Technische bijlage. Technische. informatie. 2-draadsbussysteem. Technische wijzigingen voorbehouden

Transcriptie

1 Technische informatie Technische bijlage -draadsbussysteem Technische wijzigingen voorbehouden 1

2 -draadsbustechniek voor Hager deurcommunicatie De -draadsbustechniek voor deurcommunicatie van Hager biedt de basis voor overdracht van audio, video, deuroproep en deurontgrendeling. Zoals de naam al suggereert is voor de infrastructuur van een -draadsbussysteem enkel aders benodigd voor een werkend systeem. Daarbij is deze bustechniek polariteitsonafhankelijk, waardoor deze niet fout aangesloten kan worden. Dit maakt een goede basis voor nieuwe installaties maar zeker ook voor renovatie, waar in veel gevallen bestaande bekabeling hergebruikt kan worden. 1. Voeding van -draadsbussysteem () De busvoeding is een essentieel element van het -draadsbussysteem. Deze komt in de vorm van een modulair component en wordt gevoed door standaard netspanning (1) en biedt de volgende functies: Bussignaal voor binnenstations (3 - mon): aansluiting voor de bekabeling naar de binnenstations (audio of audio/video). Bussignaal voor buitenstations (7 - Cam): aansluiting voor de bekabeling naar de buitenstations (audio of audio/video). Geïntegreerd relais voor deurontgrendeling (5 - T/T): de busvoeding heeft de mogelijkheid om een deuropener aan te sluiten. Dit kan worden toegepast in plaats van het contact in het buitenstation of wanneer de deuropener veilig tegen manipulatie moet worden aangesloten (voor meer info.9). De activatietijd van het relais wordt ingesteld met draaipotentiometer (9). Geïntegreerd relais voor verlichting (4 - L/L): wordt bijvoorbeeld gebruikt om verlichting bij ingang of trappenhuis in te schakelen. De activatietijd van het relais wordt ingesteld met draaipotentiometer (8). Bijvoeding ( - S/S): in sommige situaties is bijvoeding van binnenstations benodigd (voor meer info zie.8) 1.1 Maximale configuratie: In een systeem met één buitenstation kunnen maximaal 3 binnenstations toegepast worden. Bij meerdere buitenstations wordt het maximaal aantal binnenstations kleiner. In tabel 1 staat de verhouding van maximaal aantal buiten- /binnestations. Buitenstations Binnenstations tabel 1, verhouding van maximaal aantal buiten- /binnenstations Bedrijfsspanning Stand-by verbruik Vermogensverlies Modulebreedte (1) N L PE 30V~ 50Hz IN Deurontgrendelcontact Verlichtingscontact (8) (9) (10) 1 sec 5 min 1 sec 10 sec Power (4) (5) (6) (7) tabel, belangrijkste specificaties busvoeding () (3) S/S Mon Cam L/L max 30V/16A T/T max 4V/A a/b. hager afbeelding 1, schematische weergave van busvoeding 30 V~ 50/60 Hz < 0,3 W 4,1 W 6 modules maakcontact, potentiaalvrij max. 4 V / A instelbaar 1-10 sec maakcontact, potentiaalvrij max. 30 V~ / 16 A instelbaar 1 sec - 5 min Wanneer bovenstaande maximale aantallen niet toereikend zijn kan de lijnkoppelaar toegepast worden. Hiermee gelden de volgende maxima: 150 buitenstations en 56 binnenstations. (Voor meer info zie 5) Technische wijzigingen voorbehouden

3 . Opbouw van -draadsbussysteem De busvoeding is het centrale punt in het kabeltracé. Vanaf hier vertrekt de bekabeling naar de buiten- en binnenstations. De buitenstations hebben naast busvoeding ook 1 V~ voeding nodig voor de verlichting van de drukknoppen, het aansturen van de deuropener en bij video-uitvoeringen de cameraverwarming (ter voorkoming van condensvorming). Dit betekend dat in veel gevallen 4 aders vanaf de technische ruimte naar het buitenstation gaan. De maximale kabellengte van busvoeding naar buiten- en binnenstations is afhankelijk van het kabeltype. Bij optimale omstandigheden is de maximale kabellengte van busvoeding naar het verste buiten-/binnenstation 150 m, waarbij de maximale lengte van buitenstation tot binnenstation niet groter mag zijn dan 00 m..1 Kabelstructuur binnenstations De -draadsbustechniek stuurt het videosignaal hoogfrequent over de leiding. Om reflectie en storingen te voorkomen is het nodig om het laatste apparaat in een lijn te voorzien van een. Ook niet gebruikte uitgangen op verdeelcomponenten moeten voorzien worden van een. De kabelstructuur vanaf de busvoeding naar de binnenstations kan op een aantal manieren opgebouwd worden: Doorlussen: hierbij wordt de bekabeling van binnenstation naar binnenstation gelegd (afbeelding ). In één lijn kunnen maximaal 16 audio of 8 audio/videostations opgenomen worden. Om meer binnenstation op te nemen in het systeem moet de lijn vertakt worden (zie stervertakking). Leiding met aftakkingen: er is één hoofdleiding (bijvoorbeeld een stijgleiding) waar aftakingen aan gemaakt worden. Hiervoor is bij elke aftakking een aftakcomponent benodigd (afbeelding 3). In één lijn kunnen maximaal 16 audio of 8 audio/videostations opgenomen worden. Om meer binnenstation op te nemen in het systeem moet de lijn vertakt worden (zie stervertakking). Stervertakking: de buslijn wordt uitgesplitst door gebruik van verdeelcomponenten. Deze zijn in - en 4-voudige uitvoering beschikbaar. Deze componenten kunnen ook in cascade geplaats worden om grotere uitsplitsingen dan 4-voudig te realiseren (zie meer info zie.4). In een gesplitste lijn is het mogelijk om meerdere binnenstations te plaatsen door doorlussen of aftakken toe te passen (afbeelding 4). Demping max. 40 db = max. 00 m max m (afhankelijk van kabeltype) max m (afhankelijk van kabeltype) ST30 + busvoeding en 1 V~ trafo + RED61X RED61X RED61X ST30 busvoeding en 1 V~ trafo RED61X / RED6X + ST30 busvoeding en 1 V~ trafo * * * afbeelding, bekabeling doorgelust afbeelding 3, bekabeling met aftakkingen afbeelding 4, bekabeling in sterstructuur Technische informatie Technische wijzigingen voorbehouden 3

4 . Meerdere buitenstations Het is mogelijk om meerdere buitenstations in één systeem op te nemen door het toepassen van verdeelcomponenten. In dit geval worden de verdelers omgekeerd toegepast (klem voor de buitenstations en klem X1/X1 naar de busvoeding). binnenstations.4 Verdeelcomponenten in cascade toepassen Wanneer een buslijn gesplitst moet worden in meer dan 4 vertakkingen dan kunnen verdeelcomponenten in cascade worden toegepast. De totale demping van in cascade aangesloten verdeelcomponenten is de optelsom van de dempingswaarde van de afzonderlijke verdeelcomponenten (voor meer info over demping zie hoofdstuk 3). Tabel 4 toont hoe een tot 16-voudige vertakking gerealiseerd kan worden. ST30 busvoeding en 1 V~ trafo + Videoverdeler + RED61X / RED6X buitenstation 1 buitenstation afbeelding 5, meerder buitenstations door gebruik van verdeelcomponenten.3 Aftak- en verdeelcomponenten De aftak- en verdeelcomponenten zijn altijd in twee uitvoeringen beschikbaar, namelijk als din-rail of als inbouwcomponent. Ongebruikte uitgangen op verdeelcomponenten moeten voorzien worden van een. aantal lijnen benodigde verdelers -voudig benodigde verdelers 4-voudig schema Maximale demping 1x db x 4-6 db 5 1x 1x db 6 x 1x -,4 9 db 7 - x db 8 1x x - 4,4 9 db x 4-4,4 1 db 11 1x 3x 4 -,4,4 1 db x 4-4,4,4 1 db 14 1x 4x 4 -,4,4,4 1 db x 4-4,4,4,4 1 db tabel 4, cascadeschakeling van verdeelcomponenten 4-voudig 4-voudig -voudig Aftakcomponent Doorgangsdemping: 1 db Aftakdemping: 1 db X1/X1 Verdeler -voudig RED611X X X X X RED611X X1 X1 RED61X RED61X RED61X X X X1X1 X X X X X1 X1 X X voorbeeld: Schema -4,4 afbeelding 6, voorbeeld van cascadeschakeling met schema - 4,4.5 Etageoproep De binnenstations beschikken over een separate ingang waarmee het belsignaal geactiveerd kan worden (bijvoorbeeld voor een etageoproep). Voor de activering moet het ingangscontact gesloten worden, wat bijvoorbeeld kan met een standaard drukknop of pulsdrukker. Demping per streng: 3 db X1/X1 Verdeler 4-voudig Demping per streng: 6 db X1/X1 X X X X RED61X X1 X1 RED614X X X X X X X X X RED614X X1 X1 RED6X RED6X X X X1X1 X X X X X1 X1 X X RED64X RED64X X X X X X1X1 X X X X.6 Parrallelgebruik van binnenstations Het is mogelijk om maximaal 3 binnenstations gelijktijdig te activeren bij een deuroproep. Hiervoor moeten de stations in dezelfde lijn aangesloten zijn en gelijke adressering hebben (voor meer info over adressering zie hoofdstuk 4). Bij twee of drie binnenstations in parallelgebruik wordt aangeraden om de bijvoeding te gebruiken (S/S). Indien de bijvoeding niet toegepast wordt bij parallelgebruik wordt de maximale kabellengte bij binnenstations gehalveerd en bij 3 binnenstations zelfs nog maar een derde..7 Etageoproep bij parallelgebruik van binnenstations Bij binnenstations die ingesteld zijn voor parallelgebruik kan een etageoproep over de -draadsbus doorgeleid worden. Hiervoor moet op het binnenstation waarop de etageoproep binnenkomt de instelling etageoproep verder leiden geactiveerd worden. X X X X X1 X1 X X X X tabel 3, overzicht van aftak- en verdeelcomponenten 4 Technische wijzigingen voorbehouden

5 Technische informatie etage drukknop buskabel buskabel binnenstation hetzelfde groepsadres binnenstation 1 afbeelding 7, voorbeeld van parallelgebruik en etageoproep.8 Bijvoeding Om de reikwijdte bij parallelgebruik van binnenstations of bij bekabeling met een aderdiameter kleiner dan 0,8 mm te vergroten kan bijvoeding voor binnenstations toegepast worden. De bijvoeding wordt geleverd door de busvoeding (S/S) en kan zonder speciale componenten doorgelust, afgetakt of gesplitst worden..9 Manipulatieveilig aansluiten van Zowel de buitenstations als de busvoeding beschikken over een contact voor deurontgrendeling. Wanneer de ontrgendeling aangesloten is op het buitenstation kan deze (bij demontage of vernieling) gemanipuleerd worden doordat beide aders van de ontgrendeling toegankelijk zijn voor onbevoegden die hiermee de deur zouden kunnen ontgrendelen. Om dit te voorkomen kan het deuropener-signaal vanaf de voeding direct naar de deurontgrendeling worden gebracht, waarmee het deuropener-signaal niet gemanipuleerd kan worden. Hierbij mag de bekabeling naar de deurontgrendeling niet door de behuizing van het buitenstation lopen. Afbeelding 9 toont het aansluitschema voor één buitenstation en afbeelding 10 voor een situatie met meerdere buitenstations. T/T T/T Eindweerstand afbeelding 9, aansluitschema voor één buitenstation met deuropener beveiligd tegen manipulatie S/S T/T T/T afbeelding 7, voorbeeld van systeem met bijvoeding T/T afbeelding 10, aansluitschema voor meerdere buitenstation met deuropener beveiligd tegen manipulatie Technische wijzigingen voorbehouden 5

6 3. Kabeltypen en kabellengten Voor de bedrading van het -draadsbussysteem zijn een aantal typen kabels toepasbaar: Signaalkabel met getwiste aderparen met afgescherming Cat- 5/6/7 kabel met afscherming Ongetwiste (niet afgeschermde) signaalkabel (belkabel) Bij kabels met getwiste aderparen moet altijd één aderpaar voor het bussignaal () gebruikt worden. Bij ongetwiste kabels moeten naastgelegen aders gebruikt worden voor het bussignaal. Het is niet toegestaan om aders te verdubbelen voor het bussignaal. De reikwijdte kan vergroot worden door de binnenstations aan te sluiten op de bijvoeding (S/S). Voor de bijvoeding mag aderverdubbeling wel toegepast worden. In onderstaande tabel zijn de systeemspecificaties bij verschillende kabeltypen weergegeven. Voor nieuwe installaties raadt Hager signaalkabel met afgeschermde getwiste aderparen aan met een koperdiameter van 0,8 mm Kabeltype / diameter Max. lengte Max. lengte met bijvoeding bedrading van busvoeding naar binnenstation getwiste aderparen, afgeschermd / 0,6 mm getwiste aderparen, afgeschermd / 0,8 mm Cat- 5/6/7, afgeschermd / 0,5 mm Ongetwist, niet afgeschermd / 0,8 mm Max. demping Max. Lusweerstand 75 m 150 m 40 db 15 Ω 150 m 150 m 40 db 15 Ω 50 m 100 m / 150(*) m 40 db 15 Ω 75 m 75 m 0 db 15 Ω bedrading van busvoeding naar buitenstation getwiste aderparen, afgeschermd / 0,6 mm getwiste aderparen, afgeschermd / 0,8 mm Cat- 5/6/7, afgeschermd / 0,5 mm Ongetwist, niet afgeschermd / 0,8 mm 75 m 0 db 15 Ω 100 m 0 db 15 Ω 50 m 0 db 15 Ω 75 m 15 db 15 Ω Kabeltype / diameter Max. lengte Max. lengte met aderverdubbeling Maximale Lusweerstand bedrading van trafo ST30 naar deurontgrendeling en buitenstation bij stroom van 0,5 A getwiste aderparen, afgeschermd / 0,6 mm getwiste aderparen, afgeschermd / 0,8 mm Cat- 5/6/7, afgeschermd / 0,5 mm Ongetwist, niet afgeschermd / 0,8 mm 60 m 10 m 7 Ω 100 m 00 m 7 Ω 40 m 80 m 7 Ω 100 m 00 m 7 Ω bedrading van trafo ST30 naar deurontgrendeling en buitenstation bij stroom van 1,0 A getwiste aderparen, afgeschermd / 0,6 mm getwiste aderparen, afgeschermd / 0,8 mm Cat- 5/6/7, afgeschermd / 0,5 mm Ongetwist, niet afgeschermd / 0,8 mm 30 m 60 m 3,5 Ω 50 m 100 m 3,5 Ω 0 m 40 m 3,5 Ω 50 m 100 m 3,5 Ω tabel 6, maximale kabellengtes voor 1 V~ voeding 3.1 Demping De demping in het kabeltracé van buitenstation tot verste binnenstation mag maximaal 40 db zijn. Zowel de kabel als de verdeel-/aftakcomponenten hebben invloed op de totale demping. De demping van de verschillende componenten zijn te vinden in tabel 3. De exacte demping in een kabel is afhankelijk van het type en fabrikaat maar heeft doorgaans een waarde van 0, db per meter. De totale demping is te bereken door de demping in de kabel en verlies in de verdeel- en aftakcomponenten bij elkaar op te tellen. De dempingwaarde van buitenstation naar binnenstation mag in totaal niet hoger zijn dan 40 db of hoger dan gespecificeerd in tabel 5 voor een gedeelte van het systeem. (*) = bij aderverdubbeling van de bijvoeding. tabel 5, maximale kabellengtes voor bussignaal De buitenstations moeten ook voorzien worden van 1 V~ voeding voor de drukknopverlichting, cameraverwarming (ter voorkoming van condensvorming) en deurontgrendeling. Hiervoor gelden andere kabellengtes, afhankelijk van de gevraagde stroom. De drukknopverlichting verbruikt 11 ma per drukknop. De cameraverwarming verbruikt 100 ma wanneer deze ingeschakeld is. In onderstaande tabel zijn de maximale kabellengtes voor de 1 V~ voeding te vinden. 6 Technische wijzigingen voorbehouden

7 Rekenvoorbeeld Hieronder worden twee voorbeelden gegeven waarin de demping berekend wordt. Voor de kabel wordt gerekend met een demping van 0, db/m. De maximale demping bij gebruik van kabels met getwiste aderparen is 40 db en bij ongetwiste bekabeling 0 db. Voorbeeld 1 Woning 1: 0 m + 10 m + 5 m = 35m Demping in kabel: 35 m x 0, db/m = 7 db Demping in componenten: 3 db + 1 db = 15 db Totale demping: 7 db + 15 db = db Voorbeeld Woning 1 = woning : 0 m + 10 m = 30m Demping in kabel: 30 m x 0, db/m = 6 db Demping in componenten: 6 db Totale demping: 6 db + 6 db = 1 db Woning : 0 m + 10 m + 5 m + 5 m = 40m Demping in kabel: 40 m x 0, db/m = 8 db Demping in componenten: 3 db + 1 db + 1 db = 16 db Totale demping: 8 db + 16 db = 4 db Woning 3: 0 m + 0 m = 40m Demping in kabel: 40 m x 0, db/m = 8 db Demping in componenten: 6 db Totale demping: 8 db + 6 db = 14 db Woning 3: 0 m + 10 m + 5 m + 10 m = 45m Demping in kabel: 45 m x 0, db/m = 9 db Demping in componenten: 3 db + 1 db + 1 db = 5 db Totale demping: 9 db + 5 db = 14 db Woning 4 vanaf hoofddeur: 0 m + 5 m + 5 m = 50m Demping in kabel: 50 m x 0, db/m = 10 db Demping in componenten: 6 db + 1 db = 7 db Totale demping: 10 db + 7 db = 17 db Woning 3 Woning Woning 1 10m 5m 5m 10m 5m RED61X RED61X Woning 4 vanaf etagedeur: 5 m + 5 m = 10m Demping in kabel: 10 m x 0, db/m = db Demping in componenten: 1 db Totale demping: db + 1 db = 14 db Woning 4 Woning 3 5m RED61X 5m 5m etagestation 0m busvoeding RED61X / RED6X 0m 10m 0m Woning 1 Woning 10m RED614X / RED64X afbeelding 11, schematische weergave -draadssysteem behorend bij rekenvoorbeeld 1. 0m busvoeding Technische informatie afbeelding 1, schematische weergave -draadssysteem behorend bij rekenvoorbeeld. Technische wijzigingen voorbehouden 7

8 4. Adressering Door het vastleggen van juiste adressering worden de drukknoppen op een buitenstation toegewezen aan binnenstation(s). De adressering gebeurt met 16-cijferige (0 9, A F) draaischakelaar(s) of interface met display. 4.1 Adressering van buitenstations De adressering op buitenstations wordt vastgelegd via het -cijferig display aan de achterzijde van het station. Het is niet toegestaan om twee buitenstations in hetzelfde systeem gelijke adressen te geven. Het toewijzen van een adres aan een drukknop in een buitenstation gebeurd door in de juiste modus de gewenste drukknop in te drukken en vervolgens het gewenste adres in te geven. Voor de exacte werkwijze van programmeren verwijzen we u naar de handleiding behorend bij het buitenstation. 4. Adressering van binnenstations Alle binnenstations bevatten een zwarte en blauwe draaischakelaar voor de adressering. Beide draaischakelaars kennen 16 standen (0 9, A F), waarmee 56 unieke adressen te maken zijn. Het adres van het binnenstation moet gelijk zijn aan het ingegeven adres bij de gewenste drukknop op het buitenstation. De waarde van de zwarte draaischakelaar komt overeen met het eerste karakter op het display van het buitenstation en de waarde van de blauwe draaischakelaar komt overeen met het tweede karakter. binnenstation adres: 0/0 0 0 Woning 1 Woning 3 binnenstation adres: 0/ 0 binnenstation adres: 0/1 0 1 Woning Woning 4 binnenstation adres: 0/3 0 3 busvoeding Buitenstation 1, adres: 0 Buitenstation, adres: 1 drukknop woning 1, adres: 0/0 drukknop woning, adres: 0/1 drukknop woning 3, adres: 0/ drukknop woning 4, adres: 0/3 drukknop woning 1, adres: 0/0 drukknop woning, adres: 0/1 drukknop woning 3, adres: 0/ drukknop woning 4, adres: 0/3 afbeelding 13, voorbeeld van adressering van systeem met buitenstations en 4 woningen met binnenstations 8 Technische wijzigingen voorbehouden