 9 is de planning van de maatregelen gegeven. De uitvoering van de maatregelen die op reserve staan, is onder andere afhankelijk van het resultaat van de ontwikkelingen in de plassen (monitoring uitgevoerde maatregelen uit KRW1) en de resultaten van de pilots. Voor alle maatregelen geldt bovendien dat er nog een afweging moet plaatsvinden wat betreft haalbaarheid, betaalbaarheid en maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak. Tabel 9. Planning maatregelen Het komt er op neer dat we de tweede planperiode van de KRW vooral willen gebruiken om aanvullend onderzoek en inventarisaties uit te voeren en verder de effecten van de maatregelen uit KRW1 (inclusief de pilots met baggeren en beijzeren) willen monitoren. Verdere grootschalige maatregelen zoals defosfateren inlaatwater, slibmaatregelen, actief biologisch beheer, aanleg van slibvang en golf/windbrekers willen we niet tijdens KRW2 uitvoeren. De uitvoering van deze maatregelen willen we pas voor de derde planperiode in overweging nemen. Het bestuur van het waterschap gaat de prioritering van de waterlichamen zoals die voor de eerste plancyclus is vastgesteld, opnieuw bekijken en zo nodig aanpassen. Omdat de uitvoering van de maatregelen in de Reeuwijkse plassen in de eerste plancyclus ( ) al volop ter hand is genomen, verwachten we dat het bestuur bovenbeschreven planning voor de Reeuwijkse plassen zal overnemen. Bestuurlijke besluitvorming zal in maart 2014 plaatsvinden. De maatregelen zijn tevens op kosten gezet. Dit is gebeurd op basis van de SSK-methodiek (Standaardsystematiek voor Kostenramingen); deterministisch op basis van onderbouwde kentallen. De maatregelen en kosten dienen als input voor het bestuur om keuzen te maken ten aanzien van de uit te voeren maatregelen. Hoogheemraadschap van Rijnland 37

38 BIJLAGE 1. VERSLAG GEBIEDSPROCES Betreft: Datum bespreking: Plaats: Opgesteld door: Aanwezigen: Afwezigen: Verslag zenden aan: Werkbijeenkomst vervolgmaatregelen waterkwaliteit Re 11 september 2013 Registratienummer Zalencentrum de Brug Diantha van der Stok Dossiernummer Chris Buitelaar (VWR), Jos Straver en Peter van der Burg (Sluipwijkse Plassen), John van Gemeren (Watersnip), Wick Kranenburg en Margriet Hatenboer (BLR), Piet van 't Hoog (Gravekoop), Carolien Jordaan en Kees Smit (gemeente Bodegraven-Reeuwijk), Chantal de Jonge en Michal Woudsma (GZH), Eugéne Kraan (SBN), J. W. van Rees (de Schakel), Arie Verhaar (ISMH), Hans van der Laan (Visserijpool), Thijs van Hees (st. Veen), Reindert Torenbeek, Bruce Michielsen, Nienke Kamp-van Hest, Margriet van der Hal, Marinus Bogaard en Diantha van der Stok (Rijnland) Met kennisgeving: Jan Löwik (st. Veen) Genodigden uur opening door Margriet van Hal, communicatie adviseur. Doel van de bijeenkomst Het elkaar informeren over de waterkwaliteit en ecologie in de Reeuwijkse Plassen en het opstellen van een gewenst maatregelpakket voor de periode Hierbij is het van belang om te komen tot een gedegen, gedragen en haalbaar pakket aan maatregelen wat ter bestuurlijke besluitvorming van Rijnland in november 2013 ingebracht wordt presentatie Nienke Kamp over de KRW (presentatie is als bijlage toegevoegd) Wat is de KRW precies? Een goede waterkwaliteit vinden we belangrijk in Nederland. Omdat water zich weinig aantrekt van landsgrenzen, zijn internationale afspraken nodig. Sinds 2000 is daarom de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. Deze moet ervoor zorgen dat de kwaliteit en ecologie van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2027 op orde is. Waarom nu bijeen? Rijnland telt 40 waterlichamen, waarvan de Reeuwijkse Plassen er één is. Enkele waterlichamen zijn al goed, in andere waterlichamen zijn nog maatregelen nodig. Omdat niet alle waterlichamen tegelijk aangepakt kunnen worden, heeft het bestuur van Rijnland keuzes gemaakt. Eind september start het bestuurlijk traject en in november 2013 zal het bestuur een beslissing nemen welke waterlichamen in het waterbeheerplan 5 (periode ) meegenomen worden. Dit is een politieke afweging en hangt samen met het budget, de totale hoeveel maatregelen en de inbreng vanuit het gebied. 38 Hoogheemraadschap van Rijnland

39 Geeft de KRW doelen aan? De KRW eist dat Nederland ecologische doelstellingen formuleert. Met maatlatten voor de ecologische toestand van de Nederlandse oppervlaktewateren zijn de ecologische doelen bepaald. De chemische doelen van de Kaderrichtlijn Water zijn vastgelegd in normen. In het beheersplan voor grond,- en oppervlaktewater verwerkt elk land z n eigen doelstellingen en de bijbehorende maatregelen die nodig zijn om aan de Europese richtlijnen te voldoen. Elk water is wat ecologie betreft uniek. Er is ruimte voor elk waterschap om realistische doelen vast te stellen. In de kaderrichtlijn staat beschreven hoe je dat moet doen. Per gebied bekijkt Rijnland wat mogelijk en effectief is en aan de hand daarvan stellen we de doelen vast. Rijnland streeft hierbij naar schoon en gezond water. Wat zijn de consequenties als de doelen niet gehaald worden; wat doet Brussel dan? De KRW is niet vrijblijvend maar het halen van de chemische en ecologische doelen vormt een verplichting waaraan economische sancties (bijvoorbeeld boetes) zijn verbonden. Hoe deze sancties eruit zien is niet bekend. Tot en met 2027 kunnen de ecologische doelen, met een degelijke onderbouwing, bijgesteld worden als blijkt dat ze niet haalbaar zijn. Wat doet Rijnland als de maatregelen niet aanslaan en de doelen niet gehaald worden? In de eerste fase zijn/worden veel maatregelen genomen, waar momenteel nog geen effecten van zichtbaar zijn. De verwachting van Rijnland is dat de maatregelen weldegelijk effect gaan hebben. Dit heeft tijd nodig voordat in het gebied de effecten zichtbaar worden. Actie Rijnland Rijnland neemt alle reacties uit de bijeenkomst mee en zal de voorgestelde maatregelen en ideeën toetsen op haalbaarheid, betaalbaarheid, maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak. Op basis van deze toets maken we een voorstel dat we aan ons bestuur voorleggen. Het bestuur besluit eind 2013 welke maatregelen in Reeuwijk genomen kunnen worden in de periode De deelnemers zullen we informeren over de ambtelijke keuzes en de redenen waarom we een maatregel wel of niet meenemen in het bestuurstuk uur presentatie Bruce Michielsen over de maatregelen in KRW 1 (presentatie is als bijlage toegevoegd) Hans van der Laan geeft aan dat de plas Sloene qua helderheid nog nooit zo slecht is geweest als het afgelopen jaar. De plas is behoorlijk geteisterd door blauwalg. Door de drijflagen is de helderheid gering. Dit komt doordat we de plas hebben geïsoleerd om de proef met beijzeren uit te kunnen voeren. Het slib op de bodem levert veel fosfaat na, dat in het water terecht komt. Omdat de plas nu is afgesloten, wordt het water niet meer ververst. De verwachting is dat door het beijzeren van de bodem de nalevering van fosfaat uit de bodem stopt. Het is dus een tijdelijke situatie die samenhangt met het uit kunnen voeren van de proef. Hans van der Laan wil ook het effect van ijzer op vis benoemd hebben Uit onderzoek dat Rijnland heeft laten uitvoeren naar de effecten van het gebruik van ijzer in de plassen voor de vissen blijkt dat bij de geplande geringe dosering er geen negatieve effecten te verwachten zijn voor de vissen. Het rapport zal in de eerst volgende klankbordgroep Reeuwijkse Plassen op de agenda komen. Hoogheemraadschap van Rijnland 39

40 Hans van der Laan had verwacht dat door de afkoppeling van de polders in Reeuwijk West/Abessinië de polderkant troebel zou moeten zijn en de plaskant helderder zou moeten zijn omdat men stelt dat het polderwater zo vervuild is. Nutriënten hebben een ander effect in plassen dan op sloten. De sloten zijn weliswaar nutriëntrijk, maar dit wil niet zeggen dat de sloot dan troebel is. In de sloten zakken de algen naar de bodem en er is ook meer lichtinval. In meren is de toevoer van fosfor een belangrijke sturende factor. Door de polders af te koppelen proberen we die toevoer zo klein mogelijk te maken. Advies John van Gemeren m.b.t. omslagpunt van troebel naar helder water Als belangrijkste element wordt benoemd dat als P (fosfor) in hoeveelheid naar beneden gebracht wordt het omslagpunt bereikt zal worden van troebel naar helder water. Volgens John kan het omslagpunt ook bij een hoger fosforgehalte bereikt worden. Eén van de maatregelen hierbij is de inzet/rol van waterplanten op de waterkwaliteit. Waterplanten dienen niet alleen als einddoel/effect van een bepaalde maatregel, maar kunnen als middel ingezet worden. Waterplanten bedekken de bodem, nemen veel fosfaat op, kunnen water schoner maken en kunnen een bijdrage leveren aan het afremmen van algen. Krabbenscheer zou een rol kunnen spelen in het eerder bereiken van het omslagpunt bij een relatief hoog fosfaatgehalte. Krabbenscheer scheidt namelijk een stof uit, waar algen niet tegen bestand zijn. Dit zijn uitkomsten van ondervindingen in voornamelijk sloten. Onlangs is er gekroesd fonteinkruid gevonden (was al 25 jaar niet meer waargenomen). Het Reeuwijkse Plassensysteem is in verandering en zorgt zelf al voor pogingen het systeem op orde te krijgen. Wellicht kunnen de reanimatiepogingen aangescherpt worden door Rijnland om het effect van het systeem zelf te versterken. Conclusie: maak naast metingen ook gebruik van de organische mogelijkheden van het systeem waar bewegingen en verbeteringen zitten en blaas deze aan. Margriet Hatenboer geeft aan dat bij de Steupel aan de kant van de Oudeweg de sloot groener en viezer is dan ooit Deze opmerking hangt samen met de eerder gemaakte opmerking over Sloene. Door de sloot stroomde eerst veel water, waarmee ook het water in Sloene ververst werd. Hierdoor werd het fosfaat dat uit de bodem vrijkwam, afgevoerd. Om de aanvoer van fosfaat te beperken is het noodzakelijk dat we de plas, en daarmee ook de sloot, isoleren. Dit is ook een voorwaarde voor het uitvoeren van de proef met beijzeren. Piet van t Hoog vraagt zich af of Rijnland alleen in de Sloene beijzerd of ook in de Wetering? Als alleen de plas beijzerd wordt, is er het risico dat het slib uit de Wetering in de plas terecht komt. Suggestie van Piet is: haal eerst de Wetering leeg (baggeren) en ga daarna de plas beijzeren. Het is onze bedoeling om zowel Sloene als de aanliggende sloten te beijzeren. Mogelijk moet dit met een andere methode. Suggestie Peter van der Burg Zwart wit gezegd: om algen te voorkomen is doorstroming nodig. Het voorstel van Peter is om de sluis na het beijzeren weg te halen zodat er weer doorstroming plaats vindt. Antwoord: uit eerdere proeven weten we dat juist doorstroming na beijzeren niet werkt. De voorgestelde maatregel strijdt dus met de aanpak van Rijnland en is geen maatregel die een echte verbetering tot gevolg heeft. 40 Hoogheemraadschap van Rijnland

41 Chris Buitelaar bespeurt veel voortschrijdend inzicht. Zijn er in Nederland elders ook projecten van gelijksoortige aard die dezelfde resultaatvoorspelling opleveren en hebben andere projecten iets aan onze inzichten of kunnen wij iets met de inzichten van de andere projecten gaan doen? Heel Nederland kent dezelfde problemen. Er is veel afstemming tussen de waterschappen en ook onderzoeksinstellingen en ingenieurbureaus zijn bij de maatregelen en proeven betrokken. Zo voert het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard de pilot met bezanden uit. Bij Waternet zijn proeven met beijzeren uitgevoerd uur presentatie Reinder Torenbeek over voorgestelde maatregelen van Rijnland voor KRW 2 (presentatie is als bijlage toegevoegd) Hoe worden maatregelen bedacht? Dit gebeurt aan de hand van een diagnose die bestaat uit negen ecologische stuurfactoren (ESF). Deze negen stuurfactoren zijn uitvoerig beschreven in het gebiedsdocument. Conclusie Rijnland wil in de tweede planperiode van de KRW vooral aanvullend onderzoek doen, inventarisaties uitvoeren en de effecten van de maatregelen uit KRW 1 monitoren. De inventarisaties en onderzoeken hebben betrekking op inventarisatie van slootjes, onderzoek naar overschrijding van de norm voor ammonium, onderzoek naar toename van slib en afname van het doorzicht, beheer en onderhoud van natuurvriendelijke oevers en optimaliseren van het operationeel beheer. Voor KRW3 staan dan nog maatregelen op reserve: beijzeren, bezanden, baggeren, witvis wegvangen, slibvang en wind/golfbrekers. Deze maatregelen voeren we alleen onder bepaalde randvoorwaarden uit. De laatst genoemde maatregel (slibvang en wind/golfbrekers) is een denkrichting. Peter van der Burg In het document staat dat er geen maatregelen benodigd zijn voor ESF 6 (verwijdering). Er wordt echter in het gebied geconstateerd dat er vraat is van ganzen, muskusratten en kreeften. Advies: neem dit mee in de maatregelen vanuit het gebied. Hans van der Laan Hans beaamd het probleem van de ganzen, muskusratten en kreeften en haakt hierop aan dat hij heeft vernomen dat de aanleg van de nvo s geen positieve invloed hebben op de verbetering van de chemische waterkwaliteit. Waarom wordt er dan veel geld in de aanleg gestoken? De nvo s zijn ook niet bedoeld om de chemische kwaliteit te verbeteren. Door de aanleg van de nvo s wordt er een habitat (leefgebied) gemaakt voor dieren die er nu in mindere mate of helemaal niet zitten. Het heeft een positief effect op de ecologische waterkwaliteit (in brede zin). Hans vraagt waarom er dan niet overal paaiplaatsen worden gecreëerd. Voorgesteld wordt om deze bij de uitwerking van de maatregelen vanuit het gebied mee te nemen. John van Gemeren Wordt er bij de stuurfactor van toxische stoffen ook rekening gehouden met sulfaat en sulfide? Bij deze stuurfactor wordt alleen de chemische stoffen waarvoor een Europese norm is, meegenomen. Sulfaat hoort daar niet bij. Maar sulfaat speelt inderdaad een belangrijke rol bij de afbraak van veen en het gedrag van ijzer en fosfaat in de bodem en het water. Sulfaat wordt daarom meegenomen bij de derde ecologische stuurfactor: de rol van de bodem op de waterkwaliteit. Hoogheemraadschap van Rijnland 41

42 Peter van den Burg Peter gaat er vanuit dat er evaluaties plaatsvinden naar aanleiding van de genomen maatregelen, maar geeft aan dat hij en andere eigenaren hier niets van horen of zien. Laat staan dat de eigenaren daar enige inbreng in hebben. Boodschap: neem de eigenaren mee bij de evaluaties. Gebruik de permanente ogen in het gebied uur Inventarisatie maatregelen uit het gebied opgedeeld in drie groepen (tafels). Tafel blauw Reinder Torrenbeek (Rijnland): maatregelen (SBN, Coöperatie van Vissers De Schakel, Gemeente, Sluipwijkse Plassen en GZH) 1. Hoeveelheid watervogels verminderen. Het gaat hier om ganzen en kapmeeuwen. Ganzen: overwinteraars op Broekvelden Vettenbroek. Telling 2008: ca Nu: ongeveer het dubbele. Daarnaast ook veel exemplaren op de rest van de plassen waaronder ook exemplaren die het hele jaar blijven). Kokmeeuwen: kolonie op Ravensberg, broedparen. De vogels kunnen bestreden worden door jagen of door eieren schudden. Beide maatregelen gebeuren nu al (bijvoorbeeld Groenbeheer Zuid-Holland schudt eieren van ganzen van exemplaren die op hun terrein broeden; zij hebben geen vergunning voor afschot) maar de maatregel zou qua omvang uitgebreid moeten worden. De vogels leveren twee problemen: Belasting met fosfor door uitwerpselen. De maatregel draagt dus bij aan het reduceren van de belasting met fosfor. Vraat (door ganzen) aan jong, uitlopend riet. Hierdoor gaan de aangelegde natuurvriendelijke oevers in kwaliteit achteruit. Er is waarschijnlijk een groot draagvlak; onder de deelnemers van de groep althans wel. Het is bekend dat de Partij van de Dieren tegen is. Over kosten en financiering: niet gesproken. 2. Muskusrattenbestrijding De muskusrattenbestrijding is enige tijd geleden van de provincie overgedragen aan de waterschappen. Het Hoogheemraadschap van Rijnland is dus verantwoordelijk, maar de uitvoering in de Reeuwijkse plassen wordt uitgevoerd door het Hoogheemraadschap van de Stichtse Rijnlanden. De vangstinspanning is de laatste jaren teruggebracht. Hierdoor neemt het aantal muskusratten toe. Het probleem van (te veel) muskusratten is de vraat die zij veroorzaken. De muskusratten eten bijvoorbeeld aan nieuw riet, maar ook bestaand riet, en dan vooral aan de wortelstokken. In combinatie met de vraat door ganzen (zie vorige punt) wordt het riet (ook in de natuurvriendelijke oevers) vanaf twee kanten aangevreten. De maatregel is het intensiveren van de vangstinspanning. Dit is de verantwoordelijkheid van het HH van Rijnland. 3. Kreeften bestrijden De hoeveelheid rivierkreeften neemt de laatste tijd sterk toe. Vooral in de weteringen en de sloten komt de soort in grote hoeveelheden voor. Op de plassen (waarschijnlijk) minder. In de sloten van Polder Bloemendaal is vrijwel alle vegetatie weggevreten. Ook kleine visjes en andere fauna worden door de rivierkreeften gegeten. De exemplaren lopen s avonds over de weg. Een beroepsvisser heeft een metalen net ontwikkeld om ze 42 Hoogheemraadschap van Rijnland

43 te vangen. Op één nacht vangt hij in dit net 50 tot 100 kg. Deze exemplaren worden verkocht. De kreeft vormt dus nu al een probleem voor de ontwikkeling van vegetatie in weteringen en sloten in en rond de plassen, maar kan mogelijk ook een probleem gaan vormen voor de vegetatie op de plassen (als het helder wordt). De soort kan bestreden worden door vangst me speciale netten (van ijzer; ander materiaal wordt stuk geknipt). De groep was het over deze maatregel unaniem eens. Over kosten, financiering en taken/verantwoordelijkheden is niet gesproken. 4. Inzet Broekvelden Vettenbroek als buffer voor waterinlaat Deze maatregel is al eerder genoemd en is ook al door het HH van Rijnland nader onderzocht. Het idee is om neerslagoverschot op de plassen eerst naar Broekvelden Vettenbroek de pompen. Het water wordt daar tijdelijk opgeslagen. Bij watertekort kan het water naar de plassen worden ingelaten. Volgens het onderzoek van Rijnland zou het water van Broekvelden Vettenbroek vanwege de waterkwaliteit (hoog calcium- en sulfaatgehalte) niet geschikt zijn om in te laten naar de plassen. Een mogelijke oplossing is om het water via een lange transportleiding langs de noord- en westzijde van de plassen te vervoeren, zodat tijdens het transport de kwaliteit kan verbeteren. Het doel van de maatregel is de hoeveelheid inlaat van boezemwater te beperken. Hoewel de maatregel dus al eerder door Rijnland onderzocht is, zou het toch goed zijn de maatregel nog een kritisch te bekijken en naar slimme oplossingen te zoeken als er problemen voorzien worden. Over draagvlak, kosten en financiering is niet gesproken. 5. Doorvaart Vrijhoef vernauwen Ook deze maatregel is al eerder genoemd en nader onderzocht. Het HH van Rijnland heeft besloten de maatregel niet uit te voeren vanwege te hoge kosten en te gering draagvlak. In de groep wordt gezegd dat de kosten zo hoog zijn vanwege een claim die een van de eigenaren van die locatie vraagt. Ook het geringe draagvlak moet bij deze eigenaar gezocht worden; overige partijen zouden geen bezwaar hebben of voorstander zijn. Het doel van de maatregel is de interne uitwisseling binnen de plassen te reduceren. Hier is eerder onderzoek naar uitgevoerd. Door het vernauwen van de doorvaart bij Vrijhoef zou de verblijftijd van Nieuwenbroek van ca. 30 dagen naar ca. 60 dagen vergroot kunnen worden. Bedacht moet worden dat het water nu nog steeds sterk kan rondstromen. Bij een doorvaart westelijk van Vrijhoef (exacte locatie nog opzoeken op kaart en benoemen) zouden soms stroomsnelheden van 80 cm/s optreden (afhankelijk van windkracht en richting). Misschien zijn er nog meer mogelijkheden om de interne uitwisseling tussen de plassen te beperken. De groep is voorstander van deze maatregel. Over kosten en financiering is niet gesproken. 6. Slibvangen aanleggen Een mogelijkheid om het slibprobleem op te lossen, is het aanleggen van slibvangen. Dit zijn diepe putten die in elk meer apart aangelegd zouden moeten. Er is veel licht slib dat binnen een plas, afhankelijk van de windkracht en richting zich door de plas beweegt. Op één locatie is binnen een week een verandering van de waterdiepte van ca. 75 cm geconstateerd! De groep is voorstander van deze maatregel. Over kosten en financiering is niet gesproken. Hoogheemraadschap van Rijnland 43

44 7. Sluipwijk intern isoleren Het water in het gebied Sluipwijk kan vrij rondstromen, en dit gebeurt ook. Het gebied is in eigendom van Staatsbosbeheer en biedt dus kansen voor verdere natuurontwikkeling. De sloten kunnen beter begroeid raken met vegetatie en op die wijze een kern van flora én fauna vormen voor de rest van de plassen. Daarvoor is het ondermeer nodig dat de doorstroming door de wateren vermindert. Dit zou vrij eenvoudig kunnen door de wetering die midden door het gebied loopt, ergens af te dammen. De groep is voorstander van deze maatregel. Over kosten en financiering is niet gesproken. Tafel groen Nienke Kamp-van Hest (Rijnland): maatregelen vanuit ((VWR), Watersnip advies, gemeente Bodegraven-Reeuwijk, BLR) 1. Beheersen fauna Het gaat hier om ganzen, meeuwen, muskusratten en kreeften, in verband met vraat aan de waterplanten. In ieder geval is het monitoren van de toename van de meeuwen van belang, om tijdig maatregelen te treffen. 2. Lokaal baggeren Bagger lokaal verwijderen, meerdere locaties worden concreet benoemd. 3. Diepe gaten/slibvangbakken aanleggen Het aanleggen van diepe gaten / slibvangbakken per plas zorgen voor minder overlast van bagger en zijn goed voor de waterkwaliteit. 4. Beijzeren Niet alleen de pilot in Sloene nu uitvoeren, maar dit grootschaliger in het (hele) plassengebied toepassen. 5. Goudse Hout als aanvoerroute gebruiken voor water naar de plassen In plaats van afkoppelen Goudse Hout, dit gebied gebruiken als aanvoerroute van water voor de Reeuwijkse Plassen. Dit kan door middel van het toevoegen van IJzerchloride en het bedekken van de slootbodem met klei. Ook andere locaties zijn mogelijk. De kosten worden geschat op zo n 1,5 miljoen. 6. Evaluatie van de maatregelen Evaluatie van de maatregelen in de periode , nu al tussentijds, uitvoeren zodat eventueel nog uit te voeren maatregelen bijgesteld kunnen worden. 7. Natuurvriendelijke oevers (NVO s) Een duidelijke monitoring van de effecten van de aanleg van de oevers. Hoe verloopt de ontwikkeling van de vegetatie, groeien de planten goed, groeien de planten ook het water in? Er kan al betrekkelijk snel resultaat worden verwacht. De uitkomsten van deze monitoring ook zichtbaar maken voor alle partijen. 8. Gebieden al KRW proef? Aangeven welke gebieden nu al KRW proef zijn. Dit heeft een stimulerend effect op de motivatie om meer te doen aan waterkwaliteit en ecologie. 9. Algemeen over Rapport Leesbaarheid van het rapport aanpassen, verschillende suggesties hiervoor zijn gegeven. 44 Hoogheemraadschap van Rijnland

45 Tafel geel: Marinus Bogaard (Rijnland): maatregelen Sluipwijkse Plassen, Visserijpool, ISMH, BLR, Gravekoop, st. Veen. 1. Baggeren Wetering Het baggeren van de wetering in Sloene, dit om het effect van de uit te voeren beijzering te vergroten. 2. Lokaal baggeren Het baggeren in de overige plassen op ondiepe delen en verbindingen tussen de plassen. Dit met het doel om de opwerveling van slib (door wind) te verminderen, het doorzicht te vergroten en hiermee de plantengroei te bevorderen, de bereikbaarheid van percelen en zwemmogelijkheden te verbeteren. Alle partijen zijn het hier over eens. St. Veen wil dit samen met Rijnland uitwerken. Punten die hierbij spelen zijn: Hoe gaan we om met bagger, welk effect heeft deze op de waterkwaliteit, wie heeft er nog meer mee te maken, wat zijn de waterkwaliteitsproblemen van bagger. 3. Uitwisseling van kennis met gebied Hoe gaan we directer kennis en informatie uitwisselen tussen Rijnland en de gebiedspartijen? Is het mogelijk dat experts van Rijnland met experts uit het gebied directer gekoppeld worden zodat er veel minder ruis op de lijn komt? 4. Jaarlijks overzicht generen van ontwikkelingen m.b.t. nvo s Breng ontwikkelingen en schade aan (NV) oevers en vegetaties jaarlijks op een eenduidige manier in beeld. Dit levert voor meerdere partijen een eenduidig beeld van de ontwikkelingen op en stelt ons allen in staat een effectiever onderhoud te plegen. St. Veen en BLR willen dit samen met Rijnland oppakken. 5. Beheersen Fauna Pak de bestrijding van vraat door muskusratten, ganzen en Amerikaanse rivierkreeften aan. Dit moet niet per individu aangepakt worden, maar in een groter verband. De muskusratten bestrijding ligt nu bij de waterschappen, de ganzen bestrijding wordt opgepakt door de WBE. De bestrijding van de Amerikaanse is niet bij een partij belegd. 6. Recreatiedruk stabiliseren Hoe stabiliseren we de waterrecreatie druk op de plassen? Welke rol spelen de gemeente (bestemmingsplan, uitgifte steigers en Rijnland hierbij? 7. Recreatief medegebruik versus waterbeleving Recreatief medegebruik gekoppeld aan de beleving van het water. De partijen onderschrijven allen dat er een stimulans voor het recreatief medegebruik vanaf het land mogelijk is. De vraag aan Rijnland is: heeft het waterschap hier middelen voor. Provincie Zuid-Holland heeft subsidie mogelijkheden voor wandel en fietsroutes door het gebied. St. Veen wil dit oppakken met het ISMH. 8. Visstand en beheer hiervan Hoe wordt het visstandbeheer goed uitgevoerd? Wie houdt de visstand in beeld? Niet besproken maar wel ingebracht: St. Veen gaat een integrale visie ontwikkelen op de plassen en het omliggend veenweidegebied. Hoe beheersen we de inlaat van het water? Hoe geven we goed voorlichting? Baggeren ook in de polders is dit nodig! Hoe creëren we nog meer paaiplaatsen? Hoogheemraadschap van Rijnland 45

46 BIJLAGE 2. REACTIE VAN RIJNLAND OP HET GEBIEDSPROCES Algemeen We hebben de bijeenkomst als positief en nuttig ervaren. We danken alle aanwezigen op hun aanwezigheid en inbreng. Op de belangrijkste gemaakte opmerkingen en ideeën gaan we hieronder in. Het is een voorlopige reactie. Communicatie Uit de gebiedsbijeenkomst komt naar voren dat de communicatie tussen Rijnland en de eigenaren en belanghebbenden nog beter kan. Het probleem spitst zich volgens de gebiedspartijen toe op het goed (en vooraf) betrekken van de gebiedskennis van (eigenaren) organisaties bij uit te voeren proeven en projecten. We willen de communicatie daarom verbeteren. Rijnland werkt dit in nader overleg met de locale partijen uit. Een van de elementen hierbij is het onderscheid maken tussen het (vervolg op het) uitvoeringsplan Schoon & Mooi Reeuwijkse Plassen en het reguliere werk. Communicatie is iets wederzijds. Ook van de gebiedspartijen mag hierbij verwacht worden dat zij eenduidig aangeven wat zij voor water kwaliteits prioriteiten zien. Monitoring Als onderdeel van bovenstaande, komt naar voren dat de eigenaren en belanghebbenden onvoldoende geïnformeerd worden over resultaten van onderzoeken, pilots en monitoring. Dit willen we verbeteren. We nemen ons voor rapportages over onderzoeken en monitoring tijdig aan belanghebbende partijen toe te zenden of via de website beschikbaar te stellen. Bestrijding van soorten in verband met vraat. De groep geeft vrijwel unaniem aan dat dit een groot probleem is. Per diergroep geldt het volgende: - Ganzen: het gaat hierbij voor de gebiedspartijen om de overlast van o.a. de vogelpoep ook vanwege de grote aantallen in dit gebied. Door Rijnland is onderzoek gedaan naar de fosfaatbelasting van vogelpoep op het oppervlaktewater in de Reeuwijkse Plassen. De uitkomst van dit onderzoek is dat er een substantiële bijdrage fosfaat is vanuit vogelpoep. Rijnland is in 2013 actief betrokken bij het door het WBE op te stellen reductieplan voor het verminderen van het aantal ganzen o.a. in Reeuwijk. Dit plan gaat in 2014 in uitvoering. - Muskusratten. Er loopt in een stukje van het Reeuwijkse Plassengebied momenteel een pilot (vanuit Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, die de muskusrattenbestrijding coördineert) met een verlaagde intensiteit van bestrijding. In de overige gebieden blijft de bestrijding zoals deze was. We wachten eerst de resultaten van deze pilot af, voordat we concrete maatregelen nemen. Daarnaast heeft eigenaar P. van den Burg in afstemming met dhr. Vermaat van de VU een eigen onderzoek opzet om de effecten van de vraat van muskusratten aan riet aan te tonen. Dit loopt nu één jaar. Rijnland neemt de resultaten van dit onderzoek in KRW 2 mee. - Kreeften. Deze zitten vooral in sloten en vaarten in polders, minder in de plassen zelf. Of ze veroorzaken daar (op dit moment) minder schade. We willen de aard en omvang eerst beter in beeld krijgen, voordat we maatregelen nemen. Bestrijding van deze exoot is overigens waarschijnlijk lastig. Bijdrage vogels aan belasting met fosfor. De vraag is gesteld of de belasting door watervogels wel in de berekeningen is meegenomen en of ook de laatste gegevens van de aantallen vogels zijn gebruikt. 46 Hoogheemraadschap van Rijnland

47 We hebben dit gecheckt en in onze berekening van de fosforbelasting zijn de vogels (ganzen, kokmeeuwen) wel meegenomen. Hiervoor hebben we de gegevens van de laatste tellingen (2012) gebruikt. Doorvaart Vrijhoef vernauwen Deze maatregel was een onderdeel van een aantal maatregelen die inderdaad als doel hadden de interne uitwisseling te reduceren. De vernauwen van de Vrijhoef stond op de planning voor uitvoering in Omdat de effectiviteit van deze maatregel beperkt is en de kosten ver boven de begroting uitkwam is deze maatregel in het uitvoeringsplan geschrapt. Het heeft voor Rijnland op basis van de huidige uitgangspunten geen prioriteit dit alsnog weer op te gaan pakken. Bagger Het slib vormt inderdaad op dit moment een knelpunt voor het ecologisch herstel van de meren. Daarom voeren we nu pilots uit om te kijken hoe we dit probleem effectief kunnen aanpakken. We onderzoeken nu: baggeren, beijzeren en bezanden. Ook de aanleg van een slibvang is een mogelijke oplossing. We nemen nu nog geen maatregelen, omdat we eerst het resultaat van de pilots willen hebben. Behalve de effectiviteit (werkt het) spelen ook andere factoren een rol, met name de kosten. Bedacht moet worden dat het baggeren van alle plassen een zeer kostbare maatregel is (tientallen miljoenen euro s). Een door gebiedspartijen aangereikt probleem in relatie met bagger is de doorvaarbaarheid. Lokaal is er overlast van ondiepten door bagger bij eigenaren, bewoners en recreanten. Gebiedspartijen hebben aangegeven met een inventarisatie van deze problemen te komen. Rijnland is niet verantwoordelijk voor dit probleem maar kan en wil bij deze inventarisatie advies en informatie verstrekken. Inzet Broekvelden Vettenbroek als buffer voor waterinlaat Deze maatregel hebben we inderdaad eerder onderzocht. Probleem was niet de slechte kwaliteit van het water van Broekvelden Vettenbroek voor de Reeuwijkse plassen, maar juist andersom: de kwaliteit van het water van de Reeuwijkse plassen is te fosfaatrijk om in een nog fosfaat gevoelig systeem als in Broekvelden Vettenbroek op te slaan. Bedacht moet worden dat Broekvelden Vettenbroek één van onze mooiste diepe plassen is. Verder blijkt uit de studie dat het peil van Broekvelden Vettenbroek in grote lijnen meebeweegt met de grondwaterstand. Opslag is dus lastig: het water loopt weg naar het grondwater. In plaats van water op te slaan ben je dus water aan het infiltreren. Ook omgekeerd is waar: bij een te grote onttrekking van water uit Broekvelden Vettenbroek ben je feitelijk grondwater aan het onttrekken. De buffercapaciteit uitgedrukt in kubieke meters is dus gering. We zullen de analyse van de maatregel die we hebben uitgevoerd nog eens nauwkeurig bekijken en het resultaat van de analyse kort en helder aan de groep terugmelden! Goudse Hout niet afkoppelen, maar bodem van klei voorzien Het idee van deze maatregel is dat fosfor door de klei gebonden wordt en er zo een zuivering van het ingelaten water plaatsvindt. Deze aanpak is nog weinig toegepast en er is weinig ervaring mee. De vraag is of het goed werkt, ook op langere termijn. Een ander alternatief is de inlaat via dosering met ijzer- of aluminiumchloride te zuiveren van fosfaat. Hier is wel meer ervaring mee, vooral bij Waternet. Hierover is in het verleden ook al eens nagedacht. Toen was naar onze mening de maatregel lastig uit te voeren, omdat er diverse polders op de plassen uitmaalden. Die polders zijn nu afgekoppeld, zodat er nog maar één inlaatpunt is. Technisch is de maatregel nu beter uit te voeren. We denken alleen dat het niet nodig is. Door het afkoppelen van de polders en door het instellen van een flexpeil wordt de belasting met fosfor al zo ver gereduceerd dat omslag naar helder water Hoogheemraadschap van Rijnland 47

48 mogelijk wordt. Mocht dat na verloopt toch niet gebeuren, dan kunnen we alsnog het ingelaten water van fosfor zuiveren. We houden de maatregel daarom op reserve staan voor de derde KRW-planperiode. Polder Sluipwijk intern isoleren Dit lijkt een eenvoudige en effectieve methode om de ecologische kwaliteit van de wateren in het gebied te verbeteren. Hier is al vaker met SBB over gesproken vanuit de invalshoek voor vissen. Nu wordt deze in een bredere context geplaatst. We stellen voor deze maatregel nader te onderzoeken wat betreft effectiviteit en technische en maatschappelijke haalbaarheid. Aangeven welke gebieden nu KRW-proof zijn We denken dat er op dit moment nog niet een plas is die volledig (in omvang en voor alle parameters) KRW-proof is. Wel is er differentiatie in het gebied. We kunnen bijvoorbeeld op basis van opnamen van de waterplanten (op veel locaties onderzocht) deze differentiatie wel aangeven. We nemen dit idee mee bij onze verdere plannen en communicatie. Hoe omgaan met huidige gradienten sloten? Vanuit zowel het gebied als vanuit St. Veen komt de vraag of Rijnland de drie watergangen vanuit de proef met gradiënten sloten in de Reeuwijkse Plassen van Stichting Veen wil overnemen c.q. wil voortzetten. We zullen dit verzoek in overweging nemen en daarover een besluit nemen. Het effect van opwerveling door schroefwater van motorboten. Dit effect treedt wel op. Uit eigen onderzoek concluderen we op dit moment dat het om opwerveling van grove deeltjes gaat, die ook weer snel bezinken. Het vormt daarmee geen wezenlijk probleem voor de helderheid van het water in de plassen in relatie tot de kieming van ondergedoken waterplanten. Mogelijk is er wel een effect in intensief bevaren kleinere vaarten, luwe plaatsen met veel bagger en slootjes. Inzet driehoeksmosselen. Driehoeksmosselen zijn, indien ze in voldoende mate aanwezig zijn, in staat het water zodanig te filtreren dat het helder wordt. Momenteel wordt onderzocht of het mogelijk is driehoeksmosselen uit te zetten via enten en via het aanbieden van geschikte (kunstmatige) substraten. Dat onderzoek heeft tot nu toe nog niet tot positieve resultaten geleid. We weten dus ook niet hoe we driehoeksmosselen actief kunnen stimuleren. Belevingswaarde en recreatie Dit onderwerp hebben we nog niet verder uitgewerkt. We beraden ons nog hoe we dit aspect gaan aanpakken. 48 Hoogheemraadschap van Rijnland

49 Hoogheemraadschap van Rijnland 49

50 BIJLAGE 3. REACTIE VERENIGING VAN EIGENAREN 50 Hoogheemraadschap van Rijnland

51 Hoogheemraadschap van Rijnland 51

GEBIEDSDOCUMENT NIEUWKOOPSE PLASSEN. Voortgang van de maatregelen voor verbetering van de waterkwaliteit

GEBIEDSDOCUMENT NIEUWKOOPSE PLASSEN. Voortgang van de maatregelen voor verbetering van de waterkwaliteit GEBIEDSDOCUMENT NIEUWKOOPSE PLASSEN Voortgang van de maatregelen voor verbetering van de waterkwaliteit Archimedesweg 1 CORSA nummer: 13.50568 postadres: versie: 3 postbus 156 auteur: Reinder Torenbeek

Nadere informatie

GEBIEDSDOCUMENT AMSTELVEENSE POEL

GEBIEDSDOCUMENT AMSTELVEENSE POEL GEBIEDSDOCUMENT AMSTELVEENSE POEL Archimedesweg 1 CORSA nummer: 13.50563 postadres: versie: 3 postbus 156 auteur: Reinder Torenbeek 2300 AD Leiden oplage: telefoon (071) 3 063 063 datum: 30 oktober 2013

Nadere informatie

algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen

algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen 2. Waterkwaliteit De zomergemiddelden voor 2008 van drie waterkwaliteitsparameters

Nadere informatie

III.1. Algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving van de actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.10.

III.1. Algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving van de actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.10. III.1. Algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving van de actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.10. is opgenomen III.2. Waterkwaliteit De meetpunten van het chemische meetnet liggen

Nadere informatie

Opbouw. Het belang van natuurvriendelijke oevers. EU Kaderrichtlijn Water (KRW) Waterbeleid. Doel KRW voor oevers. EU Kaderrichtlijn Water Maatregelen

Opbouw. Het belang van natuurvriendelijke oevers. EU Kaderrichtlijn Water (KRW) Waterbeleid. Doel KRW voor oevers. EU Kaderrichtlijn Water Maatregelen Het belang van natuurvriendelijke oevers Christa Groshart Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard Opbouw Beleid en Maatregelen Verwachtingen Knelpunten KRW innovatie-onderzoek Waterbeleid Europese

Nadere informatie

Hoe een watersysteemanalyse leidt tot slibmaatregelen

Hoe een watersysteemanalyse leidt tot slibmaatregelen Hoe een watersysteemanalyse leidt tot slibmaatregelen Welke vragen krijgen we als kwaliteitsbeheerders/ecologen? Onderliggende problemen met waterkwaliteit en ecologie Hoe beantwoorden we deze vragen?

Nadere informatie

Kennismiddag. KRW Reeuwijkse en Nieuwkoopse Plassen

Kennismiddag. KRW Reeuwijkse en Nieuwkoopse Plassen Kennismiddag KRW Reeuwijkse en Nieuwkoopse Plassen Programma 13.00 14.00 - Welkom en Kick-off - Theorie vs praktijk Reeuwijkse Plassen 14.00 15.00 Workshopronde 1 15.00 15.15 Korte pauze en wisselen workshops

Nadere informatie

Resultaten heroverweging KRW maatregelen De Eendragt. 1. Aanleiding

Resultaten heroverweging KRW maatregelen De Eendragt. 1. Aanleiding Resultaten heroverweging KRW maatregelen De Eendragt 1. Aanleiding In 2012 is het uwbp door de Verenigde Vergadering vastgesteld. Hierin is opgenomen om 5 KRW maatregelen uit het Waterbeheersplan 2009-2015

Nadere informatie

Toestand KRW-waterlichamen Flevoland medio 2018

Toestand KRW-waterlichamen Flevoland medio 2018 Toestand KRW-waterlichamen Flevoland medio 2018 1. Inleiding In het beheergebied van waterschap Zuiderzeeland liggen 18 KRW-waterlichamen (zie figuur 1 op volgende pagina). Deze waterlichamen worden zowel

Nadere informatie

Afleiding biologische doelen voor vrijwel ongestoorde, sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen...

Afleiding biologische doelen voor vrijwel ongestoorde, sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen... BIJLAGE F Afleiding biologische doelen voor vrijwel ongestoorde, sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen....................................................................... De milieudoelstellingen

Nadere informatie

GEBIEDSDOCUMENT VOGELPLAS STARREVAART. Mogelijke aanvullende maatregelen voor verbetering van de ecologische kwaliteit

GEBIEDSDOCUMENT VOGELPLAS STARREVAART. Mogelijke aanvullende maatregelen voor verbetering van de ecologische kwaliteit GEBIEDSDOCUMENT VOGELPLAS STARREVAART Mogelijke aanvullende maatregelen voor verbetering van de ecologische kwaliteit Archimedesweg 1 CORSA nummer: 13.50565 postadres: versie: 3 postbus 156 auteur: Reinder

Nadere informatie

GEBIEDSDOCUMENT BROEKVELDEN EN VETTENBROEK. Mogelijke maatregelen voor verbetering van de ecologische kwaliteit

GEBIEDSDOCUMENT BROEKVELDEN EN VETTENBROEK. Mogelijke maatregelen voor verbetering van de ecologische kwaliteit GEBIEDSDOCUMENT BROEKVELDEN EN VETTENBROEK Mogelijke maatregelen voor verbetering van de ecologische kwaliteit Archimedesweg 1 CORSA nummer: 13.50566 postadres: versie: 3 postbus 156 auteur: Reinder Torenbeek

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE. 2 Hoogheemraadschap van Rijnland

INHOUDSOPGAVE. 2 Hoogheemraadschap van Rijnland GEBIEDSDOCUMENT ZEGERPLAS Mogelijke maatregelen voor verbetering van de ecologische kwaliteit Archimedesweg 1 CORSA nummer: 13.50504 postadres: versie: 3 postbus 156 auteur: Reinder Torenbeek 2300 AD Leiden

Nadere informatie

GEBIEDSDOCUMENT LANGERAARSE PLASSEN. Mogelijke maatregelen voor verbetering van de ecologische kwaliteit

GEBIEDSDOCUMENT LANGERAARSE PLASSEN. Mogelijke maatregelen voor verbetering van de ecologische kwaliteit GEBIEDSDOCUMENT LANGERAARSE PLASSEN Mogelijke maatregelen voor verbetering van de ecologische kwaliteit Archimedesweg 1 CORSA nummer: 13.50562 postadres: versie: 3 postbus 156 auteur: Reinder Torenbeek

Nadere informatie

Huidige situatie. G2 Totaal stikstof (zomergemiddelde) (mg N/l) 1,57 2,4 2,4. G2 Chloride (zomergemiddelde) (mg Cl/l) 45,3 150 150

Huidige situatie. G2 Totaal stikstof (zomergemiddelde) (mg N/l) 1,57 2,4 2,4. G2 Chloride (zomergemiddelde) (mg Cl/l) 45,3 150 150 NL09_26 Basisgegevens Naam Code Status Type Stroomgebied Waterbeheergebied Provincie Gemeente Sloten Overbetuwe NL09_26 Kunstmatig M1a - Zoete sloten (gebufferd) Rijn-West Rivierenland Gelderland Neder-Betuwe,

Nadere informatie

Een ongenode gast: Amerikaanse rivierkreeft

Een ongenode gast: Amerikaanse rivierkreeft Amerikaanse rivierkreeft Een ongenode gast: Opzet workshop Een ongenode gast: Inleiding (Fabrice Ottburg; WUR) Nader inzoomen op een aantal projecten (Winnie Rip; Waternet) Praktijk ervaring aanpak (Jouke

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE. 2 Hoogheemraadschap van Rijnland

INHOUDSOPGAVE. 2 Hoogheemraadschap van Rijnland GEBIIEDSDOCUMENT ZOETERMEERSE PLAS Mogelijke maatregelen voor verbetering van de ecologische kwaliteit Archimedesweg 1 CORSA nummer: 13.50559 postadres: versie: 3 postbus 156 auteur: Reinder Torenbeek

Nadere informatie

Factsheet: NL43_11 Bussloo

Factsheet: NL43_11 Bussloo Factsheet: NL43_11 Bussloo -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

Natuurvriendelijke oevers: mogelijkheden per standplaats. Emiel Brouwer en Pim de Kwaadsteniet

Natuurvriendelijke oevers: mogelijkheden per standplaats. Emiel Brouwer en Pim de Kwaadsteniet Natuurvriendelijke oevers: mogelijkheden per standplaats Emiel Brouwer en Pim de Kwaadsteniet Aanleiding Aanleg natuurvriendelijke oevers belangrijk in waterbeheer Bij aanleg mist vaak de relatie met de

Nadere informatie

Factsheet: NL33HM. Naam: Hondshalstermeer

Factsheet: NL33HM. Naam: Hondshalstermeer Factsheet: NL33HM Hondshalstermeer -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Nieuwkoopse Plassen. Op weg naar water van topkwaliteit. Droge voeten, schoon water

Nieuwkoopse Plassen. Op weg naar water van topkwaliteit. Droge voeten, schoon water Nieuwkoopse Plassen Op weg naar water van topkwaliteit De Nieuwkoopse Plassen en het aangrenzende gebied vormen een prachtig natuurgebied. We werken samen met anderen aan verbetering van de waterkwaliteit

Nadere informatie

De meerwaarde: een casus. Martine Lodewijk programmamanager KRW voor waterschap Amstel Gooi en Vecht

De meerwaarde: een casus. Martine Lodewijk programmamanager KRW voor waterschap Amstel Gooi en Vecht De meerwaarde: een casus Martine Lodewijk programmamanager KRW voor waterschap Amstel Gooi en Vecht Conclusies Wat is de meerwaarde van een systeemanalyse (ESF-analyse)? Diagnose: wat zijn de bepalende

Nadere informatie

Utrecht, 19 mei 2009 Pythagoraslaan 101 Tel

Utrecht, 19 mei 2009 Pythagoraslaan 101 Tel Utrecht, 19 mei 2009 Pythagoraslaan 101 Tel. 030-2589111 Afdeling nummer : BEW : 2009ONT236040 Onderwerp: Beantwoording schriftelijke vragen ex artikel 47 van het RvO aan het college van GS, gesteld door

Nadere informatie

Koninklijke weg. praagmatisch

Koninklijke weg. praagmatisch Maarten Ouboter Kennis Loont! effectiveness is all (T.S. Elliot) Diagnose centraal Weet wat je doet (wat maatregelen doen) Evalueer (herdiagnose) Koninklijke weg objectieve referentie afwijking van natuurlijke

Nadere informatie

Vermesting in meren en plassen

Vermesting in meren en plassen Indicator 16 december 2008 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De vermesting in de meren en

Nadere informatie

GEBIEDSDOCUMENT WESTEINDERPLASSEN. Mogelijke maatregelen voor verbetering van de ecologische kwaliteit

GEBIEDSDOCUMENT WESTEINDERPLASSEN. Mogelijke maatregelen voor verbetering van de ecologische kwaliteit GEBIEDSDOCUMENT WESTEINDERPLASSEN Mogelijke maatregelen voor verbetering van de ecologische kwaliteit Archimedesweg 1 CORSA nummer: 13.50507 postadres: versie: 3 postbus 156 auteur: Reinder Torenbeek 2300

Nadere informatie

Kansen voor natuurvriendelijke oevers in de boezems van HHNK. KRW onderzoeksproject Natuurvriendelijke Boezem. S. Janssen, S. Zierfuss 12.

Kansen voor natuurvriendelijke oevers in de boezems van HHNK. KRW onderzoeksproject Natuurvriendelijke Boezem. S. Janssen, S. Zierfuss 12. Kansen voor natuurvriendelijke oevers in de boezems van HHNK KRW onderzoeksproject Natuurvriendelijke Boezem Auteurs S. Janssen, S. Zierfuss Registratienummer 12.55095 17-12-12 Versie Status definitief

Nadere informatie

Vermesting in meren en plassen,

Vermesting in meren en plassen, Indicator 14 september 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De vermesting in de meren

Nadere informatie

Zes manieren om de boezem ecologisch gezond te maken. Roelof Veeningen Wetterskip Fryslân

Zes manieren om de boezem ecologisch gezond te maken. Roelof Veeningen Wetterskip Fryslân Zes manieren om de boezem ecologisch gezond te maken Roelof Veeningen Wetterskip Fryslân 1 Friese boezem 1. Monitoring: trends 2. Modellering N en P 3. Watersysteem-analyse: Baggernut/PCLAKE 4. Flexibel

Nadere informatie

Vermesting in meren en plassen,

Vermesting in meren en plassen, Indicator 18 mei 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De vermesting in de meren en plassen

Nadere informatie

Spiegelplas en Ankeveense plassen

Spiegelplas en Ankeveense plassen Spiegelplas en Ankeveense plassen Stand van de natuur en herstelmaatregelen Gerard ter Heerdt Bart Specken Jasper Stroom Floor Speet Winnie Rip Een tienminuten gesprek. Hoe staan onze kinderen er voor?

Nadere informatie

NVO's en vis. Wat is het effect van NVO s op de visstand? 32 tigste bijeenkomst Vissennetwerk: KRW, Vis & Maatregelen

NVO's en vis. Wat is het effect van NVO s op de visstand? 32 tigste bijeenkomst Vissennetwerk: KRW, Vis & Maatregelen NVO's en vis Wat is het effect van NVO s op de visstand? 32 tigste bijeenkomst Vissennetwerk: KRW, Vis & Maatregelen Amersfoort, 24 november 2011 Carlo Rutjes & Michelle de la Haye Scoren met natuurvriendelijke

Nadere informatie

Factsheet: NL04_OVERIJSSELSKNL-ZWa

Factsheet: NL04_OVERIJSSELSKNL-ZWa Factsheet: NL04_OVERIJSSELSKNL-ZWa Overijssels Kanaal (Zwolle) De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld

Nadere informatie

Kwaliteit oppervlaktewater, 2009

Kwaliteit oppervlaktewater, 2009 Indicator 6 maart 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De meeste waterlichamen voldoen

Nadere informatie

Visstand meren (M14/M27) en de KRW

Visstand meren (M14/M27) en de KRW Visstand meren (M14/M27) en de KRW Met het oog op SGBP II 2016-2021, III 2022-2027 Donderdag 25 september 2014 Roelof Veeningen, cluster Gegevensbeheer 1 - Monitoring - Analyse - Prognose - Maatregelen

Nadere informatie

Factsheet: NL11_8_1 Tussenboezem Vinkeveen a

Factsheet: NL11_8_1 Tussenboezem Vinkeveen a Factsheet: NL11_8_1 Tussenboezem Vinkeveen a -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in

Nadere informatie

Kaderrichtlijn Water Nieuwkoopse Plassen

Kaderrichtlijn Water Nieuwkoopse Plassen Kaderrichtlijn Water Nieuwkoopse Plassen Het hoogheemraadschap van Rijnland werkt - samen met gebiedspartners de gemeente Nieuwkoop, de provincie en Natuurmonumenten - al vele jaren aan water van topkwaliteit

Nadere informatie

Factsheet: NL04_STEEN-WETERINGa

Factsheet: NL04_STEEN-WETERINGa Factsheet: NL04_STEEN-WETERINGa Steenwetering De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Helder water door quaggamossel

Helder water door quaggamossel Helder water door quaggamossel Kansen en risico s Een nieuwe mosselsoort, de quaggamossel, heeft zich in een deel van de Rijnlandse wateren kunnen vestigen. De mossel filtert algen en zwevend stof uit

Nadere informatie

OOST NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V.

OOST NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V. NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V. 29 september 2010 Inhoud 1 Tekstdelen uit van 5 varianten naar 2 alternatieven 3 1.1 Referentiesituatie 3 1.2 Effecten waterkwaliteit KRW 5 2 Nieuw tekstdeel 7 ARCADIS

Nadere informatie

80597ddb-6939-48b8-b238-e40d818d7a77 1/5

80597ddb-6939-48b8-b238-e40d818d7a77 1/5 1. Vraagnummer 2010Z03358. Vragen van de leden Jacobi en Boelhouwer (beiden PvdA) aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat over grootschalige

Nadere informatie

Water van topkwaliteit in de Nieuwkoopse Plassen

Water van topkwaliteit in de Nieuwkoopse Plassen Water van topkwaliteit in de Nieuwkoopse Plassen April 2010 Een prachtig gebied! Als ik als bestuurder van Rijnland gasten krijg, laat ik ze graag zien hoe mooi ons gebied is. Met gepaste trots neem ik

Nadere informatie

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, 1991 2010 Indicator 27 november 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens

Nadere informatie

Ecologische kwaliteit oppervlaktewater, 2009

Ecologische kwaliteit oppervlaktewater, 2009 Indicator 2 maart 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De ecologische kwaliteit van het

Nadere informatie

GEBIEDSDOCUMENT DE WILCK. Maatregelen en doelstellingen voor de tweede KRW-planperiode (2016-2021)

GEBIEDSDOCUMENT DE WILCK. Maatregelen en doelstellingen voor de tweede KRW-planperiode (2016-2021) GEBIEDSDOCUMENT DE WILCK Maatregelen en doelstellingen voor de tweede KRW-planperiode (2016-2021) Archimedesweg 1 CORSA nummer: 13.50567 postadres: versie: 3 postbus 156 auteur: Reinder Torenbeek 2300

Nadere informatie

Van helder naar troebel..en weer terug. en de rol van actief visstandbeheer hierbij

Van helder naar troebel..en weer terug. en de rol van actief visstandbeheer hierbij Van helder naar troebel..en weer terug en de rol van actief visstandbeheer hierbij Marcel Klinge 26 augustus 2008 1 Aanleiding OBN Onderzoek Laagveenwateren en de vertaling hiervan in het STOWA-boekje

Nadere informatie

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, 1991 2008 Indicator 15 juli 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt

Nadere informatie

Waterplanten en macrofauna profiteren van KRW-maatregelen

Waterplanten en macrofauna profiteren van KRW-maatregelen Waterplanten en macrofauna profiteren van KRW-maatregelen Martijn Hokken (Waterschap Zuiderzeeland), Reinder Torenbeek (Bureau Waardenburg) Om de KRW-doelen te halen, heeft waterschap Zuiderzeeland de

Nadere informatie

Factsheet: NL04_NOORD-ZUIDLEIDING

Factsheet: NL04_NOORD-ZUIDLEIDING Factsheet: NL04_NOORD-ZUIDLEIDING Noord-Zuidleiding De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL04_EMMERTOCHT-SLOOT

Factsheet: NL04_EMMERTOCHT-SLOOT Factsheet: NL04_EMMERTOCHT-SLOOT Emmertochtsloot De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Ontwerp programma tweede uitvoeringstermijn KRW Rijnland Informatiebladen waterlichamen

Ontwerp programma tweede uitvoeringstermijn KRW Rijnland Informatiebladen waterlichamen Ontwerp programma tweede uitvoeringstermijn KRW Rijnland Informatiebladen waterlichamen Archimedesweg 1 postadres: postbus 156 2300 AD Leiden Corsa: 14.87302 telefoon (071) 3 063 063 Versie ontwerp voor

Nadere informatie

Van helder naar troebel..en weer terug COPYRIGHT. en de rol van actief visstandbeheer hierbij. Marcel Klinge. 2 juli

Van helder naar troebel..en weer terug COPYRIGHT. en de rol van actief visstandbeheer hierbij. Marcel Klinge. 2 juli Van helder naar troebel..en weer terug en de rol van actief visstandbeheer hierbij Marcel Klinge 2 juli 2009 1 Aanleiding OBN Onderzoek Laagveenwateren en de vertaling hiervan in het STOWA-boekje Van helder

Nadere informatie

Gebiedsbijeenkomst Langeraarse Plassen. Samen op weg naar het uitvoeringsprogramma 2015: Herstel van de waterkwaliteit, natuur- en recreatiewaarden

Gebiedsbijeenkomst Langeraarse Plassen. Samen op weg naar het uitvoeringsprogramma 2015: Herstel van de waterkwaliteit, natuur- en recreatiewaarden Gebiedsbijeenkomst Langeraarse Plassen Samen op weg naar het uitvoeringsprogramma 2015: Herstel van de waterkwaliteit, natuur- en recreatiewaarden Programma vanavond 1. Introductie 2. KRW1 lessons learned

Nadere informatie

Spiegelplas en Ankeveense plassen

Spiegelplas en Ankeveense plassen Spiegelplas en Ankeveense plassen Klankbordgroep Vechtplassen 9 dec 2016 tussenresultaten ecologische systeemanalyse Gerard ter Heerdt en anderen Spiegelplas Toestand: matig Spiegelplas Toestand Biologie

Nadere informatie

KRW en N2000. KRW: Doelen voor water en oever; Basisconditie: ecologisch gezond water:

KRW en N2000. KRW: Doelen voor water en oever; Basisconditie: ecologisch gezond water: fonteinkruiden KRW en N2000 KRW: Doelen voor water en oever; Basisconditie: ecologisch gezond water: Natura2000: Volledige verlandingsreeks van helder water, trilveen, veenmosrietland tot hoogveenbossen;

Nadere informatie

Aanpak stedelijke waterprojecten. Dorien Roubos Vissen in de stad 16 juni 2011

Aanpak stedelijke waterprojecten. Dorien Roubos Vissen in de stad 16 juni 2011 Aanpak stedelijke waterprojecten Dorien Roubos Vissen in de stad 16 juni 2011 Inleiding Waterprojecten bij WVE Kwaliteitsbeelden (streefbeelden) Aanleiding Inhoud Toekenning Uitvoer baggerproject(en) Aandachtspunten

Nadere informatie

Factsheet: NL43_04 Puttenerbeek

Factsheet: NL43_04 Puttenerbeek Factsheet: NL43_04 Puttenerbeek -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL04_BUITEN-REVE Reeve

Factsheet: NL04_BUITEN-REVE Reeve Factsheet: NL04_BUITEN-REVE Reeve De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze factsheet

Nadere informatie

Actualisatie zwemwaterprofiel De Grote speelweide Amsterdamse Bos 2017

Actualisatie zwemwaterprofiel De Grote speelweide Amsterdamse Bos 2017 Actualisatie zwemwaterprofiel De Grote speelweide Amsterdamse Bos 2017 Archimedesweg 1 CORSA nummer: 18.077462 postadres: versie: 01 postbus 156 auteurs: P. v.d. Wee / D. Slot 2300 AD Leiden oplage: 1

Nadere informatie

veronderstelde voordelen van Natuurvriendelijke oevers.

veronderstelde voordelen van Natuurvriendelijke oevers. 1 veronderstelde voordelen van Natuurvriendelijke oevers. verbeteren van chemische water kwaliteit verbeteren van de oever stabiliteit verbeteren van de ecologische kwaliteit 2 waarom aandacht voor NVO

Nadere informatie

Effectiviteit KRW maatregelen. Halen we met de geplande maatregelen de ecologische doelen?

Effectiviteit KRW maatregelen. Halen we met de geplande maatregelen de ecologische doelen? Effectiviteit KRW maatregelen Halen we met de geplande maatregelen de ecologische doelen? 1 Maatregelen Kaderrichtlijn Water Kwaliteit Doelstelling Beleidstekort Maatregelen 2 Welke maatregelen worden

Nadere informatie

Actualisatie zwemwaterprofiel Meijepark 2017

Actualisatie zwemwaterprofiel Meijepark 2017 Actualisatie zwemwaterprofiel Meijepark 2017 Archimedesweg 1 CORSA nummer: 18.077470 postadres: versie: 01 postbus 156 auteurs: P. v.d. Wee / D. Slot 2300 AD Leiden oplage: 1 telefoon (071) 3 063 063 datum:

Nadere informatie

Troebel water verhelderd

Troebel water verhelderd Troebel water verhelderd Ellis Penning met dank aan o.a. Maarten Ouboter, Rob Uittenbogaard, Menno Gensebergen Over meren en plassen Troebelheid vaak centrale problematiek Waar komt troebelheid vandaan?

Nadere informatie

Vermesting in meren en plassen,

Vermesting in meren en plassen, Indicator 13 april 2016 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De vermesting in de meren en plassen

Nadere informatie

Factsheet: NL04_STOUWE-LEIDING Stouwe

Factsheet: NL04_STOUWE-LEIDING Stouwe Factsheet: NL04_STOUWE-LEIDING Stouwe De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

ACTUALISATIE ZWEMWATERPROFIEL. Westeinderplassen Archimedesweg 1 CORSA nummer: zie postadres: versie: 0

ACTUALISATIE ZWEMWATERPROFIEL. Westeinderplassen Archimedesweg 1 CORSA nummer: zie postadres: versie: 0 ACTUALISATIE ZWEMWATERPROFIEL Westeinderplassen - Archimedesweg CORSA nummer: zie. postadres: versie: postbus auteur: Piet van der Wee AD Leiden oplage: telefoon () datum: i telefax () projectnummer: Hoogheemraadschap

Nadere informatie

Factsheet: NL43_09. Naam: Toevoerkanaal

Factsheet: NL43_09. Naam: Toevoerkanaal Factsheet: NL43_09 Toevoerkanaal -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Aanleiding. Economische impuls regio Waterberging Natuurontwikkeling Recreatie

Aanleiding. Economische impuls regio Waterberging Natuurontwikkeling Recreatie Robert Boonstra 11 maart 2008 Inhoud presentatie Aanleiding van het project Inrichting van het gebied Monitoring vul- en startfase Monitoring ontwikkeling van het meer Resultaten 2007 Aanleiding Economische

Nadere informatie

KRW Nieuwkoopse plassen. van A(alscholvers) tot Z(udde) Marieke Desmense en Gustaaf van Wijk

KRW Nieuwkoopse plassen. van A(alscholvers) tot Z(udde) Marieke Desmense en Gustaaf van Wijk KRW Nieuwkoopse plassen van A(alscholvers) tot Z(udde) Marieke Desmense en Gustaaf van Wijk Opbouw van deze presentatie Het probleem: jaren 80 tot KRW Wat meten we? Wat ziet Natuurmonumenten? Keuze maatregelen

Nadere informatie

Nieuwsbrief augustus 2014

Nieuwsbrief augustus 2014 Nieuwsbrief augustus 2014 Reeuwijkse Plassen schoner en mooier Het hoogheemraadschap van Rijnland neemt tot 2015 verschillende maatregelen die samen zorgen voor de verbetering van de waterkwaliteit en

Nadere informatie

Naar een duurzaam beheer van het veenweidegebied. Piet-Jan Westendorp Aquatisch ecoloog Witteveen+Bos

Naar een duurzaam beheer van het veenweidegebied. Piet-Jan Westendorp Aquatisch ecoloog Witteveen+Bos Naar een duurzaam beheer van het veenweidegebied Piet-Jan Westendorp Aquatisch ecoloog Witteveen+Bos Inleiding Is een duurzaam beheer mogelijk? Nederland veenland Huidige toestand veenweidegebied Streefbeeld

Nadere informatie

Factsheet: NL43_13 Oude IJssel

Factsheet: NL43_13 Oude IJssel Factsheet: NL43_13 Oude IJssel -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Actualisatie zwemwaterprofiel Peddelpoel 2016

Actualisatie zwemwaterprofiel Peddelpoel 2016 Actualisatie zwemwaterprofiel Peddelpoel 2016 Archimedesweg 1 CORSA nummer: postadres: versie: 01 postbus 156 auteur: Piet van der Wee 2300 AD Leiden oplage: 1 telefoon (071) 3 063 063 datum: april 2016

Nadere informatie

Subsidie voor aanleg natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen

Subsidie voor aanleg natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen Subsidie voor aanleg natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen Heeft u een perceel of grenst uw woning of bedrijf aan een watergang en wilt u uw oever veranderen in een natuurvriendelijke oever? Dan

Nadere informatie

GEBIEDSDOCUMENT NIEUWE MEER. Mogelijke maatregelen voor verbetering van de ecologische kwaliteit

GEBIEDSDOCUMENT NIEUWE MEER. Mogelijke maatregelen voor verbetering van de ecologische kwaliteit GEBIEDSDOCUMENT NIEUWE MEER Mogelijke maatregelen voor verbetering van de ecologische kwaliteit Archimedesweg 1 CORSA nummer: 13.50506 postadres: versie: 3 postbus 156 auteur: Nienke Kamp - van Hest 2300

Nadere informatie

Actualisatie Waterspeelplaats Cronesteijn

Actualisatie Waterspeelplaats Cronesteijn Actualisatie Waterspeelplaats Cronesteijn 2018 Archimedesweg 1 postadres: postbus 156 2300 AD Leiden telefoon (071) 3 063 063 telefax (071) 5 123 916 CORSA nummer: versie: definitief auteur: Piet van der

Nadere informatie

Factsheet: NL11_5_4 Terra Nova

Factsheet: NL11_5_4 Terra Nova Factsheet: NL11_5_4 Terra Nova -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Actualisatie zwemwaterprofiel Watergeus

Actualisatie zwemwaterprofiel Watergeus Actualisatie zwemwaterprofiel Watergeus - 2015 Archimedesweg 1 CORSA nummer: postadres: versie: 01 postbus 156 auteur: Piet van der Wee 2300 AD Leiden oplage: 1 telefoon (071) 3 063 063 datum: april 2016

Nadere informatie

Natuurvriendelijke oevers. Droge voeten, schoon water

Natuurvriendelijke oevers. Droge voeten, schoon water Natuurvriendelijke oevers Droge voeten, schoon water VOOR WIE IS DEZE FOLDER BESTEMD? Deze folder is bestemd voor eigenaren van oevers die in aanmerking komen om hun oever natuurvriendelijk in te richten.

Nadere informatie

Factsheet: NL05_Westerbouwlandl

Factsheet: NL05_Westerbouwlandl Factsheet: NL05_Westerbouwlandl Westerbouwlandleiding De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de

Nadere informatie

Prestatie-indicatoren Ecologie 1 december 2015 1

Prestatie-indicatoren Ecologie 1 december 2015 1 Prestatie-indicatoren Ecologie 1 december 2015 1 Prestatie-indicatoren ecologie 1. Wat zijn prestatie-indicatoren 2. Keuze prestatie-indicatoren 3. Frequentie rapportage 2 Wat zijn prestatie-indicatoren?

Nadere informatie

Welkom bij de informatiebijeenkomst watergebiedsplan Westeramstel. 28 juni 2016 Zuider legmeerpolder en Uithoornse Polder

Welkom bij de informatiebijeenkomst watergebiedsplan Westeramstel. 28 juni 2016 Zuider legmeerpolder en Uithoornse Polder Welkom bij de informatiebijeenkomst watergebiedsplan Westeramstel 9 september 2015 2015 28 juni 2016 Zuider legmeerpolder en Uithoornse Polder Programma Waarom een watergebiedsplan (dhr. G. Korrel) Stand

Nadere informatie

Tijdelijke droogval als waterkwaliteitsmaatregel. Roos Loeb, Fons Smolders, Esther Lucassen, Jeroen Frinsel, Rick Kuiperij, e.a.

Tijdelijke droogval als waterkwaliteitsmaatregel. Roos Loeb, Fons Smolders, Esther Lucassen, Jeroen Frinsel, Rick Kuiperij, e.a. Tijdelijke droogval als waterkwaliteitsmaatregel Roos Loeb, Fons Smolders, Esther Lucassen, Jeroen Frinsel, Rick Kuiperij, e.a. In samenwerking met: Waterschap Hunze en Aa s Wetterskip Fryslan Staatsbosbeheer

Nadere informatie

Europese Kaderrichtlijn Water

Europese Kaderrichtlijn Water Europese Kaderrichtlijn Water Samenwerkingsverband tussen Waterschap Hollandse Delta en Gemeente Dordrecht www.dordrechtwerktaanwater.nl Inhoud presentatie 1. Toelichting Europese Kaderrichtlijn Water

Nadere informatie

Van achtergrondbelasting naar aanpassing van KRW doelen

Van achtergrondbelasting naar aanpassing van KRW doelen Van achtergrondbelasting naar aanpassing van KRW doelen PEHM, Nijmegen 5 november 2015 Gert van Ee, HHNK Nico Jaarsma, Nico Jaarsma Ecologie en Fotografie Indeling HHNK: gebied, waterkwaliteit en ecologie

Nadere informatie

Meetstrategie en methodiek macrofyten 1 METHODIEK

Meetstrategie en methodiek macrofyten 1 METHODIEK ////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// Meetstrategie en methodiek macrofyten //////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Nadere informatie

Factsheet: NL43_10 Fliert

Factsheet: NL43_10 Fliert Factsheet: NL43_10 Fliert -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

BOUWSTEEN NOTA SCHOON WATER KRW2

BOUWSTEEN NOTA SCHOON WATER KRW2 BOUWSTEEN NOTA SCHOON WATER KRW2 BEGROEIDE OEVERS Strategie Rijnland 2015-2027 Archimedesweg 1 CORSA nummer: 13.63245 postadres: versie: postbus 156 auteur: Lucienne Vuister 2300 AD Leiden oplage: telefoon

Nadere informatie

GEBIEDSDOCUMENT VLIETLAND. Een update van de plannen voor verbetering van de ecologische kwaliteit

GEBIEDSDOCUMENT VLIETLAND. Een update van de plannen voor verbetering van de ecologische kwaliteit GEBIEDSDOCUMENT VLIETLAND Een update van de plannen voor verbetering van de ecologische kwaliteit 2016-2021 Archimedesweg 1 CORSA nummer: CONCEPT postadres: versie: 3 postbus 156 auteur: Reinder Torenbeek

Nadere informatie

Natuurvriendelijke oevers aanleggen (natuurlijke oevers)

Natuurvriendelijke oevers aanleggen (natuurlijke oevers) Natuurvriendelijke oevers aanleggen (natuurlijke oevers) Wat werkt, wat niet Tim Pelsma, Adviseur Ecologie, Waternet Inhoud Aanleggen of beheren? Inrichting, stand van zaken en kennis Inrichting, leren

Nadere informatie

KADERS VOOR INVULLING KRW-DOELEN IN DE DERDE STROOMGEBIEDBEHEEPLANNEN, BESTUURLIJKE NOTITIE

KADERS VOOR INVULLING KRW-DOELEN IN DE DERDE STROOMGEBIEDBEHEEPLANNEN, BESTUURLIJKE NOTITIE KADERS VOOR INVULLING KRW-DOELEN IN DE DERDE STROOMGEBIEDBEHEEPLANNEN, BESTUURLIJKE NOTITIE Aanleiding Bij de tot standkoming van de eerste stroomgebiedbeheerplannen voor de Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nadere informatie

INTERN MEMO. Aan: Algemeen Bestuur Van: Dagelijks Bestuur Datum: 10 november 2015 Onderwerp: Voedingsstoffen in het oppervlaktewater

INTERN MEMO. Aan: Algemeen Bestuur Van: Dagelijks Bestuur Datum: 10 november 2015 Onderwerp: Voedingsstoffen in het oppervlaktewater Intern memo INTERN MEMO Aan: Algemeen Bestuur Van: Dagelijks Bestuur Datum: 0 november 205 Onderwerp: Voedingsstoffen in het oppervlaktewater Bijlage: Bestuursnotitie wfn40342 in DB april 204 Inleiding

Nadere informatie

Herinrichten van diepe plassen door hergebruik baggerspecie: Voor en nadelen voor de visstand. Joke Nijburg

Herinrichten van diepe plassen door hergebruik baggerspecie: Voor en nadelen voor de visstand. Joke Nijburg Herinrichten van diepe plassen door hergebruik baggerspecie: Joke Nijburg 1 Inhoud: Aanleiding Beleid Uitvoeringsmethodieken Voor- en nadelen visstand Praktijkvoorbeelden Conclusies 2 Aanleiding Waterkwaliteit

Nadere informatie

Stadswateren en blauwalgen

Stadswateren en blauwalgen Stadswateren en blauwalgen Voedselrijk Stilstaand Onnatuurlijke inrichting Waterdiepte soms beperkt Divers gebruik Vele tientallen overlastlocaties (West-Brabant) Typen maatregelen symptoombestrijding

Nadere informatie

ACHTERGRONDRAPPORT BIJ DE PLANVORMING VOOR KRW2. Achtergronden en methodieken uit de KRW en de toepassing daarvan door Rijnland

ACHTERGRONDRAPPORT BIJ DE PLANVORMING VOOR KRW2. Achtergronden en methodieken uit de KRW en de toepassing daarvan door Rijnland ACHTERGRONDRAPPORT BIJ DE PLANVORMING VOOR KRW2 Achtergronden en methodieken uit de KRW en de toepassing daarvan door Rijnland Archimedesweg 1 CORSA nummer: 14.08364 postadres: versie: 2 postbus 156 auteur:

Nadere informatie

Werken aan water in de Nieuwkoopse plassen

Werken aan water in de Nieuwkoopse plassen Werken aan water in de Nieuwkoopse plassen Het hoogheemraadschap van Rijnland werkt aan water van topkwaliteit voor de Nieuwkoopse plassen. De laatste jaren is de kwaliteit van het water al sterk verbeterd,

Nadere informatie

Wat kunnen we leren van de droogte van 1976 in relatie tot gevolgen van klimaatverandering? Casus Loenderveense plas

Wat kunnen we leren van de droogte van 1976 in relatie tot gevolgen van klimaatverandering? Casus Loenderveense plas Wat kunnen we leren van de droogte van 1976 in relatie tot gevolgen van klimaatverandering? Casus Loenderveense plas Sebastiaan Schep sebastiaan.schep@witteveenbos.com Aanleiding voor mijn verhaal Ik maak

Nadere informatie

Aquatische ecologie. Module 1: Ecologische principes van watersystemen. Lesdag 1. drs. M. Maessen (Grontmij)

Aquatische ecologie. Module 1: Ecologische principes van watersystemen. Lesdag 1. drs. M. Maessen (Grontmij) lesdag onderwerp docent(en) Module 1: Ecologische principes van watersystemen Lesdag 1 Ochtend - Watersysteem - Van mondiaal tot lokaal - Kringlopen en balansen - Hydrologische kringloop - Relatie grondwater

Nadere informatie

KRW-verkenner in gebruik

KRW-verkenner in gebruik KRW-verkenner in gebruik 4 praktijkvoorbeelden Johan Bode Gis-analist /medewerker onderzoek Waterschap Peel en Maasvallei Inhoud Wat is de KRW-verkenner? Inhoud KRW-verkenner Gebiedsdatabase Kennisdatabase

Nadere informatie

Dossiernummer: 23-10-2013 Projectnummer:

Dossiernummer: 23-10-2013 Projectnummer: Bijlagen bij verordening subsidies natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen 2014: 1. Inrichtingseisen natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen; 2. Richtlijnen voor natuurvriendelijk onderhoud.

Nadere informatie