JURISPRUDENTIE PERSONEN- EN FAMILIERECHT UITSPRAKEN HOGE RAAD

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "JURISPRUDENTIE PERSONEN- EN FAMILIERECHT UITSPRAKEN HOGE RAAD"

Transcriptie

1 JURISPRUDENTIE PERSONEN- EN FAMILIERECHT UITSPRAKEN HOGE RAAD SPREKER MR. A.P. VAN DER LINDEN KINDERRECHTER (IN DEELTIJD) RECHTBANK AMSTERDAM, RAADSHEER- PLAATSVERVANGER HOF 'S-HERTOGENBOSCH EN HOF DEN HAAG, MEDEWERKER FAMILIE- EN JEUGDRECHT UNIVERSITEIT UTRECHT 04 DECEMBER :00 13:00

2 Inhoudsopgave Mr. A.P. van der Linden Jurisprudentie HR 6 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:528 p. 3 (second opinion BOPZ) HR 13 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:599 p. 7 (second opinion) HR 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2632 p. 11 (verzoek tot contra-expertise) HR 12 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2665 p. 15 (wie is belanghebbende in het kader van de ondertoezichtstelling?) HR 5 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3533 p. 19 (artikel 223 Rv van overeenkomstige toepassing is in verzoekschriftprocedures) HR 5 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3535 p. 23 (heeft minderjarige recht op afschrift ots-processtukken?) HR 29 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1409 p. 29 (procespositie minderjarigen) HR 13 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:599 p. 34 (afwijzing verzoek concept-rapportage) HR 26 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1752 p. 38 (ondertoezichtstelling en internationaal privaatrecht) 2

3 ECLI:NL:HR:2015:528 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/06072 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:163, Gevolgd Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Cassatie Inhoudsindicatie BOPZ. Voorlopige machtiging. Verzoek betrokkene om second opinion afgewezen; motiveringseisen afwijzing (HR 8 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY7925, NJ 2013/157). Stelplicht betrokkene. Wetsverwijzingen Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen 8 Vindplaatsen Rechtspraak.nl NJB 2015/556 PFR-Updates.nl RvdW 2015/373 NJ 2015/131 JVGGZ 2015/11 met annotatie van Red. RFR 2015/68 FJR 2015/58.7 Uitspraak 6 maart 2015 Eerste Kamer 14/06072 EE Hoge Raad der Nederlanden Beschikking in de zaak van: [de betrokkene], wonende te [woonplaats], 3

4 VERZOEKSTER tot cassatie, advocaat: mr. M.E. Bruning, t e g e n DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT GELDERLAND, zetelende te Arnhem, VERWEERDER in cassatie, niet verschenen. Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de betrokkene en de officier van justitie. 1 Het geding in feitelijke instantie Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/05/268954/FA RK 14/2766 van de rechtbank Gelderland van 4 september De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht. 2 Het geding in cassatie Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit. De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend. De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar de rechtbank Gelderland. 3 Beoordeling van het middel In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. (i) De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht op de voet van art. 2 Wet Bopz een voorlopige machtiging te verlenen tot opname en verblijf van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis. (ii) Bij dit verzoekschrift was een geneeskundige verklaring gevoegd (hierna: de geneeskundige verklaring), opgemaakt en ondertekend door de niet bij de behandeling betrokken psychiater [A]. (iii) Op 4 september 2014 heeft de rechtbank het verzoek mondeling behandeld. Daarbij waren onder meer aanwezig betrokkene en haar advocaat. De advocaat van betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling verzocht om de benoeming van een andere deskundige en dit verzoek als volgt toegelicht: Ik wil dat er een echt onafhankelijk psychiatrisch onderzoek dient plaats te vinden in hoeverre hier sprake is van psychiatrische problematiek in engere zin (AS I DSM) en/of in hoeverre hier sprake is van een sterke persoonlijkheid waarbij met het vorderen van de leeftijd en het afnemen van mogelijkheden sommige karaktertrekken wat scherper worden en met de expliciete vraag of MM een adequate opname plek is voor deze cliënte. 3.2 De rechtbank heeft de verzochte machtiging verleend. Het verzoek van de advocaat om een second opinion is door de rechtbank afgewezen, met als motivering dat onvoldoende naar voren is gebracht op grond waarvan een andere psychiater tot een andere diagnose zou komen. 3.3 Onderdeel 2.1 klaagt, samengevat, dat de rechtbank met dit oordeel blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting omtrent hetgeen van de zijde van de betrokkene kan of 4

5 moet worden aangevoerd ter onderbouwing van een verzoek om een contra-expertise (second opinion), althans dat dit oordeel onvoldoende is gemotiveerd Bij de beoordeling van deze klachten wordt het volgende vooropgesteld. De rechter is overeenkomstig de algemene regels in de verzoekschriftprocedure vrij een verzoek tot het verrichten van een nader onderzoek door een deskundige af te wijzen. Niettemin moet, gelet op de ingrijpende aard van de door de rechter te nemen, tot vrijheidsbeneming leidende beslissing, worden aangenomen dat een verzoek tot het verrichten van een nader onderzoek door een deskundige slechts gemotiveerd kan worden afgewezen. De eisen die aan die motivering moeten worden gesteld, hangen af van de omstandigheden van het geval, waarbij met name van belang is op welke punten het verzochte nadere onderzoek zich volgens de betrokkene zou moeten richten, en de mate waarin de rechter uit de bij het verzoek tot het verlenen van de machtiging overgelegde geneeskundige verklaring en de overige stukken reeds duidelijkheid heeft verkregen omtrent de door hem te beslissen punten. (HR 29 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS5978, NJ 2007/153 en HR 8 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY7925, NJ 2013/157) Het verzoek van de advocaat strekte ertoe nader te onderzoeken of werkelijk sprake is van een psychiatrische aandoening of dat in wezen slechts sprake is van bepaalde karaktereigenschappen die door (toenemende) fysieke beperkingen zijn versterkt. Ten aanzien van een dergelijk verzoek om een nader, deskundig medisch-psychiatrisch onderzoek kunnen geen hoge eisen worden gesteld aan de stelplicht van betrokkene. Voldoende is dat duidelijk is waarom de conclusies van de geneeskundige verklaring in twijfel worden getrokken en waarop het verzochte onderzoek zich volgens betrokkene zou moeten richten Blijkens het proces-verbaal van de mondelinge behandeling is namens betrokkene betwist dat sprake is van een stoornis in de zin van art. 1 lid 1 Wet Bopz en is gesteld dat het disproportioneel is om betrokkene gedwongen te laten opnemen nu zij zich nog redelijk thuis redt met hulp van derden. Voorts is door de advocaat van betrokkene erop gewezen dat uit de geneeskundige verklaring volgt dat een ambulante behandeling de doelstelling zou moeten zijn In de geneeskundige verklaring staat vermeld dat sprake is van (vooral) temperamentstoornissen met geagiteerd gedrag, veroorzaakt door een links-temporaal semi-goedaardige tumor van het hersenvlies (rubriek 4d), dat niet zeker is of alles onderzocht is wat mogelijk zou kunnen zijn om het gevaar buiten een psychiatrisch ziekenhuis af te wenden, dat het zou kunnen zijn dat medicatie geïndiceerd is die het temperament van betrokkene mogelijk kan doen bijstellen en dat temporele gedragsveranderingen en -problemen een bekend neurologisch fenomeen vormen, die soms succesvol te behandelen zijn en soms onbehandelbaar blijken (rubriek 6a). Voorts blijkt uit de verklaring dat ook systeemgegevenheden en de hartkwaal van de partner een rol spelen en dat bij eventuele hospitalisering sterk gestreefd moet worden naar geheel of gedeeltelijk ambulante voortzetting (rubriek 6b) Gelet op het voorgaande en in aanmerking nemende dat het in het onderhavige geval gaat om een eerste onvrijwillige opname, heeft betrokkene haar verzoek om een nader deskundigenonderzoek voldoende toegelicht. Het bestreden oordeel getuigt van een onjuiste rechtsopvatting voor zover de rechtbank ervan is uitgegaan dat betrokkene feiten of omstandigheden diende te stellen waaruit kan volgen dat een andere psychiater tot een andere diagnose zou komen; een dergelijke eis veronderstelt een deskundigheid 5

6 die niet van betrokkene of haar raadsman gevergd kan worden. Voor zover de rechtbank hiervan niet is uitgegaan, is haar oordeel onvoldoende gemotiveerd, nu uit de bestreden beschikking gelet op de stukken van het geding niet volgt dat en op grond van welke gegevens reeds duidelijkheid is verkregen omtrent de te beslissen punten. De klachten slagen dus. 3.5 De overige klachten van het middel behoeven geen behandeling. 4 Beslissing De Hoge Raad: vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland van 4 september 2014; verwijst het geding naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing. Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, C.E. Drion en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 6 maart

7 ECLI:NL:HR:2015:599 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/03002 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:2281, Contrair In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2014:769, Bekrachtiging/bevestiging Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken Cassatie Inhoudsindicatie Personen- en familierecht. Gezag over minderjarige. Deskundigenbericht. Afwijzing verzoek om inzage in onderliggende ruwe test- en onderzoeksgegevens en conceptrapportage, ten behoeve van second opinion. Equality of arms. Effectieve mogelijkheid commentaar te leveren op deskundigenbericht (EHRM 18 maart 1997, ECLI:NL:XX:1997:AD4449, NJ 1998/278 (Mantovanelli/Frankrijk)). Wetsverwijzingen Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 19 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 198 Vindplaatsen Rechtspraak.nl NJB 2015/603 PFR-Updates.nl RvdW 2015/407 JBPR 2015/47 FJR 2015/58.6 Uitspraak 13 maart 2015 Eerste Kamer 14/03002 RM/AS Hoge Raad der Nederlanden Beschikking in de zaak van: 7

8 [de vrouw], wonende te [woonplaats], VERZOEKSTER tot cassatie, advocaat: mr. G.R. den Dekker, t e g e n [de man], wonende te [woonplaats], VERWEERDER in cassatie, niet verschenen. Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man. 1 Het geding in feitelijke instanties Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken: a. de beschikking in de zaak C/13/441900/FA RK C/13/455957/FA RK C/13/450327/FA RK (EV/DR/LB-IZ) van de rechtbank Amsterdam van 27 november 2013 en de daaraan voorafgegane tussenbeschikkingen; b. de beschikking in de zaak /01 van het gerechtshof Amsterdam van 18 maart De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht. 2 Het geding in cassatie Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit. De man heeft geen verweerschrift ingediend. De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar een ander gerechtshof. De advocaat van de vrouw heeft bij brief van19 december 2014 op die conclusie gereageerd. 3 Beoordeling van het middel 3.1 In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten en het procesverloop als vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder Kort weergegeven gaat het om het volgende. (i) Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. In 2006 is uit hun huwelijk hun zoon geboren. Eind 2008 zijn partijen uit elkaar gegaan, waarna het huwelijk in 2010 is ontbonden. Deze procedure heeft betrekking op onder meer het gezag over de zoon, de omgang met hem en zijn verblijfplaats. (ii) De vrouw heeft in augustus 2009 de omgang van de man met de zoon beëindigd. Nadat de omgang op grond van een voorlopige voorziening van de rechtbank was hervat, is de vrouw een logboek gaan bijhouden. Op grond van haar daarin genoteerde bevindingen is bij de vrouw de overtuiging ontstaan dat de man de zoon mishandelt of seksueel misbruikt. (iii) De rechtbank heeft in de eerste aanleg van deze procedure een onderzoek laten instellen door de Raad voor de kinderbescherming. Dit heeft geleid tot de ondertoezichtstelling van de zoon. Voorts heeft de rechtbank een onderzoek doen instellen door het bureau voor forensische diagnostiek FORA. Dit bureau heeft echter geen advies kunnen uitbrengen door een gebrek aan medewerking van de vrouw, ondanks een met een dwangsom versterkte veroordeling daartoe. 8

9 (iv) Hierna heeft de rechtbank een onderzoek laten uitvoeren door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP). Dit onderzoek is uitgevoerd door een kinder- en jeugdpsychiater en een orthopedagoog en gz-psycholoog (hierna: het onderzoek van het NIFP) Na laatstgenoemd onderzoek heeft de rechtbank de man belast met het eenhoofdige gezag over de zoon en beslist dat de zoon hoofdverblijf bij de man zal hebben en dat de vrouw omgang met de zoon zal hebben als te bepalen door het bureau jeugdzorg. Voor zover in cassatie van belang heeft het hof deze beschikking bekrachtigd Aan zijn beschikking heeft het hof ten grondslag gelegd dat uit het onderzoek van het NIFP en uit de overige talrijke stukken in het dossier onvoldoende objectiveerbare aanwijzingen zijn gebleken dat de zoon door de man is mishandeld of seksueel misbruikt (rov. 4.10). Hiertoe heeft het in rov , samengevat weergegeven, als volgt overwogen. Er zijn geen objectiveerbare, door derden bevestigde aanwijzingen voorhanden voor misbruik of mishandeling. De aanwijzingen waarnaar de vrouw verwijst, betreffen alle uitsluitend hetgeen zij in haar logboek heeft aangetekend. De vrouw heeft geweigerd aan onderzoek en begeleide contacten mee te werken. Uit het onderzoek dat uiteindelijk door het NIFP heeft plaatsgevonden, komen geen aanwijzingen voor misbruik of mishandeling van de zoon naar voren. (rov. 4.4) De vrouw heeft de conclusies en inhoud van de rapportages van het door het NIFP uitgevoerde onderzoek betwist. Volgens haar is sprake van ondeugdelijke onderzoekmethodes en het negeren van aanwijzingen van derden. Ter onderbouwing van deze kritiek heeft zij een work product review en nadere rapportages overgelegd van een door haarzelf ingeschakelde deskundige. (rov. 4.5) Met betrekking tot deze kritiek overweegt het hof allereerst dat de onderzoeksvraag aan het NIFP niet was of de zoon misbruikt of mishandeld is, maar of er aanwijzingen zijn voor problematiek bij zijn sociaal-emotionele, psychoseksuele- en gehechtheidsontwikkeling. Volgens het hof leidt hetgeen de vrouw heeft doen aanvoeren door middel van de door haar ingeschakelde deskundigen, niet tot de conclusie dat het uitgevoerde onderzoek ondeugdelijk was of dat de onderzoeksmethodes en -resultaten de getrokken conclusies niet kunnen dragen. Ook volgt uit die kritiek niet dat de algehele conclusie van het onderzoek, op grond van het totaal aan onderzoeksresultaten, niet heeft mogen zijn dat de seksuele ontwikkeling van de zoon ongestoord verloopt en dat er geen aanwijzingen zijn voor misbruik of mishandeling. (rov. 4.8) Overigens betreft de kritiek van de deskundige van de vrouw, naar het hof vaststelt, de onderzoeksvraag waarvan het NIFP is uitgegaan. Dit betreft evenwel de vraag zoals de rechtbank die aan het NIFP heeft voorgelegd. Het onderzoek was bedoeld om de rechter te adviseren over e psychologische en psychiatrische gesteldheid van de ouders, de verschillende aspecten van de ontwikkeling van de zoon en over de mogelijkheden om uit de impasse te geraken waarin de ouders en de zoon zijn beland gedurende een lang slepend en sterk geëscaleerd conflict als gevolg waarvan de zoon geen enkel contact met de vader kan hebben. De deskundige van de vrouw acht het vermoeden van misbruik of mishandeling van de vrouw gerechtvaardigd, maar dat doet zij uitsluitend op basis van informatie van de vrouw. Hier komt bij dat de conclusies van de rapportages ten aanzien van de afwezigheid van actue e ontwikkelingsproblematiek van de zoon overeenstemmen met de eigen perceptie van de vrouw. Het hof acht de rapportages van het NIFP dan ook consistent en concludent. Het ziet geen grond aanwezig voor de door de vrouw verzochte second opinion of contra-expertise en evenmin voor het verlenen van vervangende toestemming om de ruwe test- en onderzoeksgegevens en conceptrapportage over de zoon aan de deskundige van de vrouw over te leggen. (rov. 4.9) 3.3 9

10 Onderdeel 2.2 klaagt onder meer dat het hof de vrouw, overeenkomstig haar verzoek, in de gelegenheid had behoren te stellen om de ruwe test- en onderzoeksgegevens en de concept-rapportage omtrent de zoon te laten onderzoeken door haar eigen deskundige, die daarover een second opinion zou kunnen geven. Het onderdeel doet hierbij een beroep op de rechtspraak van het EHRM waarin is beslist dat de equality of arms in verband met door de rechter gehoorde deskundigen meebrengt dat partijen de mogelijkheid krijgen om zich effectief uit te spreken over hetgeen voor de oordeelsvorming van de rechter van belang is. 3.4 Art. 19 Rv bepaalt dat de rechter zijn oordeel ten nadele van een partij niet mag baseren op bescheiden of andere gegevens waarover die partij zich niet voldoende heeft kunnen uitlaten. Dat vloeit ook voort uit art. 6 EVRM. Dit brengt mee dat de desbetreffende partij de gelegenheid moet hebben gehad om effectief commentaar te leveren op een deskundigenbericht dat aan de rechterlijke beslissing ten grondslag wordt gelegd (vgl. EHRM 18 maart 1997, ECLI:NL:XX:1997:AD4449, NJ 1998/278, Mantovanelli/Frankrijk). Om effectief commentaar te kunnen leveren op een deskundigenbericht, behoeven partijen niet steeds de beschikking te hebben over alle (onderliggende) bescheiden en andere gegevens waarop het deskundigenbericht mede is gebaseerd. Een partij die een deskundigenbericht, bij gebreke van de onderliggende gegevens of bescheiden, onvoldoende inzichtelijk of controleerbaar acht, kan daarvan desgewenst blijk geven in haar commentaar, waarna de rechter beoordeelt of het deskundigenbericht zonder schending van het beginsel van hoor en wederhoor aan de beslissing ten grondslag kan worden gelegd. Het onderdeel vermeldt niet dat de vrouw in feitelijke instanties heeft aangevoerd dat en op welke punten de rapportages van het NIFP onvoldoende inzichtelijk en controleerbaar voor haar zijn, of dat zij slechts effectief commentaar kan leveren op de rapportages als zij beschikt over de in het onderdeel genoemde ruwe gegevens en concept-rapportage, laat staan dat het de vindplaatsen vermeldt waar de vrouw dit heeft gedaan. Gelet op het vorenstaande faalt de klacht. 3.5 Ook de overige klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu deze klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. 4 Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep. Deze beschikking is gegeven door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 13 maart

11 ECLI:NL:HR:2014:2632 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/06407 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:580, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2013:4473, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken Cassatie Inhoudsindicatie Familierecht. Ondertoezichtstelling minderjarigen. Verzoek moeder om benoeming deskundige. Maatstaf voor weigering, art. 810a lid 2 Rv. Vindplaatsen Rechtspraak.nl NJB 2014/1639 RvdW 2014/1013 PFR-Updates.nl NJ 2014/469 met annotatie van S.F.M. Wortmann RFR 2014/131 FJR 2015/58.5 Uitspraak 5 september 2014 Eerste Kamer nr. 13/06407 Hoge Raad der Nederlanden Beschikking in de zaak van: [de moeder], wonende te [woonplaats], VERZOEKSTER tot cassatie, advocaat: mr. H.J.W. Alt, t e g e n De RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, 11

12 gevestigd te Eindhoven, VERWEERSTER in cassatie, niet verschenen. Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder en de Raad voor de Kinderbescherming. 1 Het geding in feitelijke instanties Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken: a. de beschikking in de zaak C/01/263039/JE RK 13/802MZ01 van de kinderrechter van de rechtbank Oost-Brabant van 18 juli 2013; b. de beschikking in de zaak HV /01 van het gerechtshof s-hertogenbosch van 3 oktober De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht. 2 Het geding in cassatie Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geen verweerschrift ingediend. De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar een ander gerechtshof. 3 Beoordeling van het middel 3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. (i) De moeder en [de vader] (hierna: de vader) hebben twee dochters. De oudste dochter is geboren in 2002 en de jongste in De ouders hebben het gezamenlijk gezag over de oudste dochter. De moeder heeft het eenhoofdig gezag over de jongste dochter. Beide dochters wonen bij de moeder. (ii) Op 26 september 2012 heeft een geweldsincident plaatsgevonden, waarbij de vader de moeder in het bijzijn van de dochters heeft aangevallen met een zwaard, althans een daarop gelijkend voorwerp. De moeder heeft daarna elk contact met de vader verbroken. Ook de dochters hebben sindsdien geen contact meer met de vader gehad. (iii) De ouders hebben over en weer wijziging van het ouderlijk gezag verzocht. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op verzoek van de rechtbank een onderzoek ingesteld met betrekking tot het gezag en de mogelijkheden voor een omgangsregeling, en op 14 mei 2013 een rapport uitgebracht In de onderhavige procedure heeft de Raad voor de Kinderbescherming op basis van het hiervoor in 3.1 onder (iii) genoemde rapport een verzoek tot ondertoezichtstelling van de dochters ingediend. De kinderrechter heeft de dochters voor de duur van een jaar onder toezicht gesteld Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd. Het verzoek van de moeder om op de voet van art. 810a lid 2 Rv een deskundige te benoemen, is afgewezen. Omtrent de ondertoezichtstelling heeft het hof, samengevat, als volgt overwogen. Het geweldsincident is een zeer ernstig voorval, maar als gevolg van dit incident mag niet als vanzelfsprekend ook ieder contact tussen de vader en de kinderen worden verbroken (rov ). Er is sprake van een ernstige bedreiging zoals bedoeld in art. 1:254 BW. De kinderen zijn getuige geweest van het geweldsincident. Het van de ene op de andere dag 12

13 verdwijnen van de vader uit het leven van de kinderen, met als gevolg vervreemding van de vader, houdt zeker in de onderhavige situatie een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de kinderen in. (rov ) Niet te verwachten is dat de moeder zal zorgdragen voor de nodige behandeling dan wel begeleiding van de dochters (rov ) Onderdeel 2.1 is gericht tegen de afwijzing van het verzoek van de moeder om op de voet van art. 810a lid 2 Rv een deskundige te benoemen. Bij de beoordeling van het onderdeel wordt het volgende vooropgesteld Art. 810a lid 2 Rv bepaalt dat de rechter in zaken betreffende de ondertoezichtstelling van minderjarigen, de ontheffing en ontzetting van het ouderlijk gezag, of de ontzetting van de voogdij, op verzoek van een ouder en na overleg met die ouder een deskundige benoemt, mits dat mede tot de beslissing van de zaak kan leiden en het belang van het kind zich daartegen niet verzet. Met deze bepaling is beoogd te bevorderen dat ouders van minderjarigen een standpunt van de Raad voor de Kinderbescherming in een zaak over een maatregel van jeugdbescherming die wezenlijk ingrijpt in de persoonlijke levenssfeer en het familie- en gezinsleven, desgewenst gemotiveerd kunnen weerspreken (Kamerstukken II , , nrs. 15 en 18; Handelingen II , p ) Een voldoende concreet en terzake dienend verzoek tot toepassing van art. 810a lid 2 Rv, dat feiten en omstandigheden bevat die zich lenen voor een onderzoek door een deskundige, zal in beginsel moeten worden toegewezen indien de rechter geen feiten of omstandigheden aanwezig oordeelt op grond waarvan moet worden aangenomen dat toewijzing van het verzoek strijdig is met het belang van het kind. 3.4 Het oordeel van het hof over het verzoek tot toepassing van art. 810a lid 2 Rv luidt als volgt (rov ): "Het hof acht zich op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te nemen: een nader onderzoek, zoals door de moeder verzocht, kan niet mede tot de beslissing van de zaak leiden. Anders dan de moeder ziet het hof in de kwaliteit en de wijze van totstandkoming van het raadsrapport geen aanleiding tot een nader onderzoek." De klachten van het onderdeel slagen. Voor zover het hof heeft geoordeeld dat het zich op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende voorgelicht acht om een beslissing te nemen, respectievelijk dat de kwaliteit en de wijze van totstandkoming van het raadsrapport geen aanleiding geven tot een nader onderzoek, heeft het miskend dat noch het een noch het ander de afwijzing van een verzoek op de voet van art. 810a lid 2 Rv rechtvaardigt. Voor zover het hof heeft geoordeeld dat een nader onderzoek, zoals door de moeder verzocht, niet mede tot de beslissing van de zaak kan leiden, is dit oordeel onbegrijpelijk. Daarbij is van belang dat de moeder voor het hof heeft aangevoerd dat het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming de beslissing over de ondertoezichtstelling niet kan dragen, en daarbij rapporten van door haar geraadpleegde deskundigen heeft overgelegd waarin bevindingen uit het raadsrapport gemotiveerd in twijfel worden getrokken. 3.5 De overige klachten van het middel behoeven geen behandeling. 13

14 4 Beslissing De Hoge Raad: vernietigt de beschikking van het gerechtshof s-hertogenbosch van 3 oktober 2013; verwijst het geding naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ter verdere behandeling en beslissing. Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, G. de Groot, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 5 september

15 ECLI:NL:HR:2014:2665 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/01665 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:703 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Prejudiciële beslissing Inhoudsindicatie Prejudiciële vraag (art. 392 Rv). Familierecht. Ondertoezichtstelling. Recht van hoger beroep voor belanghebbende (art. 806 lid 1 en 798 lid 1 Rv). Is de ouder zonder gezag in een procedure tot (verlenging van) ondertoezichtstelling belanghebbende indien het verzoek niet van hem/haar afkomstig is? Recht op bescherming van family life (art. 8 EVRM) van de ouder zonder gezag (HR 21 mei 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL7043, NJ 2010/397). Vindplaatsen Rechtspraak.nl RvdW 2014/1025 PFR-Updates.nl NJ 2014/482 met annotatie van S.F.M. Wortmann RFR 2015/1 FJR 2015/58.1 Uitspraak 12 september 2014 Eerste Kamer 14/01665 LZ/AS Hoge Raad der Nederlanden Prejudiciële beslissing in de zaak van: [de vader], zonder vaste woonplaats, VERZOEKER in hoger beroep, niet verschenen in de prejudiciële procedure, 15

16 t e g e n de stichting STICHTING BUREAU JEUGDZORG NOORD-BRABANT, gevestigd te Eindhoven, VERWEERSTER in hoger beroep, niet verschenen in de prejudiciële procedure. Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vader en Jeugdzorg. 1 Het geding in feitelijke instanties Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken: a. de beschikking in de zaak JE RK van de kinderrechter in de rechtbank Breda van 31 augustus 2012; b. de beschikking in de zaak C/02/ JE RK van de kinderrechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 30 augustus 2013; c. de tussenbeschikking in de zaak HV /01 van het gerechtshof s- Hertogenbosch van 27 maart De tussenbeschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht. 2 De prejudiciële procedure Bij laatst genoemde tussenbeschikking heeft het hof op de voet van art. 392 Rv de volgende prejudiciële vraag gesteld: Dient in een procedure tot (verlenging van de) ondertoezichtstelling de ouder zonder gezag, indien het verzoek tot (de verlenging van de) ondertoezichtstelling niet van hem/haar afkomstig is, als belanghebbende te worden aan gemerkt? Na daartoe desgevraagd in de gelegenheid te zijn gesteld hebben partijen geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot indienen van schriftelijke opmerkingen. De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt ertoe dat de Hoge Raad de gestelde prejudiciële vraag ontkennend zal beantwoorden. 3 Beantwoording van de prejudiciële vraag 3.1 Bij de beantwoording van de prejudiciële vraag gaat de Hoge Raad uit van de volgende feiten. (i) Op [geboortedatum] 2010 is [de zoon] geboren (hierna: de zoon). Zijn moeder is belast met het eenhoofdig gezag. De vader heeft de zoon erkend. De relatie tussen de moeder en de vader is verbroken in januari (ii) De zoon is op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming onder toezicht gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant (hierna: Bureau Jeugdzorg) In de onderhavige procedure is de ondertoezicht-stelling op verzoek van Bureau Jeugdzorg verlengd tot 28 februari De vader heeft hoger beroep tegen de desbetreffende beschikking ingesteld Het hof heeft, in het kader van de beoordeling van de ontvankelijkheid van de vader in zijn hoger beroep, op de voet van art. 392 Rv aan de Hoge Raad de vraag voorgelegd of in een procedure tot (verlenging van de) ondertoezichtstelling de ouder zonder gezag, indien het verzoek tot (verlenging van de) ondertoezichtstelling niet van hem/haar afkomstig is, als belanghebbende dient te worden aangemerkt

17 Bij de beantwoording van deze vraag wordt het volgende vooropgesteld In afwijking van art. 358 lid 2 Rv kan in zaken betreffende het personen- en familierecht (anders dan scheidingszaken) hoger beroep worden ingesteld: a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak; b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden (art. 806 lid 1 Rv) Art. 798 lid 1 Rv bepaalt dat voor de toepassing van de eerste afdeling (van Boek 3, titel 6) waarvan art. 806 Rv deel uitmaakt onder belanghebbende wordt verstaan: degene op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft. Tot de in artikel 798 lid 1 Rv bedoelde rechten en verplichtingen worden gerekend de door internationale verdragen beschermde rechten, voor zover daarop door de burger rechtstreeks een beroep kan worden gedaan (zoals het recht op family life in de zin van art. 8 EVRM) (vgl. Kamerstukken II , , nr. 3, p. 6-7). De rechter in hoger beroep bepaalt zelfstandig of sprake is van een belanghebbende in de zin vanart. 798 lid 1 Rv (Kamerstukken II , , nr. 3, p. 12) De ondertoezichtstelling van minderjarigen is geregeld in de vierde afdeling van titel 14 van Boek 1 BW, welke titel ziet op het gezag over minderjarige kinderen. Het ouderlijk gezag omvat de plicht en het recht van de ouder om zijn minderjarige kind te verzorgen en op te voeden (art.1:247 lid 1 BW). De maatregel van ondertoezichtstelling beperkt het gezag. De met het toezicht belaste stichting kan ter uitvoering van haar taak zo nodig schriftelijk aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De met het gezag belaste ouder en de minderjarige dienen deze aanwijzingen op te volgen (art. 1:258 BW). Dergelijke aanwijzingen kunnen op verzoek van de met het gezag belaste ouder of de minderjarige van twaalf jaar of ouder vervallen worden verklaard (art. 1:259 lid 1 BW). Het verzoek tot ondertoezichtstelling kan worden gedaan door een ouder, een ander die de minderjarige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, de Raad voor de Kinderbescherming of het openbaar ministerie (art. 1:254 lid 4 BW). Zij die bevoegd zijn tot het indienen van een verzoek tot ondertoezichtstelling zijn tevens bevoegd tot het indienen van een verzoek tot verlenging van die maatregel; voorts komt de bevoegdheid om verlenging te verzoeken toe aan de met het toezicht belaste stichting (art. 1:256 lid 2 BW). De kinderrechter kan de ondertoezichtstelling opheffen indien de grond daarvoor niet langer bestaat. Het verzoek tot opheffing kan worden gedaan door de stichting die met het toezicht is belast, de met het gezag belaste ouder of de minderjarige van twaalf jaar of ouder (art. 1:256 lid 4 BW) Uit het voorgaande volgt dat de maatregel van ondertoezichtstelling ingrijpt in de rechtsbetrekking tussen de met het gezag beklede ouder(s) en de minderjarige en aldus rechtstreeks betrekking heeft op de uit het ouderlijk gezag voortvloeiende rechten en verplichtingen. De rechten en verplichtingen van de niet met het gezag beklede ouder worden daardoor niet rechtstreeks geraakt in de zin van art. 798 lid 1 Rv. Hiermee strookt dat, wanneer een ondertoezichtstelling eenmaal van kracht is geworden, slechts de met het gezag beklede ouder(s) en de minderjarige zelf (mits twaalf jaar of ouder) tegen de door de met het toezicht belaste stichting gegeven aanwijzingen kunnen opkomen en naast de stichting om opheffing van de maatregel kunnen vragen en dus niet de niet met het gezag beklede ouder. Aan dat laatste ligt blijkens de parlementaire geschiedenis de gedachte ten grondslag dat het niet wenselijk is dat een beperking van het gezag van de ouder, die zowel door de ouder die de beperking moet dulden als door de stichting die met het toezicht is belast wordt aanvaard respectievelijk gewenst, op 17

18 verzoek van een niet met het gezag belaste derde zou kunnen worden opgeheven (Kamerstukken II , , nr. 3, p. 33) Gelet hierop kan de niet met het gezag beklede ouder in het kader van een ondertoezichtstelling niet worden beschouwd als belanghebbende in de zin van art. 798 lid 1 Rv en dus evenmin als belanghebbende in de zin van art. 806 lid 1 Rv. Hem komt daarom niet uit dien hoofde de bevoegdheid toe hoger beroep in te stellen van een beslissing tot (verlenging van de) ondertoezicht-stelling. De omstandigheid dat de wetgever aan de niet met het gezag beklede ouder wel de bevoegdheid heeft toegekend een (verlenging van de) ondertoezichtstelling een beperking van het gezag van de andere ouder te verzoeken, doet daaraan, gelet op hetgeen in is overwogen, niet af. In dit verband is van belang dat de wetgever een onderscheid heeft gemaakt tussen degenen die een verzoek kunnen doen en degenen die als belanghebbenden worden beschouwd Bij het vorenstaande verdient opmerking dat indien de niet met het gezag beklede ouder zelf een (verlenging van de) ondertoezichtstelling heeft verzocht en dit verzoek niet (volledig) wordt toegewezen, hij als verzoeker in de zin van art. 806 lid 1, aanhef en onder a, in verbinding met art. 358 lid 2 Rv daartegen hoger beroep kan instellen. Indien hoger beroep wordt ingesteld tegen de toewijzing van een dergelijk verzoek van de niet met het gezag beklede ouder, dan dient die ouder, als verzoeker in eerste aanleg in de zin van art. 361 lid 1 Rv, te worden opgeroepen voor de behandeling van dat hoger beroep Voorts verdient opmerking dat de niet met het gezag beklede ouder ook bij een ondertoezichtstelling de mogelijkheid behoudt om zijn uit art. 8 EVRM voortvloeiende recht op bescherming van zijn 'family life' met de minderjarige te effectueren (vgl. HR 21 mei 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL7043, NJ 2010/397). Zo kan deze ouder ingevolge art. 1:377a lid 2 BW de rechter verzoeken een omgangsregeling te treffen en dient hij, ingeval de met het toezicht belaste stichting op de voet van art. 1:263b BW een verzoek tot wijziging van een bestaande omgangsregeling doet, als belanghebbende in de zin van art. 798 lid 1 Rv, in dat geding te worden betrokken. 3.4 Gelet op het voorgaande dient de prejudiciële vraag aldus te worden beantwoord dat in een procedure tot (verlenging van de) ondertoezichtstelling de niet met het gezag beklede ouder niet kan worden beschouwd als belanghebbende in de zin van art. 798 lid 1 Rv. Deze ouder heeft dan ook niet de bevoegdheid hoger beroep in te stellen van een beslissing dienaangaande indien het verzoek tot (verlenging van de) ondertoezichtstelling niet van hem afkomstig was. 4 Beslissing De Hoge Raad: beantwoordt de prejudiciële vraag op de hiervoor in 3.4 weergegeven wijze. Deze beslissing is gegeven door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, G. Snijders, G. de Groot en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 12 september

19 ECLI:NL:HR:2014:3533 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/04417 Formele relaties In cassatie op : ECLI:NL:GHLEE:2011:BU6896 Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:2278, Gevolgd Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken Cassatie Inhoudsindicatie Cassatie in het belang der wet. Procesrecht. Kinderalimentatie. Verzet art. 223 Rv (verzoek tot voorlopige voorziening voor duur van het geding) zich tegen overeenkomstige toepassing in verzoekschriftprocedure? Tijdstip indiening en behandeling verzoek; HR 2 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU8176, NJ 2012/158. Is tussentijds hoger beroep of cassatie mogelijk tegen beschikking omtrent verzoek tot voorlopige voorziening? Wetsverwijzingen Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 337 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 401a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 821 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 822 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 823 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 824 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 824a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 824b Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 825 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 825a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 825b Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 825c Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 825d Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 825e Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 825f Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 825g Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 826 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 827 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 827a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 827b Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 827c Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 827d 19

20 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 827e Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 827f Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 827g Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 827h Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 827i Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 827j Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 827k Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 827l Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 827m Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 827n Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 827o Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 827p Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 828 Vindplaatsen Rechtspraak.nl PFR-Updates.nl NJB 2014/2277 RvdW 2015/34 Prg. 2015/34 Prg. 2015/39 RFR 2015/30 JBPR 2015/7 met annotatie van mr. H.W. Wiersma en mr. W.M.A. Malcontent TvPP 2015, afl. 1, p. 34 FJR 2015/58.2 Uitspraak 5 december 2014 Eerste Kamer 14/04417 EE/JG Hoge Raad der Nederlanden Beschikking Op een vordering tot cassatie in het belang der wet, ingesteld door de Procureur- Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden en gericht tegen de beschikking van het gerechtshof Leeuwarden van 1 december 2011, zaaknummer /01. Partijen worden aangeduid als de man en de vrouw. 1 Het geding in feitelijke instanties Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken: a. de beschikking in de zaak 83527/FA RK van de rechtbank Assen van 1 juni 2011; b. de beschikking in de zaak /01 van het gerechtshof Leeuwarden van 1 december De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht. 2 Het geding in cassatie 20

21 Tegen de beschikking heeft de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad beroep in cassatie in het belang der wet ingesteld. De voordracht tot cassatie van de Procureur-Generaal is aan dit arrest gehecht. De vordering van de Procureur-Generaal strekt ertoe dat de Hoge Raad de bestreden beschikking in het belang der wet zal vernietigen en zal verstaan dat de vernietiging geen nadeel zal toebrengen aan de rechten door partijen verkregen. 3 Beoordeling van het middel 3.1 Bij beschikking van het gerechtshof te Leeuwarden van 25 mei 2010 is de man veroordeeld tot betaling van een bijdrage in het levensonderhoud van de minderjarige dochter van partijen. De man heeft de rechtbank wijziging van deze beschikking verzocht, welk verzoek de rechtbank heeft afgewezen. Tegen deze afwijzing heeft de man hoger beroep ingesteld. In dit hoger beroep heeft hij, met een beroep op art. 223 Rv, verzocht om bij wege van voorlopige voorziening de beschikking van 25 mei 2010 te schorsen. 3.2 Het hof heeft dit verzoek afgewezen op de grond dat voor het treffen van een voorlopige voorziening geen plaats is in de verzoekschriftprocedure. Art. 223 Rv is alleen geschreven voor de dagvaardingsprocedure en een vergelijkbare bepaling ontbreekt voor de verzoekschrift-procedure. Daaruit moet volgens het hof worden afgeleid dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest dat in een verzoekschriftprocedure een voorlopige voorziening kan worden verzocht. 3.3 De Procureur-Generaal voert aan dat de beslissing van het hof onjuist is omdat art. 223 Rv zich leent voor overeenkomstige toepassing in de verzoekschriftprocedure. 3.4 Deze klacht is terecht voorgesteld. De wet en de aard van de verzoekschriftprocedure zoals geregeld in art. 261 e.v. Rv verzetten zich niet tegen overeenkomstige toepassing van art. 223 Rv op verzoekschriftprocedures. Er zijn geen aanwijzingen dat de wetgever, door alleen in zaken van echtscheiding en scheiding van tafel en bed voorlopige voorzieningen wettelijk te regelen (art Rv), daarbuiten de mogelijkheid van een voorlopige voorziening in de verzoekschriftprocedure heeft willen uitsluiten. Derhalve kan ook in andere gevallen in een verzoekschriftprocedure een incidenteel verzoek gedaan worden tot het treffen van een voorlopige voorziening voor de duur van het geding, overeenkomstig hetgeen art. 223 Rv bepaalt voor dagvaardingsprocedure. 3.5 Het verzoek om een voorlopige voorziening kan worden gedaan bij verzoek- of verweerschrift in de hoofdzaak of bij een afzonderlijk incidenteel verzoekschrift. Het is in beginsel aan de rechter overgelaten of hij, gelet op de inhoud van het verzoek, de belangen van partijen en het belang van een doelmatige en voortvarende procesvoering, het verzoek aanstonds behandelt en beslist (vgl. HR 2 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU8176, NJ 2012/158). Het ligt voor de hand dat indien een spoedeisend belang bestaat bij een voorlopige voorziening, op het verzoek daartoe in de regel eerst en vooraf wordt beslist. 3.6 Overeenkomstig de art. 337 lid 1 en 401a lid 1 Rv kan van beschikkingen waarbij een voorlopige voorziening wordt getroffen of geweigerd, in afwijking van de hoofdregel van art. 358 lid 1 Rv, hoger beroep onderscheidenlijk cassatieberoep worden ingesteld voordat de eindbeschikking wordt gewezen. 21

22 4 Beslissing De Hoge Raad: vernietigt, in het belang der wet, de beschikking van het gerechtshof Leeuwarden van 1 december 2011; verstaat dat deze beslissing geen nadeel toebrengt aan de rechten door partijen verkregen. Deze beschikking is gegeven door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp en G. Snijders en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 5 december

23 ECLI:NL:HR:2014:3535 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/01847 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1854, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2014:1539, Bekrachtiging/bevestiging Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken Cassatie Inhoudsindicatie Personen- en familierecht. Ondertoezichtstelling. Heeft minderjarige recht op inzage en afschrift van processtukken in procedure met betrekking tot zijn ondertoezichtstelling? Positie minderjarige als belanghebbende in de zin van art. 798 Rv. Art. 811 lid 1 aanhef en onder d Rv. Procesonbekwaamheid minderjarige, art. 1:245 lid 4 BW. Recht om gehoord te worden, art. 809 Rv; toegang tot de rechter, art. 12 IVRK, art. 6 lid 1 EVRM. Benoeming bijzondere curator, art. 1:250 BW; LOVF-richtlijn. Vindplaatsen Rechtspraak.nl PFR-Updates.nl NJB 2014/2275 RvdW 2015/32 NJ 2015/57 met annotatie van S.F.M. Wortmann EB 2015/30 EB 2015/2 RFR 2015/28 FJR 2015/58.14 Uitspraak 5 december 2014 Eerste Kamer 14/01847 LH/LZ Hoge Raad der Nederlanden Beschikking in de zaak van: [de moeder] namens en als wettelijke vertegenwoordiger van [de minderjarige], 23

24 wonende te [woonplaats], VERZOEKSTER tot cassatie, advocaat: mr. H.J.W. Alt, t e g e n [de vader], wonende te [woonplaats], VERWEERDER in cassatie, niet verschenen. Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder en de vader. 1 Het geding in feitelijke instanties Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken: a. de beschikking in de zaak C/04/120772/ JE RK van de rechtbank Limburg van 27 februari 2013; b. de beschikking in de zaak HV /01 van het gerechtshof s-hertogenbosch van 9 januari De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht. 2 Het geding in cassatie Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit. De vader heeft geen verweerschrift ingediend. De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep. 3 Beoordeling van het middel 3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. (i) Tussen de moeder en de vader is op 2 maart 2011 echtscheiding uitgesproken. (ii) Uit het huwelijk zijn vier kinderen geboren, onder wie, op [geboortedatum] 2001, [de minderjarige] (hierna: de minderjarige). De ouders hebben gezamenlijk het gezag over haar. Zij woont bij haar grootvader van moederszijde. (iii) Tussen de ouders zijn problemen ontstaan over de vaststelling en uitvoering van een zorgregeling De vader heeft de rechtbank verzocht de vier kinderen onder toezicht te stellen. Bij brief van 8 februari 2013, herhaald op 21 februari 2013, heeft een advocaat namens de minderjarige, die toen 11 jaar oud was, verzocht om toezending van een afschrift van de gedingstukken, onder verwijzing naar art. 811 lid 1, aanhef en onder d, Rv. Dit verzoek is niet ingewilligd. De rechtbank heeft de vier kinderen onder toezicht gesteld voor de duur van een jaar De minderjarige, vertegenwoordigd door haar moeder als haar wettelijk vertegenwoordiger, heeft hoger beroep ingesteld. Zij heeft verzocht het verzoek van de vader tot ondertoezichtstelling alsnog af te wijzen. Daartoe heeft zij onder meer aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte het verzoek van haar advocaat tot afgifte van 24

25 afschriften van de gedingstukken niet heeft ingewilligd en dat zij niet in staat is gesteld haar mening kenbaar te maken Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. Daartoe heeft het hof als volgt overwogen. Minderjarigen zijn belanghebbenden in de hen betreffende familierechtelijke procedures. Zij zijn ingevolge art. 1:234 BW echter geen (processueel) belanghebbende in de zin van art. 798 Rv. Daarom heeft de minderjarige geen recht op afschrift van de stukken als bedoeld in art. 290 Rv. Art. 811 Rv, dat als een lex specialis ten opzichte van art. 290 Rv moet worden aangemerkt, heeft alleen betrekking op door de raad voor e kinderbescherming of het openbaar ministerie, of door een deskundige op verzoek van de rechter overgelegde bescheiden. Niet is gebleken dat in deze procedure sprake is van dergelijke stukken. Het gaat de rechtsvormende taak van de rechter te buiten thans op basis van internationale ontwikkelingen en de diverse internationale verdragen, die beogen de positie van minderjarigen te verstevigen en te waarborgen, minderjarigen voor het Nederlandse procesrecht in zaken hen betreffende als volledige procespartij aan te merken. (rov ) Nu de minderjarige in eerste aanleg nog geen twaalf jaar oud was en namens haar geen daartoe strekkend verzoek is gedaan, kon de rechtbank ervan afzien de minderjarige op de voet van art. 809 Rv in de gelegenheid te stellen haar mening kenbaar te maken. In hoger beroep is d e minderjarige, die inmiddels twaalf jaar was geworden, die gelegenheid wel geboden, maar heeft zij daarvan geen gebruik gemaakt. (rov ) 3.4 Onderdeel bestrijdt het oordeel van het hof dat de minderjarige geen recht heeft op afschrift van de in art. 290 Rv bedoelde gedingstukken, met het betoog dat de minderjarige dat recht ontleent aan haar positie als belanghebbende in de zin van art. 798 Rv. Onderdeel betoogt met een beroep op diverse internationale regelingen dat het recht om te worden gehoord niet effectief kan worden uitgeoefend zonder de mogelijkheid over het gehele dossier te beschikken. Bij de beoordeling van deze klachten wordt het volgende vooropgesteld. Procesbekwaamheid Art. 290 lid 1 Rv bepaalt dat de verzoeker en iedere belanghebbende recht hebben op inzage en afschrift van het verzoekschrift, de verweerschriften, de op de zaak betrekking hebbende bescheiden en de processen-verbaal. Ingevolge art. 798 lid 1 Rv moet in zaken betreffende het personen- en familierecht (anders dan scheidingszaken) onder belanghebbende worden verstaan: degene op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft. In dergelijke zaken moet ook het begrip belanghebbende in art. 290 Rv in die zin worden begrepen (Kamerstukken II , , nr. 3, p. 8) In alle familierechtelijke zaken de minderjarige betreffend dient de minderjarige te worden beschouwd als belanghebbende in de zin van art. 798 Rv (vgl. voor ondertoezichtstelling HR 12 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2665, NJ 2014/482). Dat brengt echter niet zonder meer mee dat de minderjarige de door de wetgever aan belanghebbenden toegekende processuele bevoegdheden zonder tussenkomst van een wettelijk vertegenwoordiger of een daartoe benoemde bijzondere curator kan uitoefenen. Minderjarigen zijn immers op grond van de wet behoudens in enkele uitdrukkelijk in de wet geregelde gevallen die in dit geding niet aan de orde zijn niet procesbekwaam (art. 1:245 lid 4 BW). Hoewel de processuele positie van 25

ECHTSCHEIDINGS PROCESRECHT SPREKER MR. H.A. GERRITSE 9 APRIL 2015 09:00-11:15 WWW.AVDRWEBINARS.NL

ECHTSCHEIDINGS PROCESRECHT SPREKER MR. H.A. GERRITSE 9 APRIL 2015 09:00-11:15 WWW.AVDRWEBINARS.NL ECHTSCHEIDINGS PROCESRECHT SPREKER MR. H.A. GERRITSE 9 APRIL 2015 09:00-11:15 WWW.AVDRWEBINARS.NL Inhoudsopgave Mr. H.A. Gerritse Jurisprudentie Hoge Raad 4 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP1402, met betrekking

Nadere informatie

ECHTSCHEIDINGSPROCESRECHT

ECHTSCHEIDINGSPROCESRECHT ECHTSCHEIDINGSPROCESRECHT SPREKER MR. H.A. GERRITSE SENIOR RECHTER RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND 18 NOVEMBER 2015 09:00 11:15 WWW.AVDR.NL Inhoudsopgave Mr. H.A. Gerritse Jurisprudentie Hoge Raad 4 maart 2011,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:983. Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie

ECLI:NL:HR:2013:983. Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie ECLI:NL:HR:2013:983 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie 18-10-2013 Zaaknummer 12/03380 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:52, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSGR:2012:BW8529,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd ECLI:NL:HR:2017:1064 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-06-2017 Datum publicatie 09-06-2017 Zaaknummer 16/04866 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2015:1871. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:589, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2015:1871. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:589, Gevolgd ECLI:NL:HR:2015:1871 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10-07-2015 Datum publicatie 10-07-2015 Zaaknummer 14/04610 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:589,

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE PERSONEN- EN FAMILIERECHT

JURISPRUDENTIE PERSONEN- EN FAMILIERECHT JURISPRUDENTIE PERSONEN- EN FAMILIERECHT SPREKER PROF. MR. P. VLAARDINGERBROEK, HOOGLERAAR FAMILIE- EN PERSONENRECHT UNIVERSITEIT TILBURG, RAADSHEER- PLAATSVERVANGER HOF 'S-HERTOGENBOSCH, RECHTER- PLAATSVERVANGER

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2012:BY4474

ECLI:NL:GHARN:2012:BY4474 ECLI:NL:GHARN:2012:BY4474 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 25-10-2012 Datum publicatie 28-11-2012 Zaaknummer 200.111.854 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2015:3690

ECLI:NL:RBOBR:2015:3690 ECLI:NL:RBOBR:2015:3690 Instantie Datum uitspraak 19-06-2015 Datum publicatie 14-07-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Oost-Brabant C/01/280880 / FA RK 14-3596_2

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642 ECLI:NL:HR:2018:484 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 30-03-2018 Datum publicatie 30-03-2018 Zaaknummer 17/01642 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:46

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:5046 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:5046 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2014:5046 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 04-11-2014 Datum publicatie 16-12-2014 Zaaknummer 200.148.742-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2004:AR2782

ECLI:NL:HR:2004:AR2782 ECLI:NL:HR:2004:AR2782 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 03-12-2004 Datum publicatie 03-12-2004 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie R03/145HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AR2782

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392 ECLI:NL:HR:2014:156 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 24-01-2014 Datum publicatie 24-01-2014 Zaaknummer 13/00392 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1257,

Nadere informatie

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht ECLI:NL:GHSHE:2016:416 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 11-02-2016 Datum publicatie 12-02-2016 Zaaknummer 200 180 361_01 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BL7407

ECLI:NL:HR:2010:BL7407 ECLI:NL:HR:2010:BL7407 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 21-05-2010 Datum publicatie 21-05-2010 Zaaknummer 09/03564 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BL7407

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 24-01-2013 Datum publicatie 05-02-2013 Zaaknummer 200.113.026 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2016:1717, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2016:1717, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan ECLI:NL:HR:2017:571 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 31-03-2017 Datum publicatie 31-03-2017 Zaaknummer 16/03870 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB1198 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB1198 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2007:BB1198 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 01-08-2007 Datum publicatie 07-08-2007 Zaaknummer 0600575 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en familierecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2003:AL9057

ECLI:NL:GHSGR:2003:AL9057 ECLI:NL:GHSGR:2003:AL9057 Instantie Datum uitspraak 15-10-2003 Datum publicatie 20-01-2004 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage 027-D-03 Personen- en

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:10059

ECLI:NL:RBAMS:2015:10059 ECLI:NL:RBAMS:2015:10059 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 20-10-2015 Datum publicatie 13-06-2016 Zaaknummer C/13/592460 / JE RK 15-996 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BM4301

ECLI:NL:HR:2010:BM4301 ECLI:NL:HR:2010:BM4301 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-07-2010 Datum publicatie 09-07-2010 Zaaknummer 09/03415 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BM4301

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE PERSONEN- EN FAMILIERECHT UITSPRAKEN HOGE RAAD

JURISPRUDENTIE PERSONEN- EN FAMILIERECHT UITSPRAKEN HOGE RAAD JURISPRUDENTIE PERSONEN- EN FAMILIERECHT UITSPRAKEN HOGE RAAD SPREKER MR. E. SCHAAFSMA-BEVERSLUIS, RAADSHEER HOF DEN BOSCH, UNIVERSITAIR DOCENT RADBOUD UNIVERSITEIT NIJMEGEN 29 APRIL 2015 12:30-13:30 WWW.AVDRWEBINARS.NL

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:357 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2017:357 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2017:357 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 07-02-2017 Datum publicatie 23-02-2017 Zaaknummer 200.199.846/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:2541 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2013:2541 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2013:2541 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 18-06-2013 Datum publicatie 19-08-2013 Zaaknummer 200.119.707/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2014:1077

ECLI:NL:RBOVE:2014:1077 ECLI:NL:RBOVE:2014:1077 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 03-03-2014 Datum publicatie 06-03-2014 Zaaknummer C/08/142520 / FA RK 13-1576 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE PERSONEN- EN FAMILIERECHT UITSPRAKEN HOGE RAAD

JURISPRUDENTIE PERSONEN- EN FAMILIERECHT UITSPRAKEN HOGE RAAD JURISPRUDENTIE PERSONEN- EN FAMILIERECHT UITSPRAKEN HOGE RAAD SPREKER MR. A.V.T. DE BIE 16 DECEMBER 2015 11.00 12.00 WWW.AVDRWEBINARS.NL Inhoudsopgave Mr. A.V.T. de Bie Jurisprudentie Alimentatie HR 9

Nadere informatie

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht ECLI:NL:GHSHE:2015:5019 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 03-12-2015 Datum publicatie 04-12-2015 Zaaknummer F 200 170 080_01 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2014:8276

ECLI:NL:RBAMS:2014:8276 ECLI:NL:RBAMS:2014:8276 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 05-11-2014 Datum publicatie 09-12-2014 Zaaknummer FA RK 14-7711 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig

Nadere informatie

Gerechtshof 's-hertogenbosch , ECLI:NL:GHSHE:2018:4847

Gerechtshof 's-hertogenbosch , ECLI:NL:GHSHE:2018:4847 Gerechtshof 's-hertogenbosch 22-11-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:4847 Datum publicatie 23-11-2018 KI Zaaknummer 200.235.106_01 Formele relaties Eerste aanleg: ECLI:NL:RBLIM:2017:12254 Rechtsgebieden Personen-

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ9770

ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ9770 ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ9770 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 09-01-2013 Datum publicatie 14-05-2013 Zaaknummer 200.114.823/01 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:1273. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/00900

ECLI:NL:HR:2017:1273. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/00900 ECLI:NL:HR:2017:1273 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 07-07-2017 Datum publicatie 07-07-2017 Zaaknummer 17/00900 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:487

Nadere informatie

Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER. BESCHIKKING van 20 december 2011 in de zaak met zaaknummer

Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER. BESCHIKKING van 20 december 2011 in de zaak met zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2011:BV6082 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 20-12-2011 Datum publicatie 16-02-2012 Zaaknummer 200.089.788-01 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 Instantie Datum uitspraak 15-08-2017 Datum publicatie 16-08-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.216.119_01

Nadere informatie

ECLI:NL:OGEAA:2017:172

ECLI:NL:OGEAA:2017:172 ECLI:NL:OGEAA:2017:172 Instantie Datum uitspraak 14-03-2017 Datum publicatie 17-03-2017 Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba Zaaknummer EJ nr. 1286 van 2017 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:11833

ECLI:NL:RBDHA:2016:11833 ECLI:NL:RBDHA:2016:11833 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 03-10-2016 Datum publicatie 04-10-2016 Zaaknummer C/09/503343 / FA RK 16-214 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2013:3850

ECLI:NL:GHDHA:2013:3850 ECLI:NL:GHDHA:2013:3850 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 09-10-2013 Datum publicatie 25-11-2013 Zaaknummer 200.131.418-01 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483 ECLI:NL:HR:2014:2652 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-09-2014 Datum publicatie 10-09-2014 Zaaknummer 13/01257 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie In cassatie op

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2005:AS6703

ECLI:NL:RBUTR:2005:AS6703 ECLI:NL:RBUTR:2005:AS6703 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 26-01-2005 Datum publicatie 14-03-2005 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 184276/FA RK04-5055 Personen-

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2011:BU6154

ECLI:NL:GHSGR:2011:BU6154 ECLI:NL:GHSGR:2011:BU6154 Instantie Datum uitspraak 26-10-2011 Datum publicatie 06-12-2011 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 200.086.890/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen-

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2012:BY6590

ECLI:NL:RBHAA:2012:BY6590 ECLI:NL:RBHAA:2012:BY6590 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 16-10-2012 Datum publicatie 18-12-2012 Zaaknummer 193036 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en familierecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2012:BX6197 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2012:BX6197 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2012:BX6197 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 02-08-2012 Datum publicatie 31-08-2012 Zaaknummer 200.102.809 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:935

ECLI:NL:GHDHA:2014:935 ECLI:NL:GHDHA:2014:935 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 19-03-2014 Datum publicatie 27-03-2014 Zaaknummer 200.138.697/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:2726

ECLI:NL:GHARL:2017:2726 ECLI:NL:GHARL:2017:2726 Instantie Datum uitspraak 30-03-2017 Datum publicatie 09-05-2017 Zaaknummer 200.197.064 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Personen-

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:37. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 12/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2013:37. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 12/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416, Gevolgd ECLI:NL:HR:2013:37 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 28-06-2013 Datum publicatie 04-07-2013 Zaaknummer 12/00171 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:1404

ECLI:NL:GHSHE:2017:1404 ECLI:NL:GHSHE:2017:1404 Instantie Datum uitspraak 30-03-2017 Datum publicatie 20-04-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.207.710_01 Burgerlijk

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2013:10520

ECLI:NL:RBNHO:2013:10520 ECLI:NL:RBNHO:2013:10520 Instantie Datum uitspraak 16-01-2013 Datum publicatie 12-11-2013 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer 187067 / FA RK 11-3921 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2015:6706

ECLI:NL:RBDHA:2015:6706 ECLI:NL:RBDHA:2015:6706 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 11062015 Datum publicatie 21072015 Zaaknummer C09488927 FA RK 153785 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen en

Nadere informatie

DE NIEUWE JEUGD WET 25 FEBRUARI 2015 11:45 14:00 UUR WWW.AVDRWEBINARS.NL

DE NIEUWE JEUGD WET 25 FEBRUARI 2015 11:45 14:00 UUR WWW.AVDRWEBINARS.NL DE NIEUWE JEUGD WET SPREKER PROF. MR. P. VLAARDINGERBROEK, HOOGLERAAR FAMILIE- EN PERSONENRECHT UNIVERSITEIT TILBURG, RAADSHEER- PLAATSVERVANGER HOF S-HERTOGENBOSCH, RECHTER- PLAATSVERVANGER RECHTBANK

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06 ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 06-03-2007 Datum publicatie 06-03-2007 Zaaknummer 00636/06 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2013:591

ECLI:NL:GHDHA:2013:591 ECLI:NL:GHDHA:2013:591 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 06022013 Datum publicatie 24022014 Zaaknummer 200.113.44001 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2012:2572

ECLI:NL:RBHAA:2012:2572 ECLI:NL:RBHAA:2012:2572 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 12062012 Datum publicatie 16072013 Zaaknummer 182928 FA RK 112236 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2016:7682

ECLI:NL:RBAMS:2016:7682 ECLI:NL:RBAMS:2016:7682 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 22-11-2016 Datum publicatie 28-11-2016 Zaaknummer C/13/614102 / FA RK 16-5813 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Hof: medisch advies behoeft niet te worden overgelegd

Hof: medisch advies behoeft niet te worden overgelegd pagina 1 van 5 (http://stichtingpiv.nl/) Inloggen PIV-Kennisnet(http://stichtingpiv.nl/inloggen) JURISPRUDENTIE Bron: Hof Amsterdam 3 februari 2016 Publicatie nummer: (nog) niet gepubliceerd Zaaknummer:

Nadere informatie

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht ECLI:NL:GHSHE:2014:3835 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 25-09-2014 Datum publicatie 30-09-2014 Zaaknummer F 200.150.793-01 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd ECLI:NL:HR:2014:381 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-02-2014 Datum publicatie 19-02-2014 Zaaknummer 13/02084 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2016:649

ECLI:NL:RBOVE:2016:649 ECLI:NL:RBOVE:2016:649 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 12-01-2016 Datum publicatie 26-02-2016 Zaaknummer C/08/171558 / FA RK 15-1110 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht ECLI:NL:GHARL:2014:4151 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 24-04-2014 Datum publicatie 27-05-2014 Zaaknummer 200.141.970-01 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1856

ECLI:NL:RVS:2017:1856 ECLI:NL:RVS:2017:1856 Instantie Raad van State Datum uitspraak 12-07-2017 Datum publicatie 12-07-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201608063/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2016:10882

ECLI:NL:RBNHO:2016:10882 ECLI:NL:RBNHO:2016:10882 Instantie Datum uitspraak 28-12-2016 Datum publicatie 17-01-2017 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer C/15/245613 / FA RK 16-4085 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2017:2594

ECLI:NL:RBGEL:2017:2594 ECLI:NL:RBGEL:2017:2594 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 11-04-2017 Datum publicatie 10-05-2017 Zaaknummer C/05/290891 / FA RK 15-3197 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht ECLI:NL:GHSHE:2015:1808 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 21-05-2015 Datum publicatie 22-05-2015 Zaaknummer F 200 157 010_01 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:171

ECLI:NL:GHSHE:2016:171 ECLI:NL:GHSHE:2016:171 Instantie Datum uitspraak 21-01-2016 Datum publicatie 26-01-2016 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 200.164.903/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen-

Nadere informatie

Gelijkwaardig ouderschap en co-ouderschap; belang van kind doorslaggevend

Gelijkwaardig ouderschap en co-ouderschap; belang van kind doorslaggevend Regelingen en voorzieningen CODE 7.2.3.38 Gelijkwaardig ouderschap en co-ouderschap; belang van kind doorslaggevend jurisprudentie bronnen EB, Tijdschrift voor scheidingsrecht, afl. 10 - oktober 2010 Gerechtshof

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:3092

ECLI:NL:GHAMS:2014:3092 ECLI:NL:GHAMS:2014:3092 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 04-03-2014 Datum publicatie 04-08-2014 Zaaknummer 200.123.306/01 Formele relaties Eerste aanleg: ECLI:NL:RBALK:2012:5380, Bekrachtiging/bevestiging

Nadere informatie

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht ECLI:NL:GHARL:2017:6088 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 13-07-2017 Datum publicatie 26-07-2017 Zaaknummer 200.215.386/01 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2015:6424

ECLI:NL:RBROT:2015:6424 ECLI:NL:RBROT:2015:6424 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 02-09-2015 Datum publicatie 09-09-2015 Zaaknummer C/10/476228 / FA RK 15-3821 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden

Hoge Raad der Nederlanden 4 november 2016 Eerste Kamer 15/00920 LZ/IF Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: tegen STICHTING PENSIOENFONDS PERSONEELSDIENSTEN, gevestigd te Amsterdam, VOOR VERWEERSTER in cassatie, advocaat:

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:146

ECLI:NL:GHSHE:2017:146 ECLI:NL:GHSHE:2017:146 Instantie Datum uitspraak 19012017 Datum publicatie 20012017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 'shertogenbosch 200.181.917_01 Personen en

Nadere informatie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken: Uitspraak 6 februari 2015 Eerste Kamer 14/03627 LH/EE Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: [eiser], wonende te [woonplaats], EISER tot cassatie, advocaat: mr. R.J. van Galen, t e g e n BEPRO

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2016:7795

ECLI:NL:RBZWB:2016:7795 ECLI:NL:RBZWB:2016:7795 Instantie Datum uitspraak 30-11-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer C/02/323759 / FA RK 16-6853 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220 ECLI:NL:RBMNE:2014:5220 Instantie Datum uitspraak 23-10-2014 Datum publicatie 28-10-2014 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer AWB - 14 _ 2227 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ7913

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ7913 ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ7913 Instantie Datum uitspraak 18-04-2013 Datum publicatie 19-04-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch HV 200.108.289 E

Nadere informatie

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

Rechtspraak.nl - Print uitspraak ECLI:NL:HR:2014:1405 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 13-06-2014 Datum publicatie 13-06-2014 Zaaknummer 13/05858 Formele relaties Rechtsgebieden Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:289 Civiel recht Bijzondere

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:428 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:428 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2016:428 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 09-02-2016 Datum publicatie 16-02-2016 Zaaknummer 200.166.881/01 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE PERSONEN- EN FAMILIERECHT UITSPRAKEN HOGE RAAD

JURISPRUDENTIE PERSONEN- EN FAMILIERECHT UITSPRAKEN HOGE RAAD JURISPRUDENTIE PERSONEN- EN FAMILIERECHT UITSPRAKEN HOGE RAAD SPREKER MR. L.S. TIMMERMANS, ADVOCAAT SMEETSGIJBELS B.V. 16 SEPTEMBER 2015 12:30 13:30 UUR WWW.AVDRWEBINARS.NL Inhoudsopgave Mr. L.S. Timmermans

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2011:BR0816

ECLI:NL:GHSGR:2011:BR0816 ECLI:NL:GHSGR:2011:BR0816 Instantie Datum uitspraak 04-05-2011 Datum publicatie 08-07-2011 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 200.083.271-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen-

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2009:BG2238 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:PHR:2009:BG2238 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:PHR:2009:BG2238 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 30-01-2009 Datum publicatie 30-01-2009 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie C07/181HR

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2013:7717

ECLI:NL:RBDHA:2013:7717 ECLI:NL:RBDHA:2013:7717 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 11-06-2013 Datum publicatie 16-07-2013 Zaaknummer 443058 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2010:BO3762

ECLI:NL:RBUTR:2010:BO3762 ECLI:NL:RBUTR:2010:BO3762 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 05-11-2010 Datum publicatie 12-11-2010 Zaaknummer 295127 / JE RK 10-2574 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen-

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:1768

ECLI:NL:RVS:2015:1768 ECLI:NL:RVS:2015:1768 Instantie Raad van State Datum uitspraak 03-06-2015 Datum publicatie 03-06-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201407801/1/A3 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2014:2366

ECLI:NL:RBMNE:2014:2366 ECLI:NL:RBMNE:2014:2366 Instantie Datum uitspraak 23-05-2014 Datum publicatie 20-08-2014 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer C-16-366100 - JE RK 14-841 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Rechtspraak.nl - Zoeken in uitspraken

Rechtspraak.nl - Zoeken in uitspraken Page 1 of 5 LJN: BD7584, Hoge Raad, 07/12596 Datum uitspraak: 07-11-2008 Datum publicatie: 07-11-2008 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Internationaal privaatrecht.

Nadere informatie

LJN: BP4803, Hoge Raad, 10/04523. Datum uitspraak: 20-05-2011 Datum publicatie: 20-05-2011. Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie

LJN: BP4803, Hoge Raad, 10/04523. Datum uitspraak: 20-05-2011 Datum publicatie: 20-05-2011. Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie LJN: BP4803, Hoge Raad, 10/04523 Datum uitspraak: 20-05-2011 Datum publicatie: 20-05-2011 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Onteigening. Verzuim tot betekening cassatieverklaring

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2004:AR8882

ECLI:NL:GHARN:2004:AR8882 ECLI:NL:GHARN:2004:AR8882 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 21-12-2004 Datum publicatie 13-01-2005 Zaaknummer B04/635 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Cassatie:

Nadere informatie

Conclusie. Zaaknr: 17/01169 mr. F.F. Langemeijer Zitting: 30 mei Conclusie inzake: [betrokkene] tegen. Officier van Justitie Noord-Nederland

Conclusie. Zaaknr: 17/01169 mr. F.F. Langemeijer Zitting: 30 mei Conclusie inzake: [betrokkene] tegen. Officier van Justitie Noord-Nederland ECLI:NL:PHR:2017:598 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 30-05-2017 Datum publicatie 07-07-2017 Zaaknummer 17/01169 Formele relaties Rechtsgebieden Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:1267,

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:RVS:2017:84 Instantie Raad van State Datum uitspraak 18-01-2017 Datum publicatie 18-01-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604839/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856 ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856 Instantie Datum uitspraak 05-12-2012 Datum publicatie 08-02-2013 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 200.109.671-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2017:721

ECLI:NL:RBOVE:2017:721 ECLI:NL:RBOVE:2017:721 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 15-02-2017 Datum publicatie 16-02-2017 Zaaknummer ak_16 _ 1345 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:3052

ECLI:NL:GHARL:2015:3052 ECLI:NL:GHARL:2015:3052 Instantie Datum uitspraak 23-04-2015 Datum publicatie 07-05-2015 Zaaknummer 200.164.815-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Personen-

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2016:65. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/05661

ECLI:NL:HR:2016:65. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/05661 ECLI:NL:HR:2016:65 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 15-01-2016 Datum publicatie 15-01-2016 Zaaknummer 14/05661 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:2048,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2014:4990

ECLI:NL:GHSHE:2014:4990 ECLI:NL:GHSHE:2014:4990 Instantie Datum uitspraak 27112014 Datum publicatie 28112014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 'shertogenbosch F 200.147.170_01 Personen

Nadere informatie

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht ECLI:NL:GHARL:2016:1434 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 23-02-2016 Datum publicatie 24-02-2016 Zaaknummer 200.183.450/01 en 200.183.450/02 Rechtsgebieden Personen- en familierecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ1808

ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ1808 ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ1808 Instantie Datum uitspraak 12-04-2011 Datum publicatie 19-04-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 200.068.520 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2007:BB6006

ECLI:NL:GHSHE:2007:BB6006 ECLI:NL:GHSHE:2007:BB6006 Instantie Datum uitspraak 21-08-2007 Datum publicatie 18-10-2007 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:8157

ECLI:NL:RBDHA:2014:8157 ECLI:NL:RBDHA:2014:8157 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 16-06-2014 Datum publicatie 11-07-2014 Zaaknummer 458241 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig

Nadere informatie

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:293, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:2338, Bekrachtiging/bevestiging

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:293, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:2338, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:HR:2014:1651 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 11-07-2014 Datum publicatie 11-07-2014 Zaaknummer 13/04531 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:293,

Nadere informatie

KINDERBESCHERMINGS MAATREGELEN

KINDERBESCHERMINGS MAATREGELEN KINDERBESCHERMINGS MAATREGELEN SPREKER PROF. MR. P. VLAARDINGERBROEK, HOOGLERAAR FAMILIE- EN PERSONENRECHT UNIVERSITEIT TILBURG, RAADSHEER- PLAATSVERVANGER HOF 'S-HERTOGENBOSCH, RECHTER- PLAATSVERVANGER

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:7903

ECLI:NL:RBDHA:2017:7903 ECLI:NL:RBDHA:2017:7903 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 10-07-2017 Datum publicatie 24-07-2017 Zaaknummer AWB - 16 _ 25671 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg -

Nadere informatie

Conclusie. 15/02613 Mr. F.F. Langemeijer 5 februari Conclusie inzake: 1. [de man] 2. Mr. J.L. Muller q.q. tegen [de moeder]

Conclusie. 15/02613 Mr. F.F. Langemeijer 5 februari Conclusie inzake: 1. [de man] 2. Mr. J.L. Muller q.q. tegen [de moeder] ECLI:NL:PHR:2016:33 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 05-02-2016 Datum publicatie 13-05-2016 Zaaknummer 15/02613 Formele relaties Rechtsgebieden Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:851, Gevolgd

Nadere informatie

[Appellant 1] en [Appellant 2], beiden wonende te [woonplaats], (hierna: appellanten)

[Appellant 1] en [Appellant 2], beiden wonende te [woonplaats], (hierna: appellanten) LJN: BI3542, Centrale Raad van Beroep, 08/3709 WJZ + 08/3713 WJZ Datum uitspraak: 15-04-2009 Datum publicatie: 12-05-2009 Rechtsgebied: Sociale zekerheid Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie:

Nadere informatie