BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD. Bulletin van de interpellaties en mondelinge en dringende vragen. Plenaire commissie

Transcriptie

1 BIV ( ) Nr. 5 BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD Bulletin van de interpellaties en mondelinge en dringende vragen Plenaire commissie OPENBARE VERGADERING DONDERDAG 13 NOVEMBER 1997 Brusselse Hoofdstedelijke Raad - Bulletin van de interpellaties en mondelinge en dringende vragen - Gewone zitting

2 2 BRUSSELSE HOOFDSTEDELUKE RAAD ' BULLETIN VAN DE INTERPELLATES EN MONDELFNGE EN DRINGENDE VRAGEN INHOUD MONDEL1NGE VRAGEN van de heer Jan Beghin (gemeentebelasting op de tweede verblijven), van de heer Paul Galand (Europese Top van Luxemburg over de werkgelegenheid), van de heer Dominiek Lootens-Stael (niet meedelen van cijfers omtrent onwettige benoemingen), en antwoorden van de heer Charles Picque, Minister-Voorzitter; van de heer Dominiek Lootens-Stael (scheppen van een betrekking in een onbestaande administratie) en antwoord van de heer Rufin Grijp, Minister belast met Openbaar Ambt, Buitenlandse Handel, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp. Brusselse Hoofdstedelijke Raad - Gewone zitting

3 OPENBARE VERGADERING VAN DONDERDAG 13 NOVEMBER 1997 Voorzitter: de heer Jean De Hertog, oudste lid in jaren. - De openbare vergadering wordt geopend om uur. MONDELINGE VRAGEN De Voorzitter.- Gezien de afwezigheid van de indiener wordt de vraag van de heer Jan Beghin ingetrokken. Europese Top van Luxemburg over de werkgelegenheid De heer Paul Galand (in het Frans).- Ik ben ontstemd over de wijze waarop het Bureau in uitgebreide samenstelling te werk is gegaan. In een tijd waarin men het burgerschap wil herwaarderen, vind ik dat onduldbaar. De intergouvemementele conferentie van Amsterdam «eeft haar beloftes niet gehouden. Zij heeft ontgoocheld in eel wat wezenlijke aangelegenheden, waaronder de werkgelegenheid en de opbouw van het sociale Europa. Als men van de werkgelegenheid de grootste prioriteit maakt, moet men eisen dat er tijdens de top van Luxemburg over de werkgelegenheid wezenlijke vooruitgang wordt geboekt. Gelet op de beurtrolregeling voor de gewestelijke ministers en rekening houdend met de bevoegdheden die op federaal en gewestelijk vlak worden gedeeld, zullen Belgie en zijn gewesten vertegenwoordigd worden door de heer Van den Brande en mevrouw Smet. Deze ministers zullen er standpunten en voorstellen moeten verdedigen die in overleg met hun collega's zijn opgesteld. Hoe luiden deze van de Brusselse Regering in het kader van dit overleg? Heeft dit al plaats gehad? Heeft de minister de sociale partners in Brussel ontmoet en kent hij nun standpunt voor deze top begint? Dit overleg heeft in de twee andere gewesten reeds plaatsgehad. Tijdens het debat in de Hoofdstedelijke Raad van 16 oktober over de regeringsverklaring bij de opening van het nieuwe parlementaire jaar, heb ik erop gewezen dat de arbeidsduur onvermijdelijk moet worden verkort ter wille van de sociale vooruitgang, de werkgelegenheid en om de leefomstandigheden te verbeteren. De minister heeft geantwoord dat de kwestie van de werktijdverkorting aangesneden zou moeten worden in de tekst die Belgie tijdens de Europese top zai voorleggen. Hoe liggen de zaken? Gaat het over de 35-urenweek, over de 4-dagenweek of over de 32-urenweek en volgens weike voorwaarden? U weet ook dat drie zaken er mede moeten voor zorgen dat de arbeidsduurvermindering en andere maatregelen gunstige effecten hebben op de werkgelegenheid, namelijk de strijd tegen het zwartwerken en het misbruik van overuren; de sociale en fiscale harmonisatie om de negatieve gevolgen van dumping en oneerlijke concurrentie binnen Europa tegen te gaan, wat neerkomt op een betere sociale bescherming en, ten slotte, een beleid inzake rentevoeten die zouden moeten worden afgestemd op het inflatiepercentage om ervoor te zorgen dat er opnieuw gemvesteerd wordt. Zai Belgie over deze kwesties duidelijke standpunten innemen? Ten slotte stelt u in uw document van September over de werkgelegenheid terecht de officiele werkloosheidscijfers, die geen weerspiegeling zijn van de realiteit, in vraag. U toont erin aan dat het Brussels Gewest terzake eerlijker is dan de andere gewesten en u geeft duidelijk aan wat er aan te merken valt op de officiele cijfers van Nederland, Engeland en de Verenigde Staten, waar sommigen zo graag naar verwijzen. Ze zouden eerder als voorbeeld moeten dienen van hoe met de cijfers wordt geknoeid. Op bladzijde 5 van uw document, zegt u dat het noodzakelijk, zoniet onontbeerlijk is dat de Europese commissie rekening houdt met uw initiatief om ervoor te zorgen dat de werkloosheidscijfers betrouwbaar en geloofwaardig zijn voor de burgers. Aldus zou het werkgelegenheidsbeleid van elk land objectiever kunnen worden vergeleken dan vandaag het geval is. Hebt u verkregen dat Belgie deze flindamentele eis, die ook te maken heeft met het recht op informatie van Europese burgers, zai verdedigen? (Applans van Ecolo) De heer Charles Picque, Minister-Voorzitter (in het Frans).- De federate regering en de gewesten hebben uitvoerig gedebatteerd over het Belgisch standpunt dat op de top van Luxemburg zai worden verdedigd. Ik heb zeif deelgenomen aan een vergadering bij de eerste minister, waarop ook de vice-premiers, de minister van Arbeid en de ministers-voorzitter van de twee andere gewesten aanwezig waren. De dag voor de top zai er bij de premier een nieuwe vergadering plaatshebben. Intussen hebben er vele vergaderingen plaatsgehad, die geleid hebben tot een gezamenlijk standpunt van de federate regering en van de gewestregering aangezien, in Belgie, het werkgelegenheidsbeleid deels een federale en deels een gewestelijke bevoegdheid is. De premier heeft met de sociale partners overleg gepleegd. Dit overleg moet trouwens eerst op federaal vlak worden gevoerd, ook al zai de Brusselse Regering met de sociale partners overleg plegen over de hoofdiijnen van het gewestelijk beleid. Ik ben dus ingenomen met het ruim overleg dat in het kader van de voorbereiding van het Belgisch standpunt voor deze top heeft plaatsgehad. Elkeen is het erover eens dat het document van de Europese Commissie niet aan verwachtingen voldoet. Het is immers een stap achteruit in vergelijking met het Witboek dat Jacques Delors in 1993 heeft opgesteld en met de besluiten van de top van Essen, waar 5 krachtlijnen inzake werkgelegenheid zijn vastgesteld: de verlaging van de loonkost, de herverdeling van het werk, het beleid ten voordele van de doelgroepen, het lenigen van de nieuwe noden en de opieidingen. BIV ( ) Nr. 5

4 BRUSSELSE HOOFDSTEDELUKE RAAD BULLETIN VAN DE INTERPELLATIES EN MONDELINGE EN DRINGENDE VRAGEN Vandaag stelt de Commissie een document voor met vier minder belangrijke doelstellingen: de ondememingsgeest. de socio-professionele inschakelingsmogelijkheden, het aanpassingsvennogen en de gelijkheid van kansen. Belgie vindt het document van de Commissie ontoereikend en herhaalt dat er op verschillende vlakken tegelijk acties moeten worden gevoerd om, inzake werkgelegenheid, afdoende resultaten te bereiken: een macro-economisch beleid dat meer werkgelegenheid opievert; fiscale harmonisatie; een minimale sociale Europese regeling en de ontwikkeling van beleidsmaatregelen op het vlak van de werkgelegenheid rond vier krachtlijnen. Deze vier krachtlijnen zijn: de beheersing en de verlaging van de loonkosten; de arbeidsherverdeling aanmoedigen; onder andere via werktijdverkorting; specifieke maatregelen ten voordele van de doelgroepen en, ten slotte, het scheppen van banen om maatschappelijke noden te lenigen. Dit laatste punt heeft onder meer betrekking op de onontbeerlijke ontwikkeling van de non-profitsector en van de sociale economic. Het Brussels Gewest heeft in ruime mate bijgedragen aan de voorbereiding van het Belgisch standpunt en in het bijzonder gewezen op het belang van een beleid ten voordele van de zwakste werkzoekenden, met name de laaggeschoolde werkzoekende, die in het Bmssels Gewest heel talrijk zijn. Brussel heeft ook gewezen op de noodzaak om enerzijds de non-profitsector te steunen, omdat het een sector is in voile expansie, die veel banen kan opieveren, en anderzijds om de sector van de sociale economic te steunen, met name via de invoegbedrijven. De steun die het Gewest zai verlenen aan proefprojecten inzake vrijwillige werktijdverkorting heeft me ertoe gebracht erop aan te dringen dat Belgie hier tegenover een positief standpunt inneemt, wat ook het geval geweest is. Wat uw opmerkingen betreft in verband met de maatregelen die er mede voor zorgen dat de arbeidsduurverkorting een gunstig effect heeft op de werkgelegenheid, kan ik u zeggen dat het Belgisch document de nadruk legt op de noodzaak om te zorgen voor minimale sociale maatregelen, waaronder minimale sociale rechten en een bescherming van de werknemers in alle lidstaten. Ook aan de fiscale harmonisatie en aan het monetair beleid is de nodige aandacht besteed. In verband met de noodzaak om over de werkloosheid betrouwbare cijfers te verkrijgen, heeft de Europese Commissie zeif gezegd dat hiervan werk moet worden gemaakt. Dit zai allicht geschieden via een werkgroep, maar dit alles is vooralsnog een vrome wens. Ter afronding zou ik willen zeggen dat ik enerzijds betreur dat het document van de Europese Commissie de verwachtingen van de miljoenen Europese werkzoekenden niet inlost, maar dat ik anderzijds van mening ben dat het overleg in Belgie geleid heeft tot een gezamenlijk standpunt, dat grotendeels overeenkomt met de standpunten van velen onder ons. De heer Paul Galand (in het Frans).- Ik hoop dat Belgie zai bijdragen om de zaken vooruit te helpen. De strijd in verband met de cijfers moet worden voortgezet omdat betrouwbare statistieken inzake werkloosheid het enige middel is om onvolledige informatie te voorkomen. Wat de verlaging van de loonkost betreft, zijn er twee scholen: degenen die voorstander zijn van een verlaging om de sociale bescherming te beveiligen en degenen die vinden dat werktijdverkorting gepaard moet gaan met loonkostverlaging. We mogen niet toegeven want de werkgelegenheid en de garantie van een zekere levensstandaard zorgen voor heropleving. (Voorzitter: de heer Armand De Decker) Wat de convergentiecriteria betreft, is de aanpak niet dezelfde als op het vlak van de werkgelegenheid en voor de begroting. Naar verluidt zou de heer Van Cauwenberghe en niet de heer Van den Brande, samen met mevrouw Smet, Belgie vertegenwoordigen. Is dit waar? De heer Charles Picque, Minister-Voorzitter (in het Frans).- Uw analyse inzake de verlaging van de loonkost is dezelfde als de mijne. Het niet meedelen van cijfers omtrent onwettige benoemingen. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Tegen de toepassing van de taalwetgeving in het Brussels Gewest voeren de Franstaligen een systematische obstructiepolitiek. Ik verwijs naar de obstructie die gevoerd wordt aangaande het beschikbaar stellen van correcte informatie over de overtreding van de taalwetgeving. Concreet is er de grote moeilijkheid die er bestaat om de inhoud van de driemaandelijkse taalrapporten in handen te krijgen. Tot September 1996 kon men rechtstreeks terecht bij de vice-gouvemeur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad. Toen ik echter de laatste maal naar informatie vroeg, liet de vice-gouvemeur mij weten dat hij mij voortaan geen informatie meer kon verstrekken. Hij verwees naar instructies van de Brusselse regering. Uit een interpellatie in de Kamer blijkt enerzijds dat Brussel-Hoofdstad ressorteert onder de federale uitvoerende macht, maar anderzijds voor wat betreft het toezicht over de Brusselse gemeenten wel degelijk richtlijnen kan ontvangen van de Brusselse regering. Deze richtlijnen kunnen echter geen betrekking hebben op wat de vice-gouvemeur wel of niet mag meedelen aan derden en parlementsleden. Kan de minister-voorzitter mij meedelen of er instructies aan de vice-gouvemeur werden gegeven? Werden er instructies gegeven om geen cijfergegevens meer vrij te geven omtrent de toepassing van de taalwetgeving aan derden en parlementsleden? Wordt hier het informatierecht van de parlementsleden op een onaanvaardbare wijze beknot? Worden hiermee ook niet de regels omtrent de openbaarheid van bestuur overtreden? ^& BI V ( ) Nr. 5

5 OPENBARE VERGADER1NG VAN DONDERDAG 13 NOVEMBER 1997 De heer Charles Picque, Minister- Voorzitter.- Het is belanarijk te herhalen dat de toepassing van de taalwet een r'ederale bevoegdheid is. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Het toezicht op de toepassing van de taalwet is iets anders. De heer Charles Picque, Minister-Voorzitter.- Het gaat hier over de toepassing van de taalwet. Als overheid kunnen vvij geen nieuwe taalwetten maken. In artikel 65 van de gecoordineerde wetten op het gebruik van talen in bestuurszaken gaat het specifiek over de schorsingsbevoegdheid door de vice-gouvemeur. De vice-gouvemeur is een orgaan van de federate overheid. Hij treedt op als regeringscommissaris. Dit houdt in dat de Brusselse regering het gewone toezicht kan m'toefenen en geen instructies kan geven aan de vice-gouverneur. De regering heeft dus geen enkele bevoegdheid om instructies te geven aan de vice-gouvemeur. «(Verder in het Frans) De Brusselse Regering heeft de vice-gouvemeur geen istructie gegeven wat het meedelen van de statistieken betreft. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Ik zou willen weten waarover het eigenlijk gaat. Ik verwijs naar het antwoord van de minister van Binnenlandse zaken in het Beknopt Verslag van de Kamer. Ik beschik ook over een schrijven van 12 maart van de vice-gouvemeur waarin hij zegt dat de schorsingen en vemietigingen voortaan via de Brusselse regering en het verenigd college zullen beschikbaar gesteld worden. In een ander schrijven zegt de vice-gouvemeur dat hij als uitvoerende macht samenwerkt met de Brusselse regering en dus directieven kan ontvangen. Het zou voor iedereen duidelijk moeten zijn wat waar en wat niet waar is. Ofwel liegt de vice-gouvemeur ofwel zijn er andere machten aan het werk die niet kloppen met de werke- \ lijkheid. De heer Charles Picque, Minister-Voorzitter.- Er is hier geen dubbelzinnigheid. De bevoegdheid van de vice-gouverneur is niet de onze. Ons toezicht is onafhankelijk van het toezicht van de vice-gouvemeur. Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp.- Geen enkele van de betrokken ministers heeft instructies gegeven. Scheppen van een betrekking in een onbestaande administratie De heer Dominiek Lootens-Stael.- Op de vergadering van de regering van lojuli 1997 werd beslist de betrekking van secretaris van de agglomeratie vacant te verklaren. In de betekening van deze beslissing die dateert van 17 juli, lezen we dat de betreffende persoon moet beschikken over een goede kennis van de fiscale materie. De oproep tot de kandidaten voor deze betrekking zai worden gericht tot de personeelsleden van niveau I behorende tot een dienst die afhangt van de Brusselse Hoofdstedelijke regering. Met betrekking tot deze job stellen zich een aantal pertinente vragen. Ten eerste is er het feit dat de Agglomeratie reeds sinds enkele jaren alleen nog op papier bestaat, maar dat ze helemaal geen personeel of geen administratie meer heeft omdat deze werden overgeheveld naar andere diensten. De vraag is dus hoe een functie vacant kan worden verklaard voor een administratie die fysisch niet meer bestaat. Concreet zou ik dan ook willen weten of deze functie tot op het moment van de vacantverklaring door iemand werd uitgeoefend, weike taken deze agglomeratiesecretaris te vervullen zai hebben, over hoeveel personeelsleden deze agglomeratiesecretaris beschikt en of een functie vacant kan worden verklaard voor een administratie die nog alleen voor de wet bestaat maar niet in praktijk. Volgens een aantal persberichten zou deze betrekking speciaal gecreeerd zijn om een protege van de heer Chabert een vetbetaald postje te bezorgen. Een persoon die nota bene niet over de vereiste kwalificaties en graden zou beschikken. Werd deze betrekking intussen al opgevuld en beschikt deze persoon dan over de nodige kwalificaties en diploma's en heeft hij de nodige examens afgelegd? Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp.- In tegenstelling tot de beweringen van de vraagsteller bestaat de Brusselse Agglomeratie nog altijd. Haar taken werden gereduceerd tot haar fiscale bevoegdheden. In de personeelsformatie van de Agglo zijn de functies van secretaris en ontvanger niet opgeheven. De functies van ontvanger en secretaris worden uitgeoefend door personeelsleden van de Agglo. De bevoegdheden van de secretaris hebben betrekking op de administratieve ondersteuning van de gewestelijke fiscale administratie en ook op het toezicht en de leiding van het personeel van die diensten. Aangezien de fiscale taken van de Agglo behouden blijven, is het normaal dat bepaalde betrekkingen effectief worden bezel. Het open verklaren van de betrekking van secretaris is dan ook een normale zaak. Deze betrekking kan toegekend worden aan alle agenten van niveau 1 die behoren tot een dienst van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering. Omwille van de complexiteit van de regels heb ik voorafjuridisch advies ingewonnen van een gespecialiseerd advocatenbureau. Dit bureau heeft mij laten weten dat op de vraag negatief moet worden geantwoord en dat ik de procedureregels moet eerbiedigen met inbegrip van objectieve selectiecriteria. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Dan gaat het oorspronkelijk plan niet door? Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp.- Wellicht wel, mits een examen voor het Vast Wervingssecretariaat. B1V ( ) Nr. 5

6 6 BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD BULLETIN VAN DE INTERPELLATES EN MONDELINGE EN DRINGENDE VRAGEN De heer Dominiek Lootens-Stael.- Hebben deze functies bij de Agglomeratie wel nut? Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp.- Ze zijn voorzien bij wet. Het aantal betrekkingen is blijven bestaan. - De vergadering wordt gesloten om uur. - De plenaire Commissie gaat tot nadere bijeenroeping uileen. VERLOVEN EN BERICHTEN VAN VERHINDERING Verhinderd: Mevr. Danielle Caron, Mevr. Caroline Persoons, de heren Michel Lemaire, Freddy Thielemans, Roland Frippiat en Juan Lemmens, belet. BIV ( ) Nr. 5