Inspectierapport 't Kasteeltje locatie Ericastraat (De Bolster) (BSO) Ericastraat 33

Transcriptie

1 Inspectierapport 't Kasteeltje locatie Ericastraat (De Bolster) (BSO) Ericastraat KL Sint-Michielsgestel Registratienummer Toezichthouder: GGD Hart voor Brabant In opdracht van gemeente: Sint-Michielsgestel Datum inspectie: Type onderzoek : Jaarlijks onderzoek Status: Definitief Datum vaststelling inspectierapport:

2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 2 Het onderzoek... 3 Observaties en bevindingen... 4 Overzicht getoetste inspectie-items... 8 Gegevens voorziening Gegevens toezicht Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum van 12

3 Het onderzoek Onderzoeksopzet Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 1.62 lid 2 van de Wet kinderopvang. Het betreft een onaangekondigd jaarlijks onderzoek. Beschouwing Buitenschoolse opvang 't Kasteeltje, locatie Ericastraat (Bolster) maakt deel uit van Kindercentrum Tasseron BV. Er wordt opvang geboden aan maximaal 70 kinderen in de leeftijd van 4 tot 13 jaar. Op deze locatie vindt er buitenschoolse opvang plaats op maandag, dinsdag en donderdag. Op woensdagen en vrijdagen vindt de opvang plaats op de bso-locatie op de Kempenlandstraat in Vught. Tijdens schoolvakanties worden de kinderen op de naburige locatie op de Wilgenstraat opgevangen. De opvang wordt uitgebreid van 55 kinderen naar een maximaal aantal kinderen van 70. De bso beschikt over voldoende vierkante meters aan binnenspeelruimte en buitenspeelruimte voor deze uitbreiding. Inspectiegeschiedenis De afgelopen drie jaren voldeed bso 't Kasteeltje, locatie Ericastraat aan de getoetste voorwaarden van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Huidige inspectie: Op heeft een onaangekondigd inspectiebezoek plaatsgevonden. Er is één overtreding geconstateerd met betrekking tot de formatieve inzetbaarheid van de BBL stagiaire. Aan de overige getoetste voorwaarden wordt voldaan. De toelichting op de bevindingen van de toezichthouder kunt u lezen in het vervolg van dit rapport. Aan het einde van dit rapport treft u een overzicht aan van de inspectie-items die zijn beoordeeld. Advies aan College van B&W De toezichthouder adviseert het college om te handhaven conform handhavingsbeleid. 3 van 12

4 Observaties en bevindingen Pedagogisch klimaat De observatie en de beschrijving van de pedagogische praktijk richt zich op de doelen zoals vastgelegd in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen: Het bieden van een gevoel van emotionele veiligheid. De mogelijkheid bieden tot de ontwikkeling van persoonlijke competenties. De ruimte bieden tot het ontwikkelen van sociale competenties. De mogelijkheid geven om normen en waarden eigen te maken. Pedagogische praktijk Uit de praktijk blijkt dat de beroepskrachten handelen conform de uitgangspunten en werkinstructies uit het pedagogisch beleidsplan van buitenschoolse opvang 't kasteeltje locatie Ericastraat. Tijdens de observaties van de pedagogische praktijk maakt de toezichthouder gebruik van het Veldinstrument observatie kindercentrum (GGD GHOR Nederland/ NJI, 2015). Onderstaande beschrijvingen zijn aan dat instrument ontleend, en tijdens het onderzoek op locatie geconstateerd. Na de beschrijving uit het veldinstrument volgt eventueel een voorbeeld uit de waargenomen praktijk. Op basis van de observatie kan geconcludeerd worden dat aan de genoemde competenties wordt voldaan. Emotionele veiligheid De beroepskrachten communiceren met de kinderen. De beroepskrachten gedragen zich sensitief en responsief naar de kinderen. Zij laten actief merken dat zij het kind begrijpen en reageren daar adequaat op. Een van de kinderen is wat stil. De beroepskracht nodigt hem uit maar dat wil hij niet. De beroepskracht laat hem even met rust. Even later loopt het kind naar de beroepskracht toe om wat te vertellen aan de beroepskracht. De beroepskracht neemt de tijd om met het kind in gesprek te gaan. De beroepskrachten hebben een vertrouwde relatie met de kinderen. De beroepskrachten laten merken dat ze de kinderen accepteren zoals ze zijn; ze geven complimentjes, maken grapjes, knuffelen, hebben oogcontact en treden bemoedigend op als een kind dat nodig heeft. De meeste kinderen zijn rustig en ontspannen in het contact met de beroepskrachten. Er heerst een ontspannen, open sfeer in de groep. Het welbevinden van de kinderen is goed. De meeste kinderen zijn ontspannen en bezig met hun spel. De kinderen genieten van de dingen die gebeuren en die zijzelf kunnen; ze tonen blijdschap, plezier en trots. Ze zijn met interesse bezig. In de gymzaal laten de kinderen bijvoorbeeld zien wat zij allemaal al kunnen. De beroepskracht toont interesse en geeft complimentjes. Persoonlijke competentie De beroepskrachten ondersteunen en stimuleren de ontwikkeling van (individuele) kinderen. De beroepskrachten sluiten aan op wensen en ideeën van een kind bij het organiseren van activiteiten. Zij begeleiden een kind om zelf te (leren) kiezen en initiatief te nemen. Voorbeeld: Een groep kinderen gaat spelen in de gymzaal. Bij binnenkomst vraagt een kind of ze op het springkussen mogen. De beroepskracht zegt dat ze van plan was om met andere materialen te gaan spelen. Ze kijkt het kind aan en zegt: 'wil jij liever op het springkussen' en vraagt vervolgens aan de andere kinderen of zij ook op het dat ook willen. Als dat zo blijkt te zijn wordt het springkussen toch opgezet. Aan de knutseltafel worden zwarte pietjes gemaakt. Een kind is bijna klaar maar de beroepskracht merkt op dat Piet nog geen neus en haren heeft. Ze stimuleert het kind om zelf 4 van 12

5 na te denken welke neus Piet krijgt en zoekt samen met het kind naar materiaal om haar te maken. Er is wederzijdse interactie tussen beroepskrachten en individuele kinderen. Kinderen krijgen ruimte voor zelfsturing, maar de beroepskracht is voor kinderen beschikbaar als hulp en controlepunt voor wat kan en mag. Kinderen gedragen zich redelijk zelfstandig en zelfverantwoordelijk bij het aangaan en uitvoeren van activiteiten. Voorbeeld: De buitenschoolse opvang bevindt zich in een school. De kinderen weten van welke ruimtes zij gebruik mogen maken. Als ze bijvoorbeeld de juf in de klas willen gaan helpen komen ze vragen of dit mag. De beroepskracht houdt toezicht op het rouleerschema van het springkussen. Als een van de kinderen komt vragen of ze weer op het springkussen mag, legt de beroepskracht uit dat zij al is geweest en dat nu andere kinderen aan de beurt zijn. Sociale competentie De beroepskrachten ondersteunen de kinderen in hun onderlinge interactie. De beroepskrachten zetten gerichte activiteiten en materialen in om kinderen te laten samenspelen. Op de dag van de inspectie krijgen kinderen de gelegenheid om in kleine groepjes op het springkussen te spelen en hutten te bouwen. Aan de knutseltafel worden zwarte pietjes gemaakt. Kinderen die geen zwarte piet willen maken maar wel iets anders willen knutselen zitten er gezellig bij. De kinderen zijn deel van de groep. De beroepskrachten zetten zich in voor een positieve sfeer door zorg voor de inrichting en aankleding van ruimte en activiteiten. Zij maken grapjes, zijn behulpzaam en hebben aandacht en zorg voor alle kinderen. Overdracht van normen en waarden Afspraken, regels en omgangsvormen zijn herkenbaar aanwezig en worden toegepast. Beroepskrachten hanteren de afspraken, regels en omgangsvormen op eenduidige en consequente wijze. Zo zijn er bijvoorbeeld duidelijke afspraken over het gebruik van het springkussen zoals om de beurt in kleine (leeftijds)groepen en geen speelgoed op het springkussen. Oefenen van gedeelde verantwoordelijkheid en respectvol samenzijn. Er zijn onderling geen negatieve uitlatingen gezien tussen kinderen, er werd ontspannen naast en met elkaar gespeeld. Beroepskrachten vervullen een voorbeeldfunctie in spreken en handelen. De beroepskrachten geven kinderen het goede voorbeeld van sociale vaardigheden in de omgang met andere kinderen; ze zijn vriendelijk, luisteren, leven mee, troosten en helpen, werken samen. De beroepskrachten communiceren in heldere taal en met een correcte woordkeuze. Gebruikte bronnen: Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (houder) Interview (beroepskrachten) Observaties (dinsdagmiddag 28 november 2017) Website Pedagogisch beleidsplan 5 van 12

6 Personeel en groepen Binnen dit onderdeel zijn de medewerkers (steekproefsgewijs) gecontroleerd op een geldige verklaring omtrent het gedrag. Daarbij is gekeken of de beroepskrachten een passend diploma hebben. De beroepskracht-kindratio en de opvang in groepen zijn gecontroleerd door middel van roosters, presentielijsten en bezettingslijsten. Er is een overtreding geconstateerd binnen het onderdeel passende beroepskwalifictie. Verklaring omtrent het gedrag De medewerkers uit de steekproef beschikken over een verklaring omtrent het gedrag (VOG) die voldoet aan de gestelde eisen. Passende beroepskwalificatie De beroepskrachten beschikken over een passende beroepskwalificatie. Er wordt op de dag van de inspectie een BBL stagiaire ingezet. De inzet van de BBL stagiaire dient te gebeuren overeenkomstig de voorwaarden zoals opgenomen in de meest recente cao kinderopvang. In de cao kinderopvang staat het volgende opgenomen: De formatieve inzet voor fase 1 van de opleiding is oplopend van 0 tot 100%. De werkgever stelt de formatieve inzetbaarheid in fase 1 en fase 2 vast op basis van informatie van de opleidings- en praktijkbegeleider en legt deze schriftelijk vast. De stagiaire is in september 2017 gestart met de 3 jarige opleiding spw 3. Fase 1 komt overeen met het eerste leerjaar. De inzetbaarheid is schriftelijk vastgelegd. Op de overeenkomst staat beschreven dat de stagiaire direct bij aanvang van de stage 100% inzetbaar is. Er is geen sprake van oplopende inzetbaarheid zoals vastgelegd in de cao kinderopvang. De houder kan niet aantonen dat de inzetbaarheid is afgestemd op informatie van de opleiding. Uit bovenstaande constatering(en) / bevinding(en) blijkt dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan. Bij de inzet van beroepskrachten in opleiding wordt rekening gehouden met de opleidingsfase waarin zij zich op dat moment bevinden. De inzet gebeurt overeenkomstig de voorwaarden zoals opgenomen in de meest recent aangevangen cao kinderopvang. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 4 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en Opvang in groepen Er wordt opvang geboden aan maximaal 70 kinderen in de leeftijd van 4 tot 13 jaar. De buitenschoolse opvang vindt plaats in maximaal vier groepen, deze zijn op leeftijd ingedeeld. Beroepskracht-kindratio Op de dag van de inspectie worden 36 kinderen opgevangen door 3 beroepskrachten en een stagiaire. Op basis van de leer-werkovereenkomst die de houder heeft opgesteld zou de BBL stagiaire formatief ingezet mogen worden. Dat de inzetbaarheid van de stagiaire onvoldoende inzichtelijk is gemaakt staat beschreven bij item 2.2, voorwaarde 2. Gebruikte bronnen: 6 van 12

7 Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (houder) Interview (beroepskrachten) Observaties (dinsdagmiddag 28 november 2017) Verklaringen omtrent het gedrag Diploma's beroepskrachten BBL-contracten (Leer-werkovereenkomst) Presentielijsten (28 november 2017) Personeelsrooster (28 november 2017) 7 van 12

8 Overzicht getoetste inspectie-items Pedagogisch klimaat Pedagogische praktijk De houder draagt zorg voor uitvoering van het vastgestelde pedagogisch beleidsplan. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en De houder draagt zorg voor het waarborgen van emotionele veiligheid. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van persoonlijke competentie te komen. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van sociale competentie te komen. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en De houder draagt zorg voor de overdracht van normen en waarden. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en Personeel en groepen Verklaring omtrent het gedrag De houder en personen werkzaam bij de onderneming waarmee de houder het kindercentrum exploiteert zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag die is afgegeven vanaf 1 maart (art 1.50 lid 3 en 3.8g Wet kinderopvang en kwaliteitseisen Een verklaring omtrent het gedrag van een persoon werkzaam bij de onderneming is vóór aanvang van de werkzaamheden bij het kindercentrum overgelegd en is bij aanvang van de werkzaamheden niet ouder dan twee maanden. (art 1.50 lid 4 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen De verklaring omtrent het gedrag van een stagiaire, uitzendkracht of vrijwilliger is vóór aanvang van de werkzaamheden aan de houder overgelegd en bij aanvang van de werkzaamheden niet ouder dan twee jaar. De actuele verklaring omtrent het gedrag is niet ouder dan twee jaar, te rekenen vanaf de dag van afgifte van de meest actuele verklaring omtrent het gedrag. (art 1.50 lid 4, 8 en 9 en 1.57 lid 1, 2, 3 en 5 en 3.8g Wet kinderopvang en kwaliteitseisen Passende beroepskwalificatie Alle beroepskrachten beschikken over een voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie zoals opgenomen in de meest recent aangevangen cao kinderopvang. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 4 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en Bij de inzet van beroepskrachten in opleiding wordt rekening gehouden met de opleidingsfase waarin zij zich op dat moment bevinden. De inzet gebeurt overeenkomstig de voorwaarden zoals opgenomen in de meest recent aangevangen cao kinderopvang. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 4 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en 8 van 12

9 Opvang in groepen De opvang vindt plaats in basisgroepen. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en De basisgroep bestaat uit maximaal twintig kinderen in de leeftijd van 4 jaar tot de leeftijd waarop het basisonderwijs voor die kinderen eindigt. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en OF De basisgroep bestaat uit maximaal dertig kinderen in de leeftijd van 8 jaar tot de leeftijd waarop het basisonderwijs voor die kinderen eindigt. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en Beroepskracht-kindratio De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste: - 1 beroepskracht per 10 aanwezige kinderen in de leeftijd vanaf 4 jaar. - 1 beroepskracht per 10 aanwezige kinderen in de leeftijd vanaf 8 jaar. Bij kinderen van verschillende leeftijden in één groep wordt het minimale aantal beroepskrachten berekend met de rekentool op (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 3 en 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en OF De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste: - 2 beroepskrachten en een extra volwassene per 30 aanwezige kinderen in de leeftijd vanaf 8 jaar. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 4 en 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en Minstens de helft van het aantal vereiste beroepskrachten wordt ingezet wanneer er tijdelijk wordt afgeweken van de beroepskracht-kindratio. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 8 Regeling kwaliteit kinderopvang en 9 van 12

10 Gegevens voorziening Opvanggegevens Naam voorziening : 't Kasteeltje locatie Ericastraat (De Bolster) Website : Aantal kindplaatsen : 70 Gegevens houder Naam houder : Kindercentrum Tasseron BV Adres houder : Halder 20 Postcode en plaats : 5271VK Sint-Michielsgestel Website : KvK nummer : Aansluiting geschillencommissie : Ja Gegevens toezicht Gegevens toezichthouder (GGD) Naam GGD : GGD Hart voor Brabant Adres : Postbus 3024 Postcode en plaats : 5003DA Tilburg Telefoonnummer : Onderzoek uitgevoerd door : B van Dommelen Gegevens opdrachtgever (gemeente) Naam gemeente : Sint-Michielsgestel Adres : Postbus Postcode en plaats : 5270GA SINT-MICHIELSGESTEL Planning Datum inspectie : Opstellen concept inspectierapport : Zienswijze houder : Vaststelling inspectierapport : Verzenden inspectierapport naar houder : Verzenden inspectierapport naar : gemeente Openbaar maken inspectierapport : van 12

11 Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport. Zienswijze: inspectie rapport BSO de Bolster De inspecteur stelt dat de BBL-er alleen maar boven de formatie mag worden ingezet. Hier wil ik graag een zienswijze op indienen. Met deze constatering zijn wij het niet eens. Inzetbaarheid BBL leerling: CAO kinderopvang geeft aan; In het eerste leerjaar kan er sprake zijn van een oplopende formatieve inzet tot 100%. Wij zetten deze leerling al meer in dan 0 % en oplopend naar 100 %. Op het moment van de inspectie waren er 36 kinderen aanwezig op de BSO. Dit zou in de ogen van de Inspecteur 4 gediplomeerde krachten moeten zijn en de BBL er. Op deze dag was zij in onze ogen 60% formatief ingezet. In onze ogen passend in het oplopende verhaal en passend bij haar werkhouding. Er waren op deze dag 3 vaste gediplomeerde krachten aanwezig en de BBL er. Een BBL opleiding is juist bedoeld voormensen die onbewust bekwaam zijn, bewust bekwaam te maken door middel van de opleiding. De BBL studenten moeten aan andere eisen voldoen dan een BOL leerling, waardoor je er ook meer van mag verwachten. Met daarbij aangemerkt dat alle vaste krachten op de hoogte zijn van haar opleiding en dat de eindverantwoordelijk altijd van de praktijkbegeleider is. Dit betekent dat ze op 1 kind tot 10 kinderen ingezet kan worden, De BBL-er wordt in een wisselend procentueel percentage ingezet wat per dag afhankelijk is. De leerling heeft al twee jaar voor de opleiding gestart is, gerichte praktijkervaring met het werken met groepen kinderen. Dit is ook terug te zien in haar werkhouding en aanpak. Hierdoor kunnen wij haar ook meer verantwoordelijkheden geven en het gedeelte formatief in te zetten als wat nodig is. Wij zijn een leerarbeidsovereenkomst met haar aangegaan en na de proeftijd zijn we met de leerling overeen gekomen dat ze van 0 tot 100% ingezet wordt. De formatieve inzetbaarheid moet gezien worden in het kader van de Wet Kinderopvang. Beroepskracht-kind ratio BSO is 1 leidster op 10 kinderen, dit betekent dat 10 kinderen een inzet van 100% is.. Wanneer een BBL-er op 1 kind is ingezet betekend dit dat ze op dat moment 10% formatief is ingezet. Bij 36 aanwezige kinderen zouden er 4 beroepskrachten moeten zijn en dit mag dan geen BBL-er zijn. Daarmee geeft de inspecteur aan dat ze altijd boventallig moet werken. Deze conclusie van de inspecteur is onterecht. De wet kinderopvang en de cao waar naar verwezen wordt geeft andere mogelijkheden aan. De praktijkbegeleider is verantwoordelijk over de inzetbaarheid en is met de leerling overeengekomen dat de inzetbaarheid van 0 tot 100% kan zijn. (Formatief betekent dat je de prestaties van een leerling niet vergelijkt met die van andere leerlingen, maar met zijn/haar eerdere resultaten. Formatief is de tegenhanger van summatief. Bij summatief beoordelen geef je een cijfer, bij formatief beoordelen ben je gericht op de ontwikkeling: wat is goed en hoe kun je het nog beter maken voor de betreffende leerling.) Daarnaast is er een formatieve inzetbaarheid overeenkomst met de leerling en de praktijk aanwezig. Beide zijn op de hoogte van de inhoud van deze overeenkomst. Er wordt aangemerkt door de inspecteur dat school deze niet heeft ondertekent en dat dit wel zou moeten. Hierop is contact gezocht met het summacollege alwaar dit jaar een grote groep bbl ers van start is gegaan. Zij zijn niet bekend met deze verklaring, en ook niet dat zij hiervoor akkoord moeten gaan. Zij zijn daar aan het onderzoeken wat hun rol hierin moet zijn. Vandaar dat deze niet door school is ondertekent. Wij zijn daarmee wel in gesprek met het summa college om te kijken hoe we toch kunnen voldoen aan de getekende verklaring die gewenst is door de inspecteur. In onze visie voldoen wij aan de voorwaarden die gelden bij het werken met een BBL- leerling. Jennie Tasseron. 11 van 12

12 12 van 12