KRACHTOPNEMER 5910 MANUEL D INSTALLATION

Transcriptie

1 KRACHTOPNEMER 5910 MANUEL D INSTALLATION 1. ALGEMEEN Waterpas maken Schokken Elektrisch lassen Blikseminslag Externe mechanische invloeden Regeling van de aanslagen BEDRADING Kabel Verbinding Parallel plaatsen Ijking Meetafwijkingen Isolatietest Uitgangsimpedantie Ingangsimpedantie MONTAGE MET EASY MOUNT Montage met 3 krachtopnemers Montage met meer dan 3 krachtopnemers...7 MA-5910_NL Page 1 on 7 Rev: 13/07/2004

2 1. ALGEMEEN 1.1. Waterpas maken Deze operatie garandeert een goede verdeling van de lasten en de loodrechtheid van de kracht. Het zich verzekeren dat de krachtopnemers en de steunelementen wel op dezelfde hoogte staan. Als het nodig is, gebruik maken van dikteplaatjes Schokken Een grote schok kan de krachtopnemer beschadigen, als deze schok is 1,5 à 3 maal groter dan de nominale last. In dit geval is het beter, een schokdemper tussen de gewogen structuur en de krachtopnemer in te bouwen. (voorbeeld : stapeling van rubberplaten en metaal ) 1.3. Elektrisch lassen Als booglassen op de structuur uitgevoerd moet worden, is het aanbevolen een aardingstres te plaatsen, zo dat de afstakstromen niet via de krachtopnemer moeten passeren, wat deze zou beschadigen. Het is tevens dwingend, de krachtopnemers van de meetinstrumenten los te koppelen. Tres direct aan de aardstructuur verbonden 1.4. Blikseminslag Wanneer er kans op een blikseminslag bestaat, is het aanbevolen de krachtopnemer zoveel mogelijk te isoleren en de bliksem af te leiden via een tres. Daarvoor zijn er aan de onderzijde van de EASY MOUNT een rubberen plaat en een polyamide sluitringen voorzien. MA-5910_NL Page 2 on 7 Rev: 13/07/2004

3 1.5. Externe mechanische invloeden Om meetfouten te vermijden, moet men ervoor zorgen dat het te wegen geheel niet onder invloed staat van valse krachten : alle externe verbindingen moeten ZO SOEPEL MOGELIJK ZIJN, evenals de trekstangen, de stootblokken, de ladders en loopbruggen, enz, Regeling van de aanslagen Deze regeling wordt uitgevoerd op de NIET belast krachtopnemer. De moer A tot 1 mm ver van de structuur met de hand brengen, dan B tegen A aandraaien. Tenslotte, met behulp van een sleutel, A op B blokkeren, zo dat geen inspanning is uitgeoefend op de krachtopnemer. 2. BEDRADING 2.1. Kabel De krachtopnemers worden met een afgeschermde kabel met 4 geleiders geleverd. De afscherming (afgeschermde tres) mag in geen geval in contact komen met de aarding. Zo is het b.v. in de metalen verbindingskasten nodig, de kabel met een mantel te isoleren. De afscherming mag enkel verbonden worden met een genormaliseerde aarding. Het is aangeraden aan het kabeluiteinde een thermische krimpkous te plaatsen, die aan de binnenkant met lijm voorzien is, om te verhinderen, dat vochtigheid kan binnendringen. Indien het risico bestaat dat de kabel doorgesneden of beschadigd wordt, dan moet hij bij voorkeur in een stalen leiding worden geplaatst. MA-5910_NL Page 3 on 7 Rev: 13/07/2004

4 2.2. Verbinding De bedrading van de krachtopnemers moet zo ver mogelijk van de stroomkabel (motor, transformator, gelijkrichter) uitgevoerd worden, en in gescheiden leidingen geplaatst worden. In de verbindingsdozen zijn de verbindingen bij voorkeur gelast, en niet gedraaid. Het is aangeraden de verbindingsdozen in SILICA- GEL- zak te plaatsen, om deze droog te houden. SENSY kan op aanvraag een PVC verbindingsdoos met wartel PG9 leveren, die 4 of 6 krachtopnemers in parallel kan ontvangen. REF. : Verbindingsdoos JBOX-4R (4 ingangen - 1 uitang) JBOX-6R (6 ingangen - 1 uitgang) A) Aanduider (voorb. dv680) B) Verbindingsdoos C) Krachtopnemer R) Uitbalanceringsweerstand 1) Signaal (uit) - (wit) 2) Voeding - (geel) 3) Voeding + (bruin) 4) Signaal (uit) + (groen) 5) Ref (sense) + (roos) 6) Ref (sense) + (grijs) 2.3. Parallel plaatsen Wanneer de krachtopnemers in parallel worden geplaatst, dan moeten de aardingstressen onderling worden verbonden. De sense moet worden verbonden met de voeding van de krachtopnemer voor de plaats waar de krachtopnemers in parallel worden geplaatst en langs de kant van de uitbalanceringsweerstanden Ijking De ijking wordt uitgevoerd nadat het weegsysteem 10 à 15 min. onder spanning heeft gestaan, om zo een goede thermische stabilisatie van de installatie te krijgen. Men moet beschikken over een goed gekende massa, die zeker hoger ligt dan 20% van de nominale last van het systeem. De ijkingfout zal steeds hoger liggen dan de fout op de evaluatie van de last. De krachtopnemers moeten normaal gezien niet onderling worden afgesteld. Wanneer men echter een hoge nauwkeurigheid nodig heeft, dan is het soms nodig de krachtopnemers individueel te compenseren. Daarvoor plaatst men in de verbindingskast een regelbare weerstand van ± 10 op een vaste weerstand in parallel in de voeding van de krachtopnemer. De gevoeligste krachtopnemer zal de hoogste ingangsweerstand hebben, de minst gevoelige de laagste. De weerstanden worden het best op de 2 voedingsdraden geplaatst. Pas op : Om het systeem mechanisch te stabiliseren is het aanbevolen op het systeem, vóór de ijking, zijn nominale last aan te brengen. MA-5910_NL Page 4 on 7 Rev: 13/07/2004

5 2.5. Meetafwijkingen Indien de ijking moeilijk verloopt en men meetfouten vaststelt, moet men de installatie nakijken. Op mechanisch vlak moeten de krachtopnemers vrij zijn in de richting van de last en goed geplaatst. Op elektrisch vlak moeten de verbindingen goed zijn, mag er zich geen vocht in de verbindingskast bevinden, en moeten de kabels intact zijn. Wanneer er geen enkele fout wordt geconstateerd, dan moet de interne bedrading worden nagekeken. SENSY kan bijdragen tot het verstrekken van een diagnostiek, op basis van de diagnosefiche in bijlage en van te voren ingevuld 2.6. Isolatietest De isolatieweerstand wordt met behulp van een gigameter gemeten. De genormaliseerde testspanning is 10 V. Deze wordt op een geleider gezet. De isolatieweerstand kan gemeten worden door het meetinstrument los te koppelen en de spanning tussen één van de geleiders en de metalen structuur van de montage te zetten. Men kan ook de krachtopnemers individueel testen, om het exacte verlies vast te stellen. De isolatie mag in geen geval lager zijn dan 2 GΩ bij 10 V. De isolatiefout zal meetfouten tot gevolg hebben, indien de isolatieweerstand lager is dan enkele honderden MΩ, en kan sterk schommelen al naargelang de omstandigheden (temperatuur, vochtigheid). MA-5910_NL Page 5 on 7 Rev: 13/07/2004

6 2.7. Uitgangsimpedantie De rekstrookjesbrug heeft rekstrookjes van 350Ω. De uitgangsimpedantie (UIT + : Groent, UIT- : Wit) bedraagt 350Ω ± 2Ω. Deze impedantie moet overeenkomen met de waarde zoals vermeld op de technische gegevens van de individuele krachtopnemer en kan gemakkelijk met een multimeter worden gemeten. Indien de gemeten waarde sterk verschilt, wijst dit op een kortsluiting of een breuk. Wanneer de impedantie slechts enkele Ω hoger ligt, dan duidt dat eerder op een elektrische overbelasting Ingangsimpedantie Ingang (IN+ : Bruin, IN- : Geel) Deze impedantie bedraagt ± 380Ω ± 30Ω, en moet overeenkomen met de waarde vermeld op de technische gegevens van de individuele krachtopnemer. Indien de gemeten waarde verschilt, dan wijst dat op een kortsluiting of een breuk. Het is op de ingang dat de weerstanden zoals de compensatie en gevoeligheid geplaatst worden. Rm Rms Rs Rzb Rzc Sensitivity drift compensation (compensatie van de drift op de gevoeligheid) Sensitivity drift adjustement (afstellen van de drift op de gevoeligheid) Sensitivity calibration (afstellen van de gevoeligheid) Zéro calibration (afstellen van het nulpunt) Zéro drift compensation (compensatie van de nulpunt drift) MA-5910_NL Page 6 on 7 Rev: 13/07/2004

7 3. MONTAGE MET EASY MOUNT De EASY MOUNT houdt bevestigingplaten in, alsook de steunelementen, de anti-omkering et de anti-rotatie (beweging) in één directie. Deze kit met kogelgewricht neemt krachten tot 20Kn in de X- directie op, en laat genoeg bewegingvrijheid in de Z-directie voor de uitzettingen Montage met 3 krachtopnemers Deze montage biedt de beste lastverdelingeigenschappen aan, samen met de dilatatievrijheid van de te wegen elementen. I5910 M5910 I5910 I Montage met meer dan 3 krachtopnemers Als meer dan 3 krachtopnemers gebruikt moeten worden, moet elk element op hetzelfde niveau geplaatst worden, om een goede lastverdeling te krijgen. De uitgangsignalen van ieder krachtopnemer met het te wegen element, leeg, moeten identiek zijn (ingeval van een symmetrisch element). Om de bewegingen van de te wegen element niet vast te klemmen (uitzetting), mogen maximum 3 toebehoren model I5910 gebruikt worden. Voor de andere krachtopnemers, moet de monteerkit M5910 gebruikt worden. Voor de gevallen waarin de meetafwijkingen gering zijn, kan men de montage met 4 toebehoren model I5910 gebruiken, die betere weerstandeigenschappen tegen parasite krachten biedt. Opm. : De karakteristieken van de krachtopnemers zijn gegarandeerd tussen 10 C en 45 C, zonder thermisch gradiënt ten hoogte van de krachtopnemer en zonder snelle temperatuurschommeling ; gebruik van een beschermingscherm en warmte-isoleerd element om een hindernis te vormen tussen de warmtebron en de krachtopnemer (zon, wind, thermische radiaties, geleiding). MA-5910_NL Page 7 on 7 Rev: 13/07/2004