Aanvraag vergunning Natuurbeschermingswet 1998

Transcriptie

1 Aanvraag vergunning Natuurbeschermingswet 1998 Provincie Brabant Maatschap P.J.M. Feller & J.H.T.A.M. Feller- van de Wetering Buntseweg PP Liessel Opdrachtgever Contactpersoon Projectleider Maatschap P.J.M. Feller & J.H.T.A.M. Feller- van de Wetering Buntseweg PP Liessel De heer P.J.M. (Peter) Feller Ing. G.G.L.M.M. van den Berk Adviseur Geling Advies BV Bezoekadres Burg. Wijtvlietlaan 1 De Rips Postadres Postbus ZG Sint Anthonis info@gelingadvies.nl Projectnummer 4050PAS0116 Status versie 1 Datum Geling Advies BV

2 Aanvraagformulier voor een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbwet) per 1 juli 2015 Algemene aanwijzingen - Per 1 juli 2015 dient u dit aanvraagformulier voor een vergunning in het kader van artikel 19d (Natura gebieden) en/of artikel 16 (beschermde natuurmonumenten) van de Natuurbeschermingswet te gebruiken. - Voorzie tekeningen van een duidelijke legenda met verklaring van alle nummers, tekens en afkortingen. - stuur de ondertekende stukken bij voorkeur digitaal naar info@odbn.nl of anders dien in bij: Het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant. Per adres: Omgevingsdienst Brabant Noord Vergunningverlening Groene wetten Postbus AB Cuijk - Als u een project wilt uitvoeren dat of handeling wilt uitvoeren die hoofdzakelijk gevolgen heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk in een andere provincie ligt, dan is die andere provincie bevoegd om te beslissen op uw (gehele) aanvraag. U dient uw vergunningaanvraag dan bij die provincie in te dienen. Deze provincie zorgt, voor zover nodig, voor overeenstemming met de overige provincies. - Mogelijk blijkt dat uw verzoek niet bij het juiste bevoegde gezag is ingediend, dan zenden wij uw verzoek door naar het Ministerie van Economische Zaken (EZ) of een andere provincie die bevoegd is om te beslissen op uw aanvraag. 1 Kruis aan wat voor uw aanvraag van toepassing is (meerdere opties mogelijk): Is er ontwikkelingsruimte 2 in relatie tot stikstofdepositie op basis van de Programmatische Aanpak Stikstof nodig? Ja: Betreft een prioritair project 3 (segment 1) Verzoek toedelen vrije ruimte (segment 2) : Er is een afname / gelijkblijvende stikstofdepositie voor de PAS-gebieden ten opzichte van de bestaande activiteit 4 of Nbwet-vergunning De stikstofdepositie binnen PAS-gebieden is alleen voor leefgebieden van VR/HR-soorten hoger dan de grenswaarde 5 Er zijn alleen mogelijk overige effecten 6 (geen stikstofdepositie) Anders (vb. alleen bijdrage buitenlands gebied) Is artikel 16 (beschermde natuurmonumenten) 7 van toepassing: Ja, betreft vergunningaanvraag art. 16 voor stikstofdepositie danwel overige schadelijke effecten Is de voorrangsbepaling vanuit de Provinciale beleidsregel van toepassing? Heeft het bedrijf een salderingsbesluit gekregen onder de Verordening Stikstof maar nog geen Nbwet vergunning en wordt dezelfde beoogde situatie aangevraagd als in het salderingsbesluit opgenomen? Ja, datum salderingsbesluit / kenmerk / 1 Op basis van Besluit Vergunningen Natuurbeschermingswet Op het moment dat de grenswaarde zoals bedoelt in artikel 2 van het Besluit Grenswaarden programmatische aanpak stikstof wordt overschreden is een vergunning nodig. Voor de toename van de nieuwe situatie ten opzichte van de bestaande activiteit / Nbwet vergunde situatie is vervolgens ontwikkelingsruimte nodig (Regeling, artikel 5, lid 5). 3 Het project of andere handeling is in dit geval opgenomen op de lijst in de bijalge van de Regeling programmatische aanpak stikstof. 4 Zoals vastgelegd in de Regeling, artikel 5, lid 5. 5 Grenswaarde zoals vastgelegd in Besluit Grenswaarden. Voor vogel- en habitatrichtlijnsoorten met leefgebieden buiten voor stikstofgevoelige habitattypen binnen PAS-gebieden, dienen de leefgebieden danwel de rand van Natura 2000 als rekenpunt te worden meegenomen in de AERIUS berekening. 6 Welke natura 2000-gebieden en/of beschermde natuurmonumenten liggen binnen de mogelijke invloedssfeer van de activiteit? (waarbij voor agarische bedrijven op basis van de beheerplannen voor verstoring indicatief wordt uitgegaan van 500 meter) 7 Bij beschermde natuurmonumenten gaat het om de gebieden Dommelbeemden, Eendennest, Hildsven, Kavelen, Kooibosje Terheijden en Zwartven.

3 Algemene (project) gegevens 1.1 Aanvrager 8 Bedrijf: Maatschap P.J.M. Feller & J.H.T.A.M. Feller- van de Wetering Naam voorletter(s): Feller, P Adres (straat, huisnummer, postcode en plaats): Buntseweg 5, 5757 PP Liessel Telefoonnummer: adres: peterjuliafeller@kpnmail.nl BSN- of KvK-nummer: Contactpersoon (indien van toepassing) Naam en adres (straat, huisnummer, postcode en plaats): Geling Advies BV t.n.v. G. van den Berk Postbus ZG Sint Anthonis Telefoonnummer: adres: info@gelingadvies.nl 1.3 Locatie van het door u voorgenomen project of de door u voorgenomen handeling: Naam en adres (straat, huisnummer, postcode, plaats en gemeente)/omschrijving locatie (indien locatie niet gekoppeld is aan een huisadres): Buntseweg 5, 5757 PP, Liessel, gemeente Deurne Kadastrale gegevens: 1.4 Beschrijving van het voorgenomen project/ de andere handeling: Heeft de aanvraag betrekking op: Een uitbreiding of wijziging van een bestaande activiteit of andersoortige activiteiten Een oprichting van een bedrijf of andersoortige activiteiten (nieuwe activiteit) Een bestaande situatie vastleggen Beschrijving (aard en omvang): Het wijzigen van de inrichting van melkgeiten naar opfokgeiten. Gebruik wordt gemaakt van een onderbouwing voor het feitelijk gebruik als uitgangssituatie passend binnen de vigerende milieuvergunning. 1.5 Heeft de vergunningaanvraag betrekking op een activiteit van tijdelijke aard? 8 Vul hier de gegevens in van degene op wiens de naam de vergunning moet komen: naam bedrijf met vermelding van rechtspersoonlijkheid (maatschap, VOF, BV etc) of particulier. 2

4 Ja, geef onderstaand de periode aan waarvoor de vergunning wordt aangevraagd: 1.6 Is voor het bedrijf al eerder een Natuurbeschermingswetvergunning verleend 9 of is eerder een melding onder de PAS ingediend? Ja, voorafgaand aan de PAS is een Nbwet-vergunning /-vvgb verleend met kenmerk Ja, onder de PAS is een Nbwet-vergunning / -vvgb verleend met kenmerk Ja, onder de PAS is/zijn een melding(en) ingediend met kenmerk 9 Dat kan een vergunning 19d, Omgevingsvergunning met vvgb-nbwet of beheerplan waarin project/handeling is vrijgesteld van vergunningplicht 19d. Het volstaat als toestemming is verleend voor stikstofdepositie op het meest nabijgelegen Natura gebied of het Natura 2000-gebied waarop de depositie het hoogst is (Toelichting Regeling, paragraaf 3.2). 3

5 Mogelijke effecten als gevolg van stikstofdepositie 10 op Natura 2000-gebieden 2.1 Maak, in geval stikstofemissie aan de orde is, een berekening van de stikstofdepositie middels AERIUS Calculator van de beoogde situatie danwel het projecteffect. 11 Voeg deze berekening als bijlage toe (zie Bijlage 1). Indien eerder een Nbwet vergunning is verleend is deze relevant voor het bepalen van het projecteffect. Dat deel dat namelijk niet conform de verleende Nbwet is gerealiseerd of uitgevoerd kan onderdeel zijn van het voorgenomen project. De onderdelen van het voorgenomen project die wijzigen of een uitbreiding zijn ten opzichte van een eerdere Nbwet-vergunning vallen onder het projecteffect. Geef aan of en waar de grenswaarde 12 irt stikstofdepositie wordt overschreden (meerdere opties mogelijk): Ja, op voor stikstof gevoelige habitattypen binnen PAS-gebieden Ja, op de rand van het Natura 2000-gebied irt voor stikstof gevoelig leefgebied van VR/HR soorten binnen PASgebieden Ja, op buitenlands Natura 2000-gebied, de grenswaarde wordt niet overschreden. Voor stikstofdepositie is 19d niet van toepassing. Mogelijk is er een vergunningplicht 19d voor overige effecten. Er kan sprake zijn van een meldingsplicht, geef het kenmerk van de bevestiging van de ingediende melding. 2.2 Is er ontwikkelingsruimte nodig voor een toename van stikstofdepositie? Ja Maak hiervoor een berekening met AERIUS Calculator van de uitgangssituatie en beoogde situatie. Voeg deze bij de aanvraag. De Regeling (art 5, lid 5) bepaalt dat de toename van stikstofdepositie wordt bepaald ten opzichte van een eerdere Nbwet-vergunning danwel de bestaande activiteit en de daarbij behorende stikstofdepositie 13 die ten hoogste feitelijk door die bestaande activiteit werd veroorzaakt in de periode 1 januari december Voeg hiervoor een kopie van de milieuvergunning en de bewijsmiddelen 14 toe over de bestaande activiteit (gericht op emissiegegevens). Voeg voor de beoogde situatie minimaal een plattegrondtekening en systeembeschrijving bij. 2.3 Indien uw aanvraag betrekking heeft op een veehouderij, dient rekening gehouden te worden met de vereisten uit de Verordening Stikstof en Natura 2000 Noord-Brabant Is de Verordening van toepassing en voldoet de beoogde situatie (in relatie tot nieuwe stallen) aan de Verordening Stikstof? Ja, vul tabel in Bijlage 2 in, geef een toelichting: 10 Onder stikstof wordt in dit aanvraagformulier zowel ammoniak (NH3) als stikstof (NOx) bedoeld. 11 AERIUS is het wettelijk voorgeschreven rekenmodel. Voor meer info 12 Naast de grenswaarde in relatie tot stikstofdepositie geldt er een grenswaarde in relatie tot afstand voor hoofd(vaar)wegen (Besluit grenswaarde, artikel 2, lid 2) 13 Betreft de stikstofdepositie die in de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014 ten hoogste werd veroorzaakt als gevolg van hetgeen daadwerkelijk plaatsvond binnen de kaders van een op 1 januari 2015 geldende omgevingsvergunning of vergunning of melding krachtens de Wet milieubeheer of Hinderwet (Regeling art 5, lid 6). 14 zie hiervoor ook extra informatie over mogelijke bewijsmiddelen op de website van de ODBN, onder de natuurbeschermingswet 4

6 Mogelijke overige effecten Natura 2000 of schadelijke effecten irt beschermde natuurmonumenten 3.1 Zijn er mogelijk overige effecten in relatie tot Natura 2000-gebieden aan de orde? Ja, voeg een Passende beoordeling 15 of Verslechteringstoets bij Geef in een bijlage (Passende beoordeling/ Verslechteringstoets) bij de aanvraag aan welke mogelijke effecten het project heeft voor het gebied/de gebieden, en bij welke natuurwaarden (soorten, habitats, enzovoorts) van het gebied deze effecten spelen. Houdt hierbij rekening met cumulatie 16 en geef aan in hoeverre mitigatie 17 mogelijk en aan de orde is. Daarbij gaat het voor wat betreft Natura 2000 om: verslechtering van de kwaliteit van de kwalificerende natuurlijke habitats en/of de habitats van soorten in het gebied; significant verstorende effecten op kwalificerende soorten in het gebied. De kwalificerende kenmerken, soorten en habitattypen, en de daarvoor geldende instandhoudingsdoelstellingen zijn te vinden in het aanwijzingsbesluit van het gebied (zie Bij het beschrijven van de effecten van het project, kunt u de mogelijke effecten het beste in kaart brengen door middel van een kruistabel waarin de natuurwaarden worden afgezet tegen de mogelijke significante verstorende effecten en de mogelijke verslechterende effecten van het project. Voor Natura 2000-gebieden kunt u daarbij gebruik maken van de effectenindicator op de site van het Ministerie van EL&I ( Maak hierbij onderscheid tussen de aanlegfase en de gebruiksfase (indien relevant). Benoem de aspecten waardoor het project effect kan hebben op kwalificerende soorten en habitattypen. Besteed in elk geval aandacht aan: - verlies aan omvang van het beschermde gebied (areaalbeslag); - versnippering van het beschermde gebied; - grondwaterkwaliteit en -kwantiteit (bijvoorbeeld wijziging grondwaterstanden of -stromen); - oppervlaktewaterkwaliteit en -kwantiteit (bijvoorbeeld opzetten peil of juist peilverlagingen); - bedrijfsmatig houden van dieren in relatie tot verzuring; - luchtverontreiniging; - verstoring als gevolg van verkeersbewegingen (parkeren, (toename) recreatiedruk enzovoorts); - geluidsbelasting; - verlichtingaantasting duisternis; - werktijden, uitvoeringstijden (dagelijks, seizoensgebonden enzovoorts); - gebruik van apparatuur (bulldozers, kranen, vrachtwagens, andere machines enzovoorts); - ontgrondingen, egalisering of andere bodemberoerende activiteiten; - uiterlijk/fysieke omvang van het project en landschappelijke inpassing. 3.2 Zijn er mogelijk schadelijke effecten in het kader van artikel 16/ beschermde natuurmonumenten? Ja, in relatie tot stikstof Ja, in relatie tot overige effecten Ga voor stikstof, op basis van de beleidsregel Stikstof en beschermde natuurmonumenten Noord-Brabant uit van de referentiedatum 7 december Voeg een kopie van de op die datum verleende milieuvergunning bij de aanvraag Een passende beoordeling bevat in ieder geval een uitgebreide analyse van de (mogelijk) significante effecten op elk van de relevante soorten en/of habitattypen van het Natura 2000-gebied/de Natura 2000-gebieden, en een uiteindelijke beoordeling van de significantie van elk van de geïdentificeerde effecten. Indien in de Passende beoordeling niet is verzekerd dat de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet worden aangetast, voegt u een ADC-toets toe. Daarbij moet u aantonen: A. dat er geen (reële) alternatieven zijn voor het project (zoals het uitvoeren van het project op een andere locatie, op een alternatieve wijze of in een alternatieve omvang); B. dat er sprake is van een dwingende reden van groot openbaar belang van het project; C. welke compenserende maatregelen kunnen worden getroffen voor de natuurwaarden die verloren gaan door het project. 16 Bij een inschatting van de eventuele cumulatieve effecten zal (alleen) worden uitgegaan van overige projecten en plannen binnen of nabij het betreffende gebied waarover een formeel besluit is genomen (qua realisatie en toelaatbaarheid hiervan onder de toepasselijke wettelijke regimes). 17 Mitigerende maatregelen kunnen ofwel door u zelf meegenomen worden binnen de opzet van uw project, dan wel expliciet worden opgelegd via voorschriften en of beperkingen verbonden aan de vergunning. Maak in uw aanvraag onderscheid in aanlegfase en gebruiksfase (indien relevant). Geef aan op welke wijze deze maatregelen de effecten op kwalificerende soorten of habitats verminderen. 18 Rekening houdend met de voorwaarden van artikel 3 van de beleidsregel. 5

7 Het mogelijke effect van wijzigingen van stikstofemissies dient middels stikstofdepositieberekeningen te worden onderbouwd. Dit kan via AERIUS Calculator door voor beschermde natuurmonumenten x- en y-coördinaten van berekeningspunten toe te voegen. Voeg, indien stikstofemissies aan de orde zijn, een stikstofdepositieberekening bij. Geef in een bijlage bij de aanvraag aan welke mogelijke schadelijke effecten de handeling heeft voor het gebied/de gebieden, en bij welke natuurwaarden (soorten, habitats, enzovoorts) van het gebied deze effecten spelen. Daarbij gaat het voor wat betreft beschermde natuurmonumenten naast stikstofdepositie om: schade aan het natuurschoon van het gebied; schade aan de natuurwetenschappelijke betekenis van het gebied; schade aan dieren en/of planten in het gebied; aantasting van de wezenlijke kenmerken van het beschermde natuurmonument. De kenmerken zijn te vinden in het aanwijzingsbesluit van het gebied (zie Indien er mogelijk schadelijke effecten zijn voor beschermde natuurmonumenten in relatie tot stikstof, geef aan op basis waarvan schadelijke effecten worden uitgesloten: er worden mitigerende maatregelen genomen 19 de onderbouwing op basis van gegevens van Compendium voor de Leefomgeving 20 er is een nadere onderbouwing als bijlage bij de aanvraag gevoegd Voeg de onderbouwing en bewijsmiddelen rondom mitigerende maatregelen of de nadere onderbouwing van schadelijke effecten als bijlage bij de aanvraag. 19 Mitigerende maatregelen kunnen ofwel door u zelf meegenomen worden binnen de opzet van uw project, dan wel expliciet worden opgelegd via voorschriften en of beperkingen verbonden aan de vergunning. Maak in uw aanvraag onderscheid in aanlegfase en gebruiksfase (indien relevant). Geef aan op welke wijze deze maatregelen de effecten op kwalificerende soorten of habitats verminderen. Voor artikel 16 kan als mitigerende maatregel externe saldering worden toegepast. 20 Middels de onderbouwing: Gezien de cijfers beschikbaar via het Compendium voor de Leefomgeving ( is er sinds de jaren 80 van de vorige eeuw een dalende lijn te zien in stikstofdepositie in Nederland. Deze is gemiddeld over Nederland tussen 1981 en 2012 met 34 procent afgenomen. Gezien het feit dat de zes beschermde natuurmonumenten in Noord-Brabant reeds sinds lange tijd als beschermd natuurmonument zijn aangewezen en dat sindsdien de stikstofdepositie aanzienlijk is afgenomen, terwijl de voortdurende depositie niet geleid heeft tot een betekenisvol kwaliteitsverlies van die gebieden, komen wij tot de conclusie dat de ten opzichte van de gerealiseerde afname de geringe toename van de stikstofdepositie door het beoogde project de wezenlijke kenmerken van de beschermde natuurmonumenten niet zullen worden aangetast. 6

8

9 BIJLAGE 1. Bij te voegen gegevens zoals benoemd in dit aanvraagformulier Geef aan welke van de onderstaande gegevens zijn bijgevoegd: AERIUS berekening van de beoogde situatie danwel projecteffect (vraag 2.1). Indien aan de orde, geef het kenmerk van de bevestiging van de ingediende melding AERIUS berekening van de benodigde ontwikkelingsruimte. De uitgangssituatie (Nbwet-vergunning danwel bestaande activiteit) en de beoogde situatie (vraag 2.2) zijn hiervoor van belang Voor de beoogde situatie (vraag 2.2) minimaal een plattegrondtekening en systeembeschrijving Bewijsmiddelen voor bestaande activiteit (vraag 2.2); Vergunning of melding op basis van Hinderwet, wet Milieubeheer of Wabo geldend op 1 jan Onderbouwing hoogste feitelijk uitgestoten stikstofemissie (emissiegegevens) in de periode 1 januari 2012 en 31 december Voor toelichting en voorbeelden van bewijsmiddelen, zie website ODBN (onderdeel Natuurbeschermingswet) Passende beoordeling of Verslechteringstoets (vraag 3.1) Milieuvergunning verleend op 7 december 2004 in relatie tot beschermde natuurmonumenten (vraag 3.2) Stikstofdepositieberekening voor beschermde natuurmonumenten (vraag 3.2) voor de uitgangssituatie (7 dec 2004) en de beoogde situatie Mitigerende maatregelen of nadere onderbouwing voor beschermde Natuurmonumenten (vraag 3.3) Machtigingsformulier (ondertekening onderdeel 4) 8

10 BIJLAGE 2. Tabel in relatie tot Verordening Stikstof en Natura 2000 Noord-Brabant 2013 Vul voor veehouderijen onderstaande tabel in: Tabel 1. Totale beoogde situatie Stal nr. Nieuwe stal? 21 (J/N) Stalsysteem (Rav-code) Diercategorie Aantal dieren Emissiefactor per dier (kg NH 3 /jr.) Emissie totaal (kg NH 3 /jr.) Totaal: 21 Nieuwe stal (zoals gedefinieerd in de Verordening Stikstof en Natura 2000 Noord-Brabant 2013); a) een opgericht of gerenoveerd dierenverblijf, 1 waarvoor op of na 25 mei 2010 een omgevingsvergunning onderdeel bouwen vereist is en door de oprichting of renovatie een wijziging plaatsvindt van het huisvestingsssysteem uit de dan geldende Rav-lijst of 2 waarbij sprake is van het aanleggen, aankoppelen of installeren van één of meer van de in de bijlage 1 (Verordening) opgenomen lijst met systemen voorzover het aankoppelen of installeren van deze systemen betrekking heeft op de emissiereductie van stikstof; b) een nieuwe opgericht verplaatsbaar dierenverblijf, of c) een gebouw dat in de beoogde situatie als dierenverblijf wordt ingericht. Deze nieuwe stallen dienen gemiddeld in de beoogde situatie minimaal te voldoen aan de eisen gesteld in bijlage 2 van deze verordening, tenzij deze vallen onder het overgangsrecht (artikel 22). 9