RAADSVERGADERING 26 MAART NR. IV

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "RAADSVERGADERING 26 MAART NR. IV"

Transcriptie

1 RAADSVERGADERING 26 MAART NR. IV 2015

2 Aan de leden van de Raad Aan de wethouders en de secretaris Hierbij nodig ik u uit voor de Openbare Raadsvergadering op donderdag 26 maart 2015 om uur in het gemeentehuis te Zuidwolde. Om uur is er een Openbare Raadsavond over het bewonersinitiatief Glasvezel De Wolden, presentatie van dhr. G. Kippers, voorzitter. A G E N D A Vragenhalfuur voor de burgers Vragenhalfuur voor de raad Aanvang/streeftijd uur Algemeen 1. Opening uur 2. Vaststelling agenda 3. Besluitenlijst en toezeggingenlijst raad 29 januari 2015 en 19 februari Toezeggingenlijst totaal per maart Benoeming Sociaal Ombudsvrouw De Wolden 5A. Beëdiging Sociaal Ombudsvrouw De Wolden Besluitvormend/bespreekstuk (30 minuten) 6. Vaststelling Algemene Subsidieverordening 2015 Besluitvormend/hamerstukken (5 minuten) 7. Vaststelling art. 212 gemeentewet (financiële) verordening 8. Vaststelling art. 213 gemeentewet (controle) verordening 9. Vaststelling verordening voorzieningen huisvesting onderwijs uur uur 10. Ingekomen stukken (5 minuten) uur 11. Sluiting Zuidwolde, 13 maart 2015 De voorzitter van de Raad, R.T. de Groot

3 Het woord voeren door de burgers Voorafgaand aan de vergadering, tijdens het vragenhalfuur, kunnen burgers het woord voeren over onderwerpen die niet op de agenda staan. Ook kunnen zij ideeën over het gemeentelijk beleid kenbaar maken. Tijdens de vergadering kan er per agendapunt worden ingesproken. Dit kan niet als er een afzonderlijke hoorzitting over het onderwerp is/wordt gehouden. Een ieder heeft maximaal 5 minuten spreektijd. Voor het inspreken is maximaal 30 minuten beschikbaar. Om het woord te kunnen voeren, moet men zich voor de vergadering bij de griffier melden.

4 Besluitenlijst van de vergadering van de raad van de gemeente De Wolden, gehouden op donderdag 29 januari 2015 om uur in het gemeentehuis te Zuidwolde. Aanwezig, de leden: H.S. Benning (Gb), R.A.J. Brouwer (Gb), C.F.M. Brouwer-Dekker (CDA), H. Buld- Kist (Gb), P. Groot (Gb), G. Gol (Gb) (19:34 uur ), A. Haar (D66), G. Hempen- Prent (Gb), M.S.J. Hulst (VVD), H.C.M. Langen (PvdA), G.C. Leffers-Heeling (Gb), H. Mulder (VVD), D. Oosterveen (Gb), M.P. Turksma (PvdA), E.M.M. Verheijen (GL), D. Zantingh (CDA). Tevens aanwezig: J. ten Kate (Gb), M. Pauwels-Paauw (VVD) wethouders; N. Kramer, secretarisdirecteur. Afwezig m.k.: H.G. Scheper-Beijering (VVD), J.H. Wiechers (CU) en T.J. de Wit (CDA) en. J.R. van t Zand (Gb) (wethouder). Voorzitter: Griffier: Verslag: R.T. de Groot, burgemeester drs. I.J. Gehrke S.R. Beute 1. Opening De voorzitter opent de vergadering en heet in het bijzonder de speciale gasten van de raad van harte welkom. 2. Vaststelling agenda De voorzitter vraagt om vaststelling van de agenda. De voorzitter kondigt de motie vreemd aan de orde m.b.t. Dijkhuizen aan. De heer Oosterveen (Gb) geeft aan dat de motie nu minder actueel is, maar wil graag duidelijkheid hoe het project (financieel) verloopt. De heer Oosterveen (Gb) vraagt om het beleggen van een raadsavond over de herinrichting van Dijkhuizen in Ruinerwold. De voorzitter zegt toe dat dit aan de orde komt in de agendacommissie. Bij agendapunten 4 en punt 9 neemt vice-voorzitter Oosterveen het voorzitterschap van portefeuillehouder De Groot over. De raad stelt de agenda vast. 3. Toezeggingenlijst totaal per januari 2015 De voorzitter vraagt om vaststelling van de toezeggingenlijst totaal per januari Mevrouw Brouwer-Dekker (CDA) informeert hoe het staat met de toezegging van 25 september 2015 m.b.t. tot de Parkweg in de Wijk en de toezegging van 30 oktober 2015 m.b.t. het informatiebord bij de begraafplaats in Zuidwolde. De voorzitter zegt toe hier zo snel mogelijk op terug te komen. De raad neemt de toezeggingenlijst totaal per januari 2015 voor kennisgeving aan. 4. Van Ontmoeting naar Verdieping, de kracht van de Woldense samenleving en Overheidsparticipatie De voorzitter vraagt om vaststelling van het voorstel. 1 van 2

5 Alle leden van de raad stemmen in met variant 1A, het bedrag per dorp is 1500,- en vrij te besteden voor activiteiten die voortvloeien uit de dorpsvisie. De VVD dient een motie in over compensatie legeskosten met betrekking tot dorpsinitiatieven etc, deze motie wordt met dertien stemmen voor (VV, Gb, GL, en CDA) en 3 stemmen tegen (D66 en PvdA), aangenomen. De raad besluit conform het aangepaste voorstel. 5. Goedkeuring begroting 2015 Stichting Wolderwijs De voorzitter vraagt om vaststelling van het voorstel. De raad besluit conform het voorstel. 6. Instemming gunningsadvies en benoeming accountant gemeente De Wolden De voorzitter vraagt om vaststelling van het voorstel. De raad besluit conform het voorstel. 7. Vaststelling bestemmingsplan Julianaweg 28, de Wijk De voorzitter vraagt om vaststelling van het voorstel. De raad besluit conform het voorstel. 8. Vaststelling aanpassing Reglement van orde van de raad De voorzitter vraagt om vaststelling van het voorstel. De raad besluit conform het voorstel. 9. Rapport Rekenkamercommissie De Wolden: Waarborgen bestuurlijke integriteit Dit onderwerp is opiniërend aan de orde geweest. 10. Ingekomen stukken De voorzitter vraagt om vaststelling van de lijst ingekomen stukken. De raad stelt de lijst met ingekomen stukken vast. 11. Sluiting De voorzitter sluit om 22:00 uur de vergadering. Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente De Wolden in zijn openbare vergadering van 26 maart 2015, de griffier, de voorzitter, 2 van 2

6

7 Toezeggingenlijst vergadering raad 29 januari 2015 Data Onderwerp Afspraak/Toezegging Actie door Afdoening vóór 29 januari 2015 Toezeggingenlijst totaal per januari 2015 (toezegging van 25 september 2015 m.b.t. tot de Parkweg in de Wijk en de toezegging van 30 oktober 2015 m.b.t. het informatiebord bij de begraafplaats in Zuidwolde) De termijnen zijn verstreken. De voorzitter zegt toe hier zo snel mogelijk op terug te komen. Voorzitter 29 januari 2015 Van Ontmoeting naar verdieping (Overheidsparticipa tie) De raad ontvangt jaarlijks een overzicht van de ingediende voorstellen (maatschappelijke initiatieven). Portefeuillehouder R.T. de Groot Griffie, 6 februari 2015

8

9 Besluitenlijst van de vergadering van de raad van de gemeente De Wolden, gehouden op donderdag 19 februari 2015 om uur in het gemeentehuis te Zuidwolde. Aanwezig, de leden: R.A.J. Brouwer (Gb), C.F.M. Brouwer-Dekker (CDA), H. Buld-Kist (Gb), P. Groot (Gb), G. Gol (Gb), A. Haar (D66), G. Hempen-Prent (Gb), M.S.J. Hulst (VVD), H.C.M. Langen (PvdA), G.C. Leffers-Heeling (Gb), H. Mulder (VVD), D. Oosterveen (Gb), H.G. Scheper-Beijering (VVD), M.P. Turksma (PvdA), E.M.M. Verheijen (GL), J.H. Wiechers (CU), T.J. de Wit (CDA), D. Zantingh (CDA). Tevens aanwezig: J. ten Kate (Gb), M. Pauwels-Paauw (VVD) en J.R. van t Zand (Gb) wethouders; N. Kramer, secretarisdirecteur Afwezig m.k.: H.S. Benning (Gb). Voorzitter: Griffier: Verslag: R.T. de Groot, burgemeester drs. I.J. Gehrke S.R. Beute Vragenhalfuur voor de raad De heer Verheijen (Gl) stelt een artikel 37A-vraag m.b.t. de verkeersveiligheid van de Hoogeveenseweg in Zuidwolde. Wethouder Ten Kate beantwoordt de vragen en meldt dat naar aanleiding van het ongeluk opnieuw een onderzoek naar de verkeersveiligheid is gestart en dat de resultaten op korte termijn beschikbaar komen. 1. Opening De voorzitter opent de vergadering. 2. Vaststelling agenda De voorzitter vraagt om vaststelling van de agenda. De raad stelt de agenda vast. De voorzitter kondigt aan dat vice-voorzitter Oosterveen (Gb) het voorzitterschap van portefeuillehouder De Groot overneemt vanaf de bespreking van agendapunt Besluitenlijst en toezeggingenlijst raad 15 januari 2015 De voorzitter vraagt om vaststelling van de lijsten. De raad stelt de besluitenlijst en toezeggingenlijst raad 15 januari 2015 vast. 4. Toezeggingenlijst totaal per februari 2015 De voorzitter vraagt om vaststelling van de toezeggingenlijst totaal per februari Mevrouw Langen (PvdA) vraagt wethouder Pauwels naar de stand van zaken m.b.t. de cijfers van de GGD over het alcoholmatigingsbeleid. Wethouder Pauwels zegt toe dat de cijfers van de GGD binnen zijn en worden meegenomen in het voorstel voor de raad (Evaluatie keten- en caravanbeleid). De raad neemt de toezeggingenlijst totaal per februari 2015 voor kennisgeving aan. 1 van 2

10 5. Vaststelling Kadernota handhaving Vice-voorzitter Oosterveen (Gb) neemt het voorzitterschap van portefeuillehouder De Groot over vanaf de bespreking van dit agendapunt. De vice-voorzitter vraagt om vaststelling van het voorstel. De raad besluit conform het voorstel. 6. Kennisname 2e Bestuursrapportage 2014, Kaderbrief 2016 en terugbetaling Veiligheidsregio Drenthe De vice-oorzitter vraagt om vaststelling van het voorstel. De raad besluit conform het voorstel. 7. Vaststelling bestemmingsplan Huttenweg 12, Ruinen De vice-voorzitter vraagt om vaststelling van het voorstel. De raad besluit conform het voorstel. 8. Vaststelling bestemmingsplan Schoonveldeweg 4, Koekange De vice-voorzitter vraagt om vaststelling van het voorstel. De raad besluit conform het voorstel. 9. Vaststelling verordening leerlingenvervoer 2015 De vice-oorzitter vraagt om vaststelling van het voorstel. De raad besluit conform het voorstel. 10. Vaststelling verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden De vice-voorzitter vraagt om vaststelling van het voorstel. De raad besluit conform het voorstel. 11. Ingekomen stukken De vice-voorzitter vraagt om vaststelling van de lijst ingekomen stukken. De raad stelt de lijst met ingekomen stukken vast. 12. Sluiting De voorzitter sluit om 20:30 uur de vergadering. Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente De Wolden in zijn openbare vergadering van 26 maart 2015, de griffier, de voorzitter, 2 van 2

11 Toezeggingenlijst vergadering raad 19 februari 2015 Data Onderwerp Afspraak/Toezegging Actie door Afdoening vóór 19 februari 2015 Wethouder Ten Kate 19 februari februari 2015 Artikel 37A-vraag GL m.b.t. de verkeersveiligheid van de Hoogeveenseweg in Zuidwolde Toezeggingenlijst totaal per februari 2015 Vaststelling Kadernota handhaving Wethouder Ten Kate meldt dat naar aanleiding van het ongeluk opnieuw een onderzoek naar de verkeersveiligheid is gestart en dat de resultaten op korte termijn beschikbaar komen. Wethouder Pauwels zegt toe dat de cijfers van de GGD binnen zijn en worden meegenomen in het voorstel voor de raad (Evaluatie keten- en caravanbeleid). Wethouder Ten Kate zegt toe na afloop van dit traject een overzicht aan de raad aan te bieden met welke regels zijn afgeschaft. Wethouder Pauwels Wethouder Ten Kate Griffie, 6 februari 2015

12 Voorstel voor de Raad Datum raadsvergadering : 26 maart 2015 Agendapuntnummer : IV, punt 4 Opdrachtgever : de raad Aan de gemeenteraad Onderwerp: Toezeggingenlijst Totaal Raad. Samenvatting: Fase van besluitvorming: Besluitvormend. Ontwerpbesluit: De toezeggingenlijst Totaal Raad, per maart 2015, voor kennisgeving aannemen. Inleiding en aanleiding: Volgens de formele procedure voor afhandeling toezeggingen aan de raad, vindt er maandelijks terugkoppeling aan de raad plaats. Bijgevoegd is de Toezeggingenlijst Totaal Raad, met de laatste stand van zaken. Problemen of vraagstukken: n.v.t. Ontwerpbesluit: toelichting en argumentatie: Volgens de procedure kunt u desgewenst procedurele vragen stellen. Een inhoudelijke reactie van het college is thans niet aan de orde. Alternatief beleid: n.v.t. Financiële effecten: n.v.t Personele effecten: n.v.t Bijlagen: - Toezeggingenlijst Totaal Raad per maart 2015 Zuidwolde, 13 maart 2015 griffier drs. Josee Gehrke burgemeester Roger de Groot 1

13 Nr. IV / 4 De raad van de gemeente DE WOLDEN; gelezen het voorstel van burgemeester en griffier van 13 maart 2015; Besluit: De toezeggingenlijst Totaal Raad, per maart 2015, voor kennisgeving aan te nemen. Zuidwolde, 26 maart 2015 De raad voornoemd, griffier, drs. I.J. Gehrke voorzitter, R.T. de Groot

14 Griffie Postbus AA Zuidwolde tel Toezeggingen Totaal Raad, plus voortgang afhandeling moties stand van zaken per maart 2015 Data Onderwerp Afspraak/toezegging Actie door Afdoening vóór januari maart 2014 Zwembad Ruinen Ambtelijke samenvoeging De Wolden Hoogeveen. 8 mei 2014 Vaststelling zienswijze beleidsbegroting 2015 en jaarstukken 2013 GGD 12 juni 2014 Instemming met de ontwerpbegroting 2015 van de RUD Drenthe Vaststelling beleidsplan en verordening WMO 2015 en beleidsplan en verordening Jeugdhulp/ verslaglegging 6 november 2014 Begrotingsraad/ Kaderstelling schuldpositie Vraag GB tussenevaluatie na 2 jaar, en informatieve eindevaluatie na vier jaar. De dienstverlening aan de inwoners zal verbeteren door de samenvoeging van de ambtelijke organisaties. Het college zegt toe dat er een evaluatie volgt van het alcoholmatigingsbeleid in combinatie met een evaluatie van het ketenbeleid zodra hier cijfers over beschikbaar zijn. Het college zegt toe de RUD uit te nodigende volgende ontwerp begroting te presenteren en toe te lichten aan de gemeenteraad. Toegezegd wordt dat er extra verslagen komen (buiten normale cycli om) ten behoeve van de raadswerkgroep sociaal domein (vraag D66). Voor de Kadernota komt er een notitie over schuldquote (eenduidige getallen). Wethouder Mirjam Pauwels Burgemeester Roger de Groot Wethouder Mirjam Pauwels Wethouder Ten Kate Wethouder Pauwels Wethouder Van t Zand 1 april september 2015 Zodra er cijfers beschikbaar zijn. 1 mei 2015 Is aan de orde in de raadswerkgroep sociaal domein. 15 mei 2015 Stand van zaken Wordt geagendeerd voor de raadswerkgroep financiën op 2 april as. 6 november 2014 Begrotingsraad/ Afvalbeleid Voor de Kadernota komt er een onderzoek naar medegebruik van afvaldepots in gemeenten Westerveld en Meppel. Wethouder Van t Zand 15 mei novem- Begrotingsraad/ De boomplantdag blijft Wethouder Pagina 1 van 2

15 Data Onderwerp Afspraak/toezegging Actie door Afdoening vóór ber 2014 Boomplantdag behouden. Ten Kate 6 november 2014 Wethouder Ten Kate 15 mei november 2014 Begrotingsraad/ Experimenteerruimt e inpassing alternatieve energiebronnen. Begrotingsraad/ Bouwleges Voor de Kadernota komt er een kadernotitie met een overzicht van kansen, belemmeringen en keuzes en financiële gevolgen. Er wordt toegezegd dat er uitleg wordt gegeven over de hoogte van de leges. Wethouder Ten Kate 1 juni november november 2014 Begrotingsraad/ Sociaal Domein Begrotingsraad/ glasvezelverbinding Ruinen Stand van zaken De uitleg wordt in mei gegeven, voor de kadernota 2016 Voor de Kadernota wordt in een voorstel de werking van het sociaal noodfonds uitgewerkt. Er wordt toegezegd na te gaan hoe het proces m.b.t. de aanleg van glasvezel bij Natuurmonumenten in Ruinen is verlopen. Wethouder Pauwels Wethouder Ten Kate 15 mei februari december januari januari januari januari 2015 Aanpak achterstallig onderhoud wegen en beschikbaarstelling krediet Vaststelling afvalbeleidsplan Vaststelling afvalbeleidsplan Vaststelling afvalbeleidsplan Vaststelling afvalbeleidsplan Stand van zaken U bent hierover geïnformeerd per 5 februari 2015 (zie raadsapp/memo s college). Wethouder Ten Kate zegt toe de genoemde opties van het CDA mee te nemen in het overleg met de aannemers. Toegezegd wordt ten aanzien van GFT extra inspanningen te willen doen. Toegezegd wordt de raad jaarlijks te rapporteren over het afvalbeleid. Toegezegd wordt het onderzoek naar het opwaarderen van de milieustraat breed (incl. locatie) aan te pakken Toegezegd wordt de mogelijkheden m.b.t. semi-ondergrondse containers in kleine kernen te onderzoeken. Wethouder Ten Kate Wethouder van t Zand Wethouder van t Zand Wethouder van t Zand Wethouder van t Zand 12 februari 2015 juni juni 2016 december 2015 juni 2015 Griffie, 9 maart 2015 Pagina 2 van 2

16 Voorstel voor de Raad Datum raadsvergadering : 26 maart 2015 Agendapuntnummer : IV, punt 5 Besluitnummer : - Portefeuillehouder : Raadswerkgroep Sociaal Domein Aan de gemeenteraad Onderwerp: Benoeming Sociaal Ombudsvrouw De Wolden. Fase van besluitvorming: Besluitvormend. Ontwerpbesluit: Mevrouw R.C. (Irma) van Beek uit Grou met ingang van 1 april 2015 te benoemen als Sociaal Ombudsvrouw De Wolden voor een periode van twee jaar. Inleiding en aanleiding: Op 27 november 2014 heeft de raad besloten om een Sociaal Ombudsman m/v in te stellen. Over het profiel en de positionering is toen het volgende besloten: Profiel Sociaal Ombudsman m/v De sociaal ombudsman (m/v) is onafhankelijk, herkenbaar en laagdrempelig. We zien de volgende taken: - De sociale ombudsman (m/v) behandelt klachten die zowel over gedrag/bejegening als over inhoud gaan. Het gaat dus over gedrag en inhoud; - De ombudsman registreert vragen, wensen, zorgen, ervaringen van inwoners en verzamelt knelpunten; - De ombudsman kan betrokken worden bij het zogenaamde cliëntervaringsonderzoek dat het college jaarlijks moet instellen onder inwoners (cliënten) die maatschappelijke ondersteuning hebben ontvangen; - De ombudsman is telefonisch en digitaal benaderbaar en komt desgewenst op huisbezoek; - De ombudsman rapporteert periodiek (1 x per 3 maanden) over de registraties en knelpunten aan de gemeente(raad). De rapportage is openbaar. Besloten werd om een sociaal ombudsfunctie in te stellen voor één dag per week, gedurende twee jaar (de transitie-/transformatieperiode). Uit de te houden evaluatie moet gaan blijken of voortzetting gewenst is. Positionering functie Voorts werd besloten om de functie organisatorisch rechtstreeks onder de gemeenteraad te plaatsen; de sociaal ombudsvrouw legt primair aan de raad verantwoording af. De raadswerkgroep sociaal domein is gevraagd de selectieprocedure voor te bereiden en uit te voeren. Pagina 1 van 3

17 Ontwerpbesluit: toelichting en argumentatie: Selectiecommissie Uit de raadswerkgroep sociaal domein is een selectiecommissie gevormd bestaande uit de raadsleden: Erik Verheijen (voorzitter), Marcel Hulst en Jaap Wiechers (leden); de commissie werd ondersteund door Henk Wind (projectleider sociaal domein) en Josee Gehrke (raadsgriffier). De selectiecommissie heeft op twee manieren kandidaten geworven. In de eerste plaats is er een raadsfilmpje (YouTube) gemaakt, waarin Erik Verheijen en Marcel Hulst vertellen over de inhoud van de functie alsook over welke competenties de Sociaal Ombudsman m/v moet beschikken. Voorts is er geworven via LinkedIn. Hiertoe is bijgevoegde advertentietekst opgesteld. Kandidaten Er hebben 45 personen gereageerd op onze oproep. Overigens ook na sluiting van de inzendtermijn is de belangstelling gebleven (plm. 15 personen). De selectiecommissie heeft zes kandidaten opgeroepen voor een gesprek. Met een tweetal kandidaten is een tweede gesprek gevoerd. Irma van Beek De selectiecommissie stelt mevrouw Irma van Beek unaniem voor als eerste Sociaal Ombudsvrouw van De Wolden. Irma van Beek (56), woont in Grou, heeft een post-hbo achtergrond, heeft zeer ruime (adviseurs/management)ervaring bij gemeenten, zorgorganisaties en andere maatschappelijke organisaties, en is thans onder andere vertrouwenspersoon bij diverse organisaties zoals WoonFriesland en de Doktersdienst Groningen. Haar sollicitatiebrief en CV liggen ter inzage in de digitale groene raadsmap. Voor de vergoeding van mevrouw van Beek is aansluiting gezocht bij de vergoeding zoals die geldt voor de ombudsman van De Wolden. Met haar is afgesproken dat zij een dag per week (8 uur) aan de slag gaat en haar uren maandelijks kan declareren. De raadsgriffier fungeert als budgethouder. De benoeming betreft een periode van twee jaar met een tussentijdse evaluatie na het eerste benoemingsjaar. Door de raadswerkgroep sociaal domein zijn organisatorische en werkafspraken voor mevrouw van Beek gemaakt, deze afspraken treft u eveneens aan in de digitale groene raadsmap. Een van de afspraken betreft het werkgeverschap. Voorgesteld wordt om de werkgeverscommissie voor de griffie te belasten met de werkgeverstaken voor de Sociaal Ombudsvrouw. Relatie met huidige ombudsman De huidige gemeentelijke ombudsman is op de hoogte gebracht van de plannen van het gemeentebestuur om een Sociaal Ombudsman m/v in te stellen. De werkzaamheden van beide ombudslieden zijn afgebakend; het is van belang dat zij in het vervolg hun werkzaamheden minimaal jaarlijks met elkaar afstemmen en bewaken. Financiële effecten: Met de benoeming van mevrouw van Beek blijven we binnen de financiële kaders van de raad. Participatie- en communicatieparagraaf: De griffie zal in overleg met cluster communicatie een persbericht laten uitgaan. Daarnaast zal er een communicatieplan moeten worden opgesteld voor de Pagina 2 van 3

18 bekendmaking van de functie en de wijze waarop de inwoners een beroep kunnen doen op de Sociaal Ombudsvrouw De Wolden. Fatale termijnen: Geen. Bijlagen: - De advertentie voor de Sociaal Ombudsman m/v. Zuidwolde, 13 maart 2015 griffier drs. I.J. Gehrke voorzitter R.T. de Groot Pagina 3 van 3

19 Nr. IV / 5 De raad van de gemeente DE WOLDEN; gelezen het voorstel van burgemeester en griffier van 13 maart 2015; Besluit: Mevrouw R.C. (Irma) van Beek, geboren 1 oktober 1958, te benoemen als sociaal ombudsvrouw De Wolden, met ingang van 1 april 2015 en voor de duur van twee jaar; De werkgeverscommissie van de raad gedurende deze periode te belasten met de werkgeverstaken voor de Sociaal Ombudsvrouw. Zuidwolde, 26 maart 2015 De raad voornoemd, griffier, drs. I.J. Gehrke voorzitter, R.T. de Groot

20 Gemeente De Wolden is een actieve en betrokken gemeente in het zuidwesten van Drenthe, met circa inwoners. De taken van de gemeenteraad zijn het optreden als kaderstellend en controlerend bestuursorgaan en als volksvertegenwoordiger. Door de decentralisaties in het sociaal domein heeft de gemeente per 1 januari 2015 omvangrijke taken erbij gekregen. Deze nieuwe zorgtaken komen voort uit de nieuwe Wmo, de Jeugdwet en de Participatiewet. In dit kader heeft de gemeenteraad op 27 november 2014 besloten om de functie van een Sociaal Ombudsman in te stellen. De gemeenteraad van De Wolden is op zoek naar een onafhankelijke en laagdrempelige Sociaal Ombudsman (m/v) voor één dag per week Wat zijn uw taken? De Sociaal Ombudsman behandelt klachten die zowel over gedrag/bejegening als over inhoud gaan. Hij/zij registreert vragen, wensen, zorgen, ervaringen van inwoners en verzamelt knelpunten. De Sociaal Ombudsman rapporteert periodiek aan de gemeenteraad, deze rapportages zijn openbaar. Functionaris heeft rechtstreekse contacten met uitvoerenden en beleidsmedewerkers. De primaire doelstelling van die contacten is het verbeteren van de dienstverlening aan (kwetsbare) inwoners. Het betreft een ontwikkelfunctie, er is ruimte om de functie alsook de ondersteuning nader in te vullen. Wie zoeken wij? U beschikt over zeer ruime kennis en ervaring met betrekking tot beleid en doelgroepen sociaal domein op minimaal HBO-niveau. U bent onafhankelijk, aanspreekbaar en voor inwoners laagdrempelig en toegankelijk. Uw communicatieve vaardigheden zijn uitstekend. U heeft goed begrip van het gemeentelijke krachtenveld en bent politiek sensitief. U beschikt over natuurlijk gezag. U hebt geen directe relatie met de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders, de gemeente als werkgever, door de gemeente gesubsidieerde instellingen of met een organisatie die in opdracht van de gemeente zorg uitvoert. Wat bieden wij? De Sociaal Ombudsman valt rechtstreeks onder de gemeenteraad en legt primair aan dit orgaan verantwoording af. In overleg wordt een passende vergoeding vastgesteld. Benoeming door de raad geschiedt voor twee jaar. Uit de te houden evaluatie moet blijken of voortzetting van de functie gewenst is. In het vacaturefilmpje op ons Youtubekanaal Raad De Wolden, vertellen Erik Verheijen, voorzitter raadswerkgroep sociaal domein, en Marcel Hulst, lid van de raadswerkgroep, over de achtergronden van de vacature alsook over het gewenste profiel van de Sociaal Ombudsman m/v. Geïnteresseerd? Nadere informatie kunt u krijgen bij: Josee Gehrke, raadsgriffier; tel of U kunt uw sollicitatie tot donderdag 12 februari 2015 richten aan: De raad van de gemeente De Wolden T.a.v. de griffier, mevrouw drs. I.J. Gehrke Postbus AA ZUIDWOLDE Of per zenden aan: griffier@dewolden.nl

21 Voorstel voor de Raad Datum raadsvergadering : 26 maart 2015 Agendapuntnummer : IV, punt 6 Besluitnummer : 1738 Portefeuillehouder : Wethouder Mirjam Pauwels Aan de gemeenteraad Onderwerp: Algemene subsidieverordening gemeente De Wolden Samenvatting: De huidige Algemene subsidieverordening gemeente De Wolden 2011 (ASV) is niet meer voldoende actueel. De aan u voorgelegde verordening is verbeterd op basis van de meest recente modelverordening van de VNG. De ASV is een procedurele verordening. Op de inhoudelijke subsidieverlening wil ons college met u bespreken bij een evaluatieverslag over de subsidieverlening en een kadernota subsidiebeleid. Fase van besluitvorming: Besluitvormend. Ontwerpbesluit: De Algemene subsidieverordening gemeente De Wolden 2015 en de toelichting vaststellen. Inleiding en aanleiding: Inleiding: In de aanbiedingsbrief bij de programmabegroting 2015 is opgenomen dat het college uw raad een nieuwe ASV en een discussiestuk zal voorleggen (pag. 5). Dit vloeide voort uit de behandeling door uw raad op 8 mei 2014 van het onderwerp herschikking van de subsidiestaat. Hierbij bieden wij u allereerst een herziene ASV aan. Een evaluatie van het subsidiebeleid en een kadernota subsidiebeleid zijn gepland voor april Aanleiding: De huidige ASV gemeente De Wolden 2011 is gebaseerd op de modelverordening 2009 van de VNG. De VNG bracht een nieuwe modelverordening uit. In dit nieuwe model zijn diverse verbeteringen aangebracht en is rekening gehouden met Europese regelgeving. Problemen of vraagstukken: Beschrijving probleem: De huidige ASV 2011 gemeente De Wolden is niet meer voldoende actueel. Op het gebied van Europese regelgeving over staatssteun bevat de huidige ASV namelijk geen bepalingen. De nieuwe ASV heeft een samenhang met subsidiebepalingen van de Europese Commissie en de Raad van de Europese Unie. Daarnaast bevat de nieuwe ASV enkele technische aanpassingen t.o.v. de ASV van Deze aanpassingen hebben vooral betrekking op termijnen. Deze aanpassingen bevorderen een doelmatiger uitvoering. Zo is een aantal termijnen verruimd, zodat de subsidieontvanger meer tijd heeft om verantwoording af te leggen Beoogd effect: Het beoogde effect is een ASV die up to date is en voldoet aan Europese regelgeving. Pagina 1 van 3

22 Ontwerpbesluit: toelichting en argumentatie: Toelichting voorgesteld besluit: De belangrijkste verschillen van de nieuwe ASV gemeente De Wolden 2015 t.o.v. de huidige ASV 2011 zijn: a. De huidige ASV noemt 9 specifieke beleidsterreinen waarvoor het college subsidie kan verstrekken. In de nieuwe ASV is geregeld dat in beginsel voor activiteiten op alle beleidsterreinen subsidie kan worden verstrekt. b. In de nieuwe ASV is het Europese steunkader benoemd, opdat subsidieverlening in overeenstemming met dat kader plaatsheeft. c. De begripsomschrijvingen zijn vervallen omdat de inhoud daarvan al in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is geregeld. d. De begrippen eenmalige subsidie en jaarlijkse subsidie komen op advies van de VNG niet meer in de nieuwe ASV voor. Vooral omdat de Awb alleen onderscheid kent tussen subsidies die direct worden vastgesteld en subsidies die voorafgaand aan de vaststelling verleend worden. e. In de nieuwe ASV is opgenomen dat het college subsidieplafonds kan vaststellen. Een subsidieplafond is een bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar wordt gesteld voor de verstrekking van met name genoemde subsidies. De raad stelt in de begroting de financiële kaders vast. Op dat moment zou de raad volgens de huidige ASV ook subsidieplafonds kunnen vaststellen. Echter, niet altijd is op het moment van het opstellen van de begroting voorzienbaar dat voor bepaalde subsidies overschrijding van een budget kan plaatshebben. Volgens de nieuwe ASV kan het college na vaststelling van de begroting zo nodig voor bepaalde subsidies een plafond en de verdeling van de subsidies vaststellen. f. Bepaalde termijnen zijn in lijn met elkaar gebracht en verruimd voor een doelmatiger uitvoering. Argumenten ontwerpbesluit: De ASV is een procedurele verordening. De ASV regelt niet de inhoudelijke subsidieverlening. Voor welke activiteiten, doelgroepen en bedragen gemeente De Wolden verleent, is opgenomen in regelingen die het college vaststelt. Daarbij is de programmabegroting leidend. Wel zijn in de verordening bedragen opgenomen, die bepalen of en in welke mate de subsidieontvanger verantwoording over de besteding van de subsidie moet afleggen. Deze bedragen zijn niet gewijzigd ten opzichte van de huidige ASV Bij de behandeling van de kadernota subsidiebeleid zal het college ingaan op de hoogte van de verleende subsidiebedragen en de daarbij behorende verantwoording. Kanttekeningen: In het collegeprogramma is op pagina 21 opgenomen dat in het kader van deregulering onder een door de gemeenteraad vastgesteld bedrag geen verantwoording over verleende subsidies hoeft te worden afgelegd. Dit punt zal het college meenemen bij de kadernota subsidiebeleid. Alternatief beleid: De nieuwe ASV is gebaseerd op de meest recente modelverordening van de VNG. Hierboven is toegelicht welke verschillen deze ASV bevat ten opzichte van de huidige ASV. Ook de ongewijzigde onderdelen in de nieuwe ASV ten opzichte van de huidige ASV zijn al genoemd. Hierdoor is aan alternatieven aandacht besteed. Financiële effecten: N.v.t. Personele effecten: N.v.t. Pagina 2 van 3

23 Juridische effecten: De nieuwe ASV is staatssteunproof; Zo nodig worden onderliggende uitvoeringsregelingen op het gebied van subsidieverlening in overeenstemming gebracht met de nieuwe ASV. Participatie- en communicatieparagraaf: De verordening is een algemeen verbindend voorschrift en moet daarom bekendgemaakt worden in het digitale gemeenteblad. Daarnaast zal er ter informatie een kennisgeving in de Wolder Courant worden geplaatst. Fatale termijnen: N.v.t. Aanpak en uitvoering: Bij de uitvoering houdt het college rekening met het overgangsrecht dat ingediende aanvragen vóór 1 april 2015 nog worden behandeld volgens de huidige subsidieverordening 2011, tenzij toepassing van de nieuwe ASV voordelen heeft voor de aanvrager. Zuidwolde, 13 maart 2015 Burgemeester en wethouders van De Wolden, secretaris Nanne Kramer burgemeester Roger de Groot Pagina 3 van 3

24 Ontwerp Nr. IV / 6 De raad van de gemeente DE WOLDEN; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 maart 2015; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet; Besluit: Vast te stellen de Algemene subsidieverordening gemeente De Wolden 2015 en de toelichting. Artikel 1. Reikwijdte 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is). 2. Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is, kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is. Artikel 2. Subsidieregelingen Burgemeester en wethouders stellen bij nadere regeling, hierna te noemen: subsidieregeling, vast welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald. Artikel 3. Europees steunkader 1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kunnen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen. 2. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het toepasselijke steunkader. 3. Bij subsidies waar een Europees steunkader op van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader. 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader. 5. Bij subsidies waarop de de-minimisverordening van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor subsidies die voldoen aan de voorwaarden van de de-minimisverordening. Pagina 1 van 12

25 Artikel 4. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud 1. Burgemeester en wethouders kunnen subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepalen zij bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie. 2. Burgemeester en wethouders kunnen een subsidieplafond verlagen: a. als het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; of b. als de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd. 3. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging. 4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen. Artikel 5. Aanvraag 1. Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij burgemeester en wethouders met gebruikmaking van een door hen vastgesteld aanvraagformulier. 2. Bij de aanvraag legt de aanvrager de volgende gegevens over: a. een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd; b. de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen; c. een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan; d. als de aanvrager een onderneming is: 1. een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd 2. een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening (deminimisverklaring); e. als het een subsidie betreft die per boekjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag. 3. Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar toe aan de aanvraag. 4. Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken. Artikel 6. Aanvraagtermijn 1. Een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk op 1 juni voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft. 2. Andere aanvragen om subsidie worden ingediend minimaal 8 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd. Pagina 2 van 12

26 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld. Artikel 7. Beslistermijn 1. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend. 2. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 6, tweede lid, binnen 8 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend. Burgemeester en wethouders kunnen deze termijn met ten hoogste 8 weken verlengen. De verdaging wordt schriftelijk aan de aanvrager bekend gemaakt. 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld. 4. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen. Artikel 8. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval: a. als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt. b. als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard. 2. Onverminderd het vorige lid kunnen burgemeester en wethouders de subsidie verder in ieder geval weigeren: a. als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente De Wolden of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen; b. als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd; c. in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur; d. als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen; e. als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift; f. als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt; g. in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen. 3. Burgemeester en wethouders kunnen een subsidie in ieder geval intrekken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. 4. Burgemeester en wethouders vorderen een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak. Pagina 3 van 12

27 Artikel 9. Verantwoording Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden. Artikel 10. Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger 1. Als aannemelijk is dat één of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onmiddellijk aan burgemeester en wethouders. 2. Een subsidieontvanger informeert burgemeester en wethouders direct schriftelijk over: a. beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon; b. relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden; c. ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen; d. wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon. Artikel 11. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen 1. Aan een beschikking tot subsidieverlening kunnen verplichtingen worden verbonden over het beheer en gebruik van hetgeen met de subsidie tot stand is gebracht. 2. Bij subsidies vanaf verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd. Artikel 12. Eindverantwoording subsidies tot Subsidies tot worden door burgemeester en wethouders direct vastgesteld of verleend en tenzij toepassing wordt gegeven aan het volgende lid binnen 8 weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld. 2. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het vorige lid kan de aanvrager worden verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. In dat geval vindt de vaststelling plaats binnen 8 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt. 3. In geval van verlening van een subsidie tot wordt direct een voorschot verstrekt ter hoogte van de verleende subsidie. Artikel 13. Eindverantwoording subsidies tussen en Bij subsidies vanaf doch minder dan dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in: a. in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 31 mei van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar; Pagina 4 van 12

28 b. in andere gevallen uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht. 2. Bij subsidieregeling kan worden bepaald dat een kortere termijn geldt dan de in lid 1 genoemde termijnen. 3. De aanvraag bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht. 4. Bij subsidieregeling kan worden bepaald dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht. Artikel 14. Eindverantwoording subsidies vanaf Bij subsidies vanaf dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in: a. in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 31 mei van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar; b. in andere gevallen uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht. 2. De aanvraag bevat: a. een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht; b. een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening); c. een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop; en d. een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant. 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd. Artikel 15. Subsidievaststelling 1. Burgemeester en wethouders stellen de subsidie vast binnen 13 weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald. 2. Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste 8 weken worden verdaagd. 3. Bij subsidieregeling kunnen categorieën subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend. 4. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 13, eerste lid en 14, eerste lid, is ingediend, kunnen burgemeester en wethouders de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling. Artikel 16. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen 1. Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, worden deze door de subsidieaanvrager berekend met gebruikmaking van een bij de subsidieregeling of bij de subsidieverlening voorgeschreven berekeningswijze. Pagina 5 van 12

29 2. Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van bij de subsidieregeling of bij de subsidieverlening voorgeschreven definities. 3. Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader. Artikel 17. Hardheidsclausule 1. Burgemeester en wethouders kunnen deze verordening, met uitzondering van de artikelen 1, 2 en 3, in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen. 2. Toepassing van het vorige lid wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad. Artikel 18. Slotbepalingen 1. De Algemene subsidieverordening gemeente De Wolden 2011 wordt ingetrokken. 2. Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend vóór 1 april 2015 zijn de bepalingen van de Algemene subsidieverordening gemeente De Wolden 2011 van toepassing. Burgemeester en wethouders kunnen echter voor deze aanvragen de Algemene subsidieverordening gemeente De Wolden 2015 toepassen, indien dit een voordeel voor de aanvrager oplevert. 3. Deze verordening treedt in werking op 1 april Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening gemeente De Wolden Zuidwolde, 26 maart 2015 De raad voornoemd, griffier, drs. I.J. Gehrke voorzitter, R.T. de Groot Pagina 6 van 12

30 Algemene toelichting bij de Algemene subsidieverordening gemeente De Wolden 2015 Begrippen In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard ( de algemene groepsvrijstellingsverordening ) (PbEU L 214/3), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving; de-minimisverordening: verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L379/5), verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 337/35) en verordening (EG) nr. 875/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op deminimissteun in de visserijsector en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1860/2004 (PbEU L 193/6), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving; Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 en 109 van het Verdrag heeft vastgesteld; onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent; Verdrag: Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie. Artikelsgewijze toelichting Artikel 1. Reikwijdte Eerste lid Met het eerste lid krijgt het college de bevoegdheid toegewezen om te besluiten over het verstrekken van subsidies waarop de Algemene subsidieverordening (hierna: ASV) van toepassing is. Dit betreft in beginsel alle subsidies, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies waar overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht geen wettelijke grondslag nodig is. Op grond van dit artikel kan subsidie worden verstrekt in afwachting van de totstandkoming van een wettelijk voorschrift. Verder is subsidieverstrekking zonder wettelijke grondslag mogelijk als de (gemeentelijke) begroting of de toelichting de subsidieontvanger en het maximale subsidiebedrag vermeldt, Tot slot als sprake is van incidentele gevallen, mits de subsidie voor ten hoogste maximaal vier jaar wordt verstrekt. Tweede lid Ten aanzien van subsidies waarvoor overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Awb geen wettelijke grondslag nodig is (zoals bijvoorbeeld bij incidentele subsidies) is de ASV in beginsel niet van toepassing. Dit lid geeft het college de bevoegdheid in subsidieregelingen om de ASV (deels) van toepassing te verklaren als daartoe aanleiding bestaat. Pagina 7 van 12

31 Artikel 2. Subsidieregelingen Met dit artikel verplicht de raad het college om in nadere regels, hier en verder subsidieregeling genoemd, de te subsidiëren activiteiten te bepalen. Voor zover het college iets wenst te regelen met betrekking tot de doelgroepen die voor subsidie in aanmerking komen, de berekening van de subsidie en de wijze van uitbetalen, dient dit eveneens in de subsidieregeling te gebeuren. In andere artikelen van ASV worden andere bevoegdheden gedelegeerd die betrekking hebben op de inhoud van de subsidieregeling: het afwijken van termijnen, het verbinden van bepaalde verplichtingen aan de subsidie, de wijze van verdelen van het subsidieplafond. Bepaalde door het college vastgestelde De Woldense subsidieregelingen hebben de benaming dan wel titel beleidsregels, zoals de Beleidsregels startsubsidies bovenlokale evenementen en de Beleidsregels subsidies vitale dorpen Beleidsregels binden echter op grond van de Awb alleen het bestuursorgaan zelf en hebben geen werking naar buiten. De genoemde beleidsregels zijn bedoeld als algemeen verbindende voorschriften. Daarom zullen de benamingen worden aangepast in regeling. Artikel 3. Europees steunkader Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er afgeweken wordt van de ASV, of dat deze aangevuld wordt. Het eerste lid maakt het college daartoe bevoegd. Het tweede en derde lid zijn een uitvloeisel van de eis van de Europese Commissie dat in subsidieregelingen en -beschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader, het toepasselijke kader expliciet wordt vermeld. Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen voor zover die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader (lid 4). Net goed als dat bij subsidies waarop de de-minimisverordening van toepassing is, ondernemingen alleen in aanmerking komen voor subsidies die voldoen aan de voorwaarden van de de-minimisverordening (lid 5). Artikel 4. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud Het college stelt de subsidieplafonds vast (lid 1); bij de bekendmaking daarvan wordt tevens de door hen bepaalde wijze van verdelen vermeld (eerste lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van de Awb) en wordt er, indien van toepassing, gewezen op de mogelijkheid het subsidieplafond te verlagen (tweede en derde lid). De raad stelt uiteraard nog steeds de financiële kaders vast (in de begroting). Binnen die kaders kan het college vervolgens de subsidieplafonds vaststellen. Het college, dat via artikel 2 de bevoegdheid gedelegeerd heeft gekregen om te besluiten over het verstrekken van subsidies, is verder volgens lid 4 van dit artikel verplicht in lijn met de mogelijkheid van artikel 4:34, eerste lid, van de Awb (in bepaalde gevallen) om bij het gebruik maken van deze gedelegeerde bevoegdheid bij de verleningsbeschikking een begrotingsvoorbehoud te maken (vierde lid). Pagina 8 van 12

32 Let wel: Wil het college de gestelde voorwaarde van het begrotingsvoorbehoud effectueren, dan moet het college binnen 4 weken na vaststelling of goedkeuring van de begroting hier een beroep op doen (art. 4:34, lid 3 Awb). Artikel 5. Aanvraag In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan door middel van een specifiek aanvraagformulier. Met schriftelijk is meer bedoeld dan op papier geschreven. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan, mits het college het door hem vastgestelde formulier ook in digitale vorm beschikbaar heeft gesteld. In het tweede en derde lid is bepaald welke stukken en gegevens bij de aanvraag overlegd dienen te worden. In lid 3 worden voor een rechtspersoon die voor het eerst subsidie aanvraagt een aantal documenten genoemd, die bij de aanvraag gevoegd moeten worden. Dit mogen kopieën of digitale exemplaren zijn. Bij een subsidie aan een onderneming moet voorkomen worden dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (hierna VWEU). Daarom zijn een tweetal aanvraagvereisten opgenomen die specifiek voor ondernemingen gelden. Ten eerste, om ontoelaatbare cumulatie te voorkomen wordt een overzicht gevraagd van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd (tweede lid, onderdeel d, onder 1). Het gaat naast subsidie bijvoorbeeld om garanties, leningen, korting op de grondprijs, etc. Ten tweede, om subsidie onder de deminimisverordening te kunnen verlenen moet de onderneming een deminimisverordening gevraagd worden (tweede lid, onderdeel d, onder 2). Op basis van een ingeleverde de-minimisverklaring dient het college te controleren of verlenen van de subsidie in overeenstemming is met de de-minimisverordening. Bij subsidieregeling kan het college besluiten van de voorgaande leden af te wijken (vierde lid). Artikel 6. Aanvraagtermijn De aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van het soort subsidie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen subsidies die per kalenderjaar worden verstrekt en andersoortige subsidies. Bij subsidieregeling kan het college besluiten af te wijken van de aanvraagtermijnen die vastgesteld zijn in het eerste en tweede lid (derde lid). Artikel 7. Beslistermijn Hier worden de termijnen gegeven waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. Ook hierbij is onderscheid gemaakt tussen subsidies per kalenderjaar of andere. Bij subsidieregeling kan het college besluiten af te wijken van de beslistermijnen die vastgesteld zijn in het eerste en tweede lid (derde lid). De beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die bij de Europese Commissie aangemeld worden, wordt verdaagd totdat de Europese Commissie een eindebeslissing heeft genomen (vierde lid). Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie en vervolgens teruggevorderd dient te worden. Artikel 8. Weigerings- en intrekkings- en terugvorderingsgronden In het eerste lid worden de algemeen geldende weigeringsgronden van artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb, met nadere verplichte gronden aangevuld. Pagina 9 van 12

33 Ondanks dat er sprake is van staatssteun is het soms mogelijk om steun te verstrekken op basis van een vrijstelling. Als dat niet mogelijk is, kan goedkeuring van de Europese Commissie gevraagd worden via een formele melding. Als de Europese Commissie de steun echter niet goedkeurt, dan moet het college overgaan tot weigering (vandaar de verplichte weigeringsgrond onder a). In aanvulling daarop wordt met onderdeel b bepaald dat ondernemingen waartegen een terugvorderingsactie loopt niet in aanmerking komen voor subsidie. In het tweede lid zijn nog enkele facultatieve weigeringsgronden opgenomen. Het college kan in deze gevallen weigeren, maar is daartoe niet verplicht. Onderdelen a, d en e spreken voor zichzelf. Onderdeel b geeft de mogelijkheid de subsidie te weigeren als de aanvrager over voldoende eigen middelen beschikt. Onderdeel c betreft het geval dat de aanvrager van een subsidie de toets van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob) niet kan doorstaan. Bij deze weigeringsgrond is niet van belang of de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd op zichzelf beoordeeld subsidiabel zijn. Het gaat hierbij louter om de integriteit van de persoon dan wel rechtspersoon van de aanvrager aan wie het college op grond van de Wet Bibob geen subsidie wenst te verlenen. Naast subsidie weigeren, kan het college in dergelijke gevallen ook een reeds verleende en vastgestelde subsidies intrekken (derde lid). Onder f is een weigeringsgrond opgenomen waarmee het college een aanvraag kan weigeren als subsidieverstrekking niet is toegestaan dan nadat deze overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het VWEU (de meldingsprocedure) is goedgekeurd door de Europese Commissie. Het gaat hier om subsidieverstrekking die in beginsel niet ongeoorloofd is vanwege strijdigheid met de toepasselijke cumulatieregels of overschrijding van het toegestane bedrag aan de-minimissteun. In deze gevallen kan het college óf weigeren de subsidie te verstrekken óf de subsidie melden bij de Europese Commissie om langs deze weg goedkeuring te verkrijgen. Een subsidie die is of kan worden goedgekeurd kan uiteraard ook op een andere grond worden geweigerd. Onderdeel g ten slotte geeft het college de bevoegdheid in een subsidieregeling nog andere weigeringsgronden op te nemen, bijvoorbeeld weigeringsgronden die specifiek met de te subsidiëren activiteiten samenhangen. Als de Europese Commissie tot het oordeel is gekomen dat een subsidie niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, dan moet de verleende subsidie ingetrokken en teruggevorderd worden (inclusief rente). Het vierde lid geeft het college de bevoegdheid om hier uitvoering aan te geven. Artikel 10. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger Dit artikel bevat een meldingsplicht (eerste lid) en informatieplicht (tweede lid) die voor alle subsidieontvangers geldt. Artikel 11. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen Dit artikel bevat een aanvullende bevoegdheidsgrondslag voor het college om aan de subsidie bepaalde bijzondere verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds mogelijk is direct op grond van de Awb (zie artikel 4:37 van de Awb). De artikelen 4:38 en 4:39 van de Awb maken het verder mogelijk om nog andere verplichtingen aan een subsidie te verbinden, als de verordening daarvoor een grondslag Pagina 10 van 12

34 biedt. Die grondslag is in artikel 11 gegeven met betrekking tot verplichtingen in het kader van het beheer en gebruik van datgene wat met de subsidie tot stand is gebracht. Artikel 12. Eindverantwoording subsidies tot Kenmerkend voor subsidies tot een bedrag van is dat deze op basis van vertrouwen worden verleend; er wordt niet meer standaard om verantwoording gevraagd. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden (zie artikel 10). Achteraf kan een risicogeoriënteerde controle plaatsvinden bij de subsidieontvanger. Verder wordt het voorschot in één termijn (lump sum) verstrekt en hoeft de subsidieontvanger geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te dienen. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard. In het geval van verlening, gevolgd door ambtshalve vaststelling (eerste lid), wordt in de subsidiebeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht. De subsidie wordt vervolgens, binnen een nader bepaalde termijn ambtshalve vastgesteld door de subsidieverstrekker. In het tweede lid is een afwijkende termijn opgenomen voor situaties waarin speciale rapportageverplichtingen worden opgelegd. Artikel 13. Eindverantwoording subsidies tussen en In dit artikel is bepaald op welke wijze subsidieontvangers subsidie met een bedrag tussen doch minder dan aan het college dienen te verantwoorden. Er dient een aanvraag tot vaststelling ingediend te worden (eerste lid). Deze bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht (derde lid). Ingevolge artikel 9 wordt de wijze van verantwoording al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de subsidieontvanger bekend gemaakt. Voor subsidies die per kalenderjaar worden verstrekt, is de uiterste datum van eindverantwoording 31 mei van het jaar volgend op het subsidiejaar. Deze termijn geldt ook voor jaarlijkse subsidies vanaf Voor andere subsidies is de termijn van eindverantwoording uiterlijk 13 weken, nadat de activiteiten zijn verricht. Over het inhoudelijk verslag kan vooraf bij de subsidieverlening al zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie), enz. Het verslag kan ook bestaan uit een algemeen jaarverslag van een rechtspersoon. Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verstrekt. Voorts kan het college, overeenkomstig het derde lid, in een subsidieregeling aangeven andere bewijsmiddelen te verlangen dan een inhoudelijk verslag. Artikel 14. Eindverantwoording subsidies vanaf Bij subsidies vanaf een bedrag van wordt uitgegaan van de traditionele afrekening van subsidies; op basis van gerealiseerde kosten en baten. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten. Het derde lid biedt de basis om in een subsidieregeling te bepalen dat er ook andere, waaronder minder, gegevens gevraagd worden. Artikel 15. Subsidievaststelling Het eerste lid bevat overeenkomstig artikel 4:13 van de Awb de termijn waarbinnen de beschikking gegeven dient te worden. Het merendeel van de aanvragen zal binnen deze beslistermijn kunnen worden afgehandeld. Meer ingewikkelde aanvragen vergen Pagina 11 van 12

35 soms meer tijd. De verdaging van de beslistermijn voor de duur van ten hoogste de in het tweede lid nader bepaalde termijn biedt dan uitkomst. Een besluit tot verdaging is appellabel. Artikel 16. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen Dit artikel schrijft voor dat als het college bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik maakt van uurtarieven, de berekeningswijze hiervan en de voorgeschreven definities in een subsidieregeling of bij de subsidieverlening vastgelegd dienen te worden. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, is het college hierin beperkt tot tarieven en kostenbegrippen die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader. Artikel 17. Hardheidsclausule In de hardheidsclausule is aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen. Artikel 18 Slotbepalingen In dit artikel is het onder andere het overgangsrecht geregeld. Op aanvragen gedaan vóór 1 april 2015 is de ASV 2011 nog van toepassing. Indien echter toepassing van de ASV 2015 een voordeel voor de aanvrager oplevert, kunnen burgemeester en wethouders de ASV 2015 van toepassing verklaren. Pagina 12 van 12

36 Voorstel voor de Raad Datum raadsvergadering : 26 maart 2015 Agendapuntnummer : IV, punt 7 Besluitnummer : 1649 Portefeuillehouder : Wethouder Jan van 't Zand Aan de gemeenteraad Onderwerp: Financiële Verordening ex artikel 212 Gemeentewet. Samenvatting: Per 1 januari 2015 worden de ambtelijke organisaties van De Wolden en Hoogeveen samengevoegd. Het is gewenst dat beide gemeenten een zelfde financiële verordening hebben. De huidige verordening 212 (dateert uit 2007) is verouderd en nu aangepast aan de nieuwe regelgeving. De uniformering van de werkwijze die hierdoor ontstaat maakt een verhoging van de efficiency mogelijk. De financiële verordening is gebaseerd op de modelverordening van de VNG die in 2014 is gepubliceerd naar aanleiding van nieuwe wet- en regelgeving. De financiële verordening bevat o.a. een datum waarop de kaders van de begroting met de raad moeten worden gedeeld. Deze datum is op verzoek van de Griffie gelijk aan de huidige verordening voor De Wolden en gesteld op 15 mei. Dit wijkt af van de datum zoals Hoogeveen deze gaat hanteren in de verordening (1 juni). Fase van besluitvorming: Het college heeft op 3 februari 2015 de verordening ex artikel 212 Gemeentewet met terugwerkende kracht per 1 januari 2015 vastgesteld. Ontwerpbesluit: Vaststellen van de financiële verordening ex artikel 212 met terugwerkende kracht per Inleiding en aanleiding: Inleiding: De financiële verordening regelt het financiële beheer en beleid en de financiële organisatie van de gemeente. Het doel van deze verordening is dat de raad uitgangspunten vaststelt voor de uitvoering van de financiële functie. Sinds de vaststelling van de huidige financiële verordening in 2007 heeft de wereld niet stilgestaan. Er hebben zich de nodige financiële crises voorgedaan. Om deze crises het hoofd te kunnen bieden en om oneigenlijk gebruik van geldmiddelen tegen te gaan, is er nieuwe wet- en regelgeving ontwikkeld, zoals onder andere betreffende het verplicht schatkistbankieren en de Wet houdbare overheidsfinanciën. De VNG heeft in 2014 een nieuwe modelverordening opgesteld. Aanleiding: Per 1 januari 2015 worden de ambtelijke organisaties van Hoogeveen en De Wolden samengevoegd tot de samenwerkingsorganisatie De Wolden Hoogeveen. De huidige financiële verordening van De Wolden dateert van 2007 en die van Hoogeveen uit Er is door het bestuur van beide gemeenten uitgesproken dat de financiële verordeningen van beide gemeenten zoveel mogelijk gelijkgetrokken worden. Pagina 1 van 2

37 Problemen of vraagstukken: Beschrijving probleem: De huidige verordening is verouderd en nu aangepast aan nieuwe de regelgeving. Beoogd effect: Uniformering van de werkwijze hierdoor is verhoging van de efficiency mogelijk. Ontwerpbesluit: toelichting en argumentatie: Toelichting ontwerpbesluit: De financiële verordening bevat o.a. een datum waarop de kaders van de begroting met de raad moeten worden gedeeld. Deze datum is op verzoek van de Griffie gelijk aan de huidige verordening voor De Wolden en gesteld op 15 mei. Dit wijkt af van de datum zoals Hoogeveen deze gaat hanteren in de verordening (1 juni). Argumenten ontwerpbesluit: 1. In het kader van nieuwe financiële wet- en regelgeving is het gewenst de huidige financiële verordening, die uit 2007 dateert, aan te passen. 2. De financiële verordening is gebaseerd op de modelverordening van de VNG die in 2014 is gepubliceerd naar aanleiding van nieuwe wet- en regelgeving. 3. Per 1 januari 2015 worden de ambtelijke organisaties van De Wolden en Hoogeveen samengevoegd. Het is gewenst dat beide gemeenten een zelfde financiële verordening hebben. Kanttekeningen: N.v.t. Alternatief beleid: N.v.t. Financiële effecten: Deze verordening geeft het financiële kader van de gemeente aan. Personele effecten: N.v.t. Juridische effecten: Deze verordening geeft het financiële kader van de gemeente aan. Participatie- en communicatieparagraaf: (in te vullen aan de hand van de menukaart) De verordening zal op de gebruikelijke wijze worden gepubliceerd. Fatale termijnen: N.v.t. Aanpak en uitvoering: Het is gewenst dat de raad de verordening met terugwerkende kracht per 1 januari 2015 vaststelt. Zuidwolde, 13 maart 2015 Burgemeester en wethouders van De Wolden, secretaris Nanne Kramer burgemeester Roger de Groot Pagina 2 van 2

38 Ontwerp Nr. IV / 7 De raad van de gemeente De Wolden; Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 maart 2015; Gelet op artikel 212 van de Gemeentewet; Besluit vast te stellen de volgende verordening: Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente De Wolden. Hoofdstuk 1. Begroting en verantwoording Artikel 1. Programma-indeling 1. De raad stelt in ieder geval bij de aanvang van de nieuwe raadsperiode een programma-indeling vast. 2. De raad stelt per programma vast: a. Wat willen we? b. Wat gaan we doen? c. Wat mag het kosten? 3. De raad stelt op voorstel van het college per programma relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijk beleid. 4. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen in de begroting en rekening wil worden geïnformeerd. Artikel 2. Producten 1. Bij iedere begroting en jaarstukken wordt een overzicht gegeven van de toedeling van de producten aan de programma's. 2. De onderverdeling van de programma's in producten staat voor de raadsperiode vast, tenzij er dringende redenen zijn tot het wijzigen daarvan. Wijzigingen worden bij de begroting expliciet gemeld. Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken 1. Bij de begroting worden onder elk van de programma's de lasten en baten weergegeven en bij de jaarstukken worden elk van de programma's de gerealiseerde lasten en baten weergegeven. 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven. 3. In de jaarrekening wordt van de investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven. Artikel 4. Kaders begroting 1. Het college biedt uiterlijk 15 mei een voorjaarsnota aan over de kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren. 2. De raad stelt deze nota uiterlijk 30 juni vast. 1

39 Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma. 2. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd. 3. Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en de investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. 4. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Artikel 6. Tussentijdse rapportages 1. Het college informeert de raad de eerste tussentijdse rapportage uiterlijk de laatste raadsavond voorafgaand aan het zomerreces door middel van een tussentijdse rapportage over de eindejaarsverwachting van de uitvoering van de gemeentebegroting van het lopende boekjaar. Deze rapportage is gebaseerd op de periode tot en met 30 april. 2. Het college informeert de raad in de tweede tussentijdse rapportage uiterlijk 31 oktober over de eindejaarsverwachting van de uitvoering van de gemeentebegroting van het lopende boekjaar. Deze rapportage is gebaseerd op de periode tot en met 31 augustus. 3. De inrichting van de tussentijdse rapportage sluit aan bij de programma-indeling van de begroting. 4. De rapportage gaat in op afwijkingen, zowel wat betreft de baten en de lasten, de kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen en als daar aanleiding voor is, de maatschappelijke effecten. Daarnaast wordt ingegaan op de raming en realisatie van de investeringskredieten. 5. In de tussenrapportage worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten en investeringskredieten in de begroting groter dan toegelicht. 6. Overheveling van incidentele budgetten geschiedt zo minimaal mogelijk en slechts 1 keer. Artikel 7. Jaarstukken 1. Het college legt verantwoording af over de uitvoering van de programma's. In de verantwoording geeft het college aan: a. wat is bereikt; b. welke goederen en diensten zijn geleverd; c. wat de kosten zijn; d. hoe de resultaten zich verhouden tot de in de begroting gestelde doelen. 2. De raad bepaalt aan de hand van de uitvoering van de programma's of de beleidsdoelen van de programma's voor het lopende jaar bijstelling behoeven. Hoofdstuk 2. Financieel beleid Artikel 8. Waardering en afschrijving vaste activa 1. Materiële vaste activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden geactiveerd. 2. Materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening. 2

40 3. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht. 4. Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief volgen de afschrijvingsmethode van het betreffende actief. 5. Een saldo voor agio of disagio wordt lineair in ten hoogste vijf jaar afgeschreven. Artikel 9. Reserves en voorzieningen 1. De kaderstelling ten aanzien van reserves en voorzieningen vindt plaats in de nota reserves en voorzieningen. 2. De nota reserves en voorzieningen wordt periodiek geactualiseerd. 3. De nota behandelt: a. de vorming en besteding van reserves; b. de vorming en besteding van voorzieningen; c. de toerekening en verwerking van rente over de reserves en voorzieningen. 4. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven: a. het specifieke doel van de reserve; b. de voeding van de reserve; c. de maximale hoogte van de reserve; en d. de maximale looptijd. 5. Indien een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd. Artikel 10. Kostprijsberekening 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten van de gemeente wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente geleverde producten. 2. Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid. 3. De omslagrente voor de rentetoerekening van de kapitaallasten wordt bepaald door het rentetotaal van de uitstaande leningen en de bij begroting vastgestelde gecalculeerde rente over het eigen vermogen en voorzieningen. 4. Voor de inzet van materiele activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend. Deze rente is een vergoeding voor de inzet van vreemd vermogen en van eigen vermogen. De rentepercentages voor deze vergoeding worden bij de behandeling van de begroting vastgesteld. 5. Voor de omslagrente en of vaste rente wordt jaarlijks bij begroting een vast rentepercentage vastgesteld. Dit vaste percentage wordt tevens voor de jaarrekening gebruikt. Incidenteel kan bij verstrekkingen vaste percentages worden toegepast. 6. Invoer rente/afschrijving (nieuwe) investeringen:bij het invoeren van rente en afschrijving van (nieuwe) investeringen wordt bij het vaststellen van de begroting het rentepercentage van het betreffende jaar vastgesteld. Er wordt alleen rente berekend over de situatie op 1 januari van het betreffende jaar. Afschrijving geschiedt vanaf het eerste jaar na realisatie. Artikel 11. Prijzen economische activiteiten 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze 3

41 activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd. 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd. 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd. 4. Raadbesluiten met de motivering van het publiekbelang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van: a. leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid; b. een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak; c. een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden; d. een bevoordeling van sociale werkplaatsen; e. een bevoordeling van onderwijsinstellingen; f. een bevoordeling van publieke media-instellingen; en g. een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is. Artikel 12. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, rechten, heffingen en prijzen. Artikel 13. Financieringsfunctie 1. Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht: a. voor het aantrekken van financieringen met een looptijd van langer dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en b. er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1 onder c van de Wet financiering decentrale overheden. 2. Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden. 3. Bij het verstrekken van een garantie wordt een voorziening ten laste van de begroting gevormd ter grootte van het risico dat de gemeente met de garantie loopt. Als in de begroting niet is voorzien in budget voor deze voorziening dan doet het college vooraf aan de garantieverlening een voorstel aan de raad voor een begrotingswijziging. 4. Het college stelt regels op ter uitvoering van het gestelde onder het eerste en tweede lid en legt deze regels alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening vast in een treasurystatuut. 4

42 Hoofdstuk 3. Paragrafen Artikel 14. Paragrafen 1. Bij de begroting verstrekt het college in de betreffende paragrafen de informatie als bedoeld in de artikelen 9 tot en met 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. 2. Indien gewenst kan de raad bepalen dat hij over aanvullende zaken in de paragrafen wordt geïnformeerd. Hoofdstuk 4. Financiële organisatie en financieel beheer Artikel 15. Administratie. 1. De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor: a. het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente; b. het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen en schulden, enzovoorts; c. het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties; d. het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid; e. het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en f. de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving. 2. Onder administratie wordt verstaan het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd. Artikel 16. Financiële organisatie Het college draagt zorg voor: a. een eenduidige indeling van de gemeentelijke financiële organisatie; b. een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van de interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd; c. de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten; d. de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie; e. de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productenraming en de producten realisatie; f. het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten; g. het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan. Artikel 17. Interne controle Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel. 5

43 Hoofdstuk 5. Slotbepalingen Artikel 18. Intrekken oude verordening en overgangsrecht 1. De "Financiële verordening gemeente 2007 De Wolden" wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting en met inachtneming van het bepaalde in lid De "Financiële verordening gemeente 2007 De Wolden" blijft van toepassing op besluiten die in eerdere jaren genomen zijn, maar doorwerken na januari Artikel 19. Inwerkingtreding en citeertitel 1. Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari Deze verordening wordt aangehaald als "Financiële verordening gemeente De Wolden Zuidwolde, 26 maart 2015 De raad voornoemd, griffier, drs. I.J. Gehrke voorzitter, R.T. de Groot 6

44 Bijlage afschrijvingsbeleid bij artikel 8 Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met economisch nut Algemeen Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van minder dan worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd. Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven. De afschrijving van een actief start op de eerste dag van het jaar volgend op het moment waarop het actief bedrijfsvaardig is opgeleverd of het (deel)project gereed is. Een actief wordt in ieder geval als gereed beschouwd als meer dan 90 % van de uitgaven zijn gedaan. Aankoop en vervaardiging van activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden ten laste van de exploitatie gebracht. Indien hiervan bij raadsbesluit wordt afgeweken, wordt het actief lineair afgeschreven over de verwachte levensduur van het actief of een kortere door de raad aan te geven tijdsduur. Bij investeringen waarbij sprake is van kostendekkendheid wordt annuitair afgeschreven Specifiek De volgende materiële vaste activa met economisch nut worden, tenzij de raad beslist hiervan af te wijken, lineair afgeschreven in maximaal: Overzicht activeringscomponenten en termijnen De materiele vaste activa met economisch nut worden in principe lineair afgeschreven, in maximaal de onderstaande afschrijvingstermijnen. Op investeringen met een maatschappelijk nut word slechts bij uitzondering afgeschreven. Indien toch wordt afgeschreven dan gebeurt dit ten hoogste gedurende de termijn zoals in de onderstaande tabel is vermeld. Actief Componenten Afschrijvingstermijn Gronden en terreinen Gronden Niet afschrijven Erfpachtgronden Niet afschrijven Woonruimten Woningen 40 jaar Bedrijfsgebouwen Bedrijfsgebouwen (o.a. IAB en gemeentelijke gebouwen) Loodsen/onderkomens Noodlokalen Kunstgras, atletiekbaan renovatie, restauratie en aankoop bestaande woonruimten en bedrijfsgebouwen: technische installaties in bedrijfsgebouwen Overige inventaris 40 jaar 10 jaar ( zie ook hieronder) 10 jaar 10 jaar afhankelijk en overeenkomstig de in het plan van aanleg genoemde termijnen. 25 jaar 15 jaar 10 jaar 7

45 Actief Componenten Afschrijvingstermijn Grond-, weg-, en waterbouwkundige werken Riolering Vrijvervalriolering, druk- en vacuümriolering, mechanisch, elektrisch en pompen, en overige riolering. Overeenkomstig de in de gemeentelijke onderhoudsplannen opgenomen afschrijvingstermijnen (= GRP) Wegen Aanleg wegen/asfalt/ 20 jaar bruggen/viaducten/tunnels Reconstructies 20 jaar Aanleg sportvelden Aanleg sportvelden 15 jaar Begraafplaatsen Begraafplaatsen 40 jaar Urnenmuur/tuin 15 jaar Speelvoorzieningen Speelvoorzieningen 10 jaar Openbaar gebied Openbaar gebied 20 jaar Vervoersmiddelen Bedrijfsauto s 8 jaar Personenauto s 7 jaar Aanhangwagens 10 jaar Tractoren/vrachtauto s 10 jaar Bij het bepalen van de afschrijvingsbedragen wordt rekening gehouden met een restwaarde van Vrachtwagen Vrachtwagen- aanhanger Containers 0 Tractors Maaimachines Transportmiddelen combo's pickups Rioned en rom Kolkenzuiger Aanhangwagens n.v.t Machines, apparaten en installaties Automatisering- klantsysteem PDA Thin Cliënt Computer Telefoon-mobiel Telefoon-vast Monitor Laptop Beamers Printers Tokens 2 jaar 5 jaar 3 jaar 2 jaar 5 jaar 4 jaar 3 jaar 3 jaar 3 jaar 3 jaar 8

46 Actief Componenten Afschrijvingstermijn Automatiseringsapparatuur/ 4 jaar kasregisters Automatisering- centraal SAN 5 jaar systeem Brandbeveiligingsinstallaties 10 jaar UPS 7 jaar Switchers 6 jaar Servers 3 jaar ICT Implementatie systemen 5 jaar software 4 jaar Installaties (Veiligheids)installaties 5-15 jaar Parkeermeters 10 jaar Apparaten/machines Gereedschap 5 jaar Diverse apparaten 5 jaar Overig Meubilair 10 jaar 1 e inrichting onderwijs 10 jaar Beelden 10 jaar 9

47 Voorstel voor de Raad Datum raadsvergadering : 26 maart 2015 Agendapuntnummer : IV, punt 8 Besluitnummer : 1649 Portefeuillehouder : Wethouder Jan van 't Zand Aan de gemeenteraad Onderwerp: Nieuwe (controle) verordening ex artikel 213 Gemeentewet per 1 januari Samenvatting: Per 1 januari 2015 worden de ambtelijke organisaties van De Wolden en Hoogeveen samengevoegd. Het is gewenst dat beide gemeenten dezelfde uitgangspunten hanteren in de controle op het financieel beheer en de inrichting van de financiële organisatie. Fase van besluitvorming: Op 3 februari 2015 heeft het college de controleverordening ex artikel 213 GW vastgesteld. Ontwerpbesluit: Vaststellen van de controle verordening ex artikel 213 met terugwerkende kracht per Inleiding en aanleiding: Inleiding: Door de vorming van een Gemeenschappelijk Regeling van de ambtelijke organisatie van gemeente De Wolden en gemeente Hoogeveen dient er een nieuwe verordening op de controle van het financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie vastgesteld te worden. Aanleiding: Per 1 januari 2015 worden de ambtelijke organisaties van Hoogeveen en De Wolden samengevoegd, tot de samenwerkingsorganisatie De Wolden Hoogeveen. De nieuwe (controle)verordening 213 voldoet aan de wettelijke vereisten. De verordening wordt in het kader van de samenwerking tussen De Wolden en Hoogeveen gelijkgetrokken voor beide gemeenten. Problemen of vraagstukken: Beschrijving probleem: aanpassing aan nieuwe wetgeving en harmonisatie uitgangspunten. Beoogd effect: overeenstemming met wetgeving en efficiency Ontwerpbesluit: toelichting en argumentatie: Toelichting ontwerpbesluit: Feitelijk hebben we de verordeningen getoetst aan de praktijk en tekstueel in lijn gebracht met de Gemeentewet en andere nieuwe verordeningen. Uitgangspunt was om de verordeningen voor de gemeenten en de samenwerkingorganisatie De Wolden Hoogeveen af te stemmen om de huidige situatie en de beoogde gezamenlijke aanbesteding van de nieuwe accountant mogelijk te maken. Pagina 1 van 2

48 Argumenten ontwerpbesluit: Per 1 januari 2015 worden de ambtelijke organisaties van De Wolden en Hoogeveen samengevoegd. Het is gewenst dat beide gemeenten dezelfde uitgangspunten hanteren in de controle op het financieel beheer en de inrichting van de financiële organisatie. Kanttekeningen: n.v.t Alternatief beleid: N.v.t. Financiële effecten: Deze verordening geeft het controlekader van de gemeente aan. Personele effecten: N.v.t. Juridische effecten: Deze verordening geeft het controlekader van de gemeente aan. Participatie- en communicatieparagraaf: (in te vullen aan de hand van de menukaart) De verordening zal op de gebruikelijke wijze worden gepubliceerd. Fatale termijnen: Aanpak en uitvoering: Het is gewenst dat de raad de verordening met terugwerkende kracht per 1 januari 2015 vaststelt. Zuidwolde, 13 maart 2015 Burgemeester en wethouders van De Wolden, secretaris Nanne Kramer burgemeester Roger de Groot Pagina 2 van 2

49 Ontwerp Nr. IV / 8 De raad van de gemeente De Wolden, Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 maart 2015; gelet op artikel 213 van de Gemeentewet; besluit vast te stellen de volgende verordening: Verordening voor de controle op het financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente De Wolden. Artikel 1 Opdrachtverlening accountantscontrole 1. De accountantscontrole van de jaarrekening als bedoeld in artikel 213, lid 2, Gemeentewet, wordt opgedragen aan een door de raad te benoemen accountant. 2. Het college bereidt in overleg met de raad de aanbesteding van de accountantscontrole voor. 3. De raad stelt voor de aanbesteding van de accountantscontrole het programma van eisen vast. 4. In geval van Europese aanbesteding van de accountantscontrole stelt de raad voor de selectie van de accountant de selectiecriteria vast en per selectiecriterium de bijbehorende weging vast. Artikel 2 Informatieverstrekking door college 1. Het college is verantwoordelijk voor de samenstelling van de jaarrekening conform de geldende interne - en externe wet- en regelgeving en overlegt deze aan de accountant voor controle. 2. Het college draagt er zorg voor, dat alle aan de jaarrekening ten grondslag liggende verordeningen, nota s, collegebesluiten, deelverantwoordingen, administraties, plannen, overeenkomsten, berekeningen e.d. voor de accountant ter inzage liggen en goed toegankelijk zijn. 3. Bij de jaarrekening bevestigt het college schriftelijk aan de accountant, dat alle hem bekende informatie van belang voor de oordeelsvorming van de accountant is verstrekt. 4. Het college overlegt de gecontroleerde jaarrekening samen met de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen voor uiterlijk 1 juni aan de raad. 5. Alle informatie die na afgifte van de accountantsverklaring en voor behandeling van de jaarrekening in de raad beschikbaar komt en die van invloed is op het beeld dat de jaarrekening geeft, wordt terstond door het college aan de raad en de accountant gemeld. Artikel 3 Inrichting accountantscontrole 1. De accountant bepaalt binnen het kader van de opdrachtverlening de wijze, waarop de accountantscontrole wordt ingericht, alsmede de aard en de omvang van de daarbij behorende werkzaamheden. 2. De accountant bepaalt binnen het kader van de opdrachtverlening de frequentie van de uit te voeren controles. De accountant kan de controlewerkzaamheden zonder voorafgaande kennisgeving uitvoeren. 3. Ter bevordering van een efficiënte en doeltreffende accountantscontrole vindt periodiek (afstemmings-)overleg plaats tussen de accountant en (een vertegenwoordiger uit) de raad, (een vertegenwoordiger van) de rekenkamerfunctie, de griffier, de portefeuillehouder financiën en de gemeentesecretaris. 1

50 Artikel 4 Toegang tot informatie 1. De accountant is bevoegd tot het opnemen van alle kassen, waardepapieren en voorraden en het inzien van alle boeken, notulen, brieven, computerbestanden en overige bescheiden waarvan hij inzage voor de accountantscontrole nodig oordeelt. 2. De accountant is bevoegd om van alle ambtenaren mondelinge en schriftelijke inlichtingen en verklaringen te verlangen die hij voor de uitvoering van zijn opdracht denkt nodig te hebben. Het college draagt er zorg voor, dat de desbetreffende ambtenaren hieraan hun medewerking verlenen. 3. Het college draagt er zorg voor, dat de ambtenaren van de gemeente zijn gehouden de accountant alle informatie te verstrekken, opdat de accountant zich een juist en volledig oordeel kan vormen over de rechtmatige totstandkoming van baten, lasten en balansmutaties en het gevoerde beheer en over de getrouwheid van de daarover verstrekte informatie. Artikel 5 Overige controles en opdrachten 1. Het college kan de door de raad benoemde accountant opdracht geven tot het uitvoeren van specifieke werkzaamheden met betrekking tot de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid voor zover de onafhankelijkheid van de accountant daarmee niet in het geding komt. 2. Het college draagt de zorg voor de uitvoering van het beleid betreffende de specifieke uitkeringen volgens de eisen van rechtmatigheid van de ministeries. Het college is voor de controle van de rechtmatige besteding van specifieke uitkeringen bevoegd de opdracht te verlenen aan een andere dan de door de raad benoemde accountant, indien dit in het belang van de gemeente is. 3. Het college draagt de zorg voor de verantwoording aan derden (Belastingdienst, ABP, Sociale verzekeringsbank, e.d.) en neemt hierbij de gestelde controle-eisen in acht. Indien een deel van deze verantwoording dient te worden uitgevoerd door een accountant, is het college bevoegd hiervoor de opdracht verlenen aan een andere dan de door de raad benoemde accountant, indien dit in het belang van de gemeente is. Artikel 6 Rapportering 1. Indien de accountant bij een controle afwijkingen constateert die leiden tot het niet afgeven van een goedkeurende verklaring, meldt hij deze terstond schriftelijk aan de raad en zendt een afschrift hiervan aan het college. 2. In aanvulling op het in de wet voorgeschreven verslag van bevindingen brengt de accountant over de door hem uitgevoerde (deel-)controles verslag uit over zijn bevindingen van niet van bestuurlijk belang aan de ambtenaar van wie het geldelijk beheer, de administratie en of de beheersdaden zijn gecontroleerd, het hoofd van de afdeling waar de ambtenaar werkzaam is, de gemeentesecretaris, dan wel andere daarvoor in aanmerking komende ambtenaren. 3. De accountantsverklaring en het verslag van bevindingen worden voor verzending aan de raad door de accountant aan het college voorgelegd met de mogelijkheid voor het college om op deze stukken te reageren. 4. De accountant bespreekt voorafgaand aan de raadsbehandeling van de jaarstukken het verslag van bevindingen met (een voor dit doel door de raad ingestelde vertegenwoordiging van) de raad. Artikel 7. Intrekken oude verordening en overgangsrecht De "Controleverordening 2005 gemeente De Wolden" wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt. 2

51 Artikel 8 Inwerkingtreding en citeertitel Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2015, met dien verstande dat zij van toepassing is op de accountantscontrole van de jaarrekening (en deelverantwoordingen) van het verslagjaar 2015 en later. Deze verordening wordt aangehaald als Controleverordening 2015 gemeente De Wolden. Zuidwolde, 26 maart 2015 De raad voornoemd, griffier, drs. I.J. Gehrke voorzitter, R.T. de Groot 3

52 Voorstel voor de Raad Datum raadsvergadering : 26 maart 2015 Agendapuntnummer : IV, punt 9 Besluitnummer : 1733 Portefeuillehouder : Wethouder Mirjam Pauwels Aan de gemeenteraad Onderwerp: Vaststelling Verordening Voorzieningen Huisvesting Onderwijs. Samenvatting: Met ingang van 1 januari 2015 is een aantal onderwijswetten gewijzigd. Deze wijzigingen betreffen de afdelingen Voorzieningen in de huisvesting. Hiermee is de zorgplicht voor het buitenonderhoud en aanpassing van schoolgebouwen bij de schoolbesturen gelegd. Vanaf 1 januari 2015 ontvangen de schoolbesturen hiervoor een vergoeding van het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap. Fase van besluitvorming: Besluitvormend. Ontwerpbesluit: Vast te stellen de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente De Wolden. Inleiding en aanleiding: Inleiding: In de verordening voorzieningen huisvesting onderwijs is geregeld voor welke voorzieningen door een schoolbestuur aanvragen kunnen worden ingediend. Omdat de verantwoordelijkheden met ingang van 1 januari 2015 zijn gewijzigd dient de verordening hierop aangepast te worden. Aanleiding: De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft een herziene modelverordening voorzieningen huisvesting onderwijs samengesteld. Deze modelverordening is tot stand gekomen in overleg met vertegenwoordigers van landelijke besturenorganisaties. Problemen of vraagstukken: Beschrijving probleem: Als gevolg van de wetswijziging is de gemeente niet meer verantwoordelijk voor het buitenonderhoud en aanpassing van schoolgebouwen. De gemeente blijft wel verantwoordelijk voor nieuwbouw, uitbreiding en schade als gevolg van calamiteiten. De verordening voorzieningen huisvesting onderwijs moet hierop worden afgestemd. Beoogd effect: Met de vaststelling van de nieuwe verordening wordt voldaan de gewijzigde wetgeving. Ontwerpbesluit: toelichting en argumentatie: Toelichting ontwerpbesluit: In de nieuwe modelverordening zijn naast de noodzakelijke aanpassingen ook vereenvoudigingen en tekstuele verbeteringen aangebracht. De voorgestelde wijzigingen Pagina 1 van 2

53 zijn besproken met de PO-raad en de VO-raad. Beide organisaties hebben ingestemd met de voorgenomen wijzigingen. Argumenten ontwerpbesluit: De modelverordening van de VNG kent een aantal artikelen waar het aan de gemeente is om keuzes te maken. Dat maakt het mogelijk om de verordening af te stemmen op lokale situaties. Bepalingen of zinsneden die betrekking hebben op een onderwijssector die niet in de gemeente aanwezig is zijn achterwege gelaten. In de gemeente De Wolden is uitsluitend basisonderwijs Kanttekeningen: De nu voorliggende conceptverordening is besproken met vertegenwoordigers van de schoolbesturen in de gemeente De Wolden. Zij hebben hiermee ingestemd. Alternatief beleid: De herziening van de verordening voorzieningen huisvesting onderwijs is het gevolg van een wetswijziging. Er is derhalve geen alternatief. Financiële effecten: De herziening van de verordening heeft geen financiële gevolgen. De financiële gevolgen van de overheveling voor de gemeente zijn reeds verwerkt in de gemeentebegroting Personele effecten: N.v.t. Met de vaststelling van de herziene verordening voldoet de gemeente aan de wettelijke verplichting. Er worden verder geen juridische effecten verwacht. Participatie- en communicatieparagraaf: (in te vullen aan de hand van de menukaart) De verordening wordt na vaststelling op de gebruikelijke wijze gepubliceerd en aan de schoolbesturen toegezonden. Fatale termijnen: N.v.t. Aanpak en uitvoering: N.v.t. Bijlagen: - Beoordelingscriteria noodzaak aangevraagde voorzieningen; - Toelichting Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs. Zuidwolde, 13 maart 2015 Burgemeester en wethouders van De Wolden, secretaris Nanne Kramer burgemeester Roger de Groot Pagina 2 van 2

54 Ontwerp Nr. IV / 9 De raad van de gemeente DE WOLDEN; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 maart 2015; overwegende dat de vertegenwoordigers van de schoolbesturen in de gemeente De Wolden hebben ingestemd met de conceptverordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente De Wolden; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 102 van de Wet op het primair onderwijs; Besluit: vast te stellen de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente De Wolden, Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Artikel 1. Begripsbepalingen In deze verordening wordt verstaan onder: - aanvraag: verzoek om het bekostigen van een voorziening of om het bekostigen van een voorbereidingskrediet; - aanvrager: het bevoegd gezag dat een aanvraag indient; - advies Onderwijsraad: advies van de Onderwijsraad als bedoeld in artikel 95, negende lid, van de Wet op het primair onderwijs; - bevoegd gezag: bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs bekostigde openbare of bijzondere school die geheel of gedeeltelijk gehuisvest is in een gebouw dat zich bevindt op het grondgebied van de gemeente; - lokaal bewegingsonderwijs: ruimte die geschikt is voor het bewegingsonderwijs; - minister: minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap; - nevenvestiging: deel van een school dat door de minister op grond van artikel 85 van de Wet op het primair onderwijs voor bekostiging in aanmerking is gebracht; - overzicht: overzicht als bedoeld in artikel 96 van de Wet op het primair onderwijs; - permanent gebouw: ruimte die door de keuze van het ontwerp en de aard van de constructie en materialen tenminste 60 jaar als volwaardige huisvesting voor het onderwijs kan functioneren; - programma: programma als bedoeld in artikel in artikel 95 Wet op het primair onderwijs; - school: school voor basisonderwijs of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs; - tijdelijk gebouw: al dan niet verplaatsbare ruimte die door de keuze van het ontwerp en de aard van de constructie en materialen minstens 15 jaar als volwaardige huisvesting voor het onderwijs kan functioneren; - verhuur: gebruik van een onderwijsgebouw door derden, niet zijnde onderwijsgebruik of gebruik voor culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden; - voor blijvend gebruik bestemde voorziening: voorziening die volgens de uitkomst van de prognose als bedoeld in bijlage II minimaal 15 jaar noodzakelijk is; - voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening: voorziening die volgens de uitkomst van de prognose als bedoeld in bijlage II maximaal 15 jaar noodzakelijk is; - voorziening: voorzieningen in de huisvesting als bedoeld in artikel 2. Pagina 1 van 10

55 Artikel 2. Omschrijving voorzieningen in de huisvesting Bij het toepassen van deze verordening worden de volgende voorzieningen onderscheiden: a. voor blijvend of voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen, bestaande uit: 1. nieuwbouw voor een school die voor het eerst door het rijk voor bekostiging in aanmerking is gebracht, of nieuwbouw om een gebouw waarin een school is gehuisvest geheel of gedeeltelijk te vervangen, al dan niet op dezelfde locatie; 2. uitbreiding van een gebouw waarin een school is gehuisvest; 3. het geheel of gedeeltelijk in gebruik nemen van een bestaand gebouw voor het huisvesten van een school; 4. verplaatsing van een of meer bestaande tijdelijke gebouwen voor het huisvesten van een school; 5. terrein voor zover nodig voor het realiseren van een voorziening als bedoeld in 1 tot en met 4 ; 6. inrichting met onderwijsleerpakket voor zover deze nog niet eerder door het rijk of de gemeente is bekostigd; 7. inrichting met meubilair voor zover dit nog niet eerder door het rijk of de gemeente is bekostigd; 8. medegebruik van een ruimte voor het onderwijs in een gebouw dat al bij een andere school in gebruik is of van een lokaal bewegingsonderwijs; b. herstel van constructiefouten bestaande uit schade aan een gebouw veroorzaakt door eigen gebrek of eigen bederf, evenals uit kosten gemoeid met het voorkomen van nog niet zichtbare materiële schade onmiddellijk voortvloeiend uit ontwerpfouten, uitvoeringsfouten of wanprestatie; c. herstel en vervanging in verband met schade aan gebouw, onderwijsleerpakket of meubilair ingeval van bijzondere omstandigheden; Artikel 3. Voorbereidingskrediet Voor voorzieningen als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 1 en 2, kan een aanvraag voor het bekostigen van de kosten voor het opstellen van een aanbestedingsgereed bouwplan worden ingediend. Artikel 4. Vaststellen vergoeding voorzieningen 1. Voor voorzieningen als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 1, 2, 6,7 en 8, wordt de vergoeding vastgesteld overeenkomstig de in bijlage IV opgenomen normbedragen; 2. Voor andere voorzieningen dan bedoeld in het eerste lid wordt de vergoeding vastgesteld op de feitelijke kosten; 3. De vergoeding voor een voorbereidingskrediet als bedoeld in artikel 3 wordt vastgesteld op 8 procent van het geraamde investeringsbedrag. Artikel 5. Informatieverstrekking Het bevoegd gezag verstrekt aan het college de gegevens die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van het bepaalde in deze verordening. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld formulier. Hoofdstuk 2. Programma en overzicht Paragraaf 2.1 Aanvragen programma Artikel 6. Indienen aanvraag 1. Een aanvraag om opname van een voorziening op het programma wordt door Het bevoegd gezag bij het college ingediend en moet uiterlijk 31 januari van het jaar waarin van het betreffende programma wordt vastgesteld zijn ontvangen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld formulier; 2. Aanvragen die na deze datum worden ontvangen neemt het college niet in behandeling. Pagina 2 van 10

56 Artikel 7. Inhoud aanvraag; gelegenheid tot aanvullen aanvraag; niet behandelen onvolledige aanvraag 1. Een aanvraag vermeldt in ieder geval: a. de naam en het adres van de aanvrager; b. de dagtekening; d. de naam van de school en, als dit van toepassing is, het gebouw waarvoor de voorziening is bestemd; d. de voorziening die wordt aangevraagd; e. de onderbouwing van de noodzaak en de omvang van de gewenste voorziening, bestaande uit: 1. een prognose van het te verwachten aantal leerlingen van de school voor basisonderwijs, als het betreft een aanvraag voor een voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 1, 2, 3, 6, 7 of 8, onder de voorwaarde dat de prognose overeenkomstig bijlage II is vastgesteld, tenzij door het college, al dan niet in samenwerking met de bevoegde gezagsorganen van een school voor basisonderwijs, een actuele prognose is opgesteld, welke door het bevoegd gezag wordt onderschreven; 2. als de aanvraag betrekking heeft op het geheel of gedeeltelijk bekostigen van vervangende nieuwbouw van een gebouw als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 1, of herstel van een constructiefout als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, een bouwkundige rapportage die voldoet aan de eisen NEN 2767, zodat de noodzaak van de gevraagde voorziening kan worden vastgesteld; 3. als de aanvraag betrekking heeft op het bekostigen van een voorziening waarvoor de vergoeding wordt vastgesteld op de feitelijke kosten, een begroting van de noodzakelijke kosten voor het bekostigen van de voorziening of, als de aanvraag betrekking heeft op het bekostigen van een voorbereidingskrediet als bedoeld in artikel 3, een kostenbegroting. f. de geplande aanvangsdatum van uitvoering van de voorziening, en als het een voorziening betreft als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 1. tot en met 5., de aanduiding van de gewenste plaats waar de voorziening moet worden gerealiseerd. 2. Het college stelt de aanvrager voor 15 februari schriftelijk op de hoogte als gegevens als bedoeld in het eerste of tweede lid ontbreken. De aanvrager heeft tot 15 maart (de hersteldatum) de gelegenheid de ontbrekende gegevens aan te vullen. Als dit niet gebeurt, neemt het college de aanvraag niet in behandeling. 3. Als een door het college in behandeling genomen aanvraag mede is gebaseerd op het aantal leerlingen van de betrokken school op 1 oktober van het jaar waarin het programma wordt vastgesteld, is de aanvrager verplicht dat aantal voor 15 oktober te registeren in de Basisregistratie Onderwijs bij de Dienst Uitvoering Onderwijs. Heeft aanvrager de registratie niet binnen de gestelde termijn gerealiseerd, dan deelt het college dit schriftelijk mede aan de aanvrager en heeft de aanvrager de gelegenheid dit alsnog te doen binnen drie dagen na de datum van ontvangst van de mededeling. Als de registratie niet alsnog binnen drie dagen is verstrekt, neemt het college de aanvraag niet in behandeling. Artikel 8. Opgave ingediende aanvragen Het college verstrekt aan de bevoegde gezagsorganen voor 15 mei een opgave van de aanvragen die overeenkomstig artikel 6 zijn ingediend en geeft daarbij aan welke niet in behandeling worden genomen. Paragraaf 2.2 Overleg voorafgaand aan vaststellen programma en overzicht Artikel 9. Toelichting aanvraag; overleg over ingediende begroting 1. Het college of een aanvrager kan verzoeken een aanvraag nader toe te lichten. Dit overleg vindt plaats binnen 2 maanden na de hersteldatum, bedoeld in artikel 7, Pagina 3 van 10

57 tweede lid. 2. Het college treedt in overleg met de aanvrager als de aanvraag betrekking heeft op een voorziening waarvoor de vergoeding wordt vastgesteld op de feitelijke kosten en het college van oordeel is dat de door de aanvrager overgelegde kostenbegroting moet worden aangepast. 3. Het college vermeldt in het voorstel tot het vaststellen van het bekostigingsplafond, het programma en het overzicht, bedoeld in paragraaf 2.3: a. de hoogte van het geraamde bedrag, waarvan voor de aangevraagde voorziening wordt uitgegaan, en b. als dit van toepassing is, de redenen waarom in het overleg geen overeenstemming c. is bereikt over de hoogte van het geraamde bedrag. Artikel 10. Overleg programma en overzicht; advies Onderwijsraad 1. Voordat het college het programma en het overzicht vaststelt, worden de bevoegde gezagsorganen in een overleg in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de voorgenomen inhoud van dat voorstel naar voren te brengen; 2. Dit overleg vindt plaatst uiterlijk1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop het vast te stellen programma betrekking heeft. De bevoegde gezagsorganen worden tenminste 2 weken voor de door het college vastgestelde datum schriftelijk in kennis gesteld van het tijdstip van het overleg en de voorgenomen inhoud van het voorstel; 3. De bevoegde gezagsorganen die niet deelnemen aan het overleg kunnen voor het overleg hun zienswijzen schriftelijk kenbaar maken aan het college. Het college stelt de deelnemers aan het overleg van deze zienswijzen in kennis; 4. Het college maakt een verslag van de in het overleg door de bevoegde gezagsorganen naar voren gebrachte zienswijzen. De overeenkomstig het vorige lid ingediende zienswijzen en de reactie van het college hierop worden opgenomen in het verslag. Het verslag wordt binnen een maand na het overleg toegezonden aan alle bevoegde gezagsorganen; 5. Een bevoegd gezag en het college kunnen de Onderwijsraad verzoeken een advies uit te brengen over het conceptprogramma. Het verzoek bevat een schriftelijk gemotiveerde omschrijving van de onderwerpen waarover advies wordt verwacht. Het advies dient betrekking te hebben op de relatie tussen de voorgenomen inhoud van het programma en de vrijheid van richting en inrichting. Het verzoek en de daarover naar voren gebrachte zienswijzen worden opgenomen in het verslag, bedoeld in het vierde lid; 6. Het college is belast met het indienen van een verzoek om advies bij de Onderwijsraad. Het college zorgt ervoor dat de Onderwijsraad alle stukken ontvangt die nodig zijn voor het beoordelen van het verzoek, waaronder het verslag, bedoeld in het vierde lid; 7. Een afschrift van het door de Onderwijsraad uitgebrachte advies wordt zo spoedig mogelijk door het college toegezonden aan de bevoegde gezagsorganen. Als het advies zou leiden tot één of meer inhoudelijke bijstellingen van de voorgenomen inhoud van het programma worden de bevoegde gezagsorganen door het college bij het toezenden van het afschrift van het advies uitgenodigd voor een nader overleg. In alle andere gevallen beoordeelt het college of nader bestuurlijk overleg over het advies van de Onderwijsraad noodzakelijk is. Het college geeft dit aan bij het toezenden van het afschrift van het advies; 8. Nader overleg als bedoeld in het vorige lid vindt plaats binnen 2 weken nadat het advies van de Onderwijsraad aan de bevoegde gezagsorganen is gezonden. Het college maakt van dit overleg een verslag en voegt dit toe aan het verslag, bedoeld in het vierde lid. Paragraaf 2.3 Vaststellen bekostigingsplafond, programma en overzicht Pagina 4 van 10

58 Artikel 11. Tijdstip vaststellen bekostigingsplafond, programma en overzicht 1. Het college stelt het bekostigingsplafond vast voor de vergoeding van de aangevraagde voorzieningen. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden naar onderwijssoort of per voorziening. 2. Het programma en het overzicht worden vastgesteld op uiterlijk 31 december voorafgaande aan het jaar waarop het programma betrekking heeft. Artikel 12. Bekendmaken besluiten vaststellen bekostigingsplafond, programma en overzicht 1. De besluiten tot het vaststellen van het bekostigingsplafond, het programma en het overzicht worden door het college binnen 2 weken na de datum waarop het besluit is genomen bekend gemaakt door het toezenden of uitreiken van het besluit aan de aanvragers. Gelijktijdig stelt het college de overige bevoegde gezagsorganen schriftelijk in kennis van de genomen besluiten. 2. De besluiten worden gelijktijdig met de bekendmaking ter inzage gelegd. Paragraaf 2.4 Uitvoeren programma Artikel 13. Overleg wijze van uitvoering 1. Binnen vier weken nadat het programma is vastgesteld treedt het college in overleg met de aanvrager over de wijze waarop de op het programma geplaatste voorziening wordt uitgevoerd. In dit overleg wordt alle informatie verstrekt die nodig is voor het uitvoeren van de voorziening en worden, voor zover van toepassing, afspraken gemaakt over: a. het bouwheerschap, bedoeld in artikel 103 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 101 van de Wet op de expertisecentra en artikel 76n van de Wet op het voortgezet onderwijs; b. het tijdstip waarop het bouwplan en de begroting door de aanvrager worden ingediend; c. als dit van toepassing is, een andere wijze waarop de toegekende voorziening wordt uitgevoerd, met inachtneming van het beschikbaar te stellen bedrag; d. de wijze waarop het college het bouwplan en de begroting toetst, en of het naar het oordeel van het college noodzakelijk is bij het toetsen van het bouwplan en de begroting rekening te houden met feiten en omstandigheden die gewijzigd zijn ten opzichte van het moment waarop het programma is vastgesteld, waardoor het eerder genomen besluit kan worden herzien; e. de controle op en het afleggen van verantwoording over het besteden van de beschikbaar te stellen middelen; f. de wijze waarop de aanbesteding plaatsvindt; g. de mogelijkheid om vooruitlopend op het aanvragen van het totale investeringskrediet een bedrag aan te vragen voor de kosten van voorbereiding van het bouwplan 2. De inhoud van de afspraken of het feit dat het overleg niet tot overeenstemming heeft geleid legt het college schriftelijk vast in een verslag. De aanvrager ontvangt het verslag binnen 4 weken na het overleg. Als de aanvrager niet binnen twee weken nadat het verslag is ontvangen schriftelijk reageert, wordt, afhankelijk van de inhoud van het vastgestelde verslag, geacht overeenstemming of geen overeenstemming te zijn bereikt. 3. Bij het toepassen van artikel 14, tweede lid, neemt het college binnen 4 weken nadat overeenstemming is bereikt een beslissing over het tijdstip waarop de bekostiging aanvangt. Het bepaalde in artikel 15 is daarbij van overeenkomstige toepassing. 4. Als in het overleg geen overeenstemming is bereikt, deelt het college dit binnen 4 weken nadat het verslag is vastgesteld schriftelijk mede aan de aanvrager en vermeldt gelijktijdig dat het bekostigen van de uitvoering van de voorziening wordt opgeschort. Pagina 5 van 10

59 Artikel 14. Instemmen bouwplannen en begroting; tijdstip aanvang bekostiging; toetsen wettelijke voorschriften en nieuwe feiten en omstandigheden; overleggen offertes 1. Nadat overeenstemming als bedoeld in artikel 13, tweede lid, is bereikt dient het bevoegd gezag het bouwplan en, als de voorziening wordt bekostigd op basis van de feitelijke kosten, de bijbehorende begroting in bij het college. Het bevoegd gezag houdt daarbij rekening met de hierover gemaakte afspraken, bedoeld in artikel 13, eerste lid. Gelijktijdig vermeldt het bevoegd gezag het tijdstip waarop de bekostiging kan starten. Het college moet instemmen met het bouwplan en de begroting voordat een bouwopdracht wordt verleend. 2. Het college beslist binnen 6 weken nadat de stukken zijn ontvangen over de bouwplannen, de desbetreffende begroting en het tijdstip waarop de bekostiging start. Het college kan, onder mededeling daarvan aan de aanvrager, deze termijn verlengen met 3 weken. Als niet binnen de gestelde termijn is besloten, wordt geacht instemming te zijn verleend met de bouwplannen en de begroting en start de bekostiging op het door de aanvrager aangegeven tijdstip. Het college stelt de aanvrager binnen 2 weken na de datum van de beslissing over het bouwplan, de desbetreffende begroting en het tijdstip waarop de bekostiging start respectievelijk na de datum waarop de instemming geacht wordt te zijn verleend hiervan schriftelijk in kennis. 3. De vergoeding op basis van de feitelijke kosten wordt vastgesteld op basis van de economisch meest voordelige inschrijving. Artikel 15. Aanvang bekostiging Het college kan bij de beslissing over het tijdstip waarop de bekostiging start bepalen dat de gelden in termijnen betaald worden. Het betalen van de gelden vindt telkens plaats op een zodanig tijdstip dat de aanvrager kan voldoen aan de financiële verplichtingen die voortkomen uit het realiseren van de op het programma geplaatste voorziening. Artikel 16. Vervallen aanspraak op bekostiging 1. Voor 1 oktober van het jaar waarop het programma betrekking heeft geeft de aanvrager een bouwopdracht of sluit hij een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst af. Hiervan zendt hij voor 15 oktober een afschrift aan het college. De aanspraak op bekostiging vervalt als niet aan deze verplichtingen wordt voldaan. 2. De in het eerste lid bedoelde: a. bouwopdrachten en overeenkomsten zijn onherroepelijk; b. bouwopdrachten vermelden de aanvangsdatum van het werk en de termijn, uitgedrukt in het aantal werkbare dagen, waarbinnen het werk wordt opgeleverd; c. huur- of erfpachtovereenkomsten vermelden de datum van inwerkingtreding, alsmede de duur van de overeenkomst; d. koopovereenkomsten vermelden de datum van aankoop. 3. De aanspraak op bekostiging vervalt niet als het overschrijden van de in het eerste lid bedoelde termijn veroorzaakt wordt door: a. bijzondere omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen, en b. de aanvrager voor 1 september een schriftelijk gemotiveerd verzoek tot het verlengen van de termijn heeft ingediend bij het college. 4. Het college beslist voor 15 september op een verzoek tot het verlengen van de termijn. Bij inwilliging van het verzoek wordt in het besluit aangegeven tot welke datum de termijn wordt verlengd. Hoofdstuk 3. Aanvragen met spoedeisend karakter Paragraaf 3.1 Aanvraag Artikel 17. Indienen aanvraag Een aanvraag tot het bekostigen van een voorziening die gelet op de voortgang van het onderwijs geen uitstel kan lijden, wordt binnen 2 weken na het ontstaan van de Pagina 6 van 10

60 calamiteit ingediend bij het college. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld formulier. Artikel 18. Inhoud aanvraag 1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 17 vermeldt naast de gegevens genoemd in artikel 7, eerste lid, de omstandigheden waarom de voorziening spoedeisend wordt geacht. 2. Het college stelt de aanvrager binnen 2 weken na de datum waarop de aanvraag is ingediend schriftelijk op de hoogte als gegevens als bedoeld in het eerste lid ontbreken. De aanvrager heeft vervolgens 2 weken om de ontbrekende gegevens aan te vullen. Als dit niet gebeurt, neemt het college de aanvraag niet in behandeling. Paragraaf 3.2 Beoordelen aanvraag; uitvoeren besluit Artikel 19. Tijdstip beslissing 1. Het college beslist binnen 4 weken nadat de aanvraag is ontvangen of, binnen 4 weken nadat de aanvullende gegevens zijn verstrekt of hadden moeten zijn verstrekt. 2. Als een beschikking niet binnen de gestelde termijn kan worden gegeven, deelt het college dit aan de aanvrager schriftelijk mede en noemt daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien. 3. Het college stelt de aanvrager binnen 2 weken na de datum van de beslissing schriftelijk van de beslissing in kennis. Artikel 20. Uitvoeren beslissing 1. Na het bekendmaken van een beslissing als bedoeld in artikel 19, eerste lid, waarbij een vergoeding is toegewezen, treedt het college zo spoedig mogelijk in overleg met de aanvrager over de wijze waarop de voorziening wordt uitgevoerd. Het bepaalde in de artikelen 13, 14, 15 en 16, tweede tot en met vierde lid, is daarbij van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van de termijn, bedoeld in artikel 14, tweede lid, eerste volzin, een termijn van 3 weken geldt. 2. Binnen drie maanden na bekendmaking van een beslissing als bedoeld in het eerste lid geeft de aanvrager een bouwopdracht of sluit hij een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst af. Hiervan zendt hij binnen twee weken een afschrift aan het college. De aanspraak op bekostiging vervalt als niet aan deze verplichtingen wordt voldaan. Hoofdstuk 4. Medegebruik en verhuur Paragraaf 4.1 Medegebruik voor onderwijs of educatie Artikel 21. Aanduiden omstandigheden Het college kan overgaan tot het vorderen van een gedeelte van een voor een school bestemd gebouw of terrein als: a. door medegebruik aan de behoefte aan huisvesting kan worden voorzien van een school waarbij overeenkomstig bijlage III, deel C, een aanvullende ruimtebehoefte is vastgesteld en het bevoegd gezag van die school een aanvraag als bedoeld in de artikelen 6 of 17 heeft ingediend; b. leegstand is vastgesteld in een lesgebouw van een school; c. leegstand is vastgesteld in een lokaal bewegingsonderwijs van een school; Artikel 22. Omschrijving leegstand 1. Er is sprake van leegstand in een schoolgebouw als overeenkomstig bijlage III, deel C, is vastgesteld dat de vastgestelde capaciteit van het gebouw groter is dan de vastgestelde ruimtebehoefte. 2. Er is sprake van leegstand in een lokaal bewegingsonderwijs als het lokaal wordt gebruikt door een of meer scholen voor basisonderwijs en de som van het aantal klokuren gebruik dat door het college is vastgesteld minder is dan 40 klokuren; Pagina 7 van 10

61 Artikel 23. Nalaten vorderen Het college vordert geen medegebruik als het bevoegd gezag de leegstand van het gebouw waarin het beoogde medegebruik moet plaatsvinden, in gebruik heeft gegeven aan een andere school of scholen voor het onderwijs aan die school of scholen, tenzij dat gebruik kan plaatsvinden in de voor die scholen al beschikbare huisvestingscapaciteit. Artikel 24. Overleg en mededeling 1. Voordat het college overgaat tot vorderen in het kader van een aanvraag als bedoeld in artikel 6 overlegt het daarover met de betrokken bevoegde gezagsorganen tijdens het overleg als bedoeld in artikel Voordat het college overgaat tot vorderen in het kader van een aanvraag als bedoeld in artikel 17, overlegt het daarover zo spoedig mogelijk met de betrokken bevoegde gezagsorganen. 3. Binnen 4 weken nadat het programma is vastgesteld of binnen 1 week na het overleg, bedoeld in het vorige lid, deelt het college het bevoegd gezag waarvan gevorderd wordt schriftelijk mede dat gevorderd wordt. 4. De schriftelijke mededeling van het college bevat in ieder geval: a. de naam van de school en het bevoegd gezag waarvoor wordt gevorderd; b. een aanduiding van het aantal leerlingen waarvoor gevorderd wordt of, als het betreft het bewegingsonderwijsonderwijs, het aantal klokuren dat gevorderd wordt; c. het gebouw waarop de vordering betrekking heeft; d. het aantal vierkante meters bruto vloeroppervlakte dat gevorderd wordt; e. de periode waarvoor gevorderd wordt, en f. de ingangsdatum van het medegebruik. Artikel 25. Vergoeding 1. De betrokken bevoegde gezagsorganen stellen in onderling overleg de vergoeding voor het medegebruik vast. Hierbij wordt als uitgangspunt genomen dat de vergoeding kostendekkend dient te zijn. 2. Als geen overeenstemming wordt bereikt, wordt de vergoeding vastgesteld op basis van het bedrag dat voor elke groep bij meer dan zes groepen ter beschikking wordt gesteld binnen de groepsafhankelijke programma's van eisen voor het basisonderwijs, zoals jaarlijks wordt bekendgemaakt door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Paragraaf 4.2 Medegebruik voor culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden Artikel 26. Overleg en mededeling 1. Voordat het college overgaat tot vorderen overlegt het college met het bevoegd gezag. 2. In het overleg komt in ieder geval aan de orde: a. voor welke activiteit of activiteiten gevorderd wordt; b. of die activiteit of activiteiten zich verdragen met het onderwijs aan de in het gebouw gevestigde school; c. of maatregelen noodzakelijk zijn om te voorkomen dat het onderwijs aan de in het gebouw gevestigde school hinder van het medegebruik ondervindt; d. wat naar oordeel van het college en het bevoegd gezag een redelijke vergoeding voor het medegebruik is; e. de datum waarop het medegebruik redelijkerwijs aanvang kan nemen. 3. Binnen 4 weken na het overleg deelt het college het bevoegd gezag waarvan medegebruik gevorderd wordt schriftelijk mede dat gevorderd wordt. Als het overleg heeft geleid tot afspraken, worden ook deze opgenomen in de schriftelijke mededeling. Als het overleg niet tot volledige overeenstemming heeft geleid, dan bevat de mededeling de beslissing van het college over de punten waarover geen overeenstemming was bereikt. Pagina 8 van 10

62 Paragraaf 4.3 Verhuur Artikel 27. Verzoek toestemming college 1. Het bevoegd gezag verzoekt het college schriftelijk om toestemming als bedoeld in artikel 108, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs voordat een huurovereenkomst wordt gesloten. 2. Het verzoek bevat een aanduiding van de huurder en van de bestemming van de te verhuren ruimte. 3. Het college kan aan de toestemming de voorwaarde verbinden dat voor de verhuur een huur is verschuldigd. Hoofdstuk 5. Einde gebruik gebouwen en terreinen Artikel 28. Staat van onderhoud 1. Als het bevoegd gezag aan het college schriftelijk meldt dat een gebouw of terrein niet meer nodig is voor het huisvesten van een school stelt het college vast of er mogelijk sprake is van achterstallig onderhoud aan het gebouw of terrein. 2. Als het college vaststelt dat er sprake is van achterstallig onderhoud wordt voordat de eigendomsoverdracht plaatsvindt een staat van onderhoud opgemaakt. 3. De staat van onderhoud wordt na overleg met het bevoegd gezag opgemaakt in opdracht van het college. 4. Over de staat van onderhoud wordt overleg gevoerd met het bevoegd gezag. 5. Als uit de staat van onderhoud blijkt dat sprake is van achterstallig onderhoud wordt in het overleg vastgesteld welk deel hiervan voor rekening van het bevoegd gezag komt en of het bevoegd gezag opdracht verstrekt voor het uitvoeren van de werkzaamheden, of dat het bevoegd gezag een in overleg vast te stellen bedrag aan het college betaalt. Als geen overeenstemming wordt bereikt, stellen partijen vast welke handelwijze verder gevolgd wordt. 6. Het opmaken van een staat van onderhoud blijft achterwege als dit naar het oordeel van het college niet nodig is. Hoofdstuk 6. Gebruik lokaal bewegingsonderwijs door basisonderwijs Artikel 29. Mutaties aantal klokuren binnen beschikbare capaciteit, inroosteren en gebruik 1. Het college stelt jaarlijks voor 15 april voorlopig vast het aantal klokuren bewegingsonderwijs waarop een school voor basisonderwijs in het daaropvolgende schooljaar aanspraak maakt. 2. Grondslag voor het berekenen van het aantal klokuren is het aantal leerlingen dat op 1 oktober van het lopende schooljaar op de school staat ingeschreven. 3. Op basis van het aantal klokuren stelt het college voor 1 mei een rooster op voor het gebruik van de lokalen bewegingsonderwijs, waarbij het college rekening houdt met de volgende uitgangspunten: a. de afstanden in relatie tot de omvang van het onderwijsgebruik van een lokaal bewegingsonderwijs, bedoeld in bijlage I, deel B; b. een school waarvan het bevoegd gezag eigenaar is van het lokaal bewegingsonderwijs wordt voor de school als eerste ingeroosterd voor het lokaal bewegingsonderwijs, en c. het bewegingsonderwijs van een school wordt zoveel mogelijk ingeroosterd in één lokaal bewegingsonderwijs. 4. Het college stelt het bevoegd gezag, nadat het rooster voorlopig is vastgesteld, voor 15 mei in kennis van het rooster. Hierbij worden per school de volgende gegevens vermeld: a. het aantal klokuren waarvoor de school wordt ingeroosterd; b. het lokaal bewegingsonderwijs dat voor het bewegingsonderwijs is toegewezen, en c. de lestijden gedurende welke het onderwijsgebruik plaatsvindt. 5. De bevoegde gezagsorganen kunnen tot 1 juni reageren op het voorstel. Pagina 9 van 10

63 6. Op verzoek van de bevoegde gezagsorganen kan het college een overleg over het voorstel plannen. Dit overleg vindt plaats voor 15 juni. In het overleg kunnen de vertegenwoordigers van de bevoegde gezagsorganen reageren op het voorstel. 7. Het college stelt het rooster voor 1 juli definitief vast en houdt hierbij rekening met de reacties van de bevoegde gezagsorganen. 8. Het bevoegd gezag kan het college verzoeken meer klokuren in te roosteren dan het aantal klokuren dat door het college is vastgesteld. 9. Het college neemt een verzoek als bedoeld in het vorige lid uitsluitend in behandeling als daarvoor nog capaciteit beschikbaar is. Het aantal klokuren dat door het college extra wordt ingeroosterd komt voor rekening van het bevoegd gezag van de school. Hoofdstuk 7. Slotbepalingen Artikel 30. Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet In gevallen die de uitvoering van deze verordening betreffen en waarin deze verordening niet voorziet beslist het college. Artikel 31. Indexering Het college stelt jaarlijks de in het kader van deze verordening gehanteerde normbedragen voor de vergoeding van voorzieningen bij op basis van de in bijlage IV opgenomen systematiek van prijsbijstelling. Artikel 32. Intrekken oude verordening De bij raadsbesluit van 11 december 2008 vastgestelde Verordening voorziening huisvesting onderwijs gemeente De Wolden wordt ingetrokken. Artikel 33. Inwerkingtreding en citeertitel 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente De Wolden Zuidwolde, 26 maart 2015, De raad voornoemd, griffier, drs. I.J. Gehrke voorzitter, R.T. de Groot Pagina 10 van 10

64 Beoordelingscriteria noodzaak aangevraagde voorzieningen Deel A - Lesgebouwen De voorzieningen genoemd onder A.2 (vervangende bouw), A.3.1 (uitbreiding met één of meer leslokalen) en A.3.2 (uitbreiding met een speellokaal) worden niet noodzakelijk geacht voor dislocaties met een permanente bouwaard. Slechts in bijzondere omstandigheden kan dit, na overleg met het bevoegd gezag en ter beoordeling van het college plaatsvinden. A.1 Nieuwbouw Noodzaak van nieuwbouw is aanwezig als: a. de minister de desbetreffende school voor het eerst voor bekostiging in aanmerking brengt; b. de te huisvesten leerlingen aanwezig zijn of kunnen worden verwacht en: 1. als het een voor blijvend gebruik bestemde voorziening betreft een overeenkomstig bijlage II opgestelde prognose aantoont dat deze leerlingen gedurende tenminste 15 jaar kunnen worden verwacht, of 2. als het een voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening betreft een overeenkomstig bijlage II opgestelde prognose aantoont dat deze leerlingen gedurende tenminste 4 jaar kunnen worden verwacht, en c. geen gebouw beschikbaar is of komt dat geschikt is of geschikt te maken is als passende huisvesting voor de school, en d. het onmogelijk is om door medegebruik een passende huisvesting voor de school te realiseren. A.2 Vervangende bouw De noodzaak van vervangende bouw is aanwezig als: a. op grond van een overeenkomstig NEN 2767 opgestelde bouwkundige rapportage wordt vastgesteld dat onderhoud of aanpassen niet zal leiden tot de gewenste levensduurverlenging van tenminste 20 jaar; b. dit het gevolg is van een herschikkingsoperatie; c. dit het gevolg is van ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening en: 1. als het een voor blijvend gebruik bestemde voorziening betreft een overeenkomstig bijlage II opgestelde prognose aantoont dat dit aantal leerlingen gedurende tenminste 15 jaar aanwezig zijn of kunnen worden verwacht, of 2. als het een voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening betreft een overeenkomstig bijlage II opgestelde prognose aantoont dat dit aantal leerlingen gedurende tenminste 4 jaar aanwezig zijn of kunnen worden verwacht, en e. geen gebouw beschikbaar is of komt dat geschikt is of geschikt te maken is als passende huisvesting voor de school, en f. het onmogelijk is om door medegebruik een passende huisvesting voor de school te realiseren. A.3 Uitbreiding A.3.1 Uitbreiding schoolgebouw De noodzaak van het uitbreiden van een schoolgebouw is aanwezig als: a. de overeenkomstig bijlage III, deel A, vastgestelde capaciteit van een schoolgebouw van een school voor basisonderwijs kleiner is dan de overeenkomstig bijlage III, deel B, vastgestelde ruimtebehoefte en het verschil tussen de capaciteit en de ruimtebehoefte voor een school voor basisonderwijs gelijk of groter is dan de drempelwaarde, bedoeld in bijlage III, deel C, en b. daarnaast: 1

65 1. als het een voor blijvend gebruik bestemde voorziening betreft een overeenkomstig bijlage II opgestelde prognose aantoont dat dit aantal leerlingen gedurende minstens vijftien jaar kunnen worden verwacht, 2. als het een voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening betreft een overeenkomstig bijlage II opgestelde prognose aantoont dat dit aantal leerlingen gedurende minstens vier jaar aanwezig zijn of kunnen worden verwacht, of 3. de prognose op basis van de laatste teldatum voor het indienen van de aanvraag aantoont dat het aantal leerlingen dat aanwezig is niet voor ten hoogste vier jaar binnen het gebouw of de gebouwen kunnen worden gehuisvest, en c. geen gebouw beschikbaar is of komt dat geschikt is of geschikt te maken is als passende huisvesting voor de school, en d. het onmogelijk is om door medegebruik een passende huisvesting voor de school te realiseren. A.4 In gebruik nemen van een bestaand gebouw De noodzaak van het in gebruik nemen van een gebouw is aanwezig als: a. de minister de desbetreffende school voor het eerst voor bekostiging in aanmerking brengt of als het huidige gebouw moet worden vervangen of uitgebreid; b. de te huisvesten leerlingen aanwezig zijn of kunnen worden verwacht en: 1. als het een voor blijvend gebruik bestemde voorziening betreft een overeenkomstig bijlage II opgestelde prognose aantoont dat deze leerlingen gedurende minstens vijftien jaar kunnen worden verwacht, of 2. als het een voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening betreft een overeenkomstig bijlage II opgestelde prognose aantoont dat deze leerlingen gedurende minstens vier jaar kunnen worden verwacht, en c. geen gebouw beschikbaar is of komt dat geschikt is of geschikt te maken is als passende huisvesting voor de school; d. het onmogelijk is om door medegebruik een passende huisvesting voor de school te realiseren, en e. de kosten van het in gebruik nemen en aanpassen naar oordeel van het college in redelijke verhouding staan tot de kosten van vervangende bouw of uitbreiding. A.5 Verplaatsen tijdelijk gebouw De noodzaak van het verplaatsen van een tijdelijk gebouw is aanwezig als: a. er op basis van een overeenkomstig bijlage II opgestelde prognose een tijdelijke behoefte aan huisvesting voor minstens vier jaar is, waarin een beschikbaar leeg of leegkomend tijdelijk gebouw kan voorzien; b. geen gebouw beschikbaar is of komt dat geschikt is of geschikt te maken is als passende huisvesting voor de school; c. het onmogelijk is om door medegebruik een passende huisvesting voor de school te realiseren, en d. de kosten van het verplaatsen naar oordeel van het college in redelijke verhouding staan tot de kosten van een nieuwe tijdelijke voorziening voor hetzelfde aantal leerlingen en voor dezelfde tijdsduur. A.6 Terrein De noodzaak van het verwerven of uitbreiden van een terrein of een deel daarvan is aanwezig als het college heeft ingestemd met een voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 1 tot en met 4, en de oppervlakte van het bestaande terrein niet voldoende is om deze voorziening te realiseren. De oppervlakte van het terrein moet voldoen aan de minimumnormen, bedoeld in bijlage III, deel D. A.7 Eerste inrichting 1. De noodzaak van de eerste aanschaf van onderwijsleerpakket en meubilair ontstaat wanneer een voorziening wordt toegekend die uitbreiding van de totale huisvestingscapaciteit van de school tot gevolg heeft en deze niet voor 1 januari 2015 is bekostigd. 2

66 2. Bij fusie van scholen wordt uitsluitend uitbreiding van eerste aanschaf van onderwijsleerpakket, meubilair toegekend als het aantal leerlingen na de fusie groter is dan het totaal aantal leerlingen van de afzonderlijk aan de fusie deelnemende scholen. A.8 Medegebruik 1. De noodzaak van medegebruik van een school voor basisonderwijs is aanwezig als het verschil tussen de overeenkomstig bijlage III, deel A, vastgestelde capaciteit en de overeenkomstig bijlage III, deel B, vastgestelde ruimtebehoefte: a. gelijk of groter is dan de drempelwaarde, bedoeld in bijlage III, deel C, en b. een overeenkomstig bijlage II opgestelde prognose aantoont dat de overeenkomstig bijlage III, deel C, vastgestelde aanvullende ruimtebehoefte voor minimaal vier jaar noodzakelijk is. 2. Bepalend bij het beoordelen van de beschikbaarheid van een gebouw of ruimte voor medegebruik is een afstand van ten hoogste 2 km, gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg. A.9 Herstel van constructiefouten De noodzaak van herstel van constructiefouten is aanwezig als een bouwkundige rapportage uitwijst dat het gaat om constructiefouten die hersteld moeten worden. A.10 Vervangen of herstel van schade aan gebouw, onderwijsleerpakket en meubilair in geval van bijzondere omstandigheden De noodzaak van vervangen of herstel van een gebouw, onderwijsleerpakket of meubilair als gevolg van schade daaraan is aanwezig als door de opgetreden bijzondere omstandigheid het onderwijs in het desbetreffende gebouw wordt gehinderd. Deel B - Voorzieningen voor lokalen bewegingsonderwijs B.1 Nieuwbouw, vervangende nieuwbouw, uitbreiding en ingebruikneming. De noodzaak van: a. nieuwbouw is aanwezig als de minister de desbetreffende school voor het eerst voor bekostiging in aanmerking brengt; b. vervangende nieuwbouw is aanwezig op grond van een overeenkomstig NEN 2767 opgestelde bouwkundige rapportage wordt vastgesteld dat onderhoud of aanpassen niet zal leiden tot de gewenste levensduurverlenging van 20 jaar of dit het gevolg is van een herschikkingsoperatie; c. uitbreiding van een lokaal bewegingsonderwijs is aanwezig als de oppervlakte van de zaal kleiner is dan 140 vierkante meters en het effectief gebruik van het lokaal daardoor belemmerd wordt, of d. het in gebruik nemen van een lokaal bewegingsonderwijs is aanwezig als: 1. de minister de school voor het eerst voor bekostiging in aanmerking brengt; 2. het huidige gebouw overeenkomstig onderdeel b voor vervanging in aanmerking komt; of 3. de kosten van het in gebruik nemen en aanpassen naar oordeel van het college in redelijke verhouding staan tot de kosten van vervangende bouw, en e. het onmogelijk is gebruik te maken van één of meer lokalen bewegingsonderwijs of van binnen een redelijke termijn beschikbaar komende lokalen bewegingsonderwijs voor een school voor basisonderwijs bij noodzakelijk gebruik van: a. tenminste 20 klokuren binnen 2,5 km gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg; b. tenminste 15 klokuren binnen 5,0 km gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg; c. tenminste 5 klokuren binnen 10 km, gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg. Een overeenkomstig bijlage II opgestelde prognose aantoont dat gedurende ten minste vijftien jaar de groepen leerlingen waarvoor het door het college vastgestelde aantal klokuren noodzakelijk is, aanwezig zijn of verwacht kunnen worden. 3

67 B.2 Terrein De noodzaak van het verwerven of uitbreiden van een terrein of een deel daarvan is aanwezig als voor het realiseren van de nieuwbouw of de uitbreiding geen of onvoldoende terrein aanwezig is. B.3 Eerste inrichting De noodzaak van eerste inrichting bewegingsonderwijs is aanwezig als: a. nieuwbouw, uitbreiding of ingebruikneming bestaand lokaal bewegingsonderwijs voor de school is goedgekeurd, en b. voor de desbetreffende groepen leerlingen van het basisonderwijs nog niet eerder bekostiging eerste inrichting bewegingsonderwijs is verstrekt. B.4 Huur van een sportterrein school voor voortgezet onderwijs Niet van toepassing B.5 Medegebruik De noodzaak van medegebruik is aanwezig als het door de gemeente vastgestelde aantal klokuren bewegingsonderwijs zodanig is dat daarvoor binnen de op dat moment in gebruik zijnde lokalen bewegingsonderwijs geen plaats is. B.6 Herstel constructiefouten De noodzaak van herstel van constructiefouten is aanwezig als een bouwkundige rapportage uitwijst dat het gaat om constructiefouten die hersteld moeten worden. B.7 Herstel of vervanging van schade aan gebouw, onderwijsleerpakket en meubilair in geval van bijzondere omstandigheden De noodzaak van vervangen of herstel van een gebouw, onderwijsleerpakket of meubilair als gevolg van schade daaraan is aanwezig als door de opgetreden bijzondere omstandigheid het onderwijs in het desbetreffende gebouw wordt gehinderd. 4

68 Bijlage II Prognosecriteria A. Algemeen 1. Een prognose van het aantal te verwachten leerlingen van een school voor basisonderwijs, een speciale school voor basisonderwijs, een school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs of voor voortgezet onderwijs wordt gemaakt voor een periode van minstens vijftien jaar, met als eerste jaar het jaar waarin de start van de bekostiging wordt gewenst (de prognoseperiode). 2. De prognose omvat gegevens voor minstens een periode van zes jaar (de analyseperiode) met als laatste jaar het jaar dat voorafgaat aan het indienen van de aanvraag. De prognose is niet meer dan twee jaar oud. Als basis voor de prognose mag gebruik gemaakt worden van de omvang van de basisgeneratie voor het basisonderwijs zoals het meest recent berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek of het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. 3. Een prognose wordt schriftelijk aangeleverd en bevat in ieder geval de relevante gegevens en berekeningen over de analyse- en prognoseperiode, een beschrijving van de gebruikte programmatuur en een onderbouwing van de aannames waarop de prognose is gebaseerd. B. Voedingsgebied 1. Het voedingsgebied van een school omvat het gebied waaruit het overgrote deel van de leerlingen afkomstig is of zal zijn. 2. De prognose voor een basisschool bevat in ieder geval een beschrijving van het voedingsgebied op wijkniveau. Bij een speciale school voor basisonderwijs en een school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs of voortgezet onderwijs kan, als het voedingsgebied zich over de gemeentegrens uitstrekt, worden volstaan met een opsomming van de gemeenten die tot het voedingsgebied worden gerekend. 3.Voor zover het voedingsgebied kleiner is dan de hele gemeente wordt beredeneerd aangegeven welke berekeningen op de basisgeneratie zijn toegepast. C. Prognose school voor basisonderwijs De prognose van een school voor basisonderwijs geeft per jaar inzicht in het te verwachten aantal leerlingen van de school of nevenvestiging waarbij rekening wordt gehouden met: a. het voedingsgebied; b. de bevolking in het voedingsgebied, verdeeld in relevante leeftijdsgroepen; c. de woningvoorraad en wijzigingen daarin, inclusief een eventuele wijziging van het voedingsgebied; d. veranderingen als gevolg van migratie, sterfte en geboorte in de leeftijdsgroepen, bedoeld onder b; e. veranderingen in de bevolking als gevolg van wijzigingen in de woningvoorraad; f. de verdeling van de leerlingen als gevolg van de belangstelling voor de basisschool, en g. het onderwijs dat wordt gegeven. D. Prognose speciale school voor basisonderwijs en school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs De prognose van een speciale school voor basisonderwijs en een school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs moet inzicht geven in: a. het voedingsgebied; b. de plaats waar het onderwijs moet worden gegeven; c. de voorgestelde datum van ingang van bekostiging, en d. als het een school voor meervoudig gehandicapte kinderen betreft, de handicaps van de leerlingen waarvoor de school bestemd is. 5

69 E. Prognose school voor voortgezet onderwijs De prognose van een school voor voortgezet onderwijs moet inzicht geven in: a. de gemeente van herkomst van de leerlingen b. het voedingsgebied; c. de verdeling van de leerlingen als gevolg van de belangstelling voor de basisschool; d. de basisgeneratie 4 tot en met 11 jaar + 30 procent van de 12 jarigen, en e. de plaats waar het onderwijs moet worden gegeven. 6

70 Bijlage III Criteria vaststellen capaciteit, ruimtebehoefte en aanvullende ruimtebehoefte Deel A Vaststellen capaciteit A.1 Uitgangspunten De capaciteit van gebouwen wordt op basis van onderstaande methodiek vastgesteld. Het college kan in overeenstemming met het bevoegd gezag van een school besluiten tot het verminderen van de m et onderstaande methodiek vastgestelde capaciteit, als de hiertoe beschikbaar komende ruimten worden ingezet voor onderwijskundige, culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden. Als een deel van een gebouw is gerealiseerd met andere dan overheidsmiddelen en hiervoor geen vergoeding wordt genoten, wordt dit deel niet tot de capaciteit van het gebouw gerekend. Dit deel wordt wel geregistreerd. A.1.1 School voor basisonderwijs 1. De capaciteit van een gebouw voor een school voor basisonderwijs wordt vastgelegd in de bruto vloeroppervlakte van het gebouw en bepaald overeenkomstig bijlage III, deel E. De capaciteit van ieder gebouw wordt afzonderlijk vastgesteld. 2. De capaciteit van een schoolgebouw wordt verminderd met 90 vierkante meter als een ruimte in het schoolgebouw is verhuurd voor het huisvesten van een peuterspeelzaal, buitenschoolse opvang of kinderopvang en het college voor deze verhuur vooraf toestemming heeft verleend. 4. Als sprake is van een schoolgebouw met een bruto-netto-verhouding in de oppervlakte die sterk afwijkt van de sinds 1 januari 1997 gerealiseerde schoolgebouwen, kan het schoolbestuur een verzoek indienen tot vaststelling van een fictieve bruto vloeroppervlakte als grondslag voor de capaciteitsbepaling. A.1.2 Dislocaties, gebouwen met een permanente of tijdelijke bouwaard De capaciteit van dislocaties wordt overeenkomstig bijlage III, deel E, vastgesteld. A.1.3 Rangorde hoofdgebouwen en dislocaties Als een schoolbestuur voornemens is een hoofdvestiging, nevenvestiging of dislocatie af te stoten, wordt in overleg met het college vastgesteld welk gebouw wordt afgestoten. A.1.4 Terrein Het terrein omvat het kadastraal perceel of de kadastrale percelen waarop het schoolgebouw met toebehoren zich bevindt. De terreinoppervlakte is gelijk aan de grootte in de kadastrale registratie van het Kadaster. Als de kadastrale perceelgrenzen niet overeenkomen met de grenzen van het schoolterrein wordt het met overheidsmiddelen bekostigde deel van de terreinoppervlakte vastgelegd. A.1.5 Inventaris Voor de inventaris geldt als uitgangspunt dat op 1 januari 2015 alle scholen voor basisonderwijs in de gemeente zijn voorzien van voldoende onderwijsleerpakket en meubilair. De bruto vloeroppervlakte van de school is de basis voor het vaststellen van de omvang van de aanwezige inventaris. A.1.6 Lokalen bewegingsonderwijs A Lokalen bewegingsonderwijs. De capaciteit van een lokaal bewegingsonderwijs bedraagt 40 klokuren. A Terrein De terreinoppervlakte is de oppervlakte zoals vastgelegd bij het Kadaster. Slechts de terreinoppervlakte van de vrijstaande lokalen bewegingsonderwijs gelegen op eigen terrein, los van het terrein van het lesgebouw, wordt geregistreerd. 7

71 A Inventaris De inventaris aanwezig op 1 januari 2015 wordt geacht voldoende te zijn. Deel B Vaststellen ruimtebehoefte B.1 Lesgebouwen B.1.1 School voor basisonderwijs 1. De ruimtebehoefte voor een school voor basisonderwijs wordt bepaald aan de hand van het aantal leerlingen en omvat een speellokaal. De ruimtebehoefte wordt berekend voor elke school met een eigen BRIN-nummer en voor elke nevenvestiging met een eigen vestigingsnummer. Een nevenvestiging wordt voor het berekenen van de ruimtebehoefte beschouwd als een afzonderlijke school. De ruimtebehoefte is opgebouwd uit een basisruimtebehoefte en een toeslag in verband met de gewichtensom. 2. De basisruimtebehoefte wordt berekend met de formule: B = ,03 * L, waarbij: B = Basisruimtebehoefte in vierkante meter bruto vloeroppervlakte, afgerond op hele vierkante meter. L = Aantal leerlingen dat op 1 oktober voorafgaande aan elk jaar waarop de prognose betrekking heeft op de school zijn ingeschreven. 3. De toeslag wordt berekend met de formule: T = 1,40 * G, waarbij: T = Toeslag in vierkante meter bruto vloeroppervlakte, afgerond op hele vierkante meter. G = Gecorrigeerde gewichtensom, welke als volgt wordt bepaald: 1. bepaal de (ongecorrigeerde) gewichtensom (= het totaal van alle gewichten van alle ingeschreven leerlingen); 2. verminder de ongecorrigeerde gewichtensom met een getal ter grootte van 6 procent van het aantal ingeschreven leerlingen, waarbij de gewichtensom niet kleiner dan 0 mag worden. De uitkomst wordt afgerond op een geheel getal; 3. als de dan verkregen gewichtensom meer bedraagt dan 80 procent van het aantal ingeschreven leerlingen wordt de gewichtensom vastgesteld op 80 procent van het aantal ingeschreven leerlingen. B.1.2 Speciale school voor basisonderwijs Niet van toepassing B.1.3 School voor (voortgezet) speciaal onderwijs Niet van toepassing B.1.4 School voor voortgezet onderwijs Niet van B.2 Lokalen bewegingsonderwijs De ruimtebehoefte van een lokaal bewegingsonderwijs wordt vastgesteld: a. voor een school voor basisonderwijs, op 1,5 klokuur per week per groep leerlingen 6 jaar en ouder; b. als het schoolgebouw niet beschikt over een speellokaal, op 3,75 klokuur per week voor de leerlingen 4 en 5 jaar. Deel C Vaststellen aanvullende ruimtebehoefte C.1 Voor blijvend gebruik bestemde voorzieningen Er is sprake van een voorziening voor blijvend gebruik als de overeenkomstig deel C vastgestelde ruimtebehoefte gedurende minstens vijftien jaar blijft bestaan. 8

72 C.1.1 Nieuwbouw, of vervangende nieuwbouw De omvang van de goedgekeurde voor blijvend gebruik bestemde voorziening nieuwbouw of vervangende nieuwbouw wordt overeenkomstig deel B vastgesteld. C.1.2 Overige voor blijvend gebruik bestemde voorzieningen 1. Uitbreiding, uitbreiding ter vervanging van een bestaand gebouw, ingebruikneming of medegebruik wordt voor een school voor basisonderwijs vastgesteld als het verschil tussen de overeenkomstig deel A vastgestelde capaciteit en de overeenkomstig deel B vastgestelde ruimtebehoefte gelijk of groter is dan de drempelwaarde van 55 vierkante meter bruto vloeroppervlakte voor een voorziening basisonderwijs. C.2 Voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen De ruimtebehoefte van een voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening wordt op dezelfde wijze vastgesteld als de ruimtebehoefte voor een voor blijvend gebruik bestemde voorzieningen. Een voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening is voor minstens vier jaar en maximaal vijftien jaar noodzakelijk. Voor het vaststellen van de omvang van een voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening moet het verschil bij een school voor basisonderwijs. C.3 Overige voor blijvend gebruik of voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen De omvang van een goedgekeurde voorziening: a. voor blijvend of tijdelijk gebruik bestemde voorziening terrein, dan wel uitbreiding van het terrein, wordt bepaald door de minimaal noodzakelijke terreinoppervlakte om het schoolgebouw te realiseren met inachtneming van de bij of krachtens de wet gestelde eisen ten aanzien van de terreinoppervlakte en de minimumnormen, bedoeld in deel D b. eerste aanschaf van onderwijsleerpakket en meubilair, of uitbreiding van de eerste aanschaf van het onderwijsleerpakket en meubilair voor een school basisonderwijs, is gekoppeld aan de omvang van de toegekende voorziening. c. herstel van constructiefouten en herstel van schade aan het gebouw, onderwijsleerpakket en meubilair in geval van bijzondere omstandigheden wordt bepaald door de activiteiten die minimaal noodzakelijk zijn voor de voortgang van het onderwijs. C.4 Lokalen bewegingsonderwijs 1. De omvang van de goedgekeurde voorziening nieuwbouw, vervangende nieuwbouw en uitbreiding van een lokaal bewegingsonderwijs wordt voor een school voor basisonderwijs vastgesteld op het verschil tussen de overeenkomstig bijlage III, deel A, vastgestelde capaciteit en het overeenkomstig B.2, eerste lid, vastgestelde ruimtebehoefte, en 2. De omvang van de goedgekeurde voorziening aanpassen van een lokaal bewegingsonderwijs van een school voor basisonderwijs wordt vastgesteld op de minimaal noodzakelijke aanvullende vloeroppervlakte om te kunnen voldoen aan de minimumnormen, bedoeld in deel D, onder D De omvang van de goedgekeurde voorziening terrein, of uitbreiding van het terrein, voor een lokaal bewegingsonderwijs wordt vastgesteld op de minimaal noodzakelijke terreinoppervlakte om het lokaal, of de uitbreiding van het lokaal te realiseren. 4. De omvang van de goedgekeurde voorziening aanvulling op de eerste aanschaf van het meubilair wordt overeenkomstig bijlage IV bepaald als een lokaal bewegingsonderwijs in gebruik wordt genomen door andere leerlingen dan waarvoor het lokaal oorspronkelijk is bedoeld of wordt uitgebreid. 5. De omvang van de goedgekeurde voorziening herstel van constructiefouten en het herstel van schade aan gebouw, onderwijsleerpakket en meubilair in geval van bijzondere omstandigheden, wordt bepaald door de feitelijke kosten voor de activiteiten die minimaal noodzakelijk zijn voor de voortgang van het onderwijs. 9

73 Deel D Minimumnormen bij het realiseren van nieuwe voorzieningen D.1 Terreinoppervlakte Voor een school voor basisonderwijs geldt voor het verharde gedeelte (speelplaats) een minimum terreinoppervlakte van 3 vierkante meter per leerling, met een minimum van 300 vierkant meter netto. Vanaf 200 leerlingen kan worden volstaan met 600 vierkante meter netto. D.2 Speellokaal Een speellokaal heeft een minimum van 90 vierkante meter netto. D.3 Lokaal bewegingsonderwijs 1. De netto vloeroppervlakte van een lokaal bewegingsonderwijs is minstens 252 vierkante meter netto en de hoogte minstens 5 meter. 2. Een lokaal bewegingsonderwijs bevat minstens twee kleedruimten met een was- of douchegelegenheid. Deel E Meetinstructie voor het vaststellen van de bruto vloeroppervlakte van schoolgebouwen E.1 Meetinstructie voor schoolgebouwen De bruto vloeroppervlakte van een schoolgebouw wordt vastgesteld volgens NEN E.2 Aanvulling op de meetinstructie voor de schoolgebouwen E.2.1 Basisonderwijs 1. De in- en aangebouwde fietsenstallingen en bergingen die uitsluitend van buitenaf bereikbaar zijn, worden niet tot de bruto vloeroppervlakte gerekend. 2. De oppervlakte van verbindende ruimten tussen in- of aanpandige lokalen bewegingsonderwijs wordt toegekend aan het lesgebouw. 3. Bij scheidingswanden tussen lesgebouwen en in- of aanpandige lokalen bewegingsonderwijs wordt de bruto vloeroppervlakte gerekend tot het hart van de scheidingsconstructie. E.2.2 Voortgezet onderwijs Niet van toepassing E.2.3 Uitzonderingen 1. De oppervlakten van overdekte niet door vaste buitenbegrenzingen omsloten ruimten worden niet tot de bruto vloeroppervlakte gerekend, ongeacht de vloerconstructie of wijze van verharding. Dit betreft in ieder geval luifels, dakoverstekken, de ruimte onder op kolommen staande verdiepingen, fietsenstallingen. 2. Open brand-of vluchttrappen aan de buitenzijde van een gebouw worden bij de bepaling van de bruto oppervlakte niet meegerekend. 3. Niet beloopbare kelders en zolders worden niet meegerekend. 10

74 Bijlage IV Normbedragen voor vergoeding en indexering Deel A Indexering De normbedragen in deel B worden jaarlijks aangepast in overeenstemming met de onderstaande systematiek van prijsbijstelling: A.1 Nieuwbouw en uitbreiding MEV, jaar t, bruto investeringe n door bedrijven in woningen (bron: CPB, Middelen en bestedingen ) Prijsindexcijfer van de bouwkosten van nieuwe woningen, jaar t, tweede kwartaal (bron: CBS, kerncijfers, bouwnijverheid, inclusief btw) * Prijsindexcijfer van de bouwkosten van nieuwe woningen, jaar t-1, tweede kwartaal (bron: CBS, kerncijfers, bouwnijverheid, inclusief btw) MEV, jaar t+1, bruto investeringen door bedrijven in woningen (bron: CPB, Middelen en bestedingen) * A.2 Eerste inrichting onderwijsleerpakket en meubilair MEV, jaar t, prijsmutatie netto materiële overheidsconsumptie (bron: CPB, Kerngegevens collectieve sector) * Consumentenprijsindex, alle huishoudens, jaar t, per 1 juli (bron: CBS, Kerncijfers, cijfer van de maand juni jaar t) Consumentenprijsindex, alle huishoudens, jaar t-1, per 1 juli (bron: CBS, Kerncijfers, cijfer van de maand juni jaar t-1) * MEV, jaar t+1 prijsmutatie netto materiële overheidsconsumptie (bron: CPB, Kerngegevens collectieve sector) Deel B Normbedragen Alle in dit deel genoemde bedragen zijn inclusief BTW. A. Nieuwbouw met permanente bouwaard A.1 Kostencomponenten nieuwbouw 1. De financiële normering voor nieuwbouw valt uiteen in de volgende kostencomponenten: a. kosten voor terrein; 11

75 b. bouwkosten; c. toeslag voor het herstel van terrein en verhuiskosten bij vervangende bouw; d. toeslag voor het aanbrengen van een liftinstallatie. 2. Als vervangende nieuwbouw wordt gecombineerd met het uitbreiden van een gebouw ter vervanging van een ander gebouw, gelden de bedragen bedoeld in paragraaf B. A.2 Kosten voor terreinen Het benodigde bouwrijpe terrein wordt door de gemeente, eventueel na aankoop, om niet aan het schoolbestuur beschikbaar gesteld en het juridisch eigendom wordt aan hen overgedragen. De kosten van een terrein worden opgenomen op het programma, zowel bij aankoop van een terrein als in de situatie dat de gemeente een terrein beschikbaar stelt. De kosten voor het terrein worden bepaald op de in de gemeente gangbare wijze van waardevaststelling van terreinen. Bij vervangende nieuwbouw op dezelfde plaats als het oude gebouw behoren de kosten voor het slopen van het oude gebouw tot de kosten voor terreinen. A.3.1 Bouwkosten 1. Tot de bouwkosten behoren: a. de bouwkosten van het gebouw, inclusief fundering, en b. de kosten van de aanleg en inrichting van het schoolterrein. 2. De vergoeding bestaat uit een startbedrag, inclusief een aantal vierkante meters, en een bedrag per vierkante meter bruto vloeroppervlakte. Met deze vergoedingsbedragen moet de in overeenkomstig bijlage III, deel C, vastgestelde aanvullende ruimtebehoefte worden gerealiseerd. A.3.2 Bouwkosten school voor basisonderwijs De vergoeding voor een basisschool wordt vastgesteld op basis van de volgende bedragen: Startbedrag voor de realisatie van de eerste 350 m 2 bvo ,57 Voor elke volgende m 2 bvo 1.140,89 A.3.3 Bouwkosten speciale school voor basisonderwijs Niet van toepassing A.3.4 Bouwkosten school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs Niet van toepassing A.3.5 Bouwkosten school voor voortgezet onderwijs Niet van toepassing A.3.6 Toeslag paalfundering school voor voortgezet onderwijs Niet van toepassing A.3.7 Toeslag voor herstel van terrein en verhuiskosten bij vervangende bouw school voor primair en speciaal of voortgezet speciaal onderwijs. Niet van toepassing B. Uitbreiding met permanente bouwaard B.1 Reikwijdte Deze paragraaf is van toepassing op de uitbreiding van de huisvesting in permanente bouwaard van een school voor basisonderwijs tot 1035 vierkante meter bruto vloeroppervlakte. Op overige uitbreidingen is paragraaf A overeenkomstig van toepassing. B.2 Kosten terrein 12

76 Als uitbreiding van het terrein noodzakelijk is, is het bepaalde in A.2 overeenkomstig van toepassing op het vaststellen van de kosten voor het voor uitbreiding benodigde terrein. B.3.1 Bouwkosten 1. Tot de bouwkosten behoren: a. de bouwkosten van het gebouw, en b. kosten voor extra aanleg en inrichting van een deel van het schoolterrein. 2. De vergoeding bestaat uit een startbedrag, inclusief een aantal vierkante meters, en een bedrag per vierkante meter. Met deze vergoedingsbedragen moet de overeenkomstig bijlage III, deel C, vastgestelde aanvullende ruimtebehoefte worden gerealiseerd. B.3.2 Bouwkosten school voor basisonderwijs De vergoeding voor een basisschool wordt bepaald op basis van de volgende bedragen: Startbedrag bij uitbreidingen van 115 m 2 bvo of groter ,04 Startbedrag bij uitbreidingen van 55 tot 115 m 2 bvo ,70 Voor elke volgende m 2 bvo 1.300,53 B.3.3 Bouwkosten speciale school voor basisonderwijs Niet van toepassing B.3.4 Bouwkosten school voor speciaal of voortgezet speciaal onderwijs Niet van toepassing B.3.5 Toeslag paalfundering school voor voortgezet onderwijs Niet van toepassing B.3.6 Toeslag voor het herstel van het terrein en verhuiskosten bij vervangende bouw op dezelfde plaats Het bepaalde in A.3.7 is overeenkomstig van toepassing op het bepalen van de omvang van de vergoeding voor het herstel van terrein en verhuizing bij uitbreiding. C. Tijdelijke voorziening C.1 Vergoedingsbedragen tijdelijke voorzieningen 1. De vergoedingsbedragen voor tijdelijke voorzieningen zijn afgestemd op de investeringslasten van voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen: a. nieuwbouw van een voor tijdelijk gebruik bestemd gebouw als hoofdlocatie; b. uitbreiding van een permanente hoofdlocatie met een voor tijdelijk gebruik bestemd gebouw, en c. uitbreiding van bestaande voor tijdelijk gebruik bestemde gebouwen. 2. In aanvulling op het eerste lid wordt rekening gehouden met het bekostigen van een tijdelijke voorziening door middel van huur van een voor tijdelijk gebruik bestemd gebouw. C.2 Kosten voor terreinen Als een tijdelijke voorziening niet gerealiseerd kan worden op het aanwezige terrein, worden de kosten voor het benodigde terrein bepaald overeenkomstig A.2. C.3.1 Nieuwbouw als hoofdlocatie/uitbreiding van permanente hoofdlocatie De vergoeding voor een tijdelijke voorziening bestaat uit een startbedrag en een bedrag per vierkante meter. In deze bedragen zijn begrepen de bouwkosten, de kosten van herstel en inrichting van terreinen, de kosten van paalfundering en de eenmalige aansluitkosten op nutsvoorzieningen. C.3.2 Vergoeding basisschool 13

77 De vergoeding voor een basisschool wordt vastgesteld op basis van de volgende bedragen: Startbedrag bij nieuwbouw van 80 m 2 bvo of groter ,88 Startbedrag bij nieuwbouw van 40 tot 80 m 2 bvo ,26 Voor elke volgende m 2 bvo 933,03 C.3.3 Vergoeding school voor speciaal of voortgezet speciaal onderwijs Niet van toepassing C.3.4 Vergoeding school voor voortgezet onderwijs Niet van toepassing C.4.1 Uitbreiding van bestaande tijdelijke voorzieningen primair 1. De vergoeding voor uitbreiding bestaande tijdelijke voorziening bestaat uit een startbedrag en een bedrag per vierkante meter. In deze bedragen zijn begrepen de bouwkosten, de toeslag voor paalfundering en de toeslag voor herstel en inrichting van terreinen. 2. Paragraaf A is overeenkomstig van toepassing op het bepalen van de hoogte van de vergoeding voor sloopkosten van het oude gebouw, herstel en inrichting van terreinen en voor tijdelijke verhuizing van de leerlingen. C.4.2 Vergoeding basisschool De vergoeding voor een basisschool wordt vastgesteld op basis van de volgende bedragen: Startbedrag bij uitbreiding van 80 m 2 bvo of groter ,49 Startbedrag bij uitbreiding van 40 tot 80 m 2 bvo ,66 Voor elke volgende m 2 bvo 977,65 C.4.3 Vergoeding school voor speciaal of voortgezet speciaal onderwijs Niet van toepassing C.5 Huur van voor tijdelijk gebruik bestemde gebouwen Huur van een voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening en huur van een bestaand gebouw worden vergoed op basis van de werkelijke kosten. D. Eerste inrichting D.1.1 Uitbreiding onderwijsleerpakket en meubilair Bij uitbreiding met onderwijsleerpakket en meubilair wordt het uit te keren bedrag van de vergoeding bepaald aan de hand van het verschil tussen de al toegekende investeringsbedragen en de nieuw berekende vergoeding. D.1.2 Vergoeding basisschool De vergoeding voor een basisschool wordt vastgesteld op basis van de volgende bedragen: Startbedrag ,32 Voor elke volgende m 2 bvo 133,98 D.1.3 Vergoeding speciale school voor basisonderwijs Niet van toepassing D.1.4 Vergoeding school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs Niet van toepassing D.1.5 Vergoeding speellokaal speciale school voor basisonderwijs Niet van toepassing 14

78 D.2 School voor voortgezet onderwijs Niet van toepassing E. Lokalen bewegingsonderwijs E.1 Bouwkosten nieuwbouw 1. De vergoeding van de bouwkosten voor nieuwbouw van een lokaal bewegingsonderwijs met een netto speeloppervlakte van 252 vierkante meters bedraagt ,23 als deze op het schoolterrein gerealiseerd kan worden, of ,52 als deze op een afzonderlijk terrein gerealiseerd wordt. In deze vergoeding zijn opgenomen de kosten van fundering op staal en inrichting van het terrein. 2. Scholen met lichamelijk gehandicapte leerlingen, meervoudig gehandicapte leerlingen of zeer moeilijk lerende leerlingen wordt een toeslag toegekend van 50 vierkante meter. Het normbedrag van deze toeslag is , Als paalfundering noodzakelijk is wordt een toeslag gegeven op basis van de volgende bedragen: Paallengte Vergoeding Vergoeding bij ruimten LG en MG 1<15m , ,32 15<20m , ,04 >20m , ,62 E.2 Uitbreiding Het bepaalde in E.1, eerste lid, is overeenkomstig van toepassing op het bepalen van de hoogte van de vergoeding voor uitbreiding van een lokaal bewegingsonderwijs. Bij lokalen bewegingsonderwijs met een oefenvloer van 140 vierkante meter netto speeloppervlakte of minder, kan de oefenvloer worden uitgebreid tot een oppervlakte van 252 vierkante meter. De hoogte van de vergoeding wordt bepaald op basis van de volgende bedragen: Uitbreiding Normbedrag Paallengte 1 < < 20 > 20 meter meter meter 112 t/m 120 m , , , , t/m 150 m , , , ,70 E.3.2 OLP/meubilair school voor basisonderwijs De vergoeding voor de eerste inrichting met onderwijsleerpakket of meubilair voor een lokaal bewegingsonderwijs voor een basisschool [of een speciale school voor basisonderwijs] bedraagt ,54. E.3.3 OLP/meubilair school voor speciaal of voortgezet speciaal onderwijs Niet van toepassing E.3.4 Meubilair/leer- en hulpmiddelen school voor voortgezet onderwijs Niet van toepassing E.4 Medegebruik/huur van een niet-eigen voorziening Naast bewegingsonderwijs in een eigen lokaal van de school is ook bewegingsonderwijs mogelijk in een bestaand lokaal bewegingsonderwijs door middel van: a. medegebruik van een gebouw van een andere school of de gemeente, of b. huur van een gebouw van een commerciële exploitant. F. Vergoeding feitelijke kosten De vergoeding van de feitelijke kosten als bedoeld in artikel 4, tweede lid, wordt gebaseerd op de door het college goedgekeurde offerte en verhoogd met 8 procent voor de kosten van technische advisering, voor zover het een voorziening betreft als bedoeld in artikel 2, onder b en c. 15

79 G. Huur sportvelden Niet van toepassing 16

80 Bijlage V Criteria voor het vaststellen van de prioriteit van de aangevraagde voorziening 1. Algemeen Prioriteiten worden vastgesteld als het overeenkomstig artikel 11 vastgestelde bekostigingsplafond onvoldoende is om alle aangevraagde voorzieningen die in aanmerking komen om te worden opgenomen op het programma te honoreren. Op basis van de gestelde prioriteiten wordt een rangorde vastgesteld van de voorzieningen waarvan is vastgesteld dat die voor bekostiging in aanmerking komen. Daarna wordt vastgesteld voor welke voorzieningen het bekostigingsplafond voldoende is en deze voorzieningen worden opgenomen op het programma. De voorzieningen die niet worden opgenomen op het programma worden op het overzicht geplaatst. 2. Onderscheid voorzieningen 1. Bij het stellen van de prioriteiten wordt onderscheid gemaakt in voorzieningen die noodzakelijk zijn: a. om capaciteitstekorten op te heffen, en b. om een adequaat niveau te handhaven. 2. Voorzieningen als bedoeld in het eerste lid, onder a, vallen onder hoofdprioriteit 1. Het betreft de volgende voorzieningen: a. nieuwbouw, inclusief terrein; b. uitbreiding, indien van toepassing, inclusief terrein; c. in gebruik nemen bestaand gebouw, indien van toepassing, inclusief terrein; d. verplaatsen tijdelijke gebouwen; e. eerste inrichting met onderwijsleerpakket of meubilair of leer- en hulpmiddelen; f. uitbreiding eerste inrichting met onderwijsleerpakket en meubilair of leer- en hulpmiddelen, en g. medegebruik. 3. Voorzieningen als bedoeld in het eerste lid, onder b, vallen onder hoofdprioriteit 2. Het betreft de volgende voorzieningen: a. vervangende nieuwbouw, indien van toepassing, inclusief terrein; b. herstel van een constructiefout, en c. herstel en vervanging in verband met schade. 4. De onder hoofdprioriteit 2 opgenomen voorziening vervangende nieuwbouw valt onder hoofdprioriteit 1 op het moment dat deze voorziening gecombineerd wordt met een uitbreiding van de capaciteit en de vervangende nieuwbouw noodzakelijk is omdat wordt voldaan aan het criterium genoemd onder in bijlage I, deel A, onder A Hoofd- en subprioriteit 1. Om te komen tot het vaststellen van de prioriteit wordt een onderverdeling gemaakt in hoofdprioriteit en sub-prioriteit. 2. Voor het vaststellen van de prioriteiten wordt voor de onder 2, eerste lid, onder a, genoemde voorzieningen de ruimtebehoefte vastgesteld overeenkomstig bijlage III, deel C. Deze voorzieningen omvatten zowel de schoolgebouwen als de lokalen bewegingsonderwijs. 3. Nadat de onderverdeling naar hoofdprioriteiten heeft plaatsgevonden moet worden vastgesteld welke voorzieningen in aanmerking komen om op het programma te worden geplaatst. Dit vindt plaats op basis van het vaststellen van de sub-prioriteit. Bij hoofdprioriteit 1 worden de volgende uitgangspunten gehanteerd om vast te stellen welke voorzieningen voor het plaatsen op het programma in aanmerking komen: a. als eerste die voorziening die relatief gezien een zo groot mogelijk kwantitatief tekort opheft in een situatie met herschikking van schoolgebouwen; b. vervolgens die voorziening die relatief gezien een zo groot mogelijk kwantitatief tekort opheft in een situatie zonder herschikking van schoolgebouwen, en c. vervolgens die voorziening die relatief gezien een zo groot mogelijk kwantitatief tekort aan lokalen bewegingsonderwijs en sportterreinen opheft. 17

81 Toelichting Artikelsgewijze toelichting Artikel 1. Begripsbepalingen De begripsomschrijving bevoegd gezag en aanvrager omvatten alle bevoegde gezagsorganen die een volgens de wet bekostigde voorziening onderwijshuisvesting in stand houden die geheel of gedeeltelijk staat op het grondgebied van de gemeente (hoofdvestiging, nevenvestiging, tijdelijke nevenvestiging, dislocatie). Artikel 2. Omschrijving voorzieningen in de huisvesting Artikel 2 vermeldt de voorzieningen onderwijshuisvesting die op grond van de Wet op het primair onderwijs (WPO) door het bevoegd gezag bij het college kunnen worden aangevraagd. Deze hebben een limitatief karakter. Dit betekent dat het college deze niet kan inperken. Niet alleen voor de schoolgebouwen, maar ook voor de lokalen bewegingsonderwijs kan een voorziening huisvesting onderwijs worden aangevraagd. Voorzieningen die een bevoegd gezag wenst, maar die niet in de onderwijswetten zijn opgenomen, dus geen voorziening in de onderwijshuisvesting zijn, vallen buiten het bereik van deze verordening. Dit gaat om voorzieningen waarvoor het bevoegd gezag een vergoeding van de minister van OCW ontvangt via de rijksvergoeding materiële instandhouding (bijv. onderhoud, aanpassingen, vervangen cv-ketel, meubilair). Het college wijst een dergelijk aangevraagde voorziening af op grond van artikel 100, eerste lid, onder a, van de WPO. In het kader van lokaal maatwerk heeft het college de vrijheid om aanvullende voorzieningen te bekostigen. Daarbij geldt dat de gemeenten geen uitgaven mogen doen voor een niet door de gemeente in stand gehouden school dan op grond van de wet (artikel 6 van de WPO). Voor het bekostigen van de voorzieningen die geen deel uitmaken van de voorzieningen onderwijshuisvesting moet zodoende een andere juridische basis worden vastgesteld. Voor het bekostigen van deze voorzieningen geldt de materiële en financiële gelijkstelling. Onderdeel a. De voor blijvend of voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen 1 Het begrip nieuwbouw omvat tevens het begrip vervangende nieuwbouw. 2 Uitbreiding is het gevolg van een toename van het aantal leerlingen op de school. Het bevoegd gezag komt voor het bekostigen van uitbreiding in aanmerking als wordt voldaan aan de in bijlage I opgenomen criteria (noodzaak van de voorziening) en de gevraagde uitbreiding gelijk of groter is dan de in bijlage III, deel C, opgenomen drempelwaarde. 3 Ingebruikgeving kan plaatsvinden als een aanvraag voor het bekostigen van de voorziening (vervangende) nieuwbouw of uitbreiding is ontvangen en het college een bestaand gebouw of een gedeelte daarvan beschikbaar heeft. Het kan gaan om een onderwijsgebouw dat geheel leeg staat en nog een onderwijsbestemming heeft, maar ook om een niet-onderwijsgebouw. Bij ingebruikgeving van een onderwijsgebouw of een niet-onderwijsgebouw moet het gebouw geschikt zijn of geschikt gemaakt worden voor het onderwijs van de betreffende school. Een schoolgebouw van een school voor basisonderwijs is bijv. niet automatisch geschikt voor het huisvesten van een speciale school voor basisonderwijs. Het in gebruik geven van een gebouw moet worden onderscheiden van medegebruik, zie 8. 4 Verplaatsing is alleen mogelijk van die lokalen die gelet op de bouwaard van het gebouw verplaatst kunnen worden. Dit betreft over het algemeen tijdelijke huisvesting die in semipermanente gebouwen is gerealiseerd. 5 Terrein is noodzakelijk voor het realiseren van nieuwbouw en kan noodzakelijk zijn bij vervangende nieuwbouw en uitbreiding. Of bij vervangende nieuwbouw en uitbreiding Pagina 1 van 31

82 terrein noodzakelijk is, is afhankelijk van de situering van de voorgenomen investering en de oppervlakte van het terrein. 6 /7 Onderwijsleerpakket en meubilair wordt in principe alleen toegekend op het moment dat ook nieuwbouw (eerste voorziening) en uitbreiding van een schoolgebouw of lokaal bewegingsonderwijs wordt toegekend. Een uitzondering is de situatie dat het college een school heeft gehuisvest in een schoolgebouw dat een grotere capaciteit heeft dan de ruimtebehoefte en de toekenning van de eerste inrichting is gebaseerd op het werkelijk aantal leerlingen vanaf de start van de school. In die situatie heeft het bevoegd gezag nog aanspraak op bekostiging van eerste inrichting bij toename van het aantal leerlingen als wordt voldaan aan de drempelwaarde genoemd in bijlage III, deel C. Bij vervangende nieuwbouw wordt geen eerste inrichting toegekend omdat het bevoegd gezag in het verleden al bekostiging voor de eerste inrichting heeft ontvangen. Zie verder de toelichting in bijlage III, deel C. 8 Medegebruik is het gebruik van ruimte in een schoolgebouw of lokaal bewegingsonderwijs die het bevoegd gezag, dat juridisch eigenaar is, niet nodig heeft voor het huisvesten van het aantal leerlingen dat op de school staat ingeschreven. Er is dan sprake van leegstand. Medegebruik is uitsluitend mogelijk als de leegstand hoger is dan de in bijlage III, deel C, opgenomen drempelwaarde resp. het lokaal bewegingsonderwijs niet volledig is ingeroosterd. Onderdeel b. Herstel van constructiefouten Voor de omschrijving van het begrip constructiefouten is aangesloten bij een definitie die in het verleden door middel van jurisprudentie tot stand is gekomen. Als een constructiefout de voortgang van het onderwijs belemmert kan voor het herstel van de constructiefout de spoedprocedure (artikel 19 e.v.) worden gevolgd. Is er geen sprake van een bedreiging voor de voortgang van het onderwijs, dan kan het herstel worden aangevraagd op grond van de reguliere procedure. Dit betekent dat een constructiefout dan wordt opgenomen op het programma of overzicht, afhankelijk van het feit of deze voorziening past binnen het door het college vastgestelde bekostigingsplafond. Onderdeel c. Herstel in verband met schade In de onderwijswetten is als voorziening huisvesting onderwijs het begrip bijzondere omstandigheden opgenomen. Dit begrip is in de verordening niet verder uitgewerkt, omdat bijzondere omstandigheden zich niet uitputtend laten beschrijven. Voor het bekostigen van herstel en vervanging in verband met schade aan een gebouw geldt de aanvraagprocedure van het programma, of de aanvraagprocedure in het kader van spoedeisendheid (de voortgang van het onderwijs wordt belemmerd door bijv. schade door inbraak of brand). Het college kan zich voor deze zaken verzekeren. Heeft het college geen verzekering afgesloten, dan is sprake van eigen risico voor het college. Artikel 3. Voorbereidingskrediet Het voorbereidingskrediet kan worden aangevraagd voor zowel de situatie dat de investering wordt bekostigd op basis van de normbedragen als op basis van de feitelijke kosten. Doelstelling van het voorbereidingskrediet is dat het bevoegd gezag vroegtijdig kan starten met de voorbereiding van een bouwplan. Uitgangspunt van het voorbereidingskrediet is dat er een principebesluit ligt dat de voorziening, waarvoor het voorbereidingskrediet wordt aangevraagd, na het indienen van de aanvraag voor het bekostigen van de voorziening op het eerstvolgende programma wordt opgenomen. Het voorbereidingskrediet stelt het bevoegd gezag in de gelegenheid om een voor aanbesteding gereed bouwplan te ontwikkelen resp. een aanbesteding te laten plaatsvinden. Uitsluitend als de investering wordt bekostigd op basis van de feitelijke kosten wordt de op basis van het bouwplan opgestelde kostenraming resp. de uitkomst van de aanbesteding opgenomen op het programma. Heeft voorafgaande aan het vaststellen van het programma nog geen aanbesteding plaatsgevonden, dan kan de aanbesteding of het vragen van offertes plaatsvinden nadat het programma is vastgesteld. Door te werken met een voorbereidingskrediet kan het realiseren van een bouwplan worden bespoedigd. Het beschikbaar gestelde voorbereidingskrediet maakt Pagina 2 van 31

83 deel uit van het totale investeringsbedrag en wordt in mindering gebracht op het totaal vastgestelde investeringskrediet. Artikel 4. Vaststellen vergoeding voorzieningen Dit artikel bepaalt op welke wijze de voorzieningen huisvesting onderwijs worden bekostigd. Dit kan op basis van normbedragen (normatieve kosten) of op basis van feitelijke kosten. De normbedragen voor de diverse voorzieningen die op basis daarvan worden bekostigd zijn opgenomen in bijlage IV, deel B. Wordt het normbedrag beschikbaar gesteld, dan heeft het bevoegd gezag aanspraak op het beschikbaar stellen van het volledige normbedrag, onafhankelijk van de werkelijke kosten. Dit betekent dat als de werkelijke kosten hoger of lager zijn dan het normbedrag (= uitkomst aanbesteding) in de ene situatie het schoolbestuur een financieel voordeel heeft en in de andere situatie een financieel nadeel. Bij een financieel voordeel moet het schoolbestuur de beschikbare middelen wel inzetten voor het doel waarvoor het is verstrekt: investeren in de voorziening huisvesting onderwijs. Het bedrag van de bekostiging, gebaseerd op de feitelijke kosten, wordt vastgesteld op basis van ontvangen offertes (de zgn. offertelijn, zie ook artikel 13, eerste lid). Artikel 5. Informatieverstrekking Dit artikel verplicht het bevoegd gezag aan het college alle informatie te verstrekken die noodzakelijk is om de verordening voorzieningen huisvesting onderwijs op een verantwoorde wijze te kunnen uitvoeren (zie artikel 112 van de WPO). Deze informatie staat los van de informatie die wordt gevraagd als onderdeel van een aanvraag voor het bekostigen van een voorziening. Het betreft de actuele gegevens, zoals: - gegevens van het bevoegd gezag (o.a. naam en adres voorzitter en secretaris en bankrekeningnummer); - gegevens van de school (o.a. naam school, naam directeur, adres school, telefoonnummer); - bruto vloeroppervlakte schoolgebouw; - naam contactpersoon; - medegebruik/verhuur. Om deze informatie op een eenduidige wijze te ontvangen stelt het college een formulier vast. Dit formulier wordt aan de bevoegde gezagsorganen toegezonden. Het college kan in dit formulier opnemen de gegevens die al bij het college bekend zijn. Het bevoegd gezag kan zich dan beperken tot het vermelden van de wijzigingen. Beschikt het college over digitale informatievoorziening, dan kan van deze digitale informatievoorziening gebruik worden gemaakt. Artikel 6. Indienen aanvraag Artikel 6 bepaalt dat een aanvraag voor het programma wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier. Door te werken met een standaardformulier worden de gegevens die noodzakelijk zijn voor het beoordelen van de aanvraag (zie ook artikel 7) op een eenduidige wijze ontvangen. Dit vergroot de onderlinge vergelijkbaarheid van aanvragen. Voor het overzicht wordt geen aanvraag ingediend. De reden is dat op het overzicht worden opgenomen de aanvragen die zijn ingediend voor het programma, maar niet worden gehonoreerd (zie artikel 96 van de WPO en toelichting bij artikel 13). Ook in de situatie dat de gemeenteraad in overleg met de bevoegde gezagsorganen een meerjarig huisvestingsbeleid (Integraal Huisvestingsplan, (IHP)) heeft vastgesteld (het zgn. consensusmodel ) moet een aanvraag wordt ingediend. De reden is dat een IHP geen juridische status heeft. Is het college of een bestuurscommissie ex artikel 82 van de Gemeentewet bevoegd gezag van een openbare school (= integraal bestuur) dan gelden dezelfde procedures en Pagina 3 van 31

84 termijnen als voor een bestuur van een bijzondere school. In de bestuurspraktijk is het geen unieke situatie dat een college bij het eigen orgaan een verzoek indient (voor het realiseren van een gemeentelijk project - bijv. stadhuis - moet het college bij zichzelf een verzoek om een bouwvergunning indienen). Dit betekent dat het college altijd moet kunnen aantonen dat men de eigen aanvragen ook daadwerkelijk in alle opzichten gelijk behandelt ten opzichte van de andere aanvragen. Artikel 7. Inhoud aanvraag; gelegenheid tot aanvullen aanvraag; niet behandelen onvolledige aanvraag Lid 1 Dit lid bepaalt welke gegevens het bevoegd gezag moet aanleveren wil het college de aanvraag in behandeling kunnen nemen. Naast de gegevens van bevoegd gezag en school moet de aanvraag voor de onderbouwing van de benoemde voorzieningen huisvesting onderwijs worden onderbouwd met een leerlingenprognose en/of een bouwkundige rapportage. Uitgangspunt is dat het bevoegd gezag bij de aanvraag een leerlingenprognose indient. Het college en het bevoegd gezag kunnen overeenkomen dat het college een leerlingenprognose opstelt voor alle basisscholen en dat deze leerlingenprognose dan bepalend is als onderbouwing van de aanvraag. Een bevoegd gezag van een school voor basisonderwijs kan dan afzien van het laten opstellen van een leerlingenprognose. Lid 2 Het tweede lid bepaalt dat het college het bevoegd gezag in staat moet stellen, als de ontvangen aanvraag niet volledig is, deze ontbrekende gegevens binnen de in dit lid gestelde termijn aan te vullen. Is de ontvangen aanvraag ook op de hersteldatum niet volledig dan besluit het college de aanvraag niet in behandeling te nemen. Dit besluit is een voor bezwaar en beroep vatbare beslissing. Lid 3 Voor het vaststellen van de noodzaak van o.a. de voorzieningen (vervangende) nieuwbouw en uitbreiding is het aantal leerlingen dat op de school staat ingeschreven van wezenlijk belang. Schoolbesturen zijn verplicht deze gegevens aan te leveren via de Basisregistratie Onderwijs (BRON). Omdat de ingediende aanvraag is gebaseerd op het aantal leerlingen dat op de school staat ingeschreven op 1 oktober van het jaar dat voorafgaat aan het indienen van de aanvraag (bijv. bij de aanvraag voor programma 2016 is opgenomen het aantal leerlingen op de teldatum 1 oktober 2014), moet het college tijdig beschikken over het werkelijk aantal ingeschreven leerlingen op de wettelijke teldatum van 1 oktober, voorafgaande aan het jaar waarvoor het programma wordt vastgesteld. Met de gegevens van de laatste teldatum kan worden vastgesteld of de eerder aangevraagde voorziening, die mogelijk wordt toegekend omdat aan de in bijlage I tot en met III gestelde criteria is voldaan, op basis van de laatste gegevens ook daadwerkelijk noodzakelijk is. De in het derde lid opgenomen termijn is een fatale termijn. Dit betekent dat als de gevraagde gegevens niet tijdig zijn ontvangen het college besluit om de aanvraag niet te behandelen. Dit besluit is een voor bezwaar en beroep vatbare beslissing. Artikel 8. Opgave ingediende aanvragen Dit artikel verplicht het college om alle bevoegde gezagsorganen een overzicht beschikbaar te stellen van alle ingediende aanvragen. Met dit overzicht hebben alle bevoegde gezagsorganen inzicht in wat er aan aanvragen, zowel vanuit het bijzonder als het openbaar onderwijs is ontvangen en of deze aanvragen al of niet in behandeling worden genomen. Dit betreft algemene informatie en gaat vooraf aan het beoordelen van de aanvragen. Artikel 9. Toelichting aanvraag; overleg over ingediende begroting Lid 1 De mogelijkheid om een nadere toelichting/verduidelijking te vragen of te geven is Pagina 4 van 31

85 bedoeld om mogelijke onduidelijkheden over de op zich complete aanvragen te bespreken voordat het programma wordt voorgelegd aan het bestuurlijk overleg (artikel 10). Door een nadere toelichting wordt voorkomen dat het bestuurlijk overleg onnodig belast wordt door allerlei vragen over onduidelijkheden in de aanvragen. Lid 2 Voor een voorziening waarvan de vergoeding wordt gebaseerd op de feitelijke kosten wordt bij de aanvraag een kostenraming ingediend. Is het college na het beoordelen van de ontvangen kostenraming van oordeel dat de kostenraming op een of meer onderdelen moet worden bijgesteld dan vindt hierover overleg plaats met het bevoegd gezag. Als in het overleg geen overeenstemming wordt bereikt over de kostenraming bepaalt het college de hoogte van de geraamde kosten die in het kader van het vast te stellen programma worden toegekend. Het college moet in de beschikking wel motiveren waarom op het programma is afgeweken van het bedrag dat door het bevoegd gezag bij de aanvraag is overlegd. Artikel 10. Overleg programma en overzicht; advies Onderwijsraad Lid 1-4 Het college is verplicht, voordat het programma en overzicht wordt vastgesteld, overleg te voeren met het onderwijsveld over het voorgenomen besluit. In afwijking van het wettelijke verplichte overleg over het vaststellen of wijzigen van de verordening voorzieningen huisvesting onderwijs (artikel 102 van de WPO) is dit overleg geen op overeenstemming gericht overleg. Uitgangspunt is dat het bedoelde overleg plaatsvindt met alle bevoegde gezagsorganen. In plaats van een overleg met alle bevoegde gezagsorganen kan het college besluiten het overleg in te richten per onderwijssector. Het overleg over de voorzieningen huisvesting onderwijs kan ook ingebed worden in een breder gestructureerd overleg in het kader van het lokaal onderwijsbeleid, de zgn. lokaal educatieve agenda. Het staat de aanvrager die niet aan het overleg deelneemt vrij om zijn standpunten schriftelijk kenbaar te maken. Degenen die wel aan het overleg deelnemen, moeten voorafgaande aan het overleg op de hoogte zijn van de schriftelijke ingebrachte standpunten, zodat ze daar in het overleg eventueel op kunnen reageren. Lid 5-8 De leden 5-8 zijn gebaseerd op artikel 102, zesde lid, van de WPO. Zowel een bevoegd gezag als het college kan de Onderwijsraad advies vragen over het voornemen tot het vaststellen van het programma voorzieningen huisvesting onderwijs. De leden 5 t/m 8 vermelden de procedure die moet worden gevolgd voor het vragen van dit advies. De adviesaanvraag moet betrekking hebben op de relatie tussen het voorgenomen besluit tot het vaststellen van het programma voorzieningen huisvesting onderwijs en de aspecten van vrijheid van richting en vrijheid van inrichting. Het college is in alle gevallen verplicht het verzoek om advies in te dienen bij de Onderwijsraad en dit verzoek goed te documenteren. Daarnaast moet het verzoek vergezeld gaan van alle stukken die relevant (kunnen) zijn voor de adviseur (artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). De Onderwijsraad stelt zich namelijk op het standpunt dat de adviestermijn van vier weken start vanaf het moment dat de Onderwijsraad beschikt over de stukken die hij relevant acht voor de advisering. Als de Onderwijsraad om advies wordt gevraagd is het van belang dat het college goed in de gaten houdt dat hierdoor de besluitvorming geen ernstige vertraging oploopt. De Onderwijsraad brengt binnen vier weken, nadat de Onderwijsraad alle noodzakelijke informatie heeft ontvangen, zijn advies uit. Het college zendt het advies van de Onderwijsraad daarna zo spoedig mogelijk aan de bevoegde gezagsorganen. Afhankelijk van het ontvangen advies wordt een nieuw bestuurlijk overleg vastgesteld. Op de wijze waarop de Onderwijsraad adviseert is van toepassing wat in algemene zin over het verstrekken van adviezen is geregeld in de Awb. In dit verband is vooral het bepaalde in artikel 3:6, tweede lid, artikel 3:7 en artikel 3:50 van belang. Zo kan op grond van artikel 3:6, tweede lid, het college het programma voorzieningen huisvesting onderwijs Pagina 5 van 31

86 vaststellen als de Onderwijsraad het advies niet binnen vier weken nadat de adviesaanvraag volledig is, uitbrengt. Op grond van artikel 3:7 is het college gehouden, al dan niet op verzoek, de gegevens beschikbaar te stellen die de Onderwijsraad nodig heeft voor het uitbrengen van advies. Wanneer het college afwijkt van het advies van de Onderwijsraad worden op grond van artikel 3:50 van de Awb de redenen daarvan vermeld in de motivering. Het vijfde lid bepaalt dat alle deelnemers aan het overleg in de gelegenheid worden gesteld hun zienswijze te geven over de inhoud van een (voorgenomen) verzoek om advies aan de Onderwijsraad. Dit omdat iedereen erbij gebaat is dat duidelijkheid bestaat over de beweegredenen bij een, meer of alle partijen om zich tot de Onderwijsraad te wenden. Dit laat uiteraard onverlet het recht van een individueel schoolbestuur of van het college om de Onderwijsraad in te schakelen als de andere overlegpartners daaraan geen behoefte hebben. De zienswijzen van de schoolbesturen moeten schriftelijk worden vastgelegd omdat de Onderwijsraad bij het vormen van zijn oordeel over een verzoek om advies ook afwijkende meningen zal willen betrekken. Van een eventueel overleg, nadat het advies van de Onderwijsraad wordt ontvangen, wordt een afzonderlijk verslag gemaakt dat wordt toegevoegd aan de stukken die moeten leiden tot een besluit van het college. Artikel 11. Tijdstip vaststellen bekostigingsplafond, programma en overzicht Lid 1 Het college is verplicht het bekostigingsplafond dat beschikbaar is voor het honoreren van de aangevraagde voorzieningen vast te stellen. Het vaststellen van het bekostigingsplafond is een afzonderlijk collegebesluit, maar kan in dezelfde vergadering worden genomen als het besluit tot het vaststellen van het programma en overzicht. Het bekostigingsplafond staat los van het totaal van het investeringsbedrag van de aangevraagde voorzieningen. Het bekostigingsplafond is uitsluitend bepalend voor de vraag of alle aangevraagde voorzieningen huisvesting onderwijs ook kunnen worden gehonoreerd. Het college kan een bekostigingsplafond per onderwijssector of per voorziening vaststellen. Achtergrond van deze mogelijkheid is te voorkomen dat één onderwijssector of één bepaalde voorziening structureel voor bekostiging in aanmerking komt, waardoor andere gewenste investeringen niet kunnen worden gehonoreerd. Het onderverdelen van het beschikbare investeringsbedrag voor een specifieke categorie van voorzieningen is een instrument om bepaalde accenten te leggen in de uitvoering van de zorgplicht. Deze onderverdeling kan uitsluitend plaatsvinden op basis van een door de gemeenteraad vastgesteld meerjareninvesteringsplan. Lid 2 Uitgangspunt van de verordening is dat het programma en, als dit noodzakelijk is, het overzicht worden vastgesteld voor 31 december van het lopende kalenderjaar. De datum van 31 december is geen fatale termijn. Wordt het programma en overzicht niet voor 31 december vastgesteld dan betekent dit niet dat alle aangevraagde voorzieningen automatisch voor bekostiging in aanmerking komen. Op grond van Artikel 6:2 van de Awb heeft het bevoegd gezag, omdat het college niet tijdig een besluit heeft genomen, de mogelijkheid om in deze situatie de procedure van bezwaar en beroep te volgen. De overschrijding van de termijn heeft dus geen (financiële) gevolgen voor het college. Artikel 12. Bekendmaken besluiten vaststellen bekostigingsplafond, programma en overzicht Artikel 95 van de WPO vermeldt de criteria die het college moet hanteren bij het vaststellen van het programma voorziening huisvesting onderwijs. Het uitgangspunt voor het overzicht voorziening huisvesting onderwijs is opgenomen in artikel 96 van de WPO. In dit artikel wordt bepaald op welke wijze het besluit tot het vaststellen van het programma en overzicht aan de bevoegde gezagsorganen wordt bekendgemaakt. Pagina 6 van 31

87 Lid 1 Het programma en overzicht zijn een bundel beschikkingen. De aanvragers ontvangen deze beschikkingen binnen een termijn van twee weken nadat het programma en overzicht zijn vastgesteld. Voor deze termijn is gekozen omdat de onderwijswetten bepalen (zie toelichting artikel 13, eerste lid) dat binnen vier weken nadat het programma is vastgesteld overleg over de uitvoering van de voorziening moet plaatsvinden met het college. Op grond van artikel 3:43 van de Awb moet het college het besluit meedelen aan degenen die bij de voorbereiding van het besluit hun zienswijze naar voren hebben gebracht. Omdat het programma en overzicht deel uitmaken van het bestuurlijk overleg dat vooraf gaat aan het vaststellen van het programma is in de modelverordening opgenomen dat het besluit aan alle schoolbesturen wordt verzonden. Lid 2 De onderwijswetten bepalen alleen iets over het ter inzage leggen van het overzicht. Vanwege de samenhang tussen bekostigingsplafond, programma en overzicht is in de verordening opgenomen dat zowel het programma als overzicht ter inzage wordt gelegd. Artikel 13. Overleg wijze van uitvoering Dit artikel geeft een nadere invulling aan het wettelijk voorgeschreven overleg over het maken van afspraken over de zaken die van belang zijn om te komen tot het beschikbaar stellen van een investeringskrediet voor de voorziening die op het programma is opgenomen. Door het maken van deze afspraken voorafgaande aan de start van de uitvoering van het project worden onduidelijkheden en misverstanden in het verdere uitvoeringstraject voorkomen. Lid 1 In artikel 95, achtste lid, van de WPO is opgenomen dat het college binnen vier weken met het betrokken bevoegd gezag in overleg treedt over de uitvoering van het programma. De in dit overleg gemaakte afspraken moeten in een verslag worden vastgelegd. De passage voor zover van toepassing betekent dat niet alle onderwerpen die in dit lid zijn opgenomen betrekking hebben op alle voorzieningen die op het programma zijn opgenomen (voor bijv. de voorziening eerste inrichting is geen bouwplan noodzakelijk) en het college daarnaast van mening is dat het indienen van het bouwplan en de desbetreffende begroting voor een op het programma opgenomen voorziening achterwege kan blijven. De onderwerpen die besproken moeten worden zijn o.a.: - het bouwheerschap (onderdeel a), met als uitgangspunt dat het bevoegd gezag optreedt als bouwheer, conform het bepaalde in artikel 103, eerste lid, van de WPO. Het alternatief is dat het college de voorziening tot stand brengt (artikel 103, tweede lid, van de WPO). In het overleg moet worden vastgesteld of van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt. Daarnaast kan besproken worden de mogelijkheid dat de bouw van een multifunctionele accommodatie wordt gerealiseerd door een derde partij; - het bouwplan, dat moet worden getoetst aan de uitgangspunten zoals die op het vastgestelde programma zijn opgenomen (bijv. aantal vierkante meter bruto vloeroppervlakte); - het feit dat het college in de periode die is verlopen tussen het moment van het vaststellen van het programma en het aanvragen van de goedkeuring van het bouwplan en de kostenraming kan toetsen of zich nieuwe feiten en omstandigheden hebben voorgedaan of voordoen, waardoor het eerder genomen besluit moet worden herzien. In het overleg wordt vastgelegd of het college gebruik maakt van deze mogelijkheid, zodat het college, na ontvangst tot goedkeuring van het bouwplan en de kostenbegroting kan besluiten om de toegekende vergoeding te herzien; - de wijze waarop de controle en het afleggen van verantwoording over de besteding van de middelen plaatsvindt. De wijze van verantwoording is grotendeels afhankelijk van de omvang het project (zie ook toelichting artikel 15); - de afspraak over de wijze van aanbesteding. Voor toegekende voorzieningen is de aanvrager verplicht een aanbestedingsprocedure te volgen. Wordt de voorziening Pagina 7 van 31

88 bekostigd op basis van de genormeerde vergoeding dan is de uitkomst van de aanbesteding voor het college feitelijk niet relevant, omdat het bevoegd gezag aanspraak maakt op het normbedrag. Wordt de voorziening bekostigd op basis van de feitelijke kosten dan is de uitkomst van de aanbesteding wel relevant voor het bepalen voor de hoogte van het definitieve investeringsbedrag. Uitgangspunt is dat voldaan wordt aan het bepaalde in de Aanbestedingswet 2012 en in relevante Europese regelgeving. Daarnaast is van toepassing wat de gemeenteraad heeft vastgesteld in het gemeentelijk aanbestedingsbeleid over het opvragen van offertes als er geen Europese regelgeving van toepassing is. Onderstaand is een tabel opgenomen met een onderscheid naar datgene dat in het gemeentelijke aanbestedingsbeleid is opgenomen voor het opvragen van offertes en wat is opgenomen in de Europese richtlijnen. Bij aanbestedingen van opdrachten onder het Europese drempelbedrag kan het college op verzoek van het bevoegd gezag besluiten van het bepaalde in de tabel af te wijken. Type opdracht Werken t/m ,- Leveringen t/m ,- A-diensten t/m ,- B-diensten t/m ,- Uitgangspunten aanbestedingsprocedure (genoemde bedragen zijn exclusief BTW) Nationaal Europees Onderhandse procedures (offerte-traject) Openbare procedure of niet-openbare procedure met voorafgaande selectie Europees verplichte procedures Enkelvou Meervoudig dig vanaf ,- t/m ,- vanaf ,- tot de Europese drempel vanaf ,- tot de Europese drempel vanaf ,- tot de Europese drempel vanaf ,- tot de Europese drempel vanaf ,00 vanaf ,00 vanaf ,00 alléén indien de opdracht grensoverschrijdend is Als sprake is van huur moet de huurovereenkomst met daarin onder meer de overeengekomen huurprijs vooraf aan het college ter goedkeuring worden voorgelegd. Lid 2 Om te voorkomen dat in een later stadium misverstanden ontstaan over de afspraken die gemaakt zijn over de uitvoering van de voorziening is bepaald dat de afspraken schriftelijk worden vastgelegd en ter instemming aan de aanvrager worden voorgelegd. Als de aanvrager zijn instemming schriftelijk heeft verleend, dan is daarmee direct vastgelegd dat er overeenstemming bestaat over de wijze van uitvoering van de voorziening. Stemt de aanvrager niet in met het verslag, dan is nader overleg noodzakelijk met als doel alsnog overeenstemming te bereiken. Blijken partijen het ook dan niet eens te kunnen worden over de uitvoering van de voorziening dan wordt dit ook schriftelijk door beide partijen vastgelegd. Pagina 8 van 31

89 Lid 3 Het college kan in het gevoerde overleg meedelen dat het indienen van een bouwplan en begroting achterwege kan blijven, of dat er geen nadere toetsing aan wettelijke voorschriften of gewijzigde omstandigheden zal plaatsvinden. Over het algemeen betreft het voorzieningen waarvoor in een eerder stadium al een offerte is overgelegd en die weinig of geen voorbereidingstijd meer vergt. Heeft het overleg tot overeenstemming geleid, dan ontvangt de aanvrager binnen vier weken bericht over het moment waarop de bekostiging een aanvang neemt. Lid 4 Als blijkt dat in het overleg geen overeenstemming wordt bereikt over de wijze van uitvoering van de voorziening en dit in het vastgestelde verslag is opgenomen dan is het college de instantie die een definitief besluit neemt. Dit besluit deelt het college mee aan het bevoegd gezag. In het besluit zijn opgenomen de overwegingen om niet in te stemmen met de door de aanvrager gewenste wijze van uitvoering van de voorziening. Deze mededeling is een besluit in de zin van de Awb, waartegen dan ook voor aanvrager de mogelijkheid van bezwaar en beroep openstaat. Artikel 14. Instemmen bouwplannen en begroting; tijdstip aanvang bekostiging; toetsen wettelijke voorschriften en nieuwe feiten en omstandigheden; overleggen offertes De aanvrager kan in principe niet eerder tot aanbesteding overgaan dan nadat het college heeft ingestemd met het bouwplan. Uitsluitend als een dergelijk plan naar het oordeel van college gezien de aard van de voorziening niet vereist is kan de aanvrager voorafgaande aan het goedkeuren van het bouwplan de procedure van aanbesteding volgen (zie ook artikel 13, derde lid). Nadat het college de uitkomst van de aanbesteding heeft ontvangen besluit het college tot het vaststellen van het definitieve bedrag van de bekostiging. Basis voor dit bedrag zijn de overgelegde offertes. Is geen aanvraag voor een voorbereidingskrediet ontvangen dan kan in het overleg deze mogelijkheid alsnog worden besproken. Lid 1 Dit artikel betreft de nadere uitwerking van artikel 103 van de WPO en heeft een relatie met artikel 13, eerste en tweede lid. Op basis van de daar gemaakte afspraken wordt het bouwplan en de kostenbegroting ingediend. Het college toetst, voordat het bouwplan wordt goedgekeurd, aan mogelijk nieuwe ontwikkelingen en stelt het bedrag van de bekostiging vast. - Het goedkeuren van het bouwplan zoals dat in dit artikel wordt bedoeld staat los van de goedkeuring van het bouwplan op grond van de bouwverordening, dus het verlenen van de omgevingsvergunning. Op grond van dit artikel wordt het bouwplan getoetst aan de afgegeven beschikking (toegekend investeringsbedrag bij feitelijke kosten en toegekende bvo). - De wijze waarop de begroting die is ontvangen wordt getoetst is afhankelijk van de wijze waarop de voorziening wordt bekostigd. Maakt het bevoegd gezag aanspraak op: - de genormeerde vergoeding dan wordt de begroting marginaal getoetst, omdat het bevoegd gezag aanspraak maakt op het normbedrag en het college geen hoger bedrag dan het normbedrag beschikbaar stelt; - de vergoeding op basis van de feitelijke kosten dan vindt een inhoudelijke toetsing van de begroting plaats om het definitieve bedrag van de vergoeding te kunnen vaststellen. De kostenbegroting die was ingediend bij de aanvraag voor het Pagina 9 van 31

90 programma was namelijk een raming van de kosten. Deze begroting had toen als functie te komen tot het vaststellen van een bedrag als onderdeel voor het vaststellen van het programma. Gelet op het tijdsverloop tussen het ontvangen van de aanvraag en het besluit tot het vaststellen van het programma kan het definitieve bedrag van de bekostiging afwijken van de begroting die is ontvangen als onderdeel van de ingediende aanvraag voor het programma. Bij de uitvoering van een voorziening die volgens de offertelijn wordt gerealiseerd, nemen de offertes de rol over van de begroting. Bij het indienen van de stukken vermeldt het bevoegd gezag tevens op welk moment het bevoegd gezag de werkzaamheden wil starten en in relatie daarmee de bekostiging. Lid 2 De in dit lid opgenomen termijnen zijn fatale termijnen. Als het college niet binnen de gestelde termijnen beslist, wordt geacht de gevraagde goedkeuring te zijn verleend en vindt de bekostiging plaats op de wijze en het tijdstip zoals door de aanvrager is aangegeven. De aanvrager kan daarna de procedure voor het aanvragen van de omgevingsvergunning starten. De fatale termijn is noodzakelijk met het oog op een goede voortgang van de uitvoering van de voorziening en de duidelijkheid richting aanvrager. Gelijktijdig met het goedkeuren van het bouwplan en begroting stelt het college het tijdstip vast waarop de bekostiging een aanvang neemt, conform het bepaalde in artikel 99, eerste lid van de WPO. Lid 3 Derde lid bepaalt dat voor het vaststellen van de vergoeding niet de laagste prijs maar de economisch meest voordelige inschrijving bepalend is. Dit is conform het uitgangspunt van de Aanbestedingswet Het college kan hiervan gemotiveerd afwijken. Artikel 15. Aanvang bekostiging Dit artikel is de uitwerking van artikel 102, vierde lid, van de WPO. Het geeft het college de vrijheid om per voorziening te besluiten op welke wijze het bedrag van de bekostiging beschikbaar wordt gesteld. Deze keuze is sterk afhankelijk van de concrete omstandigheden (o.a. grootte van de opdracht, hoogte van het investeringsbedrag). Uitgangspunt is dat de aanvrager tijdig aan zijn financiële verplichtingen moet kunnen voldoen. Dit betekent bijvoorbeeld dat wordt overeengekomen dat de: - vergoeding eerste inrichting als normbedrag in één keer wordt uitbetaald; - vergoedingen voor bouwkundige werkzaamheden in termijnen worden uitbetaald, waarbij wordt aangesloten bij de termijnbetalingen aan de aannemer op basis van de door de aannemer ingediende termijnstaat (automatische verwerking met valutadata in financiële administratie), en - vergoeding op declaratiebasis wordt betaald na ontvangst van de nota s van het bevoegd gezag. De vergoeding wordt rechtstreeks beschikbaar gesteld aan de opdrachtgever, tenzij in het overleg als bedoeld in artikel 13 wordt overeengekomen dat de vergoeding door het college rechtstreeks aan de opdrachtnemer wordt verstrekt. Op grond van de onderwijswetten bestaat er uitsluitend een relatie tussen college en bevoegd gezag. Vanuit dit uitgangspunt is de formele lijn dat het college het bedrag aan het bevoegd gezag betaalt en het bevoegd gezag het bedrag aan de opdrachtnemer. Op deze wijze kan het bevoegd gezag ook verantwoording van de ontvangen middelen afleggen. Gedacht kan worden aan een gespecificeerde verantwoording met als bijlagen alle rekeningen die op het project betrekking hebben, of een accountantsverklaring. Artikel 16. Vervallen aanspraak op bekostiging Lid 1 De data van zijn gekozen met het oog op het moment dat de gemeentebegroting wordt vastgesteld. Vanuit financieel perspectief is het noodzakelijk om te weten of een via het programma toegekende voorziening in het jaar van toekenning ook daadwerkelijk in dat jaar wordt gerealiseerd, of dat de realisatie in dat jaar door omstandigheden niet mogelijk is. Wordt vastgesteld dat realisatie niet mogelijk is: Pagina 10 van 31

91 - in het toegekende programmajaar maar wel in een volgend begrotingsjaar, dan blijft het beschikbaar gestelde krediet gehandhaafd, en - ook niet in een van de volgende begrotingsjaren dan kan het beschikbaar gestelde krediet worden ingetrokken; het gevolg van dit besluit is dat de aangevraagde voorziening te zijner tijd opnieuw moet worden aangevraagd. De bepaling over het toezenden van onder meer de bouwopdracht is van belang voor het college, omdat het college na de genoemde data actie in de richting van de aanvrager kan ondernemen. De term door de aanvrager betekent dat, als het college optreedt als bouwheer en de termijn wordt overschreden, het recht op bekostiging niet vervalt. De aanvrager heeft dan immers recht op een voorziening. Lid 3 Het kan voorkomen dat het bevoegd gezag niet aan de gestelde termijnen kan voldoen. De overschrijding van de termijn kan het gevolg zijn van diverse omstandigheden die buiten de schuld van de aanvrager liggen. Bijvoorbeeld: - planologische en stedenbouwkundige ontwikkelingen; - procedures in het kader van de ruimtelijke ordening; - vervuilde grond. Het is dan aan de aanvrager om bij het college een verzoek in te dienen om de gestelde termijnen te verlengen. Lid 4 De datum in dit lid heeft een relatie met de data in het eerste lid. Als het verzoek van de aanvrager wordt afgewezen moet een zodanige datum worden gekozen dat de aanvrager in de gelegenheid is om alsnog voor de in het eerste lid genoemde datum een bouwopdracht et cetera te overleggen. Als het college dus niet tijdig beslist is voor de aanvrager de in het eerste lid genoemde datum niet haalbaar. Artikelen Aanvragen met spoedeisend karakter Er kan zich een calamiteit voordoen waardoor de voortgang van het onderwijs wordt belemmerd. Het bevoegd gezag kan dan op grond van deze artikelen een aanvraag voor het bekostigen van een voorziening huisvesting onderwijs indienen. Het moet duidelijk zijn dat het een calamiteit is die op korte termijn moet worden opgelost en niet kan wachten op de reguliere aanvraagprocedure. Het spoedeisende karakter moet dus duidelijk naar voren komen in de omschrijving van aanvraag. Bij aanvragen met een spoedeisend karakter valt te denken aan: - brand- en stormschade, waardoor het onderwijsproces (tijdelijk) in een andere accommodatie moet plaatsvinden; - herstel van schade als gevolg van constructiefouten (verwijderen asbest), of - overige schades (vandalisme, glasbreuk, inbraak). De spoedprocedure kan niet worden gebruikt als een soort ontsnappingsroute voor de reguliere procedure, zoals een situatie: - dat een bevoegd gezag verzuimd heeft tijdig op grond van artikel 6 van de verordening een aanvraag in te dienen voor het programma, of - dat een aangevraagde voorziening niet op het programma is geplaatst wegens het toepassen van de financiële weigeringsgrond omdat het bekostigingsplafond niet toereikend is. Artikel 17. Indienen aanvraag Een aanvraag op basis van de spoedprocedure kan gedurende het hele jaar worden ingediend, omdat het moment waarop de calamiteit zich voordoet niet bij voorbaat bekend is. De calamiteit moet zo spoedig mogelijk (telefonisch) worden gemeld en de noodzakelijke maatregelen moeten worden genomen. Na de melding moet de aanvrager binnen de gestelde termijn de aanvraag indienen. Pagina 11 van 31

92 Artikel 18. Inhoud aanvraag Lid 1 Naast de gegevens die noodzakelijk zijn bij het indienen van een aanvraag op grond van de reguliere procedure (artikel 7, eerste lid) is het bevoegd gezag verplicht te motiveren waarom deze voorziening spoedeisend is. Uit de aanvraag moet onomstotelijk blijken dat de aanvraag betrekking heeft op een calamiteit die niet voorzienbaar was en dat het treffen van een voorziening geen uitstel kan lijden, omdat anders het onderwijsproces geen doorgang meer kan vinden. Lid 2 Gelet op het spoedeisende karakter van de aanvraag zijn de termijnen voor het aanleveren van aanvullende gegevens kort gehouden. Artikel 19. Tijdstip beslissing Omdat de aanvraag een spoedeisend karakter heeft, wordt ook voor de beslistermijn een korte periode aangehouden. Artikel 20. Uitvoeren beslissing Voor het beoordelen en toekennen van de op grond van de spoedprocedure aangevraagde voorziening gelden de criteria die zijn opgenomen in de bijlagen I tot en met III van de verordening. Als extra toets geldt het element van de spoedeisendheid: het treffen van de voorziening kan geen uitstel lijden in verband met de voortgang van het onderwijs. In tegenstelling tot de reguliere procedure kan het college bij de spoedprocedure geen financiële weigeringsgrond hanteren. Dit blijkt uit de relatie tussen artikel 98, tweede lid, van de WPO en artikel 100, eerste lid, van de WPO. Op de uitvoering van de beschikking zijn de artikelen 13 tot en met 16 van toepassing. Artikelen Medegebruik en verhuur De artikelen zijn een nadere uitwerking van artikel 102 van de WPO. Op grond hiervan moet de gemeenteraad bij verordening een procedure vaststellen voor het medegebruik en de verhuur. Bij medegebruik en verhuur gaat het nadrukkelijk om delen van lesgebouwen die niet noodzakelijk zijn voor het gebruik door de eigen school. De artikelen 21 t/m 26 worden door het college toegepast als het college een aanvraag van een bevoegd gezag voor het bekostigen van een voorziening huisvesting onderwijs heeft ontvangen. Het college kan besluiten dat de aangevraagde voorziening huisvesting wordt afgewezen omdat door middel van medegebruik in de noodzakelijke huisvestingsbehoefte kan worden voorzien. Artikel 21. Aanduiden omstandigheden Onderdelen a en c Deze bepalingen geven het college de mogelijkheid om leegstand te vorderen op het moment dat het college op grond van artikel 6 of 19 een aanvraag voor het bekostigen van een voorziening huisvesting onderwijs nieuwbouw, vervangende nieuwbouw of uitbreiding voor een school heeft ontvangen. Het college moet twee zaken vaststellen, te weten dat: - de school die de aanvraag heeft ingediend ook daadwerkelijk een tekort aan capaciteit heeft, en - er leegstand binnen een ander schoolgebouw aanwezig is. Het vorderingsrecht op grond van dit artikel heeft betrekking op medegebruik door een school. Dit medegebruik betekent dat het doel van het vorderen (ruimte voor het geven van onderwijs) in principe in overeenstemming is met de bestemming van het schoolgebouw en aanpassingen niet noodzakelijk zijn. Onderdeel b Dit wordt alleen toegepast als een onderwijssector (bijv. voortgezet onderwijs) is Pagina 12 van 31

93 ondergebracht bij een instelling die valt onder de Wet educatie en beroepsonderwijs. Artikel 22. Omschrijving leegstand Lid 1 De leegstand is gekoppeld aan het criterium bruto vierkante meters. De leegstand wordt vastgesteld op basis van het saldo tussen de vastgestelde capaciteit (bijlage III, deel A) en de berekende ruimtebehoefte (bijlage III, deel B). Bij het vaststellen van de leegstand wordt geen rekening gehouden met de drempelwaarde. Bij het vorderen wordt geen onderscheid gemaakt in leegstand bij een school voor basisonderwijs, een speciale school voor basisonderwijs, een school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs of een school voor voortgezet onderwijs. Dit betekent dat het college kan besluiten leegstand die wordt vastgesteld in een school voor basisonderwijs toe te wijzen aan een speciale school voor basisonderwijs, een school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs, of een school voor voortgezet onderwijs. Bij het vaststellen van leegstand worden ook betrokken de zgn. eigendoms- en huurscholen, omdat deze schoolgebouwen behoren tot de voorzieningen huisvesting onderwijs en zodoende vallen onder het vorderingsrecht. Het vorderingsrecht kan ook worden toegepast op de leegstaande capaciteit waaraan een bevoegd gezag een andere bestemming (bijvoorbeeld mediatheek, overblijflokaal) heeft gegeven. Genormeerde leegstand waaraan een bevoegd gezag een andere bestemming heeft gegeven moet wijken voor noodzakelijk onderwijsgebruik. Lid 2 Een lokaal bewegingsonderwijs kan maximaal 40 klokuren per week voor bewegingsonderwijs in gebruik worden gegeven. Een school voor basisonderwijs kan op basis van het lesrooster per week maximaal 26 klokuren worden ingeroosterd. Hierdoor wordt voorkomen dat deze scholen buiten hun reguliere lestijden voor het bewegingsonderwijs worden verwezen naar een lokaal bewegingsonderwijs dat nog geen 40 klokuren in gebruik is. Dit betekent dat als in een lokaal bewegingsonderwijs voor een school voor basisonderwijs minder dan 26 klokuren zijn ingeroosterd medegebruik mogelijk is door een andere school voor basisonderwijs voor het verschil tussen 26 klokuren en het aantal ingeroosterde klokuren; Medegebruik kan alleen plaatsvinden binnen de voor de betreffende onderwijssector geldende reële schooltijden. Artikel 23. Nalaten vorderen Dit artikel geeft de bevoegde gezagsorganen de ruimte in onderling overleg medegebruik te regelen. Als de bevoegde gezagsorganen een onderlinge regeling hebben getroffen is er voor het college geen reden om dat te doorkruisen, tenzij het college heeft vastgesteld dat de school die medegebruiker is in de eigen accommodatie voldoende capaciteit heeft om alle leerlingen te huisvesten. Als bevoegde gezagsorganen medegebruik onderling hebben geregeld moet het college hiervan in kennis worden gesteld. Het college moet vaststellen of door het medegebruik de (meest) optimale situatie is gecreëerd. Op het moment dat een school is gehuisvest in meerdere schoolgebouwen wordt in onderling overleg vastgesteld in welk schoolgebouw de leegstand wordt gevorderd. Wordt geen overeenstemming bereikt, dan besluit het college zelfstandig in welk schoolgebouw de leegstand wordt gevorderd. Artikel 24. Overleg en mededeling Lid 1 Onderdeel van het vaststellen van het programma is het besluit tot het vorderen voor en toekennen van medegebruik in plaats van het toekennen van bijv. een aangevraagde voorziening 'uitbreiding'. Om deze reden maakt het vorderen voor medegebruik onderdeel uit van het wettelijk verplichte overleg over het programma. Voor beide Pagina 13 van 31

94 bevoegde gezagsorganen die betrokken zijn bij het voorgenomen besluit tot medegebruik in het kader van het programma bestaat de mogelijkheid een advies van de Onderwijsraad te vragen. Op het programma wordt niet vermeld het besluit tot vordering, dit is een afzonderlijk besluit van het college. Lid 2 Voor het vorderen van leegstand als een aanvraag voor het bekostigen van een voorziening op grond van de spoedprocedure is ontvangen is geen termijn voor het overleg opgenomen. De aard van de aanvragen kan namelijk met zich meebrengen dat een en ander op zeer korte termijn geregeld moet worden. Uiteraard moet ook hier het 'ontvangende' bevoegde gezag redelijkerwijs de gelegenheid hebben om de nodige maatregelen te treffen. Lid 3 Een bevoegd gezag waarvan leegstand gevorderd wordt moet de gelegenheid hebben tijdig eventuele (organisatorische) maatregelen te nemen. Daarom is de termijn waarop het besluit tot vorderen bekend moet worden gemaakt zo kort mogelijk gehouden. Voordat het college het besluit tot vorderen heeft genomen heeft over dit besluit over het algemeen al overleg plaatsgevonden met het bevoegd gezag. Dit betekent dat het bevoegd gezag in principe al in de gelegenheid geweest om zich voor te bereiden op het medegebruik. Lid 4 Het bevoegd gezag waarvan gevorderd wordt moet weten waar het aan toe is. Om deze reden moeten de in het vierde lid opgenomen elementen in de beschikking worden opgenomen, waarvan vooral de onder e genoemde periode gedurende welke de leegstand wordt gevorderd van belang is. De periode kan bijv. worden gebaseerd op de uitkomst van de leerlingenprognose. Het kan wenselijk zijn om in het besluit tot het vorderen van medegebruik op te nemen dat het vorderen voor medegebruik in ieder geval eindigt als de leegstand voor de eigen school noodzakelijk is. Dit is niet strikt noodzakelijk, omdat uitgangspunt van de verordening is dat eigen gebruik voor medegebruik gaat. Artikel 25. Vergoeding Bij medegebruik heeft het bevoegd gezag dat ruimte in medegebruik geeft te maken met exploitatiekosten als gevolg van dit medegebruik. De bevoegde gezagsorganen moeten in onderling overleg de vergoeding voor het medegebruik overeenkomen. Uitgangspunt is dat de werkelijke exploitatiekosten worden vergoedt. Dit is redelijk omdat het bevoegd gezag dat medegebruiker is ook bij het gebruik van de eigen accommodatie de werkelijke kosten moet betalen. Deze werkelijke kosten zijn onafhankelijk van de rijksvergoeding materiële instandhouding die het schoolbestuur ontvangt. Worden de werkelijke kosten niet doorberekend, dan is sprake van een indirecte subsidiëring van de medegebruiker en zet het bevoegd gezag dat een gedeelte van de school in medegebruik heeft geven de ontvangen rijksvergoeding niet in voor het doel waarvoor deze wordt ontvangen. De hoogte van de vergoeding is ook afhankelijk van de afspraken die worden gemaakt over de activiteiten die voor rekening van de school en de medegebruiker komen. Als tussen de betrokkenen geen overeenstemming wordt bereikt dan wordt de vergoeding vastgesteld op basis van het bedrag dat voor elke groep bij meer dan zes groepen ter beschikking wordt gesteld binnen de groepsafhankelijke programma's van eisen voor het basisonderwijs, zoals jaarlijks wordt bekendgemaakt door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Artikel 26. Overleg en mededeling Artikel 26 heeft betrekking op het vorderen voor medegebruik voor culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden. Dit vorderen kan plaatsvinden zowel tijdens als na de schooltijden. Medegebruik voor de genoemde activiteiten kan in Pagina 14 van 31

95 overeenstemming zijn met de bestemming van het schoolgebouw (eisen bestemmingsplan), of met het onderwijs dat in het gebouw wordt gegeven, maar dat is niet strikt noodzakelijk. Is het medegebruik niet in overeenstemming met de bestemming van het schoolgebouw, dan betekent dit dat het medegebruik niet eerder kan plaatsvinden dan nadat een wijziging van het bestemmingsplan is vastgesteld. Is medegebruik niet in overeenstemming met het onderwijs van de school dan is het noodzakelijk dat het bevoegd gezag in het overleg met het college de gelegenheid krijgt om specifieke wensen aangaande het medegebruik naar voren te brengen. Voor het bevoegd gezag kan daarbij de vrijheid van richting en inrichting een rol spelen. Lid 2 vermeldt de onderwerpen die in het overleg tussen college en bevoegd gezag minimaal moeten worden besproken als medegebruik door een niet onderwijsinstelling aan de orde is. Het bevoegd gezag moet, voordat het instemt met het medegebruik, in het overleg in de gelegenheid gesteld worden zich een oordeel te vormen over de aard van de activiteit en de invloed van die activiteit op het onderwijsproces. Afhankelijk van de uitkomst van het overleg en de activiteiten waarvoor het medegebruik noodzakelijk is, kan het noodzakelijk zijn dat besloten moet worden om bepaalde bouwkundige maatregelen te nemen om hinder te voorkomen. Artikel 26 (bedrag van de vergoeding medegebruik ) is niet van toepassing op medegebruik voor culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden. Het staat het bevoegd gezag vrij om een ander tarief in rekening te brengen, maar ook aan te sluiten bij de systematiek die is opgenomen in artikel 26. Verondersteld wordt dat de beoogde organisatie die medegebruiker wordt in het overleg tussen college en bevoegd gezag wordt vertegenwoordigd door het college. Het is aan het college om te besluiten of de beoogde medegebruiker al of niet deelneemt aan het overleg. Het bevoegd gezag, college en de medegebruiker moeten voor de aanvang van het medegebruik schriftelijk een aantal (praktische) afspraken vastleggen. Het kader voor die afspraken wordt gevormd door het besluit tot vordering door college. Lid 3 Als in het overleg geen overeenstemming wordt bereikt, neemt het college een beslissing inzake de openstaande punten. Hiervoor is gekozen om te voorkomen dat door een verschil van mening het vorderingsrecht niet geëffectueerd kan worden. Artikel 27. Verzoek toestemming college Verhuur van een gedeelte van een schoolgebouw kan uitsluitend plaatsvinden door de juridisch eigenaar. Dit betekent dat het college een schoolgebouw waarvan het bevoegd gezag juridisch eigenaar is niet kan vorderen voor verhuur. De afweging om een ruimte te verhuren is uitsluitend de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag moet, als het (een gedeelte van) het schoolgebouw wil verhuren, vooraf aan het college toestemming voor de verhuur vragen. Zonder toestemming van het college is een huurovereenkomst strijdig met de wet en dus nietig. Bij het aanvragen van de toestemming voor de verhuur moet het bevoegd gezag het college inzicht geven in de huurder, de te verhuren ruimte, de activiteiten die in de te verhuren ruimte plaatsvinden, de periode van verhuur en de in de komende jaren te verwachten ruimtebehoefte van de school. Daarnaast betrekt het college bij het verlenen van de toestemming ook de te verwachten ruimtebehoefte van de overige scholen. Dit om te voorkomen dat het college toestemming voor de verhuur verleent, maar binnen de verhuurtermijn een aanvraag wordt ontvangen voor bijvoorbeeld uitbreiding van een schoolgebouw. Met de door het bevoegd gezag verstrekte informatie toets het college het verzoek aan wet- en regelgeving. Op grond van artikel 108, eerste lid, van de WPO is het niet toegestaan om een onderwijsgebouw of -terrein te verhuren als: - woon- of bedrijfsruimte als bedoeld in artikel 1623a, tweede lid, en 1624, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, of - de bestemming zich niet verdraagt met het onderwijs aan de school. Pagina 15 van 31

96 Het college neemt bij het verlenen van de toestemming in ieder geval de voorwaarde op dat als de te verhuren ruimte op (korte) termijn nodig is voor het onderwijs, dat het college deze ruimte dan vordert. De wet bepaalt dat de risico's voor verhuur en de eventuele schadeplicht die ontstaat bij het voortijdig opzeggen van het huurcontract door het bevoegd gezag, omdat het college gebruik maakt van hun vorderingsrecht, liggen bij het bevoegd gezag. Bij verhuur moet een huurovereenkomst worden afgesloten en een huurprijs bepaald worden. Onderscheid moet worden gemaakt in de vergoeding voor de exploitatiekosten (= gebruiksvergoeding) en de vergoeding in de investeringslasten (= huurvergoeding). Het schoolbestuur stelt de hoogte van de component exploitatiekosten (beheer en onderhoud van het schoolgebouw) vast. In het derde lid is opgenomen de mogelijkheid voor het college om aan de toestemming tot verhuur de voorwaarde te verbinden dat voor de verhuur een huur is verschuldigd, waarvan de hoogte door het college wordt vastgesteld. Dit lid is een aanvulling op wat in de onderwijswetten is opgenomen. Deze huurvergoeding is wat anders dan de gebruiksvergoeding waarvan de hoogte door het bevoegd gezag wordt vastgesteld en waar het bevoegd gezag aanspraak op maakt. De huurcomponent moet worden afgedragen aan het college als bijdrage in de investeringslasten van het schoolgebouw. Aan het verbinden van de voorwaarde tot het betalen van een huurvergoeding zijn voorwaarden verbonden: 1. het college moet kunnen aantonen dat door het niet doorbereken van de huur de gemeente een financieel nadeel leidt; 2. de huurprijs moet gerelateerd zijn aan de extra kosten of het verlies aan inkomsten door de gemeente en 3. de ontvangen huurvergoeding moet rechtstreeks ten goede komen aan onderwijshuisvesting. Artikel 28. Staat van onderhoud In artikel 110 van de WPO is geregeld in welke situatie en hoe moet worden omgegaan met de overdracht van een (gedeelte van een) schoolgebouw en -terrein aan het college. Over het algemeen is de overdracht van het hele schoolgebouw en -terrein gekoppeld aan het beëindigen van de bekostiging (bijzonder onderwijs) of het opheffen van de school (openbaar onderwijs) door de minister van OCW. Overdracht door het bevoegd gezag van een schoolgebouw en -terrein aan de gemeente vindt uitsluitend plaats als het bevoegd gezag (bijzonder onderwijs, of verzelfstandigd openbaar onderwijs in bijv. een stichting) juridisch eigenaar is van het schoolgebouw. Is de gemeente juridisch eigenaar van het schoolgebouw en -terrein dan vindt geen overdracht van een (gedeelte van een) schoolgebouw en -terrein plaats. Een overdracht kan ook plaatsvinden als vervangende nieuwbouw op een andere locatie is gerealiseerd. Als dit noodzakelijk is wordt in de door het college en bevoegd gezag gezamenlijk opgestelde en ondertekende acte opgenomen een termijn waarin het schoolgebouw nog kan worden gebruikt. Bij het einde van het gebruik wordt geen onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en dislocaties, omdat dit onderscheid bij het einde van het gebruik niet relevant is. Voor alle gebouwen moet duidelijk zijn op welk moment het gebruik uiterlijk beëindigd moet worden. De procedure voor het opmaken van een staat van onderhoud bij het beëindigen van het gebruik is gekoppeld aan het beëindigen van het gebruik van een gebouw door het bevoegd gezag. Is sprake van integraal bestuur dan blijft het opmaken van een staat onderhoud achterwege. Vanuit het oogpunt van gelijke behandeling van het openbaar en bijzonder onderwijs kan in materiële zin gekozen worden voor een gelijke handelwijze. Met 'achterstallig onderhoud' wordt bedoeld het onderhoud dat het bevoegd gezag, met het oog op de onderhoudsplicht, had moeten uitvoeren. Het gaat er dus niet om dat een gebouw nog een extra opknapbeurt moet krijgen voordat het buiten gebruik wordt gesteld. De staat van het onderhoud wordt opgemaakt voordat de eigendomsoverdracht Pagina 16 van 31

97 plaatsvindt, omdat alleen voor die tijd nog eenduidig kan worden vastgesteld aan wie het eventueel achterstallig onderhoud is toe te rekenen. De staat van onderhoud maakt ook onderdeel uit van de op te maken akte van overdracht. Lid 3 Het college geeft de opdracht voor het opstellen van het rapport met daarin een beschrijving van de staat van onderhoud. Deze opdracht wordt, vanuit het oogpunt van objectiviteit, verstrekt aan een onafhankelijke derde, zoals een bouwkundig adviesbureau. Voordat de opdracht wordt verstrekt heeft het college overleg met het betrokken bevoegd gezag over de inhoud van de opdracht en over de instantie die deze opdracht uitvoert. Hiermee wordt voorkomen dat achteraf onnodige discussies c.q. meningsverschillen ontstaan over de inhoud van de opdracht en over de keuze van de uitvoerder. Op grond van artikel 5 kunnen bepaalde inlichtingen van het bevoegd gezag gevraagd worden (bijv. beschikbaar stellen meerjarenonderhoudsplan en/of bewijsstukken dat er geregeld onderhoud is uitgevoerd). Lid 5 Als uit de rapportage van de staat van onderhoud blijkt dat bij het opmaken van de rapportage achterstallig onderhoud is geconstateerd en het bevoegd gezag met deze constatering instemt, kan in het overleg overeengekomen worden dat het bevoegd gezag: - alsnog opdracht verstrekt tot het uitvoeren van het noodzakelijke onderhoud, of - het bedrag dat gemoeid is met het achterstallig onderhoud aan het college betaalt, waarna het college de opdracht verstrekt. Als in het overleg geen overeenstemming wordt bereikt over de uitkomst van de rapportage wordt in het overleg besproken hoe de vervolgprocedure zal zijn. Er kan worden overeengekomen dat arbitrage plaatsvindt, waarbij beide partijen afspreken zich te zullen neerleggen bij de uitkomst daarvan. Alternatief is dat het college zich wendt tot de burgerlijke rechter, op grond van het feit dat het bevoegd gezag een onrechtmatige daad heeft gepleegd door zich niet te houden aan de wettelijke opdracht om een gebouw behoorlijk te gebruiken of te onderhouden. Lid 6 Deze bepaling is opgenomen voor de situatie dat er geen enkele aanleiding is om te veronderstellen dat sprake is van achterstallig onderhoud, of een vermoeden over achterstallig onderhoud bestaat, maar er geen reden is om dit nog te laten vastleggen in een rapport. Dit laatste kan zich voordoen als het voornemen bestaat het schoolgebouw dat buiten gebruik wordt gesteld op termijn bijv. te verbouwen voor een andere bestemming of te slopen. Artikel 29. Mutaties aantal klokuren binnen beschikbare capaciteit; inroosteren en gebruik Lokalen bewegingsonderwijs zijn een voorziening huisvesting onderwijs en kunnen juridisch eigendom zijn van de gemeente, het bevoegd gezag of een derde. In het kader van de ruimtebehoefte van de lokalen bewegingsonderwijs is het de verantwoordelijkheid van de gemeenteraad om de criteria vast te stellen voor het vaststellen van de ruimtebehoefte en de aanvullende ruimtebehoefte. Deze criteria zijn opgenomen in bijlage III, deel B. Daarnaast is het de verantwoordelijkheid van het college om een rooster bewegingsonderwijs vast te stellen. De omvang van het gebruik door een school voor basisonderwijs, een speciale school voor basisonderwijs, een school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs van lokalen bewegingsonderwijs wordt uitgedrukt in het aantal klokuren. Het aantal klokuren is afhankelijk is van het aantal gymgroepen. Omdat het aantal gymgroepen afhankelijk is van het aantal formatieplaatsen en het aantal formatieplaatsen afhankelijk van het aantal leerlingen dat op de school is ingeschreven fluctueert het aantal klokuren jaarlijks als gevolg van mutaties in het aantal leerlingen. Voor het verwerken van de jaarlijkse mutaties is de Pagina 17 van 31

98 jaarlijkse procedure tot aanvragen in het kader van het programma en de spoedprocedure niet het geëigende middel. Beide procedures zijn te zwaar en te omslachtig voor het verwerken van de jaarlijkse mutaties in het gebruik van de lokalen bewegingsonderwijs. Dit geldt in ieder geval als het aantal klokuren binnen de bestaande capaciteit kan worden opgevangen en dus niet leidt tot een uitbreiding of nieuwbouw van lokalen bewegingsonderwijs. Tegen deze achtergrond is in artikel 30 een afzonderlijke procedure opgenomen. Uitgangspunt van deze procedure is dat het college op basis van het aantal ingeschreven leerlingen op de teldatum 1 oktober het aantal gymgroepen en daarmee het aantal klokuren bewegingsonderwijs vaststelt en op basis van het aantal klokuren het conceptrooster bewegingsonderwijs kan vaststellen. Stelt het college vast dat er te weinig capaciteit is, of dat een lokaal bewegingsonderwijs moet worden vervangen, dan kan het college de procedure voor het aanvragen van bekostiging van een huisvestingsvoorziening starten. Door deze procedure heeft het college, als lokale overheid, tijdig zicht heeft op: - de accommodaties die geschikt zijn voor bewegingsonderwijs, inclusief de accommodaties die op grond van de onderwijswijswetgeving behoren tot de zgn. eigendomsscholen ; - de capaciteit van de accommodaties bewegingsonderwijs; - het gebruik van de accommodatie bewegingsonderwijs (welke school geeft bewegingsonderwijs in welk gebouw); - de tijdstippen en het aantal uren dat het lokaal bewegingsonderwijs gebruikt wordt, en - het gebruik, waarbij moet worden vastgesteld of het een genormeerd gebruik is of dat het gebruik gebaseerd is op feitelijk gebruik. De verordening kent zodoende de volgende stappen: 1. het college stelt voor 15 april op basis van de teldatum 1 oktober het aantal gymgroepen vast op de datum 1 augustus (start schooljaar); 2. het college stelt voor 1 mei daaropvolgend een conceptrooster op dat als basis kan dienen het rooster bewegingsonderwijs van het lopende schooljaar en daarin worden de mutaties als gevolg van mutaties in het aantal gymgroepen verwerkt; 3. het college stelt de bevoegde gezagsorganen voor 15 mei daaropvolgend in kennis van het voorlopig vastgestelde rooster bewegingsonderwijs voor het komende schooljaar; 4. de bevoegde gezagsorganen reageren voor 1 juni op het aangeboden conceptrooster; 5. het bevoegd gezag kan het college vragen om voor de datum van 15 juni een overleg over het conceptrooster te beleggen; 6. het college stelt het rooster bewegingsonderwijs voor het komende schooljaar vast voor 1 juli. De verordening geeft het bevoegd gezag de mogelijkheid om meer klokuren bewegingsonderwijs aan te vragen dan door het college genormeerd is vastgesteld. Het college kan dit verzoek honoreren als binnen de bestaande accommodaties daarvoor ruimte beschikbaar is. Aan het bevoegd gezag worden dan de kosten van deze extra klokuren doorberekend. Artikel 32. Indexering De in bijlage IV, deel B, opgenomen genormeerde vergoedingen moeten jaarlijks worden aangepast aan de prijsontwikkeling. Omdat bijlage IV integraal onderdeel is van de verordening moet op grond van de onderwijswetten een wijziging van de verordening worden vastgesteld door de gemeenteraad. Om deze zware procedure voor uitsluitend het aanpassen van de normbedragen te voorkomen bepaalt dit artikel dat het jaarlijks aanpassen van de normbedragen wordt gedelegeerd aan het college. De uitgangspunten voor de indexering zijn opgenomen in bijlage IV, deel A. Het wettelijk verplichte overleg met het onderwijsveld dat voor een wijziging van de verordening noodzakelijk is, kan plaatsvinden door het toezenden van de voorgenomen prijsbijstellingen en het bieden van de mogelijkheid om hierop te reageren. Pagina 18 van 31

99 Bijlage I Beoordelingscriteria noodzaak aangevraagde voorzieningen In bijlage I zijn opgenomen de criteria die van belang zijn voor het vaststellen van de noodzaak van de aangevraagde voorziening. De bijlage is onderverdeeld in deel A Lesgebouwen en deel B Lokalen bewegingsonderwijs. Deel A Lesgebouwen Algemeen Per voorziening onderwijshuisvesting zijn de criteria voor het vaststellen van de noodzaak van de aangevraagde voorziening beschreven. Een school kan gehuisvest zijn in een hoofdvestiging of een dislocatie. De dislocatie is bedoeld als tijdelijke huisvesting, voor de situatie dat de hoofdvestiging te weinig capaciteit heeft om alle leerlingen te huisvesten. Is het aantal leerlingen zodanig afgenomen dat alle leerlingen weer op de hoofdvestiging kunnen worden gehuisvest, dan wordt de dislocatie afgestoten. Ontvangt het college een aanvraag voor het bekostigen van een voorziening voor een dislocatie, dan stelt het college, voordat het besluit deze aanvraag te honoreren, vast of: - de dislocatie, gelet op het aantal leerlingen, nog als aanvullende huisvesting voor de school noodzakelijk is; - dat het mogelijk is alle leerlingen in de hoofdvestiging te huisvesten, eventueel met een bouwkundige aanpassing, of - dat er een andere geschikte of geschikt te maken locatie beschikbaar is. Of het bekostigen van de voorziening in/aan de dislocatie wordt toegekend is op basis van het voorgaande een financiële afweging van het college. Om de beoordelingscriteria van bijlage I te kunnen toepassen moet het college beschikken over minimaal de volgende gegevens: - het aantal leerlingen dat op de teldatum op de school staat ingeschreven; - het aantal leerlingen dat op lange termijn wordt verwacht; - het verschil tussen de bestaande capaciteit (= brutovloeroppervlakte) van het gebouw of de gebouwen die door de school worden gebruikt en de gewenste ruimtebehoefte, en - zo nodig, de bouwkundige staat van het gebouw of de gebouwen. Het vaststellen van de periode waarvoor de voorziening huisvesting onderwijs noodzakelijk is, is nodig om desinvesteringen te voorkomen. Is de (aanvullende) voorziening onderwijshuisvesting voor een korte periode noodzakelijk, dan wordt gekozen voor een voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening tenzij een voor blijvend gebruik bestemde voorziening voor de periode waarvoor de voorziening noodzakelijk is beschikbaar is. De periode waarvoor de voorziening noodzakelijk is wordt herleid uit de leerlingenprognose. De leerlingenprognose geeft antwoord op de vraag of het aantal leerlingen op de teldatum voorafgaande aan de datum waarop de aanvraag is ingediend ook de komende jaren nog wordt verwacht. Is de uitkomst van de leerlingenprognose dat het aantal leerlingen waarvoor de aangevraagde voorziening huisvesting onderwijs is bedoeld ook de komende jaren aanwezig is en noodzakelijk is voor een periode van: - drie jaar, dan wordt geen voorziening onderwijshuisvesting toegekend omdat wordt verondersteld dat de school de extra ruimtebehoefte voor deze beperkte periode binnen de eigen school kan opvangen. Alleen als wordt vastgesteld dat dit onmogelijk is, wordt een andere voorziening goedgekeurd; - minimaal vier tot maximaal veertien jaar, dan wordt een voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening toegekend en - minimaal vijftien jaar, dan wordt een voor blijvend gebruik bestemde voorziening onderwijshuisvesting toegekend Pagina 19 van 31

100 De genoemde termijnen gelden niet voor aanvragen die zijn ontvangen voor het bekostigen van de voorzieningen huisvesting onderwijs constructiefouten en vervanging of herstel van schade in geval van bijzondere omstandigheden. Bij het vaststellen van de noodzaak van de aangevraagde voorzieningen huisvesting onderwijs (vervangende) nieuwbouw en uitbreiding speelt, onafhankelijk van de periode waarvoor de voorziening noodzakelijk is, een rol de mogelijkheid van medegebruik of ingebruikname van een bestaand gebouw. A.1 Nieuwbouw Nieuwbouw is noodzakelijk voor het huisvesten van een nieuw instituut of een nieuwe afdeling en heeft dus betrekking op een onderwijsvoorziening die nog niet in de gemeente is gevestigd en voor deze nieuwe voorziening ook geen bestaande accommodatie beschikbaar is. A.2 Vervangende bouw Vervangende nieuwbouw kan het gevolg zijn van een tweetal situaties. Ten eerste vanwege de slechte conditie (bouwkundige staat) van een gebouw. Voor het vaststellen van de bouwkundige staat van het gebouw en om verschillen in de bouwkundige staat tussen verschillende gebouwen in een volgorde te kunnen plaatsen wordt voor de bouwkundige rapportage als eis gesteld een rapportage op grond van NEN Uitgangspunt van deze methode is dat de onderhoudsscenario's op basis van verschillende keuzes en bevindingen worden doorgerekend en bij het bepalen van de keuzes een afweging plaatsvindt tussen kwaliteit, kosten en risico's. Bij het maken van keuzes met betrekking tot onderhoud is inzicht in de aanwezige en de te bereiken kwaliteit (en de daaraan verbonden kosten) essentieel. Uitgangspunt van de methode van conditiemeting NEN 2767 is dat voor alle bouwkundige elementen een conditie wordt toegekend. Bij het vaststellen van de condities wordt ook rekening gehouden met de noodzaak van het onderhoud binnen een vooraf vastgestelde periode (in principe 3 jaar). Voor het antwoord op de vraag of activiteiten binnen de periode van 3 jaar voor het onderhoud in aanmerking komen wordt de ernst, de omvang en de intensiteit van het gebrek vastgesteld. De ernst van het gebrek wordt uitgedrukt in een score, de zgn. 'conditie voor'. Met de 'conditie voor' wordt dus eigenlijk de kwaliteit van het totale schoolgebouw vastgesteld. Deze kwaliteit kan worden onderverdeeld in de volgende conditieschalen: Conditie 1 Nieuwbouwkwaliteit of met nieuwbouw vergelijkbare kwaliteit; Conditie 2 Een bouw- of installatiedeel vertoont kenmerken van een beginnende veroudering; Conditie 3 Het verouderingsproces is duidelijk op gang gekomen; Conditie 4 Het verouderingsproces is duidelijk zichtbaar; Conditie 5 Het verouderingsproces is niet meer te keren; Conditie 6 De bouwkundige staat is zo slecht dat deze niet meer onder conditie 5 kan worden gerangschikt. Op basis van de vermelde condities wordt inzicht verkregen in de bouwkundige staat en kan worden vastgesteld of vervangende nieuwbouw noodzakelijk is. Vervangende nieuwbouw heeft een relatie met onderhoud en aanpassen van het schoolgebouw waarvoor het bevoegd gezag de bekostiging rechtstreeks van de minister van OCW ontvangt. Deze vergoeding is niet alleen bestemd voor activiteiten met een kortlopende cyclus, maar ook met een langlopende cyclus (bijv. vervangen kozijnen, leidingen). Dit betekent dat als sprake is van een bouwkundige rapportage met of conditie 5 of 6 moet worden vastgesteld of in de afgelopen jaren het onderhoud op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden. Is het schoolbestuur op dit onderdeel nalatig geweest dan kan de aanvraag voor vervangende nieuwbouw worden afgewezen. Wordt in overleg tussen college en Pagina 20 van 31

101 bevoegd gezag afgezien van het investeren in onderhoud en aanpassen van het schoolgebouw dan moeten afspraken worden gemaakt over het bekostigen van de totale investering, omdat het bevoegd gezag de voor onderhoud en aanpassen ontvangen rijksvergoeding niet voor dit doel hoeft in te zetten. Vervangende nieuwbouw kan ten tweede het gevolg zijn een herschikkingsoperatie. Dit kan zich in meerdere gevallen voordoen: - bevoegde gezagsorganen kunnen overeenkomen om schoolgebouwen te ruilen omdat is vastgesteld dat er voldoende capaciteit voor het huisvesten van de leerlingen beschikbaar is, maar dat het ene schoolgebouw een overmaat aan capaciteit heeft en het andere schoolgebouw een tekort aan capaciteit. Door onderlinge ruil, eventueel met een beperkte bouwkundige aanpassing of uitbreiding bij een bestaand schoolgebouw of in relatie met vervangende nieuwbouw voor een bestaand schoolgebouw kan een efficiënte bezetting van de schoolgebouwen worden gerealiseerd en kan mogelijk een schoolgebouw worden afgestoten; - fusies van scholen kunnen aanleiding zijn voor een herschikkingsoperatie omdat een fusie op schoolniveau ook gevolgen heeft voor de leerlingenstromen, waardoor mogelijk door een beperkte uitbreiding (= vervangende bouw) van het ene schoolgebouw het andere schoolgebouw kan worden afgestoten; - vervangende nieuwbouw kan verband houden met ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening, als gevolg van bijv. stadsvernieuwing, of het herinrichten van een wijk, waarvoor het noodzakelijk is dat het bestaande schoolgebouw of de bestaande schoolgebouwen vervangen wordt/worden. Uitgangspunt van investeringen die het gevolg zijn van een herschikkingsplan is dat een grotere doelmatigheid in het gebruik van de schoolgebouwen wordt bereikt en dat het voor het college een budgettair neutrale investering is, dus voor de gemeente geen extra investeringslasten ontstaan. De budgettaire neutraliteit kan uitsluitend worden gerealiseerd als de investering van de vervangende nieuwbouw kan worden gefinancierd uit de (grond)opbrengst van de verkoop van de bestaande (te vervangen) locatie. Eventueel kunnen, nadat hierover overeenstemming is bereikt met het aanvragende schoolbestuur, gelden die het bevoegd gezag van het rijk ontvangt voor het bekostigen van de exploitatie, het onderhoud, en de aanpassingen schoolbestuur als medefinanciering worden ingezet. A.3 Uitbreiding Uitbreiding wordt toegekend als de bestaande capaciteit van het schoolgebouw of de schoolgebouwen niet voldoende is voor het huisvesten van het aantal leerlingen dat op de school is ingeschreven: de ruimtebehoefte is dan groter dan de beschikbare huisvestingscapaciteit (zie ook bijlage III). Het is aan het college te bepalen op welke wijze de gevraagde extra capaciteit beschikbaar wordt gesteld. Bij het besluit kan het college rekening houden met de eventueel beschikbare capaciteit bij andere schoolgebouwen en als dat mogelijk is in plaats van de gevraagde uitbreiding van het schoolgebouw bijv. medegebruik toekennen. A.4 In gebruik nemen van een bestaand gebouw In gebruik nemen van een bestaand gebouw of een gedeelte daarvan is afhankelijk van de volgende factoren: - het aspect afstand en bereikbaarheid, waarbij het aspect afstand alleen een rol speelt als het gebouw een dislocatie wordt van een bestaande hoofdvestiging; is het gebouw noodzakelijk voor het huisvesten van een nieuwe school dan is de ligging niet relevant; - de omvang van het gebouw is van belang om vast te stellen of en zo ja welke inof uitpandige investeringen noodzakelijk zijn om te zorgen voor voldoende capaciteit voor het huisvesten van de leerlingen. Pagina 21 van 31

102 - de bouwkundige en onderwijskundige kwaliteit van het gebouw is van belang om vast te stellen welke bouwkundige investeringen noodzakelijk zijn om het gebouw bouwkundig en onderwijskundig geschikt te maken als kwalitatief geschikte huisvesting. Het college kan besluiten tot het bekostigen van vervangende nieuwbouw als de investeringskosten om het gebouw voor het onderwijs geschikt te maken, zoals aanpassing, uitbreiding en onderhoud, vermeerderd met (eventuele) kosten van verwerving hoger zijn dan de kosten van volledige nieuwbouw. In gebruik nemen is ook mogelijk: - als vervanging van een bestaand gebouw aan de orde is en ingebruikgeving per saldo geen meerkosten met zich meebrengt; - bij een herschikkingsoperatie; - als gevolg ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening; - als uitbreiding van het huidige schoolgebouw aan de orde is. A.5 Verplaatsen tijdelijk gebouw Verplaatsen van een tijdelijk gebouw kan alleen als het gebouw niet aard en nagelvast aan de grond is verbonden. Bij het verplaatsen van een tijdelijk gebouw moet rekening worden gehouden met de kosten van verplaatsen (verwijderen en opnieuw plaatsen) en het op termijn opnieuw verwijderen. Op dit punt kan het college een afweging maken tussen het verplaatsen en het bekostigen van een nieuwe voorziening. A.6 Terrein Terrein is een voorziening huisvesting onderwijs die niet automatisch wordt toegekend. Vervangende nieuwbouw of uitbreiding van het schoolgebouw kan bijv. op het bestaande schoolterrein worden gerealiseerd. Als voor het realiseren van de genoemde voorzieningen terrein noodzakelijk is, wordt daar bij de eventuele toestemming voor de huisvestingsvoorziening rekening mee gehouden, deze voorziening wordt opgenomen op het programma. A.7 Eerste inrichting Eerste inrichting onderwijsleerpakket en meubilair wordt bekostigd aan een school voor basisonderwijs. De bekostiging van de eerste inrichting is gekoppeld aan het aantal m 2 bruto vloeroppervlakte waarvoor de voorziening nieuwbouw of uitbreiding wordt toegekend. Bij fusie van scholen worden twee of meer scholen samengevoegd tot één school. In principe hebben de afzonderlijke scholen tot het moment van fusie ieder voor zich bekostiging voor eerste inrichting ontvangen. Dit betekent dat bij fusie van voorheen afzonderlijke scholen geen aanspraak bestaat op bekostiging van eerste inrichting als de bruto vloeroppervlakte van de gefuseerde scholen minder of gelijk is aan de bruto vloeroppervlakte van de voor de fusie afzonderlijke scholen. Uitbreiding eerste inrichting wordt uitsluitend toegekend in combinatie met uitbreiding van het schoolgebouw. Bij een fusie wordt voor de gefuseerde school geregistreerd de bruto vloeroppervlakte van de schoolgebouwen van de voorheen aan de afzonderlijke scholen is toegekend. A.8 Medegebruik Medegebruik is een belangrijk instrument als het gaat om het realiseren van het doelmatig gebruik van schoolgebouwen en de efficiënte inzet van middelen. Voordat het college besluit tot medegebruik is het noodzakelijk om inzicht te hebben: - in de periode waarvoor medegebruik noodzakelijk is (door middel van de leerlingenprognose), en - de periode van medegebruik in het schoolgebouw waar de leegstand is vastgesteld (wordt op korte termijn een toename van het aantal leerlingen Pagina 22 van 31

103 verwacht dan is het de vraag of medegebruik zinvol is). De verordening kent geen beperking in het aantal locaties waarnaar bij medegebruik van leegstand kan worden verwezen. Wel hanteert de verordening bij medegebruik een afstandscriterium tussen de hoofdvestiging en de ruimte die in aanmerking komt voor het medegebruik, de zgn. verwijsafstand). In de verordening is als verwijsafstand opgenomen het criterium voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg. De verordening maakt geen onderscheid tussen leegstand in een schoolgebouw van scholen van verschillende onderwijssectoren. De leegstand wordt vastgesteld op basis van het verschil tussen de vastgestelde capaciteit (bruto vloeroppervlakte) op grond van bijlage III, deel A, en de voor de school vastgestelde ruimtebehoefte op grond van bijlage III, deel B. Of de berekende genormeerde leegstand ook als leegstaande ruimte geschikt is voor medegebruik wordt afzonderlijk vastgesteld. - Feitelijke leegstand in een school voor basisonderwijs is per definitie geschikt voor medegebruik. - Ruimten, die een bevoegd gezag met eigen middelen heeft bekostigd, maar waarvoor het college een vergoeding verstrekt (zogenaamde eigendoms- en huurscholen) maken deel uit van de voorzieningen huisvesting onderwijs en komen in aanmerking voor medegebruik. - Ruimten die een bevoegd gezag volledig met eigen middelen heeft gerealiseerd en waarvoor geen vergoeding van de overheid is ontvangen kunnen niet in medegebruik worden gegeven omdat deze ruimte geen deel uitmaken van de voor het schoolgebouw vastgestelde capaciteit (bijlage III, deel A). A.4 en A.8 Investeringskosten bij geschikt maken voor nieuwe bewoner In de situatie van het in gebruik nemen van een bestaand gebouw (A.4) en medegebruik (A.8) kan het noodzakelijk zijn dat bouwkundige voorzieningen moeten worden getroffen om het betreffende (school)gebouw geschikt te maken voor de nieuwe bewoner. De investeringskosten van deze investering komen voor rekening van de gemeente. A.9 Herstel van constructiefouten Herstel van constructiefouten is een voorziening huisvesting onderwijs. Voordat bekostiging voor een constructiefout wordt toegekend is het van belang vast te stellen dat het daadwerkelijk gaat om een constructiefout en wie verantwoordelijk is voor het ontstaan van de constructiefout. Als sprake is van een ontwerpfout o.i.d. kan de veroorzaker van de constructiefout aansprakelijk worden gesteld voor het herstel. In dit verband speelt ook het moment waarop bekostiging voor een constructiefout wordt aangevraagd een rol. In dit verband heeft de Raad van State uitgesproken dat herstel van riolering waarvoor het schoolbestuur verantwoordelijk was (onder schoolterrein) niet als een constructiefout kan worden aangemerkt maar als regulier onderhoud moet worden gezien. Tussen het moment van het aanleggen van de riolering en het aanvragen van bekostiging lag een periode van 28 jaar. De Raad van State was van oordeel dat, gelet op de levensduur, er op dat moment geen sprake meer kan zijn van een constructiefout, maar dat sprake is van regulier onderhoud. Het herstel van een constructiefout is eveneens geen voorziening huisvesting onderwijs en komt voor rekening van het bevoegd gezag als de constructiefout het gevolg is van nalatigheid van het bevoegd gezag (artikel 100, tweede lid, van de WPO). A.10 Vervangen of herstel van schade aan gebouw, onderwijsleerpakket en meubilair in geval van bijzondere omstandigheden Het bekostigen van vervangen of herstel van schade in geval van bijzondere omstandigheden is van toepassing als het bevoegd gezag geconfronteerd wordt met schade als gevolg van bijv. vandalisme, ruitbreuk, storm, inbraak, brand etc. en Pagina 23 van 31

104 deze schade niet is te verhalen op een derde (daderaansprakelijkheid). Bij het bepalen van de omvang van de bekostiging wordt rekening gehouden met de situatie van de school. Bij vervanging na brand kan bijvoorbeeld een totaal afgebrande school worden vervangen door een schoolgebouw met minder bruto vloeroppervlakte als de leerlingenprognose daartoe aanleiding geeft. Ook kan het college in plaats van nieuwbouw een ander schoolgebouw toewijzen. Hiervoor geldt eveneens dat als de schade veroorzaakt wordt door nalatigheid van het bevoegd gezag (bijv. inbraak was mogelijk doordat een raam niet was afgesloten) de kosten voor rekening van het bevoegd gezag komen. Deel B Voorzieningen voor lichamelijke oefening Tot een ruimte voor bewegingsonderwijs wordt niet alleen gerekend het traditionele lokaal bewegingsonderwijs (= gymnastiekruimten), maar ook het gebruik van de (gemeentelijke) sporthal. Een lokaal bewegingsonderwijs kan juridisch eigendom zijn van de gemeente, het bevoegd gezag, of een derde. B.1 Nieuwbouw, vervangende nieuwbouw, uitbreiding of ingebruikgeving Voor het vaststellen van de noodzaak van een van de gevraagde voorzieningen is een relatie gelegd tussen het aantal klokuren dat moet worden ingeroosterd en de afstand tussen het schoolgebouw dat van het lokaal bewegingsonderwijs gebruik moet maken. Als vervoer naar een verder weg gelegen lokaal bewegingsonderwijs voor de gemeente financieel een goed alternatief is kan het college besluiten in plaats van een voorziening het vervoer naar het lokaal bewegingsonderwijs te vergoeden. Voordat hierover een besluit wordt genomen voert het college overleg met het bevoegd gezag. Voor het bekostigen van deze voorzieningen geldt de materiële en financiële gelijkstelling onderwijs B.3 Eerste inrichting Aanvullend meubilair voor het inrichten van het lokaal bewegingsonderwijs kan als eerste inrichting worden verstrekt als een bestaand lokaal: - met een te kleine oefenzaal wordt uitgebreid waarbij de oefenzaal wordt vergroot, of - vervangende nieuwbouw wordt gerealiseerd met een groter lokaal bewegingsonderwijs. In deze situaties is de eerste inrichting in het verleden bekostigd voor de toen gerealiseerde oppervlakte en voldoet de bestaande eerste inrichting naar verwachting niet aan de gestelde eisen, respectievelijk is voor deze vernieuwde lokalen bewegingsonderwijs niet eerder de volledige bekostiging eerste inrichting verstrekt. B.5 Medegebruik De mogelijkheid van medegebruik in een lokaal bewegingsonderwijs wordt vastgesteld op basis van het rooster bewegingsonderwijs dat het college heeft vastgesteld voor de scholen voor primair onderwijs. Bijlage II Prognosecriteria Op grond van de artikelen 7, tweede lid, onder a, en 18, eerste lid, is het bevoegd gezag verplicht een leerlingenprognose te overleggen als een aanvraag voor het bekostigen van een voorziening huisvesting onderwijs (vervangende) nieuwbouw, uitbreiding gebouw, eerste inrichting, in gebruik nemen, verplaatsen, terrein en medegebruik wordt ingediend. De leerlingenprognose is de basis voor het beoordelen van de noodzaak van de door de bevoegde gezagsorganen aangevraagde voorziening en van belang voor het vaststellen van de periode waarvoor de voorziening huisvesting onderwijs noodzakelijk is. Pagina 24 van 31

105 Bijlage III Beoordelingscriteria capaciteit, ruimtebehoefte en aanvullende ruimtebehoefte In bijlage III wordt evenals in bijlage I een onderverdeling per voorziening huisvesting onderwijs gehanteerd Bij het vaststellen van de onderwijscapaciteit van het schoolgebouw die wordt geregistreerd wordt geen rekening gehouden met de m 2 bruto vloeroppervlakte die een bevoegd gezag voor eigen rekening heeft gerealiseerd, waar dus geen (rijks)vergoeding voor is verstrekt. Deze capaciteit wordt wel geregistreerd. Deel A Vaststellen capaciteit De capaciteit van een (school)gebouw wordt vastgesteld in m 2 bruto vloeroppervlakte. Op basis van de vastgestelde capaciteit kan worden beoordeeld of het (school)gebouw: a. te maken heeft met leegstand, of b. moet worden uitgebreid omdat er een tekort aan capaciteit is (aanvullende ruimtebehoefte, deel C). De bruto vloeroppervlakte van het schoolgebouw wordt door het college opgenomen in de gemeentelijke administratie, omdat dit gegeven van wezenlijk belang is voor het uitvoeren van de verordening. Mutaties die plaatsvinden (nieuwbouw, vervangende nieuwbouw, uitbreiding etc.) moeten op grond van artikel 5 van de verordening door de bevoegde gezagsorganen aan het college worden doorgegeven. Door het vastleggen van deze mutaties in de gemeentelijke administratie beschikt het college over de meest actuele bruto vloeroppervlakte van de (school)gebouwen. De bruto vloeroppervlakte is een gegeven dat wordt bepaald aan de hand van deel E, de meetinstructie voor het vaststellen van de bruto vloeroppervlakte van schoolgebouwen. Bij het vaststellen van de capaciteit kan vastgesteld worden dat als gevolg van de indeling van het schoolgebouw de vastgestelde capaciteit niet volledig geschikt is voor medegebruik (bijv. een gangenschool). Het schoolgebouw is dan overgedimensioneerd als gevolg van een onevenwichtige indeling van het schoolgebouw. Op dat moment kan het bevoegd gezag het college vragen om de capaciteit lager vast te stellen. Het college neemt over dit verzoek een besluit. Besluit het college aan het verzoek van het bevoegd gezag te voldoen, dan registreert het college zowel de totale bruto vloeroppervlakte van het schoolgebouw en de bruto vloeroppervlakte die geschikt is als op minder onderwijscapaciteit. Op het moment dat het college een aanvraag voor het bekostigen van uitbreiding van het schoolgebouw ontvangt stelt het college vast of het mogelijk is de gevraagde uitbreiding geheel of gedeeltelijk inpandig te realiseren waardoor de overdimensionering van het schoolgebouw wordt verminderd. A.1.2 en A.1.3 Dislocaties Als de school is gehuisvest in meerdere gebouwen wordt gesproken van huisvesting in een hoofdgebouw en een of meer dislocaties. Daalt het aantal leerlingen zodanig dat het gebruik van een van de locaties kan worden beëindigd, dan is het in eerste instantie aan het bevoegd gezag een besluit te nemen over de locatie die buiten gebruik wordt gesteld en wordt overgedragen aan het college, tenzij een van de locaties een gebouw is waarvoor het college een huurvergoeding betaalt. Een schoolgebouw waarvoor het college een huurvergoeding betaalt wordt als eerste buiten gebruik gesteld. Als het college van mening is dat het buiten gebruik stellen van een ander schoolgebouw de voorkeur heeft, dan vindt overleg plaats tussen het Pagina 25 van 31

106 bevoegd gezag en het college. A.1.4 Terrein De terreinoppervlakte waarop het schoolgebouw staat is gelijk aan de grootte van het perceel zoals dit bij het Kadaster is vastgelegd. Het kan voorkomen dat de kadastrale perceelgrenzen niet overeenkomen met de grenzen van het schoolterrein. Oorzaak is vaak dat de terreinoppervlakte van het openbaar groen en eventueel andere openbare gebouwen samen met het schoolterrein als een geheel is geregistreerd. In die situatie wordt voor het schoolgebouw het met overheidsmiddelen bekostigde deel van de terreinoppervlakte vastgelegd. A.1.5 Inventaris Het vaststellen van het aantal leerlingen waarvoor eerste inrichting is bekostigd is noodzakelijk voor het beoordelen van een aanvraag voor het bekostigen uitbreiding van eerste inrichting. Evenals geldt voor het schoolgebouw is de uitbreiding van de eerste inrichting gekoppeld aan de uitbreiding met het aantal m 2 bruto vloeroppervlakte. Uitgangspunt is dat op 1 januari 2015 de eerste inrichting is bekostigd waarop het bevoegd gezag tot die datum aanspraak maakte. A.1.6 Lokalen bewegingsonderwijs Het vaststellen van de capaciteit van het lokaal bewegingsonderwijs is van belang om te kunnen vaststellen of het aantal klokuren voor een school voor basisonderwijs kan worden ingeroosterd. A Terrein De terreinoppervlakte van een lokaal bewegingsonderwijs is gelijk aan de grootte van het perceel zoals dit bij het Kadaster is vastgelegd. Of de terreinoppervlakte van het lokaal bewegingsonderwijs afzonderlijk wordt geregistreerd is afhankelijk van de ligging van het lokaal bewegingsonderwijs. Als het lokaal bewegingsonderwijs: - inpandig in het schoolgebouw is gerealiseerd maakt het deel uit van de terreinoppervlakte van het schoolgebouw; - als aanbouw van het schoolgebouw, of als afzonderlijk gebouw is gerealiseerd op het terrein van het bevoegd gezag wordt het afzonderlijk geregistreerd; - ligt op een afzonderlijk terrein wordt het afzonderlijk geregistreerd; A Inventaris De eerste inrichting van het lokaal bewegingsonderwijs die bekostigd is wordt geacht voldoende te zijn om te voldoen aan de gesteld eisen van het bewegingsonderwijs. Deel B Vaststellen ruimtebehoefte Voor het vaststellen van de ruimtebehoefte is bepalend het aantal leerlingen dat op de teldatum 1 oktober voorafgaande aan het indienen van de aanvraag op de school aanwezig is. Op basis van het aantal leerlingen wordt de bruto vloeroppervlakte (= ruimtebehoefte) vastgesteld. Op basis van de uitkomst van de leerlingenprognose wordt vastgesteld voor welke periode deze ruimtebehoefte noodzakelijk is. B.1 Lesgebouwen De ruimtebehoefte voor een school voor basisonderwijs wordt gebaseerd op het aantal leerlingen vermenigvuldigd met een m 2 bruto vloeroppervlakte per leerling. B.1.1 School voor basisonderwijs De ruimtebehoefte van de school voor basisonderwijs is opgebouwd uit de Pagina 26 van 31

107 basisruimtebehoefte en de aanvullende ruimtebehoefte. De basisruimtebehoefte bestaat uit de vaste voet (200 m 2 ) en de som van het aantal ongewogen leerlingen dat op de school voor basisonderwijs is ingeschreven vermenigvuldigd met 5,03 m 2 per leerling. Op aanvullende ruimtebehoefte bestaat aanspraak als op de school gewichtenleerlingen staan ingeschreven. De aanvullende ruimtebehoefte is afhankelijk van de gewichtensom. De som van de basisruimtebehoefte en de aanvullende ruimtebehoefte is de totale ruimtebehoefte. Onderdeel hiervan is een speellokaal. B.1.2 Speciale school voor basisonderwijs n.v.t. B.1.3 School voor (voortgezet) speciaal onderwijs n.v.t. B.1.4 School voor voortgezet onderwijs n.v.t. B.2 Lokalen bewegingsonderwijs De ruimtebehoefte van een lokaal bewegingsonderwijs is afhankelijk van het totaal aantal klokuren of lesuren dat in het lokaal bewegingsonderwijs is ingeroosterd. De ruimtebehoefte van de school voor basisonderwijs is afhankelijk van het aantal gymgroepen. Het aantal gymgroepen voor de school voor basisonderwijs is afhankelijk van het aantal formatieplaatsen. Om het aantal formatieplaatsen te bepalen wordt de splitsingstabel gehanteerd die het college hanteert bij het vaststellen van de materiele vergoeding. Beschikt de school voor basisonderwijs niet over een speellokaal, dan bestaat aanspraak op gebruik van een lokaal bewegingsonderwijs door de leerlingen in de leeftijd van 4 en 5 jaar. Hierop bestaat geen aanspraak als de school voor basisonderwijs binnen de genormeerde bruto vloeroppervlakte geen speellokaal heeft gerealiseerd. Deel C Vaststellen aanvullende ruimtebehoefte De aanvullende ruimtebehoefte wordt in de volgende stappen vastgesteld: stap 1 vastgestelde capaciteit (deel A) stap 2 vastgestelde ruimtebehoefte (deel B) stap 3 vaststellen aanvullende ruimtebehoefte = saldo capaciteit vastgestelde ruimtebehoefte stap 4 vaststellen of saldo van stap 3 gelijk of groter is dan de drempelwaarde stap 5 is de uitkomst van stap 4: - lager dan de drempelwaarde, dan bestaat geen aanspraak op bekostigen voorziening, - gelijk of groter dan de drempelwaarde, dan bestaat aanspraak op het bekostigen van een voorziening op basis van de uitkomst van stap 3. Een school voor basisonderwijs maakt geen aanspraak op extra bruto vloeroppervlakte voor een speellokaal, omdat deze bruto vloeroppervlakte is geïntegreerd in de vaste voet en bruto vloeroppervlakte per leerling. Heeft de school voor basisonderwijs binnen de genormeerde bruto vloeroppervlakte geen speellokaal gerealiseerd dan bestaat geen aanspraak op gebruik van een lokaal bewegingsonderwijs door de groepen 1 en 2 wegens het ontbreken van een speellokaal. In deze situatie kan de school voor basisonderwijs een lokaal bewegingsonderwijs door de groepen 1 en 2 alleen gebruiken als het college hiervoor toestemming verleend, binnen het lokaal bewegingsonderwijs de noodzakelijke capaciteit beschikbaar is en het bevoegd gezag bereid is een huurvergoeding te betalen. Een speciale school voor basisonderwijs en een school Pagina 27 van 31

108 voor speciaal onderwijs maken aanspraak op extra bruto vloeroppervlakte voor een speellokaal als deze scholen worden bezocht door leerlingen in de leeftijd tot zes jaar Bij een aanvraag voor het bekostigen van de voorziening onderwijshuisvesting uitbreiding wordt vastgesteld of gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om de capaciteit van het schoolgebouw lager vast te stellen dan de feitelijke bruto vloeroppervlakte van het schoolgebouw (zie toelichting deel A). Heeft deze situatie zich voorgedaan, dan wordt in de berekening voor het vaststellen van het aantal m 2 uitbreiding van het schoolgebouw bekeken of het verschil tussen de feitelijk aanwezige capaciteit en de geregistreerde capaciteit kan worden opgeheven resp. verminderd. Doet deze situatie zich voor, dan geldt als uitgangspunt voor het ontwerpen van een bouwplan dat de toegekende uitbreiding in eerste instantie moet leiden tot het verminderen van de zgn. verschiloppervlakte. Dit kan leiden tot het toekennen van een interne aanpassing of beperkte uitbreiding in combinatie met een interne aanpassing van het schoolgebouw. De definitieve keuze is afhankelijk van de investeringskosten die moeten blijken uit een vergelijking tussen de investeringskosten van uitsluitend de aanpassing en de investeringskosten van een combinatie van aanpassing met een eventuele (beperkte) uitbreiding. Op het moment dat wordt vastgesteld dat de investeringskosten van de aanpassing hoger zijn dan de investeringskosten van een (beperkte) uitbreiding van het gebouw kan worden besloten het gebouw uit te breiden. C.1 en C.2 Voor blijvend en tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen Bij het toekennen van ruimtebehoefte wordt onderscheid gemaakt in voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen en voor blijvend gebruik bestemde voorzieningen. De keuze tussen voor tijdelijk of permanent is afhankelijk van de verwachte periode dat de voorziening noodzakelijk is. Bij een periode van: - korter dan 4 jaar, dan in principe geen toekenning; - 4 jaar tot 15 jaar, dan toekennen van voor tijdelijk gebruik bestemde huisvesting; - langer dan 15 jaar, dan toekennen van voor blijvend gebruik bestemde huisvesting. C.3 Overige voor blijvend gebruik of voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen De mogelijkheid van ingebruikneming is afhankelijk van de vastgestelde ruimtebehoefte in relatie tot de capaciteit van het schoolgebouw. Afhankelijk van de benodigde capaciteit kan een gebouw volledig dan wel gedeeltelijk in gebruik worden gegeven. De mogelijkheid van medegebruik is afhankelijk van de vastgestelde leegstand in het schoolgebouw en in relatie tot de vastgestelde ruimtebehoefte en de afstand tussen de hoofdvestiging en de vestiging waar het medegebruik kan worden gerealiseerd. De omvang van het terrein heeft betrekking op zowel de ondergrond van het schoolgebouw als het aangrenzende speelterrein. De minimaal noodzakelijke oppervlakte voor een school voor basisonderwijs, een speciale school voor basisonderwijs, een school voor speciaal onderwijs of school voor voortgezet speciaal onderwijs is opgenomen in deel D. Tot het terrein behoren niet de eventueel noodzakelijke parkeerplaatsen, of de ruimte voor een kiss-en-ride-strook. De omvang van de eerste aanschaf van onderwijsleerpakket of de uitbreiding is Pagina 28 van 31

109 gekoppeld aan de voorziening nieuwbouw of uitbreiding. Wordt een van deze voorzieningen toegekend, of een alternatief (bijv. ingebruikgeving, medegebruik), dan ontstaat aanspraak op bekostiging van deze voorziening. C.4 Lokalen bewegingsonderwijs De bepalingen rond de verschillende voorzieningen huisvesting onderwijs die betrekking hebben op het lokaal bewegingsonderwijs zijn gelijk aan de bepalingen die van toepassing zijn op het toekennen van voorzieningen voor schoolgebouwen. Deel D Minimumnormen bij het realiseren van nieuwe voorzieningen In de verordening zijn uitsluitend minimumnormen opgenomen. Het is aan het bevoegd gezag om de ruimten en indeling van het schoolgebouw te bepalen. Daarbij moet het bevoegd gezag wel voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit. Bijlage IV Normbedragen voor vergoeding en indexering Algemeen Artikel 102, derde lid, van de WPO verplicht de gemeenteraad normen vast te stellen voor het bekostigen van de voorzieningen huisvesting onderwijs die worden toegekend. Bijlage IV is de uitwerking van deze artikelen en deze bijlage heeft een relatie met artikel 4 van de verordening, waarin is opgenomen welke voorzieningen worden bekostigd op basis van normbedragen Naast het bekostigen van de genoemde voorzieningen onderwijshuisvesting is de gemeente verantwoordelijk voor het bekostigen van de onroerend zaak belasting (artikel 133 van de WPO). Het bedrag dat de gemeente voor de OZB moet bekostigen is gelijk aan het bedrag van de opgelegde aanslag. Deel A Indexering De normbedragen moeten jaarlijks worden aangepast aan het dan geldende prijspeil. Met het bijstellen aan de hand van een indexcijfer wordt het normbedrag op een actueel prijspeil gebracht. De verordening hanteert het MEV-prijsindexcijfer dat jaarlijks, gelijktijdig met de miljoenennota, wordt gepubliceerd. Het vaststellen van de nieuwe normbedragen is door de gemeenteraad gedelegeerd aan het college (artikel 32 van de verordening). Deel B Normbedragen Vergoeding voorbereidingskrediet In de artikelen 3, 4, 7 en 13 van de verordening is de mogelijkheid opgenomen om een voorbereidingskrediet aan te vragen en toe te kennen. Het voorbereidingskrediet wordt gebaseerd op een percentage van het normbedrag zoals opgenomen in deze bijlage, of op percentage van het geraamde bedrag van de feitelijke kosten. Nadat het definitieve bedrag van de bekostiging is vastgesteld wordt bij het beschikbaar stellen van de vergoeding het al beschikbaar gestelde voorbereidingskrediet in mindering gebracht op het bedrag van de vastgestelde bekostiging. A en B. Nieuwbouw en uitbreiding met permanente bouwaard Pagina 29 van 31

110 De opgenomen normbedragen omvatten alle bijkomende kosten, zoals eventuele kosten voor fundering, aansluitkosten, terreininrichting en dergelijke en zijn incl. BTW. De hoogte van de normvergoeding is voor een school voor basisonderwijs opgebouwd uit een: 1) startbedrag, inclusief een aantal m2 bruto vloeroppervlakte en 2) bedrag per m2 bruto vloeroppervlakte Naast de genoemde normbedragen voor de stichtingskosten kunnen, afhankelijk van de toe te kennen voorziening, aanvullende vergoedingen worden toegekend voor bijv. fundering, inrichting van het terrein, het realiseren van een speellokaal en sloopkosten. Kosten voor de verwerving van een terrein zijn niet opgenomen, aangezien deze kosten afhankelijk van de ligging sterk kunnen variëren. A.2 Kosten voor terreinen De gemeente moet de grond bouw- en woonrijp opleveren. Dit betekent dat alle kosten die verband houden met het bouw- en woonrijp maken (aankoop, aanleggen riolering, schoongrond verklaring, bestrating et cetera) voor rekening van de gemeente komen C. Tijdelijke voorziening Een tijdelijk gebouw kan worden gerealiseerd in de vorm van nieuwbouw, of door middel van huur van een tijdelijke voorziening of bestaande huisvesting (een tijdelijke accommodatie kan ook betrekking hebben op een semipermanent gebouw). De keuze tussen aankoop en huur van tijdelijke huisvesting is afhankelijk van aspecten als de verwachte gebruiksduur, verwerving van eigendom en multifunctioneel gebruik. Tijdelijke lokalen kunnen noodzakelijk zijn: - als eerste voorziening (nieuwbouw); - voor het uitbreiden van een permanent hoofdgebouw, en - voor het uitbreiden van een bestaande accommodatie. De keuze tussen huur of koop van tijdelijke huisvesting in plaats van het realiseren van permanente huisvesting wordt gebaseerd op de uitkomst van een vergelijking tussen de kosten van: - tijdelijke huisvesting in relatie tot de kosten van een permanente voorziening, en - aankoop van tijdelijke huisvesting in relatie met de kosten van huur van tijdelijke huisvesting, waarbij in beide vergelijkingen rekening moet worden gehouden met de kosten van het plaatsen en het in de toekomst verwijderen van de te huren resp. aan te kopen lokalen. Afhankelijk van de uitkomst van de berekening kan de conclusie zijn dat gelet op de: - kosten van de tijdelijke huisvesting in vergelijking met de kosten van de permanente huisvesting alsnog bekostiging voor permanente bouw wordt toegekend (dit speelt vooral als de tijdelijke huisvesting naar verwachting voor lange termijn noodzakelijk is); - korte periode waarvoor de voorziening noodzakelijk is een huurvergoeding wordt toegekend, of - periode waarvoor de voorziening noodzakelijk is, wordt overgegaan tot koop van een tijdelijk gebouw omdat dit goedkoper is dan huur. D. Eerste inrichting De vergoeding voor de eerste inrichting van een school voor basisonderwijs bestaat uit een basisbedrag en een bedrag per m 2 Pagina 30 van 31

111 -. E. Lokalen bewegingsonderwijs De normbedragen voor de lokalen bewegingsonderwijs zijn onderverdeeld in bedragen voor: - nieuwbouw; - uitbreiding, en - eerste inrichting met onderwijsleerpakket/meubilair. F. Vergoeding feitelijke kosten Voor het vaststellen van de vergoeding op basis van de feitelijke kosten wordt onderscheid gemaakt in de voorzieningen genoemd in artikel 2, onder a, en de voorzieningen genoemd in artikel 2, onder b en c. In de kostenbegroting van de eerstgenoemde voorzieningen zijn opgenomen de kosten van de architect en het bouwkundig toezicht. Deze kosten maken geen onderdeel uit van de ontvangen offertes voor het herstel als gevolg van een constructiefout of andere schade. Ook bij het vaststellen van deze niet genormeerde kosten moet rekening worden gehouden met de kosten van technische advisering. G. Huur sportvelden n.v.t. Pagina 31 van 31

112 Vergadering : 26 maart 2015 Nummer : IV, punt 10 Onderwerp : Ingekomen stukken INGEKOMEN STUKKEN RAAD 26 maart 2015 a Rekenkamercommissie De Wolden Onderzoeksplan 2015 v.k.a. b College van B&W Decembercirculaire v.k.a. c College van B&W Beleidsvoornemens 2016 GGD Drenthe v.k.a. d Stichting Circus Rennaissance Verzoek aandacht beleid Circusvergunningen v.k.a. e Rekenkamercommissie De Wolden Jaarverslag 2014 v.k.a. f ActiumWonen Jaarplan 2015 v.k.a. Zuidwolde, 13 maart 2015 griffier, drs. Josee Gehrke burgemeester, Roger de Groot Pagina 1 van 1

113

114

115

116

117 Gemeente De Wolden Van: Verzonden: dinsdag 24 februari :00 Aan: Gemeente De Wolden Onderwerp: aan alle Gemeentebesturen in Nederland Aan: College van B&W, alle leden van de Gemeenteraad en afdeling vergumingen van de Gemeente De Wolden Adres: postbus AA Zuidwolde Dr Geachte dames en heren, Met deze brief wil ik u graag een verzoek doen ten behoeve van ons Circus, Renaissance, en andere Nederlandse circussen die aankloppen bij uw gemeente. Voordat ik u dit verzoek doe, hoop ik dat u mij toestaat u een korte toelichting te geven op de situatie van rondreizende circussen in Nederland. Sinds 2 december 2013 zijn circussen officieel onderdeel van het Nederlands immaterieel cultureel erfgoed. Jaarlijks bezoekenanderhalf miljoen mensen van alle rangen en standenhet circus. Deze bezoekers geven "hun" voorstelling, zo blijkt uit publieksonderzoek van de Universiteit van Tilburg, een 8,7 als rapportcijfer. Het circus ontroert, roept bewondering op en bezorgt bezoekers een brok in de keel. De passie in de piste springt over op de bezoeker, die recht in zijn ziel geraakt wordt en twee uur kan dromen met open ogen. Helaas verkeren Nederlandse circussen, ondanks deze waardering van het publiek en van Unesco, in een moeilijke situatie. Heel concreet lopen circussen tegen de volgende problemen aan. De leges zijn erg hoog en stijgen bovendien in de meeste gemeenten sinds drie jaar sterk. Aangezien de marges bij een culturele onderneming zoals een circus klein zijn, bedreigt deze ontwikkeling de continuïteit van de branche. Niet alleen de leges zijn hoog en stijgende, ook andere kosten brengen de continuïteit van onze collegaondernemers en ons in gevaar. Er volgen kosten voor een controle door de brandweer (iedere speelplaatsopnieuw), aansluiting op het riool (soms op honderden meters van het speelterrein vandaan) et cetera. Een derde probleem betreft de regeldruk in enkele gemeenten voor circussen. Bij iedere gemeente moeten circussen nieuwe en andere documentatieopleveren, terwijl het veel praktischer zou zijn wanneer zij met een "paspoort" voor alle gemeenten konden werken. Terwijl vroeger speelvergunningenbinnen vier weken verwerkt werden, kan dat nu meer dan acht weken duren, hetgeen plamingsproblemen oplevert. Verschillende circusondernemersverzuchten dan ook dat de bureaucratischetegenwind fermer is geworden. In verschillende gemeenten mogen circussen geen borden plaatsen en is het recht hiertoe verstrekt aan een commerciële partij. Deze partij rekent tarieven die voor een rondreizend circus niet haal- en betaalbaar zijn, terwijl voor een circus die borden van groot belang zijn om publiek te informeren over zijn komst. Niet alleen de borden zijn van invloed op de opkomst, ook de locatie waar het circus zijn tenten opslaat. Des te 1

118 in dat meer het circus in het zicht staat, des te meer publiek er naar de voorstelling komt kijken. Verschillende gemeenten bieden speelterreinenaan die te duur zijn voor circussen (bijvoorbeeld 1000 euro per dag) of een zeer slechte ligging hebben, bijvoorbeeld op een duister industriegebied (hetgeen een bewezen negatief effect heeft op de opkomst). Helaas geldt dat het aantal goedestaplaatsenschaarserwordt. Schouwburgen en theaters krijgen in Nederland, naar onze smaak, terecht subsidie. In Frankrijk, Italië, - - België en Spanje krijgen circussen feite rondreizende theaters ook. Nederland vormt hier een uitzondering. Terwijl een immobiel theater gemeentelijke steun krijgt in de vorm van subsidie, moeten circussen als immobiele theaters steedsmeer betalen voor leges, vergunningen en reclame, terwijl tegelijkertijd de staplaatsenminder gunstig worden en de regeldruk stijgt. Met deze brief willen wij u niet om subsidie vragen. Wel kunt u op andere manieren onze Nederlandse collega s en ons circus helpen om voort te bestaan. Ons verzoek betreft de volgende manieren om circussen meer lucht te geven in deze tijd van crisis en stijgende kosten. Het gaat hierbij met name om hulp op het domein van basisbehoeften zoals water, warmte en hygiëne. Het milieu en bezoekende circussen zouden er bij gebaat zijn, wanneer het circus een elektriciteitsaansluiting krijgt, zodat het geen dieselaggregatoren hoeft in te zetten om elektriciteit (en zo warmte) op te wekken. Een tweede punt van hulp betreft een goede aansluiting op de waterleiding tegen 0 tarief, zodat wij en onze dieren kumien drinken. (Voor alle duidelijkheid: in ons circus treden geen exotische dieren zoals olifanten en tij gers op.) Als derde verzoek zou ik u willen vragen om een vuilcontainer te plaatsen op het speelterrein tegen een eveneens 0 tarief, zodat wij dat terrein voor ons publiek en onszelf schoon kunnen houden. Voor mijn vierde verzoek zou ik u graag meenemen naar de gemeente Tiel. Daar waren de leges zo sterk gestegen dat circussen overwogen deze stad voortaan over te slaan tijdens hun toumee. Gezien de erkende culturele waarde van het circus besloot het stadsbestuurna re?ectie over deze situatie om geen leges te vragen, zodat de inwoners van de stad konden blijven genieten van deze kunstvorm. Mag ik uw gemeente vragen zijn inwoners hetzelfde te gunnen? Afsluitend wil ik de hoop uitspreken dat u Nederlandse circussen waaronder het onze, hetzelfde warme welkom biedt, dat wij aan onze bezoekers bieden. Met hartelijke groeten, Stichting Circus Renaissance Postbus GH Alkmaar 2

119 Rekenkamercommissie Jaarverslag 2014 Rekenkamercommissie De Wolden Zuidwolde, februari 2015

120 Rekenkamercommissie Inhoudsopgave Voorwoord 3 1. Inleiding De grondslag en de taak van de rekenkamercommissie De werkwijze en de selectie van onderwerpen De samenstelling van de rekenkamercommissie 5 2. Activiteiten Uitvoering onderzoeksprogramma Onderzoeksplan Effectmeting Burgerparticipatie Waarborgen bestuurlijke integriteit 6 3. Vergaderingen en overige activiteiten Reguliere vergaderingen Communicatie 6 4. Groslijst Financiële verantwoording Bijlage: Lijst van hoofd- en nevenfuncties leden rekenkamercommissie 8 Jaarverslag 2014 Rekenkamercommissie De Wolden Pagina 2 van 8

121 Rekenkamercommissie Voorwoord Hiermee bieden wij u het jaarverslag over 2014 van de Rekenkamercommissie van De Wolden aan. In het reglement van orde staat dat er jaarlijks door de Rekenkamercommissie een jaarverslag wordt opgesteld en aangeboden aan de gemeenteraad. Als Rekenkamercommissie stellen wij het op prijs om met dit jaarverslag aan u verantwoording af te leggen over datgene wat wij in het afgelopen jaar gedaan hebben. Onze werkzaamheden zijn gericht op bevordering van transparantie in het openbaar bestuur en ondersteuning van de democratische controle door de volksvertegenwoordiging van de gemeente. Daarin past uiteraard ook voor ons een transparante wijze van verantwoording afleggen aan uw raad. Dit is het negende jaarverslag van de Rekenkamercommissie. In dit jaarverslag leest u informatie over onderzoeken die de commissie in 2014 uitvoerde. Tevens is vermeld welke andere activiteiten de Rekenkamercommissie in het afgelopen jaar heeft verricht. Daarnaast is in dit jaarverslag de financiële verantwoording over het jaar 2014 opgenomen. Over het onderzoeksplan 2015 bent u separaat in een brief geïnformeerd. De rekenkamercommissie De Wolden, Namens deze, mr. H. Haan, voorzitter Jaarverslag 2014 Rekenkamercommissie De Wolden Pagina 3 van 8

122 Rekenkamercommissie 1. Inleiding 1.1 De grondslag en de taak van de Rekenkamercommissie De verordening De Gemeentewet bepaalt dat indien de gemeenteraad geen rekenkamer heeft ingesteld de gemeenteraad bij verordening regels stelt voor uitoefening van de rekenkamerfunctie. Op 28 april 2005 heeft de gemeenteraad de Verordening op de Rekenkamercommissie gemeente De Wolden vastgesteld. Reglement van orde en jaarverslag In deze verordening is bepaald dat de Rekenkamercommissie een reglement van orde opstelt voor haar vergaderingen en werkwijze. In het reglement van orde is geregeld evenals in de Gemeentewet dat de Rekenkamercommissie elk jaar vóór 1 april een jaarverslag vaststelt over de werkzaamheden van het voorgaande jaar. De rapporten en de jaarverslagen van de Rekenkamercommissie zijn openbaar, om transparantie te bevorderen. De taak De taak van de Rekenkamercommissie is vastgelegd in de Gemeentewet en in de verordening. De Rekenkamercommissie onderzoekt de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur. Deze drie onderzoeksaspecten kunnen als volgt nader worden omschreven: rechtmatigheid: voldoet de uitvoering aan de wettelijke kaders en regelgeving? doelmatigheid: is de voorbereiding en uitvoering van beleid efficiënt verlopen? doeltreffendheid: zijn de beoogde effecten van het beleid daadwerkelijk behaald? 1.2 De werkwijze en de selectie van onderzoeken Onderzoeksprotocol In het reglement van orde is ook opgenomen de bepaling dat de Rekenkamercommissie een onderzoeksprotocol opstelt waarin onder meer wordt vastgelegd wat de werkwijze is van de commissie bij selectie en uitvoering van onderzoeken en hoe de wijze van rapportage is. De criteria voor de selectie, die in het onderzoeksprotocol zijn opgenomen, zijn: 1. Het financiële belang van een onderwerp; 2. Het maatschappelijke belang van een onderwerp; 3. De twijfel met betrekking tot de uitvoering van een onderwerp; 4. De mate van risico m.b.t. doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid; 5. Geschiktheid als rekenkameronderzoek; 6. De leereffecten die van het onderzoek worden verwacht. Jaarverslag 2014 Rekenkamercommissie De Wolden Pagina 4 van 8

123 Rekenkamercommissie 1.3 De samenstelling van de Rekenkamercommissie De samenstelling van de Rekenkamercommissie was in 2014 als volgt: De heer mr. H. Haan, voorzitter; De heer J.A. Tjalsma, RC EMFC, lid; De heer drs. E. van Veen, lid. Het secretariaat van de commissie door mevrouw S.R. Beute, MA uitgevoerd. 2. Activiteiten 2.1 Uitvoering onderzoeksprogramma De Rekenkamercommissie is een onafhankelijk orgaan en bepaalt uit dien hoofde zelf welke onderwerpen zij in haar onderzoeksprogramma opneemt. In de verordening op de Rekenkamercommissie en in het onderzoeksprotocol is bepaald dat de gemeenteraad een gemotiveerd verzoek kan doen tot het instellen van een onderzoek. Bij de zelfstandige bepaling van de onderzoeksonderwerpen kan de commissie rekening houden met verzoeken van de gemeenteraad. Reeds in 2013 is gestart met onderzoek Effectmeting burgerparticipatie. Dit onderzoek is gedurende het jaar 2014 doorgelopen. Verwacht wordt dit onderzoek in de eerste helft van 2015 af te ronden. Daarnaast is in 2014 het onderzoek Waarborgen Bestuurlijke integriteit gestart en uitgevoerd. De Rekenkamercommissie zal in 2015, conform de uitspraak van uw raad op 29 januari 2015, betrokken zijn bij de nadere invulling van de aanbevelingen van het onderzoek Waarborgen bestuurlijke integriteit. In paragraaf 4 vindt u de geactualiseerde groslijst Onderzoeksplan 2015 In december 2014 en januari 2015 heeft de Rekenkamercommissie overleg gevoerd met de financiële werkgroep uit de raad en met iedere fractie afzonderlijk over het concept-onderzoeksplan Op 20 januari 2015 heeft de commissie dit plan vastgesteld. U bent per brief hierover geïnformeerd. 2.3 Effectmeting Burgerparticipatie In het tweede kwartaal van 2013 is een start gemaakt met het onderzoek naar burgerparticipatie. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de heren Tjalsma en Van Veen. De onderzoeksopzet is in het vierde kwartaal van 2013 vastgesteld. De doelstelling van het onderzoek is primair om binnen een aantal geselecteerde cases een oordeel te geven over de doeltreffendheid van de uitvoering van de beleidsnota burgerparticipatie. Daarnaast zal worden onderzocht of in de respectievelijke cases adequaat invulling is/kan worden gegeven aan de ontwikkeling van burger- naar overheidsparticipatie. Centrale vraag van dit onderzoek is: wat is de kwaliteit en effectiviteit van het beleid zoals dat in door de raad van De Wolden is vastgesteld? Dit onderzoek liep door in Op 13 maart 2014 is deze definitieve onderzoeksopzet u aangeboden. Anders dan verwacht, is er meer tijd nodig geweest voor een selectie van de geschikte cases. U bent hierover op 4 juli 2014 per brief geïnformeerd. Het Jaarverslag 2014 Rekenkamercommissie De Wolden Pagina 5 van 8

124 Rekenkamercommissie gehele onderzoek zal hierdoor een langere doorlooptijd hebben. Daarom heeft op 4 november 2014 een gesprek plaatsgevonden met de burgemeester en de gemeentesecretaris. Niet alleen is toen over de voortgang gesproken, maar ook over de selectie van de cases. In dit gesprek zijn over beide zaken goede afspraken gemaakt. Verwacht wordt dit onderzoek in de eerste helft van 2015 af te ronden. 2.4 Waarborgen bestuurlijke integriteit In het voorjaar van 2014 is de Rekenkamercommissie gestart met het onderzoek Waarborgen bestuurlijke integriteit. De heer Haan heeft onderzoek gedaan en diverse personen geïnterviewd. Op 24 april 2014 heeft uw raad de onderzoeksopzet voor dit onderzoek voor kennisgeving aangenomen. Op 29 januari 2015 heeft uw raad opiniërend gesproken over de resultaten van dit rapport. Conform de uitspraak van uw raad, zullen wij betrokken zijn bij de nadere invulling van de aanbevelingen van het onderzoek Waarborgen bestuurlijke integriteit. 3. Vergaderingen en Communicatie 3.1 Reguliere vergaderingen De Rekenkamercommissie vergaderde in 2014 zeven keer in het gemeentehuis in Zuidwolde. De vergaderingen stonden het gehele jaar in het teken van het onderzoek Effectmeting burgerparticipatie en Waarborgen bestuurlijke integriteit. In het eerste halfjaar kwam daar de presentatie van de Rekenkamercommissie aan de nieuwe gemeenteraad bij. De voorzitter van de commissie heeft de voor- en najaarsbijeenkomsten van de Nederlandse Vereniging van Rekenkamers en Rekenkamercommissies, kring noord en Oost bijgewoond. In die voorjaarsbijeenkomst is er gesproken over de onderwerpkeuze van de Rekenkamer(commissie)s en in de najaarsbijeenkomst over de voorbereiding van de rekenkamer(commissie)s op de drie grote decentralisaties op de beleidsterreinen van de zorg, de jeugd en jongeren en de arbeidsparticipatie. 3.2 Communicatie In het reglement van orde van de Rekenkamercommissie is vermeld dat alle relevante informatie van de Rekenkamercommissie op de website van de gemeente wordt opgenomen. De onderzoeksrapporten en de samenstelling van de Rekenkamercommissie zijn gepubliceerd op de website van Gemeente De Wolden. Via de website dewolden.nl/gemeenteraad is de relevante informatie over de Rekenkamercommissie te vinden. De Rekenkamercommissie hecht aan communicatie met de raad en de ambtelijke organisatie. In dat kader is er meerdere keren overleg geweest met de burgemeester, de gemeentesecretaris en de griffier. Ook heeft de voltallige commissie overleg gevoerd met de financiële werkgroep over het onderzoeksprogramma en met alle raadsfracties afzonderlijk. Jaarverslag 2014 Rekenkamercommissie De Wolden Pagina 6 van 8

125 Rekenkamercommissie 4. Groslijst 2014 Het onderzoeksprotocol van de Rekenkamercommissie beschrijft hoe de commissie mogelijke onderzoeksonderwerpen selecteert en beoordeelt. Op deze wijze houdt de commissie een groslijst van onderzoeken bij. De groslijst voor het jaar 2014 zag er als volgt uit: 1 Risicomanagement: onderwerp van lijst 2011/ Jeugdbeleid: onderwerp van lijst 2011/ Integriteit: bestuurlijk en ambtelijk; beleid en uitvoering 4 Veiligheidsbeleid: sturing/kaderstelling door de raad 5 Krimp en leegstand: sturing en kaderstelling door de raad 6 Effectmeting burgerparticipatie: bereiken we met burgerparticipatie wat we willen bereiken? 7 Evaluatie Van beleid naar Uitvoering : wegenonderhoud; monitoring aanbevelingen 8 Evaluatie Van beleid naar Uitvoering : WMO; monitoring aanbevelingen Het onderzoeksplan 2015 is in een separate brief aan uw raad aangeboden. Daarin is de toelichting op de voor 2015 gekozen onderzoeksonderwerpen opgenomen. 5. Financiële verantwoording 2014 De uitgaven in 2014 geven ten opzichte van de begroting 2013 het volgende resultaat (in euro s): Kostensoort Begroot Werkelijk Verschil Onderzoekswerkzaamheden , , ,27 Presentiegelden 4.863, , ,42 Reis- en verblijfkosten 1.908,00 965,95 942,05 Totaal , , ,74 Jaarverslag 2014 Rekenkamercommissie De Wolden Pagina 7 van 8

126 Rekenkamercommissie Bijlage Naam hoofdfunctie nevenfuncties H. Haan Geen - Voorzitter van de rekenkamercommissie Westerveld, Meppel, Steenwijkerland - Lid van de rekenkamercommissie Coevorden - Secretaris van het Bestuur van de Stichting PrimAH te Gieten - Lid van de Raad van Toezicht van het dr. Aletta Jacobs College te Hoogezand J.A. Tjalsma Functie bij het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden - Lid van Provinciale Staten van Fryslân - Lid programmaraad Noordelijke Rekenkamer E. van Veen Directiesecretaris gemeente Coevorden - Geen Jaarverslag 2014 Rekenkamercommissie De Wolden Pagina 8 van 8

127 FOCUS OP BETAALBAARHEID EN DUURZAAMHEID Jaarplan 2015 Activiteitenoverzicht & Begroting

128 INHOUDSOPGAVE VOORWOORD 3 1 INLEIDING 5 INTERVIEW INZET OP DUURZAAMHEID EN BETAALBAARHEID 7 2 ACTIVITEITEN INTERVIEW IN 2015 MAKEN WE EEN MOOIE SLAG IN DE KWALITEIT VAN ONS WONINGBEZIT 18 3 FINANCIEEL BELEID 21 INTERVIEW EEN SPANNENDE UITDAGING 26 4 RISICOPARAGRAAF 30 5 BEGROTING 2015: 39 A - WINST- EN VERLIESREKENING OP TOTAALNIVEAU B - IDEM ONDERSCHEIDEN NAAR DAEB EN NIET-DAEB BIJLAGEN SCHEMATISCH OVERZICHT ONDERNEMINGSPLAN 2

129 VOORWOORD Februari 2015 BESTE RELATIE, Voor u ligt ons Jaarplan U leest hierin wat we dit jaar willen bereiken, hoe we dat gaan doen en wat het ons gaat kosten. Het is het Actium-kompas voor het komende jaar. Hier mag u ons als huurder of relatie op aanspreken en hier willen wij ons over verantwoorden. INZET OP DUURZAAMHEID EN BETAALBAARHEID Het afgelopen jaar stond voor een belangrijk deel in het teken van onze organisatieontwikkeling en de bijbehorende bezuinigingsopgave. In 2015 kunnen we van deze inspanning al een mooie vrucht plukken. We hebben dit jaar de financiële ruimte om de huur van onze huurders met de laagste inkomens alleen te verhogen met het jaarlijkse inflatiepercentage. Uit ons woonlastenonderzoek blijkt voor de komende jaren een betalingsrisico voor onze huurders. Dat vinden we zorgelijk en daarom gaan wij een gematigd huurbeleid volgen. Ook blijven we inzetten op energiebesparende maatregelen. In bijna alle gevallen zonder huurverhoging. De besparing komt dus volledig ten goede aan de bewoner. Daarmee nemen we onze maatschappelijke verantwoordelijkheid voor het betaalbaar en goed wonen voor onze klanten. 3

130 We verwachten dat we in de loop van 2015 weten wat de Parlementaire Enquête MINDER, BETER, TOEKOMST- BESTENDIGER, BLIJFT ONS CREDO en de Herzieningswet (Novelle) voor veranderingen meebrengen en wat de impact daarvan is op ons beleid. Met het jaarplan dat voor u ligt, zijn we binnen de gestelde kaders flexibel en in staat om in te spelen op deze ontwikkelingen. Intern blijven we focus houden op onze beheerslasten. We kijken waar we onze werkprocessen (nog) slimmer en efficiënter kunnen inrichten. Daarbij maken we ook gebruik van best practices in onze omgeving. MINDER, BETER, TOEKOMSTBESTENDIGER BLIJFT ONS CREDO De kaders en strategische opgaven uit ons ondernemingsplan blijven leidend. U vindt deze op onze website Heeft u vragen over onze activiteiten in het komende jaar, of onze doelen uit het ondernemingsplan, dan nodig ik u van harte uit om contact met ons op te nemen. Hartelijke groet, 4 Elles Dost directeur-bestuurder

131 INLEIDING Het Jaarplan 2015 maakt onderdeel uit van de planning & control-cyclus van Actium. Met de planning & control-cyclus bedoelen we de strategische planning in samenhang met de resultaten. ONDERNEMINGSPLAN In ons ondernemingsplan hebben we onze strategische koers voor een periode van vijf jaar vastgelegd. In ons jaarplan werken we de activiteiten uit, die nodig zijn om onze koers te kunnen volgen. Bijlage 1 bevat een schematisch overzicht van ons ondernemingsplan. Het volledige plan Met minder meer toekomst vindt u op BETAALBAAR EN GOED WONEN VOOR ONZE KLANTEN, IN DE STAD EN OP HET PLATTELAND, NU EN LATER. 5

132 KADERBRIEF De jaarlijkse planning & control-cyclus start met de kaderbrief. In de kaderbrief staat welke kaders uit het ondernemingsplan we eventueel herijken door interne of externe ontwikkelingen en/of gewijzigde omstandigheden. Ook lichten we toe welke thema s of onderwerpen extra aandacht en inspanning vragen. HOOFDLIJNEN KADERBRIEF 2015 We hebben onze missie, positionering, kernwaarden en strategische opgaven herbevestigd. De financiële ruimte boven de door Actium gestelde normen zetten we in voor de volkshuisvestelijke opgave. We nemen onze verantwoordelijkheid voor de betaalbaarheid door aanpassing van ons huur beleid en een extra inzet op duurzaamheid. Goed wonen betekent voor ons meer aandacht voor de woningvoorraad ouder dan veertig jaar, maar ook meer aandacht mensen in de samenleving met een hulpvraag op het gebied van wonen. We geven expliciet meer aandacht aan reputatiemanagement. JAARPLAN (ACTIVITEITENOVERZICHT EN BEGROTING) U leest in ons jaarplan wat onze inkomsten en uitgaven zijn (financiële begroting) voor 2015 en welke doelen we willen halen (activiteitenoverzicht). Daarmee weten we wat ons te doen staat in 2015, waar we de focus leggen en welke prioriteiten we stellen. En, net zo belangrijk, het is ook helder wat we niet doen. JAARVERSLAG Uiteindelijk sluiten we het jaar af met het jaarverslag. In het jaarverslag leggen we verantwoording af over de behaalde resultaten. Hebben we gedaan wat we ons hebben voorgenomen? En zo nee, waarom niet? Gelijktijdig geeft het jaarverslag aan of we nog op koers liggen ten opzichte van onze strategische doelen. Dat hebben we nodig om te kunnen bijsturen, waar nodig en/of gewenst. 6

133 ELLES DOST, DIRECTEUR BESTUURDER Inzet op duurzaamheid en betaalbaarheid 7

134 TRANSPARANTIE IS ONS DEVIES Ik heb een gevoel van trots bij de begroting die voor me ligt. Ondanks de versmalling van ons werkterrein en de verhuurderheffing die een behoorlijke aanslag legt op onze vermogenspositie, zijn we erin geslaagd om een jaarplan neer te leggen waarmee we recht doen aan onze volkshuisvestelijke opgave. We investeren fors in renovatie en verduurzaming; de komende jaren pakken we jaarlijks zo n 200 woningen aan. In de meeste gevallen doen we dit zonder huurverhoging, waardoor de besparing direct bij onze huurders terechtkomt. Daarnaast hebben we ruimte gemaakt voor een gematigd huurbeleid. Voor onze doelgroep met de laagste inkomens betekent dit een inflatievolgende huurverhoging, waardoor we onze woningvoorraad betaalbaar houden. ns jaarplan 2015 is gebaseerd op de ambities O en opgaven die we ons hebben gesteld in ons ondernemingsplan. Dit ondernemingsplan is mede tot stand gekomen op basis van inbreng van onze belanghouders. We willen zorgvuldig omgaan met hun verwachtingen en goed met hen in gesprek blijven. Alles wat we doen, moet ten dienst staan van onze maatschappelijke opgave, de sociale huisvesting. Daarover willen we ons verantwoorden. Hierbij is het belangrijk om uit te leggen waarom we minder kunnen dan voorheen. Transparantie is daarom ons devies. MEER INVLOED VOOR HUURDERS en Maatschappelijke trend is dat huurders E meer invloed krijgen. Vooruitlopend op de invoering van de Herzieningswet willen we de 8

135 invloed van onze huurders gaan vergroten. Dit doen we door bewust, efficiënt en effectief in te zetten op huurdersparticipatie. STURING OP BEDRIJFSLASTEN e hebben in onze bedrijfslasten al een aardige W slag gemaakt. Als gevolg van bezuinigingen die we de afgelopen jaren hebben doorgevoerd, laat de actuele begroting beduidend lagere bedrijfslasten zien dan voorheen. Interne sturing op bedrijfslasten heeft onverminderd onze aandacht. Dit doen we ONVERMINDERD EN MET TOEWIJDING INZETTEN VOOR ONZE KLANTEN ]brengen. door intensieve monitoring en bijsturing. Om ons te vergelijken met andere woningcorporaties nemen we deel aan benchmark-vergelijkingen. En we werken aan de professionalisering van ons risicomanagement onder meer door mogelijke scenario s in kaart te 9

136 TROTS m tot dit jaarplan en de bijbehorende begroting O te komen, hebben we een aantal lastige maatregelen moeten treffen. In 2014 hebben we met een reorganisatie een pijnlijke ingreep in onze eigen organisatie gedaan. Ook hebben we een aantal nieuwbouwprojecten moeten schrappen. Maar des ondanks, vervult het resultaat mij met trots. Mijn trots zit m vooral in het feit dat we ons, ondanks alles wat er om ons heen gebeurt, onverminderd en met toewijding inzetten voor onze klanten. We richten ons daarbij niet alleen op mensen die een woning zoeken, maar ook op onze huurders; de mensen die al bij ons wonen. Voor hen investeren we in betaalbare en duurzame woningen van een goede kwaliteit. Door zorgvuldig keuzes te maken en de juiste prioriteiten te stellen, geven we blijvend invulling aan onze missie: betaalbaar en goed wonen voor onze klanten, in de stad en op het platteland, nu en later. 10 Elles Dost, directeur bestuurder

137 Activiteiten EEN TOEKOMSTBESTENDIGE, KLANTVRIENDELIJKE EN VOORUITSTREVENDE KLANTBENADERING WE LEREN ONZE KLANTEN NOG BETER (HER) KENNEN MET BEHULP VAN DE UITKOMSTEN VAN ONS KLANTWENSENONDERZOEK WE LEVEREN PLAATS- EN TIJDONGEBONDEN DIENSTVERLENING We werken aan een actueel en volledig klantenbestand. Dit is een continu proces en tegelijkertijd een voorwaarde voor de verbetering van onze digitale dienstverlening. We optimaliseren onze dienstverlening via de website. In 2015 werken we aan de ontwikkeling van een digitaal klantportaal. Daadwerkelijke ingebruikname van het portaal staat in 2016 gepland. WE STIMULEREN EIGEN KRACHT EN ACTIVEREN BEWONERS We zetten bewust, efficiënt en effectief in op tijdelijke en structurele huurdersparticipatie: We werken beleidskaders uit voor huurdersparticipatie, inspelend op de Herzieningswet. We kijken bij ondersteuning van bewonerscommissies naar het rendement dat het oplevert en hanteren bewust verschillende benaderingen. WE WILLEN ONS KWH-LABEL KLANTTEVREDENHEID BEHOUDEN Eind 2015 is onze klanttevredenheid beoordeeld met minimaal een 7,6 (conform waarderingsmethodiek 2013). WE ONTWIKKELEN EN IMPLEMENTEREN HERNIEUWDE KLANTWAARDEN We faciliteren de klantgerichte ontwikkeling van onze medewerkers, door middel van coaching en scholing. 11

138 2.2 SCHOON, HEEL, VEILIG EN ONGESTOORD WOONGENOT IN EN RONDOM ONZE WONINGEN WE DEFINIËREN ONZE INZET OP LEEFBAARHEID We ontwikkelen kaders op basis waarvan de inzet op leefbaarheid wordt bepaald. We herdefiniëren onze rol in relatie tot onze netwerkpartners. We maken duidelijk aan onze klanten en partners waar we wel en niet voor zijn. We zorgen ervoor dat we onze inzet op leefbaarheid kunnen vergelijken door benchmarking. WE STIMULEREN WOONGENOT DOOR BEWUST, EFFICIËNT EN EFFECTIEF IN TE ZETTEN OP LEEFBAARHEID We werken altijd samen met anderen aan de verbetering van leefbaarheid. Met het oog op maatschappelijk/financieel rendement sturen we op de personele en financiële inzet op leefbaarheid. WE VOELEN ONS VERANTWOORDELIJK VOOR DE HUISVESTING VAN MENSEN MET EEN HULPVRAAG OP HET GEBIED VAN WONEN We intensiveren en formaliseren samen - werkings verbanden met bestaande partners in de maat schap pelijke opvang. We onderzoeken omvang en reden van ontruimingen en gaan na waar deze mensen op de woningmarkt terecht komen. WE FORMULEREN EEN STRATEGIE VOOR DE MEEST KWETSBARE GROEP HUURDERS (MET EEN ZORGBEHOEFTE) We hebben inzicht in de omvang van de huisvesting van kwetsbare doelgroepen. 2.3 ACTIUM FACILITEERT DAT HUURDERS MET EEN ZORGVRAAG ZELFSTANDIG KUNNEN BLIJVEN WONEN WE VERSTERKEN DE SAMENWERKING MET ZORGPARTIJEN EN GEMEENTEN We nemen deel aan de belangrijke netwerken in de regio en zijn gesprekspartner. We maken afspraken met onze netwerkpartners over het bieden van dienstverlening naar behoefte van onze huurders. 12

139 WE FACILITEREN ONZE (NIEUWE) HUURDERS MET EEN ZORGBEHOEFTE OM ZELFSTANDIG TE KUNNEN (BLIJVEN) WONEN We onderzoeken de instroom van huurders in onze woningen als gevolg van de extramuralisatie. We onderzoeken snelle en betaalbare aan- passings concepten in verband met plattegronduit breiding en/of verschuiving die voldoet aan de woon-zorgbehoefte. WE ZOEKEN NAAR MOGELIJKHEDEN OM HET RISICO OP ZORGVASTGOED TE VERMINDEREN Na afronding van de risico-inventarisatie van de verhuur van verzorging- en verpleeghuizen verleggen we de focus naar kleinschalige intramurale zorgprojecten. We doen onderzoek naar en stimuleren gedeeld eigendom. Op deze manier kunnen de risico s van zorgprojecten gedeeld worden door zorgpartijen en gebouweigenaar. 2.4 EEN VOLDOENDE GEDIFFERENTIEERDE WONING VOORRAAD OM TE VOLDOEN AAN DE HUIDIGE EN TOEKOMSTIGE VRAAG VAN ONZE PRIMAIRE DOELGROEP SPEERPUNTEN: BETAALBAAR- HEID, DUURZAAM HEID EN KWALITEIT (DOOR TRANS- FORMATIE) WE FORMULEREN EEN PORTEFEUILLESTRATEGIE, OP BEDRIJFS- EN GEBIEDSNIVEAU WE ONTWIKKELEN MEER GEDIFFERENTIEERD HUURBELEID IN RELATIE TOT KWALITEIT EN DE MARKTVRAAG We borgen de betaalbaarheid van onze woningvoorraad, ook voor de toekomstige klant: We houden in ons huurbeleid rekening met de streefhuur van de woningen en met de gewenste verdeling van de voorraad over de huurprijsklassen. We vertalen het woonlastenonderzoek naar 13

140 huur beleid en een passende klantbenadering én spreken partners aan op de verantwoordelijkheid die zij kunnen nemen. We ontwikkelen en implementeren een huur - harmonisatie beleid dat recht doet aan de gewenste verdeling van de woningvoorraad naar huur prijsklassen. Dat doen we door een streefhuur op vhe-niveau te bepalen. We ontwikkelen en implementeren een nieuw toewijzingsbeleid, waarin per huurprijsklasse inkomenscriteria gesteld worden; het zogenaamde passend toewijzen. WE MAKEN ONZE WONINGEN ENERGIEZUINIGER We brengen in woningen naar energielabel B (in 2020 hele voorraad op gemiddeld energielabel B). Vanaf 2015 geven we bij ontwerpopdrachten voor nieuwbouw een epc-norm van 0 mee als vertrekpunt. We werken aan een pilot om energieneutraal te renoveren. WE VERDELEN DE WOONRUIMTE TRANSPARANT EN EERLIJK AAN DE PRIMAIRE DOELGROEP We wijzen onze woningen toe aan de primaire doelgroep, binnen de door de minister gestelde kaders (we verwachten een wijziging in de definitie van de primaire doelgroep). Van honderd procent van de nieuwe huurders hebben we het inkomen getoetst en correct geregistreerd. Maximaal twintig procent van het woningaanbod wordt toegewezen buiten het reguliere woon- ruimte verdeelsysteem. WE WILLEN ONZE VERKOOPWONINGEN VERKOPEN We maximaliseren het verkoopresultaat door: Verkoop uit bestaande voorraad: 85 woningen. Verkoopresultaat (exclusief boekwaarde) bestaande voorraad: 8,7 mln. Verkoopkosten zijn maximaal 10,8 procent van verkoop opbrengsten. WE GEVEN INVULLING AAN VERANTWOORD VERKOPEN IN DE KLEINE KERNEN We verkopen op verantwoorde wijze, zodat het geen negatieve invloed heeft op de waardeontwikkeling van het vastgoed in een dorp of wijk. 14

141 WE RICHTEN VRAAGGESTUURD ONDERHOUD IN We geven de wensen van onze klanten zoveel mogelijk de ruimte in ons onderhoudsbeleid. Dat betekent dat we streven naar keuzevrijheid in product en moment voor iedere klant. Naar verwachting wordt vraaggestuurd onderhoud vanaf 2016 merkbaar voor de klant. WE VERHOGEN HET RESULTAAT OP DE FINANCIERINGSKASSTROOM We sturen actief op de liquiditeitenbegroting door periodiek de verwachte kasstromen vanuit projectontwikkeling te beoordelen. Om zo de financieringskasstroom zo efficiënt mogelijk in te zetten. WE ONTWIKKELEN FUNCTIONELE, DOELMATIGE EN COMPACTE PRODUCTEN VOOR DE NIEUWBOUW (PRIJS/KWALITEIT) We gaan goedkoper bouwen door meer gebruik te maken van standaard modellen. Ook worden onze nieuwbouwwoningen in de toekomst kleiner en functioneler. 2.5 VERHOGEN RESULTAAT BEDRIJFSVOERING WE VERHOGEN HET RESULTAAT OP DE OPERATIONELE KASSTROMEN We dringen huurderving terug, door onder andere de mutatieleegstand van de woningen te verminderen. WE VERHOGEN HET RESULTAAT OP DE INVESTERINGSKASSTROOM Wij opereren binnen de grenzen van het investeringsstatuut. In het investeringsstatuut is vastgelegd onder welke condities Actium eigen of vreemd vermogen vastlegt in kapitaalgoederen. 2.6 VERBETEREN INTERNE STURING WE VERBETEREN DE PLANNING & CONTROL- CYCLUS De financiële administratie is tijdig ingericht volgens de geldende wet- en regelgeving en voldoet hieraan. Denk hierbij aan de inrichting ten behoeve van het onderscheid tussen sociaal (DAEB) en commercieel (niet-daeb) vastgoed. 15

142 WE PROFESSIONALISEREN ONS RISICOMANAGEMENT We geven in 2015 verder invulling aan de uitvoer en borging van het risicomanagement in onze organisatie. We werken ons calamiteitenplan verder uit. Hierin staat de (proces)aanpak van crisisbeheersing vastgelegd. Het beschrijft de taken, bevoegdheden, werkwijze en verantwoordelijkheden. Voor een aantal, meest voorkomende, scenario s is een concreet stappenplan uitgewerkt. WE VERHOGEN ONS RENDEMENT OP VASTGOEDEXPLOITATIE DOOR RENDEMENTSTURING We onderzoeken methoden van prijsvorming (zoals innovatief aanbesteden) om de beste prijs- kwaliteitverhouding uit de markt te krijgen. WE VERSTERKEN HET BENCHMARKGEBRUIK We gaan in 2015 verder met het leveren van onze bijdrage aan de CBC-benchmark van Aedes. In 2015 onderzoeken we of, waar en hoe we benchmarkgegevens willen gebruiken en kunnen inbedden in onze planning & control-cyclus. In het kader van gezamenlijke inkoop met andere Drentse corporaties houden we ook de onderlinge prestaties van inkoop tegen het licht. We nemen deel aan het Aedes-bench mark - onderzoek naar energieprestaties. We nemen deel aan de TCO-benchmark ICT, gericht op de vergelijking van kosten en baten van ICT bij Actium ten opzichte van andere corporaties. 2.7 LERENDE ORGANISATIE DIE MEEBEWEEGT MET ONTWIKKELINGEN EN VERANDERINGSBEREID IS WE OPTIMALISEREN PROCESSEN EN DE STURING OP DE PROCESSEN We maken in 2015 de interne organisatie verder op orde. We introduceren LEAN-werken. Eind 2015 hebben we een aantal van onze werkprocessen efficiënter (lean) ingericht. We voeren een kwaliteitsslag door in de digitalisering, door onder meer het vergroten en versterken van de effectiviteit van het documentmanagementsysteem, het digitaal ondertekenen van koopovereenkomsten, het digi taliseren van bouwtekeningen en het 16

143 digitaliseren van het resterende deel van het papieren archief. WE STIMULEREN CONTINU VERNIEUWING EN ONTWIKKELING We formuleren passend beleid op nieuwe wet- en regelgeving. Voor komend jaar betreft dit in ieder geval de Herziene Woningwet en de Huisvestingswet. We formuleren kwalitatieve uitgangspunten voor ons portfoliobeleid, dat als kapstok dient voor al het te ontwikkelen beleid. Medio 2015 hebben we een beleids- en stimulerings plan voor social (online) media. 17

144 BERT HUIZING, MANAGER VASTGOED In 2015 maken we een mooie slag in de kwaliteit van ons woningbezit 18

145 De komende jaren zetten wij fors in op de verbetering van onze bestaande woningen. Daar gaat een heleboel geld mee gemoeid. Naast de reguliere werkzaamheden om onze woningvoorraad op peil te houden, zoals schilderwerk en vervanging van keukens en badkamers, zijn wij een groot energetisch project gestart. Ons doel is dat in 2020 al onze huurwoningen voldoen aan gemiddeld energielabel B. Hiermee hebben we de lat voor onszelf nog wat hoger gelegd; eerder spraken we al af dat onze woningen in 2020 minimaal moeten voldoen aan energielabel C. Om onze energiedoelstelling te bereiken, brengen we energiebesparende voorzieningen aan, zoals isolatie en dubbelglas, maar ook zonnepanelen. Hiermee maken we een mooie slag in de kwaliteit van ons woningbezit. HET MES SNIJDT AAN TWEE KANTEN et energiebesparing valt in de bestaande M voorraad veel meer resultaat te behalen dan bij nieuwbouw. Als je kijkt naar de verhouding bestaande bouw versus nieuw; bestaande woningen ten opzichte van circa 100 nieuwe woningen per jaar. Alleen inzetten op energiezuinige nieuwbouw zou een druppel op een gloeiende plaat zijn. Door te investeren in het energiezuiniger maken van onze bestaande woningen kunnen we verschil maken. Het mooie hieraan is dat het mes aan twee kanten snijdt. Onze investeringen zijn niet alleen goed voor het milieu, maar ook voor de portemonnee van onze huurders. Acht zonnepanelen op een woning leveren gemiddeld zo n 1600 Kwh per jaar op à 0,22. Per maand levert dat een huurder grofweg een besparing op tussen de 25 en 30 euro. Aangezien wij de energiebesparende voorzieningen aanbrengen zonder huurverhoging, komt dit voordeel volledig bij de huurder terecht. Een mooie bijdrage in de verlaging van de woonlasten! 19

146 VERVANGENDE NIEUWBOUW e focussen ons de komende jaren vooral op de W verbetering van ons bestaande woningen en niet meer op uitbreiding in de vorm van nieuwbouw. Dit is een logische keuze als we kijken naar de marktvraag. Toch doen we nog wel nieuwbouw. Onder verbetering van onze woningvoorraad valt namelijk ook de vervanging van verouderde woningen waar nodig. Zo starten we in 2015 met vervangende nieuwbouw in Assen-Oost en aan Het Kanaal in Assen. En ook de woningen uit de vijftiger en zestiger jaren in de Oude Molenbuurt in Assen gaan we aanpakken. Een deel wordt vervangen, een ander deel gaan we renoveren. Het gaat hier om behoorlijke ingrepen. Hoe en wat precies moet in de loop van 2015 duidelijk worden. ZONDER FRANJE e afgelopen jaren hebben we behoorlijk duur D gebouwd. We hebben onszelf daarom nieuwe normen gesteld waarbinnen gebouwd moet worden. Ik vind het goed om op dit vlak wat versobering door te voeren. In energetisch en onderhoudstechnisch opzicht doen we natuurlijk geen concessies. En ook de woonplattegrond moet vanzelfsprekend goed zijn, maar we kunnen wel wat bezuinigen op extra franje. Het gaat immers om sociale woningbouw. Bert Huizing, manager vastgoed 20

147 Financieel beleid Het hoofddoel van ons financieel beleid is het waarborgen van de financiële continuïteit van Actium. De financiële continuïteit kunnen we alleen waarborgen als er voldoende sturing plaatsvindt op de financiële ratio s. Onze financiële ratio s zijn vastgesteld vanuit de volgende subdoelen: 1. Maximaal inzetten van de kasstromen ten behoeve van de volkshuisvestelijke opgaven. 2. Het zorgdragen voor voldoende solvabiliteit om de financiële continuïteit te kunnen waarborgen en daarmee ook financierbaar te blijven. 3. Het resultaat op de primaire bedrijfsvoering is positief. We zijn financieel in control door het stellen van en sturen op normen voor een aantal beïnvloedbare uitgaven, gericht op een passende prijs-prestatieverhouding. 4. We streven naar waardeontwikkeling door het stellen van rendementseisen aan investeringen. 5. We streven naar vermogensontwikkeling door te sturen op de financiering in relatie tot de waardecreatie. MAXIMAAL INZETTEN VAN DE KASSTROMEN We streven naar het maximaal inzetten van onze kasstromen voor de volkshuisvestelijke opgave. Deze opgave wordt bepaald vanuit het strategisch voor raad beleids proces. Met behulp van een strategisch beleidsinstrument (SBI) beoordelen we de haalbaarheid van de gewenste transformatie in onze vastgoedportefeuille, voortvloeiend uit onze volks huisvestelijke opgave. Bij eventuele ruimte in de kasstromen zoeken we naar een realistische invulling van de ruimte om daarmee onze kasstromen zo veel mogelijk in te zetten. Dit is een iteratief (terugkerend) proces. De invulling kan vanuit verschillende beleidsgebieden worden gevuld. 21

148 Gehanteerde kaders bij het bepalen van de maximale portefeuillestrategie zijn: ICR (Interest Coverage Ratio, ook wel rentedekkings graad) DSCR (Debt Service Coverage Ratio, ook wel schulddekkingsgraad) Daarbij hanteren we een norm voor de ICR van minimaal 1,6, en een norm voor de DSCR van minimaal 1,0. FINANCIËLE CONTINUÏTEIT Borgstelling door het WSW en daarop volgende financiering zijn door de economische omstandigheden van de laatste jaren onder druk komen te staan. Waardesturing in relatie tot financierbaarheid is nog in ontwikkeling. Wij hanteren daarom een solvabiliteitsratio van minimaal 35 procent. FINANCIERBAARHEID Voor de financierbaarheid hanteren we een andere begrenzing, te weten de loan to value. Met loan to value wordt gedoeld op de verhouding van het vreemd vermogen ten opzichte van de materiële vaste activa in exploitatie. Omdat de waardesturing in relatie tot de financiering nog tot invulling moet komen, hanteren we een loan to value van maximaal 65 procent. Overigens bedraagt het financieringsplafond (met vreemd vermogen) onder borging van het WSW 50 procent van de WOZ-waarde van het borgbare bezit (enkel DAEB). Door de actuele waardedalingen staat ook het financieringsplafond onder druk. RESULTAAT BEDRIJFSVOERING Beheersing van de kosten/uitgaven van de organisatie ligt in de opdracht van soberheid en doelmatigheid. Beheersing gebeurt op meerdere niveaus, zoals de formatieomvang en de kosten/uitgaven per verhuureenheid. De in ons ondernemingsplan gestelde normen zijn doorvertaald naar een dashboard, ons intern sturingsmiddel. 3.2 PORTEFEUILLESTRATEGIE (SVB) Het maximaal inzetten van de kasstromen voor het realiseren van de wensportefeuille optimaliseren we met behulp van het model SBI (= Strategische Beleidsinstrument). De input bestaat uit de wens portefeuille. Vanuit de huidige portefeuille bepalen we welke portefeuillestrategie nodig is om de gewenste vastgoedportefeuille te realiseren. Dit 22

149 zetten we af tegen de kasstroomgrenzen. Als blijkt dat er nog ruimte is, worden door middel van trial en error verschillende scenario s doorgerekend, om zo tot een maximale inzet van financiële middelen ten gunste van de volkshuisvesting (maatschappelijke opgave) te komen. Dit is een iteratief (terugkerend) proces. Gehanteerde kaders bij het bepalen van de maximale portefeuillestrategie zijn: ICR DSCR Loan to Value VISIE OP DE BESTAANDE VOORRAAD We hebben bezit in zowel plattelandsgemeenten als in stedelijk gebied. In de plattelandsgemeenten zien we de vergrijzing van de bevolking samen met de ontwikkelingen op het gebied van de scheiding van wonen en zorg. Maar ook de ontgroening van de bevolking zijn factoren van invloed op onze bestaande voorraad. In het stedelijk werkgebied blijft als gevolg van de leeftijdsopbouw van de bevolking de gezinssector nog lange tijd een factor van betekenis. Ook hier ondervinden we de gevolgen van de scheiding van wonen en zorg. Solvabiliteitsratio/dekkingsratio Strategisch voorraadbeleid Operationele uitgaven Operationele inkomsten Investeringen Solvabiliteitsratio Loan to Value ICR DSCR Dekkingsratio Operationeel saldo Verkopen 23 Aflossing Financiering ITERATIEF PROCES

150 BETAALBAARHEID We borgen de betaalbaarheid door de woningvoorraad naar huurprijsklassen te verdelen: Voorraad goedkope woningen : 20% Voorraad betaalbare woningen : 60% Voorraad dure woningen : 20% HUURKLASSEN PER 1 JANUARI 2015 Goedkoop < 403,06 Betaalbaar 403,06-618,24 Duur 618,24-710,68 Vrije sector > 710,68 TRANSFORMATIE In de aanpak van de bestaande voorraad verschuift de aandacht van sloop/vervangende nieuwbouw naar groot onderhoud/renovatie. Complexen die nog voldoen aan de marktvraag worden door groot onder houd of renovatie langer in de markt gehouden. We slopen alleen wanneer opknappen technisch en/of financieel niet meer haalbaar is. Daarnaast verschuiven we onze aandacht van investeren in de uitbreidings gebieden naar investeren in de bestaande wijken. DE ONTWIKKELING VAN DE VOORRAAD NAAR HUURPRIJSKLASSEN: Huurklasse (2013) Huurklasse (2023) 0,44% 9,72% 20,63% 13,21% 0,43% 19,94% 69,20% 66,41% 24 Goedkoop Betaalbaar Duur Vrije sector Goedkoop Betaalbaar Duur Vrije sector Bron: SBI 2014

151 In 2015: verbeteren we 172 verhuureenheden (vhe s): 54 renovatie/118 groot onderhoud. leveren we 118 nieuwbouwwoningen op. slopen we 105 vhe s. Energieklasse (2013) 3,72% verkopen we 85 woningen. 26,12% verkopen we 147 zorgeenheden. leveren we 10 nieuwbouw koopwoningen op. 70,16% DUURZAAMHEID Onze doelstelling is om de energieprestatie van onze woningvoorraad te verbeteren. Hiertoe willen we in 2020 de woningvoorraad gemiddeld op label B hebben. De taartdiagrammen tonen de verdeling over de huidige en de gewenste energieklassen. Groen Oranje Rood Energieklasse (2023) 0,55% 1,95% 97,50% 25 Groen Oranje Rood Bron: SBI 2014

152 MARCEL VAN HALTEREN, MANAGER KLANT & STRATEGIE Een spannende uitdaging 26

153 NUCHTER EN CREATIEF Als gevolg van het overheidsbeleid en het appèl dat aan woningcorporaties wordt gedaan om kosten te beheersen, is op dit moment het thema van ons ondernemingsplan Met minder meer toekomst meer dan ooit van toepassing. Alles moet goedkoper, maar aan de andere kant willen we de kwaliteit van onze dienstverlening en onze woningen verhogen. Dat klinkt als een tegenstelling. Hier ligt voor ons een grote en spannende uitdaging. Hoe kunnen we ondanks de oplopende rijksheffing de huren matigen? Op welke manier kunnen we blijven bouwen aan leefbare wijken en buurten, terwijl ons speelveld verkleind wordt? En hoe kunnen we, in een tijd waarin we steeds minder kunnen en mogen op gebied van maatschappelijk vastgoed en zorgvastgoed, de leefbaarheid in kleine kernen in stand houden? k ben ervan overtuigd dat wij als organisatie I de nuchterheid en creativiteit hebben om hier oplossingen in te vinden. Maar we zullen ook tegen de grenzen van onze mogelijkheden oplopen, zowel financieel als op gebied van wet en regelgeving. In dit spanningsveld is het de kunst om de kwaliteit van onze relatie met onze klanten en belanghouders op peil te houden. Dit betekent dat we goed moeten uitleggen wat onze beperkingen zijn en dat het geen onwil van onze kant is. SLIM EN VERANTWOORD igenlijk ben ik wel blij met de storm die we als E sector de afgelopen tijd over ons heen hebben gekregen. Het houdt ons scherp en het heeft ons wakker geschud. Het dwingt ons na te denken of we met de goede dingen bezig zijn. En gezien de huidige 27

154 economische tijden zie ik alleen maar een grotere rol weggelegd voor de huursector waarin wij actief zijn. Een toenemend aantal huishoudens heeft moeite het hoofd boven water te houden. Daarom is het belangrijker dan ooit dat we ervoor zorgen dat sociale huisvesting bereikbaar blijft. Om tot dit jaarplan te komen, hebben we daarom een aantal slimme en verantwoorde keuzes gemaakt. Keuzes die aansluiten bij onze kerntaak: het werken aan goed wonen, met goede voorzieningen, en dat tegen betaalbare huurprijzen. Zo hebben we de huurverhoging voor de doelgroep met de laagste inkomens in 2015 weten te beperken tot het inflatiepercentage. Daarnaast investeren we fors in kwaliteit en duurzaamheid van onze woningen. Die investeringen in duurzaamheid en energiezuinigheid zijn goed voor het milieu, maar dragen ook nog eens direct bij aan lagere woonlasten voor onze klanten. En we blijven bijdragen aan leefbare wijken, maar binnen versmalde kaders. Dit maakt dat we kritischer in onze afwegingen moeten zijn dan voorheen. We richten ons vooral op de wijken en buurten waar we een groter aantal woningen hebben. We dragen bij aan een integrale aanpak door actief de samenwerking met wijkbewoners op te zoeken, maar ook met andere professionele partijen die in het gebied werkzaam zijn. 28

155 VERANDERINGEN ZORGSTELSEL n 2015 verandert ons zorgstelsel aanzienlijk. I Als gevolg van het scheiden van wonen en zorg zullen steeds meer mensen thuis zorg krijgen. De vraag naar intramurale zorg, oftewel zorg binnen de muren, neemt hierdoor af. Dit maakt dat we een aantal intramurale zorgcomplexen gaan verkopen. Of we passen ze aan, waardoor ze geschikt zijn voor een andere doelgroep. Om te stimuleren dat huurders met een zorgbehoefte langer zelfstandig kunnen wonen, gaan we onderzoeken of we bestaande woningen snel en betaalbaar kunnen aanpassen. MEER SELFSERVICE ctuele maatschappelijke trend is de bevordering A van zelfredzaamheid. Dit vertalen wij naar onze klantbenadering. In 2015 ontwikkelen wij een klantportaal met meer selfservicemogelijkheden voor onze bewoners. Hiermee verwachten we een groot deel van onze klanten een plezier te doen: op een door hen gekozen moment kunnen zij, onafhankelijk van onze openingstijden, hun huurderszaken online regelen. Ook op het gebied van woningonderhoud gaan we bewoners meer keuzevrijheid bieden. Op deze manier voldoen we aan de wensen van een groot deel van onze klanten. Maar ik verwacht ook dat een kleine groep klanten minder bekwaam is als het gaat om meer zelfregie. Het is onze uitdaging om juist bij die mensen aansluiting te houden en te zorgen voor optimale klanttevredenheid. Marcel van Halteren, manager klant & strategie 29

156 RISICOPARAGRAAF Voor woningcorporaties is in het algemeen sprake van de volgende risicogebieden die in meerdere of mindere mate om maatregelen vragen. 1. Overheidsingrijpen 2. Regelgeving 3. Rentelasten 4. Aard van het bezit 5. Interne organisatie 4.1 OVERHEIDSINGRIJPEN Keer op keer worden corporaties met ingrepen van de overheid geconfronteerd. Eén van deze ingrepen betreft het meer toesnijden op kerntaken, bekrachtigd door het besluit van de Europese Commissie van 15 december Dat heeft invloed op het toewijzingsbeleid en op zijn minst een administratieve scheiding tussen DAEB- en niet-daeb-bezit. De toespitsing op kerntaken is medio september 2013 nog eens vastgelegd in een brief aan de Tweede Kamer. De kritiek vanuit onder meer de Europese Commissie heeft geleid tot een wetsvoorstel voor herziening van de Woningwet. In juni 2014 is het wetsvoorstel voor herziening van de Woningwet (inclusief de Novelle) naar de Tweede Kamer verzonden. De Tweede Kamer heeft aangegeven het wetsvoorstel (inclusief Novelle en Memorie van Toelichting) te willen behandelen, nadat het eindrapport van de parlementaire commissie woningcorporaties afgerond is. De enquêtecommissie presenteerde haar conclusies eind oktober Minister Blok stuurde op 28 oktober 2014 een nota naar de Tweede Kamer met daarin wijzigingen op de Herziening Woningwet. Een groot aantal van deze wijzigingen is bedoeld om knelpunten op te lossen waarvoor de commissie-de Gaay Fortman heeft gewaarschuwd. De Tweede Kamer behandelde het eindrapport van de Parlementaire Enquêtecommissie woningcorporaties in de week van 8 tot 11 december 2014 samen met de Novelle voor de Herziening van de Woningwet. De Tweede Kamer stemde op 30

157 11 december 2014 unaniem in met de Novelle voor de nieuwe Woningwet. Op het moment dat dit Jaarplan werd afgerond, was het wetsvoorstel nog in behandeling bij de Eerste Kamer. Vooruitlopend daarop levert de herziening van de Woningwet voor ons de volgende aandachtspunten op: De rol van en de relatie met gemeenten. Voor Actium ontstaat er door de nieuwe Woningwet een grotere afhankelijkheid van gemeenten. De zeggenschap van gemeenten wordt groter (indien zij dit wensen) ten aanzien van het beleid rondom de woningvoorraad, betaalbaarheid, bereikbaarheid, doelgroepen, kwaliteit en duurzaamheid. Leefbaarheid: De Woningwet perkt de werk zaamheden op het gebied van leefbaarheid in. Wat deze inperkingen inhouden en wat de consequenties hiervan zijn, is nog niet helder. De voorgestelde inperkingen kunnen gevolgen hebben voor de al gemaakte keuzes van Actium ten aanzien van de inzet op leefbaarheid. Onderscheid DAEB- en niet-daeb-bezit door ten minste een administratieve scheiding. Dit onderscheid heeft consequenties voor de financiering van de diverse soorten van bezit. VERHUURDERHEFFING Een maatregel die fors ingrijpt op zowel de huurder als de corporatie is de verhuurderheffing. Vanaf 2013 moeten woningcorporaties een verhuurdersbelasting betalen over hun bezit. De hoogte van de heffing is een aantal keren aangepast. Met het vaststellen van de Rijksbegroting 2015 is de verhuurderheffing verhoogd van 1,165 miljard in 2014 naar 1,335 miljard in Dit is conform het Woonakkoord dat het kabinet in 2013 sloot met regeringspartijen VVD en PvdA en oppositiepartijen D66, ChristenUnie en SGP. De heffingen op basis van dit Woonakkoord, dat loopt tot 2017, zijn lager dan afgesproken in het regeerakkoord van Rutte 2. Op de langere termijn is het echter de bedoeling dat de verhuurderheffing volgens het Woonakkoord, hetzelfde bedrag oplevert als dat in het regeerakkoord. In de Memorie van Toelichting bij de rijksbegroting 2015 wordt ook gerefereerd aan de situatie vanaf 2018: Vanaf 2018 volgt de raming van de verhuurderheffing de reeks die in het Regeerakkoord is afgesproken. In het regeerakkoord stond de heffing op 1,99 miljard in Daarbij werd aangegeven dat de heffing op de lange termijn wordt verhoogd, evenredig het toenemend gebruik van de huurtoeslag als 31

158 gevolg van de maatregelen (gedoeld wordt op het huurbeleid). Het lijkt er dus op dat vanaf 2018 de heffing meer dan 2 miljard moet opleveren ( 1,99 miljard plus meerkosten huurtoeslag als gevolg van het huurbeleid). provincie Drenthe onderschrijft dit beeld. Vanuit onze betaal baar heids doelstelling kiezen wij daarom er voor als nog voor om in 2015 voor de inkomensgroep tot (prijspeil 2014) geen of minimale additionele huurverhoging boven inflatie door te voeren. Voorcalculatorisch is hiermee voor Actium een afdracht gemoeid van 7,8 mln in 2015 tot 11 mln in In NCW (Netto Contante Waarde) in euro s gaat het over de restant levensduur om een totaal van 148 mln. Vanwege de invoering van de verhuurderheffing mogen woningcorporaties een additionele huur verhoging van minimaal 1,5 procent bovenop de jaarlijkse inflatoire huurverhoging doorvoeren. Het tekort dat corporaties niet kunnen compenseren door hogere huuropbrengsten, moet door eigen maatregelen zoals efficiency, huurharmonisatie en verkoopopbrengsten worden gedekt. Wij onderkennen dat boveninflatoire huurverhoging voor de huurders uit onze doelgroep leidt tot hogere betaalbaarheidsrisico s. Met als gevolg het risico op hogere huurachterstanden en een toename van huurders met betaalbaarheidsproblemen. Recent onderzoek naar de woonlasten van huurders in de In 2015 doen we tevens onderzoek naar de mogelijkheden voor het ontwikkelen van een preventieve aanpak. En we gaan zoeken naar oplossingen voor de grootste knelpunten. Hierbij denken we bijvoorbeeld aan begeleiding en voorlichting aan huurders, het woningtoewijzingsbeleid, het huurbeleid en het in overleg treden met partners die eveneens een aandeel hebben in de woonlasten van onze huurders. SANERINGSHEFFING Door speculeren met financiële derivaten is woningcorporatie Vestia in de problemen gekomen. In het reddingsplan dat daarna is opgesteld, is opgenomen dat alle corporaties via het saneringsfonds een bijdrage leveren om corporaties met liquiditeitsproblemen te redden. In 2014 bedroeg de bijdrage van Actium hiervoor 3,1 mln. In 2015 legt het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV) woningcorporaties geen saneringsheffing op. Dat 32

159 staat in de begroting die het CFV medio oktober 2014 vaststelde. Het CFV heeft voldoende geld in kas om eventuele nieuwe saneringsaanvragen in 2015 te kunnen financieren. Met de saneringsheffing van 460 mln uit 2014 bestaat het saneringsfonds eind 2014 uit 250 mln. Dat is bijna twee procent van de totale huuropbrengst in de corporatiesector. Voor ons betekent dit voor 2015 een meevaller van circa 2,8 mln. Dit bedrag zetten wij in voor de betaalbaarheid. waarderen dit vastgoed in exploitatie vanaf 2012 op de beleidswaarde. Het commercieel vastgoed is vanaf 2012 op de marktwaarde (in verhuurde staat) gewaardeerd. Voor 2014 is in de sfeer van de winst-en verliesrekening een eerste onderscheid naar DAEB- en Niet-DAEBbezit gemaakt. Met ingang van de nieuwe Woningwet wordt een administratieve splitsing van DAEB en Niet-DAEB bezit verplicht. Overigens is de herziening van de Woningwet, waarin maatregelen worden verankerd, nog niet afgerond. Hierdoor blijft nog de nodige onzekerheid bestaan. 4.2 REGELGEVING VERSLAGGEVING Naast de herziening van de Woningwet is een andere aanpassing met gevolgen voor de verslaggeving de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. De Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, in bijzonder RJ 645, noodzaken onder meer tot een keuze voor het vastgoed, bedrijfsmiddel of belegging. Die keuze is bepalend voor de wijze waarop vastgoed in de balans wordt gewaardeerd. We zien het sociaal vastgoed als bedrijfsmiddel en FISCAAL Sinds 2008 zijn woningcorporaties belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. De gemiddeld te betalen vennootschapsbelasting bedraagt op basis van een genormaliseerd fiscaal resultaat circa 1,9 mln per jaar. Wij streven naar fiscale optimalisatie, wat betekent dat we onze belastingdruk zo laag mogelijk proberen te houden door fiscale faciliteiten toe te passen. De mogelijkheden hiervoor worden bepaald door de fiscale wet- en regelgeving en zijn regelmatig aan veranderingen onderhevig. Bij het opstellen van de fiscale meerjarenplanning doen we aannames ten aanzien van de fiscale mogelijkheden. In onze huidige fiscale meerjarenplanning zijn we uitgegaan van de mogelijkheid tot het toepassen fiscale afwaardering van onze vaste activa, waardoor we de komende jaren 33

160 voorzien dat we geen vennootschapsbelasting hoeven te betalen. De duur van het kunnen (blijven) toepassen van deze faciliteit hangt samen met het verloop van de toekomstige WOZ-waarden en is derhalve gebaseerd op aannames. WONINGWAARDERINGSSTELSEL Het ministerie van Wonen en Rijksdienst heeft het voornemen het woningwaarderingstelsel aan te passen. De belangrijkste wijziging is de toevoeging van punten op basis van de WOZ-waarde, berekend per vierkante meter van de woning. Die punten komen in plaats van de punten voor de woonomgeving en woonvorm. Volgens de brief aan de Staten-Generaal leidt de aanpassing nauwelijks tot schokeffecten en blijft het niveau van de maximale huren landelijk gelijk. Ook voor Drenthe en Friesland worden geen grote verschuivingen verwacht. Volgens de berekeningen, gebaseerd op aannames van ABF, betekent dit voor Actium een lichte daling van het gemiddeld aantal punten (3) en daarmee een lichte daling van het gemiddelde van de maximaal toegestane huur (+/- 20). De afstand tussen de huidige huren en de maximale huren wordt iets kleiner, waardoor de ruimte voor huurharmonisatie ook wordt verkleind. 4.3 RENTELASTEN Woningcorporaties zijn naar hun aard kapitaalintensieve ondernemingen. De rentelasten zijn dan ook een omvangrijke post in de winst- en verliesrekening. Het is daarom logisch dat op beheersing van die rentelasten wordt ingezet. De beheersing richt zich allereerst op de lopende leningenportefeuille waarmee de huidige activiteiten worden gefinancierd, toegespitst op renteherziening (conversie) en her financiering. In tweede instantie ziet de beheersing van de rentelasten ook toe op toekomstige (nieuwe) financieringen van toekomstige activiteiten. Beheersing van rentelasten is te onderscheiden naar het primaire product en het afgeleide product. Het primaire product is een overeenkomst van lening naar type, in combinatie met een afspraak over de rentevergoeding naar tarief en tijdstippen van betaling. Het afgeleide product, een derivaat, is een afzonderlijke overeenkomst die niet inspeelt op de lening zelf maar op de rentelasten (de kasstroom) daarvan. De activiteiten tot beheersing zijn uitgewerkt in het treasurybeleid. In algemene zin gaat het om 34

161 de beheersing van de inkomende en uitgaande kasstromen. Daarvoor is een toegesneden begroting en bewaking daarvan van groot belang. Uitgangspunten zijn: zoveel mogelijk intern financieren; loan to value van maximaal 65 procent; waarborgen van de toegang tot de geld- en kapitaalmarkt. In die zin behoort te allen tijde aan de eisen van het WSW te worden voldaan. Meer specifiek is de gedeeltelijke financiering met zogenaamde rollover-leningen. Deze leningen kennen naast een (variabele) hoofdsom, meerjaarlijks een rente conversie. Om die reden is in het verleden een renteswap afgesloten. Dit derivaat kent een stortingsverplichting indien een afgesproken threshold van in totaal 10 mln wordt overschreden. Dat is tot nu toe niet gebeurd. Het volume van de rollover-leningen bedraagt 48,3 mln. De looptijd van het derivaat is geheel gekoppeld met de betreffende lening. Ook hebben wij extendible leningen met embedded derivaten. Deze embedded derivaten vallen niet onder de bijstortingsverplichting, maar volgens de RJ290 wel onder de marktwaardeverrekening voor de jaarrekening van Het volume van de extendible leningen bedraagt 58,5 mln. 4.4 AARD VAN HET BEZIT WOONEENHEDEN Eind 2014 (peildatum 1 november 2014) heeft Actium vhe s. De woningvoorraad ziet er als volgt uit: DAEB versus niet-daeb 0,2% In december 2013 heeft het CFV een stresstest uitgevoerd. We doorstonden de test met glans. Dat betekent dat wij het effect van een rentedaling van 2 procent (bepalend voor de omvang van de stortingsverplichting) kunnen dragen. DAEB 99,8% niet-daeb 35

162 Leeftijdbezit Type woning 0%0% 3% 3% 50% 50% 30% 64% jonger dan 40 jaar ouder dan 40 jaar eengezinswoningen (10.109) meergezinswoningen (4.797) zorgplaatsen (519) bijzondere woonvorm (361) studentenkamers (42) woonwagens (18) DAEB EN NIET-DAEB Nagenoeg alle woningen behoren tot de Bezit stedelijk / landelijk DAEB-categorie. Dit is conform onze doelstellingen in het ondernemingsplan. 52% 48% stedelijk landelijk TYPE WONINGEN Bijna tweederde van de woningen betreft grond gebon den bezit. Als je dit vergelijkt met het landelijk gemiddelde, dan is dit aandeel hoog. Het ligt echter in de lijn van de (landelijke) regio en komt tegemoet aan de vraag van de doelgroep. Van het totaal aantal woongelegenheden is ongeveer 30 procent een meergezinswoning. Een derde deel daarvan heeft geen lift. Dit is veelal wat ouder bezit. 36

163 DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN Bijna de helft van de woningen staat in landelijk gebied. Daar waar al weinig voorzieningen voor handen zijn, wordt bevolkingskrimp verwacht of is de krimp al ingezet. In risicogebieden spelen we hierop in. Dit is terug te zien in het strategisch voorraad beleid; in deze gebieden kiezen we voor een verantwoorde terugtrekstrategie. LEEFTIJD WONINGVOORRAAD Precies de helft van de woningen is nu ouder dan veertig jaar. Dit heeft invloed op de onderhoudsactiviteiten en indiceert ook de noodzaak tot transformatie van de woningvoorraad in de toekomst. Dit kan door sloop/vervangende nieuwbouw, groot onderhoud en renovaties. Bij groot onderhoud/renovaties gaat het om levensduurverlengende maatregelen, waardoor woningcomplexen langer in de markt kunnen blijven. ZORGVASTGOED In november 2014 beschikken wij over 519 eenheden in verzorgingshuizen en 361 eenheden bijzondere woonvormen. Zorgconcepten en regelgeving op dat gebied zijn de laatste jaren sterk veranderd en zetten de zorginstellingen soms onder forse druk. Dit brengt risico s met zich mee aangaande de verhuurbaarheid van de zorgcomplexen, waar sprake is van intramurale zorg. De toekomst van deze zorgcomplexen vraagt om een aanpak gekenmerkt door maatwerk op complexniveau. Risico s voor eenheden bijzondere woonvormen zijn een stuk kleiner. Deze vhe s zijn in het algemeen relatief eenvoudig naar een reguliere woning te transformeren. BEZIT NIET ZIJNDE HUURWONINGEN BEZIT NIET ZIJNDE WONINGEN AANTAL DAEB NIET-DAEB maatschappelijk OG bedrijfsruimten standplaatsen garages, parkeren, bergingen TOTAAL Peildatum: 1 november 2014 GARAGES Het aandeel garages en dergelijke maakt een groot aandeel uit van de vastgoedportefeuille niet-woongelegenheden. Bijna de helft van deze 37 voorraad moet als niet-daeb worden bestempeld, omdat we deze garages niet verhuren aan huurders van Actium-woningen. We formuleerden de ambitie om de voorraad garages en dergelijke met ongeveer 50 procent te willen afbouwen. Dit kan door sloop of verkoop. In de toekomst houden we garages alleen

164 nog in stand indien sprake is van een meerwaarde bij de exploitatie van de sociale huurwoningen. terugkoopverplichting van 9 mln. Dit product wordt afgebouwd. GRONDPOSITIES We beschikken naar verwachting per ultimo 2014 over 13 grondposities. Hiervan is ongeveer 52 ha landbouwgrond (3 kavels). Ultimo 2014 zijn er tien kavels in stedelijk gebied. De totale waarde van de grondposities betreft 4 mln, deze is in de balans opgenomen. VERKOOP NIEUWBOUW Vanuit het verleden is ook nog sprake van een voorraad woningen die direct voor de verkoop zijn gebouwd. November 2014 zijn dit er nog 14. De gemiddelde verkoopprijs wordt geschat op Ze staan op de balans voor een totaal van 1,5 mln. VERKOCHT ONDER VOORWAARDEN Een andere categorie bezit betreft de woningen verkocht onder voorwaarden. Deze woningen zijn nog als vastgoedbelegging in de balans opgenomen aangezien niet alle rechten op de koper zijn overgegaan. Eind 2014 betreft dit 74 woningen met een waarde van bijna 9 mln. Hiertegenover bedraagt de eveneens in de balans opgenomen 4.5 INTERNE ORGANISATIE In het ondernemingsplan formuleerden we de opgaven voor de interne organisatie, waaronder verdergaande organisatieontwikkeling. Verbeteringen in de interne organisatie zijn gericht op een reductie van de formatieomvang met 25 fte in 2017 ten opzichte van Deze taakstelling is met de organisatieontwikkeling, die in het najaar van 2014 zijn beslag heeft gekregen, gerealiseerd. De gewenste organisatieontwikkeling concentreert zich op het bevorderen van (persoonlijk) leiderschap, cultuur (kernwaarden en competenties) en het stroomlijnen van processen. In 2015 verwachten we de effecten van de nieuwe organisatiestructuur te zien. De herinrichting van de organisatie, samen met het verbeteren en efficiënter maken van onze processen, betekent soms ook anders leren werken. Dit kan risico s met zich mee brengen in de vorm van beginnersfouten, werkzaamheden die tussen wal en schip vallen, of langere doorlooptijden van onze processen. We accepteren dat dit risico hoort bij de lerende organisatie die we willen zijn. 38

165 BEGROTING A.1. WINST EN VERLIESREKENING 2015 Bedragen x Begroting 2015 Begroting 2014 Werkelijk 2013 BEDRIJFSOPBRENGSTEN Huuropbrengsten Opbrengsten servicecontracten Overheidsbijdragen Resultaat verkoop vastgoedportefeuille Resultaat projecten in opdracht van derden Geactiveerde productie t.b.v. eigen bedrijf Overige bedrijfsopbrengsten Som der bedrijfsopbrengsten BEDRIJFSLASTEN Afschrijving materiële vaste activa Overige waardeveranderingen mat. vaste activa en vastgoedbel Bijzondere waardevermindering van vlottende activa Erfpacht Lonen en salarissen Sociale lasten Pensioenlasten Onderhoudslasten Leefbaarheid Lasten servicecontracten Overige bedrijfslasten Som der bedrijfslasten

166 Bedragen x Begroting 2015 Begroting 2014 Werkelijk 2013 Niet gerealiseerde waardeveranderingen vastgoedbeleggingen Bedrijfsresultaat FINANCIËLE BATEN EN LASTEN Waardeveranderingen financiële vaste activa Opbrengst van effecten en vorderingen behorend tot de FVA Rentebaten en soortgelijke opbrengsten Rentelasten en soortgelijke kosten Saldo financiële baten en lasten (per saldo last) Resultaat voor belastingen en deelnemingen Belastingen Aandeel in resultaat van deelnemingen Resultaat na belastingen en deelnemingen

167 B.1. WINST- EN VERLIESREKENING DAEB BEZIT Bedragen x Begroting 2015 Begroting 2014 BEDRIJFSOPBRENGSTEN Huuropbrengsten Opbrengsten servicecontracten Overheidsbijdragen 8 55 Resultaat verkoop vastgoedportefeuille Resultaat projecten in opdracht van derden 0 0 Geactiveerde productie t.b.v. eigen bedrijf Overige bedrijfsopbrengsten Som der bedrijfsopbrengsten BEDRIJFSLASTEN Afschrijving materiële vaste activa Overige waardeveranderingen mat. vaste activa en vastgoedbeleggingen Bijzondere waardevermindering van vlottende activa 0 0 Erfpacht Lonen en salarissen Sociale lasten Pensioenlasten Onderhoudslasten Leefbaarheid Lasten servicecontracten Overige bedrijfslasten Som der bedrijfslasten

168 Bedragen x Begroting 2015 Begroting 2014 Niet gerealiseerde waardeveranderingen vastgoedbeleggingen 0 0 Bedrijfsresultaat FINANCIËLE BATEN EN LASTEN Waardeveranderingen financiële vaste activa 0 0 Opbrengst van effecten en vorderingen behorend tot de FVA 0 0 Rentebaten en soortgelijke opbrengsten Rentelasten en soortgelijke kosten Saldo financiële baten en lasten (per saldo last) Resultaat voor belastingen en deelnemingen Belastingen Aandeel in resultaat van deelnemingen 0 0 Resultaat na belastingen en deelnemingen

169 B.2. WINST- EN VERLIESREKENING NIET-DAEB BEZIT Bedragen x Begroting 2015 Begroting 2014 BEDRIJFSOPBRENGSTEN Huuropbrengsten Opbrengsten servicecontracten Overheidsbijdragen 0 2 Resultaat verkoop vastgoedportefeuille 40 6 Resultaat projecten in opdracht van derden 0 0 Geactiveerde productie t.b.v. eigen bedrijf Overige bedrijfsopbrengsten 8 9 Som der bedrijfsopbrengsten BEDRIJFSLASTEN Afschrijving materiële vaste activa 0 0 Overige waardeveranderingen mat. vaste activa en vastgoedbeleggingen Bijzondere waardevermindering van vlottende activa 0 0 Erfpacht 0 0 Lonen en salarissen Sociale lasten Pensioenlasten Onderhoudslasten Leefbaarheid 5 7 Lasten servicecontracten Overige bedrijfslasten Som der bedrijfslasten

170 Bedragen x Begroting 2015 Begroting 2014 Niet gerealiseerde waardeveranderingen vastgoedbeleggingen Bedrijfsresultaat FINANCIËLE BATEN EN LASTEN Waardeveranderingen financiële vaste activa 0 0 Opbrengst van effecten en vorderingen behorend tot de FVA 0 0 Rentebaten en soortgelijke opbrengsten 0 0 Rentelasten en soortgelijke kosten 0 0 Saldo financiële baten en lasten (per saldo last) 0 0 Resultaat voor belastingen en deelnemingen Belastingen 0 4 Aandeel in resultaat van deelnemingen 0 0 Resultaat na belastingen en deelnemingen

171 BIJLAGE 1: SCHEMATISCH OVERZICHT ONDERNEMINGSPLAN Missie Betaalbaar en goed wonen voor onze klanten, in de stad en op het platteland, nu en later. Positionering Actium 1. Actium is er voor alle mensen die niet zelfstandig in hun huisvesting kunnen voorzien met een inkomen tot en met circa euro (prijspeil 2013), de vraag van de klant is daarbij leidend. 2. Actium streeft voor nu en op de lange termijn naar voldoende betaalbare (huur) woningen van goede kwaliteit, voor haar klanten in de gebieden waar zij actief is (de gemeenten Assen, De Wolden, Meppel, Hoogeveen, Midden-Drenthe, Noordenveld, Ooststellingwerf en Westerveld). 3. De kerntaken van Actium zijn verhuren, beheren, onderhouden, in stand houden en (her)bouwen van betaalbare huurwoningen in het benoemde werkgebied. 4. Actium levert moderne producten en diensten van goede kwaliteit, tegen een faire prijs (vastgoed en dienstverlening). 5. In de periode richt Actium zich op de transformatieopgaven in de bestaande voorraad. 6. Actium beweegt mee met de marktontwikkelingen en gaat daarom uit van stabilisatie/beperkte krimp van de marktpositie. 7. Daar waar Actium een substantieel aantal woningen en/of economische belangen heeft, levert Actium samen met maatschappelijke organisaties en met bewoners een bijdrage aan de leefbaarheid en de duurzaamheid. 8. Actium is gericht op samenwerking en is daarin een betrouwbare en responsieve partner. 9. Actium doet geen commerciële activiteiten en streeft naar een gezonde balans tussen financieel en maatschappelijk rendement. 10. Actium is een financieel solide, professionele en toekomstbestendige woningcorporatie die flexibel inspeelt op (a) ontwikkelingen in haar werkgebied, (b) ontwikkelingen in de klantvragen en (c) ontwikkelingen in het institutionele kader. Kernwaarden Bevlogen en betrokken (organisatiewaarde) We zijn trots, voelen ons verwant, zijn toegankelijk, staan open voor dialoog, gaan uit van wederkerigheid. Ondernemend (organisatiewaarde) We nemen verantwoordelijkheid, hebben lef en de blik vooruit, zijn initiatiefrijk, innovatief en leergierig. Vraag van de klant is leidend (klantwaarde) We zijn blij met onze klanten, hebben zicht op klantwensen, denken niet voor de klant, maar met de klant. Excellent (aspiratiewaarde) We hebben een goede prijskwaliteitverhouding, streven altijd naar verbetering, zijn betrouwbaar. Efficiënt en effectief (aspiratiewaarde) We sturen op financieel en maatschappelijk rendement, zijn zakelijk, procesgericht, resultaatgericht en zorgvuldig. Externe opgaven Modernisering klantvisie en klantbenadering Leefbaarheidsprogramma nieuwe stijl en beleid kleine kernen Zorgstrategie Strategisch vastgoedbeleid Interne opgaven Verhoging resultaat bedrijfsvoering Verbeteren interne sturing Organisatieontwikkeling

Algemene Subsidie Verordening gemeente Heerhugowaard 2014

Algemene Subsidie Verordening gemeente Heerhugowaard 2014 GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Heerhugowaard. Nr. 63717 23 mei 2016 Algemene Subsidie Verordening gemeente Heerhugowaard 2014 Algemene subsidieverordening Heerhugowaard 2014 Nr.RB2016030/RB2013232

Nadere informatie

Algemene subsidieverordening 2014

Algemene subsidieverordening 2014 Algemene subsidieverordening 2014 De raad van de gemeente Reimerswaal; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30 april 2014, 14.008846, inzake de Algemene subsidieverordening

Nadere informatie

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders 4 augustus 2015, nummer /c; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders 4 augustus 2015, nummer /c; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet; ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING WESTSTELLINGWERF 2016 De raad van de gemeente Weststellingwerf; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders 4 augustus 2015, nummer 006042/c; gelet op artikel 149 van

Nadere informatie

Algemene subsidieverordening gemeente Harlingen 2015

Algemene subsidieverordening gemeente Harlingen 2015 Algemene subsidieverordening gemeente Harlingen 2015 Artikel 1. Begripsomschrijvingen a. Activiteit: het resultaat van samenhangend handelen van een organisatie, meetbaar in tijd, kwantiteit, kwaliteit

Nadere informatie

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING Hendrik-Ido-Ambacht

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING Hendrik-Ido-Ambacht De raad van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 2015, nr... ; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet; besluit vast te stellen de ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING

Nadere informatie

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE HOUTEN

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE HOUTEN De raad van de gemeente Houten; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders 16 juni 2014, nummer 2014-046; (gewijzigd n.a.v. de raadsvergadering van 7 oktober 2014) overwegende dat - het juridisch

Nadere informatie

Algemene subsidieverordening gemeente Scherpenzeel 2018

Algemene subsidieverordening gemeente Scherpenzeel 2018 Algemene subsidieverordening gemeente Scherpenzeel 2018 citeertitel: Algemene subsidieverordening gemeente Scherpenzeel 2018 vastgesteld bij besluit van: 15 februari 2018 Algemene subsidieverordening gemeente

Nadere informatie

GEMEENTEBLAD Officiële publicatie van Gemeente Houten

GEMEENTEBLAD Officiële publicatie van Gemeente Houten De raad van de gemeente Houten; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders 16 juni, nummer -046; overwegende dat - het juridisch toetsingskader voor de subsidieverstrekking verbetering behoeft

Nadere informatie

Bijlage 2 - Model Raadsbesluit wijziging Algemene subsidieverordening update zomer 2016

Bijlage 2 - Model Raadsbesluit wijziging Algemene subsidieverordening update zomer 2016 Leeswijzer modelbepalingen - [datum] of [naam gemeente] = door gemeente in te vullen, zie bijvoorbeeld artikel II. - [iets] = facultatief, zie bijvoorbeeld artikel I bij artikel 9, derde de lid, onder

Nadere informatie

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 25 oktober 2016, BWV ;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 25 oktober 2016, BWV ; Voorstelnummer: 2016-067 De raad van de gemeente Houten; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 25 oktober 2016, BWV16.0250; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de Algemene wet

Nadere informatie

Onderwerp : Algemene Subsidieverordening Bergeijk 2016

Onderwerp : Algemene Subsidieverordening Bergeijk 2016 Raadsvergadering : 25 februari 2016 Agendanr. : 6d Onderwerp : Algemene Subsidieverordening Bergeijk 2016 De raad der gemeente Bergeijk; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 12 januari

Nadere informatie

Algemene subsidieverordening gemeente Westerveld 2018

Algemene subsidieverordening gemeente Westerveld 2018 Algemene subsidieverordening gemeente Westerveld 2018 De raad van de gemeente Westerveld; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 21 november 2017; gelet op artikel 149

Nadere informatie

Algemene subsidieverordening Heerenveen 2017

Algemene subsidieverordening Heerenveen 2017 Algemene subsidieverordening Heerenveen 2017 De gemeenteraad van de gemeente Heerenveen; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders 15 november 2016; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet; gezien

Nadere informatie

Algemene Subsidieverordening gemeente Bunnik 2017

Algemene Subsidieverordening gemeente Bunnik 2017 Algemene Subsidieverordening gemeente Bunnik 207 Aanhef De raad van de gemeente Bunnik, Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 25 oktober 206; Gelet op artikel 49 van de

Nadere informatie

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE WEST MAAS EN WAAL 2017

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE WEST MAAS EN WAAL 2017 ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE WEST MAAS EN WAAL 2017 Vastgesteld bij raadsbesluit van 08 december 2016, 2016/12-09. De raad van de gemeente West Maas en Waal; Gezien het voorstel van het college

Nadere informatie

vast te stellen de navolgende ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING 2015.

vast te stellen de navolgende ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING 2015. Vergadering d.d. : 30 september 2014 Agendapunt : 7.2 Registratienummer : 512102 Onderwerp : Algemene subsidieverordening 2015 De raad van de gemeente Hof van Twente; gelezen het voorstel van burgemeester

Nadere informatie

Bijlage 2 behorend bij het besluit van de raad van de gemeente Nieuwkoop van 26 mei 2016 en als zodanig gewaarmerkt door de griffier.

Bijlage 2 behorend bij het besluit van de raad van de gemeente Nieuwkoop van 26 mei 2016 en als zodanig gewaarmerkt door de griffier. Bijlage 2 behorend bij het besluit van de raad van de gemeente Nieuwkoop van 26 mei 2016 en als zodanig gewaarmerkt door de griffier. Algemene subsidieverordening gemeente Nieuwkoop 2017 Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Nadere informatie

Algemene subsidieverordening Texel 2016

Algemene subsidieverordening Texel 2016 Algemene subsidieverordening Texel 2016 ASV Texel 2016 Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 23 maart 2016 onder nummer 019 Gemeenteblad Texel 2016 nr 35 datum 24-03-2016 Algemene subsidieverordening

Nadere informatie

Algemene subsidieverordening Ede 2017

Algemene subsidieverordening Ede 2017 Algemene subsidieverordening Ede 2017 De raad van de gemeente Ede; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 23 mei 2017; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet; gezien het advies van de

Nadere informatie

Algemene subsidieverordening gemeente Landsmeer 2016

Algemene subsidieverordening gemeente Landsmeer 2016 GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Landsmeer. Nr. 115833 22 augustus 2016 Algemene subsidieverordening gemeente Landsmeer 2016 gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders

Nadere informatie

gemeente Steenbergen De Heen Dinteloord Kruisland Nieuw-Vossemeer Steenbergen Welberg

gemeente Steenbergen De Heen Dinteloord Kruisland Nieuw-Vossemeer Steenbergen Welberg min i in mi in in ii BM1500213 De raad van de gemeente Steenbergen; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 4 november 2014; gelet op: artikel 149 van de Gemeentewet besluit vast te stellen

Nadere informatie

Overwegende dat het bestaande subsidiebeleid dateert uit de periode van 2009/2010;

Overwegende dat het bestaande subsidiebeleid dateert uit de periode van 2009/2010; De raad van de gemeente Nederweert; Overwegende dat het bestaande subsidiebeleid dateert uit de periode van 2009/2010; dat maatschappelijke ontwikkelingen aanleiding zijn geweest om het bestaande beleid

Nadere informatie

GEMEENTEBLAD. Nr Algemene subsidieverordening Ede 2017

GEMEENTEBLAD. Nr Algemene subsidieverordening Ede 2017 GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van de gemeente Ede Nr. 117865 12 juli 2017 Algemene subsidieverordening Ede 2017 De raad van de gemeente Ede; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 23

Nadere informatie

De raad van de gemeente Montferland

De raad van de gemeente Montferland De raad van de gemeente Montferland gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders 15int02198; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet; gezien het advies van de commissie Maatschappij en Organisatie;

Nadere informatie

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING HEERENVEEN 2014

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING HEERENVEEN 2014 ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING HEERENVEEN 2014 De raad van de gemeente Heerenveen; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 september 2013, inzake de Algemene subsidieverordening

Nadere informatie

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: Algemene subsidieverordening Ridderkerk 2014 De raad van de gemeente Ridderkerk; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders 10 december 2013, nummer 322; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

Nadere informatie

Algemene subsidieverordening Ridderkerk 2014.

Algemene subsidieverordening Ridderkerk 2014. GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Ridderkerk. Nr. 12097 6 maart 2014 Algemene subsidieverordening Ridderkerk 2014 De raad van de gemeente Ridderkerk; gelezen het voorstel van burgemeester en

Nadere informatie

Algemene Subsidieverordening gemeente Montferland 2018

Algemene Subsidieverordening gemeente Montferland 2018 GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van de gemeente Montferland Nr. 60480 22 maart 2018 Algemene Subsidieverordening gemeente Montferland 2018 De raad van de gemeente Montferland gelezen het voorstel van burgemeester

Nadere informatie

Artikel 1. Begripsomschrijvingen In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel 1. Begripsomschrijvingen In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: Algemene subsidieverordening Lisse 2017 De raad van de gemeente Lisse gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 maart 2017 gelet op artikel 149 van de Gemeentewet; besluit vast te stellen

Nadere informatie

Algemene subsidieverordening Texel

Algemene subsidieverordening Texel Algemene subsidieverordening Texel Gemeenteblad Texel 2016 nr 36 datum 24-03-2016 INTREKKING Algemene subsidieverordening Texel 2011 De raad van de gemeente Texel gelezen het voorstel van het college van

Nadere informatie

Toelichting op de Algemene Subsidieverordening Gemeente Heerde 2017

Toelichting op de Algemene Subsidieverordening Gemeente Heerde 2017 Toelichting op de Algemene Subsidieverordening Gemeente Heerde 2017 Begripsomschrijvingen In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: - algemene groepsvrijstellingsverordening:

Nadere informatie

Heerhugowaard Stad van kansen

Heerhugowaard Stad van kansen Raadsvergadering ; Heerhugowaard Stad van kansen Voorstelnum mer: ŕfej n? Agendanr.: 09 Voorstelnr.: RB2013232 Onderwerp: Algemene Subsidieverordening Heerhugowaard 2014 Programma: Sociale samenhang Reden

Nadere informatie

d. onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

d. onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent; De raad van de gemeente Reusel-De Mierden; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 24-05-2016, nummer 182-2016; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet; gezien het advies van de adviescommissie

Nadere informatie

Inspraak subsidiebeleid 2017 gemeente Berg en Dal concept Algemene subsidieverordening

Inspraak subsidiebeleid 2017 gemeente Berg en Dal concept Algemene subsidieverordening GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Berg en Dal. Nr. 70674 1 juni 2016 Inspraak subsidiebeleid 2017 gemeente Berg en Dal concept Algemene subsidieverordening De raad van de gemeente Berg en Dal

Nadere informatie

Algemene subsidieverordening gemeente Ooststellingwerf 2015

Algemene subsidieverordening gemeente Ooststellingwerf 2015 Algemene subsidieverordening gemeente Ooststellingwerf 2015 Artikel 1. Begripsomschrijvingen In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: - eenmalige subsidie: subsidie

Nadere informatie

Algemene subsidieverordening Gemeente Werkendam 2012

Algemene subsidieverordening Gemeente Werkendam 2012 Algemene subsidieverordening Gemeente Werkendam 2012 De raad van de gemeente Werkendam, gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 13 november 2012, gelet op - artikel 149

Nadere informatie

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 4-11-2014; gezien het advies van de Commissie Samenleving d.d.

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 4-11-2014; gezien het advies van de Commissie Samenleving d.d. De raad van de gemeente Ooststellingwerf; nr. 9 gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 4-11-2014; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet; gezien het advies van de Commissie Samenleving

Nadere informatie

Concept ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE MOERDIJK

Concept ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE MOERDIJK Concept ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE MOERDIJK De raad van de gemeente Moerdijk; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van >, , inzake de Algemene

Nadere informatie

Bijlage 1: Implementatiehandleiding bij Model Algemene subsidieverordening 2013 update zomer 2016 Eerder gemaakte keuzes Diverse artikelen die nu gewi

Bijlage 1: Implementatiehandleiding bij Model Algemene subsidieverordening 2013 update zomer 2016 Eerder gemaakte keuzes Diverse artikelen die nu gewi Bijlage 1: Implementatiehandleiding bij Model Algemene subsidieverordening 2013 update zomer 2016 Eerder gemaakte keuzes Diverse artikelen die nu gewijzigd worden bevatten facultatieve of nader door de

Nadere informatie

Begrippen In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Begrippen In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: Algemene toelichting Begrippen In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: - algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van

Nadere informatie

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE TYNAARLO. De raad van de gemeente Tynaarlo,

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE TYNAARLO. De raad van de gemeente Tynaarlo, ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE TYNAARLO De raad van de gemeente Tynaarlo, gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 21 september 2010, inzake de Algemene subsidieverordening

Nadere informatie

Algemene subsidieverordening gemeente Elburg 2015

Algemene subsidieverordening gemeente Elburg 2015 GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Elburg. Nr. 35241 23 april 2015 Algemene subsidieverordening gemeente Elburg 2015 De raad der gemeente Elburg; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders

Nadere informatie

gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 10 mei 2016, kenmerk MO/ ;

gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 10 mei 2016, kenmerk MO/ ; GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Dordrecht. Nr. 105032 29 juli 2016 Algemene subsidieverordening Dordrecht De RAAD van de gemeente Dordrecht; gezien het voorstel van het college van Burgemeester

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN Algemene subsidieverordening gemeente Oldebroek Nr. 65148 De raad van de gemeente Oldebroek; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 juli 2010; gelet op artikel 149 van

Nadere informatie

Algemene subsidieverordening Haaksbergen (9.16b)

Algemene subsidieverordening Haaksbergen (9.16b) Algemene subsidieverordening Haaksbergen (9.16b) Samenvatting Deze verordening geeft aan welke begrippen bij subsidies worden gebruikt, welke soorten subsidies er zijn, welke regels er gelden voor aanvragen,

Nadere informatie

Gemeente Zeist Algemene subsidieverordening gemeente Zeist 2015

Gemeente Zeist Algemene subsidieverordening gemeente Zeist 2015 GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Zeist. Nr. 63477 14 juli 2015 Gemeente Zeist Algemene subsidieverordening gemeente Zeist 2015 De raad van de gemeente Zeist; gelezen het voorstel van burgemeester

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN Nummer: 23-03-15/06 De raad der gemeente Hellevoetsluis; gehoord de commissie algemene zaken en middelen; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 17-03-2015, nummer:23-03-15/06; besluit:

Nadere informatie

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 26 mei 2015;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 26 mei 2015; De raad van de gemeente Sluis gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 26 mei 2015; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet ; gehoord de Raad voor Maatschappelijke en Demografische

Nadere informatie

Algemene subsidieverordening gemeente Sittard-Geleen 2015

Algemene subsidieverordening gemeente Sittard-Geleen 2015 GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Sittard-Geleen. Nr. 75145 17 augustus 2015 Algemene subsidieverordening gemeente Sittard-Geleen 2015 De Raad van de gemeente Sittard-Geleen, gelezen het voorstel

Nadere informatie

c. Meerjarige subsidie: subsidie die voor twee kalenderjaren 5. Europees steunkader: een mededeling, richt-

c. Meerjarige subsidie: subsidie die voor twee kalenderjaren 5. Europees steunkader: een mededeling, richt- Bijlage 2 bij raadsvoorstel inzake actualisering gemeentelijk subsidiebeleid. Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd: Artikel 1. Begripsomschrijvingen Artikel 1. Begripsomschrijvingen 1. Awb: de Algemene

Nadere informatie

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING LEIDERDORP 2012

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING LEIDERDORP 2012 ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING LEIDERDORP 2012 De raad van de gemeente Leiderdorp; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van , , inzake de Algemene subsidieverordening

Nadere informatie

Algemene subsidieverordening gemeente Reusel-De Mierden 2018.

Algemene subsidieverordening gemeente Reusel-De Mierden 2018. De raad van de gemeente Reusel-De Mierden; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 april 2018 nummer 2018-120; besluit vast te stellen de Algemene subsidieverordening gemeente Reusel-De

Nadere informatie

Besluit van de gemeenteraad d.d. 12 december 2011, nr. 14B/B, tot vaststelling van de Algemene subsidieverordening Tubbergen

Besluit van de gemeenteraad d.d. 12 december 2011, nr. 14B/B, tot vaststelling van de Algemene subsidieverordening Tubbergen Gemeenteblad Elektronisch uitgegeven van de gemeente Tubbergen Jaargang: 2011 Nummer: 35 Uitgifte: 23 december 2011 Besluit van de gemeenteraad d.d. 12 december 2011, nr. 14B/B, tot vaststelling van de

Nadere informatie

Subsidieverordening maatschappelijke ontwikkeling gemeente Buren 2011

Subsidieverordening maatschappelijke ontwikkeling gemeente Buren 2011 CVDR Officiële uitgave van Buren. Nr. CVDR85564_4 18 april 2017 Subsidieverordening maatschappelijke ontwikkeling gemeente Buren 2011 Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsomschrijvingen In

Nadere informatie

Naam regeling: Algemene Subsidieverordening gemeente Zundert Citeertitel: Algemene Subsidieverordening gemeente Zundert 2011

Naam regeling: Algemene Subsidieverordening gemeente Zundert Citeertitel: Algemene Subsidieverordening gemeente Zundert 2011 Zundertse Regelgeving Wetstechnische informatie Rubriek: Maatschappelijke Zorg en Welzijn Naam regeling: Algemene Subsidieverordening gemeente Zundert 2011 Citeertitel: Algemene Subsidieverordening gemeente

Nadere informatie

Gelet op het bepaalde in de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op het bepaalde in de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht; ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING ALMERE 2011 De raad van de gemeente Almere; Gezien het voorstel van het college; Gelet op het bepaalde in de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene

Nadere informatie

Algemene Subsidieverordening Enkhuizen 2016

Algemene Subsidieverordening Enkhuizen 2016 Algemene Subsidieverordening Enkhuizen 2016 De juridische procedure van subsidieverstrekking in aanvulling op de Awb december 2014 Algemene subsidieverordening gemeente Enkhuizen 2016 De raad van de gemeente

Nadere informatie

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Woudenberg houdende regels voor subsidie Algemene Subsidieverordening 2017 gemeente Woudenberg

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Woudenberg houdende regels voor subsidie Algemene Subsidieverordening 2017 gemeente Woudenberg GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Woudenberg. Nr. 187588 29 december 2016 Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Woudenberg houdende regels voor subsidie Algemene Subsidieverordening

Nadere informatie

gelet op het voorstel van burgemeester en wethouders, bijlage nr ;

gelet op het voorstel van burgemeester en wethouders, bijlage nr ; GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Alkmaar. Nr. 119331 11 december 2015 Algemene subsidieverordening Alkmaar De Raad van de gemeente Alkmaar; gelet op het voorstel van burgemeester en wethouders,

Nadere informatie

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING Raadsbesluit Onderwerp Algemene subsidieverordening Registratienummer Portefeuillehouder Programma 714563 n.v.t. n.v.t. Vergadering: 9 april 2019 Agendapunt: 9 De raad van de gemeente Hof van Twente; gelezen

Nadere informatie

Algemene subsidieverordening gemeente Sluis 2015.

Algemene subsidieverordening gemeente Sluis 2015. CVDR Officiële uitgave van Sluis. Nr. CVDR397118_1 1 maart 2016 Algemene subsidieverordening gemeente Sluis 2015 Algemene subsidieverordening gemeente Sluis 2015. Artikel 1. Begripsomschrijvingen In deze

Nadere informatie

GEMEENTEBLAD. Leeswijzer: vet = nieuwe tekst; cursief = vervanging of verwijdering.

GEMEENTEBLAD. Leeswijzer: vet = nieuwe tekst; cursief = vervanging of verwijdering. Leeswijzer: vet = nieuwe tekst; cursief = vervanging of verwijdering. Voorstelnummer -067 De raad van de gemeente Houten; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 25 oktober, nummer BWV160250;

Nadere informatie

RAADSVOORSTEL. Cluster: SOCBEL Programma: 5 Sport, Cultuur en Recreatie

RAADSVOORSTEL. Cluster: SOCBEL Programma: 5 Sport, Cultuur en Recreatie RAADSVOORSTEL Raadsvergadering: 8 juni 2017 Agendapunt: 11-05-17 Behandelend Herman Spit Portefeuillehouder: Wethouder Janssen-Janssen medewerker: Cluster: SOCBEL Programma: 5 Sport, Cultuur en Recreatie

Nadere informatie

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Hoom, inzake de Algemene subsidieverordening Gemeente Hoom 2015;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Hoom, inzake de Algemene subsidieverordening Gemeente Hoom 2015; Registratie nummer: 1128707 Algemene subsidieverordening gemeente Hoorn 2015 De raad van de gemeente Hoom; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Hoom, inzake

Nadere informatie

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d ;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d ; De gemeenteraad van de gemeente Borger-Odoorn; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 24-02-2015; gelet op artikel 108 en 147 van de Gemeentewet en artikel 4:23 van de

Nadere informatie

Algemene subsidieverordening GOES 2011

Algemene subsidieverordening GOES 2011 Algemene subsidieverordening GOES 2011 De raad van de gemeente Goes; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 juni 2011; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet; b e s

Nadere informatie

CVDR. Nr. CVDR425526_1

CVDR. Nr. CVDR425526_1 CVDR Officiële uitgave van Hendrik-Ido-Ambacht. Nr. CVDR425526_1 14 november 2017 ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE HENDRIK-IDO-AMBACHT 2016 gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van

Nadere informatie

Algemene subsidieverordening Ede 2015

Algemene subsidieverordening Ede 2015 Algemene subsidieverordening Ede 2015 De raad van de gemeente Ede; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 juni 2014 ; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet ; besluit vast te stellen

Nadere informatie

Algemene Subsidie Verordening Meierijstad 2018

Algemene Subsidie Verordening Meierijstad 2018 GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van de gemeente Meierijstad Nr. 121454 14 juli 2017 Algemene Subsidie Verordening Meierijstad 2018 De raad van de gemeente Meierijstad; gelezen het voorstel van burgemeester

Nadere informatie

Algemene Subsidie Verordening Meierijstad 2018

Algemene Subsidie Verordening Meierijstad 2018 Algemene Subsidie Verordening Meierijstad 2018 De raad van de gemeente Meierijstad; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 mei 2017 met nummer 194824052; gelet op artikel 149 van de

Nadere informatie

Algemene subsidieverordening Gemeente Stein 2018.

Algemene subsidieverordening Gemeente Stein 2018. Algemene Subsidieverordening Gemeente Stein 2018 De raad van de gemeente Stein; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. gelet op artikel 149 van de Gemeentewet; besluit vast te stellen

Nadere informatie

Algemene Subsidieverordening Zuidplas 2016:

Algemene Subsidieverordening Zuidplas 2016: De raad van de gemeente Zuidplas; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 februari 2016 (R16.000012); gelet op artikel 149 van de Gemeentewet; besluit vast te stellen: Algemene Subsidieverordening

Nadere informatie

De verordening wordt van kracht met ingang van de dag na die van deze bekendmaking.

De verordening wordt van kracht met ingang van de dag na die van deze bekendmaking. GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Breda. Nr. 139053 11 oktober 2016 Algemene subsidieverordening Breda 2017 Bekendmaking Burgemeester en wethouders van Breda maken bekend dat de gemeenteraad

Nadere informatie

Algemene subsidieverordening Gemeente Lopik 2018

Algemene subsidieverordening Gemeente Lopik 2018 Algemene subsidieverordening Gemeente Lopik 2018 De raad van de gemeente Lopik; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 21 maart 2017; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

Nadere informatie

Algemene subsidieverordening Meerssen 2017 Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Algemene subsidieverordening Meerssen 2017 Artikel 1. Begripsomschrijvingen Algemene subsidieverordening Meerssen 2017 De raad van de gemeente Meerssen; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 16 augustus 2016 (zaaknr. 264461) gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

Nadere informatie

GEMEENTEBLAD. Nr HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

GEMEENTEBLAD. Nr HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van de gemeente Wierden Nr. 163204 20 september 2017 Algemene subsidieverordening gemeente Wierden 2015 Burgemeester en wethouders van Wierden maken (ter uitvoering van het

Nadere informatie

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders, De raad van de gemeente Haarlem; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders, gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht; BESLUIT: vast

Nadere informatie

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: Algemene subsidieverordening Boxtel 2017 De raad van de gemeente Boxtel; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders 22 november 2016; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet; besluit vast te stellen

Nadere informatie

Toelichting artikelsgewijs

Toelichting artikelsgewijs Toelichting artikelsgewijs Artikel 2. Reikwijdte Eerste lid Met het eerste lid krijgt het college de bevoegdheid toegewezen om te besluiten over het verstrekken van subsidies waarop de ASV van toepassing

Nadere informatie

Algemene Subsidieverordening. Datum :

Algemene Subsidieverordening. Datum : Algemene Subsidieverordening Gemeente Deurne 2017 Datum : Inhoudsopgave Artikel 1 Begripsbepalingen... 3 Artikel 2 Reikwijdte... 3 Artikel 3 Subsidieregelingen... 3 Artikel 4 Bevoegdheden... 3 Artikel

Nadere informatie

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING KOLLUMERLAND C.A.

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING KOLLUMERLAND C.A. De gemeenteraad van de gemeente Kollumerland c.a., gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 december 2010; Inzake de Algemene Subsdieverordening Kollumerland c.a. (2011); gelet op art.

Nadere informatie

2. De raad stelt jaarlijks in het kader van de begrotingsbehandeling de budgetten vast die voor subsidiëring beschikbaar zijn.

2. De raad stelt jaarlijks in het kader van de begrotingsbehandeling de budgetten vast die voor subsidiëring beschikbaar zijn. De raad van de gemeente Waalwijk; Gezien het voorstel van het college van 21 oktober 2014; Gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht; BESLUIT:

Nadere informatie

Brief aan de leden Datum T.a.v. het college en de raad Ons kenmerk Telefoon Bijlage(n) Onderwerp Samenvatting Vereniging van Nederlandse Gemeenten

Brief aan de leden Datum T.a.v. het college en de raad Ons kenmerk Telefoon Bijlage(n) Onderwerp Samenvatting Vereniging van Nederlandse Gemeenten Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad Datum 14 juni 2019 Ons kenmerk TRE/U201900440 Lbr. 19/047 Telefoon 070 373 8393 Bijlage(n) 3 Onderwerp Wijziging Model Algemene subsidieverordening 2013

Nadere informatie

Algemene Subsidieverordening Gemeente Valkenburg aan de Geul 2016

Algemene Subsidieverordening Gemeente Valkenburg aan de Geul 2016 Algemene Subsidieverordening Gemeente Valkenburg aan de Geul 2016 Inhoud Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen... 2 Artikel 1. Begripsomschrijvingen... 2 Artikel 2. Reikwijdte... 3 Artikel 3. Nadere regels...

Nadere informatie

Algemene subsidieverordening gemeente Lingewaard gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard d.d.

Algemene subsidieverordening gemeente Lingewaard gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard d.d. GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van de gemeente Lingewaard Nr. 78999 16 april 2018 Algemene subsidieverordening gemeente Lingewaard 2018 De raad van de gemeente Lingewaard; gelezen het voorstel van burgemeester

Nadere informatie

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 24 maart 2015 ; Subsidieverordening Maatschappelijk Innovatiefonds gemeente Ommen

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 24 maart 2015 ; Subsidieverordening Maatschappelijk Innovatiefonds gemeente Ommen GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Ommen. Nr. 52126 16 juni 2015 Subsidieverordening Maatschappelijk Innovatiefonds gemeente Ommen De raad van de gemeente Ommen; gelezen het voorstel van burgemeester

Nadere informatie

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE MONTFOORT 2016

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE MONTFOORT 2016 GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Montfoort. Nr. 123671 22 december 2015 ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE MONTFOORT 2016 De raad van de gemeente Montfoort; gelezen het voorstel van het college

Nadere informatie

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE MAASTRICHT 2015

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE MAASTRICHT 2015 ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE MAASTRICHT 2015 Algemene subsidieverordening gemeente Maastricht 2015 1 INHOUD Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen... 3 Artikel 1 Definities... 3 Artikel 2 Wettelijke

Nadere informatie

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING Hendrik-Ido-Ambacht TOELICHTING

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING Hendrik-Ido-Ambacht TOELICHTING ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING Hendrik-Ido-Ambacht TOELICHTING Artikel 1. Begripsomschrijvingen In dit artikel zijn begripsbepalingen opgenomen, die volgen uit het staatssteunproof maken van de concept ASV.

Nadere informatie

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Montfoort van 3 november 2015, zaaknummer ;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Montfoort van 3 november 2015, zaaknummer ; De raad van de gemeente Montfoort; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Montfoort van 3 november 2015, zaaknummer 202683; gelet op het door de raad vastgestelde subsidiebeleid;

Nadere informatie

Vast te stellen de Algemene subsidieverordening Pijnacker-Nootdorp 2018:

Vast te stellen de Algemene subsidieverordening Pijnacker-Nootdorp 2018: GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van de gemeente Pijnacker-Nootdorp Nr. 173268 10 augustus 2018 Rectificatie Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp houdende regels omtrent subsidie

Nadere informatie

Registratienummer: GF13.20063 Datum: 17 september 2013 Agendapunt: 20

Registratienummer: GF13.20063 Datum: 17 september 2013 Agendapunt: 20 Aan de gemeenteraad Registratienummer: GF13.20063 Datum: 17 september 2013 Agendapunt: 20 Portefeuillehouder: De heer L. Buwalda Behandelend ambtenaar: Mevrouw I. de Graaf/ De heer W. de Jong Onderwerp:

Nadere informatie

Algemene subsidieverordening Het Hogeland 2019

Algemene subsidieverordening Het Hogeland 2019 Algemene subsidieverordening Het Hogeland 2019 De raad van de gemeente Het Hogeland gelet op artikel 149 van de Gemeentewet; besluit de Algemene subsidieverordening Het Hogeland 2019 vast te stellen. Artikel

Nadere informatie

R A A D S V O O R S T E L E N O N T W E R P B E S L U I T

R A A D S V O O R S T E L E N O N T W E R P B E S L U I T R A A D S V O O R S T E L E N O N T W E R P B E S L U I T Registratienummer raad 1271780 Datum: Portefeuillehouder: 15 maart 2016 R. Helm Afdeling / Team: Werk&Welzijn / WMO Behandeld door: H.F. Schoep

Nadere informatie

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Alkmaar houdende regels omtrent het verstrekken van subsidies Algemene subsidieverordening Alkmaar

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Alkmaar houdende regels omtrent het verstrekken van subsidies Algemene subsidieverordening Alkmaar GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van de gemeente Alkmaar Nr. 103886 30 april 2019 Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Alkmaar houdende regels omtrent het verstrekken van subsidies Algemene subsidieverordening

Nadere informatie

Gemeente Landgraaf - Subsidieverordening sociaal domein gemeente Landgraaf

Gemeente Landgraaf - Subsidieverordening sociaal domein gemeente Landgraaf GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van de gemeente Landgraaf Nr. 219788 13 december 2017 Gemeente Landgraaf - Subsidieverordening sociaal domein gemeente Landgraaf De raad van de gemeente Landgraaf; gelezen

Nadere informatie

Gemeenteraad: Commissie:

Gemeenteraad: Commissie: RAADSBESLUIT Onderwerp: Algemene subsidieverordening Ridderkerk 2018 Gemeenteraad: 22-02-2018 Commissie: 08-02-2018 BBVnr: 1293614 Raadsbesluitnr: 1307334 De raad van de gemeente Ridderkerk gelezen het

Nadere informatie

Algemene Subsidieregeling 2008

Algemene Subsidieregeling 2008 Algemene Subsidieregeling 2008 Paragraaf 1 Inleidende bepalingen Artikel 1.1 In deze regeling wordt verstaan onder: a. gemeentebestuur: het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van besluiten betreffende

Nadere informatie

Algemene Subsidieverordening Krimpenerwaard 2019

Algemene Subsidieverordening Krimpenerwaard 2019 GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van de gemeente Krimpenerwaard Nr. 42779 1 maart 2018 Algemene Subsidieverordening Krimpenerwaard 2019 De raad van de gemeente Krimpenerwaard. gelezen het voorstel van burgemeester

Nadere informatie

Akkoord te gaan met de nieuwe 'Algemene subsidieverordening gemeente Loppersum 2017' en de toelichting hierop.

Akkoord te gaan met de nieuwe 'Algemene subsidieverordening gemeente Loppersum 2017' en de toelichting hierop. Raadsvergadering 29 mei 2017 Nr.: 8 AAN de gemeenteraad Onderwerp: Algemene Subsidieverordening 2017. Portefeuillehouder: Wethouder R.A.C. Slager. Ter inzage liggende stukken: Subsidieverordening en toelichting

Nadere informatie