BEKNOPTE HANDLEIDING. Montage van het product. Nederlands m = x m = x m = x1 Masker voor kort bereik gebruiken

Transcriptie

1 BEKNOPTE HANDLEIDING Montage van het product 50 cm m = x4 50 cm Zorg ervoor dat de zichtlijn tussen de detector en reflector niet wordt onderbroken m Monteer ze op stevige oppervlakken (structuurwand of draagbalk) m = x m = x1 Masker voor kort bereik gebruiken Lees de gebruikershandleiding voor meer informatie over de installatie en montage. De LED-indicator moet zich aan de onderkant bevinden Nederlands

2 Installation Bedradingsschema's NAAR DE DETECTOR NAAR DE DETECTOR ZONE - ZONE + VOEDING - VOEDING + AARDE/ AFSCHERMING Bekabeling voor alle overige stralen (systemen met meerdere stralen) Bekabeling voor één of laatste straal in een zone. Sluit een voeding van 5 V tot 40 V aan op het contact 'Ext Reset' om een vergrendelde brandstatus op te heffen *Thermoweerstand - Raadpleeg de fabrikant van de brandmeldcentrale voor waarden van de thermoweerstand. Voor sommige zone- en schakelaar-interfacemodules is geen thermoweerstand nodig - vervang de thermoweerstand in dit geval door een kortsluitweerstand. Zie de meegeleverde cd voor meer informatie hierover. Gebruik ALTIJD een afgeschermde 2-aderige kabel voor elke detectorkop De afsluitcomponent (EOL) wordt geleverd door de fabrikant van de brandmeldcentrale Controleer de werking van de brand- en storingsaansluiting op de brandmeldcentrale

3 Ingebruikname Voeding inschakelen en wachtwoordcode invoeren 1. Voeding inschakelen 2. Voer de wachtwoordcode in om toegang te krijgen tot het installatiemenu Druk op om het scherm voor het invoeren van de wachtwoordcode weer te geven: 2 seconden Opmerking - nadat een systeem in gebruik is genomen, wordt het volgende weergegeven: 40 seconden Standaard wachtwoordcode: Cijfer wijzigen Positie wijzigen Accepteren Als een onjuiste wachtwoordcode is ingevoerd, wordt opnieuw het scherm voor het invoeren van de code weergegeven Als drie keer achter elkaar een onjuiste code is ingevoerd wordt de toegang gedurende drie minuten geblokkeerd

4 Ingebruikname Voedingsmodus en afstand selecteren 3. Voedingsmodus selecteren 4. Afstand tussen detector en reflector selecteren Alle functies kunnen worden uitgevoerd in de modus 'Lo A' (10mA) (standaard) Kies 'Hi A' (50 ma) om een snellere straalbeweging mogelijk te maken tijdens de automatische uitlijning en het richten met de laser Stel na de installatie het systeem opnieuw in op 'Lo A' Kies 8-50 m (standaard) of 100 m 1. Gebruik om te navigeren naar pictogrammen in het installatiemenu en het weergegeven pictogram te markeren Menunavigatie 2. Druk op om te selecteren 3. Gebruik om naar het gewenste item te navigeren 4. Gebruik om de selectie te wijzigen 5. Druk op om te accepteren Druk op om te annuleren

5 Ingebruikname Richten met de LASER 5. Richten met de LASER GEVAAR LASERSTRALING - VERMIJD DIRECTE BLOOTSTELLING VAN DE OGEN VOEDINGSUITGANG < 5mW KLASSE IIIa LASER Golflengte nm In deze modus geeft het systeem een storingssignaal De LASER wordt gebruikt om de detector uit te lijnen met de reflector. Het is slechts een hulpmiddel voor globale uitlijning. Na automatische uitlijning is de laser mogelijk niet direct op de reflector gericht. Gebruik om de LASER zo dicht mogelijk bij de reflector te plaatsen Eén keer drukken op een pijlknop leidt tot één beweging van de detectorkop Druk op of om de LASER uit te schakelen en terug te keren in het menu Instellingen Zie pagina 14 van de gebruikershandleiding voor het oplossen van problemen wanneer de LASER niet zichtbaar is

6 Ingebruikname Automatische uitlijning en 'Set' 0/100 (kalibreren) 6. Automatische uitlijning 7. 'Set' 0/100 (kalibreren) Selecteer 'Auto' om de infraroodstraal automatisch uit te lijnen Tijdens de uitlijning wordt de signaalsterkte weergegeven LoA: 18 minuten HiA: 15 minuten Als 'Set' wordt weergegeven, drukt u op Als 'S-00' wordt weergegeven, dient u de reflector te bedekken met niet-reflecterend materiaal en deze bedekt te houden. Druk vervolgens op Als 'S-01' wordt weergegeven, dient u het bedekkende materiaal van de reflector te verwijderen. Druk vervolgens op: 8. Systeem is uitgelijnd Het wordt aanbevolen het systeem opnieuw in te stellen op de modus 'Lo A' De groene LED op de detector knippert elke 10 seconden en de signaalsterkte moet zich tussen 99% en 101% bevinden Standaardwaarden: 35% branddrempel, 10 seconden vertraging van brand en storing, modus zonder vergrendeling Zie pagina van de gebruikershandleiding voor informatie over het wijzigen van de instellingen en over de brand- en storingstest

7 Storingen verhelpen Foutcodes - (zie de gebruikershandleiding voor meer informatie over het oplossen van storingen) Detector niet gevonden Systeemcontroller kan detector niet vinden. Wordt ook weergegeven tijdens het opstarten. Wacht 45 seconden totdat het systeem is opgestart Controleer de bekabeling tussen systeemcontroller en detector (spanning naar detector moet 11 13V bedragen) Compensatieniveau is niet gelijk aan nul Compensatie moet gelijk zijn aan nul als 'Set' wordt geselecteerd. Lijn de straal opnieuw uit met behulp van de automatische uitlijning Signaalsterkte buiten bereik Signaalsterkte is te laag of te hoog na automatische uitlijning. Controleer of de juiste afstand is ingesteld Controleer of het juiste type reflector is gebruikt Zorg voor een ononderbroken zichtlijn tot de reflector Lijn de straal opnieuw uit met behulp van de laser en automatische uitlijning Reflector niet gevonden Detector kon niet worden uitgelijnd met reflector Controleer of de juiste afstand is ingesteld Controleer of het juiste type reflector is gebruikt Zorg voor een ononderbroken zichtlijn tot de reflector Lijn de straal opnieuw uit met behulp van de laser en automatische uitlijning Automatische uitlijning is mislukt Zorg voor de juiste afstand tussen reflector en dakstructuren Zorg voor een ononderbroken zichtlijn tot de reflector Lijn de detector opnieuw uit met behulp van de automatische uitlijning Kan niet nulstellen tijdens 'S-00' in 'Set' De reflector is niet bedekt of de detector is niet uitgelijnd ten opzichte van de reflector. Controleer of de reflector volledig werd bedekt met niet-reflecterend materiaal Lijn de detector opnieuw uit met behulp van de automatische uitlijning Geen signaal tijdens 'S-01' in 'Set' De bedekking van de reflector is niet opgeheven tijdens 'S-01'. Controleer of de bedekking van de reflector werd opgeheven toen 'S-01' werd geselecteerd Centreerfase van uitlijning is mislukt De detector bevindt zich te ver van het midden van de reflector Zorg voor een ononderbroken zichtlijn tot de reflector Zorg voor de juiste afstand tussen het straalpad en dakstructuren

8 Informatie goedkeuring Landspecifieke informatie Informatie over UL-goedkeuring Informatie over Europese goedkeuring UL-bestandsnummer: S3417 Afstand tussen detector en reflector Branddrempelbereik 8 10 m (26,2 32,8 ft) 10 18% m (32,8 49,2 ft) 15 25% m (49,2 72,2 ft) 15 35% m (72,2 131,2 ft) 25 50% m (131,2 196,8 ft) 35 50% m (196,8 328,1 ft) 50% Zie document voor het Technische Bulletin en meer informatie. Alle installaties moeten voldoen aan NFPA Fire Fighting Enterprises Ltd, 9 Hunting Gate, Hitchin, SG4 0TJ, UK CPD-0565 EN54-12 Lijndetector met optische detectiestraal Brandveiligheid Documentatie: zie doc Voldoet aan EN54-12 voor gevoeligheidsniveaus tussen 25% en 35% met een maximale brandsignaalvertraging van 20 seconden. Om te voldoen aan EN54-12 moet een beschermkooi worden geplaatst. Documentnummer: