UEZ Brand A1

Transcriptie

1 BEDIENINGS INSTRUCTIE UEZ Brand A1 INHOUDSOPGAVE Inleiding en aanwijzingen voor de veiligheid Toelichting weergave /bedieningselementen Display en toetsen Signaleringen en verzamelalarmen Variabele functietoetsen en het display Vaste functietoetsen Cursortoetsen Sleutelschakelaar Weergave van meldingen en bewerking Beschrijving van de meldingen in het display Meldingen met variabele functietoetsen Lijst met alle meldingsoorten oproepen Alarm verificatie De centrale terugnemen Meldergroepen/meldingsoort terugnemen Bedieningsbevoegdheid Gebruikerscode Basis /totale/revisiebediening vervolg volgende pagina A1 1

2 INHOUDSOPGAVE Hoofdmenu en submenu s oproepen/beëindigen Alarmteller opvragen Uit /inschakelingen Uit /ingeschakelde functies oproepen/beëindigen Groepenlijst uit /inschakelen Meldergroepen uit /inschakelen Melder uit /inschakelen Stuurgroepen uit /inschakelen Elementen van een stuurgroep uit /inschakelen Blusinstallaties uit /inschakelen Tableaupunten uit /inschakelen Signaalgevers uit /inschakelen Transmissie eenheid ÜE uit /inschakelen Dag /nachtbedrijf omschakelen Schakelklok Kanalen van de schakelklok in /uitschakelen Schakeltijden verschuiven Achtergrondgeheugen Achtergrondgeheugen opvragen Naar een bepaalde gebeurtenis gaan (nummer gebeurtenis, datum, laatste) Gebeurtenissen selecteren, zoeken Gebeurtenissen afdrukken Diagnose Gebruikerscode wijzigen Stuuring Stuurgroepen aansturen Elementen aansturen Revisie Blokkeren Meldergroepen blokkeren Melders blokkeren Installatieparameters Datum/tijd veranderen PC interface veranderen A1 2

3 Inleiding en aanwijzingen voor de veiligheid Waarover informeert deze bedieningsinstructie u? In dit document vindt u alle informatie die u nodig heeft om de centrale te bedienen. De centrale mag alleen door bevoegde personen worden bediend! Uit veiligheidsoverwegingen en om verkeerd gebruik te vermijden, is het raadzaam de eventueel benodigde toegangscode voor de bediening slechts aan deze personen bekend te maken. Waarover informeert deze gebruiksaanwijzing u niet? De bedieningsinstructie geeft geen informatie over algemene of veiligheidstechnische aspecten. Vergewist u zich ervan dat u alle veiligheidstechnische handelingen en veiligheidsvoorschriften binnen uw gebouw kent (bijvoorbeeld hoe te handelen bij alarm, brandweerplannen, alarmorganisatie, etc.). Let er bij het reinigen van het oppervlak, speciaal van de bedienings en weergave eenheid op, dat er geen bijtende en schurende reinigingsmiddelen worden gebruikt en dat er geen vloeistoffen in het binnenste van het apparaat komen. Bij vernieling van het display door invloed van buitenaf, bestaat er voor de gebruiker geen direct gevaar (zoals explosie, implosie, schadelijke gassen, etc.). Bij beschadiging van de centrale moet de servicedienst op de hoogte worden gesteld. Centrale Service Hoofdbureau Telefoon: A1 3

4 Toelichting weergave /bedieningselementen Display en toetsen Variabele functietoetsen Display Toetsen voor het invoeren van cijfers en vaste functietoetsen afzonderlijke alarm weergave (LED) rood = alarm Brand Zoemer uit Signaalgever uit Functie beëindigen of afbreken Brand Extern alarm Intern alarm Meldingen Storing Systeem Transmissie Signalering In bedrijf In code stand in dag stand Revisie Sturing Transmissie Stuurgroep stop ABC JKL 1 4 DEF MNO 2 5 GHI PQR STU VWX YZ CE 0 +1./: inter help? test nation code F reset enter Uitgeschakeld Transmissie Signalering Brandbeveiliging Verzamelalarmen Sleutelschakelaar Cursortoetsen A1 4

5 Toelichting weergave /bedieningselementen Signaleringen en verzamelalarmen Brand Brand Extern alarm Intern alarm Meldingen Storing Systeem Transmissie Signalering In bedrijf In code stand In dag stand Revisie Sturing Transmissie Stuurgroep Uitgeschakeld Transmissie Signalering LED brandt LED knippert Brand (rode LED) licht op bij een brand, bij een vooralarm en bij een alarmverificatie. Het alarm in kwestie wordt opgeslagen en door de zoemer aangegeven. Extern alarm (rode LED) licht op wanneer een brandalarm wordt doorgegeven aan een externe hulpverlenende dienst (brandweer) of een externe signaalgever werd aangestuurd. Intern alarm (rode LED) licht op wanneer een brandalarm niet aan een externe hulpverlenende instantie wordt gemeld. Meldingen (rode LED) licht op wanneer een melding optreedt. De melding wordt opgeslagen en de zoemer geactiveerd. Storing (gele LED) licht bij elke storingsmelding op. De storingsmelding in kwestie wordt doorgaans opgeslagen (netstoringen uitgezonderd) en de zoemer geactiveerd. Kan de bevoegde gebruiker de storing niet terugnemen, dan moet contact worden opgenomen met de installateur. Systeem (gele LED) licht op bij een systeemstoring (hardware storing). Transmissie (gele LED) licht op bij een storing in een transmissie eenheid. Deze laatste kan dan niet worden aangestuurd, wat betekent dat de hulpverlenende dienst niet kan worden gewaarschuwd. Signalering (gele LED) licht op bij een storing in de externe signaalgever. In bedrijf (groene LED) licht op wanneer de centrale in bedrijf is. In code stand (gele LED) knippert wanneer de juiste gebruikerscode werd ingegeven. In dag stand (groene LED) licht op wanneer de centrale van nacht op dagbedrijf is overschakeld. Revisie (gele LED) brandt wanneer de centrale in revisie is. Sturing (gele LED) licht op wanneer een transmissie eenheid of stuurgroep wordt aangestuurd. Transmissie (rode LED) licht op wanneer een transmissie eenheid is aangestuurd. Er is een externe hulpverlenende dienst (b.v. brandweer, bewakingsdienst) gealarmeerd. Stuurgroep (gele LED) licht op wanneer een stuurgroep werd aangestuurd. Uitgeschakeld (gele LED) licht op wanneer melders, meldergroepen, stuurgroepen, tableaupunten of relais uitgeschakeld zijn. De indicatie gaat uit wanneer alle uitschakelingen worden teruggenomen. Transmissie (gele LED) licht op wanneer er een transmissie eenheid werd uitgeschakeld. Er kan dan geen externe hulpverlenende dienst (b.v. brandweer) worden gealarmeerd. Signalering (gele LED) licht op wanneer een aangesloten signaalgever uitgeschakeld is. De signaalgevers melden in dit geval geen alarm. De indicatie gaat uit wanneer de uitschakeling wordt teruggenomen. Brandbeveiliging (gele LED) licht op wanneer een brandbeveiligingsinrichting (b.v. blusinstallatie) werd uitgeschakeld A1 5

6 Toelichting weergave /bedieningselementen Variabele functietoetsen en het display Rusttoestand: Verkeert de centrale in rusttoestand, d.w.z. dat er geen meldingen zijn en er geen functies uit het hoofdmenu opgeroepen zijn, dan verschijnt de screensaver op het scherm. 1 BRAND EXT MG Opslag 1e verdieping 2 BRAND EXT MG Kantoor zuid 1e verdieping Meldingen Melder Meldsoort Maatregel Display: Op het tekst display verschijnen alle meldingen, zoals brand, storing, uitschakeling, enz., en aanwijzingen voor de bediening. Variabele functietoetsen (soft keys): Met de vier variabele functietoetsen kunnen de via deze toetsen op het display weergegeven meldingen/functies worden geselecteerd. De tekst op het display boven de toetsen beschrijft de functie van de toets in kwestie. Na het indrukken van de toets verschijnen op het display de meldingen/functies van de volgende submenu s die met deze toetsen kunnen worden geselecteerd A1 6

7 Toelichting weergave /bedieningselementen Vaste functietoetsen Zoemer uitschakelen Signaalgevers uitschakelen/inschakelen De indicatie LED knippert en de zoemer wordt geactiveerd zodra de volgende meldingen optreden: brandalarm alarmmelding storing revisie alarm. Na het indrukken van de toets wordt de zoemer uitgeschakeld en dooft de knipperende LED. Geef de gebruikerscode in. Door op de toets signaalgever uit te drukken, worden de optische/akoestische signaalgevers en de zoemer uitgeschakeld. De knipperende LED gaat continu branden. Door nogmaals op de toets te drukken kunnen de signaalgevers opnieuw worden geactiveerd. De continu brandende LED gaat weer knipperen. Eén stap teruggaan in het menu stop Met deze toets gaat u één niveau terug of wordt een gestarte functie afgebroken. Inlogprocedure starten/beëindigen code Met deze toets wordt de inlogprocedure gestart of beëindigd. Raadpleeg voor meer informatie het hoofdstuk Gebruikerscode op pagina 18. Hoofdmenu oproepen F Met deze toets worden het hoofdmenu en de daaronder resorterende submenu s met hun functies opgeroepen A1 7

8 Toelichting weergave /bedieningselementen Vaste functietoetsen Terugnemen reset Met deze toets wordt de terugneemprocedure gestart. Nadat alle meldingen zijn teruggenomen, keert de installatie terug in de rusttoestand. Raadpleeg voor meer informatie het hoofdstuk Terugnemen op pagina 16 en 17. Invoer bevestigen enter Met deze toets worden de ingegeven cijfers bevestigd. Meldingslijst oproepen Individuele/globale indicaties (LEDs); werking display en zoemer controleren test Door op deze toets te drukken verschijnt op het display een lijst van alle soorten meldingen met bijbehorende zoemerteller. Raadpleeg voor meer informatie het hoofdstuk Lijst met alle meldingen oproepen op pagina 13. Met deze toets worden alle LEDS, het display en de zoemer op hun werking gecontroleerd. De weergavetest wordt automatisch na 3 seconden beëindigd. Daarna verschijnt gedurende 3 seconden de software versie. Help info opvragen help? Door op deze toets te drukken wordt op het display een verklarende tekst opgeroepen. Deze tekst verschaft bijkomende informatie over het menu waarin men zich op dat ogenblik bevindt; het bevat echter geen alarminformatie A1 8

9 Toelichting weergave /bedieningselementen Vaste functietoetsen Overschakeling op een andere taal inter natio nal Deze functie is nog niet operationeel. Ingevoerde gegevens verbeteren CE Met deze toets kunnen verkeerd ingevoerde gegevens, zoals b.v. cijfers, worden gewist. De getalwaarde met 1 verhogen +1 Deze functie is nog niet operationeel. Cijfers invoeren ABC 1 DEF 2 Cijfers (b.v. het nummer van de meldergroep) kunnen worden ingevoerd op de plaats waar de cursor zich bevindt. 4 5 JKL MNO A1 9

10 Toelichting weergave /bedieningselementen Cursortoetsen/sleutelschakelaar Cursortoetsen Met de cursortoetsen kunnen op het display de gewenste posities worden geselecteerd (b.v. voor het kiezen van melders, meldergroepen of functies). Met deze toetsen verspringt de cursor 1 positie in de richting van de pijl, d.w.z. naar boven/beneden naar links/rechts Sleutelschakelaar Afhankelijk van de parametrering kunnen aan de sleutelschakelaar bepaalde bedieningsfuncties worden toegewezen. b.v. dag/nachtbedrijf codebedrijf inschakelen/uitschakelen A1 10

11 Weergave van meldingen en bewerking Beschrijving van de meldingen in het display Indien er meldingen verschijnen, moet altijd de alarmorganisatie worden ingelicht en nageleefd. Prioriteit van de meldingen: extern alarm intern alarm waarschuwingssignaal meldingen storingen uitschakelingen aansturingen revisie Chronologisch eerste melding Chronologisch laatste melding Aantal geactiveerde meldergroepen in deze meldingsoort Soort melding Nr. meldergroep 1 BRAND EXT MG Opslag 1e verdieping 3 BRAND EXT MG Kantoor zuid 1e verdieping MeldIngen Melder Meldsoort Maatregel Melder nr. aanvullende informatie Soft keys: Met de 4 variabele functietoetsen kunnen de via deze toetsen op het display weergegeven meldingen/functies worden geselecteerd A1 11

12 Weergave van meldingen en bewerkingen Meldingen met variabele functietoetsen Voorbeeld: Toets Meldingen Er zijn in dit voorbeeld totaal 3 meldingen (meldergroepen) extern alarm, aan de orde. Op het display verschijnt telkens de eerste melding (1) met de meldergroep (0035) en de melder (16), en de laatste melding (3) met de meldergroep (0040) en het melder nummer (07). Met de toets meldingen worden na elkaar de volgende meldingen (meldergroepen) van de geselecteerde (categorie) meldingsoort op de eerste regel van het display weergegeven. 1 BRAND EXT MG Opslag 1e verdieping 3 BRAND EXT MG Kantoor zuid 1e verdieping Meldingen Melder Meldsoort Maatregel Toets Melder Melder nr. 16 uit de meldergroep 0035 meldt extern alarm. Met de toets Melder worden alle geactiveerde melders van deze meldergroep op het display opgeroepen. Met de cursortoetsen kunnen in het display alle geactiveerde melders van deze meldergroep worden geselecteerd. Met dezelfde toets (toets wordt een info toets) wordt in het hierboven afgebeelde display voor de geselecteerde melder teruggeschakeld. Toets Maatregel Met deze toets kan de maatregel tekst voor de volgende procedure worden opgeroepen (b.v. conciërge waarschuwen, tel. 3434). Door nogmaals op de toets te drukken wordt het vorige display terug opgeroepen. Toets Meldsoort Met de toets meldingsoort worden één na één de volgende types van meldingen opgeroepen. Zijn er meerdere meldingsoorten aan de orde, dan verschijnen deze in de volgorde van hun prioriteit (zie vorige pagina). Ongeveer 30 seconden nadat voor het laatst op een toets werd gedrukt, verschijnen op het display terug de eerste en laatste melding met de hoogste prioriteit A1 12

13 Weergave van meldingen en bewerking Lijst met alle meldingsoorten oproepen Lijst met meldingen oproepen In de meldingslijst een gegeven meldingsoort selecteren 2 Brand EXT 2 Brand INT 1 STO EXT Met de toets worden al de geactiveerde melder groepen met hun meldingsoort in een meldingslijst op het display opgeroepen. De meldingslijst kan met de cursortoetsen worden doorgebladerd en een andere meldingsoort kan worden geselecteerd. Geselecteerde meldingsoort oproepen enter 1 BRAND INT MG Opslag 1e verdieping 2 BRAND INT MG Kantoor zuid 1e verdieping Meldingen Melder Meldsoort Maatregel Door op de toets enter te drukken, verschijnt een melding van de uit de meldings- lijst geselecteerde meldingsoort A1 13

14 Weergave van meldingen en bewerking Alarm verificatie In dagbedrijf en in het display VERIFICATIE kan worden overgegaan tot een alarmverificatie. Verificatietijd starten. V E R I F I C A T I E MG Opslag 4 Verificatietijd starten... min... sec starten Meldsoort Wanneer niet binnen de oproeptijd van... Minuten op de toets starten word gedrukt, wordt automatisch de brandweer gealarmeerd. Met de toets Meldsoort wordt naar de volgende soort meldingen overgegaan. Alarmlocatie verifiëren. V E R I F I C A T I E MG Opslag 4 Verificatietijd loopt... min... sec Alarm Meldsoort Lees op het display of de groepenlijst de locatie van de alarmmelding af. Controleer op de plaats van het alarm of het om een onechte melding of een echte brand gaat. vervolg volgende pagina A1 14

15 Weergave van meldingen en bewerking Alarm verificatie V E R I F I C A T I E MG Opslag 4 Verificatietijd loopt!... min... sec Alarm Meldsoort Met de toets Alarm kan bij brand de brandweer onmiddellijk manueel worden gealarmeerd. manuele alarmering bij brand externe alarmering bij loos alarm verhinderen V E R I F I C A T I E MG Opslag 4 Verificatietijd loopt!... min... sec Alarm Alarmstop Meldsoort Ten vroegste na afloop van de halve verificatietijd van... Minuten kan bij een loos alarm de alarmering van de brandweer worden verhinderd door op de toets alarmstop te drukken. De brandweer wordt automatisch gealarmeerd wanneer niet binnen de verificatietijd op deze toets wordt gedrukt A1 15

16 Weergave van meldingen en bewerking De centrale terugnemen Voer de gebruikerscode in (zie hoofdstuk bedieningsautorisatie) Reset Meldsoort: BRAND INT 1 BRAND INT MG Opslag 1e verdieping Roep de terugneemfunctie op reset Totaal Meldsoort 1Melder Neem de centrale terug Reset Meldsoort BRAND INT 1 BRAND INT MG Opslag 1e verdieping Totaal Meldsoort 1Melder Door op de soft key Totaal te drukken worden alle geactiveerde systemen van de centrale teruggenomen. Zodra de centrale zich in rusttoestand bevindt, verschijnt het rustbeeld op het display. Kan de gevoegde gebruiker bepaalde geactiveerde systemen niet terugnemen, dan moet de storingsdienst worden verwittigd A1 16

17 Weergave van meldingen en bewerking Meldergroepen/meldingsoort terugnemen Geef de gebruikerscode in (zie hoofdst. bedieningsautorisatie) en kies de terug te nemen meldergroep/meldingsoort (zie pagina 12). Roep de terugneemfunctie op reset Reset Meldsoort: BRAND INT 1 BRAND INT MG Opslag 1e verdieping Totaal Meldsoort 1Melder Door op de soft key 1Melder te drukken worden alle geactiveerde melders van de meldergroep (b.v. 0035) van de geselecteerde meldingsoort teruggenomen. Zodra alle teruggenomen melders zich in rusttoestand bevinden, verdwijnt de melding van het display. Individuele meldergroepen terugnemen Individuele meldingsoort terugnemen Kan de bevoegde gebruiker bepaalde geactiveerde systemen niet terugnemen, dan moet de storingsdienst worden verwittigd. Reset Meldsoort: BRAND INT 1 BRAND INT MG Opslag 1e verdieping Totaal Meldsoort 1Melder Door op de soft key Meldsoort te drukken worden alle geactiveerde melders van alle meldgroepen van het geselecteerde soort meldingen (b.v. intern alarm) teruggenomen. Zodra alle teruggestelde melders zich in rusttoestand bevinden, verdwijnt de soort meldingen van het display. Kan de bevoegde gebruiker bepaalde geactiveerde systemen niet terugnemen, dan moet de storingsdienst worden verwittigd A1 17

18 Bedieningsbevoegdheid Gebruikerscode Code invoeren Code Geef uw code: * * * * * * Gebruikerscode invoeren 1 ABC 4 JKL 2 DEF 5 MNO Door het invoeren van de gebruikerscode wordt de bedieningsautorisatie voor de basisbediening of de totale bediening toegekend (voor de revisiebediening bij verwijderde kap enkel op de toets Code drukken). Zie de volgende pagina s voor de bedieningen waarvoor een gebruikerscode is vereist. Voor alle overige bedieningen is geen gebruikerscode nodig. De gebruikerscode kan naar keuze uit 2 tot 6 cijfers bestaan. De eerste twee cijfers zijn vast aan de operator toegewezen (kunnen niet worden veranderd). De overige cijfers worden gebruikt voor het persoonlijke wachtwoord van de gebruiker (kunnen worden veranderd). Invoer bevestigen enter Werd de operatorcode correct ingevoerd, dan licht de individuele indicatie codebedrijf op. Wordt binnen 15 minuten niets ingevoerd, dan wordt het codebedrijf automatisch verlaten en dooft de indicatie. Codebedrijf beëindigen Code Druk op de toets code. Het codebedrijf wordt verlaten A1 18

19 Bedieningsbevoegdheid Basis /totale/revisiebediening Revisiebediening: Druk bij verwijderde kap op code (revisor) Totale bediening: Code voor bedieningsautorisatie 2 Basisbediening: Code voor bedieningsautorisatie 1 Bediening zonder code Bedienbare functies Functies in /uitschakelen (pag. 23) Groepenlijst/meldergroepen x x x Melders x x x Stuurgroepen x x x Elementen van een stuurgroep x x x Blusinstallaties x x Tableaupunten x x Signaalgever (ESG) x x Uitgeschakelde functies opvragen x x x x Transmissie eenheid (pagina 32) Transmissie eenheid uitschakelen x x Status van de transmissie eenheid opvragen x x x x Revisiebediening: Druk bij verwijderde kap op code (revisor) Totale bediening: Code voor bedieningsautorisatie 2 Basisbediening: Code voor bedieningsautorisatie 1 Bediening zonder code Bedienbare functies Dag /nachtbedrijf (pagina 33) Dag /nachtbedrijf omschakelen x x x Status dag /nachtbedrijf opvragen x x x x Schakelklok (vanaf pagina 34) Kanalen schakelklok in /uitschakelen x x Schakeltijden verschuiven x x Achtergrondgeheugen (vanaf pagina 36) Ga naar een bepaalde gebeurtenis x x x (nummer gebeurtenis, datum, nieuwste) Gebeurtenissen selecteren, zoeken x x x Gebeurtenissen afdrukken x x Diagnose x Achtergrondgeheugen opvragen x x x x = bediening met overeenkomstige code uitvoerbaar x = bediening met overeenkomstige code enkel uitvoerbaar indien ingesteld vervolg volgende pagina A1 19

20 Bedieningsbevoegdheid Basis /totale/revisiebediening Revisiebediening: Druk bij verwijderde kap op code (revisor) Totale bediening: Code voor bedieningsautorisatie 2 Basisbediening: Code voor bedieningsautorisatie 1 Bediening zonder code Bedienbare functies Sturing (vanaf pagina 42) Stuurgroepen aansturen x x x Elementen aansturen x x x Sturingen opvragen x x x x Revisie (pagina 44) Meldergroepen x x Stuurgroepen x x Transmissie eenheid x x Signaalgever (ESG) x x Aarde x x Sleuteldepot (SD) controleren x Opvragen status melder x x x x LSN verwerking module LVM x verwisselen Status van de revisie opvragen x x x x Revisiebediening: Druk bij verwijderde kap op code (revisor) Totale bediening: Code voor bedieningsautorisatie 2 Basisbediening: Code voor bedieningsautorisatie 1 Bediening zonder code Bedienbare functies Blokkeren (vanaf pagina 45) Meldergroepen blokkeren x Melders blokkeren x Status blokkering opvragen x x x x Parameters van de installatie (vanaf pagina 47) Datum/tijd veranderen x Datum/tijd opvragen x x x x PC interface veranderen x PC interface opvragen x x x x Noodbedrijf inschakelen x Instelling OT melder x x x = bediening met overeenkomstige code uitvoerbaar x = bediening met overeenkomstige code enkel uitvoerbaar indien ingesteld vervolg volgende pagina A1 20

21 Bedieningsbevoegdheid Basis /totale/revisiebediening Revisiebediening: druk bij verwijderde kap op code (revisor) Totale bediening: Code voor bedieningsautorisatie 2 Basisbediening: Code voor bedieningsautorisatie 1 Bediening zonder code Revisiebediening: druk bij verwijderde kap op code (revisor) Totale bediening: Code voor bedieningsautorisatie 2 Basisbediening: Code voor bedieningsautorisatie 1 Bediening zonder code Bedienbare functies Bedienbare functies Alarmverificatie (vanaf pagina 14) Verificatietijd starten x x x x Automatische alarmering stoppen x x x x Alarmering activeren x x x x Signaalgever (pagina 7) Signaalgever uitschakelen x x x Alarmteller (pagina 22) Alarmteller opvragen x x x x De centrale terugnemen (pagina 16) x x x De meldergroepen en de soorten meldingen terugnemen (pagina 17) Extern alarm x x Intern alarm x x x Meldingen x x x Stuurgroepen x x Schakelpunten x x Blus zone x x Signaalgevers x x Transmissie eenheid x x Storing meldergroepen x x Storing centrale functies x x A1 21

22 Hoofdmenu en submenu s oproepen/beëindigen Eventueel gebruikerscode invoeren (zie hoofdstuk Bedieningsautorisaties) Hoofdmenu oproepen Submenu oproepen F HOOFDMENU 12 : 23 Autorisatie 2 Alarmteller Alarmteller Uitgescha. TRM Uitg. Dagbedrijf Met de soft key kan in het hoofdmenu worden overgegaan naar het volgende submenu. Op het display verschijnen het autorisatieniveau en de alarmteller. De individuele submenu s en hun functies kunnen dan door de overeenkomstige soft key (b.v. submenu Uitschakeld ) worden opgeroepen. Scha.Tijd Acht.Geh. Code wijz. Sturen Revisie Blokkeren Na het laatste submenu en het indrukken van de soft key verschijnen weer de eerste submenu s van het hoofdmenu. Parametr. Submenu s en hoofdmenu verlaten stop Druk zolang op de toets stop tot het submenu en hoofdmenu worden verlaten. Codebedrijf beëindigen Code Druk in het codebedrijf op de toets code. Het codebedrijf wordt verlaten A1 22

23 Uit /ingeschakelde functies oproepen/beëindigen Submenu uitschakelen oproepen en beëindigen; zie pagina 22. Uit/in te schakelen functie selecteren Uitschakelen MGroepen SGroepen Blus inst Met de soft key kan naar de volgende functies van het submenu uitschakelen worden overgegaan. De individuele functies voor het in /uitschakelen kunnen dan door de desbetreffende soft key worden opgeroepen. Uitschakelen Tableaus ESG Uit/in te schakelen functie selecteren A1 23

24 Groepenlijst uit /inschakelen (enkel indien geparametreerd) Submenu uitschakelen en zijn functies oproepen en beëindigen; zie pagina 23. Uitschakelen MGroepen SGroepen Blus inst Met de soft key MGroepen wordt de functie groepenlijst uit /inschakelen opgeroepen (enkel indien geparametreerd). Uit/in te schakelen functie selecteren Groepenlijst selecteren Uitschakelen Groeplijst Gebouw 1 Gebouw 2 Werkplaat MGroepen uitschak inschak De uit te schakelen groepenlijst wordt gekozen met de cursortoetsen (b.v. gebouw 2). Het uit of inschakelen van de groepenlijst gebeurt met de soft key. Groepenlijst uitschakelen A1 24

25 Meldergroepen uit /inschakelen Submenu uitschakelen en zijn functies oproepen en beëindigen; zie pagina 23. Uit/in te schakelen functie selecteren Uitschakelen MGroepen SGroepen Blus inst Met de soft key MGroepen wordt de functie groepenlijst uit /inschakelen opgeroepen. Druk tweemaal op de toets MGroepen wanneer de functie Groepenlijst uit /inschakelen is geparametreerd (zie vorige pagina). Meldergroep selecteren Meldergroep uitschakelen Uitschakelen Meldergroep Melder uitschak inschak Adres Alle uitschakelbare meldergroepen verschijnen op het display. Uitgeschakelde meldergroepen worden met grijze achtergrond weergegeven. De uit te schakelen meldgroepen worden geselecteerd met de cursor toetsen (b.v. meldgroep 5) of met de soft key Adres (op toets Adres drukken, nr. van de meldergroep ingeven en met de toets enter bevestigen). Het uit of inschakelen van de groepenlijst gebeurt met de soft key A1 25

26 Melder uit /inschakelen Submenu uitschakelen en zijn functies oproepen en beëindigen; zie pagina 23. Voor het selecteren van de meldergroep waarin een melder moet worden uitgeschakeld, zie de vorige pagina. Uitschakelen Meldergroep Melder uitschak inschak Adres Met de soft key Melder wordt de functie melder uit /inschakelen opgeroepen. Uit/in te schakelen functie selecteren Melder selecteren Melder uitschakelen Uitschakelen Melder van uitschak inschak Uitgeschakelde melders (b.v. 1 tot en met 3) worden met grijze achtergrond weergegeven. De uit te schakelen melders worden geselecteerd met de cursor toetsen (b.v. melder 10). Het uit of inschakelen van de melders gebeurt met de soft key A1 26

27 Stuurgroepen uit /inschakelen Submenu uitschakelen en zijn functies oproepen en beëindigen; zie pagina 23. Uitschakelen MGroepen SGroepen Blus inst Met de soft key SGroepen wordt de functie stuurgroepen uit /inschakelen opgeroepen. Uit/in te schakelen functie selecteren Stuurgroep selecteren Stuurgroep uitschakelen Uitschakelen Stuurgroep Element uitschak inschak Adres Alle uitschakelbare stuurgroepen verschijnen op het display. Uitgeschakelde stuurgroepen worden met grijze achtergrond weergegeven. De uit te schakelen stuurgroepen worden geselecteerd met de cursor toetsen (b.v. stuurgroep 25) of met de soft key Adres (op toets Adres drukken, nr. van de stuurgroep ingeven en met de toets enter bevestigen). Het uit of inschakelen van de stuurgroepen gebeurt met de soft key A1 27

28 Elementen van een stuurgroep uit /inschakelen Submenu uitschakelen en zijn functies oproepen en beëindigen; zie pagina 23. Voor het selecteren van de stuurgroep waarin een element moet worden uitgeschakeld, zie de vorige pagina. Uitschakelen Stuurgroep Element uitschak inschak Adres Met de soft key Element wordt de functie element uit /inschakelen opgeroepen. Uit/in te schakelen functie selecteren Element selecteren Element uitschakelen Uitschakelen Element van uitschak inschak Uitgeschakelde stuurgroepen (b.v. 1 tot en met 3) worden met grijze achtergrond weergegeven. De uit te schakelen stuurelementen worden geselecteerd met de cursor toetsen (b.v. element 10). Het uit of inschakelen van het element gebeurt met de soft key A1 28

29 Blusinstallaties uit /inschakelen Submenu uitschakelen en zijn functies oproepen en beëindigen; zie pagina 23. Uitschakelen MGroepen SGroepen Blus inst Met de soft key Blus inst wordt de functie blusinstallatie uit /inschakelen opgeroepen. Uit/in te schakelen functie selecteren Blusinstallatie selecteren Blusinstallatie uitschakelen Uitschakelen Blussen LöA 1 = UITSCHAKEL LöA 2 = RUST LöA 3 = REVISIE uitschak inschak Op het display verschijnt de status van en een korte tekst over de geparametreerde blusinstallatie. De uit te schakelen blusinstallatie wordt geselecteerd met de cursor toetsen (b.v. blusinstallatie 2). Het uit of inschakelen van de blusinstallatie gebeurt met de soft key A1 29

30 Tableaupunten uit /inschakelen Submenu uitschakelen en zijn functies oproepen en beëindigen; zie pagina 23. Uitschakelen Met de soft key Tableaus wordt de functie tableaupunten uit /inschakelen opgeroepen. Tableaus ESG Uit/in te schakelen functie selecteren Tableaupunten selecteren Tableaupunten uitschakelen Uitschakelen M TBL = RUST Z TBL = RUST uitschak inschak Sturing door melder Op het display verschijnt de status van en een korte tekst over het tableaupunt. De uit te schakelen tableaupunten worden geselecteerd met de cursor toetsen (b.v. Z TBL). Het uit of inschakelen van de tableaupunten gebeurt met de soft key A1 30

31 Signaalgevers uit /inschakelen Submenu uitschakelen en zijn functies oproepen en beëindigen; zie pagina 23. Uitschakelen Met de soft key ESG wordt de functie signaalgevers uit /inschakelen opgeroepen. ESG = externe signaalgever Tableaus ESG Uit/in te schakelen functie selecteren Signaalgevers selecteren Signaalgevers uitschakelen Uitschakelen Sirene Ext ESG 1 = UITSCHAKEL ESG 2 = RUST ESG 3 = STO EXT uitschak inschak Op het display verschijnt de status van en een korte tekst over de geparametreerde signaalgevers. De uit te schakelen signaalgever wordt geselecteerd met de cursor toetsen (b.v. ESG 2). Het uit of inschakelen van de signaalgevers gebeurt met de soft key A1 31

32 Transmissie eenheid ÜE uit /inschakelen Submenu TRM uitg oproepen en beëindigen; zie pagina 22. Uitschakelen Transmissie eenheid TRMEH 01 = RUST TRM in Gebouw 1 uitschak inschak Op het display verschijnt de status van en een korte tekst over de geparametreerde transmissie eenheden. Uitschakelen Transmissie eenheid TRMEH 01 = UITSCHAKEL TRM in Gebouw 1 uitschak inschak Het uit of inschakelen van de transmissie eenheden gebeurt met de soft key. Transmissie eenheid (ÜE) uit /inschakelen A1 32

33 Dag /nachtbedrijf omschakelen Submenu dagbedrijf oproepen en beëindigen; zie pagina 22. Dagbedrijf Dagbedrijf = AAN Op het display verschijnt de status van het dag /nachtbedrijf. AAN UIT Dagbedrijf Dagbedrijf = AAN Het omschakelen van dag op nachtbedrijf en omgekeerd gebeurt met de soft key. AAN UIT Dag /nachtbedrijf omschakelen A1 33

34 Kanalen van de schakelklok in /uitschakelen Submenu schakelklok oproepen en beëindigen; zie pagina 22. Schakeltijd KANAAL 1 = AAN KANAAL KANAAL 2 = 3 = UIT UIT AAN UIT Tijd Op het display verschijnt de status van en een korte tekst over de geparametreerde kanalen. In/uit te schakelen kanaal selecteren Schakeltijd KANAAL 1 = AAN KANAAL 2 = UIT KANAAL 3 = UIT AAN UIT Tijd Het selecteren van de kanalen gebeurt met de cursortoetsen (b.v. kanaal 2). Het uit of inschakelen van de kanalen gebeurt met de soft key. Kanaal in /uitschakelen A1 34

35 Schakeltijden verschuiven Submenu schakelklok oproepen en beëindigen; zie pagina 22. Voor het selecteren van het kanaal in kwestie, zie de vorige pagina. Schakeltijd KANAAL 1 = AAN KANAAL 2 = AAN KANAAL 3 = UIT AAN UIT Tijd Door de functie tijd op te roepen, kan de volgende inschakeltijd van het kanaal worden veranderd. De afstand tussen twee schakeltijden moet ten minste 2 minuten bedragen. Functie tijd selecteren Schakeltijd veranderen Invoer bevestigen 1 ABC DEF enter 2 Schakeltijd Kanaal 2 Datum: Tijd: 12 : 12 opslaan Nieuwe schakeltijd invoeren en met de toets enter bevestigen. De veranderde schakeltijd wordt met de soft key opslaan bewaard. Invoer bewaren A1 35

36 Achtergrondgeheugen opvragen Submenu Acht. geh. oproepen en beëindigen; zie pagina 22. Achtergrondgeheugen 0016 Reset Brand Int ID 02 Datum: Tijd: 04 : Brand Ext MB 05 Datum: Tijd: 02 : 22 ga naar Keuze printen Diagnose Op het display verschijnt de inhoud van het achtergrondgeheugen. De nieuwste gebeurtenis staat bovenaan in het achtergrondgeheugen. Gebeurtenissen opvragen Achtergrondgeheugen 0016 Reset Brand Int ID 02 Datum: Tijd: 04 : Brand Ext MB 05 Datum: Tijd: 02 : 22 ga naar Keuze printen Diagnose Zijn bijkomende gebeurtenissen (max. 250) opgeslagen in het achtergrondgeheugen, dan kunnen ze met de cursortoetsen worden opgeroepen A1 36

37 Naar een bepaalde gebeurtenis gaan (nummer gebeurtenis, datum, laatste) Submenu Acht. geh. met zijn functie ga naar oproepen; zie pagina 36. Functies selecteren, b.v. gebeurtenis Achtergrondgeheugen ga naar Gebeurten Datum laatste Er kan tussen drie functies worden gekozen (nummer gebeurtenis, datum en laatste gebeurtenis). In dit voorbeeld het nummer van de gebeurtenis. Bij het kiezen van datum wordt de datum ingevoerd en met de toets enter bevestigd. Bij het kiezen van laatste verschijnt de meest recente gebeurtenis op het display. Nummer van gebeurtenis invoeren ABC 1 DEF 2 Achtergrondgeheugen ga naar ga naar Nr. Gebeurt: Het nummer van de gebeurtenis (b.v. 122) invoeren en met de toets enter bevestigen Op het display verschijnt het nummer van de gebeurtenis en de volgende gebeurtenis. Invoer bevestigen enter A1 37

38 Gebeurtenissen selecteren, zoeken Submenu Acht. geh. met zijn functie selectie oproepen; zie pagina 36. Functies selecteren Achtergrondgeheugen Keuze alles Datum Groep Alarmen Storingen Met de soft key kan naar de volgende functies worden overgegaan. De individuele selectiefuncties kunnen met de soft key worden opgeroepen. Met de functie alles wordt de inhoud van het achtergrondgeheugen terug op het display geroepen. Met de functie Datum worden de gebeurtenissen van een bepaalde periode (van... tot) op het display geroepen. Met de functie Groep worden de gebeurtenissen van een bepaalde meldergroep op het display geroepen. Met de functie Alarmen worden alle alarmgebeurtenissen op het display geroepen. Met de functie Storingen worden al de storingsgebeurtenissen op het display geroepen A1 38

39 Gebeurtenissen afdrukken Submenu Acht. geh. met zijn functie afdrukken oproepen; zie pagina 36. Achtergrondgeheugen Printen Er kan worden gekozen uit twee afdrukfuncties. Met alles wordt de volledige lijst afgedrukt. Afdrukfuncties selecteren alles Blok Met Blok kunnen de gebeurtenissen van een bepaalde periode (van.. tot..) worden afgedrukt. Resultaatbereik van... tot ingeven Invoer bevestigen ABC 1 enter DEF 2 Achtergrondgeheugen Printen Printen Nr. Gebeurt: van tot Het resultaatnummer ingeven vanaf welke moet worden afgedrukt, en dit bevestigen. Het resultaatnummer ingeven tot welke moet worden afgedrukt en dit bevestigen A1 39

40 Diagnose Submenu Acht. geh. met zijn functie diagnose oproepen; zie pagina 36. Diagnosegeheugen Diagnose Het diagnosegeheugen kan worden doorlopen met de cursortoetsen. Diagnosegeheugen opvragen Acht.Geh. Diagnosegeheugen Diagnose Het terugkenen naar het achtergrondgeheugen gebeurt met de soft key. Acht.Geh. Teruggaan naar het begindisplay A1 40

41 Gebruikerscode wijzigen Submenu Code wijzigen oproepen en beëindigen; zie pagina 22. Veranderen code Oude code: Nieuwe code: Herhaal: opslaan * * * * * * * * * * * * * * * * * * Gebruikerscode ingeven Invoer bevestigen Invoer opslaan ABC 1 enter DEF 2 Veranderen code Oude code: Nieuwe code: Herhaal: opslaan De oude gebruikerscode ingeven en met de toets enter bevestigen. Nieuwe gebruikerscode (de eerste 2 cijfers moeten dezelfde zijn als die van de oude code) ingeven en met de toets enter bevestigen. Bij Herhaal de nieuwe gebruikerscode ingeven en met de toets enter bevestigen. De ingevoerde gegevens worden met de soft key opslaan bewaard A1 41

42 Stuurgroepen aansturen Submenu sturen oproepen en beëindigen; zie pagina 22. Sturen Stuurgroep Element AAN UIT Adres Het submenu sturen toont alle stuurgroepen en hun status i.v.m. de aansturing. Op het display zijn de aangestuurde stuurgroepen (b.v. 8 tot en met 10) met grijze achtergrond aangegeven. Stuurgroep selecteren Stuurgroep aansturen Sturen Stuurgroep Element AAN UIT Adres De stuurgroep voor de aansturing wordt geselecteerd met de cursor toetsen (b.v. stuurgroep 5) of met de variabele functietoets adres (op toets adres drukken, nr. van de stuurgroep ingeven en met de toets enter bevestigen). Het aansturen van de stuurgroep of het opheffen van de aansturing (toets UIT ) gebeurt met de soft key A1 42

43 Elementen aansturen Submenu sturen oproepen en beëindigen; zie pagina 22. Voor het selecteren van de stuurgroep waaruit een element moet worden aangestuurd, zie de vorige pagina. Sturen Stuurgroep Element AAN UIT Adres De functie element aansturen wordt met de soft key Element opgeroepen. De aan te sturen functie selecteren Het element selecteren Element aansturen Sturen Element van AAN UIT Op het display zijn de aangestuurde stuurelementen (b.v. 8 tot en met 10) met grijze achtergrond aangegeven. Het aan te sturen element wordt geselecteerd met de cursor toetsen (b.v. element 5). Het aansturen van het element of het opheffen van de aansturing (toets UIT ) gebeurt met de soft key A1 43

44 Revisie Opmerking i.v.m. de bediening tijdens de revisie: De voor de revisie vereiste bedieningsstappen gebeuren volgens het bedieningsconcept, zoals dit is beschreven in andere hoofdstukken in deze handleiding. Moeten er b.v. meldgroepen, melders of adressen in revisie worden geschakeld, dan kunnen de individuele bedieningsstappen aan de hand van het hoofdstuk Uit /Inschakelingen voor meldgroepen, melders of adressen worden uitgevoerd. Revisie MGroepen SGroepen TRMEH ESG Aarde Slkl test Afvr. Meld Bedrijf LVM Revisietypes: Mgroepen voor Meldgroepen aan/uit Melders aan/uit Adressen aan/uit Testalarm Sgroepen voor Stuurgroepen aan/uit Elementen aan/uit Adressen aan/uit Transmissie inrichting ÜE ÜE aan/uit Kortsluiting Signaalgever ESG aan/uit Test Revisietypes: Aarde Aarde aan/uit Test Sleuteldepot SD SD aan/uit Test M.opvraging Melders afvragen Lijst van lijntoestand Modus Aan Selectie LSN verwerking module LVM LVM vervangen A1 44

45 Meldergroepen blokkeren Submenu blokkeren oproepen en beëindigen; zie pagina 22. Blokkeren Meldergroep Melder AAN UIT Adres Het submenu blokkeren toont alle meldergroepen en hun status i.v.m. de blokkeren. Op het display zijn de geblokkeerde meldergroepen (b.v. 8 tot en met 10) met grijze achtergrond aangegeven. Meldergroep selecteren Meldergroep blokkeren Blokkeren Meldergroep Melder AAN UIT Adres De meldgroep voor de blokkering wordt geselecteerd met de cursor toetsen (b.v. meldgroep 5) of met de variabele functietoets adres (op toets adres drukken, nr. van de meldgroep ingeven en met de toets enter bevestigen). Het blokkeren van de meldgroep of het opheffen van de blokkering (toets UIT ) gebeurt met de soft key A1 45

46 Melders blokkeren Submenu blokkeren oproepen en beëindigen; zie pagina 22. Voor het selecteren van de meldgroep waaruit een melder moet worden geblokkeerd, zie de vorige pagina. Blokkeren Meldergroep Melder AAN UIT Adres De functie melders blokkeren wordt opgeroepen met de soft key Melder. De te blokkeren functie selecteren Geblokkeerde melders Melders blokkeren Blokkeren Melder van AAN UIT Op het display zijn de geblokkeerde melders (b.v. 8 tot en met 10) met grijze achtergrond aangegeven. De te blokkeren melders worden geselecteerd met de cursortoetsen (b.v. melder 5) Het blokkeren van de melder of het opheffen van de blokkering (toets UIT ) gebeurt met de soft key A1 46

47 Datum/tijd veranderen Submenu Parametr. oproepen en beëindigen; zie pagina 22. Systeemparameter Roep de functie datum/tijd veranderen op met de soft key. Dat./Tijd Poort Functie selecteren Datum/tijd ingeven Ingevoerde gegevens bevestigen 1 ABC DEF enter 2 Datum/Tijd Datum: Tijd: 12 : 12 opslaan De datum ingeven en met enter bevestigen. De tijd ingeven en met enter bevestigen. De ingevoerde gegevens worden met de soft key opslaan bewaard. Ingevoerde gegevens opslaan A1 47

48 PC interfaces veranderen Submenu Parametr. oproepen en beëindigen; zie pagina 22. Systeemparameter Roep de functie poort veranderen op met de soft key. Dat./Tijd Poort Functie selecteren Interface ingeven Ingevoerde gegevens bevestigen 1 ABC DEF enter 2 INTERFACE Parametreer PC Poort: opslaan Er kan maar één interface worden geselecteerd. De interface ingeven en bevestigen met enter. De nieuwe interface voor de parametreer PC wordt met de soft key opslaan bewaard. Ingevoerde gegevens opslaan A1 48