Nota van toelichting versie

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Nota van toelichting versie 20150507"

Transcriptie

1 Nota van toelichting versie I. Algemeen Het algemeen deel van deze nota van toelichting is als volgt opgebouwd: 1. Inleiding 2. Aanleiding, doel en sturingsfilosofie 2.1 Aanleiding 2.2 Doel 2.3 Verdeling van verantwoordelijkheden 3. Hoofdlijnen van het voorstel 3.1 Reikwijdte, doel en belanghebbenden 3.2 Instrumenten 3.3 Zorgplicht 4. Verhouding tot bestaande regelgeving 5. Uitvoering en handhaving 6. Gevolgen 6.1 Deregulering 6.2 Overheidslasten 6.3 Effecten voor het bedrijfsleven 6.4 Effecten voor het milieu 6.5 Gevolgen voor de rechtshandhaving 7. Advisering en consultatie 8. Evaluatie 9. Inwerkingtreding/overgangsrecht 1. Inleiding Achtergronden van een nieuwe aanpak in de regelgeving Zwemmen is belangrijk voor volksgezondheid, welzijn, ontspanning en sociale contacten. Verder is het in ons waterrijke land van levensbelang om te kunnen zwemmen als men te water raakt. Ook is zwemmen een belangrijk element van recreatieve voorzieningen (zoals campings, pretparken, hotels en wellness-bedrijven) en locaties met een therapeutisch karakter (zoals ziekenhuizen en zorginstellingen). Daarmee is zwemmen ook van belang voor de economie. Verder is zwemmen een sport, waarin Nederlanders in internationaal verband regelmatig hoog scoren. Naast al deze positieve aspecten, kunnen aan het zwemmen ook risico s verbonden zijn. Het water kan bijvoorbeeld microbiologisch of chemisch verontreinigd zijn en daardoor de gezondheid schaden en er kunnen risico s zijn op verwonding of verdrinking. Het hygiënisch en veilig kunnen zwemmen en baden is daarom al gedurende enkele tientallen jaren onderwerp van specifieke overheidszorg die ook in regelgeving tot uitdrukking is gekomen. In 1969 werd de Wet hygiëne en veiligheid in zweminrichtingen vastgesteld 1, die overigens pas in 1984 (met een aantal aanpassingen) in werking is getreden 2. Sinds de totstandkoming is de wet verschillende malen gewijzigd. Zo werd in 2000 de reikwijdte uitgebreid (Stb. 2000, 125) en werd de naam gewijzigd in Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (verder te noemen: Whvbz). In de wet wordt onderscheid gemaakt in badinrichtingen (waar onder meer zwembaden onder vallen, hierna: badinrichtingen) en aangewezen locaties (in het oppervlakte- of kustwater, hierna: zwemlocaties). Op grond van de Whvbz zijn nadere regels gegeven in het Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (hierna: Bhvbz). Geconstateerd is dat de inmiddels 45 jaar oude regelgeving op tal van punten verouderd is. Dat geldt met name voor het Bhvbz. De veroudering betreft zowel de algemene aanpak in het Bhvbz om zeer gedetailleerde voorschriften te stellen over de inrichting en exploitatie van zwembaden (in de meest ruime zin) als de inhoudelijke normstelling, die is achtergebleven bij nieuwe inzichten en ontwikkelingen in andere landen. 1 Stb. 1969, Stb. 1984, 470.

2 Het onderhavige besluit beoogt voor beide aspecten een moderniseringsslag te maken, mede met het oog op de inbouw ervan in de uitvoeringsregelgeving die op grond van de voorgenomen Omgevingswet zal worden vastgesteld. Daarbij is de algemene insteek nog steeds dat het ter bescherming van de hygiëne en veiligheid van zwemmers en baders wenselijk is regels te stellen om de risico s van zwemmen en baden zoveel mogelijk te beperken. Er wordt echter beter aangesloten bij de tendensen in de huidige regelgeving om daarbij meer verantwoordelijkheid en ruimte aan de houder (exploitant) van de badinrichting (hierna: houder) te geven en de regelgeving tot de doelen en randvoorwaarden te beperken. Dat is in dit geval met name de zorgplicht van de houder voor een hygiënisch en veilig zwembad waar de bezoekers met een gerust hart kunnen zwemmen en baden. De kernelementen van de nieuwe aanpak in het Bhvbz zijn een analyse van de risico s voor de hygiëne en veiligheid en een daarop gebaseerd plan ter beheersing van die risico s, op te stellen en uit te voeren door de houder. De kwaliteit van water en lucht zijn daarvoor bepalende randvoorwaarden. Daarom zijn ook specifieke kwaliteitseisen voor water en lucht in de badinrichting gesteld die in de bijlage bij het besluit zijn opgenomen. Tot slot is in het onderhavige besluit rekening gehouden met de steeds verdergaande uitbreiding van het aanbod aan verschillende typen bassins in badinrichtingen. Er zijn daarom naast algemene voorschriften voor badinrichtingen ook specifieke voorschriften opgenomen voor een aantal bijzondere typen bassins. Op Europees niveau is de EG-Zwemwaterrichtlijn 3 vastgesteld. Deze richtlijn heeft alleen betrekking op zwemlocaties en niet op zwembaden. De richtlijn is mede geïmplementeerd met het Bhvbz. Daarbij is uitgangspunt geweest geen nationaal beleid te voeren. Er is daarom geen ruimte om de bepalingen van het Bhvbz ter implementatie van de zwemwaterrichtlijn, zo dat al wenselijk zou zijn, in de moderniseringsslag mee te nemen. Het onderhavige besluit heeft daarom geen betrekking op zwemlocaties maar alleen op badinrichtingen. Relatie met de Omgevingswet Een belangrijk aandachtspunt bij de herziening van de zwemwaterregelgeving is de integratie hiervan in de toekomstige Omgevingswet. In het wetsvoorstel voor de Omgevingswet zijn enkele artikelen opgenomen die specifiek betrekking hebben op zwemlocaties en op badinrichtingen. Die artikelen bevatten onder meer grondslagen voor nadere regeling van onderwerpen bij algemene maatregel van bestuur en in voorkomende gevallen bij ministeriële regeling. De belangrijkste regels over zwemmen en baden worden op wetsniveau, in de Omgevingswet (Ow), vastgesteld. De regels die tot overheden zijn gericht, voornamelijk instructies die zijn bedoeld ter implementatie van de EG-zwemwaterrichtlijn, zijn opgenomen in hoofdstuk 2 Ow, de regels die tot de houders zijn gericht in hoofdstuk 4 Ow. Deze hoofdstukken bevatten grondslagen om de hoofdzaken van de uitvoeringsregels bij algemene maatregel van bestuur te stellen. Uitvoeringstechnische, administratieve en meet- en rekenvoorschriften zullen bij ministeriële regeling worden gesteld. De inwerkingtreding van de Omgevingswet en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelgeving zal naar verwachting pas in 2018 plaatsvinden. In de uitvoeringspraktijk bestaat echter de wens om de geactualiseerde regelgeving (zie paragraaf 2) al eerder in te voeren. Bovendien bestaat de wens om de totstandkoming van de regelgeving in het kader van de Omgevingswet niet te belasten met inhoudelijke discussies over specifieke regelgeving. De bestaande regelgeving dient bij voorkeur beleidsneutraal naar het stelsel van de Omgevingswet te kunnen overgaan. Daarom is besloten het Bhvbz al voorafgaand aan de Omgevingswet aan te passen. Dit is fase 1 van het traject voor de herziening van de zwemwaterregelgeving. Fase 2 bestaat dan vervolgens uit het opstellen van regelgeving in het kader van de Omgevingswet. Het is dan dus de bedoeling dat het voorliggende besluit in de regelgeving op grond van de Omgevingswet kan worden ingepast zonder dat inhoudelijke wijzigingen nodig zijn die eerst nog uitgebreid met andere overheden en stakeholders moeten worden besproken. Daarbij wordt wel opgemerkt dat in verband met de huidige uitvoeringspraktijk er in het onderhavige wijzigingsbesluit voor gekozen is om de rol van de provincie (gedeputeerde staten) als 3 Richtlijn 2006/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 februari 2006 betreffende het beheer van de zwemwaterkwaliteit en tot intrekking van Richtlijn 76/160/EEG (PbEU L 64). 2

3 bevoegd gezag voor badinrichtingen te continueren. Bij het opstellen van regelgeving voor badinrichtingen op grond van de Omgevingswet zal dit aspect nader verkend en besproken worden. In fase 2 zal de aandacht zich verder specifiek richten op enige aanpassing van de regelgeving voor zwemlocaties, binnen de kaders die de EG-Zwemwaterrichtlijn daarbij stelt. Onder meer is het daarbij de bedoeling om voor alle zwemlocaties een houder aan te wijzen, die afhankelijk van de lokale situatie verantwoordelijk wordt voor het nemen van bepaalde maatregelen ten behoeve van de bescherming van de hygiëne en veiligheid van de bezoekers. Hoofdstuk IV van het Bhvbz (over badinrichtingen in oppervlaktewater) zal dan kunnen vervallen. Leeswijzer Paragraaf 2 van deze toelichting gaat nader in op de aanleiding voor de herziening van het Bhvbz. Paragraaf 3 geeft de hoofdlijnen van het wijzigingsbesluit weer. Paragraaf 4 beschrijft de verhouding tot bestaande regelgeving. Paragraaf 5 gaat in op de uitvoering en handhaving van het wijzigingsbesluit en paragraaf 6 belicht de gevolgen hiervan. Paragraaf 7 geeft een overzicht van adviezen en reacties die ten behoeve van het wijzigingsbesluit zijn ontvangen. In de paragrafen 8 en 9 wordt komen achtereenvolgens de evaluatie van het wijzigingsbesluit aan de orde en de inwerkingtreding en het overgangsrecht. Vervolgens zijn de artikelen afzonderlijk toegelicht. 2. Aanleiding, doel en sturingsfilosofie 2.1 Aanleiding Aan baden en zwemmen in badinrichtingen kunnen risico s zijn verbonden voor de hygiëne en de veiligheid van de bezoekers. In het rapport Risicoanalyse badinrichtingen en zwemlocaties ten behoeve van de Zwemwaterwet geeft het COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement hiervan een overzicht. 4 Om deze risico s zo goed mogelijk te beheersen is onder meer regelgeving nodig. De bestaande regelgeving voor baden en zwemmen in badinrichtingen, met name het Bhvbz, beantwoordde niet meer aan de eisen van deze tijd. Het Bhvbz was gebaseerd op een sturingsfilosofie waarbij de overheid gedetailleerd aan de houder voorschreef hoe hij zijn badinrichting moest inrichten en welke maatregelen hij moest treffen om een hygiënische en veilige situatie te verwezenlijken. In de moderne sturingsfilosofie stelt de overheid de doelen en randvoorwaarden en laat zij de keuze van de middelen om het doel te bereiken zoveel mogelijk bij de houder. Daarmee wordt ook ruimte geboden om maatregelen toe te spitsen op de specifieke situatie in de badinrichting en om in algemene zin innovatie te stimuleren. Dit kan positieve effecten hebben voor zowel de economie als het milieu, door bijvoorbeeld een verminderd gebruik van water, chemicaliën en energie. Daarnaast waren er binnen de zwembadbranche ontwikkelingen naar zelfregulering (zoals het Keurmerk Veilig en Schoon) waarmee in het Bhvbz nog geen rekening was gehouden. Bovendien vinden op zwembadgebied op internationaal en nationaal niveau normalisatie-activiteiten plaats, die in het Bhvbz evenmin een plek hadden gekregen. Ook de reikwijdte van het Bhvbz behoefde aanpassing. Zo bestonden bepaalde voorzieningen die in het Bhvbz waren geregeld, in praktijk niet meer en was het Bhvbz lastig toepasbaar op bepaalde moderne voorzieningen, zoals zwemvijvers en fish spa s. Ook was het Bhvbz gebaseerd op inmiddels sterk verouderde inzichten inzake kwaliteitseisen voor bad- en zwemwater. Daardoor moesten metingen worden gedaan die voor de bescherming van de hygiëne van de bezoekers en voor procesvoering in de badinrichting weinig zinvol meer waren, en waren omgekeerd metingen die naar de huidige inzichten wél relevant zijn, niet voorgeschreven. Daarnaast bestond er behoefte aan kwaliteitseisen voor de lucht in overdekte badinrichtingen. Binnenbaden hebben namelijk een afgesloten atmosfeer waarbij de lucht (re)circuleert en waarbij het onvoldoende ventileren (of te veel recirculeren) een negatieve invloed op de luchtkwaliteit 4 Het rapport is te vinden op In het rapport ligt de focus vooral op fysieke veiligheid en verdrinking, en minder op de chemische veiligheid. 3

4 heeft. Deze eisen zijn uit een oogpunt van hygiëne strikt noodzakelijk, zoals artikel 3, tweede lid, Whvbz, dat hiervoor de wettelijke delegatiegrondslag vormt, vereist. Tot slot behoefden ook de structuur van het Bhvbz en de daarin gehanteerde begrippen op een aantal punten verduidelijking. Dit alles vormde de aanleiding om het Bhvbz voor badinrichtingen geheel te herzien door in het bijzonder het oude hoofdstuk II door een nieuw hoofdstuk te vervangen. Zoals al werd opgemerkt, heeft deze herziening geen betrekking op zwemlocaties, omdat die in fase 2 (regulering in het kader van de Omgevingswet) specifieke aandacht zullen krijgen. 2.2 Doel In de eerste plaats heeft de onderhavige wijziging van het Bhvbz tot doel om, uitgaande van een moderne sturingsfilosofie, de risico s voor de hygiëne en veiligheid van bezoekers van badinrichtingen minstens zo goed te beschermen als op basis van het oude Bhvbz mogelijk was. Daarbij wordt er een groter beroep gedaan op de kennis en kunde van de houder, dan wel op diens verantwoordelijkheid om zich de benodigde kennis en kunde eigen te maken dan wel deze in te huren. De houder krijgt, in de vorm van een wettelijke zorgplicht, de verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat zijn badinrichting hygiënisch en veilig is voor de bezoekers. Als onderdeel van de uitvoering van deze zorgplicht moet hij een analyse (laten) maken van de risico s voor de hygiëne en veiligheid van de bezoekers, alsmede een beheersplan opstellen en uitvoeren waarin maatregelen zijn opgenomen om de geconstateerde risico s het hoofd te bieden. Hier staat tegenover dat de houder meer vrijheid krijgt om zelf te bepalen, desgewenst met gebruikmaking van innovatieve technieken en inzichten, welke maatregelen hij neemt om de hygiëne en veiligheid in de badinrichting te waarborgen. In de tweede plaats heeft de onderhavige wijziging van het Bhvbz tot doel om de verouderde voorschriften inzake de waterkwaliteit te vervangen. De parameters en daarbij behorende parameterwaarden waren sinds 1984 nagenoeg ongewijzigd gebleven en schoten vanuit de huidige inzichten inzake gezondheidsbescherming (zowel microbiologisch als chemisch) op een aantal punten tekort. Daarbij is van belang dat chemische stoffen (zoals bepaalde chloorverbindingen) soms pas op lange termijn een gezondheidseffect hebben en dat in de tussentijd veel mensen daaraan kunnen zijn blootgesteld. Voorts is van belang dat microbiologische verontreinigingen van het water weliswaar relatief snel tot ziektegevallen kunnen leiden, maar dat die gevallen dikwijls niet worden herleid tot het zwem- en badwater in een bepaalde badinrichting. Daardoor kunnen over langere tijd besmettingen plaatsvinden als het water niet periodiek op relevante parameters wordt onderzocht. Uit preventief oogpunt is het daarom van groot belang om adequate parameters te hanteren en overbodige parameters te schrappen of te vervangen door kwaliteitseisen en meetvoorschriften die betere waarborgen geven voor de hygiëne en veiligheid van bezoekers in de badinrichting. In de derde plaats is het wenselijk gebleken eisen aan de luchtkwaliteit in overdekte badinrichtingen te stellen teneinde de hygiëne van de badinrichting voor de bezoekers te waarborgen. In de vierde plaats heeft de onderhavige wijziging van het Bhvbz tot doel om de regels te verbeteren en te vereenvoudigen en met name de verdeling van verantwoordelijkheden tussen de houder en de overheid te verduidelijken. 2.3 Verdeling van verantwoordelijkheden Uitgangspunt is dat de houder, degene die de badinrichting voor bezoekers openstelt, via de exploitatie van zijn inrichting de meest directe invloed heeft op de hygiëne en veiligheid van de bezoekers en daarom in hoofdzaak de verantwoordelijkheid hiervoor draagt. Met het oog hierop is in het onderhavige besluit, zoals al werd opgemerkt, voor de houder een algemene zorgplicht opgenomen om in zijn badinrichting de hygiëne en de veiligheid van de bezoekers te waarborgen. Doordat gedetailleerde middelvoorschriften worden vervangen door doelvoorschriften krijgt de houder meer ruimte om door aanwending van de nieuwste technologieën en inzichten zuinig gebruik te maken van water, chemicaliën en energie. Dit kan bijdragen aan kostenbeheersing bij de exploitatie van de badinrichting. 4

5 Daarnaast is uitgangspunt dat de bescherming van de hygiëne en de veiligheid van de bezoekers van openbare en semi-openbare badinrichtingen een publiek belang is, dat ook in de toekomst overheidsinterventie noodzakelijk maakt. Daartoe stelt de overheid de nodige regels op ter bescherming van de hygiëne en de veiligheid van de bezoekers van dergelijke badinrichtingen en ziet zij toe op de naleving van die regels door de houders van de badinrichtingen en treedt zij zo nodig handhavend op. De regels moeten volgens de huidige sturingsfilosofie aan de houder vrijheid geven om zelf te bepalen op welke wijze hij aan zijn zorgplicht voor de hygiëne en de veiligheid van de bezoekers van zijn badinrichting inhoud wil geven en een zuinige exploitatie van zijn badinrichting denkt te kunnen bereiken. De regelgeving is gericht op het bereiken en behouden van een basisbeschermingsniveau. Absolute uitsluiting van risico s is onmogelijk. Het gaat om beheersing van risico s op een acceptabel niveau. Regelgeving is het beste instrument om van overheidswege het basisbeschermingsniveau te waarborgen. Privaatrechtelijke overeenkomsten tussen exploitanten en overheid bieden hiervoor minder waarborgen en bovendien brengen zij veel administratieve en bestuurlijke lasten en kosten mee. De regelgeving is gericht op het treffen van preventieve maatregelen, omdat dit beter dan corrigerend optreden achteraf beantwoordt aan de doelstelling van het overheidsingrijpen om de hygiëne en de veiligheid van de bezoekers te garanderen. Er bestaat geen Europese regelgeving die betrekking heeft op badinrichtingen (de EG- Zwemwaterrichtlijn ziet op zwemlocaties). Voor bepaalde aspecten van de hygiëne en veiligheid van badinrichtingen is particuliere regelgeving vastgesteld, zowel op nationaal als internationaal niveau, bijvoorbeeld de door de NEN 5 en de Fina 6 vastgestelde normen. Ook de bezoekers hebben verwachtingen en verantwoordelijkheden. Zij mogen verwachten dat de badinrichting hygiënisch en veilig is. Zij kunnen er echter ook op worden aangesproken dat zij het zwemwater niet onnodig verontreinigen of onveilige situaties veroorzaken. Zij hebben deze verantwoordelijkheid zowel voor zichzelf als naar andere bezoekers. Bij het kopen van een toegangsbewijs gaat voor bezoekers een aantal algemene voorwaarden en huisregels gelden. De houder ziet toe op de naleving van deze regels en kan bezoekers aanspreken op hun wangedrag of ondoordacht gedrag. Dit biedt de mogelijkheid van maatwerk en flexibiliteit waarmee kan worden ingespeeld op de omstandigheden binnen de badinrichting. Dit is de reden dat in de regelgeving alleen voorschriften zijn opgenomen voor de houder. Dit betekent niet dat voor de bezoekers geen regels gelden. Het gedrag van bezoekers leent zich echter beter voor regulering via de huisregels van de badinrichting en via het burgerlijke recht. De huisregels kunnen ook de vorm aannemen van algemene voorwaardenin de zin van het Burgerlijk Wetboek. De houder heeft het in zijn macht om hen op hun wangedrag of ondoordacht gedrag aan te spreken en daaraan een eind te maken. Bezoekers kunnen overigens niet (in alle situaties) op dezelfde wijze worden benaderd. Zo hebben ouders dan wel begeleiders een bijzondere verantwoordelijkheid voor hun badende en zwemmende kinderen of andere personen die aan hun zorg zijn toevertrouwd. Die verantwoordelijkheid kan mede inhouden dat zij waakzaam zijn in verband met het risico op verdrinking of het ontstaan van gevaarlijke situaties. Een vereniging die buiten de reguliere openingstijden van de badinrichting gebruik maakt zonder dat het (gebruikelijke) personeel van de badinrichting aanwezig is, draagt ook een bijzondere verantwoordelijkheid voor de gang van zaken tijdens dat gebruik. De houder moet nagaan of het in een dergelijke situatie verantwoord is dat de vereniging zonder aanwezigheid van zijn (gebruikelijke) personeel van de badinrichting gebruik maakt. Daartoe moet hij een inschatting maken of de gebruikers voldoende kennis en ervaring hebben en moet hij de verantwoordelijkheid voor de gang van zaken contractueel voldoende vastleggen. Ook moeten de nodige middelen om onhygiënische of onveilige situaties het hoofd te bieden aanwezig en bereikbaar zijn en moet de gebruiker de kennis en kunde hebben hoe hij in dergelijke situaties moet optreden en hoe hij met de hulp- en reddingsmiddelen moet omgaan. Al dit soort aspecten, die voor de hygiëne en veiligheid van de bezoekers van de badinrichting uiteraard zeer relevant zijn, vormen geen onderwerp van het onderhavige besluit. Het besluit 5 NEN is de afkorting van NEderlandse Norm en is tevens de naam van het samenwerkingsverband van het Nederlands Normalisatie-instituut en de Stichting NEC (gespecialiseerd in de normalisatie van elektrotechniek en ICT) 6 De Fédération Internationale de Natation (FINA) is de overkoepelende internationale zwembond. 5

6 beoogt dus niet om verandering te brengen in de rechtssituatie van de houder en de bezoekers over en weer. De nieuwe sturingsfilosofie in dit besluit ziet alleen op de verhouding tussen de houder en de overheid in relatie tot de aan hen gezamenlijk toevertrouwde zorg voor de hygiëne en veiligheid van de bezoekers die gebruik maken van openbare en semi-openbare badinrichtingen. In die filosofie rust op de houder de taak om het gedrag van de bezoekers van zijn badinrichting in goede banen te leiden en zijn de bezoekers door de houder en de medebezoekers aanspreekbaar op hun eigen gedrag en dat van de aan hun zorg toevertrouwde personen. 3. Hoofdlijnen van het besluit Hieronder wordt ingegaan op de hoofdlijnen van het wijzigingsbesluit. 3.1 Reikwijdte, doel en belanghebbenden Het onderhavige besluit omvat uitsluitend wijzigingen van de regels voor openbare en semiopenbare badinrichtingen (niet zijnde zwemlocaties). Een badinrichting omvat niet alleen het water waarin gebaad of gezwommen wordt, maar ook de daarmee samenhangende voorzieningen in de nabije omgeving van het water, zoals grasvelden, perrons, douches en kleedhokjes. Dit was in het oude Bhvbz ook al zo. Doel van het Bhvbz blijft de bescherming van de hygiëne en de veiligheid van de bezoekers van badinrichtingen. Dit houdt onder meer in dat overdracht van ziekten, blootstelling aan toxische stoffen en letsel zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. Er zijn voorschriften gesteld over de kwaliteit van het bad- en zwemwater en voor het eerst in het Bhvbz, ook de kwaliteit van de lucht in overdekte badinrichtingen, alsmede de risicoanalyse en het beheersplan met maatregelen om de gesignaleerde risico s het hoofd te bieden. Het onderhavige besluit heeft gevolgen voor de volgende belanghebbenden: - houders van openbare en semi-openbare badinrichtingen (niet zijnde zwemlocaties); - bestuursorganen: de provincies (in hun rol van uitvoerder, toezichthouder en handhaver) en gemeenten (in hun rol van eigenaar/exploitant). De Minister van Infrastructuur en Milieu is in algemene zin verantwoordelijk voor de regelgeving. Voor de bezoekers van de badinrichtingen brengt het besluit geen directe veranderingen mee. 3.2 Instrumenten Het nieuwe Hoofdstuk II (Badinrichtingen) is de kern van dit besluit. Nieuw in het Bhvbz is de zorgplicht van de houder, opgenomen in artikel 3 als onderdeel van de algemene paragraaf (paragraaf 1) van hoofdstuk II. De zorgplicht is het kader voor de andere, hierna te bespreken, verplichtingen van de houder tot opstelling van een risicoanalyse en opstelling en uitvoering van een beheersplan, waarin maatregelen ter beheersing van de gesignaleerde risico s zijn opgenomen. Op de zorgplicht zal uitgebreider worden ingegaan in paragraaf 3.3. Paragraaf 1 bevat voorts de algemene voorschriften voor de reguliere zwembaden. Dit zijn badinrichtingen met een of meer circulatiebassins, waarbij minstens één bassin dieper is dan 0,50 meter en een oppervlakte heeft van 2 vierkante meter of meer. Artikel 4 bevat de eisen waaraan de waterkwaliteit moet voldoen. Daarnaast gelden voor zwemhallen in overdekte badinrichtingen ook eisen voor de kwaliteit van de lucht (artikel 6). Teneinde te controleren of de kwaliteit van het water en de lucht aan de eisen voldoet, zijn in artikel 5 voorschriften opgenomen over de wijze waarop de kwaliteit van het water moet worden onderzocht en zijn in artikel 6, tweede lid, deze eisen van overeenkomstige toepassing verklaard op het onderzoek van de luchtkwaliteit. Artikel 7 verplicht de houder tot uitvoering van een analyse, waarin de risico s voor de hygiëne en veiligheid van de bezoekers van zijn badinrichting inzichtelijk worden gemaakt (de risicoanalyse ). De houder moet voorts in een beheersplan de nodige maatregelen vastleggen ter voorkoming en beperking ( beheersing ) van de risico s die zich blijkens de risicoanalyse in zijn badinrichting kunnen voordoen. Deze aanpak biedt de houder de mogelijkheid om de maatregelen te nemen die voor zijn situatie het meest zinvol, effectief en economisch zijn. In bijlage II bij dit besluit worden de aspecten genoemd waaraan de houder in de risicoanalyse en het daarop gebaseerde 6

7 beheersplan in ieder geval aandacht moet besteden. Een houder kan de risicoanalyse en het beheersplan afzonderlijk opstellen, maar hij mag de risicoanalyse en het beheersplan ook integreren in een ander onderzoek of plan, bijvoorbeeld een al bestaand systeem van RI&E/kwaliteitszorg. Er worden in het besluit namelijk geen vormvereisten aan de analyse en het plan gesteld. De houder moet ervoor zorgen dat de vastgelegde maatregelen ook worden uitgevoerd en daarvan moet hij ook verslag leggen. De risicoanalyse en het beheersplan moeten actueel worden gehouden. Zij moeten altijd door de toezichthouder kunnen worden geraadpleegd, doordat zij in de badinrichting aanwezig worden gehouden of digitaal beschikbaar worden gesteld. Paragraaf 2 van Hoofdstuk II van het besluit bevat voorschriften voor bijzondere typen bassins in badinrichtingen, te weten: - ondiepe bassins van ten hoogste 50 centimeter diep, waaronder peuterspeelbaden (artikel 8); - bassins met een helofytenfilter, oftewel zwemvijvers (artikel 9); - bassins met een verhoogd zoutgehalte, waaronder floating tanks (artikel 10); - bassins met eenmalig gebruik van water (artikel 11); - bassins met vissen, ook wel fish spa s genoemd (artikel 12); - doorstroomde bassins (artikel 13). 3.3 Zorgplicht In artikel 3 is voor de houders van badinrichtingen een zorgplicht opgenomen. Deze komt er kort gezegd op neer dat de houder zijn badinrichting hygiënisch en veilig moet houden, ter bescherming van de hygiëne en de veiligheid van de bezoekers. De context van deze verplichting is al in paragraaf 2.3 geschetst. Het is het wenselijk om in het besluit een zorgplicht op te nemen, omdat veel inhoudelijke middelvoorschriften uit het Bhvbz zijn geschrapt. De zorgplicht legt een inhoudelijke norm als grondslag onder het Bhvbz, waarvan de kernbepalingen, behoudens kwaliteitseisen voor water en lucht, verder vooral instrumentele verplichtingen behelzen, zoals de opstelling van een risicoanalyse en een beheersplan. Die verplichtingen operationaliseren in feite de zorgplicht, die de verplichtingen van de houder basaal omschrijft. De invulling van de zorgplicht is afgeleid uit de artikelen 3 (hygiëne) en 4 (veiligheid) van de Whvbz, die als belangrijkste wettelijke grondslagen voor het Bhvbz dienen. Daarbij gelden twee aandachtspunten. Ten eerste kan de zorgplicht niet breder zijn dan de wettelijke grondslagen die de artikelen 3 en 4 bieden. Zo gaat het in artikel 4 bij veiligheid om de fysieke veiligheid en niet om de sociale veiligheid in de badinrichting. Op grond van de zorgplicht kan het bevoegd gezag of de bezoeker dus geen maatregelen verlangen om de sociale veiligheid te waarborgen, mogelijk wel op andere gronden. Ten tweede is het blijkens adviezen van de (Afdeling advisering van de) Raad van State wenselijk om zorgplichtbepalingen zoveel mogelijk te concretiseren 7. Door het overnemen van de elementen die in de artikelen 3 en 4 van de Whvbz zijn genoemd, is aan beide aandachtspunten voor de zorgplicht gevolg gegeven. De zorgplicht is het inhoudelijke referentiepunt voor de analyse van de risico s voor de hygiëne en veiligheid van de bezoekers van de badinrichting die de houder moet uitvoeren, en het beheersplan dat de houder op grond van deze risicoanalyse moet opstellen en uitvoeren om deze risico s te beheersen. De houder mag, binnen de grenzen van de zorgplicht, zelf bepalen welke maatregelen hij neemt om aan de zorgplicht te voldoen. Het bevoegd gezag moet bij het toezicht en de handhaving deze vrijheid van de houder respecteren. In deze fase dient de zorgplicht vooral nog als vangnet indien onhygiënisch of onveilige situaties bestaan. Het toezicht en de handhaving richten zich dan vooral op de verplichting van de houder om het voor zijn badinrichting opgestelde beheersplan daadwerkelijk uit te voeren. 7 Zie bijvoorbeeld het advies van de Afdeling Advisering van de Raad van State over de ontwerp- Omgevingswet, Kamerstukken II 2013/14, 33962, nr. 4. 7

8 Indien het bevoegd gezag van mening is dat de zorgplicht niet is nageleefd, kan het op grond daarvan optreden, maar ook kan het bevoegd gezag de houder verzoeken om het beheersplan aan te passen en aanvullende maatregelen uit te voeren die nodig zijn om een hygiënische en veilige situatie in zijn badinrichting te waarborgen. Zo nodig kan het bevoegd gezag een dwangsom opleggen met het doel dat de houder zijn verplichtingen alsnog nakomt. De uitoefening van bestuursdwang lijkt in eerste instantie minder voor de hand te liggen, omdat de houder keuzevrijheid heeft hoe hij zijn zorgplicht invult. Bestuursdwang is echter toch niet uitgesloten, omdat de maatregelen die moeten worden getroffen om de hygiëne en veiligheid van de bezoekers van de badinrichting te verzekeren, in het door de houder opgestelde beheersplan zijn vastgelegd en daarmee vaststaat welke maatregelen de houder, met inachtneming van zijn keuzevrijheid, dient uit te voeren. Na de opstelling van het beheersplan is het keuzemoment voorbij en ligt in beginsel voldoende duidelijk vast welke maatregelen de houder in zijn badinrichting moet nemen. Daarom kan het bevoegd gezag, zonder voorbij te gaan aan de keuzevrijheid van de houder, bij wijze van bestuursdwang toch de nodige maatregelen nemen en de kosten daarvan verhalen op de houder. De Whvbz geeft het bevoegd gezag ook de mogelijkheid om de badinrichting in een uiterste geval te sluiten (artikel 11 Whvbz). Wat betreft de inhoud van de zorgplicht is er een bandbreedte waarbinnen de houder in meer of mindere mate daaraan kan voldoen, zonder de grenzen van de zorgplicht evident te overschrijden. Er kan natuurlijk wel discussie over ontstaan. Stel dat op de vloer van een douche gladde tegels liggen en tegen de muur ruwe tegels zijn aangebracht, dan is duidelijk dat de zorgplicht is overtreden voor zowel het veiligheidsaspect als het hygiëneaspect. Over de mate waarin tegels al dan niet glad of ruw zijn, kan natuurlijk wel discussie ontstaan. Bij dit alles is uitgangspunt of de houder redelijkerwijs heeft gehandeld overeenkomstig de in badinrichtingen gangbare maatstaven. Voor de bezoekers van een badinrichting biedt de zorgplicht een referentiepunt op grond waarvan hij van de houder mag verwachten dat de inrichting schoon en veilig is. Hieraan kan hij zo nodig refereren wanneer hij de houder volgens het burgerlijke recht aanspreekt of het bevoegd gezag verzoekt om handhavend op te treden. De zorgplicht is ook strafrechtelijk handhaafbaar. De strafbaarstelling is niet geregeld in de Wet op de economische delicten, zoals bij de meeste andere milieuwetgeving, maar in de wet zelf, te weten in artikel 23, eerste lid, Whvbz. Hierin is bepaald dat een gedraging in strijd met het verbod, gesteld bij artikel 2 Whvbz, kan worden gestraft. Artikel 2 verbiedt de houder in zijn badinrichting gelegenheid te geven tot zwemmen of baden indien niet is voldaan aan de voorschriften krachtens de artikelen 3, 4 en 7 Whvbz. Het onderhavige besluit, waaronder de zorgplicht, is gebaseerd op de artikelen 3 en 4 Whvbz. De strafbaar gestelde feiten gelden volgens artikel 23, vierde lid, Whvbz als overtredingen. 4. Verhouding tot bestaande regelgeving Het onderhavige besluit heeft betrekking op badinrichtingen (niet zijnde zwemlocaties). Er is geen Europese regelgeving met betrekking tot de veiligheid en hygiëne van de bezoekers van badinrichtingen. De EG Zwemwaterrichtlijn heeft betrekking op zwemlocaties. Die richtlijn is mede geïmplementeerd in het Bhvbz, maar het onderhavige besluit laat die bepalingen ongewijzigd, om redenen die al eerder zijn toegelicht. Het Bhvbz heeft verschillende raakvlakken met andere nationale regelgeving, die ook relevant zijn voor het nieuwe hoofdstuk II van dit besluit De Arbeidsomstandighedenwet richt zich op de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers in de badinrichting. Het Bhvbz richt zich op de gezondheid en de veiligheid van de bezoekers van de badinrichting. Deze regelgeving kan elkaar versterken. De Arbeidsomstandighedenwet schrijft bijvoorbeeld voor dat het personeel bij de bediening van 8

9 werktuigen (zoals een beweegbare zwembadbodem) rekening moet houden met de veiligheid van de bezoekers. Ook de Warenwet is relevant voor badinrichtingen. Zo vallen speeltoestellen onder het Warenwetbesluit veiligheid attractie- en speeltoestellen. Op de bereiding en verkoop van levensmiddelen is het Warenwetbesluit bereiding en behandeling van levensmiddelen van toepassing. Het onderhavige besluit heeft geen betrekking op situaties waarop de Warenwet van toepassing is. De Woningwet beoogt de veiligheid van bouwwerken in badinrichtingen te verzekeren. Het onderhavige besluit bevat slechts enkele aanvullende voorschriften. De Drinkwaterwet heeft betrekking op collectieve drinkwater- en warm tapwaterinstallaties in badinrichtingen, zoals douches. Op grond van die wet gelden onder meer voorschriften voor het legionellaveilig beheer van die installaties. Hierop is het onderhavige besluit niet van toepassing. De Wet milieubeheer is van toepassing op de opslag en het gebruik van chemicaliën voor de desinfectie (of andere behandeling) van het water in badinrichtingen. Hierop is het onderhavige besluit niet van toepassing. De Europese Biocidenverordening 8 is van toepassing op de middelen voor desinfectie van het water in badinrichtingen, zoals natriumhypochloriet, zoutelektrolyse ofwel anodische oxidatie, en ozon. Deze middelen mogen alleen worden gebruikt indien zij zijn toegelaten door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb). Daarnaast moet worden voldaan aan de in de toelating gestelde voorwaarden en voorschriften, die mede gericht zijn op bescherming van de gezondheid van de bezoekers van de badinrichtingen. De Biocidenverordening vervangt sinds 1 september 2013 de vergelijkbare bepalingen die waren opgenomen in de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb). Indien er aanwijzingen zijn dat een badinrichting de bron is van besmetting van een persoon met een infectieziekte, dan kan de burgemeester van de betrokken gemeente dan wel de voorzitter van de betrokken veiligheidsregio op grond van artikel 47 van de Wet publieke gezondheid (Wpg) daar een onderzoek instellen, een ontsmetting uitvoeren dan wel de badinrichting sluiten. Bij spray parks, splash parks en vergelijkbare speelelementen is vaak geen sprake van bassins om in te zwemmen of baden, waardoor ze niet onder de Whvbz vallen. Hierop kan de Wpg worden toegepast, eventueel in combinatie met de Gemeentewet. Vanwege de rol van gedeputeerde staten als bevoegd gezag voor de toepassing van het Bhvbz is de Provinciewet eveneens van belang. Hierin is onder meer de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang geregeld (artikel 122). Hierop is in paragraaf 3.3 al ingegaan. Het Bhvbz geldt niet voor badinrichtingen in Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Op basis van de Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES (Wet VROM BES) 9 zal wel een aantal voorschriften gaan gelden voor badinrichtingen op die eilanden. Het betreft met name de artikelen 5.39 en 5.40 van de Wet VROM BES en de daarop te baseren voorschriften. Die bepalingen zijn op dit moment nog niet in werking getreden. De regelgeving is vrij rudimentair, wat ermee samenhangt dat voor badinrichtingen op Caribisch Nederland nooit eerder voorschriften hebben gegolden. Het gaan voldoen aan de voorschriften moet dan ook worden beschouwd als een eerste stap in een traject om de borging van hygiëne en veiligheid van badinrichtingen op deze eilanden te verbeteren. 8 Verordening (EU) Nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (Pb EU 2012, L167). 9 Stb. 2012, nr. 27, deels op 1 juli 2012 in werking getreden (Stb. 2012, 232). 9

10 In de normenserie NEN-EN zijn Europese veiligheidseisen opgenomen die gelden voor verschillende zwembadvoorzieningen en NEN-EN bevat veiligheidseisen voor het ontwerp en beheer van zwembaden. Deze kunnen voor de houder een maatstaf vormen bij zowel het uitvoeren van een risicoanalyse als het opstellen van het beheersplan. 5. Uitvoering en handhaving Met de uitvoering van de Whvbz en het Bhvbz zijn gedeputeerde staten belast. Voor badinrichtingen houdt dit in dat gedeputeerde staten een registratie bijhouden van in hun provincie aanwezige badinrichtingen, ontheffing kunnen verlenen van een aantal wettelijke voorschriften, nadere voorschriften kunnen stellen en aan de houder een last tot sluiting kunnen geven. Tevens wijzen gedeputeerde staten de ambtenaren aan die zijn belast met het toezicht op de naleving van de Whvbz. Als gevolg van de nieuwe sturingsfilosofie die aan het onderhavige besluit ten grondslag ligt, verandert ook de aard van het toezicht. Teneinde het toezicht in Nederland zo uniform en eenduidig mogelijk uit te voeren, is het van groot belang dat er een goede en intensieve afstemming tussen provincies plaatsvindt. Daarbij kan het IPO-Deskundigenberaad Zwemwater (DBZ) een belangrijke rol spelen. Daar waar de toezichthouder in de oude situatie met name controleerde of aan de middelvoorschriften werd voldaan, zal hij in de nieuwe situatie vooral toetsen of een houder bij zijn risicoanalyse aan alle relevante aspecten aandacht heeft besteed, op grond hiervan de juiste afwegingen heeft gemaakt bij het opstellen van een beheersplan waarin de te treffen maatregelen zijn opgenomen, die maatregelen vervolgens ook heeft uitgevoerd en de risicoanalyse en het beheersplan actueel heeft gehouden. Anders dan in het oude Bhvbz wordt van de toezichthouder vooral verwacht dat hij beoordeelt of een houder voldoende blijk geeft van risicobewust en verantwoordelijk handelen. Als maatstaf hierbij dient in beginsel de invulling die de houder in zijn risicoanalyse en beheersplan aan de zorgplicht van artikel 3 van het Bhvbz heeft gegeven. Wanneer er volgens de toezichthouder zaken ontbreken of mis zijn, waardoor de houder zijns inziens onvoldoende van zijn zorgplicht heeft gekweten, zal hij de houder daarover eerst informeren, zodat deze daarmee bij zijn aanpak in het vervolg rekening kan houden. Zo nodig kan het bevoegd gezag bestuursrechtelijk handhavend optreden of bij het OM strafrechtelijke handhaving aankaarten. De houder geniet uiteraard rechtsbescherming, zodat desnoods de rechter zich kan uitspreken of de houder binnen redelijke grenzen van zijn zorgplicht de bepalingen van het Bhvbz voldoende heeft nageleefd. 6. Gevolgen 6.1 Deregulering Met het onderhavige besluit vervallen een groot aantal bepalingen van het Bhvbz, waarvoor deels nieuwe bepalingen in de plaats komen die globaler van aard zijn en de houder van badinrichtingen meer keuzevrijheid geven om het reilen en zeilen van zijn badinrichting te bepalen. Het Bhvbz is hierdoor eenvoudiger en beter leesbaar geworden. 6.2 Overheidslasten SIRA consulting heeft in het rapport Toetsing lasten Zwemwaterregelgeving 10 een berekening gedaan van de lasten voor de overheid. De jaarlijkse extra uitvoeringslasten voor de overheid (in 10 SIRA, Rapport Toetsing lasten Zwemwaterregelgeving Inzicht in de wijze waarop de regeldruk verandert door de wijziging van de zwemwaterregelgeving, te vinden op 10

11 casu de provincies) zijn becijferd op euro ofwel een toename van 3,9 % (voor heel Nederland). Deze toename wordt veroorzaakt door de extra tijd die nodig is voor het doornemen van de risicoanalyse en de parameters voor water- en luchtkwaliteit. Van een toename van de jaarlijkse interbestuurlijke lasten is volgens SIRA geen sprake. De eenmalige extra uitvoeringslasten voor de provincies zijn becijferd op euro (voor heel Nederland). Over de dekking van deze lasten vindt momenteel nog overleg plaats. 6.3 Effecten voor het bedrijfsleven In het SIRA-rapport zijn de jaarlijkse extra administratieve lasten voor de houders van badinrichtingen becijferd op euro, ofwel een toename van 58% ten opzichte van de huidige administratieve lasten. Het grootste deel van de toename (92%) wordt veroorzaakt door hogere meetkosten die verband houden met nieuwe parameters van de water- en luchtkwaliteit die enkele verouderde paramaters vervangen en naar de huidige inzichten een beter beeld geven van de hygiëne en veiligheid in de badinrichting. Deze kosten zijn dus het gevolg van de wens om het beschermingsniveau van het Bhvbz naar een eigentijds niveau te tillen, zoals ook in enkele andere landen bestaat. De cijfers zijn gebaseerd op een conceptversie (d.d. 27 september 2013) van het rapport Kosteneffecten kwaliteitseisen (water en lucht) in de voorgestelde herziening regelgeving Bhvbz van Pool Water Treatment (PWT). Volgens het SIRA-rapport liggen de berekende extra meetkosten per badinrichting tussen 1060 euro en 2692 euro per jaar. Doelgroep Aantal badinrichtingen Extra meetkosten per badinrichting per jaar Medisch en therapeutisch euro Peuterbaden Openbaar Hotels en motels Campings en bungalowparken Sportscholen en zwemscholen Relaxgelegenheden Sauna s Op 21 augustus 2014 heeft PWT de definitieve versie van haar rapport uitgebracht 11, waarin de meetfrequenties ten opzichte van de conceptversie op een aantal punten verlaagd zijn. Daarmee zullen de meetkosten dus ook lager uitvallen dan in het SIRA-rapport is aangegeven. De toename van de jaarlijkse administratieve lasten is voor het overige het gevolg van het periodiek bijhouden van de risicoanalyse en het beheersplan. Volgens het PWT-rapport (waarop SIRA de kosten baseert die verband houden met de nieuwe kwaliteitseisen) kan een houder van een badinrichting die nu al volledig voldoet aan de voorschriften van het oude Bhvbz zonder aanvullende technische maatregelen aan de nieuwe kwaliteitseisen voldoen. Omdat SIRA het volledig voldoen aan de wetgeving hanteert als 11 PWT, Kosteneffecten kwaliteitseisen (water en lucht) in de voorgestelde herziening regelgeving Bhvbz, herziene versie, te vinden op 11

12 uitgangspunt voor de nul-meting, verwacht SIRA geen toename van de jaarlijkse nalevingskosten en toezichtlasten. De eenmalige lasteneffecten zijn door SIRA landelijk berekend. Uitgaande van het door SIRA gehanteerde aantal van 2625 badinrichtingen, komen deze kosten per badinrichting op gemiddeld 2747 euro, bestaande uit kosten voor kennisname van de wijziging in de regelgeving en het opstellen van de risicoanalyse (2412 euro), investeringen naar aanleiding van de risicoanalyse en de verplichting ten aanzien van het vastzuigrisico (zie bijlage II, artikel 2, eerste lid, onder a, 1, en artikel 3, tweede lid, onder b, 2, en de toelichting daarop) (240 euro) en de extra tijd die gedurende de eerste 3 jaar nodig is in de contacten met de toezichthouder (totaal over 3 jaar: 95 euro). Hoewel de bedrijven door de doelvoorschriften meer vrijheid hebben in het beheren van de badinrichting, zien zij volgens het SIRA-rapport geen directe vermindering van de kosten. Met name grotere bedrijven zien wel indirecte kostenvoordelen, maar die vallen buiten de kaders van de regeldruk. Kleinere bedrijven overwegen wel om minder maatregelen in te zetten dan op grond van het oude Bhvbz vereist waren, maar die maatregelen werden regelmatig al achterwege gelaten. Op papier leidt dit tot een vermindering van de regeldruk, maar in praktijk merken ze daar niets van. Wel biedt de nieuwe regelgeving volgens SIRA deze houders de mogelijkheid om de eerdere situatie geaccepteerd te krijgen, waardoor zij eventueel de kosten van de aanvullende maatregelen voorkomen. Een kostenbesparing kan ook voortvloeien uit de mogelijkheid die het onderhavige besluit biedt om metingen van de water- en luchtkwaliteit die normaliter door de houder of het laboratorium moeten worden uitgevoerd, te vervangen door geautomatiseerde metingen (zie noot 1 onder de tabel in bijlage I). De kostenbesparingen als gevolg van een verminderd water- en energieverbruik en efficiëntere inrichting en exploitatie van de badinrichting zullen van badinrichting tot badinrichting verschillen. Hierover zijn op dit moment nog geen uitspraken te doen. Daarom is in artikel III van dit besluit bepaald dat er een evaluatie komt waarin onder meer eventuele kostenvoordelen als gevolg van dit besluit in beeld zullen worden gebracht. 6.4 Effecten voor het milieu Doordat in het onderhavige besluit meer wordt uitgegaan van doelvoorschriften, kan hierdoor meer ruimte ontstaan voor innovatieve ontwikkelingen die de doelmatige en zuinige exploitatie van badinrichtingen ten goede kunnen komen. Op grond van het Bhvbz gold in badinrichtingen bijvoorbeeld het voorschrift om per bezoeker een bepaalde minimumhoeveelheid suppletiewater te gebruiken. Dit is water van drinkwaterkwaliteit, waaraan energie en desinfectiemiddelen (chemicaliën) worden toegevoegd. Als dit middelvoorschrift wordt vervangen door een doelvoorschrift, biedt dit in principe mogelijkheden om op een andere wijze dan het suppleren van water het doel (hygiënisch zwemwater) te bereiken. Daardoor kunnen het verbruik van energie, chemicaliën en water worden verminderd. Economische en praktische voordelen gaan dan hand in hand met milieuvoordelen. Op dit moment is geen inschatting van de milieuvoordelen te maken. Daarom zal dit eveneens worden onderzocht in de evaluatie die zal plaatsvinden op grond van artikel III van het onderhavige besluit. 6.5 Gevolgen voor de rechtshandhaving Op grond van het oude Bhvbz werden slechts in zeer zeldzame gevallen rechtszaken gevoerd. Door voor badinrichtingen meer te gaan werken met doelvoorschriften, worden de voorschriften minder 12

13 gemakkelijk toetsbaar. Dit kan vaker leiden tot discussie tussen de houder en de toezichthouder en het vaker inschakelen van de rechter. Aan de andere kant heeft de houder meer keuzevrijheid en verantwoordelijkheid en zal er geen aanleiding bestaan voor handhaving van gedetailleerde voorschriften, zoals die in het oude Bhvbz waren opgenomen, indien de toezichthouder van oordeel is dat de hygiëne en veiligheid van de bezoekers voldoende zijn verzekerd. Of er aanleiding tot handhaving bestaat, hangt voorts af van de intensiteit van het toezicht en van de financiële situatie waarin badinrichtingen verkeren en die onterechte besparingen kan uitlokken. Hierdoor is het lastig om op dit moment al te stellige verwachtingen uit te spreken. De gevolgen voor de rechtshandhaving zijn niet meegenomen in het rapport van SIRA, omdat deze niet als administratieve lasten worden aangemerkt. Er is geen aanleiding om een significante toename van het aantal rechtszaken te verwachten. Daarom is dit niet als evaluatiepunt opgenomen in artikel III van het onderhavige besluit, maar indien daartoe toch aanleiding blijkt te bestaan kan het in de evaluatie uiteraard alsnog aan de orde komen. In het kader van de handhaving van het Bhvbz is een aantal malen met succes de Bestuurlijke Strafbeschikking milieu (BSBm) ingezet. In de Feitenlijst die bij de Richtlijn BSBm behoort, zijn zwemwaterzaken opgenomen. Deze feitenlijst is gebaseerd op het oude besluit en wordt derhalve aangepast. 7. Advisering en consultatie Vanaf het begin van het wetgevingsproject in 2009 heeft gedurende een lange periode geregeld uitvoerig overleg plaatsgevonden met de betrokken partijen, met name provincies, Rijkswaterstaat, de Unie van Waterschappen, gemeenten, de Vereniging Sport en Gemeenten (VSG), het Nationaal Platform Zwembaden (NPZ-NRZ), de Recron, Koninklijke Horeca Nederland, OSO (koepel van recreatieschappen), Sportfondsen Nederland, Optisport, de Koninklijke Nederlandse Zwembond (KNZB), Abvakabo FNV en Reddingsbrigade Nederland. Deze partijen waren ook betrokken bij de inventarisatie van een aantal zwemrisico s, die is uitgevoerd door het COT Instituut voor Veiligheid en Crisismanagement 12. Daarnaast heeft een expertgroep (vanuit universitaire en onderzoeksinstellingen, laboratoria, leveranciers, adviesbureaus, toezichthouders en exploitanten) adviezen uitgebracht over de eisen voor de water- en luchtkwaliteit in badinrichtingen 13. In aanvulling daarop heeft het RIVM advies uitgebracht met betrekking tot onder meer de te gebruiken analysemethoden en specifieke baden zoals peuterspeelbaden en floating tanks 14. Voor de fish spa s heeft het RIVM een afzonderlijk rapport uitgebracht 15. In een vroege fase van het proces is door Bureau KLB een project uitgevoerd waarbij een representatieve groep van burgers is gevraagd wat ze van de overheid op het gebied van zwemwaterregelgeving verwachten. Ten behoeve van meer kwalitatieve informatie zijn er bovendien in het kader van dat onderzoek bijeenkomsten met focusgroepen georganiseerd 16. Over de voorschriften inzake zwemvijvers is de VHG (branchevereniging voor ondernemers in het groen) geconsulteerd, over de voorschriften inzake de fish spa s is Garra Rufa Nederland geraadpleegd. Het onderhavige besluit is overeenkomstig de Code interbestuurlijke verhouding voor commentaar voorgelegd aan het Interprovinciaal Overleg en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Daarnaast heeft er een internetconsultatie van het ontwerp-besluit plaatsgevonden, die iedereen in de gelegenheid heeft gesteld zijn opmerkingen over het besluit te maken. 12 COT, Rapport Risicoanalyse badinrichtingen en zwemlocaties ten behoeve van de Zwemwaterwet, te vinden op 13 Rapport Advies expertgroep Veilig en Gezond Zwemmen in de nieuwe wetgeving Werkgroep van de Brancheorganisatie Zwembad-techniek (BoZt), december 2012, te vinden op 14 RIVM, Rapport Normen en methoden voor kwaliteitsparameters in het te wijzigen Besluit hygiëne badinrichtingen en zwemgelegenheden, rapport xxx/ RIVM, Rapport Gezondheidsrisico s gerelateerd aan het gebruik van baden met garra-rufavissen rapport / KLB, Rapport Burgers over zwemwater - Rapport Burgerraadpleging bij de herziening van de Zwemwaterwet, te vinden op 13

14 Van de gelegenheid tot het inbrengen van commentaar is gebruik gemaakt door de Nederlandse normcommissie Zwembaden, Sportfondsen Nederland B.V., VHG Platform voor Natuurlijk Zwemwater, het IPO (Interprovinciaal overleg), de VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten), C-Mark, de heer Keuten, mevrouw Knoef-Vruggink, camping de Noetselerberg, Thermae 2000, een samenwerkingsverband van een drietal brancheverenigingen, een keurmerkverlenend instituut, twee campings, twee hotels, een laboratorium, een deskundige op gebied van de microbiologische zwemwaterkwaliteit, een deskundige op het gebied van de zwemwaterbehandeling, een groep legionelladeskundigen, een normalisatiedeskundige en een toezichthouder. Een overzicht van alle reacties (deels geanonimiseerd) is te vinden op de website van de internetconsultatie. 17 Daar is ook een uitgebreide ambtelijke reactie op de ontvangen reacties te vinden, gerangschikt naar de artikelen, bijlagen en nota van toelichting. Daarin komen alle reacties aan de orde. Tevens zijn op de website enkele relevante documenten met achtergrondinformatie gepubliceerd. Deze ambtelijke reactie is doorgesproken met de belangrijkste stakeholders, die ook al bij de voorbereiding van het ontwerp-besluit waren betrokken. Voorts heeft hierover enkele malen overleg plaatsgevonden met het IPO. In algemene zin kan worden opgemerkt dat er in geen van de reacties is gepleit voor behoud van de aanpak in het oude Bhvbz, die kan worden gekenschetst als regulering door middel van gedetailleerde middelvoorschriften. De redenen voor de oude aanpak en de uitgangspunten voor de nieuwe aanpak worden (h)erkend en onderschreven. De nieuwe aanpak is te kenschetsen als regulering door middel van globale doelvoorschriften (een zorgplicht met verplichting tot uitvoering van een risicoanalyse en opstelling en uitvoering van een beheersplan). Verschillende belangrijke stakeholders juichen de nieuwe aanpak in hun reactie uitdrukkelijk toe. Er zijn geen bezwaren gemaakt tegen de nieuwe aanpak als zodanig. Hierbij dient te worden bedacht dat de groep van stakeholders bij het Bhvbz zeer divers is en dat de stakeholders, naast het gemeenschappelijke belang van schone en veilige badinrichtingen dat zij allen onderstrepen, uiteenlopende belangen en verantwoordelijkheden hebben. In de reacties is een groot aantal opmerkingen gemaakt, die zich vanwege hun zeer technische en gedetailleerde karakter niet lenen voor bespreking in deze paragraaf. Hiervoor wordt verwezen naar de ambtelijke reactie. Hier worden daarom alleen de belangrijkste reacties besproken. Op verzoek van het IPO is een verplichting opgenomen om gegevens over de water- en luchtkwaliteit maandelijks toe te zenden aan gedeputeerde staten. De informatieplicht als zodanig vloeit al voort uit artikel 10a, derde lid, Whvbz, waarin is bepaald dat de uitkomsten van het in artikel 10a, eerste lid, Whvbz voorgeschreven onderzoek van de kwaliteit van het bad- en zwemwater ter kennis moeten worden gebracht van gedeputeerde staten. De toegevoegde waarde van de nieuwe bepaling is dat de termijn wordt aangegeven, waarop de gegevens uiterlijk moeten zijn verstrekt, zodat gedeputeerde staten ten behoeve van het toezicht over actuele gegevens beschikken. Artikel 10a, derde lid, Whvbz geeft namelijk niet aan wanneer deze melding moet worden gedaan, wat het IPO als een belangrijke beperking van de zin van de informatieplicht beschouwt. Artikel 10a, tweede lid, biedt de wettelijke grondslag om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur terzake van het onderzoek nadere regels te stellen. Het geheel van de bepalingen van artikel 10a wordt aldus geïnterpreteerd dat de mogelijkheid die in het tweede lid wordt geboden, ook de informatieplicht ingevolge het derde lid omvat, omdat de plicht om de onderzoeksresultaten te verschaffen een specifiek, in de wet benoemd, element is van de uit het eerste lid voortvloeiende verplichting om onderzoek te verrichten. Vergelijkbare termijnstellingen voor het informeren van gedeputeerde staten waren ook al in het oude besluit opgenomen, namelijk voor legionella (artikel 2d Bhvbz) en voor bacteriële besmettingen (artikel 37 Bhvbz). Artikel 2d uit het oude besluit is opgenomen in bijlage I, artikel 3, achtste lid. Het gaat dan om de directe melding van een overschrijding van de eisen voor de aanwezigheid van legionella in het water

15 Aan de tot plicht tot informeren en melden kan op digitale wijze worden voldaan, bijvoorbeeld door een te zenden of door via het Ondernemingsdossier of ander digitaal systeem aan de toezichthouder inzicht te bieden in de gegevens. De nieuwe bepaling heeft geen betrekking op onderzoek inzake de luchtkwaliteit, omdat artikel 10a Whvbz alleen betrekking heeft op de waterkwaliteit. Het opnemen van de nieuwe bepaling leidt niet tot extra lasten, omdat de informatieplicht als zodanig voortvloeit uit artikel 10a, derde lid, Whvbz. De bestaande verplichting houdt al in dat alle onderzoeksresultaten moeten worden gemeld. Volgens een redelijke interpretatie verplicht deze bepaling tot het geregeld verstrekken van de onderzoeksresultaten. De nieuwe bepaling geeft aan op welk tijdstip de gegevens uiterlijk moeten zijn verstrekt. Deze nadere regel geeft meer duidelijkheid over de precieze inhoud van de wettelijke informatieplicht. Het IPO en andere insprekers verzoeken voorts om een verplichting tot registratie van incidenten, ongevallen en bijna ongevallen. De registratieverplichting zoals het IPO voorstaat, beoogt de houder van de badinrichting inzicht te bieden in mogelijke risico s voor de hygiëne en veiligheid in de badinrichting en verplicht hem, indien daartoe blijkens de geregistreerde informatie aanleiding bestaat, maatregelen te nemen zodat hij voldoet aan zijn zorgplicht ter zake die zijn opgenomen in artikel 3 Bhvbz (nieuw). De registratieverplichting is gebaseerd op de artikelen 3 en 4 Whvbz, die een wettelijke grondslag bieden om bij algemene maatregel van bestuur verplichtingen op te leggen ten behoeve van de hygiëne en de veiligheid van de bezoekers. De nieuwe bepaling leidt niet tot extra lasten, omdat de registratieplicht een explicitering is van een element van de zorgplicht en ervan wordt uitgegaan dat de houder nu ook al incidenten en (bijna) ongevallen bijhoudt. Ervan uitgaande dat zij slechts bij uitzondering plaatsvinden, is dit overigens een geringe inspanning. Het IPO was het niet eens met het regime voor losse peuterbaden (die geen onderdeel zijn van een badinrichting waarin ook bassins dieper dan 50 cm aanwezig zijn) dat veel minder waarborgen voor de hygiëne biedt dan het regime dat voor andere badinrichtingen geldt. Dit is aanleiding geweest om het regime aan te scherpen. Hierdoor kan ook worden tegemoetgekomen aan een van de andere belangrijkste kritiekpunten van het IPO. Bassins met stilstaand water brengen de grootste risico s op verontreiniging mee. Dergelijke bassins worden uitgefaseerd. Zij moeten uiterlijk binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit buiten gebruik zijn gesteld. Daarna mogen alleen nog circulatiebassins en doorstroomde bassins aanwezig zijn. Daarnaast is de reikwijdte van de bepaling is uitgebreid naar alle losse baden met een diepte van ten hoogste 50 cm omdat er geen reden is onderscheid tussen deze baden te maken en hiervoor een verschillend regime in te voeren. Tevens zijn enkele bepalingen toegevoegd om te voorkomen dat het beschermingsniveau voor dergelijke bassins ver achter blijft bij het niveau dat voor anders bassins wordt geboden. Hierbij wordt ook aangetekend dat de bassins veelal worden gebruikt door personen die tot een kwetsbare categorie behoren, zoals peuters. Tot slot is ook tegemoet gekomen aan het resterende belangrijkste kritiekpunt van het IPO, dat niet voor alle bijzondere bassins uitvoering van een risicoanalyse en opstelling en uitvoering van een beheersplan verplicht was gesteld. Hierdoor wordt voor alle bassins hetzelfde algemene beschermingsniveau geboden. Met betrekking tot de opmerkingen van het IPO met betrekking tot stijging van de kosten voor het uitoefenen van toezicht door de provincies wordt verwezen naar paragraaf 6.2. Koninklijke Horeca Nederland, RECRON en Sauna & Wellness Nederland hebben als belangrijkste kritiekpunt dat voor nut en noodzaak van de aanpassing van de oude set parameters geen sluitend bewijs is geleverd. Uitgangspunt van het beleid is dat normen van tijd tot tijd worden geëvalueerd en aangepast indien nieuwe informatie, voortschrijding van de techniek of ontwikkelingen in het buitenland daartoe aanleiding geven en dat niet wordt gewacht tot risico s voor de hygiëne of veiligheid werkelijkheid zijn geworden. Ter voorbereiding van dit besluit hebben deskundigen die door het ministerie zijn ingeschakeld zich, in overleg met stakeholders, uitgebreid over de nieuwe normstelling gebogen. De normstelling is gericht op reële risico s voor de hygiëne, ook met het oog op de kosten van monitoring en eventuele maatregelen. De nieuwe normen geven de huidige inzichten weer. Er is voldoende draagvlak voor de normen. Erkend moet worden dat het bieden van zwem- en badgelegenheid voor de houders die Koninklijk Horeca Nederland, RECRON en Sauna & Wellness Nederland doorgaans niet hun hoofdactiviteit is en dat daardoor de marges op deze voorziening smal kunnen zijn, maar dit kan geen reden zijn om op het punt van hygiëne en veiligheid onderscheid te maken tussen verschillende beschermingsniveaus voor badinrichtingen. 15

16 Daarom is voor alle badinrichtingen hetzelfde beschermingsniveau ingevoerd, waarmee Nederland ook in vergelijking tot omringende landen niet uit de pas loopt. Genoemde organisaties verwachten dat door de verschuiving van middel- naar doelvoorschriften het grijze gebied wordt uitgebreid, met grotere kans op onduidelijkheid binnen de setting van een claimcultuur. De branche ziet dit als een serieus risico. Het is volgens hen daarom van groot belang om tussen partijen nadere (procedurele) afspraken te maken. De signalering van een claimcultuur wordt op dit moment niet herkend. Tijdens de voorbereiding van het ontwerp-besluit is verzocht om een uiteenzetting van ieders verantwoordelijkheden. Dit is gebeurd in paragraaf 2.3 van deze nota van toelichting over de verdeling van verantwoordelijkheden. De verantwoordelijkheden vloeien voort uit de algehele inrichting van ons rechtsstelsel en zijn niet specifiek voor de Whvbz en het Bhvbz, die op dit punt geen afwijkende bepalingen kennen. Het ontwerp-besluit brengt hierin geen verandering, behalve dat de verplichtingen die uit de voorschriften voortvloeien minder gedetailleerd omschreven zijn. Dit was echter de doelstelling van het besluit, die op zichzelf ook door de brancheorganisaties wordt onderschreven. De zwembadbranche onderstreept het belang van begeleidende activiteiten die nodig zijn om de nieuwe aanpak goed in praktijk te brengen. Dit wordt zeker onderschreven. Nieuwe regelgeving is maar een van de elementen van het beleid. Daarnaast worden tal van andere activiteiten ontplooid, overigens grotendeels niet door de overheid maar door de stakeholders, waar, zeker ook in de nieuwe aanpak, zoals zij ook zelf erkennen, de belangrijkste verantwoordelijkheid ligt om te zorgen voor schone en veilige badinrichtingen. Vervolgens wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste wijzigingen die naar aanleiding van de internetconsultatie in het ontwerp-besluit zijn aangebracht. De redenen hiervan zijn in het voorgaande al toegelicht. Hieronder wordt geen melding gemaakt van tekstuele wijzigingen waarmee zonder wezenlijke inhoudelijke verandering is beoogd, de bedoeling van enkele bepalingen te verduidelijken. 1. Er is een omschrijving van het begrip bassin opgenomen (artikel 1 Bhvbz). 2. Voor aanvulling van het water in het bassin mag nu ook spoelwater worden hergebruikt (artikel 4 Bhvbz). 3. Het gebruik van cyanuurzuur is nu toegestaan in uitzonderlijke situaties waarin de goede werking van het toegepaste desinfectiemiddel anders niet kan worden gewaarborgd (artikel 5 Bhvbz). 4. Er is een verplichting opgenomen om de gegevens over de waterkwaliteit elke maand voor de 15 e dag aan het bevoegd gezag te melden (artikel 5 Bhvbz). 5. De bepaling om gegevens in de inrichting te bewaren is geschrapt (artikel 5 Bhvbz). 6. Er is een verplichting opgenomen om incidenten en (bijna) ongevallen te registreren (artikel 7 Bhvbz). 7. Het regime voor losse peuterbaden is aangescherpt (artikel 8 Bhvbz). 8. Het regime voor losse peuterbaden is verbreed tot alle losse baden met een diepte van ten hoogste 50 cm (artikel 8 Bhvbz). 9. Er is een bepaling toegevoegd dat losse baden met een diepte van ten hoogste 50 cm na vijf jaar uit gebruik moeten zijn genomen, indien sprake is van stilstaand water. 10. De uitzondering die voor enkele bijzondere bassins was opgenomen met betrekking tot de verplichting ingevolge artikel 7 Bhvbz om een risicoanalyse te maken en een beheersplan op te stellen en uit te voeren teneinde risico s voor de hygiëne en veiligheid in de badinrichting tegen te gaan, is komen te vervallen (artikelen 11, 12 en 13 Bhvbz). 11. Aanpassing van het overgangsrecht (artikel II). In de nota van toelichting zijn wijzigingen en aanvullingen aangebracht die allereerst verband houden met de wijzigingen in het ontwerp-besluit die in het voorgaande zijn opgesomd en voorts redactionele aanpassingen en verduidelijkingen betreffen, zoals aangegeven in het vorenbedoelde overzicht dat op de website van de internetconsultatie is te vinden. 8. Evaluatie Artikel III voorziet in een evaluatie van de werking van dit besluit. Er zijn enkele specifieke onderwerpen genoemd die in elk geval moeten worden geëvalueerd. Een reden voor het opnemen van een evaluatieplicht is dat na 30 jaar op een andere aanpak wordt overgestapt waarvan de 16

17 goede werking nog moet worden bewezen. Deze omslag moet op zorgvuldige wijze worden gemaakt, gezien het grote belang van de hygiëne en veiligheid van bezoekers van badinrichtingen dat dit besluit beoogt te beschermen. Het is daarom verstandig om na te gaan of de verwachtingen die van de nieuwe aanpak worden gekoesterd, ook bewaarheid worden, te meer omdat sommige stakeholders op bepaalde punten hun twijfels daarover hebben geuit. Het is de bedoeling in het kader van de Omgevingswet op de nu ingeslagen weg voort te gaan, tenzij natuurlijk uit de evaluatie blijkt dat de nieuwe aanpak waarvoor in dit besluit is gekozen, niet aan de verwachtingen daarvan voldoet. De resultaten van de evaluatie kunnen aanleiding zijn de sturingsfilosofie aan te passen of, bij minder ernstige bedenkingen, bepaalde zaken anders te regelen. In artikel III zijn de belangrijkste aandachts- en discussiepunten, die de kritische succesfactoren voor de goede werking van de nieuwe aanpak zijn, specifiek als te evalueren onderwerpen benoemd. De evaluatie zal voldoende munitie moeten leveren om weloverwogen te besluiten of op de ingeslagen weg moet worden voortgegaan. Tevens wordt daarmee recht gedaan aan de stakeholders die bepaalde bedenkingen tegen onderdelen van dit besluit hebben geuit. De onderwerpen waarop deze bedenkingen betrekking hebben, zijn mede in artikel III opgenomen. De hierna te bespreken punten worden in elk geval geëvalueerd. Belangrijke evaluatiepunten hebben vanzelfsprekend betrekking op de werking van de kernbepalingen waarin de beleidsomslag is verwoord die met de nieuwe aanpak wordt beoogd, met name de ervaringen die worden opgedaan met de zorgplicht, de risicoanalyse en het beheersplan (tweede lid, onderdelen a, b en c). Enkele andere evaluatiepunten hebben tot doel na te gaan of de nieuwe aanpak de beoogde resultaten oplevert, zoals besparingen van de hoeveelheden water en energie die worden verbruikt (tweede lid, onderdeel d) en van de kosten die zijn gemoeid met de naleving van het besluit (tweede lid, onderdeel e) en de toepassing van innovatieve technieken waarmee besparingen van water, energie en kosten kunnen worden verwezenlijkt (tweede lid, onderdeel f). Met name op deze punten richten zich de twijfels bij enkele stakeholders, terwijl andere stakeholders daarvan juist hoge verwachtingen hebben. Enkele evaluatiepunten houden verband met het toezicht op en de handhaving van de naleving van de nieuwe aanpak. Omdat de gedetailleerde middelvoorschriften worden vervangen door algemener geformuleerde bepalingen, zouden toezicht en handhaving voor het bevoegd gezag wellicht moeilijker en arbeidsintensiever kunnen worden. Hierbij zijn er verschillende meer specifieke aandachtspunten, zoals de informatievoorziening (tweede lid, onderdeel g), de zorgplicht en de uitvoering van het beheersplan (tweede lid, onderdeel h). Tot slot is het wenselijk te evalueren hoe de voorschriften voor de bijzondere bassins werken. De voorschriften die daarover nu zijn opgenomen, hebben ten dele nog het karakter van gedetailleerde middelvoorschriften, terwijl de nieuwe aanpak uit globalere doelvoorschriften bestaat. In het kader van de Omgevingswet ligt het voor de hand de voorschriften voor de bijzondere bassins ook meer volgens de nieuwe aanpak vorm te geven. Op dit moment is er echter nog weinig ervaring met voorschriften voor de bijzondere bassins, reden om zekerheidshalve toch enkele gedetailleerde voorschriften in het besluit op te nemen, waarin wordt aangegeven welke maatregelen in elk geval van de exploitant worden verwacht om een hygiënisch en veilig bassin te kunnen waarborgen. 9. Inwerkingtreding/overgangsrecht Op basis van artikel V treedt dit besluit in werking op 1 januari Vanaf die datum moeten de houders aan het nieuwe hoofdstuk II Bhvbz voldoen. In artikel II is echter voorzien in overgangsrecht indien de houder tot uiterlijk 1 januari 2018 nog de voorschriften van het oude hoofdstuk II wil toepassen. In die periode kan hij zich voorbereiden op de overgang naar de nieuwe aanpak. Vanwege de samenhang van de voorschriften in de nieuwe, onderscheidenlijk oude, aanpak is alleen de mogelijkheid geboden dat de houder integraal overgaat op de nieuwe aanpak of nog gedurende een overgangsperiode integraal volgens de oude aanpak blijft werken. Gedurende deze overgangsperiode kunnen er tussen de badinrichtingen verschillende kwaliteitseisen voor het zwem- en badwater gelden. Deze situatie zou eventueel voor alle badinrichtingen kunnen worden gelijk getrokken, maar dat zou het overgangsrecht te ingewikkeld 17

18 maken. Voorop staat dat alle badinrichtingen binnen een periode van ten hoogste twee jaar de overstap naar de nieuwe aanpak maken. Aan de nieuwe aanpak zijn niet alleen extra kosten en andere lasten verbonden, onder meer vanwege de nieuwe kwaliteitseisen voor het zwem- en badwater en de lucht en de daarmee gepaard gaande monitoringskosten, maar ook voordelen als gevolg van de grotere keuzevrijheid die de houder heeft op welke wijze hij zijn badinrichting hygiënisch en veilig houdt. Voor badinrichtingen kunnen ontheffingen gelden, die zijn verleend op grond van artikel 5, eerste lid, van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden en nadere voorschriften die zijn gegeven op grond van artikel 7, eerste lid, van die wet. Het is aan gedeputeerde staten om te beoordelen of aan dergelijke ontheffingen en nadere voorschriften bij de nieuwe aanpak nog behoefte bestaat. Deze besluiten rechtstreeks zijn gebaseerd op de Whvbz, die geen grondslag bevat om in het Bhvbz hiervoor in overgangsrecht te voorzien. Het is daarnaast de vraag of een algemene overgangsregeling wenselijk zou zijn geweest. De ontheffingen en nadere voorschriften kunnen niet over één kam worden geschoren, omdat zij zowel begunstigend als belastend kunnen zijn. ARTIKELEN ARTIKEL I A Artikel 1 De wijziging van artikel 1 betreft het invoegen van de nieuwe begrippen bassin, bijlage, circulatiebassin, helofytenfilter, laboratorium, overdekte badinrichting en risicoanalyse met bijbehorende begripsomschrijvingen. Het begrip bassin is opgenomen omdat onduidelijkheid kan bestaan wat hieronder wordt verstaan. Hieronder wordt niet elke constructie met water begrepen, maar alleen constructies die bedoeld zijn om water in te bergen ten behoeve van zwemmen of baden. Bij een spraypark zal dat bijvoorbeeld vaak niet het geval zijn. Dan valt een dergelijke spraypark niet onder dit besluit. Het begrip beheersplan duidt op beheersplannen als bedoeld artikel 7, tweede lid, van het Bhvbz. Een beheersplan omvat volgens die bepaling maatregelen ter voorkoming van risico s voor de gezondheid en de veiligheid van de bezoekers van de badinrichting. Het wordt opgesteld op grond van de risicoanalyse die de houder van zijn badinrichting heeft gemaakt. Er wordt gesproken van beheersplan omdat de bedoeling van het plan is om risico s in de badinrichting te beheersen en niet om de badinrichting te beheren. De omschrijving van het begrip beheersplan is opgenomen om onnodige verwijzingen in het besluit naar artikel 7, tweede lid, te voorkomen. Om vergelijkbare redenen is ook de omschrijving van het begrip risicoanalyse opgenomen. Het begrip bijlage wordt kortheidshalve gebruikt om te voorkomen dat in de bepalingen waarin naar een bijlage wordt verwezen, telkens voluit de zinsnede bij dit besluit behorende bijlage moet worden geschreven. Het begrip circulatiebassin is van belang omdat hiervoor specifieke vereisten gelden. In de begripsomschrijving van het begrip laboratorium is aangegeven dat laboratoria die monsters van het zwem- en badwater of de lucht nemen en analyseren ten behoeve van de controle op de naleving van de daaraan gestelde kwaliteitseisen aan bepaalde kwaliteitswaarborgen moeten voldoen. De door de houder in te schakelen laboratoria moeten niet alleen geaccrediteerd zijn op basis van genoemde norm, maar ook voor de uitvoering van de afzonderlijke analyses van het zwembadwater en de lucht. Het begrip helofytenfilter is met name van belang voor de bassins bedoeld in artikel 9 (ook wel zwemvijvers genoemd). Het begrip overdekte badinrichting is nodig in verband met de invoering van eisen met betrekking tot de luchtkwaliteit. Deze eisen gelden alleen in het overdekte gedeelte van de badinrichting, en alleen voor zover die overdekking gesloten is. Oftewel, in juridische bewoordingen, in een gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde als bedoeld in het Bouwbesluit Een overkapping kan deel 18

19 uitmaken van een gebouw maar ook als zelfstandig, zelfs verplaatsbaar, bouwwerk over een bad worden geplaatst. In het laatste geval is niet altijd sprake van een gebouw, maar wel van een bouwwerk. Het begrip risicoanalyse wordt kortheidshalve gebruikt om te voorkomen dat telkens analyse als bedoeld in artikel 7, eerste lid moet worden geschreven. B Artikel 1a In de eerdere tekst van artikel 1a werden bepaalde zorginstellingen waar werd gezwommen of gebaad door personen die daar zorg ontvingen, onderscheiden van de overige locaties waar personen in een specifieke hoedanigheid toegang hebben tot een badinrichting. In de nieuwe opzet gelden de regels voor alle badinrichtingen en is er geen noodzaak meer om deze locaties apart te behandelen. Daarom is de tekst van het artikel aangepast en tevens vereenvoudigd. Uit de tekst van artikel 1 van de Whvbz blijkt dat privébadinrichtingen niet als een badinrichting in de zin van de wet worden aangemerkt en hierdoor buiten het toepassingsbereik van de wet vallen. Verder blijkt daaruit dat voor het publiek toegankelijke locaties per definitie als een badinrichting worden aangemerkt. Tot slot is bepaald dat als een badinrichting in de zin van de wet tevens worden aangemerkt badinrichtingen die toegankelijk zijn voor personen die behoren tot categorieën van personen die bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen. De wijziging van artikel 1a Bhvbz heeft tot doel personen aan te wijzen die in een specifieke hoedanigheid toegang hebben tot een badinrichting. Daarbij is de duur van het gebruik niet relevant, evenmin of het bassin al dan niet permanent aanwezig is. Het gaat bijvoorbeeld om bassins in een gevangenis, kazerne, politieacademie, (medisch) kinderdagverblijf, zorginstelling, ziekenhuis, hotel, vakantiepark, camping, voetbalstadion (kleedruimte), instructiebad dat uitsluitend in gebruik is voor sportduiklessen of beroepsmatige duiklessen of een beroepsmatige zwemopleiding, camping of soortgelijke locatie, sauna, sexinrichting, particulier zwembad waar een zzp er (al dan niet gratis) zwemles geeft, particulier appartementencomplex, zwemvijver of bad gevuld met oppervlaktewater, evenement, musical of andere theaterproductie, zoutbad/floatingtank, fish spa en waterspeeltuin. C Hoofdstuk II heeft betrekking op alle badinrichtingen die in artikel 2, eerste lid, zijn omschreven. Paragraaf 1 geldt voor de badinrichting als geheel en voor alle bassins die daarin aanwezig zijn, tenzij paragraaf 2 op een bassin van toepassing is. In paragraaf 2 zijn voor bijzondere typen bassins nog enkele aanvullende voorschriften opgenomen. Bovendien gelden voor bijzondere typen bassins ook enkele uitzonderingen op de bepalingen van paragraaf 1, die eveneens in paragraaf 2 zijn opgenomen. Artikel 2 Het eerste lid geeft de reikwijdte van hoofdstuk II aan. Hieronder vallen alle badinrichtingen waar een bassin aanwezig is met een wateroppervlakte van ten minste 2 m 2. De hele badinrichting valt dan onder het besluit, met inbegrip van de aanwezige bassins van minder dan 2 m 2. Indien in een badinrichting uitsluitend bassins met een wateroppervlakte van minder dan 2 m 2 aanwezig zijn, valt de badrichting echter toch onder het besluit indien een of meer van die bassins een fish spa zijn in de zin van artikel 12, echter alleen voor zover het die fish spa s betreft. Dit betekent dat fish spa s altijd onder het Bhvbz vallen. Niet onder hoofdstuk II vallen zwemlocaties (in het oppervlaktewater). Ook niet onder hoofdstuk II vallen volgens het derde lid bassins (met inbegrip van een circulatiebassin) die deel uitmaken van een verblijfsruimte in een (gedeelte) van een gebouw of een samenhangend geheel van gebouwen dat een logiesfunctie heeft. Hierbij kan worden gedacht aan een hotel, een vakantiehuisje op een complex of een Bed and Breakfast dat in het 19

20 bestemmingsplan als logiesgebouw is aangemerkt. Het gaat alleen om baden die deel uitmaken van de verblijfsruimte, zowel binnen als buiten het gebouw. Baden in de tuin vallen hier bijvoorbeeld ook onder, voor zover zij deel uitmaken van de verblijfsruimte. Baden bedoeld voor gemeenschappelijk gebruik (dat wil zeggen door gebruikers van verschillende verblijfsruimten) vallen hier niet onder, dus daarop is hoofdstuk II wél van toepassing. Concreet kan daarbij gedacht worden aan de casus (groot vakantiehuis met verschillende kamers en een gemeenschappelijk zwembad) waarover de Raad van State in 2014 uitspraak heeft gedaan (zaak nr /1/A3). Artikel 3 Deze bepaling bevat een zorgplicht voor de houder van de badinrichting, in het eerste lid met het oog op de hygiëne, in het tweede lid met het oog op de veiligheid van de bezoekers van de badinrichting. De zorgplicht heeft allereerst een zelfstandige functie als basisverplichting van de houder. Daarnaast heeft de zorgplicht ook een functie voor de inkadering van de risicoanalyse en op te stellen en uit te voeren beheersplan in artikel 7. De reikwijdte van de zorgplichten valt samen met de onderwerpen die op grond van artikel 3 (hygiëne), onderscheidenlijk 4 (veiligheid), van de Whvbz bij algemene maatregel van bestuur geregeld kunnen worden. De verschillende elementen van de zorgplicht zijn uit de tekst van die artikelen gekopieerd. Het derde lid omschrijft wat de zorgplicht behelst. In paragraaf 3.3 van het algemeen deel van deze nota van toelichting is al uitgebreid op deze zorgplichten ingegaan. De zorgplicht geeft de kern van de nieuwe opzet van het besluit weer. De exploitant heeft de verantwoordelijkheid voor de hygiëne en veiligheid in zijn zwembad. Hij inventariseert de risico s, stelt een beheersplan op met maatregelen om deze risico s te voorkomen dan wel te beperken en voert de maatregelen uit. De overheid schrijft niet meer in detail voor welke maatregelen de exploitant moet treffen. Dit laat ook ruimte voor innovatieve maatregelen. De exploitant moet zelf toetsen in hoeverre hij daarmee aan zijn zorgplicht voldoet. Indien het bevoegd gezag van mening is dat de risico s onvoldoende worden tegengegaan, kan het met de exploitant hierover in overleg treden in het kader van het toezicht. Zo nodig kan het bevoegd gezag nadere voorschriften geven op grond van artikel 7 van de Whvbz of handhavend optreden op grond van artikel 11 van de Whvbz. Artikel 4 In het eerste lid is bepaald dat het zwem- en badwater van elk bassin in de badinrichting moet voldoen aan de kwaliteitseisen die voor de onderscheiden kwaliteitsparameters zijn opgenomen in de tabel van bijlage I. Het is vanuit de bescherming van de gezondheid wenselijk om niet alleen eisen te stellen aan de kwaliteit van het water in het bassin, maar ook aan het water waarmee het bassin wordt gevuld (tweede lid) of aangevuld (derde lid). Bij het ontwikkeling van de set van kwaliteitseisen voor het badwater is er namelijk van uitgegaan dat ook het (aan)vulwater een bepaald kwaliteitsniveau heeft. Het (aan)vulwater moet van drinkwaterkwaliteit zijn (waarvan een omschrijving is opgenomen in het vierde lid) of voldoen aan de kwaliteitseisen van bijlage I. Daarnaast mag aanvulwater ook hergebruikt spoelwater zijn, mits dit voldoet aan de in het derde lid, onder c, gestelde kwaliteitseisen. Ingevolge het tweede lid moeten bassins worden gevuld met water dat de drinkwaterkwaliteit heeft of voldoet aan de kwaliteitseisen van bijlage I. Dit is nodig omdat anders risico kan ontstaan voor de hygiëne en veiligheid van de bezoekers van de badinrichting door een ontoereikende waterkwaliteit. In het derde lid is bepaald dat het bassin kan worden aangevuld met hergebruikt spoelwater dat voldoet aan de daarbij gestelde kwaliteitseisen. In het vierde lid is aangegeven wat wordt verstaan onder water van drinkwaterkwaliteit. Volgens het vijfde lid mag het zwem- en badwater geen cyanuurzuur bevatten. De reden hiervan is toegelicht onder bijlage I, parameter 22. Een uitzondering wordt gemaakt voor niet-overdekte 20

Beantwoording van de 7 vragen uit het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK)

Beantwoording van de 7 vragen uit het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK) Beantwoording van de 7 vragen uit het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK) Besluit houdende wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving met betrekking tot het gelegenheid bieden

Nadere informatie

Nota van toelichting. I. Algemeen. Het algemeen deel van deze nota van toelichting is als volgt opgebouwd:

Nota van toelichting. I. Algemeen. Het algemeen deel van deze nota van toelichting is als volgt opgebouwd: Wijziging Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (Bhvbz) Nota van Toelichting consultatieversie 20140903 IENM/BSK-2014/200736 Nota van toelichting I. Algemeen Het algemeen deel

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2008 2009 31 527 Wijziging van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden en de Wet op de waterhuishouding (aanwijzing en kwaliteit

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2009 533 Besluit van 30 november 2009, houdende wijziging van het Warenwetbesluit algemene chemische produktveiligheid in verband met verordening

Nadere informatie

Het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur wordt als volgt gewijzigd:

Het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur wordt als volgt gewijzigd: Besluit van tot wijziging van het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur (implementatie richtlijn 2011/65/EU betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische

Nadere informatie

Compare Hoofdstuk 16 Toetsversie Hoofdstuk 18 Wetsvoorstel

Compare Hoofdstuk 16 Toetsversie Hoofdstuk 18 Wetsvoorstel HOOFDSTUK 16 BESTUURSRECHTELIJKE18 HANDHAVING EN UITVOERING Afdeling 16.1 Algemene bepalingen18.1 Bestuursrechtelijke handhaving 18.1.1 Bestuursrechtelijke handhavingstaak en handhavingsbevoegdheid Artikel

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal 1

Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2015-2016 33 872 Wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving) A herdruk 1 GEWIJZIGD

Nadere informatie

Toelichting. Algemene toelichting. Hoofdstuk 2 Herstellend traject

Toelichting. Algemene toelichting. Hoofdstuk 2 Herstellend traject Toelichting Algemene toelichting Hoofdstuk 2 Herstellend traject In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden. Stap 1: aanwijzing, artikel 1.65 lid 1 Wet kinderopvang Het college

Nadere informatie

De nieuwe zwemwaterwet. Chris van Veluwen technisch coördinator

De nieuwe zwemwaterwet. Chris van Veluwen technisch coördinator De nieuwe zwemwaterwet Chris van Veluwen technisch coördinator De nieuwe zwemwaterwet WHVBZ (Wat) Wet Hygiëne en Veiligheid Badinrichtingen en Zwemgelegenheden 1969 laatste wijziging 2000 BHVBZ (Hoe) Besluit

Nadere informatie

Samenvatting Ontwerpbesluit activiteiten leefomgeving

Samenvatting Ontwerpbesluit activiteiten leefomgeving Samenvatting Ontwerpbesluit activiteiten leefomgeving Het Besluit activiteiten leefomgeving is één van de vier AMvB s die uitvoering geven aan de Omgevingswet. Het besluit bevat, samen met het Besluit

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2010 12 Besluit van 14 december 2009, houdende wijziging van het Warenwetbesluit Producten voor bijzondere voeding en van het Warenwetbesluit bestuurlijke

Nadere informatie

Toelichting op de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Heemstede 2014

Toelichting op de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Heemstede 2014 Toelichting op de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Heemstede 2014 Algemene toelichting Hoofdstuk 2 Herstellend traject In een herstellend traject zijn verschillende

Nadere informatie

Algemene toelichting. Hoofdstuk 2 Herstellend traject

Algemene toelichting. Hoofdstuk 2 Herstellend traject Algemene toelichting Hoofdstuk 2 Herstellend traject In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden. Indien de aard van de overtreding hiertoe aanleiding geeft, kan het college

Nadere informatie

Besluit van. Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I. Het Registratiebesluit externe veiligheid wordt als volgt gewijzigd:

Besluit van. Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I. Het Registratiebesluit externe veiligheid wordt als volgt gewijzigd: Besluit van houdende wijziging van het Registratiebesluit externe veiligheid en het Besluit externe veiligheid inrichtingen (aanpassing aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen en wegnemen van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 591 Wijziging van de Wet luchtvaart en enkele andere wetten (Verzamelwet luchtvaart) Nr. 4 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER

Nadere informatie

Advies inzake het concept wetsvoorstel tot Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten

Advies inzake het concept wetsvoorstel tot Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten Advies inzake het concept wetsvoorstel tot Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten In verband met het nieuwe omgevingsrecht en het nieuwe nadeelcompensatierecht Dit document

Nadere informatie

Algemene toelichting verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen

Algemene toelichting verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen Algemene toelichting verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen Gemeenten zijn niet verplicht kwaliteitsregels te stellen voor het peuterspeelzaalwerk. Het peuterspeelzaalwerk valt niet onder de Wet

Nadere informatie

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Hoofdstuk 5. Bestuursrechtelijke handhaving Algemene bepalingen

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Hoofdstuk 5. Bestuursrechtelijke handhaving Algemene bepalingen Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Hoofdstuk 5. Bestuursrechtelijke handhaving 5.1. Algemene bepalingen Artikel 5.1 Dit hoofdstuk is van toepassing met betrekking tot de handhaving van het bij of krachtens

Nadere informatie

tot wijziging van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen (nucleaire drukapparatuur)

tot wijziging van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen (nucleaire drukapparatuur) Besluit van tot wijziging van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen (nucleaire drukapparatuur) Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2016 448 Wet van 14 november 2016 tot wijziging van de Gezondheidswet en de Jeugdwet teneinde een mogelijkheid op te nemen tot openbaarmaking van

Nadere informatie

ik V r-. O E ^ ^ provincie

ik V r-. O E ^ ^ provincie ik V r-. O E ^ ^ provincie IN13.00168 Beioekadms Huis der Provincie Markt 11 6811 CG Arnhem Hostadres Postbus 9090 6800 GX Arnhem Gemeente Beuningen T a v. de heer H. Vincken Hoofd afdeling Welzijn Postbus

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 27392 31 mei 2016 Advies Raad van State betreffende het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur, houdende regels

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2004 497 Besluit van 20 augustus 2004, houdende wijziging van het Besluit bescherming tegen Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

Regels omtrent de instelling van de Autoriteit Consument en Markt (Instellingswet Autoriteit Consument en Markt)

Regels omtrent de instelling van de Autoriteit Consument en Markt (Instellingswet Autoriteit Consument en Markt) Regels omtrent de instelling van de Autoriteit Consument en Markt (Instellingswet Autoriteit Consument en Markt) NOTA VAN WIJZIGING Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt: A In artikel 1 vervalt

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 31 Besluit van 9 januari 2008 houdende wijziging van het Warenwetbesluit algemene productveiligheid teneinde de uitvoering van artikel 13 van

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2011 2012 32 376 Wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese

Nadere informatie

BESLUIT. Onderwerp Functietoekenning en aanwijzing zwemwaterlocaties Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

BESLUIT. Onderwerp Functietoekenning en aanwijzing zwemwaterlocaties Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant BESLUIT Onderwerp Functietoekenning en aanwijzing zwemwaterlocaties 2018 Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Gelet op artikel 10b, tweede lid, van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2010 2011 32 424 Wijziging van de Wet personenvervoer 2000, houdende regels ter bevordering van de kwaliteit in het taxivervoer A GEWIJZIGD VOORSTEL VAN

Nadere informatie

VERORDENING DRANK- EN HORECAWET BUSSUM 2014

VERORDENING DRANK- EN HORECAWET BUSSUM 2014 VERORDENING DRANK- EN HORECAWET BUSSUM 2014 VERORDENING DRANK- EN HORECAWET BUSSUM 2014 De raad van de gemeente Bussum; gelezen het voorstel van de burgemeester d.d. xxx, nummer xxx; gelet op de artikelen

Nadere informatie

Reacties van ministerie van Infrastructuur en Milieu op de internetconsultatie

Reacties van ministerie van Infrastructuur en Milieu op de internetconsultatie Reacties van ministerie van Infrastructuur en Milieu op de internetconsultatie Regeling omgevingsregime hoofdspoorwegen Openbare internetconsultatie van 15 maart 2016 tot en met 12 april 2016 d.d. 7 juli

Nadere informatie

Gelet op de artikelen 16, 16b, onderdeel c, en 16 c, onderdeel c, van het Besluit bedrijfsvergunning en veiligheidscertificaat hoofdspoorwegen;

Gelet op de artikelen 16, 16b, onderdeel c, en 16 c, onderdeel c, van het Besluit bedrijfsvergunning en veiligheidscertificaat hoofdspoorwegen; Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van..., nr., houdende vaststelling van regels inzake de aanvraag van een veiligheidscertificaat als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2016 161 Besluit van 31 maart 2016, houdende regels inzake voor zuigelingen en peuters bedoelde levensmiddelen, voeding voor medisch gebruik en de

Nadere informatie

Kosten en baten Bal badinrichtingen. Aanvulling en actualisering van het kosten/batenonderzoek van nieuwe regels voor badinrichtingen

Kosten en baten Bal badinrichtingen. Aanvulling en actualisering van het kosten/batenonderzoek van nieuwe regels voor badinrichtingen Kosten en baten Bal badinrichtingen Aanvulling en actualisering van het kosten/batenonderzoek van nieuwe regels voor badinrichtingen 2 Sira Consulting B.V. Kosten en baten Bal badinrichtingen Aanvulling

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 054 Wijziging van de Omgevingswet en enkele andere wetten met het oog op de beheersing van geluid afkomstig van wegen, spoorwegen en industrieterreinen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 872 Wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving) Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2017 51 Wet van 10 februari 2017, houdende tijdelijke regels inzake het opleggen van vrijheidsbeperkende maatregelen aan personen die een gevaar vormen

Nadere informatie

Het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten wordt als volgt gewijzigd:

Het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten wordt als volgt gewijzigd: Besluit van tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten, het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft en het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector in

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1999 122 Wet van 25 februari 1999 tot wijziging van de Wet milieubeheer, de Wet rampen en zware ongevallen en de Arbeidsomstandighedenwet ter uitvoering

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2019 235 Besluit van 14 juni 2019 tot wijziging van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector, het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen

Nadere informatie

BIJLAGE 2. Handhaving volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

BIJLAGE 2. Handhaving volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen BIJLAGE 2. Handhaving volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Handhaving volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Het college van burgemeester en wethouders

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1996 38 Besluit van 21 december 1995 regelende de deponering van informatie betreffende preparaten (Warenwetbesluit deponering informatie preparaten)

Nadere informatie

Het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:

Het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd: Bijlage bij de memorie van antwoord bij het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enkele andere wetten ten behoeve van het afschaffen van de Verklaring arbeidsrelatie (Wet deregulering beoordeling

Nadere informatie

Controleprotocol Jaarrekening Gemeente De Bilt 2014

Controleprotocol Jaarrekening Gemeente De Bilt 2014 Behoort bij raadsbesluit d.d. 29 januari 2015 tot vaststelling van het 'Controleprotocol 2014'. Controleprotocol Jaarrekening 2014 Inhoudsopgave 1. Samenvatting... 3 2. Inleiding... 3 2.1 Doelstelling...

Nadere informatie

Toetsing lasten Zwemwaterregelgeving Inzicht in de wijze waarop de regeldruk verandert door de wijziging van de zwemwaterregelgeving

Toetsing lasten Zwemwaterregelgeving Inzicht in de wijze waarop de regeldruk verandert door de wijziging van de zwemwaterregelgeving Toetsing lasten Zwemwaterregelgeving Inzicht in de wijze waarop de regeldruk verandert door de wijziging van de zwemwaterregelgeving Eindrapport v1.0 6 mei 2014 Toetsing lasten Zwemwaterregelgeving Inzicht

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2003 473 Besluit van 6 november 2003, houdende wijziging van het Warenwetbesluit Verpakte waters en van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten Wij

Nadere informatie

De Raad van State gehoord (advies van, nr. ); HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN:

De Raad van State gehoord (advies van, nr. ); HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN: Concept Besluit van... houdende wijziging van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (zeer laag radioactief afval) Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke

Nadere informatie

Samenvatting Ontwerpbesluit bouwwerken leefomgeving

Samenvatting Ontwerpbesluit bouwwerken leefomgeving Samenvatting Ontwerpbesluit bouwwerken leefomgeving Het Besluit bouwwerken leefomgeving (hierna Bbl of dit besluit) is één van de vier AMvB s die uitvoering geven aan de Omgevingswet. Het besluit bevat,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 656 Wijziging van de Kaderwet EZ-subsidies (aanpassing aan de samenvoeging van de voormalige ministeries van Economische Zaken en van Landbouw,

Nadere informatie

Het Besluit beheer verpakkingen en papier en karton wordt als volgt gewijzigd:

Het Besluit beheer verpakkingen en papier en karton wordt als volgt gewijzigd: Besluit van tot wijziging van het Besluit beheer verpakkingen en papier en karton in verband met verbeteren van de handhaafbaarheid door een collectieve organisatie facultatief een wettelijke verantwoordelijkheid

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1999 429 Besluit van 23 september 1999, houdende wijziging van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen en van het Warenwetbesluit

Nadere informatie

Opheffen verbod op het toepassen Nr. RMW-634 van secundaire grondstoffen in integrale milieubeschermingsgebieden Vergadering 16 oktober 1998

Opheffen verbod op het toepassen Nr. RMW-634 van secundaire grondstoffen in integrale milieubeschermingsgebieden Vergadering 16 oktober 1998 Opheffen verbod op het toepassen Nr. RMW-634 van secundaire grondstoffen in integrale milieubeschermingsgebieden Vergadering 16 oktober 1998 Agenda nr. Commissie: Milieu Gedeputeerde met de verdediging

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 297 Wijziging van regels omtrent de basisregistraties adressen en gebouwen (aanvullingen in verband met Europese richtlijnen) Nr. 3 MEMORIE

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2014 443 Besluit van 14 november 2014, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Jeugdwet, de Invoeringswet Jeugdwet en enkele

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2017 434 Besluit van 14 november 2017, houdende regels inzake nieuwe voedingsmiddelen en genetisch gemodificeerde levensmiddelen (Warenwetbesluit

Nadere informatie

Beantwoording van de 7 vragen uit het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK)

Beantwoording van de 7 vragen uit het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK) Beantwoording van de 7 vragen uit het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK) Het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving bevat normen waaraan goed beleid of goede regelgeving

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 666 Wijziging van de Wet ruimtelijke ordening en de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening (afschaffing actualiseringsplicht bestemmingsplannen

Nadere informatie

Samenvatting Ontwerpbesluit Omgevingsbesluit

Samenvatting Ontwerpbesluit Omgevingsbesluit Samenvatting Ontwerpbesluit Omgevingsbesluit Het Omgevingsbesluit richt zich tot alle partijen die in de fysieke leefomgeving actief zijn: burgers, bedrijven en de overheid. Het Omgevingsbesluit regelt

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 864 Wijziging van de Omgevingswet en enkele andere wetten met het oog op het beschermen van de bodem, met inbegrip van het grondwater, en het

Nadere informatie

Beleidsregel handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Venlo

Beleidsregel handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Venlo CVDR Officiële uitgave van Venlo. Nr. CVDR326948_1 30 april 2018 Beleidsregel handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Venlo Burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo;

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 62784 10 november 2017 Advies Raad van State inzake Besluit houdende regeling van de wijze van tenuitvoerlegging van beslissingen

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2011 137 Besluit van 7 maart 2011, houdende vaststelling van het Warenwetbesluit cosmetische producten 2011 0 Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin

Nadere informatie

STAATSCOURANT. Nr

STAATSCOURANT. Nr STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 30107 14 september 2015 Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 september 2015, nr. 2015-0000245143,

Nadere informatie

ONTWERP-BESLUIT. Onderwerp Functietoekenning en aanwijzing zwemwaterlocaties Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

ONTWERP-BESLUIT. Onderwerp Functietoekenning en aanwijzing zwemwaterlocaties Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant ONTWERP-BESLUIT Onderwerp Functietoekenning en aanwijzing zwemwaterlocaties 2018 Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Gelet op artikel 10b, tweede lid, van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen

Nadere informatie

Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie. Reactie consultatie Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn

Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie. Reactie consultatie Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie Reactie consultatie Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn ALGEMEEN 1.1 In de Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn ('Implementatiewet') worden wijzigingen

Nadere informatie

N HAND PRAK - Biociden A2 Brussel, 26 juli 2013 MH/AB/AS 709-2013 ADVIES. over

N HAND PRAK - Biociden A2 Brussel, 26 juli 2013 MH/AB/AS 709-2013 ADVIES. over N HAND PRAK - Biociden A2 Brussel, 26 juli 2013 MH/AB/AS 709-2013 ADVIES over EEN VOORONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT BETREFFENDE HET OP DE MARKT AANBIEDEN EN HET GEBRUIKEN VAN BIOCIDEN (goedgekeurd door

Nadere informatie

Besluit van. Hebben goedgevonden en verstaan: Artikel I. Het Besluit met arseenverbindingen behandeld hout milieubeheer wordt ingetrokken.

Besluit van. Hebben goedgevonden en verstaan: Artikel I. Het Besluit met arseenverbindingen behandeld hout milieubeheer wordt ingetrokken. Besluit van tot intrekking van het Besluit met arseenverbindingen behandeld hout milieubeheer, het Besluit gechloreerde paraffines milieubeheer en het Besluit PAK-houdende coatings en producten milieubeheer

Nadere informatie

DERDE NOTA VAN WIJZIGING. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

DERDE NOTA VAN WIJZIGING. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 33 980 Wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met het verbeteren van toezicht, opsporing, naleving en handhaving DERDE NOTA VAN WIJZIGING Het voorstel van

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 388 Besluit van 28 augustus 2008, houdende wijziging van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen (WAS) teneinde regels te stellen over

Nadere informatie

Het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft wordt gewijzigd als volgt:

Het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft wordt gewijzigd als volgt: Besluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft in verband met de vergoeding voor de voortijdige aanpassing van de debetrentevoet bij hypothecaire kredieten Op de voordracht

Nadere informatie

Besluit van. tot intrekking Asbestbesluit milieubeheer

Besluit van. tot intrekking Asbestbesluit milieubeheer Besluit van tot intrekking Asbestbesluit milieubeheer Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van, nr. MJZ, Directie Juridische Zaken, Afdeling

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2003 2004 28 339 Wijziging van de Waterleidingwet (eigendom waterleidingbedrijven) A GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET 9 december 2003 Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2018 2019 34 182 Wijziging van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 (wijzigingen naar aanleiding van evaluatie, nascholing beroepschauffeurs, bestuursrechtelijke

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2016 2017 34 429 Wijziging van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen en de Geneesmiddelenwet in verband met de uitvoering van verordening

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 779 Wijziging van de Wet kabelbaaninstallaties in verband met Verordening (EU) nr. 2016/424 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 47982 28 augustus 2018 Regeling van de Minister voor Medische Zorg van 20 augustus 2018, 1364645-177989-VGP, houdende

Nadere informatie

Erfgoedbeleid Ridderkerk. Archeologieverordening Ridderkerk 2013

Erfgoedbeleid Ridderkerk. Archeologieverordening Ridderkerk 2013 Erfgoedbeleid Ridderkerk Archeologieverordening Ridderkerk 2013 TOELICHTING OP DE ARCHEOLOGIEVERORDENING RIDDERKERK 2013 Gemeentestukken: 2013-267 TOELICHTING OP DE ARCHEOLOGIEVERORDENING RIDDERKERK 2013

Nadere informatie

Zorgplichten en maatwerk in het Bal

Zorgplichten en maatwerk in het Bal 1 Zorgplichten en maatwerk in het Bal prof. mr. K.J. (Kars) de Graaf 1) Zorgplichten: functies huidige situatie Omgevingswet Bal 2) Maatwerk: huidige situatie Omgevingswet Bal 3) Afsluiting 2 Functies

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet handhaving consumentenbescherming, de Wet op de economische delicten en het Wetboek van strafvordering in verband met de implementatie van Verordening

Nadere informatie

5 Uitvoeren van activiteiten

5 Uitvoeren van activiteiten 5 Uitvoeren van activiteiten 5.1 Algemene regels Algemene regels 5.1.1 Reguleren van activiteiten door middel van algemene regels Reguleren van activiteiten door middel van algemene regels De PS kunnen

Nadere informatie

Nieuwe tekst Arbowet na invoering wetswijziging per 1 juli 2017

Nieuwe tekst Arbowet na invoering wetswijziging per 1 juli 2017 Nieuwe tekst Arbowet na invoering wetswijziging per 1 juli 2017 Toelichting: Wijzigingen in de Arbowet die sinds 1 juli 2017 gelden zijn rood gemarkeerd Delen van de Arbowet die sinds 1 juli 2017 niet

Nadere informatie

No.W /IV 's-gravenhage, 7 december 2007

No.W /IV 's-gravenhage, 7 december 2007 ... No.W11.07.0382/IV 's-gravenhage, 7 december 2007 Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 16 oktober 2007 heeft de Tweede Kamer bij de Raad van State het voorstel van

Nadere informatie

Wet- en regelgeving toezichthouden bij zwemmen

Wet- en regelgeving toezichthouden bij zwemmen Wet- en regelgeving toezichthouden bij zwemmen Een overzicht van wet- en regelgeving bij toezichthouden in badinrichtingen en bij zwemlocaties in oppervlaktewater Martijn van Eck 2 Wet- en regelgeving

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 285 Wijziging van de Wet voorkeursrecht gemeenten (vereenvoudiging bekendmaking en aanbiedingsprocedure) Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix,

Nadere informatie

BOETEBELEIDSREGELS WET KINDEROPVANG EN KWALITEITSEISEN PEUTERSPEELZALEN GEMEENTE WESTVOORNE

BOETEBELEIDSREGELS WET KINDEROPVANG EN KWALITEITSEISEN PEUTERSPEELZALEN GEMEENTE WESTVOORNE BOETEBELEIDSREGELS WET KINDEROPVANG EN KWALITEITSEISEN PEUTERSPEELZALEN GEMEENTE WESTVOORNE Bijlage 2 bij Toezicht en Handhavingsbeleid kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen gemeente Westvoorne IZ/OWO

Nadere informatie

Bestuursrechtelijke rechtsbescherming Opmerkingen

Bestuursrechtelijke rechtsbescherming Opmerkingen Factsheet: rechtsbescherming tegen besluiten op grond van de Omgevingswet Bij het vormgeven van de rechtsbescherming onder de Omgevingswet is aangesloten bij het bestaande wettelijke stelsel. Onderstaande

Nadere informatie

RUD UTRECHT. MANDAATLIJST Gemeente, BEPERKT MANDAAT BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN VOORWAARDEN EN REIKWIJDTE (INSTRUCTIES) OPMERKING

RUD UTRECHT. MANDAATLIJST Gemeente, BEPERKT MANDAAT BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN VOORWAARDEN EN REIKWIJDTE (INSTRUCTIES) OPMERKING Mandaten voor combi Basis en Plustaken Mandaten voor Basistaken Mandaten voor Plustaken MANDAATLIJST Gemeente, BEPERKT MANDAAT Algemeen A01 Besluiten op grond van: A02 A03 a. art. 4:5 en 4:6 Awb (vereenvoudigde

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage AV/WTZ/2002/13517

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage AV/WTZ/2002/13517 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon

Nadere informatie

Verordening kwaliteitseisen kinderopvang Leeuwarden

Verordening kwaliteitseisen kinderopvang Leeuwarden CVDR Officiële uitgave van Leeuwarden. Nr. CVDR7044_1 17 mei 2017 Verordening kwaliteitseisen kinderopvang Leeuwarden (Rb. 17-01-2000, nr. 72) HOOFDSTUK I Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Nadere informatie

Aanleiding voor het wetsvoorstel. Aan de Minister voor Wonen en Rijksdienst De heer drs. S.A. Blok Postbus EA DEN HAAG. Geachte heer Blok,

Aanleiding voor het wetsvoorstel. Aan de Minister voor Wonen en Rijksdienst De heer drs. S.A. Blok Postbus EA DEN HAAG. Geachte heer Blok, Aan de Minister voor Wonen en Rijksdienst De heer drs. S.A. Blok Postbus 20011 2500 EA DEN HAAG Datum 01-10-2015 Onderwerp Kwaliteitsborging voor het bouwen Uw kenmerk Ons kenmerk JtH/RvZ/2015/112 Bijlage(n)

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Wet toezicht accountantsorganisaties in verband met het vergroten van de transparantie van het toezicht op financiële markten (Wet transparant toezicht

Nadere informatie

BESLUIT. Onderwerp Aanwijzing en functietoekenning zwemwateren Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

BESLUIT. Onderwerp Aanwijzing en functietoekenning zwemwateren Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant BESLUIT Onderwerp Aanwijzing en functietoekenning zwemwateren 2016 Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Gelet op artikel 10b, tweede lid, van de wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden

Nadere informatie

ONTWERP-BESLUIT. Onderwerp Functietoekenning en aanwijzing zwemwaterlocaties Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

ONTWERP-BESLUIT. Onderwerp Functietoekenning en aanwijzing zwemwaterlocaties Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant ONTWERP-BESLUIT Onderwerp Functietoekenning en aanwijzing zwemwaterlocaties 2019 Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Gelet op artikel 10b, tweede lid, van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2015 2016 34 238 Wijziging van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba in verband met het wettelijk regelen van kwaliteitseisen

Nadere informatie

Besluit van Consultatie versie houdende wijziging van het Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden

Besluit van Consultatie versie houdende wijziging van het Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden Besluit van Consultatie versie 20140903 houdende wijziging van het Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 223 Besluit van 11 juni 2007, houdende wijziging van het Warenwetbesluit Toevoeging micro-voedingsstoffen aan levensmiddelen en van het Warenwetbesluit

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 219 Nieuwe regels voor een basisregistratie personen (Wet basisregistratie personen) Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 26 oktober 2012 Het

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 12040 30 april 2015 Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 28 april 2015, nr. WJZ / 14188328, tot

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 211 Besluit van 24 mei 2007, houdende wijziging van het Warenwetbesluit Voedingswaarde-informatie levensmiddelen, van het Warenwetbesluit Meel

Nadere informatie

wijziging van de Wet op het bevolkingsonderzoek in verband met actuele ontwikkelingen op het terrein van preventief medisch onderzoek

wijziging van de Wet op het bevolkingsonderzoek in verband met actuele ontwikkelingen op het terrein van preventief medisch onderzoek wijziging van de Wet op het bevolkingsonderzoek in verband met actuele ontwikkelingen op het terrein van preventief medisch onderzoek Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins

Nadere informatie

Na overleg met de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1

Na overleg met de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1 De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Dr. R.H.A. Plasterk Postbus 20011 2500 EA Den Haag bezoekadres Kneuterdijk 1 2514 EM Den Haag correspondentieadres Postbus 90613 2509 LP Den Haag

Nadere informatie