Montagehandleiding. 14,9 cm14,9 cm. Version: 08_2016. ORTNER GO18 91/42 Handmatige en automatische bediening

Transcriptie

1 14,9 cm14,9 cm Montagehandleiding ORTNER GO18 91/42 Handmatige en automatische bediening Aangezien de positie van de vuurplaats kan worden bepaald vanuit de verbrandingsruimte zelf, moet de lengte van een aantal componenten worden aangepast! (Details in het document) Er moet gezorgd worden voor voldoende verbrandingslucht (berekening vereist). Let op bij het gebruik van ventilatiesystemen, afzuigkappen, enz.! Om fouten te voorkomen, dient u eerst onze montagehandleiding te lezen! Version: 08_2016 Alle nationale of lokale regelgeving en algemene voorschriften, bepalingen en gebruiksregels moeten worden nageleefd!

2 1

3 Inhalt Voor de montage van de tegelkachel van Ortner heeft u de volgende materialen nodig... 3 Technische gegevens... 3 Belangrijke aanwijzingen voorafgaand aan de installatie... 4 Aan de slag... 5 Uitlaat rechts... 5 Uitlaat links... 5 Uitlaat boven... 6 Afmetingen-informatieblad Algemene aanwijzingen Vuur-en warmte-isolatie Algemeens: TE BESCHERMEN installatieoppervlakken NIET TE BESCHERMEN installatieoppervlakken Algemeen Schematische tekening Opengewerkte tekening

4 Voor de montage van de tegelkachel van Ortner heeft u de volgende materialen nodig Vezelmatstrips (ter afdichting tussen de vuurvaste en metalen onderdelen), zijn bij de levering inbegrepen HK-mortel voor de hechting van de mantel van de kachel, bij de levering inbegrepen Steeksleutel 30 mm of waterpomptang om de hoogte van het grondframe aan te passen Inbussleutel - set Technische gegevens Typeaanduiding GO18 91/42 Verwarmingscapaciteit in relatie tot de opslagperiode van 12 uur (met keramische rookgaskanalen, KMS 300 of vuurvast rookkanaal) Nominaal vermogen ten opzichte van de brandtijd max. te plaatsen hoeveelheid hout Totale massa (met uitzondering van keramische rookgaskanalen) 4,8 kw 52 kw 18 kg ca. 655 kg Rendement >80 % Rookgasmassastroom 48 g/s Minimumafstand tot naburige brandbare materialen (indien vrijstaand geïnstalleerd) voorzijde 100 cm Temperatuur aansluitstuk (voor keramisch naverwarmingsgedeelte) Gemiddelde temperatuur afvoergassen (na het keramische gedeelte KMS 300) Gemiddeld noodzakelijke aanvoerdruk bij Nominaal thermisch vermogen zijkant achterzijde 20 cm 20 cm 517 C 193 C 14 Pa 3

5 Belangrijke aanwijzingen voorafgaand aan de installatie Controleer de roterende-luchtschuif (in de handmatige modus moet de stop worden verwijderd) op correct en gemakkelijk functioneren, Controleer alle schroeven op het frame en draai ze indien nodig extra aan. Mantelcomponenten (rood) moeten altijd gasdicht met Ortner HK-mortel worden.geplaatst Afhankelijk van de positie van de vuurplaats moeten enkele mantelcomponenten dienovereenkomstig worden afgekort. Vuurvaste betonnen onderdelen (grijs) worden altijd droog gebruikt (geen lijm). Zodat ze altijd boven de deur vervangen kunnen worden. Alle grijze vuurvaste betonnen onderdelen hebben reeds de correcte maat. Met de eerste mantelsteen die u op het grondframe plaatst, bepaalt u de positie van de vuurplaats. 4

6 Aan de slag Uitlaat rechts De uitlaatsteen (GOA.1) bevindt zich altijd in de bovenste 3 rijen. Manteldelen aanpassen Manteldelen aanpassen Met een uitlaat rechts / rechtsachter bevindt de lange steen zich in de onderste rij aan de rechterzijde. GOA.1 label aan de binnenkant GOA.1 De rest van de montage van de mantelstenen vindt plaats als bij een uitlaat boven, maar de linker- en rechtermanteldelen moeten met elkaar worden verwisseld, zodat er opnieuw een verband ontstaat. GO13a Uitlaat links Manteldelen aanpassen Manteldelen aanpassen De uitlaatsteen (GOA.1) bevindt zich altijd in de bovenste 3 rijen. GOA.1 GOA.1 Met een uitlaat links / linksachter bevindt de lange steen zich in de onderste rij aan de linkerzijde. De resterende montage van de mantelstenen vindt plaats als bij een uitlaat boven. GO13a 5

7 Uitlaat boven Schroeven losdraaien Plaats het grondframe, plaats het bodemgedeelte waterpas en sluit, zo nodig, de flexibele aluminium slang aan voor afvoer van de verbrandingsgassen. Draai de schroeven op de metalen lijsten op het frame (contactoppervlak met mantelcomponenten) en de bevestigingen op het grondframe los. Steek op de verbindingspunten de meegeleverde vezelstrips tussen metaal en keramiek. 6

8 GO11b.2 GO13a GO7a.2 GO13a.2 GO11b.2 Plaats daarna de eerste rij mantelcomponenten droog op de vezelmatten in het grondframe. De eerste rij wordt nu aan elkaar gelijmd aan de voorzijdes met HK-mortel. GO7a.2 GO13a Druk nu de klemlijsten van de bodem tegen de mantelstenen en zet die vast met de schroeven. GO13a.2 GO7a.2 Lijn nu de eerste rij horizontaal en verticaal uit. GO11b.2 GO13a GO13a.2 Plaats dan de resterende manteldelen samenhangend met HK-mortel (voegdikte van ca. 3 mm) op elkaar. Zorg ervoor dat de ventilatieopening in het grondframe niet dichtgelijmd of vervuild wordt met HKmortel. Let op: Bij het plaatsen van de eerste rij mantelstenen wordt de positie van de steen van de vuurplaats al vastgelegd. (Zie de montagehandleiding voor uitlaat boven, uitlaat rechts en uitlaat links). GO11b.2 GO13a.2 GO7a.2 GO13a.2.1 GO7a.2 GO13b.9 GO11b.2 GO13a.2.1 GO13a.2 GO11b.2 GO7a.2 GO13a.2 GO13b.9 GO13a Voordat u de mantelstenen boven de deur vast metselt, dient deze met behulp van de klemlijsten aan de zijkant haaks op de bodemplaat gezet te worden en te worden vastgeschroefd. (Als dit niet gebeurt, kan dat later voor problemen zorgen bij de plaatsing van de stenen van de tegelkachel.) 7

9 Leg de vloerplaten en de assteen in de verbrandingsruimte (niet vast lijmen!) GOS16 GOS6 Plaats de eerste twee rijen van de GOS in de verbrandingsruimte Hier is er geen verband. De aanduiding van de stenen heeft betrekking op het aantal segmenten. GOS7 GOS6 GOS16 GOS7 8

10 GOS16 GOS8-1 GOS6 GOS16 GOS8-1 Plaats daarna de derde en de vierde rij GOS. Daarbij moet er rondom een luchtspleet van 6 mm tussen de tweede en de derde rij ontstaan. GOS6 9

11 GOS16 GOS6 OPEN VOEG Plaats nu de volgende rijen daar bovenop, tussen de vierde en de vijfde rij moet er weer een luchtspleet ontstaan. GOS7 GOS6 Let op: In de bovenste rij moeten GOS zonder noppen worden geplaatst. GOS16 Afbeelding voegen GOS: Er moet een OPEN voeg ontstaan na de 2e en 4e rij GOS. GOS7 GO1.3.1 GO1.3.1 GO1.3.1 GO1.4.1 GO4.1 GO1.3 GO1.4.1 GO2.3.0 Plaats de delen van de naverbrandingskamer droog. Bij niet-gesloten voegen (afhankelijk van de dikte van de voegt bij de opbouw van de rode mantelstenen), moeten de voegen worden afgedicht met een keramische vezel. De naverbranding moet echter niet onderling verlijmd worden. 10

12 Plaats de leiplaat op de GOS en duw die altijd helemaal naar achter naast de vuurplaats. GO1.4.1 GO1.4.1 GO1.4.6 GO1.4.6 GO1.4 Plaats de leiplaat op de GOS en duw die altijd helemaal naar achter naast de vuurplaats. 11

13 GOA.5 GO13c GOA.10.2 GOA.2 Lijm de afdekking van de mantel niet aan de zijdelen vast. Gebruik daarvoor HK-mortel van ORTNER. Let op: De minimale afstand tussen de afdekking van de naverbrandingskamer en mantelafdekking moet minimaal 12 mm bedragen. 12

14 Afmetingen-informatieblad (geldt voor zowel automatische als handmatige bediening) 13

15 Algemene aanwijzingen Er mogen zich geen brandbare of explosieve stoffen bevinden in de ruimte waar de kachel wordt geplaatst. De GO18 91/42 mag niet in ruimten met onvoldoende verbrandingsluchttoevoer worden geplaatst. (LET OP: Houdt u er rekening mee dat nieuwe of gerenoveerde gebouwen zeer dicht kunnen zijn, waardoor er zonder extra inrichtingen niet voldoende verbrandingsluchttoevoer aanwezig is). Bij externe verbrandingsluchttoevoer moet u erop letten dat de luchttoevoerleidingen voldoende grote afmetingen hebben. Berekening vereist. Luchtfilters voor de verbrandingsluchttoevoer moeten zodanig worden geplaatst dat ze niet gemakkelijk gesloten kunnen worden. De GO18 91/42 mag niet worden gebruikt in ruimtes, die worden geventileerd via ventilatoren in ventilatieof heteluchtverwarmingssystemen, aangezien daardoor de veilige werking van de kachel niet kan worden gegarandeerd. Dat wil zeggen: - gelijktijdige werking van een luchtafzuiginstallatie en kachel moet worden voorkomen - onderdruk in de ruimte moet automatisch en op betrouwbare wijze met passende veiligheidsvoorzieningen op de installatie worden voorkomen - in totaal mag er door de verbrandingsluchtstroom die ontstaat bij verwarming van de tegelkachel en de volumestromen van de ventilatiesystemen in de installatieruimte en de ruimtes die daarmee verbonden zijn via de luchtkanalen geen onderdruk ontstaan van meer dan 4 Pa. Dit moet ook gewaarborgd zijn bij aanpassing of verwijdering van gemakkelijk toegankelijke regelapparatuur van het ventilatiesysteem (externe luchtaansluiting nodig). - het systeem mag de lucht alleen binnen een ruimte laten circuleren. Op een afstand van 100 cm van de deur van de verbrandingsruimte (stralingsgebied) mogen geen brandbare materialen worden geplaatst. In de installatieruimte dient men ervoor te zorgen dat er zich aan de zijkanten en achter de kachel binnen een afstand van 20 cm geen brandbare materialen bevinden. Bovendien moet de vloer draagkrachtig en niet-brandbaar zijn. De plaatsing van een kachel is alleen toegestaan op die plaatsen waar de voldoende draagkracht van het vloeroppervlak gewaarborgd is en die niet brandbaar is. Indien dit niet het geval is, moeten er extra maatregelen worden genomen (bijv. onbrandbare platen voor lastverdeling) om dit te bereiken. Bij de bekleding van de kachel moet ervoor worden gezorgd dat deze adequate reinigingsopeningen heeft. De regelmatige reiniging van de schoorsteen mag uitsluitend door een daarvoor geautoriseerde vakman worden uitgevoerd. Bovendien moet er bij het aanbrengen van de bekleding op worden gelet dat componenten zoals regelunit, temperatuursensor, luchtklep en servomotor te allen tijde toegankelijk zijn. De leidingen van de contactschakelaar van de deur en temperatuursensor moeten op demonteerbare wijze worden aangebracht. Deze kachel is geschikt voor aansluiting op een schoorsteen met meerdere aansluitingen, maar dan moet de zelfsluitende functie van de verbrandingsruimte actief zijn (de veren in het deurframe moeten gespannen zijn). Het ontwerp en de afmetingen van het keramische rookgaskanaal kunnen individueel worden vormgegeven. Het ontwerp van de keramische rookgaskanalen moet voor het KMS-systeem van Ortner uitgevoerd worden met het Ortner-rekenprogramma (het warmteopslagvermogen van het keramische 14

16 rookgaskanaal, ong. 680 kg, wordt sterk beïnvloed door de inbouwsituatie), en voor de constructie van vuurvaste kanalen conform de technische richtlijn voor kachels en en luchtverwarmingssystemen (geldt voor Duitsland) of het berekeningsprogramma voor tegelkachels (EN 15544). LET OP: tijdens het functioneren kan de keramische ruit door overbelasting breken, daardoor ontstaan scherpe delen (kans op letsel). Vuur-en warmte-isolatie Algemeens: Installatieoppervlakken van of met brandbare materialen (te beschermen componenten) moeten worden geïsoleerd of beschermd, zodat daar geen temperaturen van meer dan 85 C kunnen optreden. Hetzelfde geldt voor inbouwmeubilair. De bouwvoorschriften van de desbetreffende bouwverordening (LBO) van de deelstaat en regelgeving van de deelstaat (bijv.: stookinstallatie-verordening, OIB (Oostenrijks Instituut Bouwtechniek)-richtlijn,...) dienen in acht te worden genomen. Wanneer er ELEKTRISCHE INSTALLATIES en / of ELEKTRISCHE COMPONENTEN in/op de installatiewand aanwezig dan zijn de brandwerende maatregelen als volgt: Elektrische installaties en / of elektrische onderdelen op / in de muur van de kachel Uitvoering zoals bij TE BESCHERMEN installatieoppervlakken. Elektrische installaties en / of elektrische componenten aan de achterzijde van de installatiewand, wanddikte meer dan 12,5 cm en installatiewand aan achterzijde vrijstaand Uitvoering van de isolatie zoals bij NIET TE BESCHERMEN installatieoppervlakken. TE BESCHERMEN installatieoppervlakken 10 cm baksteenlaag + 10 cm isolatie (conform AGI Q132). Bij gebruik van Ortner Isoboard: 10 cm baksteenlaag + 9 cm Ortner Isoboard. Of 3 cm Isoboard aan de installatiewand + actieve ventilatie aan de achterzijde (min. 5 cm spleetbreedte) + 6 cm Ortner Isoboard (kachelzijde, met verspringende voegen). NIET TE BESCHERMEN installatieoppervlakken 8 cm isolatie (conform AGI Q132). Bij gebruik van Ortner Isoboard: 6 cm Ortner Isoboard. 15

17 Algemeen 1) Wanneer er vervangende isolatiematerialen gebruikt worden, mogen die alleen worden aangebracht met middelen die conform zijn met de specificaties van het bouwkundige keuringscertificaat. 2) Wanneer vormvaste vervangende isolatiematerialen worden gebruikt zonder baksteenlaag, dan moeten deze platen in ten minste 2 lagen worden aangebracht. Daarbij mogen geen doorlopende voegen ontstaan en eventuele pluggen mogen alleen in de onderste laag worden gebruikt. 3) Bij de bouw van een ventilatie aan de achterzijde mogen de inlaat- en uitlaatopeningen niet afsluitbaar zijn en moeten minimaal 75% van de vrije doorsnede van de volledige ventilatie aan de achterzijde bedragen. Het ventilatietraject van het ventilatiesysteem aan de achterzijde moet minimaal 50 mm breed zijn en over de gehele lengte kunnen worden gereinigd. Actieve ventilatiesystemen aan de achterzijde moeten minstens 1 keer per jaar worden gereinigd. 4) Wanneer er zich aan de voorkant van de kachel een vloer van brandbare materialen bevindt, moet die met een laag van niet-brandbaar materiaal (bijvoorbeeld: staalplaat) voor de opening van de verbrandingsruimte naar voren over een afstand van minstens 30 cm en zijdelings met minstens 10 cm beschermd worden. 5) Wanneer er in de kachel behouders, lades, etc. geïntegreerd zijn, moet voorkomen worden dat er uit de vuurhaard gloeiende of brandende delen kunnen vallen. Bovendien mag de temperatuur in de behouders niet boven de 85 C komen. Circulerende lucht of verbrandingsluchttoevoer via brandstoftanks die geheel gevuld kunnen worden, moet voorkomen worden. 6) Wanneer het installatieoppervlak uit brandbaar materiaal bestaat, moet de vloer vooraf met een onbrandbare stabiele plaat (draagvermogen moet voldoende hoog zijn) met daarop een afdoende isolerende laag worden beschermd. 7) Wanneer de bekleding van de kachel tot aan het plafond reikt en het plafond ook uit brandbaar materiaal bestaat, moet dat voldoende worden geïsoleerd met geschikte materialen. (Wees voorzichtig met brandbare materialen Brandveiligheid) 8) Indien op de plek van installatie strengere voorschriften / voorwaarden gelden met betrekking tot brandveiligheid, dan de bovenstaand vermelde, dan is men verplicht zich daaraan te houden! 16

18 Schematische tekening 17

19 1) Installatiewand: Wanneer de installatiewand uit brandbaar materiaal bestaat, moet die met de hierboven genoemde brandveiligheidsmaatregelen beschermd worden. 2) Voorbereidend metselwerk: Componenten uit mineraal, niet-brandbaar materiaal (bijv. Ytong) voor beschermende muren en moeten ten minste 10 cm dik zijn. Installatiemuren worden beschouwd als voorbereidend metselwerk, als ze ten minste 10 cm dik zijn en gemaakt zijn van van niet-brandbare materialen. 3) Referentie isolatiemateriaal: Bij de vermelding van diktes van isolatielagen en de opbouw van isolatielagen worden in deze richtlijnen in principe als referentie de dikte van steen- of minerale vezels conform DIN EN bedoeld met een thermische geleidbaarheid van 0,04 W / mk. Bij gebruik van vervangende isolatie moeten deze referentiewaarden omgerekend worden op de desbetreffende benodigde laagdikte. De toepasselijke conversiemethode, -tabellen of -diagrammen zijn te vinden in het desbetreffende bouwkundige keuringscertificaat. 4) Rookgasbuis/verbindingsstuk: Als het rookkanaal door een brandbare muur wordt geleid, dan moet deze voldoende geïsoleerd zijn, zodat er geen temperaturen hoger dan 85 C kunnen ontstaan. 5) Keramisch warmteopslagvermogen 6) Bovenzijde verbrandingskamer De bovenzijde van de verbrandingskamer KAN, MAAR HOEFT NIET geïsoleerd te worden. Wanneer de bekleding echter tot aan het plafond wordt aangebracht, dan moet deze geïsoleerd worden. De warmte-isolatie kan ofwel met het genoemde isolatiemateriaal plaatsvinden of met vervangend isolatiemateriaal. Wanneer de bovenzijde van de verbrandingskamer niet geïsoleerd is, moet de afstand tussen de bovenzijde van de verbrandingsruimte en de bovenzijde van verbrandingskamer minstens 10 cm bedragen. 7) Bekleding 8) BIS-stenen: Om de KMS naar onderen toe te isoleren om warmtegeleiding de grond in te verhinderen. 9) Aansluiting voor het KMS-afzuigsysteem: Deze moet stabiel zijn en mag niet bestaan uit absorberende materialen bestaan (geen Isoboard!) 10) Isolatie van de vloer: Indien het installatieoppervlak stabiel is, maar uit brandbare materialen bestaat, moet de vloer geïsoleerd worden. Dit kan worden gedaan met behulp van een aangegeven isolatiemateriaal of een vervangend isolatiemateriaal. Bij gebruik Ortner Isoboard dient deze een dikte te hebben van 6 cm. 11) Stabiele onderlaag voor verdeling van de belasting: Als het installatieoppervlak niet voldoende stabiel is, dan moet dit door 6 cm dikke plaat van gewapend beton worden versterkt. Daarna moet de betonplaat worden geïsoleerd met het vermelde of een vervangend isolatiemateriaal (bijv.: 6 cm Ortner Isoboard). 12) Vervangend isolatiemateriaal: (bijv: van vermiculiet, kalkzandsteen, geëxpandeerde klei of andere minerale componenten). Te gebruiken als vervanging van het voorbereidende metselwerk + vermelde isolatiemateriaal. Dit moet als keuringscertificaat een algemene bouwtechnische goedkeuring hebben van het Duitse Instituut voor Bouwtechniek (DIBt). De laagdikte van de vervangende isolatie kunt u vinden in de algemene bouwtechnische goedkeuring. 13) Ventilatie aan de achterzijde: indien nodig 14) Verbrandingsruimte 18

20 Opengewerkte tekening 19