PBO-blad. SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2 Bestuurssamenstellingen 2. BEDRIJFSLICHAMEN 2 Productschap Pluimvee en Eieren 2 Productschap Vee en Vlees 23

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "PBO-blad. SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2 Bestuurssamenstellingen 2. BEDRIJFSLICHAMEN 2 Productschap Pluimvee en Eieren 2 Productschap Vee en Vlees 23"

Transcriptie

1 PBO-blad Sociaal- Economische Raad M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e I n h o u d s o p g a v e jaargang december 2002 num mer 86 Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2 Bestuurssamenstellingen 2 BEDRIJFSLICHAMEN 2 Productschap Pluimvee en Eieren 2 Productschap Vee en Vlees 23 Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 39 Productschap Dranken (PD 2 tot en met 5) 39 Productschap Pluimvee en Eieren (PPE 47 en 48) 69 Bosschap (BOS 8 en 9) 71

2 Mededeli ngenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD Bestuurssamenstelling Productschap Pluimvee en Eieren Voor het resterende deel van de zittingsperiode l september l september 2004 is de heer W.K.T. van der Meer in het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren benoemd tot plaatsvervangend lid. De heer Van der Meer is plaatsvervanger van de heer D. Halbesma. BEDRIJFSLICHAMEN Productschap Pluimvee en Eieren Ontwerp-Verordening welzijnsnormen vleeskuikenouderdieren 2003 Het Bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren heeft, gelet op de artikelen 93, eerste lid, 95 en 102 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie, en de artikelen 5, 6,7 en 8 van de Instellingsverordening Productschap Pluimvee en Eieren , op vastgesteld de navolgende VERORDENING Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: productschap: bestuur: pluimveehouder: vleeskuikenouderdieren: vleeskuikens: koppel: Productschap Pluimvee en Eieren; bestuur van het productschap; de ondernemer die vleeskuikens of vleeskuikenouderdieren houdt; kippen met een leeftijd van 22 weken of ouder, die bestemd zijn voor de productie van broedeieren ter verkrijging van vleeskuikens; kippen die kennelijk bestemd zijn voor de menselijke consumptie; een groep vleeskuikenouderdieren die in één stal wordt gehouden en waarvan de hennen onderling maximaal zeven dagen in leeftijd verschillen;

3 vloeroppervlakte: legnest: strooisel: uitval: de horizontale oppervlakte van de bodem van de ruimte die voor vleeskuikenouderdieren vrij beschikbaar is. Indien in de ruimte plateau's zijn aangebracht telt de oppervlakte van die plateau's als extra vloeroppervlakte mee, mits de plateau's bereikbaar zijn voor de vleeskuikenouderdieren, er geen mest door de plateau's kan vallen en de plateau's zowel naar boven als naar beneden een vrije voor de vleeskuikenouderdieren beschikbare ruimte hebben met een hoogte van tenminste 45 cm. De oppervlakte van de legnesten telt slechts één keer mee. afgescheiden ruimte die is ingericht voor het leggen van eieren; houtkrullen, zaagsel, stro, zand, turf of ander materiaal, waarin vleeskuikenouderdieren kunnen stofbaden, scharrelen en bodempikken; de dieren die, anders dan voor normale verkoop, buiten de stal worden gebracht; Administratie Artikel 2 1. De pluimveehouder dient in zijn administratie dagelijks per koppel nauwgezet de volgende gegevens bij te houden: a. de aantallen aangevoerde hennen en hanen; b. de uitval, gespecificeerd in hennen en hanen; c. de aantallen hennen en hanen die levend worden afgevoerd; d. de al dan niet op advies van of door een dierenarts verstrekte preventieve of curatieve medicaties of vaccinaties; e. de uitgevoerde ingrepen; f. eventuele calamiteiten. 2. De pluimveehouder is verplicht van dag tot dag een zodanige administratie te voeren, dat de gegevens, genoemd in het eerste lid, te allen tijde op een eenvoudige wijze kunnen worden gekend. Artikel 3 Controle door de pluimveehouder 1. De pluimveehouder dient tenminste twee keer per etmaal de gezondheid van de dieren, het goed functioneren van voer- water en alarmvoorzieningen, het stalklimaat en de kwaliteit van het strooisel te controleren. 2. Klinisch zieke dieren te worden afgescheiden van klinisch gezonde dieren. In de afgescheiden ruimte dienen de dieren de beschikking te hebben over voldoende voeren watervoorzieningen en moet per dier meer ruimte beschikbaar zijn dan in de normale stalruimte. 3. Dode dieren dienen zo snel mogelijk uit de stal worden verwijderd.

4 Huisvesting vleeskuikenouderdieren Artikel 4 De huisvesting van vleeskuikenouderdieren dient tenminste te voldoen aan de volgende voorwaarden: a. per vleeskuikenouderdier is een vloeroppervlakte van tenminste 1300 cm 2 beschikbaar; b. tenminste 300 cm 2 van de onder a. bedoelde vloeroppervlakte is bedekt met strooisel; c. in de stal zijn horizontaal aangebrachte houten of kunststoffen zitstokken of latten beschikbaar die een lengte hebben van tenminste 7 cm per vleeskuikenouderdier; de zitstokken of latten hebben zowel naar boven als naar beneden een vrije ruimte die naar boven tenminste 45 cm en naar beneden tenminste 10 cm bedraagt; d. het vloeroppervlak is dicht of wordt gevormd door roosters die gemaakt zijn van hout of kunststof. Het gebruik van draadroosters is verboden. Artikel 5 Nadere regels Het bestuur van het productschap is bevoegd ter nadere uitvoering van deze verordening bij besluit nadere regelen te stellen. Artikel 6 Toezicht 1. Het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften wordt namens het productschap uitgeoefend door een door het bestuur aangewezen dienst of door het bestuur aangewezen personen. 2. Ondernemers zijn verplicht: a. aan de door het Bestuur aangewezen dienst of aan de door het Bestuur aangewezen personen al die gegevens te verstrekken of te doen verstrekken, die naar diens/hun oordeel nodig is/zijn voor de vervulling van diens/hun taak b. aan de door het bestuur aangewezen dienst of aan de door het Bestuur aangewezen personen inzage te geven of te doen geven van die boeken en bescheiden, die naar diens/hun oordeel nodig is voor de vervulling van diens/hun taak; c. aan de door het bestuur aangewezen dienst of aan de door het Bestuur aangewezen personen te allen tijde toegang te geven of te doen geven tot hun bedrijfsruimten en tot die plaatsen of vervoermiddelen, waar c.q. waarin voorraden, tot het bedrijf van de ondernemer behorende, zijn opgeslagen c.q. worden vervoerd; d. te gedogen dat controleurs van de door het bestuur aangewezen dienst of de door het Bestuur aangewezen personen monsters nemen uit de voorraden (waaronder begrepen verpakkingsmateriaal) van het bedrijf van de ondernemer, ongeacht de plaats waar of waarin zich die voorraden bevinden en de ondernemer zal alsdan de van hem gevorderde medewerking verlenen overeenkomstig de aanwijzingen en toezicht van die controleurs of aangewezen personen. 3. De in het eerste lid bedoelde personen zijn bevoegd berichtingsrapporten ten behoeve van tuchtrechtelijke afhandeling op te maken.

5 Handhaving Artikel 7 1. Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn strafbare feiten. 2. Op overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening worden tevens tuchtrechtelijke maatregelen gesteld. 3. De tuchtrechtelijke maatregelen zijn: a. een berisping, welke bestaat uit een schriftelijk of mondeling vermaan tot de ondernemer, in verband met het begane feit; b. een geldboete van ten hoogste 4.500,-, welke geheel of gedeeltelijk voorwaardelijk kan worden opgelegd; c. openbaarmaking van de tuchtbeschikking op kosten van de veroordeelde. Artikel 8 Gegevenverstrekking 1. De door het productschap uit hoofde van deze verordening verkregen gegevens omtrent ondernemingen worden in handen gesteld van de voorzitter van het productschap; zij worden, behoudens aan personeelsleden van het secretariaat van het productschap, alsmede ten behoeve van de handhaving van het bepaalde in deze verordening, niet verder bekendgemaakt. 2. De door de voorzitter aangewezen dienst of personen dien(t)(en), ter bescherming van de privacy van de ondernemer, vertrouwelijk en op verantwoorde wijze om te gaan met de uit hoofde van het toezicht verkregen gegevens. Artikel 9 Overgangsrecht 1. Artikel 4, aanhef en onderdeel a. is niet van toepassing voor vleeskuikenouderdieren die vóór 1 juni 2008 worden geboren. 2. Artikel 4, aanhef en onderdeel b. is niet van toepassing voor een periode van tien jaar na inwerkingtreding van deze verordening, voor zover het een huisvestingssysteem betreft waarvan de gebruiker kan aantonen dat deze op het moment van inwerkingtreding van deze verordening reeds in gebruik was en nadien niet zijn verbouwd of herbouwd. 3. Artikel 4, aanhef en onderdeel c. is niet van toepassing voor vleeskuikenouderdieren die vóór 1 augustus 2003 worden geboren. 4. Artikel 4, aanhef en onderdeel d. is niet van toepassing voor een periode van tien jaar na inwerkingtreding van deze verordening, voor zover het een huisvestingssysteem betreft waarvan de gebruiker kan aantonen dat deze op het moment van inwerkingtreding van deze verordening reeds in gebruik was en nadien niet zijn verbouwd of herbouwd.

6 Slotbepaling Artikel Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening welzijnsnormen vleeskuikenouderdieren Zij treedt in werking op de dag na die van haar afkondiging in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Voor het bestuur, voorzitter secretaris TOELICHTING BIJ DE ontwerp-verordening WELZIJNSNORMEN VLEESKUIKENOUDERDIEREN 2003 ALGEMEEN De discussie over het welzijn van vleeskuikenouderdieren loopt al ongeveer tien jaar. Kritiekpunten zijn het beperkt voeren van en het daardoor ontstane hongergevoel bij vleeskuikenouderdieren tijdens de opfokfase en de hoge uitval tijdens de productieperiode. Toen in een later stadium, met het oog op het terugbrengen van de ammoniakemissie, alternatieve huisvestingssystemen werden ontwikkeld en in die systemen de hoeveelheid strooisel voor een belangrijk deel of geheel werd gereduceerd, was het ontbreken van strooisel ook een kritiekpunt. De kritiek op het houden van vleeskuikenouderdieren is in het midden van de negentiger jaren van de vorige eeuw voor de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) aanleiding geweest om een werkgroep te formeren die tot taak had om een streefbeeld voor de huisvesting en verzorging van vleeskuikenouderdieren te formuleren. In de werkgroep waren vertegenwoordigd het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, ID-DLO (thans ID-Lelystad), de Productschappen Vee, Vlees en Eieren, De Nederlandse Organisatie van Pluimveehouders (NOP), het Praktijkonderzoek Pluimveehouderij, de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren (Dierenbescherming), een deskundige ethologie en de Raad voor Dierenaangelegenheden. De werkgroep heeft medio 1996 een streefbeeld opgeleverd aan de RDA en deze Raad heeft het streefbeeld in een op 29 oktober 1996 gehouden vergadering vastgesteld. Het streefbeeld is vervolgens een basis voor het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij bij het opstellen van een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) met betrekking tot de huisvesting van vleeskuikenouderdieren. In 1999 constateerde de toenmalige minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, de heer mr. L.J. Brinkhorst dat in de sector een ontwikkeling aan de gang is om over te gaan naar strooiselloze huisvestingssystemen. Zoals hiervoor al is aangegeven was de hoofdreden daarvan dat met deze nieuwe systemen, die overigens een Groen Labelcertiftcaat hebben ontvangen, de ammoniakemissie uit stallen voor vleeskuikenouderdieren aanzienlijk kan worden teruggebracht.

7 De minister heeft daarover op 9 september een brief aan de Vaste Commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij geschreven, waarin hij stelt dat de RDA het belang van strooisel voor het welzijn van vleeskuikenouderdieren heeft onderzocht en daarbij tot de conclusie is gekomen dat het voor het welzijn van de dieren noodzakelijk is in de gelegenheid gesteld te worden te scharrelen en te stofbaden en dat hij op grond daarvan voornemens is het gebruik van strooisel verplicht te stellen. In het streefbeeld van de RDA staat echter dat bij de nieuwe huisvestingssystemen de effecten op het welzijn nog grotendeels onbekend zijn en dat met name onduidelijk is of de dieren een normaal scharrel- en stofbadgedrag kunnen vertonen. De door minister Brinkhorst aangekondigde AMvB, het Besluit huisvesting vleeskuikenouderdieren is op 20 maart 2000 aan de Tweede Kamer aangeboden. In de AMvB wijkt de minister op diverse punten af van het streefbeeld dat door de RDA is opgesteld. Voor dertig leden van de Tweede Kamer is dat aanleiding om in een brief van 11 april 2000 te verzoeken op de inwerkingtreding van de AMvB bij wet te regelen. De regering heeft vervolgens het betreffende voorstel van wet op 22 juli 2000 bij de Tweede Kamer ter overweging aangeboden. Voor de Dierenbescherming en de NOP was het voorstel van de regering aanleiding om in een gezamenlijke brief d.d. 28 september 2000 aan minister Brinkhorst aan te geven dat beide organisaties nog steeds achter het streefbeeld van de RDA staan. In de brief doen zij diverse voorstellen en suggesties tot aanpassing van het Besluit huisvesting vleeskuikenouderdieren. De Vaste Commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij had ook de nodige kritiek en heeft diverse vragen gesteld. In een verslag, gedateerd 15 februari 2001 heeft de Commissie die ter kennis van de regering gebracht. Daarna wordt gedurende meer dan anderhalf jaar niets meer vernomen van de regering totdat de opvolger van de heer Brinkhorst, de heer ir. C. Veerman in oktober 2002 laat weten het door de kabinet Kok II ingediende voorstel van wet te zullen intrekken. Vervolgens heeft de staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, de heer ir. B.J. Odink in een op 11 oktober 2002 gehouden overleg tussen hem en het dagelijks bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) aan het PPE gevraagd om regelgeving op te stellen op het gebied van de huisvesting en verzorging van vleeskuikenouderdieren, waarbij die regelgeving gebaseerd zou moeten zijn op het door de RDA vastgestelde streefbeeld. De onderhavige verordening voorziet daarin. De onderhavige verordening richt zich uitsluitend op vleeskuikenouderdieren in de productiefase en niet op vleeskuikenouderdieren in de opfokfase. De reden hiervoor is dat het RDA streefbeeld aangeeft dat de voerbeperking c.q. de hongergevoelproblematiek bij vleeskuikenouderdieren in de opfokfase weliswaar een structureel probleem is, maar dat eerst nader onderzoek noodzakelijk is naar mogelijke oplossingen. Als mogelijke oplossingsrichting wordt voerverdunning genoemd, maar ook op dat gebied is nog nader onderzoek noodzakelijk. De overheid, de mengvoederindustrie en het pluimveebedrijfsleven hebben inmiddels het initiatief genomen om onderzoek naar de geschetste problematiek uit te voeren. Eind 2002 zullen daarvan de eerste resultaten bekend worden. Omdat de beschikbare ruimte per vleeskuikenouderdier en het kunnen vertonen van scharrelen stofbadgedrag in de opfokfase geen knelpunt vormen, is vooralsnog afgezien van het vastleggen van regelgeving voor vleeskuikenouderdieren die jonger zijn dan 22 weken.

8 Zodra meer duidelijkheid is verkregen over de wijze waarop de voerbeperking c.q. het hongergevoel in de opfokfase kan worden voorkomen, zonder dat daarmee de technische bedrijfsresultaten op de vleeskuikenouderdierbedrijven ernstig negatief worden beïnvloed, zal één en ander in regelgeving kunnen worden vastgelegd. De doelstellingen die worden nagestreefd en de te verwachten (neven)effecten van de verordening Met de verordening worden criteria gesteld waaraan door pluimveehouders moet worden voldaan en die ertoe leiden dat vleeskuikenouderdieren in Nederland zodanig worden gehuisvest en verzorgd dat het welzijn van de dieren is gewaarborgd. Verwacht wordt dat de verordening het algemene welzijnsniveau waarop vleeskuikenouderdieren in Nederland worden gehouden, zal verhogen. Bovendien wordt met de verordening aangegeven dat de reproductiesector verantwoording neemt voor het op een welzijnsvriendelijke wijze houden van vleeskuikenouderdieren. Met de verordening kunnen via het tuchtrecht eventuele excessen op welzijnsgebied worden bestreden en aan de kaak worden gesteld. De nadere motivering van de noodzaak van publieke regelgeving i.c. de verordening Met name vanuit de maatschappelijke groeperingen is reeds een aantal jaren kritiek geuit op de wijze waarop vleeskuikenouderdieren worden gehouden. Die kritiek werd ook geuit door verschillende politieke partijen en is voor het kabinet Kok II aanleiding geweest orn regelgeving te stellen voor de huisvesting en verzorging van vleeskuikenouderdieren. Door weerstand van de Tweede Kamer is de voorgestelde regelgeving niet van kracht geworden, waarna het opvolgende kabinet Balkenende heeft besloten het ingediende wetsvoorstel in te trekkenen aan het PPE te vragen de regelgeving in een verordening vast te leggen. Om er zeker van te zijn dat de in het streefbeeld genoemde welzijnsaspecten door alle, ongeveer 350 bedrijven met vleeskuikenouderdieren in Nederland ter harte zullen worden genomen is publieke regelgeving noodzakelijk. De afweging ten opzichte van private alternatieven Indien de door de RDA aangeven criteria via een private regelgeving aan de sector opgelegd zouden worden, kan niet uitgesloten worden c.q. mag verwacht worden dat een deel van de bedrijven zich niet aan die regelgeving zal houden. Opname van de regelgeving in het Integrale Keten Beheersingssysteem (IKB) van het Productschap voor Pluimvee en Eieren zou een mogelijkheid zijn maar er zijn enkele vermeerderingsbedrijven die niet aan IKB deelnemen. Voor andere bedrijven zou het een reden kunnen zijn om niet langer aan IKB deel te nemen. Daarbij kan met name gedacht worden aan bedrijven die broedeieren produceren voor de export. De uitvoerings- en handhavingsaspecten van de verordening Bij besluit zullen één of meerdere controle-instanties worden aangewezen om de naleving van de bij de verordening gestelde regels te controleren. Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan erkende controle-instanties die dok voor de controle van andere publieke of private regelingen reeds op de vleeskuikenouderdierenbedrijven komen. Daarmee wordt het aantal controleurs dat op de bedrijven komt klein gehouden en dat is met het oog op het overbrengen van ziekteverwekkers c.q zoönosen van groot belang. Bovendien is een combinatie met controles die in het kader van andere regelingen moeten worden uitgevoerd efficiënter en goedkoper. 8

9 Pluimveehouders die de handelen in strijd met de bepalingen in de verordening kunnen via tuchtrecht bestraft worden. De financiële gevolgen van de verordening Voor vleeskuikenouderdierbedrijven met een traditioneel huisvestingssysteem zal de verordening nauwelijks financiële consequenties hebben. Bedrijven met een alternatief huisvestingssysteem zullen voor een deel thans niet voldoen aan de gestelde eisen. In de verordening zijn echter overgangsbepalingen opgenomen die het mogelijk maken dat alle bestaande alternatieve huisvestingssystemen nog gedurende tien jaren na inwerkingtreding van de verordening mogen worden gebruikt. De huisvestingssystemen zullen dan bedrijfseconomisch zijn afgeschreven, zodat ook op die bedrijven de financiële gevolgen gering zullen zijn. De verordening kan wel tot gevolg hebben dat door de gestelde eisen toekomstige alternatieve huisvestingssystemen duurder zullen zijn dan de huidige alternatieve systemen. De controle op de naleving van de verordening en de handhaving zullen met kosten gepaard gaan. Die kosten zullen moeten worden opgebracht door de betrokken pluimveehouders. De verhouding tot andere wetgeving en tot bestaande en komende internationale en communautaire regelingen Door de Europese Unie is geen regelgeving op het gebied van het houden en verzorgen van vleeskuikenouderdieren vastgesteld en dergelijke regelgeving is ook niet in voorbereiding. Wel heeft de Europese Unie regelgeving vastgesteld voor het welzijn van leghennen en is regelgeving voor het welzijn van vleeskuikens in voorbereiding. In Nederland wordt op 1 januari 2003 de implementatie van de EU-regelgeving voor het welzijn van leghennen van kracht. Het PPE heeft voorts regelgeving in voorbereiding ten aanzien van het welzijn van vleeskalkoenen, konijnen en nertsen. Via deze verordening wordt regelgeving gegeven ten aanzien van het welzijn van vleeskuikenouderdieren. De verordening sluit aan bij de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren. Buiten Nederland zijn er voor zover bekend nauwelijks of geen EU-lidstaten waar welzijnsregelgeving voor vleeskuikenouderdieren van kracht is. Notificatie van technische voorschriften Onderhavige verordening is gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217). ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING Artikel 1 Dit artikel bevat de definities. Wat betreft de definitie van vloeroppervlakte wordt het volgende opgemerkt. De oppervlakte van de voor de vleeskuikenouderdieren vrij beschikbare ruimte wordt berekend door de oppervlakte van die ruimte (lengte x breedte) en de oppervlakte van de eventueel aanwezige plateaus (lengte x breedte) bij elkaar op te tellen. De legnesten bevinden zich in de vrij beschikbare ruimte, waardoor de oppervlakte van de legnesten al is meegerekend in de oppervlakte van de vrij beschikbare ruimte. Het oppervlak van de legnesten mag dan niet nog een keer extra worden meegeteld. Dat mag ook niet indien de vleeskuikenouderdieren 9

10 zich vrijelijk kunnen bewegen op of onder de legnesten. Indien tenminste 45 cm boven de legnesten een plateau is gemonteerd en boven dit plateau nog een vrij ruimte aanwezig is van tenminste 45 cm, mag de oppervlakte van dit plateau wel worden meegenomen als extra vloeroppervlakte. Artikel 2 Op grond van dit artikel is de pluimveehouder verplicht een aantal zaken die betrekking hebben op de gezondheid van de op zijn bedrijf aanwezige vleeskuikenouderdieren, dagelijks in zijn administratie vast te leggen. Artikel 3 Op grond van dit artikel is de pluimveehouder verplicht tenminste twee maal per etmaal controles uit te voeren op zijn bedrijf. Eventuele tekortkomingen dient hij zo spoedig mogelijk te verhelpen. Er is echter van afgezien dit in de verordening vast te leggen omdat dit niet alleen in het belang is van het welzijn van de vleeskuikenouderdieren, maar vooral ook in het belang van de pluimveehouder. Met betrekking tot het registreren van de uitval (artikel 2, onderdeel b) wordt het volgende opgemerkt. In het RDA streefbeeld is opgenomen dat gestreefd moet worden naar een uitvalpercentage wegens gezondheidsproblemen bij hennen van minder dan 5% en bij hanen van minder dan 10%. De meeste dieren verlaten het productieproces echter via selectie op vruchtbaarheid. Omdat het om relatief kleine groepen dieren gaat en de prijs die voor de dieren kan worden ontvangen zeer gering is, worden vrijwel alle uitgeselecteerde dieren op het pluimveebedrijf gedood. Controletechnisch is daardoor geen onderscheid te maken tussen uitval wegens gezondheidsredenen en uitval wegens selectie. Om die reden is het opnemen van een bepaling over uitval wegens gezondheidsproblemen in de verordening niet zinvol. In de opfokfase kan met het nemen van bepaalde maatregelen de uitval op latere leeftijd worden verminderd. Daarbij moet gedacht worden aan het laten wennen van de dieren aan hoogteverschillen in de stal en aan het bijvoeren op de vloer. Het tijdens de opfokfase laten wennen aan hoogteverschillen is ook in het economisch belang van de pluimveehouder die vleeskuikenouderdieren houdt, en behoeft niet in regelgeving te worden vastgelegd. Het bijvoeren op de grond dient via voorlichting gerealiseerd te worden. Omdat controle op het naleven van een eventuele verplichting nauwelijks mogelijk is, wordt afgezien van het opnemen van een verplichting tot het bijvoeren op de grond in de opfokfase. In het RDA-streefbeeld wordt aandacht besteed aan de beschadiging van het verenpak en de huid bij hennen. Door het treden door de hanen raakt het verenpak en de huid van de hennen dikwijls beschadigd, hetgeen als een welzijnsprobleem moet worden aangemerkt. Het toekomstige verbod op het knippen van de binnenteen en het verwijderen van de sporen bij de hanen, dat voorzien is in het Ingrepenbesluit, zal deze problematiek nog vergroten. Op dit moment is onvoldoende bekend op welke wijze de genoemde welzijnsproblematiek kan worden verminderd of worden opgelost. Nader onderzoek is daarvoor noodzakelijk. Het opleggen van regels die ertoe kunnen leiden de beschadigingen te beperken is daardoor thans nog niet mogelijk. Artikel 4 In dit artikel worden de minimumeisen vastgesteld waaraan de huisvesting van vleeskuikenouderdieren dient te voldoen. De gestelde normen zijn met één uitzondering conform de normen die door de Dierenbescherming en de NOP in hun gezamenlijke brief van 28 september 2000 aan de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij worden geadviseerd. 10

11 De uitzondering heeft betrekking op de vrije ruimte onder en boven de zitstokken, c.q. latten. Door Dierenbescherming en NOP wordt geadviseerd een verplichte vrije ruimte boven en onder de zitstokken op te nernen van 25 cm. In de onderhavig artikel is de verplichting opgenomen dat de ruimte boven de zitstokken, c.q. latten 45 cm moet zijn en onder de zitstokken, c.q. latten 10 cm. Van de geadviseerde norm is afgeweken omdat enerzijds vleeskuikenouderdieren, vanwege hun gewicht niet graag op zitstokken, c.q. latten gaan zitten die tenminste 25 cm verwijderd zijn van het onderliggende oppervlak. Bovendien worden in traditionele stallen de latten van de beun gebruikt als zitstok, c.q. lat. Tegen het einde van de productieperiode is de ruimte onder de beun gevuld met mest en de vrije ruimte onder de latten bedraagt dan minder dan 25 cm terwijl de functie van de latten op de beun als zitstok niet wijzigt. Het wordt daarom verantwoord geacht om af te wijken van de geadviseerde norm. Artikel 5 Dit artikel behoeft geen nadere toelichting. Artikel 6 De voorzitter van het productschap is bevoegd personen aan te wijzen die belast zijn met het toezicht op de naleving van onderhavige verordening. Pluimveehouders dienen medewerking te verlenen aan de toezichthouders bij de uitvoering van hun werkzaamheden. Bij constatering van overtredingen van het bepaalde bij of krachtens deze verordening is de toezichthouder onder meer bevoegd een berechtingsrapport op te stellen ten behoeve van tuchtrechtelijke vervolging. Artikel 7 De naleving van onderhavige verordening zal worden verzekerd door middel van tuchtrecht. Ernstige overtredingen zullen door middel van strafrecht worden gehandhaafd. Daartoe zullen afspraken worden gemaakt met het Openbaar Ministerie. Artikel 8 Dit artikel behoeft geen nadere toelichting. Artikel 9 Om de pluimveehouders voldoende tijd te geven de nodige voorzieningen te treffen en om voor de thans aanwezige stalinrichting normale afschrijvingstermijnen aan te houden, zijn in de verordening overgangstermijnen opgenomen: a. De eis ten aanzien van de minimaal beschikbare vloeroppervlakte (1300cm 2 per vleeskuikenouderdier) wordt van toepassing op vleeskuikenouderdieren die na 1 juni 2008 worden geboren. De Raad voor Dierenaangelegenheden heeft het streefbeeld Huisvesting en verzorging vleeskuikenouderdieren vastgesteld op 29 oktober In een brief van 28 september 2000 adviseren de Dierenbescherming en de NOP aan de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij om de oppervlakte-eis van 1300 cm 2 in te voeren op 29 oktober 2006 (Tien jaar nadat het streefbeeld is vastgesteld). Inmiddels zijn weer twee jaar verstreken waarbij de sector in onzekerheid is gelaten. Met de datum die nu wordt voorgesteld wordt die twee jaar onzekerheid opgeteld bij de termijn die in 2000 voorgesteld is door de Dierenbescherming en de NOP. Een datum van 29 oktober 2008 zou dan voor de hand liggen. Om te voorkomen dat er onduidelijkheid ontstaat of koppels die enige tijd voor die datum worden opgezet al dan niet volgens de nieuwe eisen moeten worden gehuisvest, is ervoor gekozen om de geboortedatum van de vleeskuikenouderdieren als uitgangspunt te nemen. Vleeskuikenouderdieren worden op 21 è 22 weken leeftijd verplaatst van een opfokbedrijf naar een productiebedrijf. Om de nieuwe oppervlakte-eis materieel in te laten gaan op 29 oktober 2008 is bepaald dat de nieuwe eis van toepassing is op alle vleeskuikenouderdieren die na 1 juni 2008 worden geboren. 11

12 b. De eis ten aanzien van de minimaal met strooisel bedekte oppervlakte (300 cm 2 per vleeskuikenouderdier) en het verbod op het gebruik van draadroosters zijn voor een periode van tien jaar na het inwerkingtreden van deze verordening niet van toepassing voor huisvestingssystemen die op het moment van inwerkingtreden reeds aantoonbaar in gebruik waren en nadien niet zijn verbouwd of herbouwd. Voor deze overgangstermijn is gekozen om pluimveehouders in de gelegenheid te stellen huisvestingssystemen die niet aan de eisen voldoen te blijven gebruiken gedurende een periode van maximaal tien jaaren. Aangenomen mag worden dat de systemen dan bedrijfseconomisch zijn afgeschreven. Vanaf dat moment mag verlengd worden dat het huisvestingssysteem wordt vervangen door een systeem dat wel aan de gestelde eisen voldoet. c. De eisen ten aanzien van het beschikbaar zijn van houten of kunststoffen zitstokken of latten treden in werking voor vleeskuikenouderdieren welke op of na 1 augustus 2003 worden geboren. Deze dieren worden op 1 januari weken oud. Materieel zou de eis ten aanzien van zitstokken of latten derhalve ingaan op 1 januari In huisvestingssystemen die nog niet voldoen aan deze eisen kan voor het opzetten van het eerstvolgende koppel voorzien worden in de gevraagde zitstokken, c.q. latten. Omdat alle vermeerderingsbedrijven in de regel tenminste één keer per jaar een nieuw koppel ouderdieren opzetten, is de datum van 1 januari 2004 als uiterste datum gekozen waarop de maatregel materieel in alle huisvestingssystemen moet zijn ingevoerd. Teneinde onduidelijkheid te voorkomen is ervoor gekozen de datum van ingang te verbinden aan de geboortedatum van de vleeskuikenouderdieren. Artikel 10 Dit artikel behoeft geen nadere toelichting. Zoetermeer voorzitter secretaris Ontwerp-Verordening \velzijnsnormen vleeskalkoenen 2003 Het Bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren heeft, gelet op de artikelen 93, eerste lid, 95 en 102 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie, en de artikelen 5, 6,7 en 8 van de Instellingsverordening Productschap Pluimvee en Eieren , op vastgesteld de navolgende VERORDENING Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: 12

13 productschap: bestuur: pluimveehouder: vleeskalkoenen: ouderdieren: bezettingsgraad: uitval: uitvalpercentage: koppel: Productschap Pluimvee en Eieren; bestuur van het productschap; de ondernemer die vleeskalkoenen of ouderdieren houdt; kalkoenen, bestemd voor de productie van pluimveevlees; kalkoenen, bestemd voor de productie van broedeieren ter verkrijging van vleeskalkoenen; de hoeveelheid dieren die, uitgedrukt in kilogrammen levend gewicht, op een bepaalde staloppervlakte, die voor de dieren beschikbaar is, gehouden mag worden; de dieren die, anders dan via normale verkoop, het productieproces verlaten; de uitval uitgedrukt als een percentage van het aantal dieren dat aan het begin van het productieproces is opgezet; een groep vleeskalkoenen van hetzelfde geslacht die maximaal zeven dagen in leeftijd verschillen; erkende pluimveedierenarts: dierenarts die voldoet aan de criteria voor erkende pluimveedierenarts, zoals die zijn vastgesteld door het Veterinair Kwaliteits Orgaan; omgevingsverrijking: stalklimaat: andere objecten dan objecten die gewoonlijk in een stal aanwezig zijn, die door de dieren kunnen worden aangeraakt en die bedoeld zijn om de dieren afleiding te geven; de atmosferische omstandigheden in een stal, inclusief de temperatuur, het zuurstofgehalte, de luchtsnelheid, de relatieve vochtigheid en het stofgehalte. Administratie Artikel 2 1. De pluimveehouder dient in zijn administratie dagelijks per koppel nauwgezet de volgende gegevens bij te houden: a. de aantallen aangevoerde vleeskalkoenen en ouderdieren; b. de aantallen vleeskalkoenen en ouderdieren die wegens sterfte buiten de stal worden gebracht; c. de aantallen vleeskalkoenen en ouderdieren die levend worden afgevoerd; d. de al dan niet op advies van of door een dierenarts verstrekte preventieve of curatieve medicaties of vaccinaties; e. de uitgevoerde ingrepen; f. eventuele calamiteiten. 2. De pluimveehouder dient per afgeleverd koppel vleeskalkoenen binnen een maand na aflevering, het uitvalspercentage te berekenen en in de administratie vast te leggen. 13

14 3. De pluimveehouder dient per naar de slachterij afgeleverd koppel vleeskalkoenen of ouderdieren, binnen twee weken na aflevering het totaal afgeleverd levend gewicht van het betreffende koppel in zijn administratie vast te leggen. 4. De pluimveehouder is verplicht van dag tot dag een zodanige administratie te voeren, dat de gegevens, bedoeld in deze verordening, te alle tijde op een eenvoudige wijze kunnen worden gekend. Artikel 3 Controle door de pluimveehouder 1. De pluimveehouder dient tenminste twee keer per etmaal de gezondheid van de dieren, het goed functioneren van voer- water en alarmvoorzieningen, het stalklimaat en de kwaliteit van het strooisel te controleren. 2. Klinisch zieke dieren te worden afgescheiden van klinisch gezonde dieren. In de afgescheiden ruimte dienen de dieren de beschikking te hebben over voldoende voeren watervoorzieningen en moet per dier meer ruimte beschikbaar zijn dan in de normale stalruimte. 3. Dode dieren dienen zo snel mogelijk uit de stal worden verwijderd. Artikel 4 Maximale bezettingsgraad 1. De maximale bezettingsgraad bedraagt, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden en het bepaalde in artikel 6: a. voor mannelijke vleeskalkoenen 58 kg/m 2 beschikbare staloppervlakte; b. voor vrouwelijke vleeskalkoenen 48 kg/m 2 beschikbare staloppervlakte; c. voor mannelijke ouderdieren in een opfokstal 56 kg/m 2 en in een vermeerderingsstal 46 kg/m 2 ; d. voor vrouwelijke ouderdieren in een opfokstal 49 kg/m 2 en in een vermeerderingsstal 29 kg/m In geval van een calamiteit of een overmachtssituatie is het toegestaan dat de maximale bezettingsgraad wordt overschreden. De pluimveehouder dient in voorkomend geval: a. alle maatregelen te treffen die nodig zijn om overschrijding zo kort mogelijk te laten voortduren; b. tijdstip en aard van de calamiteit of overmachtssituatie schriftelijk in zijn administratie vast te leggen. Artikel 5 Uitvalpercentage 1. De pluimveehouder streeft naar een uitvalpercentage dat niet hoger is dan 6% bij vrouwelijke vleeskalkoenen en niet hoger is dan 10% bij mannelijke vleeskalkoenen. 2. Indien het uitvalspercentage van een koppel vrouwelijke vleeskalkoenen hoger is dan 6%, of indien het uitvalspercentage van een koppel manlijke vleeskalkoenen hoger is dan 10%, dient de pluimveehouder de oorzaak van deze overschrijding in zijn administratie vast te leggen. 14

15 3. Indien het uitvalspercentage, gemeten over 4 van 5 achtereenvolgens afgeleverde koppels vrouwelijke vleeskalkoenen gemiddeld hoger is dan 6%, dient de pluimveehouder advies inwinnen van een erkende pluimveedierenarts over welke maatregelen moeten worden genomen om het uitvalpercentage te verlagen. De pluimveehouder legt de inhoud van het advies vast in zijn administratie. 4. Indien het uitvalspercentage, gemeten over 4 van 5 achtereenvolgens afgeleverde koppels mannelijke vleeskalkoenen gemiddeld hoger is dan 10%, dient de pluimveehouder advies in te winnen van een erkende pluimveedierenarts welke maatregelen moeten worden genomen om het uitvalpercentage te verlagen. De pluimveehouder legt de inhoud van het advies vast in zijn administratie. 5. Bij de berekening van het gemiddelde uitvalspercentage mag van vijf achtereenvolgende koppels van hetzelfde geslacht, het koppel met het hoogste uitvalspercentage buiten beschouwing worden gelaten. 6. Het is toegestaan dat naast een erkende pluimveedierenarts ook andere deskundigen betrokken worden bij het aan de pluimveehouder schriftelijk uit te brengen advies. De erkende pluimveedierenarts blijft in dat geval eindverantwoordelijk voor het advies. Indien daar redenen voor aanwezig zijn, mag de erkende pluimveedierenarts in overleg met de eventuele andere adviseurs een schriftelijk gegeven advies aanpassen. De pluimveehouder legt de inhoud van het advies vast in zijn administratie. 7. De pluimveehouder is verplicht het uitgebrachte advies gedurende tenminste het eerstvolgende opgezette koppel aantoonbaar op te volgen en na te leven. Daarna moet het resultaat van het opvolgen van het advies geëvalueerd worden door de pluimveehouder en de personen die bij het uitgebrachte advies betrokken zijn geweest. De pluimveehouder legt de naar aanleiding van het advies genomen maatregelen, alsmede de conclusie van de evaluatie, vast in zijn administratie. Artikel 6 Verrijking van de leefomgeving Het is toegestaan omgevingsverrijking in een stal aan te brengen. Indien het aantal verrijkingsobjecten zodanig groot is dat tenminste 10% van het aantal dieren in de stal zich tegelijk met die objecten kan bezighouden, wordt, voor zover het vleeskalkoenen betreft, de maximale bezettingsgraad met 1 kg/m 2 verhoogd. Artikel 7 Strooisel 1. De totale voor de dieren beschikbare staloppervlakte, uitgezonderd het oppervlak direct onder de voer- en watervoorzieningen, dient van strooisel te zijn voorzien. Als strooisel kunnen al dan niet gehakseld stro of houtkrullen worden gebruikt. 2. Het strooisel in de stal moet droog en rul zijn en mag geen verontreiniging bevatten. De strooisellaag dient zodanig dik te zijn dat de dieren stofbadgedrag goed kunnen vertonen, uitwerpselen goed worden geabsorbeerd en de stalvloer in voldoende mate wordt geïsoleerd. 3. Als het strooisel de stal in wordt gebracht dient het tenminste een droge stofgehalte te hebben van 80%. 15

16 Stalklimaat Artikel 8 1. Het stalklimaat dient te zijn afgestemd op de leeftijd en de gezondheid van de dieren. 2. In stallen met mechanische ventilatie dient de luchtverversingscapaciteit tenminste 3 m 3 /kg levend gewicht/uur te bedragen. In mechanisch geventileerde stallen die na 1 juni 2OO3 worden gerenoveerd of in gebruik worden genomen, dient de luchtverversingscapaciteit tenminste 4 m 3 /kg levend gewicht/uur te bedragen. 3. Bij de opzet van kuikens streeft de pluimveehouder ernaar in het lokaal en onder een verwarmingselement een temperatuur van ongeveer 38 Celsius te bereiken. Mede afhankelijk van de buitentemperatuur dient de staltemperatuur, naarmate de leeftijd van de dieren toeneemt, worden afgebouwd. 4. De pluimveehouder streeft naar een relatieve luchtvochtigheid in de stal van %, een ammoniakconcentratie van maximaal 30 ppm en een kooldioxydeconcentratie van maximaal ppm. Artikel 9 Licht 1. De pluimveehouder streeft naar een verlichtingssterkte op dierniveau van tenminste 20 lux. Ter bestrijding van verenpikken en kannibalisme is het toegestaan gedurende korte tijd een lagere verlichtingssterkte hanteren. 2. Om te bevorderen dat opgezette kuikens de drink- en voervoorzieningen in een stal kunnen vinden, bedraagt de verlichtingssterkte de eerste 5 dagen na de opzet aanzienlijk hoger dan 20 lux. 3. 's Avonds en 's nachts hebben de dieren een aaneengesloten rustperiode van tenminste acht uren per etmaal, waarbij de stal niet of nauwelijks kunstmatig wordt verlicht. De verlichtingssterkte dient regelbaar te zijn. Artikel 10 Voer en water 1. De pluimveehouder draagt ervoor zorg dat de dieren dagelijks de beschikking hebben over voldoende voer en water van goede kwaliteit. In uitzonderingsgevallen is het toegestaan dat de dieren gedurende enkele uren verstoken blijven van voer of water. 2. De voer- en watervoorzieningen dienen goed bereikbaar te zijn voor de dieren. Artikel 11 Vangen en laden 1. Bij de afvoer van de dieren worden de dieren gevangen en geladen door deskundige personen. 2. Vleeskalkoenen die zwaarder zijn dan 7 kg mogen uitsluitend in containers worden vervoerd. 16

17 Nadere regels Artikel 12 Het bestuur van het productschap is bevoegd ter nadere uitvoering van deze verordening bij besluit nadere regelen te stellen. Artikel 13 Toezicht 1. Het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften wordt namens het productschap uitgeoefend door een door het bestuur aangewezen dienst of door het bestuur aangewezen personen. 2. Ondernemers zijn verplicht: a. aan de door het Bestuur aangewezen dienst of aan de door het Bestuur aangewezen personen al die gegevens te verstrekken of te doen verstrekken, die naar diens/hun oordeel nodig is/zijn voor de vervulling van diens/hun taak b. aan de door het bestuur aangewezen dienst of aan de door het Bestuur aangewezen personen inzage te geven of te doen geven van die boeken en bescheiden, die naar diens/hun oordeel nodig is voor de vervulling van diens/hun taak; c. aan de door het bestuur aangewezen dienst of aan de door het Bestuur aangewezen personen te allen tijde toegang te geven of te doen geven tot hun bedrijfsruimten en tot die plaatsen of vervoermiddelen, waar c.q. waarin voorraden, tot het bedrijf van de ondernemer behorende, zijn opgeslagen c.q. worden vervoerd; d. te gedogen dat controleurs van de door het bestuur aangewezen dienst of de door het Bestuur aangewezen personen monsters nemen uit de voorraden (waaronder begrepen verpakkingsmateriaal) van het bedrijf van de ondernemer, ongeacht de plaats waar of waarin zich die voorraden bevinden en de ondernemer zal alsdan de van hem gevorderde medewerking verlenen overeenkomstig de aanwijzingen en toezicht van die controleurs of aangewezen personen. 3. De in het eerste lid bedoelde personen zijn bevoegd berichtingsrapporten ten behoeve van tuchtrechtelijke afhandeling op te maken. Artikel 14 Handhaving 1. Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn strafbare feiten. 2. Op overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening worden tevens tuchtrechtelijke maatregelen gesteld. 3. De tuchtrechtelijke maatregelen zijn: a. een berisping, welke bestaat uit een schriftelijk of mondeling vermaan tot de ondernemer, in verband met het begane feit; b. een geldboete van ten hoogste 4.500,-, welke geheel of gedeeltelijk voorwaardelijk kan worden opgelegd; c. openbaarmaking van de tuchtbeschikking op kosten van de veroordeelde. 17

18 Gegevensverstrekking Artikel De door het productschap uit hoofde van deze verordening verkregen gegevens omtrent ondernemingen worden in handen gesteld van de voorzitter van het productschap; zij worden, behoudens aan personeelsleden van het secretariaat van het productschap, alsmede ten behoeve van de handhaving van het bepaalde in deze verordening, niet verder bekendgemaakt. 2. De door de voorzitter aangewezen dienst of personen dien(t)(en), ter bescherming van de privacy van de ondernemer, vertrouwelijk en op verantwoorde wijze om te gaan met de uit hoofde van het toezicht verkregen gegevens. Slotbepaling Artikel Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening welzijnsnormen vleeskalkoenen Zij treedt in werking op de dag na die van haar afkondiging in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Voor het bestuur, voorzitter secretaris TOELICHTING BIJ DE ontwerp-verordening WELZIJNSNORMEN VLEESKALKOENEN 2003 ALGEMEEN In september 1998 heeft het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) gevraagd om een streefbeeld op te stellen voor de kalkoenhouderij op het primaire bedrijf. De RDA heeft daarop aan het toenmalige Informatie- en Kenniscentrum Landbouw (IKC) gevraagd een startnotitie op te stellen die als basisdocument zou kunnen dienen voor nader overleg over het streefbeeld. Vervolgens heeft de RDA een werkgroep kalkoenhouderij geformeerd om het gevraagde streefbeeld op te stellen. In de werkgroep waren de Nederlandse Organisatie van Pluimveehouders, ID-Lelystad, de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren, het Praktijkonderzoek Pluimveehouderij, het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, de kalkoenintegratie Plukon Poultry B.V., het IKC en de RDA vertegenwoordigd. Eind 2000 is het door de werkgroep kalkoenhouderij uitgebrachte Advies over de huisvestings- en verzorgingsnormen van kalkoenen besproken en vastgesteld in de 34 e vergadering van de Raad voor Dierenaangelegenheden, waarna het advies is aangeboden aan de opdrachtgever, i.c. het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. 18

19 Pas in een op 1 1 oktober 2002 gehouden overleg tussen de staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, de heer ir. B.J. Odink en het dagelijks bestuur van het PPE heeft de staatssecretaris aan het PPE gevraagd regelgeving op te stellen op het gebied van de huisvesting en verzorging van kalkoenen, waarbij die regelgeving gebaseerd zou moeten zijn op het door de RDA vastgestelde advies. Door de staatssecretaris is daarbij als voorwaarde gesteld dat het PPE ook voor de handhaving van de regelgeving zorg moet dragen. Deze verordening voorziet in het verzoek van de staatssecretaris. De doelstellingen die worden nagestreefd en de te verwachten (neven)effecten van de verordening Met de verordening worden criteria gesteld waaraan door pluimveehouders moet worden voldaan en die ertoe leiden dat kalkoenen in Nederland zodanig worden gehuisvest en verzorgd dat het welzijn van de dieren is gewaarborgd. Verwacht wordt dat de verordening het algemene welzijnsniveau waarop kalkoenen in Nederland worden gehouden, zal verhogen. Bovendien wordt met de verordening aangegeven dat de kalkoensector verantwoording neemt voor het op een welzijnsvriendelijke wijze houden van kalkoenen. Met de verordening kunnen via het tuchtrecht eventuele excessen op welzijnsgebied worden bestreden en aan de kaak worden gesteld. De nadere motivering van de noodzaak van publieke regelgeving i.c. de verordening Met name vanuit de maatschappelijke groeperingen is reeds een aantal jaren kritiek geuit op de wijze waarop kalkoenen worden gehouden. Die kritiek werd ook geuit door verschillende politieke partijen en is voor het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aanleiding geweest om aan de RDA te vragen een streefbeeld op te stellen. Om er zeker van te zijn dat de in het streefbeeld genoemde welzijnsaspecten door alle, ongeveer 130, kalkoenbedrijven in Nederland ter harte zullen worden genomen is publieke regelgeving noodzakelijk. De afweging ten opzichte van private alternatieven Indien de door de RDA aangeven criteria via een private regelgeving aan de sector opgelegd zouden worden, kan niet uitgesloten worden c.q. mag verwacht worden dat een klein deel van de bedrijven zich niet aan die regelgeving zal houden. Opname van de regelgeving in het Integrale Keten Beheersingssysteem (IKB) van het Productschap Pluimvee en Eieren zou een mogelijkheid zijn maar er zijn enkele kalkoenbedrijven die niet aan IKB deelnemen en diverse andere bedrijven, die de kalkoenen leveren aan Duitse slachterijen, die zonder veel problemen de deelname aan IKB zouden kunnen beëindigen. De uitvoerings- en handhavingsaspecten van de verordening Bij besluit zullen één of meerdere controle-instanties worden aangewezen om de naleving van de bij de verordening gestelde regels te controleren. Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan erkende controle-instanties die ook voor de controle van andere publieke of private regelingen reeds op de kalkoenbedrijven komen. Daarmee wordt het aantal controleurs dat op de bedrijven komt klein gehouden en dat is met het oog op het overbrengen van ziekteverwekkers c.q zoönosen van groot belang. Pluimveehouders die de handelen in strijd met de bepalingen in de verordening kunnen via tuchtrecht bestraft worden. 19

20 De financiële gevolgen van de verordening De bepalingen uit de verordening kunnen op kalkoenbedrijven ertoe leiden dat minder dieren aan een slachterij kunnen worden afgeleverd dan tot dusver gebruikelijk is. Omdat welzijnsregelgeving voor kalkoenen in vrijwel in geen enkele andere EU-lidstaat van kracht is, kan een gering concurrentienadeel ontstaan. De vertegenwoordigers van de kalkoenhouders hebben evenwel aangegeven dat dit mogelijke concurrentienadeel minder zwaar weegt dan de te verwachten positieve effecten van de in de verordening voorziene welzijnsnormen. De controle op de naleving van de verordening en de handhaving zullen met kosten gepaard gaan. Die kosten zullen moeten worden opgebracht door de betrokken pluimveehouders. De verhouding tot andere wetgeving en tot bestaande en komende internationale en communautaire regelingen Door de Europese Unie is geen regelgeving op het gebied van het houden en verzorgen van kalkoenen vastgesteld en dergelijke regelgeving is ook niet in voorbereiding. Wel heeft de Europese Unie regelgeving vastgesteld voor het welzijn van leghennen en is regelgeving voor het welzijn van vleeskuikens in voorbereiding. In Nederland wordt op 1 januari 2003 de implementatie van de EU-regelgeving voor het welzijn van leghennen van kracht. Het PPE heeft voorts regelgeving in voorbereiding ten aanzien van het welzijn van vleeskuikenouderdieren, konijnen en nertsen. Via deze verordening wordt regelgeving gegeven ten aanzien van het welzijn van kalkoenen. De verordening sluit aan bij de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren. Buiten Nederland zijn er voor zover bekend nauwelijks of geen EU-lidtstaten waar welzijnsregelgeving voor kalkoenen van kracht is. De Raad van Europa heeft een richtlijn met aanbevelingen opgesteld met betrekking tot het houden van kalkoenen. Notificatie van technische voorschriften Onderhavige verordening is gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217). ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING Artikel 1 Dit artikel behoeft geen nadere toelichting. Artikel 2 Op grond van dit artikel is de pluimveehouder verplicht een aantal zaken die betrekking hebben op de gezondheid van de op zijn bedrijf aanwezige dieren, dagelijks in zijn administratie vast te leggen. Artikel 3 Op grond van dit artikel is de pluimveehouder verplicht tenminste twee maal per etmaal controles uit te voeren op zijn bedrijf. Er is van afgezien te bepalen dat eventuele tekortkomingen zo spoedig mogelijk verholpen mogen worden omdat dit niet alleen in het belang is van het welzijn van de kalkoenen maar vooral ook in het belang is van de pluimveehouder. 20

21 Artikel 4 In dit artikel is de maximale bezettingsgraad opgenomen. In geval van overmacht of een calamiteit is het toegestaan de maximale bezettingsgraad tijdelijk te overschrijden. De pluimveehouder zal er in voorkomend geval voor dienen te zorgen dat hij alle maatregelen treft om er voor te zorgen dat de overschrijding van de bezettingsgraad zo kort mogelijk duurt. Bij het beoordelen of sprake is van een overmachtsituatie of calamiteit wordt ervan uitgegaan dat een overschrijding van de maximale bezettingsgraad wegens een overmachtsituatie of een calamiteit zich normaliter minder dan eens per twee jaar zal voordoen. In het advies van de RDA wordt een maximale bezettingsgraad aanbevolen van 57 kg/m 2 voor hanen en van 47 kg/m 2 voor hennen. Voorts wordt in het advies van de RDA voorgesteld om inspanningen om het uitvals- en selectiepercentage omlaag te brengen, mogelijk te maken door een verhoging van de maximale bezettingsgraad toe te staan indien een regeling ter beperking van de uitval en selectie in de regelgeving is opgenomen. Door de vertegenwoordigers van de kalkoensector in de werkgroep van de RDA is daarbij gepleit voor een verhoging met 2 kg/m 2 terwijl de vertegenwoordigers van de Dierenbescherming meenden dat volstaan zou moeten worden met een verhoging van 1 kg/m 2 In artikel 5 is regelgeving vastgelegd die ertoe moet leiden dat het uitval- en selectiepercentage binnen aanvaardbare grenzen blijft. Op grond hiervan is in artikel 4 een bezettingsgraad van 58 kg/m 2 voor hanen en van 48 kg/m 2 voor hennen als maximum bezettingsgraad vastgelegd. Daarbij is derhalve het voorstel van de Dierenbescherming in de RDA-werkgroep gevolgd en niet het voorstel van het kalkoenbedrijfsleven. Artikel 5 In dit artikel worden regels gesteld die beogen om het aantal dieren dat wegens uitval of selectie het productieproces voortijdig verlaat te verkleinen. In het uitgebrachte RDA-advies wordt gesteld dat voor de uitval een streefwaarde opgenomen moet worden die gelijk is aan het gemiddelde van de uitval van de 25% beste bedrijven. Dat gemiddelde komt neer op een uitvalspercentage van 5% voor hennen en 9% voor hanen. Op basis van de definitie van uitval (artikell) wordt onder uitval niet alleen de uitval bedoeld waarvan in het RDA-advies sprake is, maar worden ook de kalkoenen meegenomen die wegens selectie (wegens slechte groei) het productieproces voortijdig verlaten. Om die reden zijn in artikel 5 de uitvalspercentages van 6 en 10% opgenomen voor hennen respectievelijk hanen. Bepaald is dat een overschrijding van het gestelde uitvalspercentage door de pluimveehouder vastgelegd moet worden wat de oorzaak van de overschrijding is. Voorts is bepaald dat indien bij vier van vijf achtereenvolgends afgeleverde koppels vleeskalkoenen van hetzelfde geslacht het na te streven uitvalspercentage is overschreden er advies moet worden ingewonnen van een erkende pluimveedierenarts. Die dierenarts mag zich desgewenst laten bijstaan door andere deskundigen maar blijft eindverantwoordelijk voor het uit te brengen advies. Bij het voorbereiden van het uit te brengen advies kan onder andere kennis genomen worden van de door de pluimveehouder aangegeven oorzaken van de overschrijding van de streefwaarde. De pluimveehouder is verplicht om het uitgebrachte advies tenminste gedurende het eerstvolgende koppel aantoonbaar op te volgen en na te leven. Artikel 6 In het advies van de RDA wordt aangegeven dat verrijking van de leefomgeving in onderzoek is en hoewel tot dusver niet gebleken is dat een verrijking van de leefomgeving een gunstig effect heeft op pikkerij vindt de RDA dat introductie van verrijking van de leefomgeving in de praktijk wenselijk is. Om die verrijking te stimuleren wordt voorgesteld toe te staan dat de maximale bezettingsgraad met 1 kg/m 2 wordt verhoogd indien omgevingsverrijkende elementen in de stal worden gebracht. 21

22 In artikel 6 wordt hierin voorzien. Om zeker te stellen dat er voldoende verrijkende lementen in de stal beschikbaar zijn om gebruik te kunnen maken van de toegestane verhoging van de maximale bezettingsgraad is vastgelegd dat tenminste 10% van het aantal dieren in de stal zich tegelijk met de objecten kan bezighouden. Artikel 7 Het gebruik vans strooisel is niet verplicht direct onder de voer- en watervoorzieningen en in eventuele tot de dieren ter beschikking staande ruimtes buiten de stal zoals een wintertuin of een uitloop. Artikel 8 Ten aanzien van de mechanische ventilatie wordt in het RDA advies aangegeven dat in de zomerperiode een luchtverversingscapaciteit van 4 m 3 lucht / kg levend gewicht / uur moet bedragen. Door bedrijfsdeskundigen wordt thans bij nieuwbouw echter een capaciteit van 3,6 m 3 lucht / kg levend gewicht / uur geadviseerd terwijl in bestaande stallen vaak niet meer dan 3 m 3 lucht / kg levend gewicht / uur aanwezig is. In artikel 8 is gekozen voor een constructie waarbij in bestaande, mechanisch geventileerde stallen volstaan kan worden met 3 m 3 lucht / kg levend gewicht / uur terwijl voor stallen die na 1 juni 2003 worden gerenoveerd of in gebruik worden genomen een capaciteit van 4 m 3 lucht / kg levend gewicht / uur aanwezig moet zijn. Enkele dagen na de opzet moet begonnen worden met het terugbrengen van de staltemperatuur. Omdat de buitentemperatuur hierbij ook van belang is, is afgezien van het opnemen van verplichte temperaturen. Als richtlijn moet echter een traject van Celsius worden aangehouden, 's Zomers en 's winters zal hiervan echter, afhankelijk van de buitentemperatuur van kunnen worden afgeweken. In het advies van de RDA worden waarden aangegeven voor de aan te houden relatieve vochtigheid, de ammoniakconcentratie en de kooldioxideconcentratie. Omdat deze kengetallen voor een deel afhankelijk zijn van de klimatologische omstandigheden buiten de stal en het voorts nauwelijks te controleren is in hoeverre de pluimveehouder zich houdt aan de door de RDA genoemde waarden, is afgezien om de betreffende waarden als een verplichting op te nemen. Omdat het ook in het belang is van de pluimveehouder dat genoemde kengetallen zich binnen bepaalde grenzen bewegen wordt volstaan met het aangeven van de streefwaarden. Voor de relatieve luchtvochtigheid moet gestreefd worden naar een percentage van 60-80% terwijl de ammoniakconcentratie en de CO2-concentratie niet boven de 30 ppm, respectievelijk ppm mogen uitkomen. Artikel 9 Als richtlijn moet in de eerste 5 dagen na de opzet een verlichtingssterkte van ongeveer 100 lux worden aangehouden. Artikel 10 In uitzonderingsgevallen kan het voorkomen dat de dieren geen beschikking hebben over water. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij logistieke problemen bij de voerleverancier, bij storingen en ten gevolge van management maatregelen zoals het nuchter zetten van de dieren in de periode voor de afvoer naar de slachterij. Artikel 11 Bij voorkeur maakt de pluimveehouder gebruik van een professioneel vang- en laadbedrijf. Artikel 12 Dit artikel behoeft geen nadere toelichting. 22

23 Artikel 13 De voorzitter van het productschap is bevoegd personen aan te wijzen die belast zijn met het toezicht op de naleving van onderhavige verordening. Pluimveehouders dienen medewerking te verlenen aan de toezichthouders bij de uitvoering van hun werkzaamheden. Bij constatering van overtredingen van het bepaalde bij of krachtens deze verordening is de toezichthouder onder meer bevoegd een berechtingsrapport op te stellen ten behoeve van tuchtrechtelijke vervolging. Artikel 14 De naleving van onderhavige verordening zal worden verzekerd door middel van tuchtrecht. Ernstige overtredingen zullen door middel van strafrecht worden gehandhaafd. Daartoe zullen afspraken worden gemaakt met het Openbaar Ministerie. Artikel 15 Dit artikel behoeft geen nadere toelichting. Artikel 16 Dit artikel behoeft geen nadere toelichting. Zoetermeer voorzitter secretaris Productschap Vee en Vlees Ontwerp-Verordening tot wijziging van de Heffingsverordeningpropagandafonds 2003 (2003-1) Het bestuur van het Productschap Vee en Vlees heeft, gelet op artikel 126 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie, en de artikelen 10 en 15 van de Instellingsverordening Productschap Vee en Vlees, , op vastgesteld de navolgende VERORDENING Artikel l In artikel 2, eerste lid, van de Heffingsverordening propagandafonds 2003 wordt het navolgende tarief gewijzigd: van " 0,99" in: 1,99 per rund. Artikel II 1. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening tot wijziging van de Heffingsverordening propagandafonds 2003 (2003-I)". 23

24 2. Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie in het Verordeningenblad bedrijfsorganisatie. Voor het bestuur voorzitter secretaris TOELICHTING BIJ DE ONTWERP-VERORDENING TOT WIJZIGING VAN DE HEFFINGSVERORDENING PROPAGANDAFONDS 2003 (2003-1) In januari 2002 is in Nederland de EU-informatiecampagne rund- en kalfsvlees gestart. Doel van deze campagne is om, na de negatieve berichtgeving tijdens de BSE-crisis in de EU, het consumentenvertrouwen in rund- en kalfsvlees te herstellen en waar mogelijk te verhogen. De campagne is voor een groot deel gefinancierd met een bijdrage vanuit de Europese Commissie. Via televisie. Internet, winkelmateriaal en een consumententelefoon is de Nederlandse consument geïnformeerd over de veiligheid van rund- en kalfsvlees in de EU en in Nederland. De bijdrage van de EU geldt voor een jaar en eindigt op 1 5 januari Gelet op het succes van de campagne wil de rundersector in Nederland de campagne uit eigen middelen continueren. Derhalve wordt er via onderhavige wijzigingsverordening voor 2003 het heffingtarief verhoogd van 0,99 naar 1,99 per rund. Daarnaast wordt in verband met de voorgenomen voortzetting van deze campagne via de heffingsverordening propagandafonds (vlees) 2003 een extra promotieheffing opgelegd van 0,90 per rund. Zoetermeer voorzitter secretaris Ontwerp-Verordening tot wijziging van de Heffingsverordening propagandafonds (vlees) 2003 (2003-1) Het bestuur van het Productschap Vee en Vlees heeft, gelet op artikel 1 26 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie, en de artikelen 10 en 15 van de Instellingsverordening Productschap Vee en Vlees , op vastgesteld de navolgende VERORDENING Artikel l Aan artikel 2, eerste lid van de Heffingsverordening propagandafonds (vlees) 2003 (2003-1) wordt een onderdeel toegevoegd, luidende: op runderen : 0,90 24

25 Artikel II 1. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening tot wijziging van de Heffingsverordening propagandafonds (vlees) 2003 (2003-I)". 2. Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie in het Verordeningenblad bedrijfsorganisatie. Voor het bestuur voorzitter secretaris TOELICHTING BIJ DE ONTWERP-VERORDENING TOT WIJZIGING VAN DE HEFFINGSVERORDENING PROPAGANDAFONDS (VLEES) 2003 (2003-I) In januari 2002 is in Nederland de EU-informatiecampagne rund- en kalfsvlees gestart. Doel van deze campagne is om, na de negatieve berichtgeving tijdens de BSE-crisis in de EU, het consumentenvertrouwen in rund- en kalfsvlees te herstellen en waar mogelijk te verhogen. De campagne is voor een groot deel gefinancierd met een bijdrage vanuit de Europese Commissie. Via televisie, Internet, winkelmateriaal en een consumententelefoon is de Nederlandse consument geïnformeerd over de veiligheid van rund- en kalfsvlees in de EU en in Nederland. De bijdrage van de EU geldt voor een jaar en eindigt op 1 5 januari Gelet op het succes van de campagne wil de rundersector in Nederland de campagne uit eigen middelen continueren. Derhalve wordt er via onderhavige wijzigingsverordening voor 2003 een heffingtarief van 0,90 per rund opgelegd. Daarnaast wordt in verband met de voorgenomen voortzetting van deze campagne het tarief in de Heffingsverordening propagandafonds 2003 voor de primaire sector verhoogd van 0,99 naar 1,99 per rund. Zoetermeer voorzitter secretaris Bosschap Ontwerp-Verordening Bosschap ter bestrijding insectenplagen in Picea en Larix 2003 Het bestuur van het Bosschap, gelet op de artikelen 93, 95 en 100 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie en de artikelen 2, 8, 9 en 10 van de Instellingsverordening Bosschap, besluit vast te stellen de navolgende verordening. Artikel l Het is verboden in de door het bestuur van het Bosschap aangewezen gemeenten in het tijdvak van l mei tot l oktober a. hout behorende tot de geslachten Picea en Larix te laten liggen of gestapeld te houden; b. geheel of gedeeltelijk ontwortelde of gebroken houtopstand behorende tot de geslachten Picea en Larix aanwezig te hebben. 25

26 Artikel 2 Het bepaalde in artikel l geldt niet ten aanzien van: a. geheel ontschorst hout en hout dat in water ligt; b. hout als bedoeld in artikel l, onder a, en houtopstand als bedoeld in artikel l onder b, waarvan de grootste doorsnede niet meer dan 7 cm bedraagt, onverminderd het bepaalde in artikel 4. Artikel 3 1. Het bestuur van het Bosschap kan van het verbod, bedoeld in artikel l ontheffing verlenen. 2. Ontheffingen ten aanzien van vaste houtopslagplaatsen, houtstapelplaatsen en terreinen, welke daarmee gelijk zijn te stellen, kunnen worden verleend voor een periode van ten hoogste vijfjaren. 3. Aan de ontheffing kunnen voorwaarden, voorschriften en beperkingen worden verbonden. 4. Het bestuur van het Bosschap is bevoegd, de ontheffing geheel of gedeeltelijk in te trekken indien een doelmatige bestrijding van bastkevers zulks naar zijn oordeel noodzakelijk maakt. Artikel 4 l. Het bestuur van het Bosschap is bevoegd tot het opleggen van de verplichting tot: a. het leggen van vangstammen van bomen behorende tot de geslachten Picea en Larix; b. het verwijderen van kwijnende en/of door bastkevers aangetaste bomen behorende tot de geslachten Picea en Larix. 2. Het bestuur van het Bosschap is bevoegd geheel of gedeeltelijk ontheffing te verlenen van de verplichtingen bedoeld in lid l. 3. Het bestuur van het Bosschap is bevoegd de ontheffing geheel of gedeeltelijk in te trekken indien een doelmatige bestrijding van bastkevers zulks naar zijn oordeel noodzakelijk maakt. Artikel 5 Het bestuur kan nadere regelen stellen ter uitvoering van deze verordening. 26

27 Artikel 6 De bepalingen van deze verordening zijn mede van toepassing op natuurlijke en rechtspersonen voor zover zij handelingen verrichten welke bedrijfsmatig in bosbouwondernemingen plegen te worden verricht. Artikel 7 Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening is een strafbaar feit. Artikel 8 Deze verordening kan worden aangehaald als de Verordening Bosschap ter bestrijding insectenplagen in Picea en Larix Artikel 9 De Verordening Bosschap ter bestrijding insectenplagen in Picea en Larixs 1996, goedgekeurd door de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij bij beschikking no. J d.d. 25 april 1997 wordt ingetrokken. Artikel 10 Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag, na die der afkondiging in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Zeist voorzitter secretaris 27

28 TOELICHTING op de Verordening Bosschap ter bestrijding insectenplagen in Picea en Larix 2003 Algemeen Als gevolg van de stormen die in 1972, 1973 en de jaren daarna de bossen hier te lande teisterden hebben de letterzetter (Ips typographus) en de lariksbastkever (Ips cembrae) zich belangrijk weten te vermeerderen. De letterzetter, tast bomen van het geslacht Picea aan door vreterij in de bast en kan deze bomen tot sterven brengen. Vooral de aan de rand van het bos staande bomen blijken na de storm veelvuldig te worden aangetast en te sterven. Indien de letterzetter een aantal jaren achtereen vrij spel zou krijgen is de kans groot, dat veel Picea-opstanden geleidelijk zullen verdwijnen. De lariksbastkever vreet in de twijgen en de dunne takken van lariksbomen, welke daarna, net als de dennenloten, na vreterij door de dennenscheerder afvallen. Hierdoor kan een verzwakking en misvorming van de boom optreden. In het licht van het voorgaande is het dan ook dringend noodzakelijk, dat bestuurlijke maatregelen ter bestrijding van de letterzetter en de lariksbastkever worden genomen met name om een desastreuze aantasting van vooral de Picea-opstanden te voorkomen. Deze verordening vervangt de gelijknamige verordening uit Dat geschiedt, omdat in de Wet op de Bedrijfsorganisatie (d.d. l juli 1999) is bepaald, dat bestaande verordeningen telkens na vier jaar dienen te worden heroverwogen. Artikelsgewijze toelichting Artikel l Ingevolge het bepaalde in artikel l is het verboden, in de door het bestuur van het Bosschap aan te wijzen gemeenten, hout behorende tot de geslachten Picea en Larix te laten liggen of gestapeld te houden en geheel of gedeeltelijk ontwortelde of gebroken houtopstand behorende tot genoemde geslachten aanwezig te hebben in het tijdvak van l mei tot l oktober. Tot het geslacht Picea behoren onder meer de volgende soorten: de fijnspar (Picea abies, synoniem Picea excelsa) de sitkaspar (Picea sitchensis) de Servische spar (Picea omorica). Een aantal andere picea-soorten en -variëteiten komen hoofdzakelijk in tuinen, parken en op sierteeltbedrijven voor, zoals bijvoorbeeld de blauwspar (Picea pungens "Glauca") en de Engelmannspar (Picea engelmannii). 28

29 Tot het geslacht Larix behoren onder meer de soorten Japanse lariks - ook wel Japanse kort genoemd - (Larix leptolepis) en Europese lariks - Europese lork - (Larix decidua). De periode van l mei tot l oktober is afgestemd op de levenscyclus van respectievelijk Ips typographus (letterzetter) en Ips cembrae (lariksbastkever), zoals deze voor Nederlandse omstandigheden uit onderzoek en waarnemingen bekend is. Artikel 2 Aangezien een algemeen verbod, zoals in artikel l gegeven, te zwaar is, bepaalt artikel 2 dat het verbod niet toepasselijk is op geheel ontschorst hout, hout dat in water ligt (artikel 2a) en hout met een grootste doorsnede van niet meer dan 7 cm (artikel 2b). Dit hout met een grootste doorsnede van niet meer dan 7 cm is onverminderd het bepaalde in artikel 4 uitgezonderd, omdat bij afweging van de in het geding zijnde belangen van een zo economisch mogelijke bosexploitatie enerzijds en de goede bestrijding van schadelijke bosinsecten anderzijds, het risico dat de aanwezigheid van dit hout in het bos met zich brengt, kan worden aanvaard. Wordt echter op grond van artikel 4 de verplichting opgelegd kwijnende of door bastkevers aangetaste bomen te vellen, af te voeren en/ofte ontschorsen dan geldt voor die bomen geen uitzondering met betrekking tot de diameter. Om die reden zijn de woorden "onverminderd het bepaalde in artikel 4" in artikel 2 onder b, opgenomen. Artikel 3 De bevoegdheid tot het verlenen van ontheffing van het in artikel l bedoelde verbod, is gelegd in handen van het bestuur van het Bosschap. Het is de aanvrager verboden (artikel 3 lid 3) onjuiste of onvolledige gegevens te verstrekken. Doet hij zulks toch, dan pleegt hij ingevolge artikel 7, een strafbaar feit. Artikel 4 Krachtens artikel 4 kan het bestuur van het Bosschap de verplichting opleggen tot het leggen van vangstammen en/of het verwijderen van kwijnende en/of door bastkevers, zoals de letterzetter en de lariksbastkever aangetaste bomen behorende tot respectievelijk de geslachten Picea en Larix. Onder kwijnende bomen worden verstaan bomen die geschikt zijn om te dienen als broedplaats voor de letterzetter en de lariksbastkever. Aangetaste bomen zijn bomen die daadwerkelijk door de letterzetter dan wel de lariksbastkever zijn aangeboord. Dit is onder meer te onderkennen aan harspropjes op of in de schors van bomen behorende tot de geslachten Picea en Larix. Wordt de verplichting tot verwijdering van kwijnende en/of door bastkevers aangetaste bomen opgelegd, dan dienen die bomen vóór l mei te worden afgevoerd of ontschorst. Op grond van artikel 4 lid 2, heeft het bestuur van het Bosschap de bevoegdheid ontheffing te verlenen van de verplichtingen als bedoeld in lid l. 29

30 Artikel 5 Het bestuur van het Bosschap kan nadere regelen stellen ter uitvoering van deze verordening. Zo zal het bestuur bijvoorbeeld kunnen bepalen, dat bij indiening van ontheffingsaanvragen voor vellingen in het tijdvak van l mei tot l oktober bepaalde gegevens met betrekking tot de plaats van de vellingen en de te vellen hoeveelheid hout moeten worden verstrekt. Artikel 6 Dit artikel regelt de zogenaamde "derdenbinding". De verordening geldt niet alleen voor bosbouwondernemers doch ook voor derden, omdat alleen dan, de bestrijding van de betreffende insecten, effect kan sorteren. Artikel 7 Ingevolge artikel 104 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie, artikel 10 van de Instellingsverordening Bosschap en artikel 7 van deze verordening, levert overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening een economisch delict op als bedoeld in artikel l sub 4 van de Wet op de Economische Delicten. Artikel 8 Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening Bosschap ter bestrijding insectenplagen in Picea en Larix Zeist voorzitter secretaris Ontwerp- Verordening Bosschap Bestrijding Nonvlinder 2003 Het bestuur van het Bosschap; Gelet op de artikelen 93 en 95 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en de artikelen 2, 8, 9 en 10 van het Instellingsbesluit Bosschap; BESLUIT VAST TE STELLEN de navolgende VERORDENING Artikel l 1. Onverminderd het bepaalde bij of krachtens de Verordening Bosschap Bestrijding Dennenscheerder 2003 en de Verordening Bosschap Bestrijding Insectenplagen in Picea en Larix 2003 is het verboden hout, dat zich in een door het dagelijks bestuur van het Bosschap aangewezen gebied bevindt buiten dat gebied te brengen ofte doen brengen. 2. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder hout mede begrepen schors van hout. 30

31 Artikel 2 Het bepaalde in artikel l geldt niet ten aanzien van geheel ontschorst hout. Artikel 3 1. Het dagelijks bestuur van het Bosschap kan van het verbod bedoeld in artikel l ontheffing verlenen. 2. Aan de ontheffing kunnen voorschriften, voorwaarden en beperkingen worden verbonden. 3. Het is verboden terzake van een aanvrage om ontheffing onjuiste of onvolledige gegevens te verstrekken. Artikel 4 Het dagelijks bestuur kan nadere regelen stellen ter uitvoering van deze verordening. Artikel 5 De bepalingen van deze verordening zijn mede van toepassing op natuurlijke en rechtspersonen voorzover zij handelingen verrichten welke bedrijfsmatig in bosbouwondernemingen plegen te worden verricht. Artikel 6 Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening is een strafbaar feit. Artikel 7 Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening Bosschap bestrijding nonvlinder Artikel 8 Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die der afkondiging in het Mededelingen- en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Artikel 9 De Verordening Bosschap Bestrijding Nonvlinder 1986, goedgekeurd door de minister van Landbouw en Visserij bij beschikking no. J 1596 d.d. 20 maart 1986 wordt ingetrokken. Zeist voorzitter secretaris 31

32 TOELICHTING Algemeen In het verleden hebben zich op diverse locaties plagen van de nonvlinder voorgedaan. Teneinde verdere plagen van de nonvlinder tegen te gaan, is het gewenst, dat het Bosschap bestuurlijke maatregelen achter de hand heeft in de vorm van een verordening, die bestaat uit een vervoersverbod van (met nonvlinderbroedsel bezet) hout uit bij bestuursbesluit aan te wijzen gemeenten c.q. gebieden. Gezien het toenemend gebruik van houtschors door bedrijven en particulieren wordt voor de toepassing van deze verordening onder hout mede begrepen schors. Het voordeel van een dergelijke voor het gehele of voor delen van het land geldende uniforme regeling is, dat voorkomen wordt dat in (vrijwel) gelijke omstandigheden sommige gemeenten wel en andere gemeenten niet een regeling treffen, danwei dat diverse gemeenten inhoudelijk verschillende regelingen treffen, wat vooral voor gemeentegrenzen overschrijdende bosbedrijven hinderlijk kan zijn. Bovendien betekent een Bosschapsregeling dat de controle op de naleving daarvan bij één instantie, te weten de AID, is gelegd in plaats van bij verschillende plaatselijke politiekorpsen. Verder kan een Bosschapsverordening ter bestrijding van de nonvlinder volledig en zonder tussenkomst van gemeenten worden afgestemd op de Bosschapsverordeningen ter bestrijding van andere insekten. Deze verordening vervangt de gelijknamige verordening uit Dat geschiedt omdat in de Wet op de Bedrijfsorganisatie (d.d. l juli 1999) is bepaald dat bestaande verordeningen telkens na vier jaar dienen te worden heroverwogen. Artikelsgewiize toelichting Artikel l Ingevolge het bepaalde in artikel l is het verboden hout dat zich bevindt in door het dagelijks bestuur van het Bosschap aan te wijzen gebieden buiten die gebieden te brengen of te doen brengen. Teneinde snel op zich wijzigende omstandigheden of situaties te kunnen reageren is het gewenst de gebiedsaanwijzing aan het dagelijks bestuur van het Bosschap over te laten. In dit artikel is tevens bepaald dat het daarin opgenomen vervoersverbod van ongeschild hout en schors zal gelden onverminderd het in artikel l van de thans bestaande Bosschapsverordeningen ter bestrijding van de bastkevers, dennenscheerder, letterzetter en lariksbastkever opgenomen verbod om hout behorende tot de in die verordeningen bedoelde geslachten Pinus, Picea en Larix te laten liggen of gestapeld te houden in bepaalde gebieden en tijdvakken. Artikel 2 Aangezien een algemeen verbod, zoals in artikel l gegeven, niet nodig is, bepaalt artikel 2, dat het verbod niet toepasselijk is op geheel ontschorst hout. Artikel 3 De bevoegdheid tot het verlenen van ontheffing van het in artikel l bedoelde verbod is gelegd in handen van het dagelijks bestuur van het Bosschap, dat aan de ontheffing voorschriften, voorwaarden en beperkingen kan verbinden. Zo zal het dagelijks bestuur bijvoorbeeld kunnen 32

33 bepalen dat met nonvlinderbroedsel bezet hout wanneer dat het gebied waarvoor het vervoersverbod geldt bij daartoe verleende ontheffing toch mag verlaten, wordt beschermd door landbouwplastic door middel van het aanbrengen van een laag plastic op de vloer van het houttransportvoertuig. Het is de aanvrager verboden (artikel 3 lid 3) onjuiste of onvolledige gegevens te verstrekken. Doet hij zulks toch dan pleegt hij ingevolge artikel 6 een strafbaar feit. Omtrent de aanvragen om ontheffing wordt zo spoedig mogelijk beslist. Artikel 4 Het dagelijks bestuur van het Bosschap kan nadere regelen stellen ter uitvoering van deze verordening. Nadere regelen zijn bijvoorbeeld dat bij het indienen van aanvragen om ontheffing bepaalde gegevens moeten worden verstrekt of een vastgesteld formulier moet worden gebruikt. Artikel 5 Dit artikel regelt de zogenaamde "derdenbinding". De verordening geldt niet alleen voor bosbouwondernemers, doch ook voor derden, omdat alleen dan de bestrijding van de nonvlinder voldoende effect kan sorteren. Artikel 6 Ingevolge artikel 104 van de Wet op de bedrijfsorganisatie, artikel 10 van het Instellingsbesluit Bosschap en artikel 7 van deze verordening levert overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening een economisch delict op als bedoeld in artikel l, aanhef en onder 4 e van de Wet op de economische delicten. Zeist voorzitter secretaris Ontwerp-Verordening Bosschap Bestrijding Dennenscheerder 2003 Het bestuur van het Bosschap: Gelet op de artikelen 93 en 95 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie en de artikelen 2, 8, 9 en 10 van de Instellingsverordening Bosschap; besluit vast te stellen de navolgende VERORDENING Artikel l Het is verboden in de door het bestuur van het Bosschap aangewezen gemeenten in het tijdvak van 15 mei tot 15 augustus; a. hout, behorende tot de pinussoorten, te laten liggen of gestapeld te houden; b. geheel of gedeeltelijk ontwortelde of gebroken houtopstand, behorende tot de pinussoorten, aanwezig te hebben. 33

34 Artikel 2 1. Het bepaalde in artikel l geldt niet ten aanzien van: a. geheel ontschorst hout en hout dat in water ligt; b. hout, als bedoeld in artikel l, onder a en houtopstand als bedoeld in artikel l, onder b, waarvan de grootste doorsnede niet meer dan 7 cm bedraagt; c. hout, als bedoeld in artikel l, onder a en houtopstand, als bedoeld in artikel l, onder b, met een grootste doorsnede van meer dan 7 cm, mits gespreid aanwezig in pinusbos en mits de hoeveelheid welke op enige uitgestrektheid van 100 m bij 100 m aaneengesloten pinusbos van dezelfde onderneming is, niet groter is dan 15 bomen of boomdelen; met dien verstande dat voor een uitgestrektheid met andere afmetingen een evenredig aantal geldt; d. hout geveld in enig jaar in de periode van 15 juli tot 15 november daaropvolgend, mits zich in dit hout in het daaropvolgende tijdvak van 15 mei tot 15 augustus geen moedergangen van de dennenscheerder met broedsel van dit insect bevinden. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onder c, is het toegestaan de bomen of boomdelen die ten hoogste op enige uitgestrektheid van 100 m bij 100 m aanwezig zijn, gestapeld aanwezig te hebben, indien de gestapelde bomen of boomdelen kennelijk dienen als vangstammen. Artikel 3 1. Het bestuur van het Bosschap kan van het verbod, bedoeld in artikel l ontheffing verlenen. 2. Ontheffingen ten aanzien van vaste houtopslagplaatsen, houtstapelplaatsen en terreinen, welke daarmee gelijk zijn te stellen, kunnen worden verleend voor een periode van te hoogste vijfjaren. 3. Aan de ontheffing kunnen voorwaarden, voorschriften en beperkingen worden verbonden. 4. Het bestuur van het Bosschap is bevoegd de ontheffing geheel of gedeeltelijk in te trekken indien een doelmatige bestrijding van de dennenscheerder zulks naar zijn oordeel noodzakelijk maakt. Artikel 4 l. Het bestuur van het Bosschap is, indien een overmatige populatie van de dennenscheerder daartoe aanleiding geeft danwei indien een ernstige toename van de populatie van de dennenscheerder gezien de gezondheidstoestand van de pinusbossen moet worden gevreesd, bevoegd tot het opleggen van de verplichting tot: a. het leggen van vangstammen afkomstig van bomen van het geslacht Pinus en/of b. het verwijderen van sterk kwijnende bomen behorende tot het geslacht Pinus. 34

35 2. Het bestuur van het Bosschap is bevoegd, geheel of gedeeltelijk, ontheffing te verlenen van de verplichtingen bedoeld in lid l. 3. Het bestuur van het Bosschap is bevoegd, de ontheffing geheel of gedeeltelijk in te trekken indien een doelmatige bestrijding van de dennenscheerder zulks naar zijn oordeel noodzakelijk maakt. Artikel 5 Het bestuur van het Bosschap kan nadere regelen stellen ter uitvoering van deze verordening. Artikel 6 De bepalingen van deze verordening zijn mede van toepassing op natuurlijke en rechtspersonen voorzover zij handelingen verrichten welke bedrijfsmatig in bosbouwondernemingen plegen te worden verricht. Artikel 7 Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening is een strafbaar feit. Artikel 8 Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening Bosschap bestrijding dennenscheerder Artikel 9 De Verordening Bosschap Schadelijke Dieren d.d. 18 december 1996, goedgekeurd door de Minister van Landbouw en Visserij bij beschikking van 25 april 1997 no. J wordt ingetrokken. Artikel 10 De Verordening treedt in werking met ingang van de dag na die der afkondiging in het Verordeningenblad Bedrij fsorganisatie. Zeist voorzitter secretaris 35

36 TOELICHTING Algemeen Vreterij van de dennenscheerder in de twijgen van bomen behorende tot het geslacht Pinus kan tot gevolg hebben, dat de houtaanwas van de boom vermindert en de boomvorm nadelig wordt beïnvloed. Bij ernstige aantasting kan de boom sterven of zodanig gaan kwijnen, dat het insecten aantrekt die dan weer andere bomen aantasten. De Verordening Bosschap Bestrijding dennenscheerder 2002 is gericht op het voorkomen van broedgelegenheid voor de dennenscheerder om zodoende uitbreiding van de dennenscheerderpopulatie te voorkomen. Deze verordening vervangt de gelijknamige verordening uit Dat geschiedt, omdat in de Wet op de Bedrijfsorganisatie (d.d. l juli 1999) is bepaald, dat bestaande verordeningen telkens na vier jaar dienen te worden heroverwogen. Artikelsgewijs Artikel l Ingevolge het bepaalde in artikel l is het verboden in de door het bestuur van het Bosschap aan te wijzen gemeenten hout behorende tot de pinussoorten te laten liggen of opgestapeld te houden en geheel of gedeeltelijk ontwortelde of gebroken houtopstand, behorende tot het geslacht Pinus aanwezig te hebben in het tijdvak van 15 mei tot 15 augustus. Artikel 2 Omdat een algemeen verbod, zoals in artikel l gegeven, te zwaar zou zijn, bepaalt artikel 2, dat het verbod niet toepasselijk is op geheel ontschorst hout, hout dat in water ligt (artikel 2a) en hout dat een grootste doorsnede heeft van niet meer dan 7 cm (artikel 2b). Dit hout (artikel 2b) is uitgezonderd omdat bij afweging van in het geding zijnde economische belangen gebleken is, dat het gevaar voor aantasting van de dennenscheerder beperkt is en dat om die reden de aanwezigheid van dit hout kan worden aanvaard. Met het niet van toepassing verklaren van het verbod op dit hout wordt een aanvaardbaar risico genomen. De genoemde grens van 7 cm is aangehouden, omdat uit waarnemingen naar de aanwezigheid van broedplaatsen van de dennenscheerder in pinushout is gebleken, dat hout met een doorsnede van niet meer dan 7 cm als veilig moet worden beschouwd terwijl bij dikker pinushout sprake is van een reëel gevaar voor vermeerdering van aantasting door de dennenscheerder. Het voordeel van een dergelijke regeling is, dat veel hout dat vrijkomt bij tijdig uitgevoerde dunningen in het bos kan blijven liggen, zonder dat de bepalingen van de verordening worden overtreden. Onontschorst pinushout met een grootste doorsnede van meer dan 7 cm vormt een reëel gevaar; het mag derhalve niet blijven liggen. Omdat echter het gevaar pas ontstaat wanneer van enige concentratie van dergelijk hout sprake is, is in dit artikel bepaald (artikel 2 lid l onder c) dat wel is toegestaan op enige uitgestrektheid van 100 meter bij 100 meter aaneengesloten pinusbos van dezelfde onderneming 15 bomen of boomdelen met een grootste diameter van meer dan 7 cm - mits verspreid - aanwezig te hebben; aldus wordt voorkomen, dat men elke boom die zou omwaaien, zou moeten verwijderen. 36

37 In artikel 2 lid d is ter bevordering van zogenaamde najaarsvellingen c.q. najaarsdunningen een bepaling opgenomen om ontheffing te verlenen ten aanzien van in de periode van 15 juli tot 15 november geveld hout onder voorwaarde dat dit hout in de daarop volgende verbodsperiode van 15 mei tot 15 augustus geen moedergangen met dennenscheerderbroedsel bevat. Artikel 3 De bevoegdheid tot het geven van ontheffing is gelegd in handen van het bestuur van het Bosschap. Aan een ontheffing kunnen voorschriften, voorwaarden en beperkingen worden verbonden. Maakt men gebruik van de ontheffing, maar komt men een daaraan verbonden voorschrift niet na dan levert dit ingevolge artikel 7 een strafbaar feit op. Neemt men de voorwaarde(n) of beperking(en) niet in acht, dan handelt men zonder gedekt te zijn door de ontheffing en overtreedt men rechtstreeks het verbod, i.c. artikel l. Teneinde te voorkomen, dat ten aanzien van veilig gelegen vaste houtopslagplaatsen en dergelijke jaarlijks een ontheffingsaanvrage moet worden ingediend is in artikel 3 lid 2 bepaald, dat deze ontheffingen kunnen worden verleend voor een periode van ten hoogste vijf jaren. In verband met de economische moeilijkheden, waarmede de bosbouwondernemingen te kampen hebben, zal het bestuur jaarlijks een algemene ontheffing verlenen voor het in het bos verspreid liggende dunningshout met een doorsnede van 7 cm tot 10 cm. Mocht in enig jaar een calamiteit dreigen, dan zal deze algemene ontheffing voor het bedreigde gebied of de bedreigde gebieden worden ingetrokken en aan de 7 cm-grens, die als veilig kan worden beschouwd, worden vastgehouden. Aldus kan op verantwoorde wijze waarbij zo min mogelijk in de bedrijfsvoering wordt ingegrepen, het gevaar verbonden aan het optreden van de dennenscheerder worden voorkomen. Artikel 4 Op grond van artikel 4 lid l kan preventief worden opgetreden in situaties waarin dat in verband met de gezondheid van het pinusbos nodig is. Het bestuur kan dan verplichten tot het leggen van vangstammen en/of tot verwijdering van sterk kwijnende pinusbomen als er sprake is van een overmatige dennenscheerderpopulatie danwei indien een ernstige toename van de populatie van de dennenscheerder gezien de gezondheidstoestand van de pinusbossen moet worden gevreesd. Onder sterk kwijnende pinusbomen als bedoeld in artikel 4 lid l onder b worden verstaan pinusbomen die (althans nog goeddeels) wortelvast zijn, dat wil zeggen nog op eigen wortelstelsel staan, die - door welke oorzaak dan ook - zo sterk zijn verzwakt, dat zij geschikt zijn om te dienen als broedplaats voor de dennenscheerder. Hieronder worden in elk geval verstaan bomen die door de dennenscheerder met succes zijn aangeboord. Een succesvolle aanboring is nog enige tijd na de aanboring zichtbaar aan het bruine "boormeel" in de schorsgroeven en aan de moedergang onder de schors. Artikel 5 Krachtens artikel 5 kan het bestuur van het Bosschap nadere regelen stellen ten aanzien van de uitvoering van deze verordening. Zo zal het bestuur kunnen bepalen, dat bij indiening van een ontheffingsaanvraag bepaalde gegevens door de aanvrager moeten worden verstrekt. 37

38 Artikel 6 De verordening geldt niet alleen voor bosbouwondernemers, doch ook voor derden omdat alleen dan het beoogde effect kan worden verstrekt. Artikel 7 Ingevolge artikel 104 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie, artikel 10 van de Instellingsverordening Bosschap en artikel 7 van deze verordening levert overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening een economisch delict op, als bedoeld in artikel l sub 5 van de Wet op de Economische Delicten. Ditzelfde geldt voor het niet naleven van voorschriften verbonden aan een ontheffing. Zeist voorzitter secretaris 38

39 Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN Productschap Dranken PD 2 Heffingsverordening Productschap Dranken / Commissie voor bier 2003 Verordening van het Productschap Dranken van 13 november 2002, houdende regels terzake van de aan de onder het Productschap Dranken op grond van artikel 3 lid 2 onder b van het Instellingsbesluit Productschap Dranken ressorterende ondernemingen op te leggen heffing voor het jaar 2003; Heffingsverordening Productschap Dranken / Commissie voor bier Het Bestuur van het Productschap Dranken; gelet op: artikel 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie; artikel 12 en 14 van het Instellingsbesluit Productschap Dranken; gezien: het advies van de Commissie ex artikel 5 lid l onder b van het Instellingsbesluit Productschap Dranken (hierna: de Commissie voor bier); besluit: vast te stellen de navolgende verordening. VERORDENING l Begripsbepalingen Artikel 1. In deze verordening wordt de terminologie van het Instellingsbesluit Productschap Dranken (Besluit 6 mei 2002, Stb. 264) overgenomen, hierna te noemen het "Instellingsbesluit". Artikel 2. 2 De heffing De heffing zoals bedoeld in artikel 14 van het Instellingsbesluit van het Productschap Dranken is voor het jaar 2003 vastgesteld op 0,7 cent per hl bier, welke in Nederland is geproduceerd en afgezet. 39

40 3 Slotbepalingen Artikel 3. Deze Verordening wordt afgekondigd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Artikel Deze Verordening treedt in werking op l januari Indien de benodigde goedkeuring later wordt verkregen treedt de verordening zoveel later (na publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie) retroactief vanaf l januari 2003 in werking. Artikel 5. Deze Verordening wordt aangehaald als Heffingsverordening Productschap Dranken / Commissie voor bier Den Haag, 13 november 2002 B.A.H, van Zweden voorzitter W. Snijder secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 18 december TOELICHTING Ontwerp-Heffingsverordening Productschap Dranken / Commissie voor Bier 2003 l. Algemeen Het Productschap Dranken (hierna: het Productschap) is een publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie als bedoeld in de Wet op de bedrijfsorganisatie (hierna: Wbo) ingesteld bij Instellingsbesluit Productschap Dranken (Besluit d.d. 6 mei 2002, Staatsblad 264), hierna het Instellingsbesluit, voor ondernemingen als bedoeld in artikel 3 lid 2 onder a, b, c en d van het Instellingsbesluit. Met deze Verordening wordt de heffing van het Productschap ten behoeve van de Commissie voor bier (hierna: de Commissie) vastgesteld. De Commissie is een commissie ex artikel 88a van de Wbo van het Productschap ingesteld op grond van artikel 5 lid l onder b van het Instellingsbesluit, welke Commissie is ingesteld voor aangelegenheden in de biersector. 40

41 Het Bestuur van het Productschap Dranken (hierna: het Bestuur) is samengesteld uit benoemde personen van organisaties van werkgevers en werknemers in de drankensector, welke organisaties zijn genoemd in Bijlage B van het Instellingsbesluit. De leden van de Commissie worden benoemd door de ondernemers verenigd in de Sociteyt der Brouwers, de Vereniging van de Nederlandse Groothandel in Dranken en Horecabenodigdheden en de Slijtersunie en de werknemers, verenigd in FNV Bondgenoten en de CNV Bedrijvenbond. De Heffing wordt opgelegd aan ondernemingen als bedoeld in artikel 3 lid 2 onder b van het Instellingsbesluit: ondernemingen waarin bier wordt bereid. 2. Doelstellingen die worden nagestreefd en de te verwachten (neveriteffecten van de verordening De werkzaamheden en/of de projecten van het Productschap in het algemeen en van de Commissie voor Bier in het bijzonder (hierna: de werkzaamheden), worden betaald uit de opbrengst van de jaarlijks aan de ondernemingen als bedoeld in artikel 3 lid 2 onder b van het Instellingsbesluit op te leggen Heffingen. De werkzaamheden worden onderstaand in 3. nader omschreven. De werkzaamheden van het Productschap worden mede uit deze opbrengst betaald. 3. Werkzaamheden De werkzaamheden dienen ter ondersteuning van de brouwindustrie. Het gaat hier met nadruk niet om commerciële ondersteuning van individuele ondememulgen, maar om een bijdrage aan de versterking van de structuur van de biersector, het sociaal economisch kader en de innovatie van de branche. Getracht wordt deze doelstelling door middel van collectieve belangenbehartiging in de breedste zin des woords te realiseren. Hiertoe worden zowel intern als extern werkzaamheden verricht zoals: het signaleren van ontwikkelingen en aanstaande wetgeving overleg over veelvoorkomende onderwerpen als (de behoefte aan) nieuwe wet- of regelgeving, verbetering van de sociaal-economische omstandigheden van de branche als geheel en de werknemers die daarin werkzaam zijn, onderzoek naar de behoefte aan onderwijs en het gewenste niveau hiervan en het entameren van passende maatregelen hieromtrent, overleg over onderwerpen als bijvoorbeeld verpakkingen, energie, en milieu; De werkzaamheden zijn branchebreed voor zover de betrokken ondernemingen vallen onder de werkingssfeer van de Commissie, soms initiërend, soms vraaggestuurd en complementair op de activiteiten van de private organisaties van werknemers en werkgevers in de branche. S 4 Nadere motivering van publieke regelgeving i.c. de Verordening Zonder een collectieve heffing waaraan de ondernemingen uit de branche een bijdrage leveren, zouden de werkzaamheden niet op een zinvolle wijze gerealiseerd kunnen worden. Een publiekrechtelijke Heffing is derhalve naar de mening van het Bestuur het aangewezen instrument. 41

42 S 5. De afweging van de private alternatieven De private organisaties van werkgevers en werknemers zullen hun activiteiten logischerwijs vooral richten op en bestemmen voor de aangesloten leden. De werkzaamheden van het Productschap daarentegen dienen algemene en maatschappelijke belangen en zullen om die reden slechts waarde kunnen hebben wanneer zij ten behoeve van alle bij de branche betrokkenen worden uitgevoerd en derhalve collectief gefinancierd worden. Bij de beoordeling van de vraag of werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd, wordt bovendien de vraag gesteld of er sprake is van een complementaire activiteit en vanzelfsprekend of de werkzaamheid en de activiteit voorziet in een duidelijke branchebehoefte. 6. De structuur van de Heffing en de onderbouwing van de gekozen structuur De Heffing wordt opgelegd per onderneming als bedoeld in artikel 3 lid 2 onder b van het histellingsbesluit. Er is gekozen voor een vast heffingsbedrag per hectoliter in Nederland gebrouwen en afgezet bier. Gelet op de hoogte van de Heffing, het brede draagvlak binnen de branche en de aard van de door de Heffing gefinancierde werkzaamheden en projecten, meent het bestuur dat de Heffing voldoet aan de eisen van proportionaliteit en doelmatigheid. 7 De verhouding tot andere wetgeving en tot bestaande en komende internationale en communautaire regelingen De werkzaamheden zijn niet selectief gericht. Zij worden ten behoeve van alle ondernemingen in de branche verricht en vallen naar het oordeel van het bestuur niet onder het begrip steun als bedoeld in artikel 87 van het EG-verdrag. 8 geschatte opbrengst De geschatte opbrengst van de Heffing zal bedragen: hl * 0,7 cent = ,= Artikel 2 artikelsgewijs De hoogte van de heffingscontributie kan op 0,7 Eurocent per geproduceerde hectoliter bier worden gehandhaafd, aangezien het totaal bedrag van de uitgaven 94% bedraagt van het bedrag van de begrote inkomsten. 42

43 De voor de eerste keer begrote uitgaven inzake de doorberekende kosten van het hoofdbestuur van het Productschap Dranken ( ± ) wordt gecompenseerd door de besparing op de posten salarissen/toeslagen, vergaderkosten en bureaukosten. De besparing de post salarissen/toeslagen komt voort uit de in het jaar 2002 reeds volledig opgevoerde kosten VUT uitkeringsverplichting van de uitgetreden secretaris. Artikel 4. lid 2 Ingeval publicatie van deze Verordening plaatsvindt na 31 december 2002 en de inwerkingtreding is bepaald op de dag na deze publicatie kunnen heffmgsplichtigen een pro rata heffingsaanslag verlangen, als gevolg waarvan in het begrotingsjaar de begrote inkomsten niet met de begrote uitgaven in overeenstemming zouden zijn. Gekozen is voor de inwerkingtreding van de Verordening met terugwerkende kracht tot l januari Den Haag, 13 november 2002 B.A.H, van Zweden voorzitter W. Snijder secretaris PD 3 Heffingsverordening Productschap Dranken / Commissie voor frisdranken en waters 2003 Verordening d.d. 13 november 2002 van het Productschap Dranken, houdende regels terzake van de aan de onder het Productschap Dranken op grond van artikel 3 lid 2 onder a van het Instellingsbesluit Productschap Dranken ressorterende ondernemingen op te leggen heffing voor het jaar 2003; Heffingsverordening Productschap Dranken / Commissie voor frisdranken en waters Het Bestuur van het Productschap Dranken; gelet op: artikel 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie; artikelen 12 en 14 van het Instellingsbesluit Productschap Dranken; gezien: het advies van de Commissie ex artikel 5 lid l onder a van het Instellingsbesluit Productschap Dranken; besluit: vast te stellen de navolgende verordening. l Begripsbepalingen Artikel 1. In deze verordening wordt voorts verstaan onder: 43

44 a. het Bestuur: het bestuur van het Productschap Dranken; b. de Commissie: een orgaan als bedoeld in artikel 88a van de Wet op de bedrijfsorganisatie, hier: de Commissie voor frisdranken en waters ex artikel 5 lid l a van het Instellingsbesluit Productschap Dranken; c. frisdrank: de drank als bedoeld onder post 2202 van de Gecombineerde Nomenclatuur als bedoeld in de EEG-verordening nr. 2658/87 van 23 juli 1987 (Pb L256), met uitzondering van vruchtendranken als bedoeld in Richtlijn 2001/112/EG van 20 december 2001 (Pb 2002, L10) en alcoholvrij bier; d. het Instellingsbesluit: het Instellingsbesluit Productschap Dranken (Besluit d.d. 6 mei 2002, Staatsblad 264); e. ondernemer: een natuurlijke of rechtspersoon, die een onderneming als bedoeld in deze Verordening drijft; f. onderneming: een onderneming als bedoeld in artikel 3 lid 2 sub a van het Instellingsbesluit; g. omzet: de omzet in hectoliters als fabrikant van frisdranken, siropen, waters en poeders, respectievelijk de geldomzet als groothandelaar in bier en frisdranken, siropen, waters en poeders; h. poeders: instantvormen van frisdranken en/of siropen; i. het Productschap: het Productschap Dranken; j. secretaris: de door het Bestuur aangestelde secretaris van de Commissie; k. siroop: de stroperige waar bestaande uit een mengsel waarvan suikers, waters, aroma's en/of sap kenmerkende bestanddelen zijn; 1. verkoopkantoor: een hier te lande gevestigde onderneming die de verkoop van bier, frisdranken, waters, siropen en/of poeders op de Nederlandse markt coördineert voor de aangesloten bedrijven en/of als agent voor een buitenlandse onderneming; m. de Verordening: de Heffingsverordening 2003 Productschap Dranken / Commissie voor frisdranken en waters; n. water: de drank als bedoeld onder post 2201 van de Gecombineerde Nomenclatuur van de EEG-verordening van 23 juli 1987 (Pb L256); o. de Wet: de Wet op de bedrijfsorganisatie. 2 Heffingen, toepassingsgebied, wijze van betaling Artikel 2. l. Aan de ondernemers als bedoeld in de Verordening wordt voor het kalenderjaar 2003 een heffing opgelegd overeenkomstig de navolgende schaal: Ongeacht de grootte van de omzet: een basisheffing van 100,-- en daarenboven: A. Als fabrikant van frisdranken en waters: * van O hl 2,25 Eurocent per hl geproduceerde frisdrank en waters * boven hl 1,25 Eurocent per hl geproduceerde frisdrank en waters 44

45 B. Als fabrikant van siropen: * 4,5 Eurocent per hl geproduceerde siroop C. Als fabrikant van poeders: * 4,5 Eurocent per 100 kg geproduceerd poeder; D. Als groothandelaar in bier en/of frisdranken, siropen en waters: OMZET Van Vanaf Vanaf Vanaf Vanaf Vanaf Vanaf Vanaf Vanaf Vanaf Vanaf vanaf vanaf vanaf vanaf vanaf vanaf vanaf vanaf vanaf vanaf vanaf vanaf vanaf vanaf vanaf vanaf vanaf vanaf vanaf vanaf vanaf vanaf vanaf boven t/m t/m t/m t/m t/m t/m t/m t/m t/m t/m t/m t/m t/m t/m t/m t/m t/m t/m t/m t/m t/m t/m t/m t/m t/m t/m t/m t/m t/m t/m t/m t/m t/m t/m C C HEFFING

46 E. Als verkoopkantoor, tenzij de ondernemer reeds op grond van het onder B, C en/of D bedoelde wordt aangeslagen, een bedrag van 410,-. 2. De in het eerste lid bedoelde heffing is voor fabrikanten gebaseerd op de door hen in het kalenderjaar 2002 bereikte omzetten in hectoliters c.q. kilo's en voor groothandelaren op de in 2002 bereikte omzetten in Euro's. 3. Ten aanzien van een onderneming, gevestigd na l januari 2003, geldt als de omzet, bedoeld in het voorgaande lid, de geschatte omzet in De vaststelling der heffing geschiedt namens het Bestuur door de secretaris door middel van toezending of uitreiking aan de in het eerste lid bedoelde personen van een gedagtekende heffingsaanslag. 5. Aan alle ingeschreven ondernemingen wordt onverminderd het bepaalde in artikel 3 voor het jaar 2003 een korting op de heffing - met uitzondering van de basisheffing - verleend van 30%. Artikel 3 1. Aan een onderneming, die lid is van een organisatie van ondernemingen die één of meer leden in het bestuur van het Productschap heeft benoemd en die voorts over het jaar 2002 de volledige contributie aan deze organisaties heeft betaald, wordt een aftrek toegestaan op het door hem krachtens deze verordening verschuldigde. De aftrek wordt slechts verleend indien uit de door bovenbedoelde organisaties verstrekte opgave blijkt dat de contributie over het jaar 2002 volledig is betaald. 2. Op de basisheffing wordt geen aftrek toegestaan. De aftrek beloopt 50% van het bedrag dat de betrokkene in het jaar 2002 als contributie aan de betreffende organisatie, of diens rechtsvoorgangers, heeft betaald, zulks met inachtneming van het wettelijk maximum van 50% van het heffingsbedrag. Deze aftrek wordt naar boven tot een veelvoud van l,- afgerond. Tenzij de betreffende organisatie de nodige gegevens verstrekt is degene, die voor deze aftrek in aanmerking wenst te komen, gehouden aan de secretaris, optredende namens het Bestuur, op eerste verzoek de bescheiden over te leggen, waaruit het bedrag van de betaalde contributie blijkt. 3. Andere ondernemersorganisaties kunnen ten behoeve van hun leden een verzoek bij het bestuur indienen om eveneens te worden toegelaten tot de aftrekregeling als bedoeld in het eerste lid, 4. Een organisatie die verzoekt om toelating als bedoeld in lid 3 van dit artikel doet, dient: a. een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid te zijn en b. krachtens haar statutaire doelstelling haar werkzaamheden kan uitstrekken tot tenminste een belangrijk gedeelte van het terrein, waarop het Productschap en/of de Commissie een taak te' vervullen hebben en c. te voldoen aan de relevante kwalitatieve representativiteitscriteria, genoemd in de Richtlijnen representativiteit organisaties van de Raad. 46

47 d. tot de werkingssfeer van de Commissie behorende ondernemingen, waarvan het gewogen aantal niet onbetekenend is. te hebben en e. met betrekking tot de behartiging van sociaal-economische belangen van de ondernemingen een positie van enige betekenis in te nemen binnen de groep yan ondernemingen die zij beoogd te organiseren, hetgeen onder meer kan blijken uit de representativiteit binnen die groep, de deelname aan arbeidsvoorwaarden overleg, het verrichten van studies of diensten die ook buiten die groep van belang worden geacht en de deelname aan regelmatig overleg met de overheid en g. haar activiteiten landelijk te ontplooien al dan niet door middel van een federatie met een of meerdere gelijksoortige organisaties. 5. Een onderneming die, al dan niet rechtstreeks, lid is van meerdere organisaties van ondernemingen als bedoeld in dit artikel, kan per Heffmgsjaar slechts één keer een beroep doen op de kortingsregeling als bedoeld in dit artikel. Artikel De ondernemers zijn verplicht aan de secretaris, die optreedt namens het Bestuur, op eerste verzoek gegevens omtrent hun omzet, die van belang zijn voor de vaststelling van de heffing, bedoeld in artikel 2, te verstrekken. 2. Indien de heffingsplichtige ten aanzien van het in het eerste lid bepaalde in gebreke blijft, is de secretaris namens het Bestuur bevoegd op basis van een door hem te schatten omzet een door de heffingsplichtige aan het Productschap verschuldigde heffing vast te stellen. 3. Bij de vaststelling als bedoeld in het tweede lid is de secretaris namens het Bestuur gerechtigd kosten ad 150,-- in rekening te brengen aan de nalatige heffingsplichtige. 4. De secretaris doet namens het Bestuur van zijn voornemen de verschuldigde heffing vast te stellen schriftelijk en gemotiveerd mededeling aan de nalatige heffingsplichtige, alsmede, doch niet binnen een termijn van 14 dagen, mededeling per aangetekend schrijven van de vastgestelde heffing. Artikel Krachtens deze Verordening ter kennis van het Productschap gekomen gegevens voorzover deze kennelijk van vertrouwelijke aard zijn, mogen voorzover bij of krachtens de wet niet anders is bepaald, zonder schriftelijke toestemming van de betrokken belanghebbende: a. slechts worden gebruikt ter vervulling van de taak van het Productschap; b. niet onder vermelding of aanduiding van de persoon en/of onderneming, waarop zij betrekking hebben, worden bekend gemaakt aan derden. Rechtstreekse toegang tot de registratie heeft het personeel van het Productschap, alsmede met de controle op het financiële beheer van het Productschap belaste leden van het personeel van een door het bestuur aangewezen accountantskantoor, dat lid is van een organisatie, welke haar leden aan tuchtrecht onderwerpt, voor zover het kennisnemen van de gegevens voor die controle noodzakelijk is. 47

48 c. in door het bestuur aan te wijzen gevallen, waarin dit naar zijn oordeel in het belang is van de bedriifsgenoten, bekend worden gemaakt aan de Staat, andere publiekrechtelijk organen of naar het oordeel van het bestuur daarmede gelijk te stellen publiekrechtelijke instellingen, indien de verstrekking van deze gegevens voortvloeit uit het doel van de registratie en de persoonlijke levenssfeer van de geregistreerden door de verstrekking van deze gegevens niet onevenredig wordt geschaad. 2. Bekendmaking van gegevens, als bedoeld in het eerste lid, blijft ook achterwege in gevallen, waarin uit de aard der gegevens of uit een of meer andere omstandigheden zou kunnen blijken, op welke persoon en/of onderneming de gegevens betrekking hebben. 3. Het personeel van het secretariaat is met het oog op de Wet op de Persoonsregistratie verplicht tot geheimhouding van de gegevens tegenover een ieder, met uitzondering van de accountants en de leden van vorenbedoeld accountantskantoor en behoudens de eerdergenoemde toestemming van de betrokken belanghebbende. Artikel De ondernemer is verplicht de secretaris en de daartoe aangewezen medewerkers, alsmede het personeel van het in artikel 5 bedoelde accountantskantoor, in staat te stellen de gegevens, als bedoeld in artikel 4, desgewenst te controleren door middel van inzage van boeken en bescheiden van de betrokken onderneming, voor zover de ondernemer de juistheid van de verstrekte gegevens niet heeft doen staven door een door de secretaris namens het Bestuur gevraagde verklaring van een accountant die lid is van een organisatie, die haar leden aan tuchtrecht onderwerpt. 2. De inzage vindt plaats door personen, die daartoe een schriftelijke opdracht van de secretaris optredende namens het Bestuur kunnen overleggen. Deze opdracht vermeldt het doel, waarvoor de inzage plaatsvindt. Artikel 7. Namens het Bestuur is de voorzitter van de Commissie bevoegd om op een daartoe strekkend verzoek een krachtens de Verordening vastgestelde heffing te verminderen, dan wel geheel of gedeeltelijk ontheffing van de verplichting tot betaling der heffing te verlenen, indien hem dit billijk voorkomt. 3 Slotbepalingen Artikel 8. De Verordening wordt afgekondigd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Artikel 9. De Verordening treedt in werking op de dag na publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Is deze dag gelegen na l januari 2003, dan werkt de Verordening terug tot l januari

49 Artikel 10. Deze Verordening kan worden aangehaald als Heffingsverordening Productschap Dranken / Commissie voor frisdranken en waters Den Haag, 13 november 2002 B.A.H, van Zweden voorzitter W. Snijder secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 18 december TOELICHTING Heffingsverordening Productschap Dranken / Commissie voor frisdranken en waters 2003 l. Algemeen Het Productschap Dranken (hierna: het Productschap) is een publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie als bedoeld in de Wet op de bedrijfsorganisatie (hierna: Wbo) ingesteld bij Instellingsbesluit Productschap Dranken (Besluit d.d. 6 mei 2002, Staatsblad 264) <hierna het Instellingsbesluit voor ondernemingen als bedoeld in artikel 3 lid 2 a, b, c en d van het Instellingsbesluit. De inhoud van deze Verordening is materieel nagenoeg gelijk aan de voormalige verordening van het Bedrijfschap Frisdranken en Waters. De voormalige verordening is niet genotificeerd daar zij geen normen of technische voorschriften bevatte. Om die reden is notificatie bij de Europese Unie thans evenmin noodzakelijk. Met deze Verordening wordt de Heffing van het Productschap ten behoeve van de Commissie voor frisdranken en waters (hierna: de Commissie) vastgesteld. De Commissie is een commissie ex artikel 88a van de Wbo van het Productschap ingesteld op grond van artikel 5 lid l a van het Instellingsbesluit, welke Commissie is ingesteld voor aangelegenheden m de frisdranken en waterssector met inbegrip van de drankengroothandel in frisdranken, waters, siropen en bier. Het Bestuur van het Productschap Dranken (hierna: het Bestuur) is samengesteld uit benoemde personen van organisaties van werkgevers en werknemers in de drankensector. Het gaat hier om de organisaties genoemd in bijlage B bij het Instellingsbesluit. De leden van de Commissie worden benoemd door de ondernemers verenigd in de Vereniging Nederlandse Frisdranken Industrie, Associatie Watercoolers Nederland, Nederlandse Vereniging van Siropenfabrikanten en de Vereniging van de Nederlandse Groothandel in Dranken en Horecabenodigdheden, gevestigd te Rotterdam en de werknemers, verenigd in FNV Bondgenoten, Dienstenbond CNV, CNV Bedrijvenbond en de Unie. De Heffing wordt opgelegd aan ondernemingen als bedoeld in artikel 3 lid 2 onder a van het Instellingsbesluit. 49

50 S 2. Doelstellingen die worden nagestreefd en de te verwachten (neven)effecten van de verordening De werkzaamheden en/of de projecten van het Productschap in het algemeen en van de Commissie voor frisdranken en waters in het bijzonder (hierna: de werkzaamheden), worden betaald uit de opbrengst van de jaarlijks aan de ondernemingen als bedoeld in artikel 3 lid 2 onder a van het Instellingsbesluit op te leggen Heffingen. De werkzaamheden worden onderstaand onder 3 ("Werkzaamheden") nader omschreven. De werkzaamheden van het Productschap worden mede uit deze opbrengst betaald. 3. Werkzaamheden De werkzaamheden dienen ter ondersteuning van de frisdranken- en waterssector. Het gaat hier met nadruk niet om commerciële ondersteuning van individuele ondernemingen, maar om een bijdrage te leveren aan de versterking van de structuur van de sector en de innovatie van de branche. Getracht wordt deze doelstelling door middel van collectieve belangenbehartiging in de breedste zin des woords te realiseren. Hiertoe worden door zowel intern als extern werkzaamheden verricht zoals: a. het signaleren van ontwikkelingen en aanstaande wetgeving, b. overleg over veelvoorkomende onderwerpen als milieu- en kwaliteitsaangelegenheden, scholing en AKBO-zorg. ad a. intern: signaleren van nieuwe wet- of regelgeving, onderzoek naar de behoefte van nieuwe of aanvullende wet- of regelgeving, verbetering van de sociaal-economische omstandigheden van de branche als geheel en de werkgevers en werknemers die daarin werkzaam zijn, onderzoek naar de behoefte aan onderwijs en het gewenste niveau hiervan en het entameren van passende maatregelen hieromtrent, overleg over onderwerpen als bijvoorbeeld arbeidsomstandigheden, vakbeurzen en veiligheid op de werkplek; ad b. extern: overleg met overheid op het gebied van wetgeving en gemeentelijke bepalingen, onderwij sinstanties, milieu. De werkzaamheden zijn branchebreed voorzover de betrokken ondernemingen vallen onder de werkingssfeer van de Commissie, soms initiërend, soms vraaggestuurd en complementair op de activiteiten van de private organisaties van werknemers en werkgevers in de branche. S 4 Nadere motivering van publieke regelgeving i.c. de Verordening Zonder een collectieve Heffing waaraan alle ondernemingen uit de branche een bijdrage leveren, dit ter voorkoming van het z.g. free-riders gedrag, zouden de werkzaamheden, gelet op de kleinschaligheid van de ondernemingen als bedoeld in artikel 3 lid 2 onder a, niet op een zinvolle wijze gerealiseerd kunnen worden. Een publiekrechtelijke Heffing is derhalve naar de mening van het Bestuur het aangewezen instrument. 50

51 5. De afweging van de private alternatieven De private organisaties van werkgevers en werknemers zullen hun activiteiten logischerwijs vooral richten op en bestemmen voor de aangesloten leden. De werkzaamheden van het Productschap daarentegen dienen algemene en maatschappelijke belangen en zullen om die reden slechts waarde kunnen hebben wanneer zij ten behoeve van alle bij de branchebetrokkenen worden uitgevoerd en derhalve collectief gefinancierd worden. Bij de beoordeling van de vraag of werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd, wordt bovendien de vraag gesteld of er sprake is van een complementaire activiteit en vanzelfsprekend of de werkzaamheid en de activiteit voorziet in een duidelijke branchebehoefte. 6. De structuur van de Heffing en de onderbouwing van de gekozen structuur De Heffing wordt opgelegd per onderneming als bedoeld in artikel 3 lid 2 onder a van het Instellingsbesluit. Er is gekozen voor een vaste basisheffing en een variabele heffing die gerelateerd is aan de omvang van de omzet. Gelet op de hoogte van de Heffing, het brede draagvlak binnen de branche en de aard van de door de Heffing gefinancierde werkzaamheden en projecten, meent het bestuur dat de Heffing voldoet aan de eisen van proportionaliteit en doelmatigheid. 7 De verhouding tot andere wetgeving en tot bestaande en komende internationale en communautaire regelingen De heffing drukt gelijkelijk op het nationale product en het geïmporteerde product. In die zin is geen sprake van een invoerheffing in de zin van artikel 23/25 van het EG-Verdrag. noch van een binnenlandse heffing welke qua resultaat discriminatoir uitpakt jegens het buitenlandse product in de zin van artikel 90 EG-verdrag. De werkzaamheden van het schap zijn niet selectief gericht. Zij worden ten behoeve van alle ondernemingen in de branche verricht. Naar het oordeel van het bestuur vallen de werkzaamheden niet onder het begrip steun als bedoeld in artikel 87 van het EG-verdrag. Zo dit toch het geval mocht zijn, dan zal de steun nooit méér bedragen dan ,- over drie jaar. Melding kan op grond van de de-minimis-regel achterwege blijven. $ 8 geschatte opbrengst De geschatte opbrengst van de Heffing zal bedragen: Basisheffing: aantal heffingsplichtigen 225 x 100, ,- Variabele heffing: ,- -/- korting ex artikel 2 lid ,

52 Artikelsgewijs artikel l hi dit artikel zijn de definities van alle gehanteerde begrippen opgenomen. Deze definities komen nagenoeg overeen met die welke in de vorige verordening werden gehanteerd. Thans evenwel is ter vermijding van afbakeningsdiscussies voor de productdefinities aangesloten bij de Gecombineerde Nomenclatuur van de Europese Unie, die weer is gebaseerd op het wereldwijd gehanteerde Geharmoniseerd Systeem. artikel 2 Dit artikel bepaalt dat bij de heffingsplichtige onderneming een Heffing wordt geheven voor iedere onderneming die valt onder de definitie van artikel 3 lid 2 sub a Instellingsbesluit. De opbrengst van de Heffing wordt geraamd op ,-bruto,-/-aftrek op basis van de z.g. Schilthuiskorting , derhalve op netto ,-. artikel 3 Artikel 126 lid 6 van de Wet op de bedrijfsorganisatie biedt de mogelijkheid om aan heffingsplichtigen die lid zijn van een erkende organisatie van ondernemers en die aan deze organisatie in het jaar 2002 volledige contributie hebbers betaald, een aftrek op de Heffing toe te staan, (de z.g. Schilthuiskorting). Ook dit jaar heeft het bestuur besloten deze aftrek toe te staan. artikel 5 De verplichtingen inzake geheimhouding zijn gelijk aan die welke in de ontwerp-verordening registratie, verstrekking van gegevens en inzage van boeken en bescheiden Productschap Dranken / frisdranken en waters 2003 zijn opgenomen. artikel 7 Van de Heffing kunnen heffingsplichtige ondernemingen op verzoek geheel of gedeeltelijk worden vrijgesteld. Ter invulling van het vrijstellingsbeleid stelt het bestuur van het Productschap in zijn vergadering van 13 november 2002 de notitie "Kwijtscheldingsbeleid heffingen sector frisdranken en waters Productschap Dranken" vast. 52

53 Artikel 9 Ingeval publicatie van deze Verordening plaatsvindt na 31 december 2002 en de inwerkingtreding is bepaald op de dag na deze publicatie kunnen heffingsplichtigen een pro rata heffingsaanslag verlangen, als gevolg waarvan in het begrotingsjaar de begrote inkomsten niet met de begrote uitgaven in overeenstemming zouden zijn. Gekozen is voor de inwerkingtreding van de Verordening met terugwerkende kracht tot l januari Den Haag, 13 november 2002 B.A.H, van Zweden voorzitter W. Snijder secretaris PD 4 Heffingsverordening Productschap Dranken / Commissie voor gedistilleerd 2003 Verordening d.d. 13 november 2002 van het Productschap Dranken, houdende regels terzake van de aan de onder het Productschap Dranken op grond van artikel 3 lid 2 onder c van het Instellingsbesluit Productschap Dranken ressorterende ondernemingen op te leggen heffing voor het jaar 2003; Heffingsverordening Productschap Dranken/Commissie voor gedistilleerd 2003 Het Bestuur van het Productschap Dranken, gelet op: artikel 126 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie (hierna: Wbo) en artikel 12 en artikel 14 van de Instellingsbesluit Productschap Dranken; gezien: het advies van de Commissie ex artikel 5 lid l onder c van het Instellingsbesluit Productschap Dranken; besluit vast te stellen de navolgende verordening. Artikel 1. l Begripsbepalingen hi deze verordening wordt verstaan onder: l. grondstoffen: De in Verordening (EEG) nr. 1576/89 van de Raad van 29 mei 1989 tot vaststelling van de algemene voorschriften betreffende de definitie, de aanduiding en de aanbiedingsvorm van gedistilleerde dranken gedefinieerde ethylalcohol uit landbouwproducten en distillaat uit landbouwproducten (Publikatieblad L 160,12 juni 1989); 53

54 2. gedistilleerde dranken: zijnde een alcoholhoudende vloeistof: 1. bestemd voor menselijke consumptie; 2. met bijzondere organoleptische kenmerken en, uitgezonderd de producten als vermeld in Bijlage III van Verordening (EEG) 1576/89 van de Raad van 29 mei 1989 met een minimum-alcoholgehalte van 14 procent vol, een minimumalcoholgehalte van 15 procent vol bevattend; en 3. verkregen: hetzij rechtstreeks door distillatie van natuurlijke gegiste producten, al dan niet in aanwezigheid van aroma's en/of door aftrekking van plantaardige stoffen en/of door toevoeging van aroma's, suikers of andere zoetstoffen, en/of van andere landbouwproducten, aan ethylalcohol uit landbouwproducten, en/of aan distillaat uit landbouwproducten en/of aan eau-de-vie zoals gedefinieerd in de EGverordening van 29 mei 1989; hetzij door vermenging van een gedistilleerde drank met: 1. een of meer andere gedistilleerde dranken; 2. ethylalcohol of distillaat uit landbouwproducten of eau-de-vie zoals gedefinieerd in de EG-verordening van 29 mei 1989; 3. een of meer alcoholische dranken; 4. een of meer dranken; hetzij door vermenging van ethylalcohol uit landbouwproducten met water; 4. waarvoor in geval van ge- of verbruik hier te lande alcoholaccijns verschuldigd is. 3. zwak gedistilleerde dranken: alcoholhoudend product met een alcoholgehalte van minder dan 15 procent vol, behorend tot GN-code 2208 van de Verordening (EEG) nr. 2658/87 van 23 juli 1987, waarvoor in geval van ge- of verbruik hier te lande alcoholaccijns verschuldigd is; 4. alcoholgehalte: het gehalte aan zuivere ethylalcohol bij een temperatuur van 20 graden C, uitgedrukt in volumeprocenten; 5. bereiden: iedere bewerking - met uitzondering van bottelen - waardoor uit grondstoffen een gedistilleerde en/of zwak gedistilleerde drank vervaardigd wordt of de samenstelling daarvan wijzigt; 6. bottelen: het afvullen van verpakkingen welke bestemd zijn om aan de consument af te leveren met een gedistilleerde en/of zwak gedistilleerde drank; 7. ondernemer: een natuurlijke of rechtspersoon, die een onderneming als bedoeld in deze Verordening drijft; 8. onderneming: een onderneming als bedoeld in artikel 3 lid 2 sub c en d van het Instellingsbesluit; 8. productschap: het Productschap Dranken; 9. bestuur: het bestuur van het Productschap Dranken; 10. secretaris: de door het Bestuur aangestelde secretaris van de Commissie; 11. commissie: een orgaan als bedoeld in artikel 88a van de Wet op de bedrijfsorganisatie, hier: de Commissie voor Gedistilleerd ex artikel 5 lid l c van het Instellingsbesluit Productschap Dranken. Artikel 2. 2 Heffingen l. Aan degenen die een onderneming drijven waarin uit grondstoffen gedistilleerde en/of zwak gedistilleerde dranken worden bereid die beschikbaar komen voor ge- of verbruik in Nederland, wordt een heffing opgelegd, welke bedraagt 4,24 per hectoliter ingeslagen grondstof, omgerekend tot een sterkte van 100% vol. 54

55 2. Aan degenen die een onderneming drijven waarin gedistilleerde dranken en/of zwak gedistilleerde dranken voor de eerste maal beschikbaar komen voor ge- of verbruik in Nederland, en bij wie deze producten niet reeds aan heffing onderhevig zijn krachtens lid l, wordt een heffing opgelegd, welke bedraagt 4,24 per hectoliter in het verkeer gebrachte gedistilleerde dranken en/of zwak gedistilleerde dranken, omgerekend tot een sterkte van 100% vol. 3. De in het eerste lid bedoelde heffing is eveneens verschuldigd door degenen die een onderneming drijven waarin gedistilleerde en/of zwak gedistilleerde dranken worden bereid anders dan uit de grondstoffen en wel berekend per hl 100% van de op deze wijze verkregen gedistilleerde en/of zwak gedistilleerde dranken. Artikel Van ondernemers als bedoeld in deze Verordening wordt een jaarbijdrage geheven. 2. De jaarbijdrage bedraagt: a. voor degenen die een onderneming drijven waarin grondstoffen worden bereid: - 567,23 bij een totale hoeveelheid vanaf 5 hectoliter omgerekend tot een sterkte van 100% vol op jaarbasis: - geen heffing is verschuldigd indien de totale hoeveelheid bereide grondstoffen omgerekend tot een sterkte van 100% vol op jaarbasis wordt aangewend ter bereiding van gedistilleerde en/of zwak gedistilleerde dranken door de onderneming zelf. Indien de totale hoeveelheid grondstoffen aan derden geleverd minder dan 5 hectoliter bedraagt, wordt deze geacht te zijn bereid in voornoemde zin; b. voor degenen die een onderneming drijven waarin gedistilleerde dranken en/of zwak gedistilleerde dranken worden bereid: - 22,69 bij een totale hoeveelheid van minder dan 5 hectoliter omgerekend tot een sterkte van 100% vol op jaarbasis ,45 bij een totale hoeveelheid vanaf 5 hectoliter omgerekend tot een sterkte van 100% vol op jaarbasis: c. voor degenen die een onderneming drijven waarin gedistilleerde en/of zwak gedistilleerde dranken voor de eerste keer in het verkeer in Nederland worden gebracht: - 22,69 bij een totale hoeveelheid van minder dan 5 hectoliter omgerekend tot een sterkte van 100% op jaarbasis; - 90,76 bij een totale hoeveelheid vanaf 5 hectoliter omgerekend tot een sterkte van 100% op jaarbasis; d. voor degenen die zijn ingeschreven als groothandelaar in gedistilleerde dranken: 22,69; e. voor degenen die een onderneming drijven waarin de detailhandel in gedistilleerde dranken als bedoeld in artikel 3 lid 2 onder d van het Instellingsbesluit wordt uitgeoefend: 3,40 voor iedere afzonderlijke vestiging als detailhandel; f. voor degenen die een onderneming drijven waar voor rekening van een ander gebotteld wordt: 22,69. 55

56 3. De Jaarbijdrage als bedoeld onder d. is niet verschuldigd door degenen die de groothandel in gedistilleerd uitoefenen, indien en voorzover door de Commissie voor frisdranken en waters aan de Commissie voor gedistilleerd jaarlijks een door het Bestuur in overleg met de Commissies vast te stellen bedrag wordt voldaan, hetwelk geacht wordt de gezamenlijke Jaarbijdrage van de bedoelde ondernemingen te vervangen. 4. De jaarbijdrage als bedoeld onder e. is niet verschuldigd door degenen die een onderneming drijven waarin de detailhandel in gedistilleerde dranken wordt uitgeoefend, indien en voor zover door de Commissie voor slijters aan de Commissie voor gedistilleerd jaarlijks een door het Bestuur in overleg met de Commissies vast te stellen bedrag, hetwelk geacht kan worden de gezamenlijke jaarbijdrage van bedoelde onderneming te vervangen, wordt voldaan. Artikel De oplegging van de in artikel 2 genoemde heffing geschiedt door de secretaris namens het Bestuur door toezending of uitreiking van een heffingsaanslag. 2. Degenen die een onderneming drijven waarin gemiddeld per maand 500 hectoliter of meer gedistilleerde dranken en/of zwak gedistilleerde dranken, omgerekend tot een sterkte van 100% vol, b. uit grondstoffen worden bereid, in de zin van artikel 2 leden l en 3, danwei, c. voor de eerste maal vanuit een lidstaat of een derde land in het verkeer in Nederland worden gebracht in de zin van artikel 2 lid 2, ontvangen een heffingsaanslag per maand. 3. Degenen die een onderneming drijven waarin gemiddeld minder dan 500 hectoliter per maand gedistilleerde dranken en/of zwak gedistilleerde dranken, omgerekend tot een sterkte van 100% vol, b. uit grondstoffen worden bereid, in de zin van artikel 2 leden l en 3, danwei, c. voor de eerste maal vanuit een lidstaat of een derde land in het verkeer in Nederland worden gebracht in de zin van artikel 2 lid 2, ontvangen een heffingsaanslag per kwartaal. 4. Degenen die een onderneming drijven waarin per jaar gemiddeld minder dan 5 hectoliter gedistilleerde dranken en/of zwak gedistilleerde dranken, omgerekend tot een sterkte van 100% vol, b. uit grondstoffen worden bereid, in de zin van artikel 2 leden l en 3, danwei, c. voor de eerste maal vanuit een lidstaat of een derde land in het verkeer in Nederland worden gebracht in de zin van artikel 2 lid 2, ontvangen een heffingsaanslag per jaar. 5. De bepaling van de gemiddelde hoeveelheid als bedoeld in de leden 2 t/m 4 van dit artikel, geschiedt op basis van de hoeveelheid bereide en voor de eerste maal in het verkeer gebrachte dranken in het jaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarin de periodieke heffingsaanslag wordt opgelegd. 6. De betaling op bovengenoemde heffingsaanslagen moet geschieden binnen één maand na dagtekening van deze heffingsaanslag. 7. Ingeval de opgave van een onderneming waarmede de heffingsaanslag als bedoeld in lid l wordt vastgesteld ontbreekt, kan de secretaris namens het Bestuur ambtshalve de heffing over dat tijdvak opleggen. 56

57 8. De secretaris is namens het Bestuur gerechtigd kosten ad 45,- in rekening te brengen ingeval de opgave ten behoeve van de heffing niet tijdig wordt verstrekt. Een opgave wordt geacht niet tijdig ontvangen te zijn indien twee maanden verstreken zijn na de maand respectievelijk het kwartaal respectievelijk het jaar waarover de heffing verschuldigd is. Artikel Ondernemers als bedoeld in deze Verordening zijn gehouden vóór het einde van de eerste maand van iedere heffmgsperiode als vermeld in artikel 4, aan de secretaris opgave te doen van de hoeveelheid gedistilleerde en/of zwak gedistilleerde dranken die is bereid in de zin van artikel 2 leden l en 3, in de voorafgaande maand respectievelijk kwartaal respectievelijk jaar. 2. Ondernemers als bedoeld in deze Verordening zijn gehouden vóór het einde van de eerste maand van iedere heffingsperiode als vermeld in artikel 4 aan de secretaris opgave te doen van de hoeveelheid gedistilleerde en/of zwak gedistilleerde dranken die in de voorafgaande maand respectievelijk kwartaal, respectievelijk jaar, voor de eerste maal in het verkeer in Nederland werden gebracht in de zin van artikel 2 lid 2. Artikel Op aanwijzing van de secretaris kan een medewerker van de Commissie of een accountantskantoor dat lid is van een organisatie die haar leden aan tuchtrechtspraak onderwerpt, bij een onderneming ten behoeve van de juiste vaststelling van de heffing onderzoek verrichten naar de hoeveelheid verwerkte en/of ingevoerde alcohol alsmede de hoeveelheid verwerkte en/of ingevoerde gedistilleerde dranken. 2. Het onderzoek als genoemd in lid l zal slechts verricht kunnen worden indien de onderneming, na hiertoe schriftelijk te zijn aangemaand, in gebreke blijft de in lid l bedoelde gegevens te verstrekken aan de Commissie. 3. De kosten zullen worden gedragen door de onderneming waar de medewerker of het accountantskantoor het onderzoek als bedoeld in het eerste lid verricht. 4. De onderneming is verplicht alle medewerking te verlenen die noodzakelijk is voor het verrichten van dit onderzoek. 5. Overtreding van het voorschrift gesteld in lid 4 wordt aangewezen als een strafbaar feit. Artikel 7. l. De krachtens deze verordening ter beschikking van het Productschap komende gegevens mogen uitsluitend worden gebruikt voor de uitvoering van deze Verordening. Tot deze gegevens hebben alleen toegang de secretaris en de door hem aangewezen medewerkers, alsmede de leden van het personeel van de controlerende accountant, voorzover deze lid is van een organisatie, die haar leden aan tuchtrecht onderwerpt. 57

58 2. De secretaris en zijn medewerkers zijn verplicht tot geheimhouding van de gegevens tegenover een ieder, met uitzondering van de leden van het personeel van vorenbedoeld accountantskantoor, voor zover deze zich bezighouden met de controle. Artikel 8. 3 Slotbepalingen 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van l januari De Verordening Grondstoffenheffing en Jaarbijdragen Productschap voor Gedistilleerde Dranken laatstelijk gewijzigd op 7 juni 2001 en de Verordening Heffingsinformatie wordt ingetrokken. 3. Deze verordening wordt aangehaald als Heffingsverordening Productschap Dranken/ Commissie voor gedistilleerd Den Haag, 13 november 2002 B.A.H, van Zweden voorzitter W. Snijder secretaris Gedeeltelijk goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 18 december 2002, met uitzondering van het bepaalde in artikel 6, vijfde lid. TOELICHTING Heffingsverordening Productschap Dranken/ Commissie voor Gedistilleerd 2003 l Algemeen Het Productschap Dranken (hierna: het Productschap) is een publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie als bedoeld in de Wet op de Bedrijfsorganisatie (hierna: Wbo) ingesteld bij Instellingsbesluit Productschap Dranken (Besluit d.d. 6 mei 2002, Staatsblad 264) hierna het histellingsbesluit, voor ondernemingen als bedoeld in artikel 3 lid 2 onder a, b,c en d van het histellingsbesluit. Met deze Verordening wordt de Heffing van het Productschap ten behoeve van de Commissie voor gedistilleerd (hierna: de Commissie) vastgesteld. De Commissie is een Commissie ex artikel 88a van de Wbo van het Productschap ingesteld op grond van artikel 5 lid l onder c van het histellingsbesluit, welke Commissie is ingesteld voor aangelegenheden in de gedistilleerdsector. Het Bestuur van het Productschap Dranken (hierna: het Bestuur) is samengesteld uit benoemde personen van organisaties van werkgevers en werknemers in de drankensector, welke organisaties zijn genoemd in Bijlage B van het histellingsbesluit. 58

59 De leden van de Commissie worden benoemd door de ondernemers verenigd in de Vereniging VNO-NCW, de Vereniging van Nederlandse Importeurs en Producenten van Gedistilleerde Dranken, de Vereniging van Agenten, Commissionairs, Makelaars en taxateurs in Wijn en Gedistilleerd,, de Vereniging van Nederlandse Groothandelaren in Gedistilleerd en Likeuren, de Vereniging van de Nederlandse Groothandel in Dranken en Horecabenodigdheden, de Slijtersunie en de werknemers, verenigd in FNV Bondgenoten, Dienstenbond CNV en CNV Bedrijvenbond. De Heffing wordt opgelegd aan ondernemingen als bedoeld in artikel 3 lid 2 onder c van het Instellingsbesluit. 2. Doelstellingen die worden nagestreefd en de te verwachten (neven)effecten van de verordening De werkzaamheden en/of projecten van het Productschap in het algemeen en van de Commissie voor gedistilleerd in het bijzonder (hierna: de werkzaamheden), worden betaald uit de opbrengst van de jaarlijks aan de ondernemingen als bedoeld in artikel 3 lid 2 onder c van het Instellingsbesluit op te leggen Heffingen. Dé werkzaamheden worden onderstaand in 3 nader omschreven. De werkzaamheden van het Productschap worden mede uit deze opbrengst betaald. 3. Werkzaamheden De werkzaamheden dienen ter ondersteuning van de gedistilleerdsector. Het gaat hier met nadruk niet om commerciële ondersteuning van individuele ondernemingen, maar om een bijdrage te leveren aan de versterking van de structuur van de sector en de innovatie van de branche. Getracht wordt deze doelstelling door middel van collectieve belangenbehartiging in de breedste zin des woords te realiseren. Hiertoe worden zowel intern als extern werkzaamheden verricht zoals: a. het signaleren van ontwikkelingen en aanstaande wetgeving, b. overleg over veelvoorkomende onderwerpen als milieu- en kwaliteitsaangelegenheden, scholing en ARBO-zorg. ad a. intern: signaleren van nieuwe wet- of regelgeving, onderzoek naar de behoefte van nieuwe of aanvullende wet- of regelgeving, verbetering van de sociaal-economische omstandigheden van de branche als geheel en de werkgevers en werknemers die daarin werkzaam zijn, onderzoek naar de behoefte aan onderwijs en het gewenste niveau hiervan en het entameren van passende maatregelen hieromtrent, overleg over onderwerpen als bijvoorbeeld arbeidsomstandigheden, vakbeurzen en veiligheid op de werkplek; ad b. extern: overleg met overheid op het gebied van wetgeving en gemeentelijke bepalingen, ondenvijsinstanties, milieu. De werkzaamheden zijn branchebreed voorzover de betrokken ondernemingen vallen onder de werkingssfeer van de Commissie, soms initiërend, soms vraaggestuurd en complementair op de activiteiten van de private organisaties van werknemers en werkgevers in de branche. 59

60 4 Nadere motivering van publieke regelgeving i.c. de Verordening Zonder een collectieve Heffing waaraan alle ondernemingen uit de branche een bijdrage leveren, dit ter voorkoming van het z.g. free-riders gedrag, zouden de werkzaamheden, gelet op de kleinschaligheid van de ondernemingen als bedoeld in artikel 3 lid 2 onder c, niet op een zinvolle wijze gerealiseerd kunnen worden. Een publiekrechtelijke Heffing is derhalve naar de mening van het Bestuur het aangewezen instrument. 5. De afweging van de private alternatieven De private organisaties van werkgevers en werknemers zullen hun activiteiten logischerwijs vooral richten op en bestemmen voor de aangesloten leden. De werkzaamheden van het productschap daarentegen dienen algemene en maatschappelijke belangen en zullen om die reden slechts waarde kunnen hebben wanneer zij ten behoeve van alle bij de branchebetrokkenen worden uitgevoerd en derhalve collectief gefinancierd worden. Bij de beoordeling van de vraag of werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd, wordt bovendien de vraag gesteld of er sprake is van een complementaire activiteit en vanzelfsprekend of de werkzaamheid en de activiteit voorziet in een duidelijke branchebehoefte. 6. De structuur van de Heffing en de onderbouwing van de gekozen structuur De Heffing wordt opgelegd per onderneming als bedoeld in artikel 3 lid 2 onder c van het histellingsbesluit. Er is gekozen voor een vast heffingsbedrag per hectoliter voor het in Nederland bereid dan wel afgezet gedistilleerd. De gekozen grondslag is verenigbaar met het Europese recht aangezien geen onderscheid gemaakt wordt tussen de in Nederland bereide danwei geïmporteerde dranken. Daarnaast wordt eenjaarbijdrage opgelegd. Gelet op de hoogte van de Heffing, het brede draagvlak binnen de branche en de aard van de door de Heffing gefinancierde werkzaamheden en projecten, meent het bestuur dat de Heffing voldoet aan de eisen van proportionaliteit en doelmatigheid. 7 De verhouding tot andere wetgeving en tot bestaande en komende internationale en communautaire regelingen De werkzaamheden zijn niet selectief gericht. Zij worden ten behoeve van alle ondernemingen in de branche verricht. Naar het oordeel van het bestuur vallen de werkzaamheden niet onder het begrip steun als bedoeld in artikel 87 van het EG-verdrag. Zo dit toch het geval mocht zijn, dan zal de steun nooit méér bedragen dan ,- over driejaar. Melding kan op grond van de de-minimis-regel achterwege blijven. 60

61 8 Geschatte opbrengst De geschatte opbrengst van de Heffing zal bedragen: Jaarbijdrage: Heffing: ,- TOTAAL ,- artikel l Artikelsgewijs In dit artikel zijn de definities van alle gehanteerde begrippen opgenomen. Deze definities komen nagenoeg overeen met die welke in de vorige verordening werden gehanteerd. artikel 2 Dit artikel bepaalt dat bij de heffingsplichtige onderneming een Heffing wordt geheven voor iedere onderneming die valt onder de definitie van artikel 3 lid 2 sub c van het histellingsbesluit. De opbrengst van de Heffing wordt geraamd op l ,-. Den Haag, 13 november 2002 B.A.H, van Zweden voorzitter W. Snijder secretaris PD 5, Heffingsverordening Productschap Dranken / Commissie voor slijters 2003 Verordening d.d. 13 november 2002 van het Productschap Dranken houdende regels terzake van de aan de onder het Productschap Dranken op grond van artikel 3 lid 2 onder d van het Instellingsbesluit Productschap Dranken ressorterende ondernemingen op te leggen heffing voor het jaar 2003; Heffingsverordening Productschap Dranken / Commissie voor slijters Het Bestuur van het Productschap Dranken; gelet op: artikel 126 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie; artikelen 12 en 14 van het histellingsbesluit Productschap Dranken; gezien: het advies van de Commissie ex artikel 5 lid l onder d van het Instellingsbesluit Productschap Dranken; besluit: vast te stellen de navolgende Verordening. 61

62 l Begripsbepalingen Artikel 1. In deze Verordening wordt verstaan onder: a. de Wet: de Wet op de bedrijfsorganisatie; b. de Raad: de Sociaal-Economische Raad; c. het Productschap: het Productschap Dranken; d. het Bestuur: het bestuur van het Productschap Dranken; e. de Voorzitter: de voorzitter van het Productschap; f. het histellingsbesluit: het Instellingsbesluit Productschap Dranken (Besluit d.d. 6 mei 2002, Staatsblad 264); g. de Commissie: een orgaan als bedoeld in artikel 88a van de Wet, hier: de Commissie voor slijters ex artikel 5 lid l d van het histellingsbesluit (hierna: de Commissie voor slijters); h. de Commisievoorzitter: de voorzitter van de Commissie; i. de Commissiesecretaris: de secretaris van de Commissie; j. de Verordening: de Heffingsverordening 2003 Productschap Dranken / Commissie voor slijters; k. een onderneming: de natuurlijke- of rechtspersoon die een onderneming drijft als bedoeld in artikel 3 lid 2 onder d van het Instellingsbesluit; l. de ondernemer: de natuurlijke- of rechtspersoon die een onderneming drijft, danwei degenen die gezamenlijk een onderneming drijven; m. k. en l. zowel gezamenlijk en als ieder afzonderlijk ook aan te duiden als "de onderneming" of "de ondernemingen"; n. de verkoopplaats: elke voor het publiek toegankelijke plaats waar een onderneming wordt uitgeoefend; o. de Heffing: de door het bestuur per verkoopplaats van de onderneming vastgestelde Heffing als bedoeld in artikel 5 van de Verordening; p. de slijter: de onderneming die op eigen vergunning en zelfstandige inschrijving in de registers van de Kamer van Koophandel voor eigen rekening en risico een onderneming drijft, daaronder begrepen de z.g. franchise-ondememers en/of deelnemers in z.g. vrijwillig filiaalbedrijven of andere vormen van commerciële samenwerking binnen één naam of één formule. Artikel 2. 2 Heffingen, toepassingsgebied, wijze van betaling 1. Aan de ondernemingen wordt voor iedere verkoopplaats voor het jaar 2003 een Heffing opgelegd van Euro 96, De onderneming is verplicht de heffing binnen dertig dagen na dagtekening van de Heffingsnota te voldoen. 3. Indien de onderneming na het verstrijken van de in het tweede lid van dit artikel genoemde termijn de Heffing, niet of niet volledig heeft voldaan, wordt hem een herinnering gezonden, met aanzegging dat het Productschap aanspraak wenst te maken op de wettelijke rente te rekenen over het openstaande bedrag, aanvangende veertien dagen na dagtekening van de aanmaning. 62

63 4. Indien de onderneming binnen veertien dagen na in het derde lid van dit artikel genoemde herinnering, de Heffing niet of niet volledig heeft voldaan, wordt hem een schriftelijke aanmaning gezonden om alsnog binnen tien dagen te voldoen. Aan de onderneming worden alsdan tevens de vanwege de aanmaning gemaakte administratiekosten in rekening gebracht. 5. Indien de onderneming weigerachtig blijft binnen tien dagen te voldoen aan het gestelde in de aanmaning als bedoeld in het vierde lid van dit artikel, gaat het Productschap over tot incasso van het openstaande bedrag van de Heffing verhoogd met de administratiekosten en de wettelijke rente, alsmede van alle binnen- en buitengerechtelijke kosten door het Productschap voor de incasso gemaakte en nog te maken kosten, zulks tot aan het moment van volledige voldoening. 6. Een door de onderneming tegen de opgelegde Heffing aangetekend bezwaar of beroep heeft ten aanzien van het voldoen van de Heffing geen schorsende werking. Artikel Aan een onderneming, die al dan niet direct lid is van een organisatie van ondernemingen die één of meer leden in het bestuur van het Productschap heeft benoemd en die voorts over het jaar 2002 de volledige contributie aan deze organisaties heeft betaald, wordt een aftrek van 25% toegestaan op het door hem krachtens deze verordening verschuldigde, tenzij deze aftrek in een bedrag uitgedrukt méér zou bedragen dan de helft der aan de organisatie door de onderneming verschuldigde contributie, in welk geval slechts een bedrag, gelijk aan de helft der aan de organisatie betaalde contributie, in mindering komt op dat bedrag der Heffing. De aftrek wordt slechts verleend indien uit de door bovenbedoelde organisaties verstrekte opgave blijkt dat de contributie over het jaar 2002 volledig is betaald. 2. Onder een direct lid wordt in dit verband verstaan een lid dat volledig contributie betaalt en volledig en zonder enige beperking vanwege groepsverband of dergelijke, ten opzichte van andere of groepen van anderen een zelfstandig volwaardig stemrecht kan uitoefenen. Onder direct lid wordt niet verstaan de aangeslotene van een koepelorganisatie van welke aard dan ook. 3. Andere ondernemersorganisaties kunnen ten behoeve van hun leden een verzoek bij het bestuur indienen om eveneens te worden toegelaten tot de aftrekregeling als bedoeld in het eerste lid. 4. Een organisatie die verzoekt om toelating als bedoeld in lid 3 van dit artikel doet, dient: a. een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid te zijn en b. krachtens haar statutaire doelstelling haar werkzaamheden kan uitstrekken tot tenminste een belangrijk gedeelte van het terrein, waarop het Productschap en/of de Commissie een taak te' vervullen hebben en c. te voldoen aan de relevante kwalitatieve representativiteitscriteria, genoemd in de Richtlijnen representativiteit organisaties van de Raad. 63

64 d. tot de werkingssfeer van de Commissie behorende ondernemingen, waarvan het gewogen aantal niet onbetekenend is, te hebben en e. met betrekking tot de behartiging van sociaal-economische belangen van de ondernemingen een positie van enige betekenis in te nemen binnen de groep van ondernemingen die zij beoogd te organiseren, hetgeen onder meer kan blijken uit de representativiteit binnen die groep, de deelname aan arbeidsvoorwaarden overleg, het verrichten van studies of diensten die ook buiten die groep van belang worden geacht en de deelname aan regelmatig overleg met de overheid en g, haar activiteiten landelijk te ontplooien al dan niet door middel van een federatie met een of meerdere gelijksoortige organisaties. 5. Een onderneming die, al dan niet rechtstreeks, lid is van meerdere organisaties van ondernemingen als bedoeld in dit artikel, kan per Heffingsjaar slechts één keer een beroep doen op de kortingsregeling als bedoeld in dit artikel. artikel 4. 3 Verzoeken om vrijstelling l. Van de betaling van de Heffing, in de Verordening bedoeld, kunnen, binnen de vier weken na de inwerkingtreding van de Verordening, uitsluitend op verzoek van de betrokken Heffingsplichtige onderneming, door de Commissievoorzitter namens het Bestuur, geheel of gedeeltelijk worden vrijgesteld die onderneming of groepen van ondernemingen die objectief aantoonbaar: 1. over het jaar 2002 in de uitoefening van de detailhandel niet meer dan 1000 liter sterk alcoholische dranken met een gemiddelde consumptiesterkte van 35% hebben verkocht, of 2. kwijtschelding resp. vermindering verkrijgen conform de hiervoor geldende regeling van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel voor het jaar Het verzoek dient rechtsgeldig te zijn ondertekend en voorzien te zijn van de naam en het adres van de verzoeker. Voorts bevat het verzoek de dagtekening, de gronden en de motivatie te bevatten die aanleiding zijn voor het indienen van het verzoek. Het verzoek dient per aangetekend schrijven te worden gericht aan de Commissievoorzitter. Op het verzoek zal door de Commissievoorzitter, namens het Bestuur, binnen zes weken na ontvangst worden beslist. Deze termijn kan met vier weken worden verlengd. De verzoeker wordt alsdan hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld. Artikel 5. 4 Opleggen en inning van de Heffingen, beslissingen op verzoekschriften en bezwaarschriften en het voeren van procedures l. Werkzaamheden verbandhoudend het opleggen en de inning van de Heffing worden verricht door de Commissiesecretaris namens het Bestuur. Werkzaamheden ter zake kunnen door de Commissiesecretaris namens het Bestuur aan derde(n) ter uitvoering worden gegeven. 64

65 2. Op verzoekschriften als bedoeld in artikel 4 van deze Verordening alsmede op alle overige verzoeken inzake de Heffing zal door de Commissievoorzitter namens het Bestuur (inclusief de in dat kader te stellen voorwaarden) worden beslist. 3. Op bezwaarschriften naar aanleiding van beslissingen op verzoekschriften als bedoeld in artikel 5 lid l van deze Verordening, alsmede op alle overige bezwaarschriften naar aanleiding van de opgelegde Heffing zal door de Commissie, namens het Bestuur worden beslist. Het bezwaarschrift dient te zijn gericht aan de Commissie en rechtsgeldig te zijn ondertekend en voorzien te zijn van de naam en het adres van de verzoeker. Voorts bevat het bezwaarschrift de dagtekening, de omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht en de gronden van het bezwaar te bevatten die aanleiding zijn voor het indienen van het bezwaar en dient per aangetekend schrijven te worden gericht aan de Commissie. Op het verzoek zal door de Commissie, namens de het Bestuur, binnen zes weken na ontvangst worden beslist. Deze termijn kan met vier weken worden verlengd. De indiener wordt alsdan hiervan schriftelijk op da hoogte gesteld. 4. De Commissie voert namens het Bestuur verweer bij beroepsprocedures en treedt op als eisende dan wel als verwerende procespartij in alle voorkomende binnen- en buitengerechtelijke procedures inzake voorbereiding tot de incasso en de incasso van de Heffing. Voor werkzaamheden als bedoeld in artikel 5 de leden l t/m 4 van deze Verordening kan door de Commissie namens het Bestuur zogewenst advies van deskundige(n) worden ingewonnen, resp. kunnen aan deskundige(n) werkzaamheden worden Artikel 6. 5 Slotbepalingen De Verordening wordt afgekondigd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Artikel 7. Deze Verordening treedt in werking op de dag na publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Is deze dag gelegen na l januari 2003, dan werkt de Verordening terug tot l januari Artikel 8. Deze Verordening wordt aangehaald als Heffmgsverordening Productschap Dranken / Commissie voor slijters Den Haag, 13 november 2002 B.A.H, van Zweden voorzitter W. Snijder secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 18 december

66 TOELICHTING Heffingsverordening Productschap Dranken / Commissie voor slijters 2003 l. Algemeen Het Productschap Dranken (hierna: het Productschap) is een publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie als bedoeld in de Wet op de bedrijfsorganisatie (hierna: Wbo) ingesteld bij histellingsbesluit Productschap Dranken (Besluit d.d. 6 mei 2002, Staatsblad 264) <hierna het Instellingsbesluit voor ondernemingen als bedoeld in artikel 3 lid 2 a, b, c en d van het histellingsbesluit. Met deze Verordening wordt de Heffing van het Productschap ten behoeve van de Commissie voor slijters (hierna: de Commissie) vastgesteld. De Commissie is een commissie ex artikel 88 a van de Wet op de bedrijfsorganisatie van het Productschap ingesteld op grond van artikel 5 lid l d van het histellingsbesluit, welke Commissie is ingesteld voor aangelegenheden in de slijterssector.. Het Bestuur van het Productschap Dranken (hierna: het Bestuur) is samengesteld uit benoemde personen van organisaties van werkgevers en werknemers in de drankensector, welke organisaties zijn genoemd in Bijlage B van het histellingsbesluit. De leden van de Commissie worden benoemd door de ondernemers verenigd in de Slijtersunie, de vereniging van slijters gevestigd te Eindhoven en de werknemers, verenigd in FNV Bondgenoten en de Dienstenbond CNV. * De Heffing wordt opgelegd aan ondernemingen als bedoeld in artikel 3 lid 2 onder d van het Instellingsbesluit: ondernemingen met maximaal 5 verkoopplaatsen waarin wordt uitgeoefend de detailhandel in sterkalcoholhoudende dranken, al dan niet gezamenlijk met zwakalcoholische dranken en alcoholvrije dranken, welke ondernemingen vallen onder de werkingssfeer van de Commissie voor slijters van het Productschap. 2. Doelstellingen die worden nagestreefd en de te verwachten (neven)effecten van de Verordening De werkzaamheden en/of de projecten van het Productschap in het algemeen en van de Commissie voor slijters in het bijzonder (hierna: de werkzaamheden), worden betaald uit de opbrengst van de jaarlijks aan de ondernemingen als bedoeld in artikel 3 lid 2 onder d van het Instellingsbesluit op te leggen Heffingen. De werkzaamheden worden onderstaand onder 3. "Werkzaamheden" nader omschreven. De werkzaamheden van het Productschap worden mede uit deze opbrengst betaald. 3. Werkzaamheden De werkzaamheden dienen ter ondersteuning van de slijters. Het gaat hier met nadruk niet om commerciële ondersteuning van individuele ondernemingen, maar om een bijdrage te leveren aan de versterking van de structuur van de slijterij en de innovatie van de branche. Getracht wordt deze doelstelling door middel van collectieve belangenbehartiging in de breedste zin des woords te realiseren. Hiertoe worden door zowel intern als extern werkzaamheden verricht zoals: 66

PBO-blad. SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2 Van de redactie 2

PBO-blad. SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2 Van de redactie 2 PBO-blad Sociaal- Economische Raad M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e I n h o u d s o p g a v e jaargang 53 30 mei 2003 num mer

Nadere informatie

VERORDENING WELZIJNSNORMEN VLEESKUIKENOUDERDIEREN 2003

VERORDENING WELZIJNSNORMEN VLEESKUIKENOUDERDIEREN 2003 INTEGRALE TEKST bijgewerkt t/m wijziging i.v.m. de implementatie van de Dienstenrichtlijn 2009, gepubliceerd d.d. 15-01-2010 1) VERORDENING WELZIJNSNORMEN VLEESKUIKENOUDERDIEREN 2003 Het bestuur van het

Nadere informatie

Concept wijziging Besluit houders van dieren in verband met de overname van de welzijnsvoorschriften van het Productschap Pluimvee en Eieren

Concept wijziging Besluit houders van dieren in verband met de overname van de welzijnsvoorschriften van het Productschap Pluimvee en Eieren Concept wijziging Besluit houders van dieren in verband met de overname van de welzijnsvoorschriften van het Productschap Pluimvee en Eieren Besluit van, houdende wijziging van het Besluit houders van

Nadere informatie

Sociaal- Economische Raad

Sociaal- Economische Raad Sociaal- Economische Raad Natuurlijke en rechtspersonen tot wie een ontwerpverordening van de Sociaal-Economische Raad of een bedrijfslichaam zich uitstrekt, kunnen gedurende vier weken bij de betreffende

Nadere informatie

BIJLAGE IIIb: VOORSCHRIFTEN LEGEINDBEDRIJVEN, KOOIHUISVESTING (BEHORENDE BIJ BIJLAGE 1 VOORSCHRIFTEN IKB EI)

BIJLAGE IIIb: VOORSCHRIFTEN LEGEINDBEDRIJVEN, KOOIHUISVESTING (BEHORENDE BIJ BIJLAGE 1 VOORSCHRIFTEN IKB EI) BIJLAGE IIIb: VOORSCHRIFTEN LEGEINBERIJVEN, KOOIHUISVESTING (BEHORENE BIJ BIJLAGE 1 VOORSCHRIFTEN IKB EI) Geldend voor bedrijven met kooihuisvesting Inhoud Wilt u direct naar een bepaald onderdeel van

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2004 497 Besluit van 20 augustus 2004, houdende wijziging van het Besluit bescherming tegen Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

Regeling verplichte financiële bijdragen onderzoeks- en innovatieagenda voor de Nederlandse pluimveesector. Inleiding

Regeling verplichte financiële bijdragen onderzoeks- en innovatieagenda voor de Nederlandse pluimveesector. Inleiding Regeling verplichte financiële bijdragen onderzoeks- en innovatieagenda voor de Nederlandse pluimveesector Inleiding Stichting PLUIMNED, de erkende brancheorganisatie voor de sector pluimveevlees heeft

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 131 Besluit van 14 maart 2000, houdende regelen ter zake van het huisvesten van vleeskuikenouderdieren (Besluit huisvesting vleeskuikenouderdieren)

Nadere informatie

1. Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit aanwijzing toezichthouders (PPE) 2010.

1. Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit aanwijzing toezichthouders (PPE) 2010. INTEGRALE TEKST bijgewerkt t/m wijziging 2011-II, gepubliceerd d.d. 06-07-2012 1) BESLUIT AANWIJZING TOEZICHTHOUDERS (PPE) 2010 Besluit van het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren van 8 april

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1998 473 Beschikking van de Minister van Justitie van 24 juli 1998, houdende plaatsing in het Staatsblad van de tekst van het Varkensbesluit, zoals

Nadere informatie

NOTA VAN TOELICHTING. 1 Het bij koninklijke boodschap van 3 april 2014 ingediende voorstel van wet tot

NOTA VAN TOELICHTING. 1 Het bij koninklijke boodschap van 3 april 2014 ingediende voorstel van wet tot NOTA VAN TOELICHTING 1. Doel en aanleiding Met onderhavig besluit wordt het Besluit houders van dieren gewijzigd om normen vast te leggen ten aanzien van de huisvesting van nertsen, in het bijzonder de

Nadere informatie

ALGEMEEN... 3 INRICHTING/DIERENWELZIJN...3

ALGEMEEN... 3 INRICHTING/DIERENWELZIJN...3 Wilt u direct naar een bepaald onderdeel van de voorschriften, klik dan in de inhoudsopgave op het deel van de voorschriften waarover u meer wilt lezen. Wilt u vanuit de voorschriften weer terug naar de

Nadere informatie

AANVULLENDE VOORSCHRIFTEN LEGEINDBEDRIJVEN KOOI EN KOLONIEHUISVESTING (VOORSCHRIFT 5B)

AANVULLENDE VOORSCHRIFTEN LEGEINDBEDRIJVEN KOOI EN KOLONIEHUISVESTING (VOORSCHRIFT 5B) AANVULLENDE VOORSCHRIFTEN LEGEINDBEDRIJVEN KOOI EN KOLONIEHUISVESTING (VOORSCHRIFT 5B) INHOUDSOPGAVE TOELICHTING WEGING BIJ AFWIJKINGEN 2 F1. ALGEMEEN 3 F3. INRICHTING / DIERENWELZIJN 3 Aanvullende voorschriften

Nadere informatie

AANVULLENDE VOORSCHRIFTEN IKB EI VOOR LEGEINDBEDRIJVEN SCHARRELHUISVESTING (VOORSCHRIFT 5C)

AANVULLENDE VOORSCHRIFTEN IKB EI VOOR LEGEINDBEDRIJVEN SCHARRELHUISVESTING (VOORSCHRIFT 5C) AANVULLENDE VOORSCHRIFTEN IKB EI VOOR LEGEINDBEDRIJVEN SCHARRELHUISVESTING (VOORSCHRIFT 5C) INHOUDSOPGAVE TOELICHTING WEGING BIJ AFWIJKINGEN 2 G1. ALGEMEEN 3 G2. VOEDSELVEILIGHEID 3 G3. INRICHTING / DIERENWELZIJN

Nadere informatie

Productschap Diervoeder

Productschap Diervoeder Productschap Diervoeder VERORDENING PDV REGISTRATIE ONDERNEMINGEN DIERVOEDERSECTOR 2003 Verordening van het Productschap Diervoeder van 12 februari 2003 (Wijziging I: 2 december 2009) houdende regels ter

Nadere informatie

Concept NvT wijziging Besluit houders van dieren in verband met de overname van de welzijnsvoorschriften van het Productschap Pluimvee en Eieren

Concept NvT wijziging Besluit houders van dieren in verband met de overname van de welzijnsvoorschriften van het Productschap Pluimvee en Eieren Concept NvT wijziging Besluit houders van dieren in verband met de overname van de welzijnsvoorschriften van het Productschap Pluimvee en Eieren NOTA VAN TOELICHTING (17-2-2014) I. Algemeen 1. Aanleiding

Nadere informatie

Informatiedocument Leefoppervlaktes in de Intensieve Veehouderij CONCEPT, versie 3 Uitgeprint: 5-4-2007

Informatiedocument Leefoppervlaktes in de Intensieve Veehouderij CONCEPT, versie 3 Uitgeprint: 5-4-2007 Informatiedocument Leefoppervlaktes in de Intensieve Veehouderij Inleiding In de milieuvergunning voor veehouderijbedrijven is vastgelegd hoeveel dieren volgens welk huisvestingssysteem op het bedrijf

Nadere informatie

VERORDENING TIJDELIJKE EN PREVENTIEVE MAATREGELEN BIJ CALAMITEITEN IN DE PLUIMVEESECTOR (PPE) 2012

VERORDENING TIJDELIJKE EN PREVENTIEVE MAATREGELEN BIJ CALAMITEITEN IN DE PLUIMVEESECTOR (PPE) 2012 VERORDENING TIJDELIJKE EN PREVENTIEVE MAATREGELEN BIJ CALAMITEITEN IN DE PLUIMVEESECTOR (PPE) 2012 Verordening van het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren van 6 september 2012 houdende tijdelijke

Nadere informatie

Advies over de huisvestings- en verzorgingsnormen van kalkoenen

Advies over de huisvestings- en verzorgingsnormen van kalkoenen Advies over de huisvestings- en verzorgingsnormen van kalkoenen Den Haag augustus 2000 Advies over de huisvestings- en verzorgingsnormen van kalkoenen Den Haag augustus 2000 Rapport van de Werkgroep kalkoenhouderij

Nadere informatie

Regeling verplichte financiële bijdragen onderzoeks- en innovatieagenda voor de Nederlandse pluimveesector. Inleiding

Regeling verplichte financiële bijdragen onderzoeks- en innovatieagenda voor de Nederlandse pluimveesector. Inleiding Regeling verplichte financiële bijdragen onderzoeks- en innovatieagenda voor de Nederlandse pluimveesector Inleiding Stichting OVONED, de erkende brancheorganisatie voor de sector eieren, heeft op 16 mei

Nadere informatie

INTEGRALE TEKST bijgewerkt t/m wijziging 2006-I, gepubliceerd d.d

INTEGRALE TEKST bijgewerkt t/m wijziging 2006-I, gepubliceerd d.d INTEGRALE TEKST bijgewerkt t/m wijziging 2006-I, gepubliceerd d.d. 14-04-2006 1) VERORDENING SALMONELLAMONITORING VARKENSSECTOR 2003 Het bestuur van het Productschap Vee en Vlees heeft; Gelet op de artikelen

Nadere informatie

Versie: 12-11-2012. Norm Welzijnsaspect / voorziening Normen kenmerk met 2 sterren Opmerking Interpretatie Sanctie Algemeen BLKA01 BLKA01A

Versie: 12-11-2012. Norm Welzijnsaspect / voorziening Normen kenmerk met 2 sterren Opmerking Interpretatie Sanctie Algemeen BLKA01 BLKA01A VLEESKUIKENS Dierenwelzijnsnormen voor vleeskuikens met 2 sterren: Scharrelkip met uitloop De specifieke normen voor het kenmerk en de benodigde controle voor zover IKB daarin al niet voorziet, staan ook

Nadere informatie

Het handelen in strijd met de voorschriften uit onderhavige regeling levert op grond van de Wet op de economische delicten een economisch delict op.

Het handelen in strijd met de voorschriften uit onderhavige regeling levert op grond van de Wet op de economische delicten een economisch delict op. Toelichting voor de Staatscourant 1. Algemeen Onlangs zijn in Rusland en Kazakstan uitbraken van hoogpathogeen Aviaire Influenza (hierna: AI) geconstateerd. Het betreft uitbraken van virustype H5N1 dat

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2014 508 Besluit van 8 december 2014, houdende wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met de opheffing van de product- en bedrijfschappen

Nadere informatie

Het bestuur van de Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (bij afkorting COKZ),

Het bestuur van de Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (bij afkorting COKZ), CONTROLEREGLEMENT EIEREN EN PLUIMVEEVLEE S 2012 Het bestuur van de Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (bij afkorting COKZ), gelet op artikel 10, derde lid, van de Landbouwkwaliteitswet,

Nadere informatie

VERORDENING VACCINATIE NERTSEN TEGEN HONDENZIEKTE (PPE) 2010

VERORDENING VACCINATIE NERTSEN TEGEN HONDENZIEKTE (PPE) 2010 VERORDENING VACCINATIE NERTSEN TEGEN HONDENZIEKTE (PPE) 2010 Verordening van het Productschap Pluimvee en Eieren van 8 april 2010 houdende regels ter zake van de vaccinatie van nertsen tegen hondenziekte

Nadere informatie

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2 Nr.35 24 juni 2011-61e jaargang PBO-blad Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie Inhoudsopgave Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2 Productschap Pluimvee en Eieren

Nadere informatie

Regeling verplichte registratie en gegevensverstrekking onderzoeks- en innovatieagenda Nederlandse pluimveesector

Regeling verplichte registratie en gegevensverstrekking onderzoeks- en innovatieagenda Nederlandse pluimveesector Regeling verplichte registratie en gegevensverstrekking onderzoeks- en innovatieagenda Nederlandse pluimveesector Inleiding Stichting PLUIMNED, de erkende brancheorganisatie voor de sector pluimveevlees

Nadere informatie

Het vaccinatieplan tegen NCD

Het vaccinatieplan tegen NCD Het vaccinatieplan tegen NCD Inhoudsopgave Vaccinatieplan tegen NCD 3 Vermeerderingsdieren 5 Leghennen 7 Vleeskuikens 8 Vleeskalkoenen 10 Newcastle Disease 12 Vaccinatieplan tegen NCD Om het pluimvee in

Nadere informatie

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e PBO-blad Sociaal- Economische Raad M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e I n h o u d s o p g a v e jaargang 56 21 april 2006 nummer

Nadere informatie

gehoord de Commissie voor bollen, knollen en wortelstokken van bloemgewassen, d.d. 30 september 2008;

gehoord de Commissie voor bollen, knollen en wortelstokken van bloemgewassen, d.d. 30 september 2008; Verordening PT registratie gewasbeschermingsmiddelen onbedekte teelt bloembollen 2009 Besluit van het bestuur van het Productschap Tuinbouw van 11 november 2008, houdende de vaststelling van regels over

Nadere informatie

LEGHENNEN. Dierenwelzijnsnormen voor leghennen met 3 sterren: Rondeel. Versie: 25-10-2012

LEGHENNEN. Dierenwelzijnsnormen voor leghennen met 3 sterren: Rondeel. Versie: 25-10-2012 LEGHENNEN Dierenwelzijnsnormen voor leghennen met 3 sterren: Rondeel De specifieke normen voor het kenmerk en de benodigde controle voor zover IKB daarin al niet voorziet, staan ook opgenomen. Niet voor

Nadere informatie

Wijziging Regeling vaccinatie Newcastle disease

Wijziging Regeling vaccinatie Newcastle disease LNV Wijziging Regeling vaccinatie Newcastle disease 4 juni 2002/Nr. TRCJZ/2002/16943 Directie Juridische Zaken Gelet op richtlijn 92/66/EEG van de Raad van 14 juli 1992 tot vaststelling van communautaire

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 369 Voorstel van wet van de leden Van Velzen en Waalkens tot wijziging van de Wet verbod pelsdierhouderij Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

Nadere informatie

VERORDENING VACCINATIE NEWCASTLE DISEASE (PPE) 2006

VERORDENING VACCINATIE NEWCASTLE DISEASE (PPE) 2006 INTEGRALE TEKST bijgewerkt t/m wijziging 2009-I, gepubliceerd d.d. 21-08-2009 1) VERORDENING VACCINATIE NEWCASTLE DISEASE (PPE) 2006 Verordening van het Productschap Pluimvee en Eieren van 15 juni 2006

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2004 40 Besluit van 27 mei 2003, houdende regels voor de huisvesting en verzorging van legkippen (Legkippenbesluit 2003) Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD. betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD. betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 28.02.2006 COM(2006) 89 definitief Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren (door de Commissie ingediend)

Nadere informatie

(98/C 364/02) Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130 S, lid 1,

(98/C 364/02) Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130 S, lid 1, bron : Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen PB C 364 van 25/11/98 GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 59/98 door de Raad vastgesteld op 20 juli 1998 met het oog op de aanneming van Richtlijn

Nadere informatie

Regeling verplichte registratie en gegevensverstrekking onderzoeks- en innovatieagenda Nederlandse pluimveesector. Inleiding

Regeling verplichte registratie en gegevensverstrekking onderzoeks- en innovatieagenda Nederlandse pluimveesector. Inleiding Regeling verplichte registratie en gegevensverstrekking onderzoeks- en innovatieagenda Nederlandse pluimveesector Inleiding Stichting OVONED, de erkende brancheorganisatie voor de sector eieren heeft op

Nadere informatie

1. Begripsbepalingen. f. voedsters: alle vrouwelijke konijnen die ten minste eenmaal zijn gedekt of geïnsemineerd waaronder niet-gespeende jongen;

1. Begripsbepalingen. f. voedsters: alle vrouwelijke konijnen die ten minste eenmaal zijn gedekt of geïnsemineerd waaronder niet-gespeende jongen; INTEGRALE TEKST bijgewerkt t/m wijziging 2011-1, gepubliceerd d.d. 25-03-2011 1) VERORDENING WELZIJNSNORMEN KONIJNEN (PPE) 2006 Verordening van het Productschap Pluimvee en Eieren van 9 februari 2006,

Nadere informatie

VERORDENING TOT WIJZIGING VAN DE VERORDENING HUISHOUDELIJKE HEFFINGEN PLUIMVEESECTOR (PPE) 2014 (2014-I)

VERORDENING TOT WIJZIGING VAN DE VERORDENING HUISHOUDELIJKE HEFFINGEN PLUIMVEESECTOR (PPE) 2014 (2014-I) VERORDENING TOT WIJZIGING VAN DE VERORDENING HUISHOUDELIJKE HEFFINGEN PLUIMVEESECTOR (PPE) 2014 (2014-I) Verordening van het Productschap Pluimvee en Eieren van 10 april 2014 tot wijziging van de Verordening

Nadere informatie

Reglement Centraal College van Deskundigen IKB Vleeskalveren 2008

Reglement Centraal College van Deskundigen IKB Vleeskalveren 2008 Reglement Centraal College van Deskundigen Besluit van het bestuur van de Stichting Brancheorganisatie Kalversector van 12 februari 2014 houdende de vaststelling van een reglement ter zake van het functioneren

Nadere informatie

gehoord de Commissie voor bollen, knollen en wortelstokken van bloemgewassen, 16 maart 2010; 1 Begripsbepalingen

gehoord de Commissie voor bollen, knollen en wortelstokken van bloemgewassen, 16 maart 2010; 1 Begripsbepalingen Verordening PT heffing export bloembollen naar Japan oogstjaar 2010 Besluit van het bestuur van het Productschap Tuinbouw van 30 maart 2010, houdende de vaststelling van aan exporteurs van bloembollen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Tweede Kamer, vergaderjaar 2012-2013, 31 389, nr. 129 1 kst-31389-129 's-gravenhage 2013 Vergaderjaar 2012-2013 31 389 Een integraal kader voor regels over gehouden dieren

Nadere informatie

Voor de toepassing van het Programma Zelfcontrole Pluimvee wordt verstaan onder:

Voor de toepassing van het Programma Zelfcontrole Pluimvee wordt verstaan onder: PROGRAMMA ZELFCONTROLE PLUIMVEE Namens het bestuur van de Stichting AVINED is op 20 april 2016 vastgesteld het navolgende Programma Zelfcontrole Pluimvee. HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Voor

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 545 Besluit van 2 november 2001, houdende regels voor de huisvesting en verzorging van legkippen (Legkippenbesluit) Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

VERSIE D.D. 11/4/2017 TBV CONSULTATIE

VERSIE D.D. 11/4/2017 TBV CONSULTATIE CONCEPT d.d. 11 april 2017 Voorstel van wet, houdende regels voor de regulering van aantallen landbouwhuisdieren en aantallen veehouderijlocaties in veedichte gebieden (Interimwet veedichte gebieden) Allen,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2009 533 Besluit van 30 november 2009, houdende wijziging van het Warenwetbesluit algemene chemische produktveiligheid in verband met verordening

Nadere informatie

Norm Welzijnsaspect / voorziening Normen kenmerk met 1 ster Opmerking Interpretatie Sanctie Algemeen. LB 1, IKB en KAT. IKB, KAT (geen uitzonderingen)

Norm Welzijnsaspect / voorziening Normen kenmerk met 1 ster Opmerking Interpretatie Sanctie Algemeen. LB 1, IKB en KAT. IKB, KAT (geen uitzonderingen) LEGHENNEN Dierenwelzijnsnormen voor leghennen met 1 ster De specifieke normen voor het kenmerk en de benodigde controle voor zover IKB daarin al niet voorziet, staan ook opgenomen. Niet voor verspreiding.

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA 's-gravenhage

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA 's-gravenhage > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA 's-gravenhage Directoraat-generaal Agro Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den

Nadere informatie

Regels omtrent de instelling van de Autoriteit Consument en Markt (Instellingswet Autoriteit Consument en Markt)

Regels omtrent de instelling van de Autoriteit Consument en Markt (Instellingswet Autoriteit Consument en Markt) Regels omtrent de instelling van de Autoriteit Consument en Markt (Instellingswet Autoriteit Consument en Markt) NOTA VAN WIJZIGING Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt: A In artikel 1 vervalt

Nadere informatie

gehoord de Commissie voor bollen, knollen en wortelstokken van bloemgewassen, d.d. 13 februari 2007;

gehoord de Commissie voor bollen, knollen en wortelstokken van bloemgewassen, d.d. 13 februari 2007; Verordening PT heffing bestrijding Ditylenchus dipsaci oogstjaar 2007 Besluit van het bestuur van het Productschap Tuinbouw van 27 maart 2007, houdende de vaststelling van aan telers van bloembollen op

Nadere informatie

titel Overdracht werkzaamheden pluimvee- en konijnenslachthuizen code PA-40 versie 8 ingangsdatum pag. 1 van 6

titel Overdracht werkzaamheden pluimvee- en konijnenslachthuizen code PA-40 versie 8 ingangsdatum pag. 1 van 6 code PA-40 versie 8 ingangsdatum 04-06-2013 pag. 1 van 6 versie datum toelichting 7 20-09-2011 Splitsen van het overdracht deel van de PM keuring en het toezicht op de bedrijfskeurders. Dit voorschrift

Nadere informatie

2. Onderdeel f komt te luiden: f. Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;.

2. Onderdeel f komt te luiden: f. Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;. Wijziging van de Meststoffenwet (invoering stelsel verantwoorde mestafzet) Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is

Nadere informatie

Artikel 1 Voor de toepassing van deze algemene voorwaarden wordt verstaan onder: 1. CBD : CoMore Bedrijfsdiensten B.V. ;

Artikel 1 Voor de toepassing van deze algemene voorwaarden wordt verstaan onder: 1. CBD : CoMore Bedrijfsdiensten B.V. ; Het bestuur van CBD heeft, Overwegende, dat uniforme basisvoorwaarden dienen te worden vastgesteld waaronder kan worden overgegaan tot certificatie in het kader van een kwaliteitbeheersingssysteem in de

Nadere informatie

KAMER HANDEL EN VERWERKING

KAMER HANDEL EN VERWERKING KHV0210 ECLI:NL:TVVTPVV:2010:YE0004 KAMER HANDEL EN VERWERKING Beslissing in de zaak onder nummer van: KHV0210 Zaaknummer: KHV 02/2010 Betrokkene: [bedrijfsnaam] [betrokkene] [adres] Datum: 30 juli 2010

Nadere informatie

VERORDENING PEUTERSPEELZALEN OEGSTGEEST gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 23 november 2004, nr.

VERORDENING PEUTERSPEELZALEN OEGSTGEEST gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 23 november 2004, nr. CVDR Officiële uitgave van Oegstgeest. Nr. CVDR40220_2 8 november 2016 VERORDENING PEUTERSPEELZALEN OEGSTGEEST 2005 De raad van de gemeente Oegstgeest; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders

Nadere informatie

OVEREENKOMST PLUIMVEEHOUDER EN GEBORGDE PLUIMVEEDIERENARTS,

OVEREENKOMST PLUIMVEEHOUDER EN GEBORGDE PLUIMVEEDIERENARTS, OVEREENKOMST PLUIMVEEHOUDER EN GEBORGDE PLUIMVEEDIERENARTS, bijlage VI van het Reglement Geborgde Naam tekenbevoegde :.. hierna te noemen pluimveehouder Eigenaar dieren (indien :.. niet de pluimveehouder)

Nadere informatie

REGLEMENT OP HET GEBRUIK VAN EN TOEZICHT OP HET COLLECTIEVE EI-KEURMERK IKB

REGLEMENT OP HET GEBRUIK VAN EN TOEZICHT OP HET COLLECTIEVE EI-KEURMERK IKB REGLEMENT OP HET GEBRUIK VAN EN TOEZICHT OP HET COLLECTIEVE EI-KEURMERK IKB Het bestuur van de Stichting IKB EI, hierna te noemen: de Stichting, in aanmerking nemende dat, het Productschap Pluimvee en

Nadere informatie

BIJLAGE 4: KEURMERKREGLEMENT IKB KIP

BIJLAGE 4: KEURMERKREGLEMENT IKB KIP BIJLAGE 4: KEURMERKREGLEMENT IKB KIP Het bestuur van de Stichting PLUIMNED, in aanmerking nemende dat het Kip-keurmerk IKB staat ingeschreven bij het Benelux Merkenbureau, ten behoeve van de herkenbaarheid

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen De raad der gemeente Marum; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 12 juli 1994; overwegende dat door de inwerkingtreding van de Algemene wet bestuursrecht noodzakelijk is om de verordeningen

Nadere informatie

Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Zeist 2011

Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Zeist 2011 Zeist 2011 officiële titel Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Zeist 2011 citeertitel Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Zeist 2011 wettelijke

Nadere informatie

Verordening behandeling bezwaarschriften 2006

Verordening behandeling bezwaarschriften 2006 Verordening behandeling bezwaarschriften 2006 Het Algemeen Bestuur van de IGSD Veluwerand; gezien het voorstel van het dagelijks bestuur van 14-6-2006; gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht

Nadere informatie

Kostprijs volière-eieren gemiddeld 1,2 cent hoger.

Kostprijs volière-eieren gemiddeld 1,2 cent hoger. Kostprijs volière-eieren gemiddeld 1,2 cent hoger. P. van Horne, LEI gedetacheerde bij het Praktijkonderzoek voor de Pluimveehouderij Op semi-praktijkschaal is gedurende meerdere ronden het etagesysteem

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1997 478 Besluit van 22 september 1997, houdende wijziging van het Kalverenbesluit Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses

Nadere informatie

BESLUIT ERKENNINGSVOORWAARDEN CONTROLE-INSTANTIES VERORDENINGEN HYGIËNEMAATREGELEN (PPE) 2011

BESLUIT ERKENNINGSVOORWAARDEN CONTROLE-INSTANTIES VERORDENINGEN HYGIËNEMAATREGELEN (PPE) 2011 BESLUIT ERKENNINGSVOORWAARDEN CONTROLE-INSTANTIES VERORDENINGEN HYGIËNEMAATREGELEN (PPE) 2011 Besluit van het Productschap Pluimvee en Eieren van 3 november 2011 tot vaststelling van erkenningsvoorwaarden

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 47982 28 augustus 2018 Regeling van de Minister voor Medische Zorg van 20 augustus 2018, 1364645-177989-VGP, houdende

Nadere informatie

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Roermond,

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Roermond, GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van de gemeente Roermond Nr. 232396 29 december 2017 Verordening behandeling bezwaarschriften Roermond 2018 De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Roermond,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 574 Wijziging van de Visserijwet 1963 in verband met de bestrijding van visstroperij en het vervallen van de akte, alsmede enkele andere wijzigingen

Nadere informatie

Leegstandverordening Maassluis 2017.

Leegstandverordening Maassluis 2017. De raad van de gemeente - Maassluis-, gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 9 mei 2017 gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2 van de Leegstandwet; overwegende

Nadere informatie

PBO-blad. SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2 Verordeningen en besluiten 2

PBO-blad. SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2 Verordeningen en besluiten 2 PBO-blad Sociaal- Economische Raad M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e I n h o u d s o p g a v e jaargang 53 22 augustus 2003 num

Nadere informatie

gehoord de Commissie voor bollen, knollen en wortelstokken van bloemgewassen, 13 februari 2007; 1 Begripsbepalingen

gehoord de Commissie voor bollen, knollen en wortelstokken van bloemgewassen, 13 februari 2007; 1 Begripsbepalingen Verordening PT heffing export bloembollen naar Japan oogstjaar 2007 Besluit van het bestuur van het Productschap Tuinbouw van 27 maart 2007, houdende de vaststelling van aan exporteurs van bloembollen

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 27392 31 mei 2016 Advies Raad van State betreffende het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur, houdende regels

Nadere informatie

A In artikel 5.5 vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding 1. voor het eerste lid.

A In artikel 5.5 vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding 1. voor het eerste lid. Grondslag Gelet op de artikelen 2.2, tiende lid, onderdelen d, e, f, g, i, j, l, onder 1 en 4º, m, n, p, 2.8, vierde lid, onderdelen a en b, 7.1, 7.2, tweede lid, 7.8, eerste lid, van de Wet dieren; Artikelen

Nadere informatie

Stichting AVINED Postbus 750, 3700 AT Zeist, 030-755 50 10, kiprelatie@avined.nl

Stichting AVINED Postbus 750, 3700 AT Zeist, 030-755 50 10, kiprelatie@avined.nl Stichting AVINED Postbus 750, 3700 AT Zeist, 030-755 50 10, kiprelatie@avined.nl Aanvraag, wijziging of beëindiging registratie De ondernemer(s) verzoekt (verzoeken) grond van de Regeling Identificatie

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA 's-gravenhage. Datum 9 juni 2013 Betreft Ingrepen bij pluimvee

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA 's-gravenhage. Datum 9 juni 2013 Betreft Ingrepen bij pluimvee > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA 's-gravenhage Directoraat-generaal Agro Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 264 Besluit van 23 mei 2001, houdende wijziging van het Warenwetbesluit Vlees, gehakt en vleesproducten Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin

Nadere informatie

Model Leegstandverordening

Model Leegstandverordening Model Leegstandverordening De raad van de gemeente - naam-, gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van, nr ; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2 van de Leegstandwet;

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 44795 11 december 2015 Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 7 december 2015, nr. WJZ/15103002, tot

Nadere informatie

1. Ter waarborging van de kwaliteit van het drinkwater voor pluimvee, is de ondernemer verantwoordelijk voor het nemen van de volgende maatregelen:

1. Ter waarborging van de kwaliteit van het drinkwater voor pluimvee, is de ondernemer verantwoordelijk voor het nemen van de volgende maatregelen: HYGIËNEBESLUIT DRINKWATERONDERZOEK (PPE) 2009 Besluit van het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren van 29 oktober 2009 tot vaststelling van voorschriften inzake het verrichten van onderzoek

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 224 Wet van 11 mei 2007, houdende wijziging van de voorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten Wij Beatrix,

Nadere informatie

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e PBO-blad M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e I n h o u d s o p g a v e jaargang 55 5 augustus 2005 nummer 42 Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie

Nadere informatie

titel Overdracht werkzaamheden pluimvee- en konijnenslachthuizen code PA-40 versie 9 ingangsdatum pag. 1 van 6

titel Overdracht werkzaamheden pluimvee- en konijnenslachthuizen code PA-40 versie 9 ingangsdatum pag. 1 van 6 code PA-40 versie 9 ingangsdatum 13-09-2018 pag. 1 van 6 versie datum toelichting 7 20-09-2011 Splitsen van het overdracht deel van de PM keuring en het toezicht op de bedrijfskeurders. Dit voorschrift

Nadere informatie

Ontwerp-Verordening PT uitvoeringsbepalingen GMO groenten en fruit 2012

Ontwerp-Verordening PT uitvoeringsbepalingen GMO groenten en fruit 2012 Ontwerp-Verordening PT uitvoeringsbepalingen GMO groenten en fruit 2012 Verordening van het bestuur van het Productschap Tuinbouw van 2012, houdende bepalingen met betrekking tot uitvoering van de integrale

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2017 51 Wet van 10 februari 2017, houdende tijdelijke regels inzake het opleggen van vrijheidsbeperkende maatregelen aan personen die een gevaar vormen

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1 - ALGEMENE BEPALING

HOOFDSTUK 1 - ALGEMENE BEPALING Nr 5A05 De raad van de gemeente Menaldumadeel; overwegende dat het door de inwerkingtreding van de Algemene Wet Bestuursrecht noodzakelijk is om de verordeningen en regelingen aan te passen aan deze wet;

Nadere informatie

Verordening PT heffing export bloemkwekerijproducten Japan 2009

Verordening PT heffing export bloemkwekerijproducten Japan 2009 Verordening PT heffing export bloemkwekerijproducten Japan 2009 Besluit van het bestuur van het Productschap Tuinbouw, d.d. 1 juli 2008 houdende de vaststelling van de aan ondernemers die bloemkwekerijproducten

Nadere informatie

Regeling agressieve dieren

Regeling agressieve dieren Regeling agressieve dieren De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Gelet op artikel 73 en artikel 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Stb. 1992, 585); (zie onderaan

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1999 429 Besluit van 23 september 1999, houdende wijziging van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen en van het Warenwetbesluit

Nadere informatie

GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2001 Nr. 25

GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2001 Nr. 25 GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2001 Nr. 25 Standplaatsverordening 2001 (raadsbesluit van 31 mei 2001) De raad der gemeente Utrecht gelet op het voorstel van b. en w. d.d. 14 mei 2001 Besluit vast te stellen

Nadere informatie

Verordening Bezwarenprocedure Personele Aangelegenheden

Verordening Bezwarenprocedure Personele Aangelegenheden Verordening Bezwarenprocedure Personele Aangelegenheden Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling Overheidsorganisatie Officiële naam regeling Citeertitel Besloten door Deze versie is geldig tot

Nadere informatie

Verordening Ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente

Verordening Ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Verordening Ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Ede 2011 Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling Overheidsorganisatie Officiële naam regeling Citeertitel Besloten door Deze

Nadere informatie

KWALITEITS - CONTROLE - BUREAU

KWALITEITS - CONTROLE - BUREAU KWALITEITS - CONTROLE - BUREAU Louis Pasteurlaan 6 Zoetermeer Controlereglement van de Stichting: Kwaliteits-Controle-Bureau (KCB), gevestigd te Zoetermeer ------------------ AANHEF Het KCB is, op basis

Nadere informatie

Het GLB en dierenwelzijn: hoge normen in de EU

Het GLB en dierenwelzijn: hoge normen in de EU Het GLB en dierenwelzijn: hoge normen in de EU De Europese Unie mikt hoog Europese Commissie Landbouw en plattelandsontwikkeling Bijdrage van het landbouwbeleid Het GLB biedt landbouwers een aantal stimuli

Nadere informatie

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, Gelet op de artikelen 17 en 31 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren; BESLUIT:

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, Gelet op de artikelen 17 en 31 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren; BESLUIT: MINISTERIE VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 30 januari 2009, nr. TRCJZ/2009/244, houdende wijziging van de Regeling tijdelijke

Nadere informatie

Welzijnsaspect / voorziening Normen kenmerk met 1 ster Opmerking Interpretatie Sanctie Norm Algemeen

Welzijnsaspect / voorziening Normen kenmerk met 1 ster Opmerking Interpretatie Sanctie Norm Algemeen VLEESKUIKENS Dierenwelzijnsnormen voor vleeskuikens met 1 ster: Scharrelkip binnengehouden De specifieke normen voor het kenmerk en de benodigde controle voor zover IKB daarin al niet voorziet, staan ook

Nadere informatie

Voorschriften IKB Ei Legeindbedrijven, vrije uitloop, versie 3.2

Voorschriften IKB Ei Legeindbedrijven, vrije uitloop, versie 3.2 BIJLAGE IIId: VOORSCHRIFTEN LEGEINBERIJVEN, VRIJE UITLOOP (BEHORENE BIJ BIJLAGE 1 VOORSCHRIFTEN IKB EI) Het bestuur van de Stichting IKB Ei heeft, gelet op Artikel 12 van de Algemene Voorwaarden IKB Ei

Nadere informatie

A 2014 N 55 (G.T.) PUBLICATIEBLAD. De Gouverneur van Curaçao, de Algemene overgangsregeling wetgeving en bestuur Land Curaçao;

A 2014 N 55 (G.T.) PUBLICATIEBLAD. De Gouverneur van Curaçao, de Algemene overgangsregeling wetgeving en bestuur Land Curaçao; A 2014 N 55 (G.T.) PUBLICATIEBLAD LANDSBESLUIT van de 3 de juni 2014, no. 14/1188, houdende vaststelling van de geconsolideerde tekst van de Sanctielandsverordening. De Gouverneur van Curaçao, Op de voordracht

Nadere informatie

Samenwerkingsprotocol

Samenwerkingsprotocol Samenwerkingsprotocol Consumentenautoriteit Stichting Reclame Code 1 Samenwerkingsprotocol tussen de Consumentenautoriteit en de Stichting Reclame Code Partijen: 1. De Staatssecretaris van Economische

Nadere informatie