RenoFase WP2 Ontwerp van een doorgedreven stapsgewijze renovatie

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "RenoFase WP2 Ontwerp van een doorgedreven stapsgewijze renovatie"

Transcriptie

1 Stappenplan voor een kwaliteitsvolle, efficiënte renovatie WP2 Ontwerp RenoFase WP2 Ontwerp van een doorgedreven stapsgewijze renovatie DRAFT Deliverable D2-1 Ontwerpgids Renovatiemaatregelenfiches 20/01/2016 Paul Steskens, Jeroen Vrijders, Paul Van den Bossche, Ruben Decuypere, Filip Dobbels, Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf Liesje van Gelder, Staf Roels, KU Leuven Wouter Hilderson, Passiefhuisplatform Anne-Laure Nuytten, Angeliques Verspeurt, NAV Disclaimer Dit rapport is een projectresultaat gegenereerd binnen de context van het IWT-project RenoFase. Het geldt bijgevolg niet als een officieel document van de partijen die het document gerealiseerd hebben. De gepresenteerde bevindingen, analyses en adviezen worden enkel ten titel van inlichting gegeven.

2 Toelichting bij de huidige stand van voorliggend document: - Voorliggende versie wordt aan de RenoFase-gebruikersgroep voorgelegd met als doel o Feedback te capteren op de algemene opzet, de structuur, o Feedback en suggesties te ontvangen met betrekking tot de inhoud, de formulering, ontbrekende delen, zaken die verder uitgewerkt kunnen worden, o Bijkomende input te ontvangen vanuit de praktijk met betrekking tot interessante voorbeelden, demo-projecten, details, - Het document is nog niet in de finale lay-out gezet. Dit gebeurt in de 2 e fase (herziening tegen einde project mid 2017). - In principe wordt het document als PDF-versie ter beschikking gesteld van de eindgebruikers (doelgroep: architecten, aannemers, ). De onderliggende kennis zal ook worden aangewend in de voorziene Tools en andere hulpmiddelen. - Waar nodig zullen de figuren en schema s als aparte bestanden ter beschikking worden gesteld om de leesbaarheid te verbeteren. - Gezien het een draft-versie betreft, mag deze niet verder worden verspreid of aangewend voor doeleinden die de RenoFase-Gebruikersgroep overstijgen. - Uw opmerkingen kunnen via mail worden verstuurd naar onderstaande adressen. o o Filip.Dobbels@bbri.be Jeroen.Vrijders@bbri.be 2

3 Voorwoord Het maken van een goed Ontwerp voor een specifiek renovatieproject vergt een goede visie die rekening houdt met het wenselijk ambitieniveau inzake energie, de bestaande situatie, de wensen van de klant en de kostprijs. De ontwerper zal een aantal keuzes moeten maken om tot een uitvoerbaar Masterplan te komen. Deze keuzes situeren zich in principe op 3 niveaus: Fundamentele keuzes op projectniveau: slopen/renoveren, integraal/gefaseerd, volgorde der werken, ventilatieconcept, ambitieniveau energieprestatie,. Keuze voor renovatiemaatregelen: op niveau van elke component vastleggen hoe deze technisch gerenoveerd zal worden Concrete invulling van de maatregelen via keuze van specifieke materialen en gedetailleerde uitvoeringsmethode. Deze laatste keuze wordt niet behandeld binnen RenoFase De twee grote blokken (concept & maatregelen) worden elk ondersteund door een daartoe bestemd document, die samen een Leidraad voor architecten of een Ontwerpgids vormen: Plan van Aanpak voor een Doorgedreven Energetische Renovatie, dat de architect een ondersteuning biedt bij het uitzetten van de grote lijnen, het nemen van beslissingen op projectniveau, en de organisatie van de verschillende werken binnen een groter geheel. Dit document laat tevens toe een Masterplan op te maken. Fiches Keuze Renovatiemaatregelen, die per gebouwcomponent de architect en/of aannemer ondersteunen bij het kiezen van de gepaste renovatie-ingreep, rekening houdend met de bestaande toestand, het gewenste ambitieniveau en de relatie tot andere bouwcomponenten. Dit is het document dat momenteel voor u ligt. Beide documenten kunnen naast elkaar gebruikt worden, en vullen elkaar aan. Binnen RenoFase worden deze instrumenten aangevuld met: De DiagnoseTool, die toelaat op een gestructureerde wijze een analyse van de bestaande toestand van het gebouw te maken Een instrument dat toelaat de fasering en de stroomlijning van het renovatieproces te verwezenlijken, en hierbij ook typeoplossingen (detaillering) naar voren schuift Een tool die voor verschillende maatregelenpakketten een kosten-baten-analyse maakt, een CashFlowSimulator. Dit rapport presenteert de Fiches Keuze Renovatiemaatregelen. Concept Gebouw Plan Van Aanpak Slopen/Renoveren Integraal/Gefaseerd Energie-ambitie Ventilatieconcept Keuze maatregelen - Fiches Randvoorwaarden bestaande toestand Richtwaarde energieverbetering Systeemkeuze Uitvoeringsaspecten Detaillering Keuze producten Buiten scope 3

4 Inhoud 1 Inleiding Gevelrenovatie: afweging buiten/spouw/binnen Gevel renoveren met buitenisolatie Diagnose van de bestaande gevel Aandachtspunten Thermische verbetering Systeemkeuze Uitvoeringstechniek Detaillering Aansluiting van de muurvoet Positie van de het buitenschrijnwerk Aansluiting met dakranden Referenties Navulling van bestaande spouwmuren Diagnose van de bestaande gevel Aandachtspunten Bepaling van de thermische verbetering Systeemkeuze Uitvoeringstechniek Detaillering Referenties Gevel renoveren met binnenisolatie Diagnose van de bestaande gevel Aandachtspunten Bepaling van de thermische verbetering Systeemkeuze Isolatiemateriaal en dampscherm Uitvoeringstechniek Detaillering Binnen- en buitenhoeken Binnenmuren Massieve vloeren Houten vloeren en balken Vensters en deuren Referenties Renovatie van een hellend dak

5 6.1 Diagnose van het bestaande hellend dak Aandachtspunten Systeemkeuze Thermische isolatie tussen de houten kepers/spanten Isolatie onder de structuur Thermische isolatie op de bestaande structuur Thermische verbetering Isolatiemateriaal en dampscherm Uitvoeringstechniek Detaillering Referenties Renovatie van het plat dak Diagnose van het bestaande plat dak Aandachtspunten Systeemkeuze Thermische isolatie op de bestaande structuur (warmdak) Thermische isolatie op de bestaande constructie (Omkeerdak) Thermische isolatie op het plat dak met bestaande isolatie (Duodak) Thermische isolatie tussen de bestaande structuur Thermische verbetering Isolatiemateriaal en dampscherm Uitvoeringstechniek Detaillering Referenties Renovatie van vensters en deuren Vensterrenovatie Analyse van het bestaande venster Aandachtspunten Systeemkeuze Vervanging van venster en beglazing Vervanging van beglazing met behoud van het bestaand kader Voorzetraam Dubbel venster Verbetering van de luchtdichtheid Detaillering Buitenisolatie Binnenisolatie Renovatie van deuren Referenties

6 9 Renovatie van vloeren Diagnose Aandachtspunten Systeemkeuze Thermische verbetering Uitvoering Detaillering Renovatie van systemen voor ruimteverwarming Regelgeving, ambities en diagnose Evaluatie van de verwarmingsbehoefte Vermogen van de warmtegenerator Vermogen en temperatuurregime van de warmteafgifte Technische evaluatie Mogelijke warmtegeneratoren Centrale warmtegeneratoren Plaatselijke warmtegeneratoren Regeling Besluit Referenties

7 1 Inleiding De voorliggende maatregelenfiches beschrijven per gebouwcomponent volgens een vast stramien een methodiek om tot een gepaste technische oplossing te komen. Deze vaste methodiek omvat: Diagnose & analyse van de bestaande toestand: een korte opsomming van aandachtspunten en basisvoorwaarden (zoals wetgeving). Voor additionele informatie en een gedetailleerde diagnose van elke component wordt verwezen naar de RenoFase DiagnoseTool. De beoogde energetische verbetering: een suggestie voor de na te streven energetische prestatie van het schildeel, of de andere component, in het licht van lange termijndoelstellingen. Systeemkeuze: Een overzicht van de gangbare technische principe-oplossingen. Hierbij worden niet alle mogelijke oplossingen in extenso opgesomd. Ook meer innovatieve alternatieven zijn niet altijd opgenomen. Uitvoeringstechniek: Een relatief beperkte beschrijving met doorverwijzing naar meer uitgebreide documenten met betrekking tot de voorwaarde tot een goede uitvoeringstechniek. Detaillering: Er worden een aantal type- of voorbeeld-oplossingen gepresenteerd voor de oplossing van vaak voorkomende bouwknopen bij de component en de oplossing in kwestie. Hierbij moet duidelijk worden gesteld dat het slechts voorbeelden en illustraties zijn, en dat men in elk specifiek geval moet trachten een zo goed mogelijke oplossing te creëren. De principes die geschetst worden moeten met andere woorden telkens worden vertaald naar de praktijk. Bijkomende informatie hieromtrent kan worden gevonden in onder andere het project STAR en RenoFase WP4 (nog uit te werken). De focus in de fiches ligt op de energetische prestatie. Uiteraard dient de ontwerper er zich van bewust te zijn dat de maatregelen ook kaderen in een breder geheel, waarbij ook andere aspecten belangrijk zijn, zoals akoestiek, brandveiligheid, inbraakveiligheid, visueel comfort, duurzaamheid en het milieu. Daarnaast dient binnen elk project ook de afweging gemaakt te worden welke oplossing kostprijstechnisch haalbaar en wenselijk is. Volgende elementen worden behandeld in de fiches: - Gevelrenovatie: buitenisolatie, navulling van spouwmuren & binnenisolatie - Het hellend dak en de zoldervloer - Het platte dak - Vensters en deuren - Vloeren - Installaties: verwarming & warm water 7

8 2 Gevelrenovatie: afweging buiten/spouw/binnen Figuur 1 toont een algemene beslissingsboom die aannemers en architecten kan helpen bij de keuze voor een bepaalde renovatietechniek voor het renoveren van de gevel. Op basis van de methodologie wordt een afweging tussen buitenisolatie, spouwisolatie, en binnenisolatie gepresenteerd, rekening houdend met het behoud van het buitenaanzicht van het gebouw, eventuele beperkingen met betrekking tot de rooilijn, de aanwezigheid van een spouwmuur en het behoud van de binnenafwerking. De methodologie is toepasbaar op een meerderheid van de bestaande gebouwen, hoewel niet alle individuele oplossingen worden afgedekt. De figuur toont een afweging tussen de verschillende technieken op basis van technische en bouwfysische aspecten. In de praktijk spelen ook andere aspecten, zoals de kostprijs en betaalbaarheid van een bepaalde oplossing een rol. Deze aspecten worden in de gepresenteerde methodologie buiten beschouwing gelaten. 8

9 Figuur 1: Beslissingsboom Gevelrenovatie Hoewel Figuur 1 enkel individuele oplossingen presenteert, is een combinatie van isolatiemaatregelen eveneens mogelijk, bijvoorbeeld een combinatie van buitenisolatie en spouwvulling, buitenisolatie en binnenisolatie, en binnenisolatie met spouwvulling. In het geval van een combinatie is het belangrijk dat de gevel aan de specifieke voorwaarden voor elke techniek voldoet. 9

10 3 Gevel renoveren met buitenisolatie Op basis van het stappen plan weergegeven in onderstaande figuur (Figuur 2) is het mogelijk de toepassing en het ontwerp van een buitenisolatie structureel aan te pakken. Allereerst is het belangrijk een goede analyse van de bestaande situatie uit te voeren. Wanneer de gevel aan de gestelde eisen voldoet, wordt de warmteweerstand van de geïsoleerde muur bepaald. Op basis van de uitgevoerde diagnose en de beoogde warmteweerstand wordt een buitenisolatiesysteem gedimensioneerd en een geschikt isolatiemateriaal geselecteerd. Figuur 2: Dimensionering van een buitenisolatiesysteem 10

11 3.1 Diagnose van de bestaande gevel Een gedetailleerde analyse van de bestaande toestand van de buitenmuur vindt plaats op basis van [Rapport RenoFase WP1] voor de analyse van bestaande problemen en pathologieën. Specifiek voor de toepasbaarheid van buitenisolatiesystemen wordt een analyse uitgevoerd op basis van WTCB Infofiche 47 [Dirkx, et al. 2007]. Met betrekking tot de toepasbaarheid van buitenisolatie dient worden rekening gehouden met de volgende aspecten: Wachttijd na het beëindigen van herstelwerkzaamheden: Eventuele herstelwerkzaamheden aan de ondergrond dienen minimaal 3 maanden geleden te zijn beëindigd. De ondergrond (aan de buitenzijde): deze dient stabiel, vlak, zuiver en samenhangend te zijn. o Een beperkte aanwezigheid van stof o Geen degradatie, oneffenheden of afbrokkeling van bestaande bekleding (onder beperkte mechanische belasting) o Voldoende hechting o Geen (loszittende) verfresten De bestaande gevel vertoont geen zichtbare schade (bijv. sporen van vocht) of aanwezigheid van vochtbronnen. Eventuele vochtproblemen dienen eerst te worden opgelost alvorens de isolatie wordt geplaatst: o Afwezigheid van vochtige zones, kringen, zichtbare verkleuringen aan het oppervlak. o Mos, algen, en schimmel: geen groene of donkere afzetting Vocht gerelateerde binnenwerken (bijv. in verband met herstellingen aan vloeren en muurbepleisteringen) zijn uitgevoerd en beëindigd. De raamkaders zijn geplaatst, het schrijnwerk is behandeld of beschermd, en eventuele doorboringen in de gevel zijn uitgevoerd. Tevens dienen additionele (gevel)elementen zoals roosters, regenwaterafvoeren, kabelleidingen, dakranden- en raamdorpels geplaatst en beschermd te zijn. Voor een gedetailleerde analyse van de bestaande gevel wordt verwezen naar Technische Voorlichting Bepleistering op Buitenisolatie (draft) [Dirkx et al. 2010] en de STS Buitenisolatiesystemen [STS 71-2 Buitenisolatiesystemen (draft)] Aandachtspunten Wanneer de toestand van de bestaande gevel voldoet aan bovenstaande voorwaarden, wordt een geschikt buitenisolatiesysteem geselecteerd. Hierbij dient men rekening te houden met de volgende aandachtspunten: De vochtbelasting op de gevel tijdens het uitvoeren van de werken is beperkt. Tijdens eventuele herstelwerkzaamheden wordt de infiltratie van regenwater in de muren voorkomen, doordat onder meer de afvoerleidingen voor regenwater zo snel mogelijk worden aangelegd. Speciale aandacht dient te worden besteed aan de detaillering van de muurvoet, de aansluiting met ramen en deuren, en dakranden. De werken dienen te worden uitgevoerd conform de richtlijnen van de producent (ETA, ATG) van het toegepaste systeem. Na de werken is het belangrijk dat aandacht wordt besteed aan het onderhoud van het buitenisolatiesysteem ter voorkoming van mos- en algengroei, atmosferische vervuiling, kleurvariaties en beschadigingen. 11

12 3.2 Thermische verbetering De verbetering van de thermische weerstand van de gevel wordt bepaald op basis van de U- waarde van de gevel. Figuur 3 illustreert de typische dikte van de thermische isolatie van een buitenisolatiesysteem wanneer het systeem voldoet aan de premie-eisen (anno 2014) met een warmteweerstand van de isolatie (R iso ) van 3.5 m 2 K/W en de maximale U-waarde (U max ) conform de EPB-eisen voor nieuwbouw 0.24 W/(m 2 K). De figuur geeft de isolatiedikte weer voor verschillende isolatiematerialen: minerale wol (MW), geëxpandeerd polystyreen (EPS), polyurethaan (PUR), polyfenol (PF), houtvezel (WF), geëxtrudeerd polystyreen (XPS), en cellenglas (CEL) Andere systemen (oa. capillair actieve) zijn nog onderworpen aan onderzoek en kunnen deze lijst op termijn vervolledigen. Een voordeel van een buitenisolatiesysteem is dat de gevel omhuld wordt door een continue laag thermische isolatie, waardoor het risico op koudebruggen gering is. Tevens heeft een buitenisolatiesysteem geen of een beperkte invloed op de thermische massa van het gebouw. Figuur 3: Typische dikte van de isolatie van een buitenisolatiesysteem voor een minimale warmteweerstand van 3.5 m 2 K/W en maximale U-waarde van 0.24 W/m 2 K voor verschillende isolatiematerialen. 3.3 Systeemkeuze In de huidige bouwpraktijk onderscheidt men twee type systemen (Tabel 1), waarbij het onderscheid wordt gemaakt op basis van de al dan niet aanwezigheid van een luchtspouw achter de gevelbekleding. Deze luchtspouw zorgt voor een drukvereffening en vochtafvoer [STS 71-2 Buitenisolatie-systemen (draft)]. Systemen met een luchtspouw 1. Voorhanggevels bestaande uit: - Een ter plaatse aangebrachte bekleding met als meest voorkomende bekledingstypes: planchetten, platen, pannen of leien. - Een luchtspouw aan de achterzijde van de bekleding - Eventueel een regenscherm - Een thermische isolatielaag - Alle bevestigingen zijn mechanisch en/of verlijmd, en omvatten eventueel een stijlen regelwerk. [WTCB TV 243 Gevelbekledingen uit hout en plaatmaterialen op basis van hout] 2. Systemen met een buitenspouwblad in metselwerk: Een systeem voor de buitenisolatie van gevels onderaan gedragen (bijvoorbeeld op een fundering) en aan de bevestigingswand bevestigd met spouwankers, met de volgende opbouw: - Een ter plaatse uitgevoerd buitenspouwblad in steenachtig metselwerk als bekleding - Een (eventuele) luchtspouw aan de achterzijde van de bekleding 12

13 - Fabrieksmatig of in-situ geplaatste isolatie - Mechanische bevestigingen Systemen zonder luchtspouw 3. Systemen met bekleding gekleefd op de isolatie met de volgende opbouw: - Een pleisterlaag en/of gelijmde bekleding (bijvoorbeeld strips of tegels) in-situ op de isolatie aangebracht - Fabrieksmatig vervaardigde isolatie verlijmd en/of mechanisch bevestigd op de draagstructuur (External Thermal Insulation Composite Systems, ETICS) [Technische Voorlichting Bepleistering op Buitenisolatie (draft)] 4. Vetures bestaande uit: - Een bekleding fabrieksmatig aangebracht op de isolatie (al dan niet mechanisch) met als meest voorkomende bekledingstypes platen of strips. - De elementen met isolatie en bekleding worden mechanisch bevestigd op de draagstructuur [Grégoire et al. 2011] Tabel 1: Overzicht van buitenisolatiesystemen in de actuele bouwpraktijk Met luchtspouw Zonder luchtspouw Voorhanggevels Buitenspouwblad in metselwerk External Thermal Insulation Composite Systems (ETICS) Vetures 1. Regenscherm 2. Isolatie 3. Houten keper 4. Mechanische bevestiging 5. Lat 6. Beschermingsrooster 7. Gevelbekledingselement 1. Bestaande buitenmuur 2. Isolatie 3. Luchtspouw 4. Buitenspouwblad 5. Mechanische bevestiging 1. Bestaande buitenmuur 2. Hecht/kleefmortel 3. Thermische isolatie 4. Mechanische bevestiging 5. Grond/wapeningspleister 6. Wapeningsnet 7. Afwerkpleister 1. Bestaande gevel 2. Thermische isolatie inclusief (prefab) buitenafwerking Wanneer de bestaande gevel bestaat uit een spouwmuur is het mogelijk om het buitenspouwblad te slopen en dit te vervangen door een buitenisolatiesysteem. In dit geval is het mogelijk om een betere thermische prestatie te realiseren dan de thermische prestatie overeenkomend met een typische spouwbreedte van 5cm. Het binnenspouwblad dient in dit geval aan de in paragraaf 3.1 gestelde eisen te voldoen. Tevens is het mogelijk om bovenstaande buitenisolatiesystemen Te combineren met spouwisolatie, een na-isolatie van de spouw of een binnenisolatie. 13

14 3.4 Uitvoeringstechniek De uitvoering van een buitenisolatie kan worden onderverdeeld in de volgende fasen: 1. Voorbereidende werken Voorafgaande controles en onderzoeken van de ondergrond (Diagnose) Bouwplaatsinstallatie bestaande uit een droge en vorstvrije opslag van de materialen en apparatuur, installatie van de steigers, en voorzieningen voor het verwijderen en sorteren van het afval. Voorbereiding ondergrond egaliseren van de ondergrond 2. Uitvoering van de isolatie Plaatsing van het sokkelprofiel Plaatsing van de isolatiepanelen 3. Uitvoering van de buitenafwerking Plaatsen van de profielen en weefselstroken: het op maat snijden van toebehoren, het voorbereiden van eventuele kleefproducten en mechanische bevestigingen. Het bevestigen of plaatsen van de buitenafwerking. Ten aanzien van de uitvoering van buitenisolatiesystemen is behalve het vermijden van koudebruggen, hetgeen wordt gerealiseerd door een correcte detaillering, belangrijk om rekening te houden met de volgende aspecten: Bescherming van de bestaande werken: Met name bij het aanbrengen van het pleister dient men erop te letten dat houten, kunststof of aluminium ramen en deuren voldoende beschermd worden. Deze bescherming wordt verwijderd na het beëindigen van de pleisterwerken. Weersomstandigheden tijdens de uitvoering: Blootstelling van het buitenisolatiesysteem aan extreme omstandigheden, zoals hoge/lage omgevingstemperaturen, blootstelling aan volle zon, (droge) wind, slagregen, vochtige of bevroren ondergrond dient te worden voorkomen. (Hygro)thermische spanningen ten gevolge van bewegingen van de verschillende materialen: Dergelijke spanningen kunnen worden gereduceerd door het op de juiste plaats voorzien van uitzettings- en dilatatievoegen, profielen, en wapeningsnetten. 3.5 Detaillering Ten aanzien van de detaillering bij de toepassing van een buitenisolatiesysteem is het belangrijk rekening te houden met de volgende aandachtspunten: - De fundering en muurvoet - De positionering van het schrijnwerk ten opzichte van het buitenisolatiesysteem - Muurkappen en raamdorpels (met zijdelingse opkanten) welke ervoor moeten zorgen dat het regenwater uit het gevelvlak wordt afgevoerd - Dakoversteken met een voldoende overstek - Voldoende luchtdichte gebouwschil ter voorkoming van in/exfiltratie van lucht Aansluiting van de muurvoet Onderstaande Figuur 4 toont de aansluiting van een ETICS systeem met de muurvoet, bestaande uit de isolatie van de ETICS, het pleister, het dragende metselwerk, een plint uit natuursteen, de sokkelisolatie, zwelband en sokkelprofiel, en bevestiging van het sokkelprofiel (ofwel steunprofiel). De aansluiting met de muurvoet wordt gerealiseerd door de plaatsing van een geïsoleerde plint (bijv. natuursteen of beton) tot 30cm boven het maaiveld, waarbij ter vermijding van koudebruggen ofwel een thermische snede wordt gecreëerd door toepassing van een isolerende bouwblok, ofwel de sokkelisolatie zodanig ver in de grond doorloopt opdat het traject van de warmteverliesstroom tussen binnen- en buitenomgeving minstens 1 meter is. 14

15 Dikwijls is de noodzaak voor het toepassen van een dergelijke oplossing tot het reduceren van de warmteverliezen ten gevolge van deze koudebrug afhankelijk van het type project. Wanneer een gevel wordt geïsoleerd tot een zeer lage U-waarde is het onvermijdelijk om dergelijke koudebruggen te minimaliseren. Indien een gevel slechts met enkele centimeters thermische isolatie wordt geïsoleerd wordt aanbevolen om koudebruggen zoveel mogelijk te reduceren. Figuur 4: Aansluiting van een buitenisolatiesysteem met de muurvoet [Technische Voorlichting Bepleistering op Buitenisolatie (draft)] Positie van de het buitenschrijnwerk Idealiter worden de ramen in een neg geplaatst ofwel gelijkliggend met het buitenvlak van de dragende muur ofwel excentrisch bij de uitlijning van de buitenste isolatielaag (Figuur 5). Bij de vervanging of verplaatsing van een venster is het belangrijk een voldoende dik raamkozijn te voorzien om de correcte uitvoering van een isolatiesysteem met de buitenafwerking toe te laten of om een plaatsing in een geïsoleerde neg mogelijk te maken. Tevens moeten raamdorpels (met zijdelingse opkanten) toelaten om het regenwater uit het gevelvlak af te voeren. De afwerking dient in hetzelfde vlak te liggen als de uiteinden van de opkanten. Figuur 5: Excentrische plaatsing van het venster bij de uitlijning van de buitenste isolatielaag (rechts) met zijdelingse opkanten (links) Voor bijkomende informatie omtrent de detaillering en specifieke plaatsing van het raamkader ten opzichte van de isolatie wordt verwezen naar Technische Voorlichting Bepleistering op Buitenisolatie (draft) en Technische Voorlichting

16 3.5.3 Aansluiting met dakranden Figuur 6 en Figuur 7 tonen de aansluiting van een buitenisolatiesysteem met respectievelijk een plat dak en een hellend dak. In beide gevallen is het belangrijk dat de dakisolatie aansluit op de gevelisolatie opdat koudebruggen worden vermeden. 1. Muurkap 2. Regenscherm 3. Dakafdichting 4. Dakisolatie 5. Bestaande constructie 6. Buitenisolatie Figuur 6: Aansluiting van een buitenisolatiesysteem met een platdak 1. Isolatie 2. Pleister 3. Metselwerk 4. Muurplaat 5. Betonnen ringbalk 6. Niveau van het dragend metselwerk van de puntgevel 7. Houtstructuur 8. Dakisolatie 9. Pannen, lat, tengelatten, onderdak 10. Kitvoeg + voegbodem 11. Beplanking 12. Vulling met aangepaste isolatie 13. Onderdak Figuur 7: Aansluiting van een buitenisolatiesysteem met een hellend dak 3.6 Referenties 1. Steskens P, Vrijders J, Vanhellemont Y, Van Den Bossche J, De Meersman G, Van Den Bossche N, Roels S, Vereecken E. Diagnose van de bestaande toestand. Rapport RenoFase WP1 (draft). 2. Dirkx I, Eeckhout S, Grégoire Y Checklist: uitvoering van buitengevelisolatiesystemen. WTCB Infofiche Technische Voorlichting Bepleistering op Buitenisolatie ETICS (draft), WTCB. 4. Federale Overheidsdienst Economie, Middenstand en Economie Buitengevelisolatiesystemen met een pleisterafwerking: plaatsingstechniek en uitvoeringsdetails. BUtgB Informatieblad 2003/2. 5. STS 72-1 Buitenisolatiesystemen (draft). FOD Economie. 6. Technische Voorlichting Gevelbekleidingen uit hout en plaatmaterialen op basis van hout. WTCB. 16

17 7. Technische Voorlichting Buitenbepleisteringen. WTCB. 8. Dirkx I, Grégoire Y, Nieuwe aandachtspunten voor ETICS. WTCB Contact 2014/4, pp Boes C, Grégoire Y De ETICS in de schijnwerpers. WTCB Contact 2009/2 10. Dirkx I, Eeckhout S, Grégoire Y Onderhoud van ETICS. WTCB Contact 2009/3 11. Grégoire Y, Godderis E ETICS: Het pleister. WTCB Contact 2009/ Grégoire Y Toleranties voor ETCS. WTCB Contact 2012/ Grégoire Y, Godderis E ETICS: De isolatie en haar plaatsing. WTCB Contact 2011/ Grégoire Y Harde op isolatie verlijmde gevelbekleding. WTCB Contact 2011/4. 17

18 4 Navulling van bestaande spouwmuren Onderstaande Figuur 8 toont het stappenplan voor de navulling van spouwmuren. Allereerst is het belangrijk een goede diagnose van de bestaande spouwmuur uit te voeren. Wanneer de gevel aan de gestelde eisen voldoet, is het belangrijk een gecertificeerde installateur te kiezen die werkt overeenkomstig de vastgelegde procedure voor de na-isolatie van spouwmuren in STS Op basis van de uitgevoerde diagnose en in overleg met de gecertificeerde installateur wordt een geschikt isolatiemateriaal/-systeem geselecteerd dat bij voorkeur beschikt over een Technische Goedkeuring of ATG en worden de werken uitgevoerd conform Technische Voorlichting 246 [Janssens et al. 2012] en STS 71-1 [STS ]. Analyse van de Toepasbaarheid van naisolatie van spouwuren Diagnose van de bestaande gevel op basis van WTCB Technische Voorlichting 246 nee Voldoet de gevel aan de in TV 246 gestelde eisen? ja Keuze voor een erkende aannemer Navulling van de spouwmuur is niet toepasbaar Navulling van de spouwmuur met een isolatiesysteem voorzien van een ATG 4.1 Diagnose van de bestaande gevel Figuur 8: Navulling van bestaande spouwmuren Een analyse van de bestaande toestand van de bestaande spouwmuur wordt uitgevoerd op basis van de RenoFase Diagnose-tool en de criteria gepubliceerd in STS 71-1 en toegelicht in Technische Voorlichting 246. Op basis van de uitgevoerde analyse wordt geconcludeerd dat de toestand van de gevel aan de volgende voorwaarden voldoet, en navulling van de spouwmuur toepasbaar is als: De bestaande gevel in goede staat verkeert, met een goede staat van het metselwerk (stenen en voegen). De buitenafwerking van de gevel een relatief grote dampdoorlatendheid heeft, geen belangrijke scheurvorming, geen tekenen van regendoorslag, vorstschade of andere vormen van degradatie vertoont. 18

19 De gemiddelde breedte van de luchtspouw minimaal 50 mm bedraagt, waarbij de breedte van de luchtspouw gemeten wordt volgens de richtlijnen (TV 246). Zowel een voldoende aantal spouwankers (in goede staat) als de vereiste spouwdrainage, en eventueel ventilatie (open stootvoegen) aanwezig zijn. In het geval van een bepleisterde gevel, de bepleistering in goede staat verkeert, zonder belangrijke scheurvorming, regendoorslag of andere vormen van schade. De belasting van de gevel door wind, slagregen, of thermische spanningen relatief laag is, waarbij deze belasting wordt beoordeeld aan de hand van de in Technische Voorlichting 246 gestelde richtlijnen voor de maximale gevelhoogte en terreinruwheidscategorie. Het binnenklimaat relatief droog is en het gebouw is uitgerust met een goedwerkende, efficiënte ventilatie en verwarmingssysteem. Voor gebouwen met binnenklimaatklasse 4 (overdekte zwembaden, textielfabrieken, etc. [Vandooren 2004]) is na-isolatie van spouwmuren af te raden tenzij aangepaste maatregelen worden genomen voor de beheersing van de relatieve vochtigheid. Tevens is in deze gevallen een aanvullende hygrothermische studie vereist. 4.2 Aandachtspunten Wanneer de toestand van de bestaande gevel voldoet aan bovenstaande voorwaarden wordt een geschikt isolatiemateriaal/-product geselecteerd. Hierbij dient men rekening te houden met de volgende aandachtspunten: De buitenafwerking van de gevel is dampdoorlatend. Wanneer men verkiest om een verf of pleister op de bestaande gevel aan te brengen is het belangrijk dat deze damp-open is. Op deze manier kan de gevel maximaal drogen. De vocht- en vorstbelasting van de gevel is beperkt. Het gebouw beschikt over een gezond binnenklimaat, goed-functionerende ventilatie, verwarming en klimaatregeling (of dit wordt voorzien tijdens de renovatie). Inwendige condensatie wordt voorkomen door een goede luchtdichtheid en tevens is aandacht besteed aan de aansluiting tussen de isolatie en de bestaande gevel ter voorkoming van luchtspouwen en kieren. Bouwknopen zijn goed ontworpen en zodanig gedetailleerd ter voorkoming van koudebruggen. 4.3 Bepaling van de thermische verbetering De verbetering van de thermische weerstand van de gevel wordt bepaald aan de hand van de richtlijnen en methodiek gepubliceerd in TV 246. Hierbij dient echter worden vermeld dat de gerealiseerde thermische verbetering afhankelijk van de beschikbare dikte van de spouw. Error! Reference source not found. toont de dikte van de spouwisolatie die typisch nodig is voor het voldoen aan de maximale U-waarde (U max ) conform de EPB-eisen voor nieuwbouw 0.24 W/(m 2 K). De figuur geeft de isolatiedikte weer voor verschillende isolatiematerialen: minerale wol (MW), geëxpandeerd polystyreen (EPS), polyurethaan (PUR), polyfenol (PF), houtvezel (WF), geëxtrudeerd polystyreen (XPS), en cellenglas (CEL). In de praktijk zal een dergelijke spouwbreedte niet beschikbaar zijn waardoor doorgaans een resulterende U-waarde tussen 0.4 W/m 2 K en 1.1 W/m 2 K in de lopende delen wordt bereikt. 4.4 Systeemkeuze Overeenkomstig STS 71-1 komen kunststofschuimen, vezels en granulaten in aanmerking voor gebruik bij na-isolatie. Deze isolatiematerialen/-producten kunnen worden toegepast wanneer deze beantwoorden aan de voorschriften gesteld in STS

20 4.5 Uitvoeringstechniek Ten aanzien van de uitvoeringstechniek van een spouwvulling is het belangrijk rekening te houden met het volgende: Buitenafwerking: het is mogelijk om de oorspronkelijke spouwmuur van een buitenafwerking, zoals een pleister, verf of waterwerende impregnatie (hydrofobering) te voorzien. De buitenafwerking beschermt de gevel tegen slagregen en mag tevens de droging van de gevel niet belemmeren. Een buitenafwerking moet beschikken over dampdoorlatende eigenschappen, waarbij de dampdiffusieweerstand (μd [m]) van de buitenafwerking kleiner is dan 0.05 m. Een behandeling met een waterwerend middel mag niet worden beschouwd als een universele oplossing om vochtproblemen op te lossen. Voordat men een waterwerende impregnatie uitvoert, is het aan te bevelen een bouwfysische studie uit te voeren naar mogelijke effecten. Afhankelijk van de toestand van de oorspronkelijke gevel kan een waterwerende behandeling de prestatie van de gevel verslechteren en kunnen zich (vocht)problemen manifesteren. De binnenafwerking dient in goede staat te verkeren, zodat het risico op een verminderde luchtdichtheid en inwendige condensatie wordt vermeden. 4.6 Detaillering Het navullen van spouwmuren beperkt zich niet tot de prestaties en de functionaliteit in het volle vlak. Het voorkomen en vermijden van eventuele problemen met de aansluitingen tussen de spouwmuur en ander gebouwdelen is essentieel. In bestaande gebouwen zonder vochtproblemen, vormt de aanwezigheid van koudebruggen normaalgesproken geen belemmering voor het na-isoleren van de spouwmuur. De oppervlaktetemperaturen aan het binnenoppervlak en ter plaatse van de bouwknopen liggen immers hoger dan bij de ongeïsoleerde spouwmuur. 4.7 Referenties 1. Steskens P, Vrijders J, Vanhellemont Y, Van Den Bossche J, De Meersman G, Van Den Bossche N, Roels S, Vereecken E. Diagnose van de bestaande toestand. Rapport RenoFase WP1 (draft). 2. Janssens A, Wagneur M, Wijnants J, Winnepenninckx E Technische Voorlichting 246. Naisolatie van spouwmuren door het vullen van de luchtspouw. WTCB 3. STS Na-isolatie van spouwmuren door insitu vullen van de luchtspouw met nominale breedte van minstens 50mm. FOD Economie. 4. Vandooren O Binnenklimaatklassen. WTCB Infofiche nr

21 5 Gevel renoveren met binnenisolatie Onderstaande Figuur 9 toont het stappenplan voor de toepassing en ontwerp van een binnenisolatie. Allereerst is het belangrijk een goede diagnose van de bestaande situatie uit te voeren. Wanneer de muur of wand aan de gestelde eisen voldoet wordt de warmteweerstand ervan bepaald. Op basis van de uitgevoerde diagnose en de beoogde warmteweerstand wordt een binnenisolatiesysteem gedimensioneerd, een geschikt isolatiemateriaal geselecteerd en een eventueel dampscherm toegepast. Analyse van de Toepasbaarheid van Binnenisolatie Diagnose van de bestaande gevel op basis van WTCB Contact 36/4 nee Voldoet de gevel aan de in WTCB Contact 36/4 gestelde eisen? ja Systeemkeuze Geselecteerde binnenisolatiesysteem is dampdicht? nee ja Bepaal vereiste µd-waarde op basis van WTCB Contact 38/2 nee Isolatiemateriaal is voldoende dampdicht? ja Binnenisolatie is niet toepasbaar Additioneel dampscherm vereist Geen extra dampscherm vereist Hygrothermische studie Figuur 9: Dimensionering van een binnenisolatiesysteem 21

22 5.1 Diagnose van de bestaande gevel Een analyse van de bestaande toestand van de muur of wand vindt plaats op basis van de RenoFase Diagnose-tool en de criteria gepubliceerd in WTCB Contact 36/4. Op basis van de uitgevoerde analyse wordt geconcludeerd dat de toestand van de muur of wand aan de volgende voorwaarden voldoet, en binnenisolatie toepasbaar is als: de bestaande muur of wand vertoont aan de binnen- en buitenzijde geen zichtbare schade (bijv. geen sporen van vocht in de binnenafwerking, geen afschilfering van de gevelbakstenen of gevelafwerking ). de muur bestaat uit vol metselwerk (dikte 39cm of meer), uit metselwerk van 29 cm dikte met een beperkte blootstelling aan de regen en/of een doeltreffende bescherming tegen regen, uit een massieve muur uit beton, een (on)geïsoleerde spouwmuur of een binnenmuur beton een eventueel aanwezige vloer betreft een betonvloer of houten draagstructuur die niet is ingewerkt in de te isoleren gevel. vorstgevoelige (water)leidingen zijn niet aanwezig in de gevel. De afwezigheid van technische installaties die een doorboring van de isolatielaag vergen, vereenvoudigt de plaatsing. er geen buitenafwerking aanwezig is of er sprake is van een goed-functionerende waterdampdoorlaatbare buitenafwerking in goede staat. de bestaande gevel bestaat uit materialen met gekende prestaties en een toereikende vorstweerstand. (Bijv. zowel gevelsteen, stel- en voegmortel vorstbestendig zijn conform respectievelijk de normen NBN 771 en NBN B27-009/A2). De binnenafwerking een vlakke en ongestructureerde ondergrond betreft, tenzij voor een geschikt systeem wordt gekozen. Het binnenklimaat relatief droog is (conform Binnenklimaatklasse 2 [Vandooren 2004]) en het gebouw is uitgerust met een goedwerkende, efficiënte ventilatie, klimaatregeling en verwarmingssysteem. 5.2 Aandachtspunten Wanneer de toestand van de bestaande gevel voldoet aan bovenstaande voorwaarden wordt een geschikt binnenisolatiesysteem geselecteerd. Hierbij dient men rekening te houden met de volgende aandachtspunten: De buitenafwerking van de gevel is voldoende waterdampdoorlatend. Wanneer men verkiest om een verf of pleister op de bestaande gevel aan te brengen is het belangrijk dat deze dampopen is. Op deze manier kan de gevel maximaal drogen. De vocht- en bijgevolg ook de vorstbelasting van de gevel zijn beperkt. Het gebouw beschikt over een gezond binnenklimaat, goed-functionerende ventilatie, verwarming en klimaatregeling (of dit wordt voorzien tijdens de renovatie). Inwendige condensatie is beheersbaar of wordt voorkomen door een goede lucht- en dampdichtheid aan de zogenaamde warme zijde van de thermische isolatie en tevens is aandacht besteed aan de aansluiting tussen de isolatie en de bestaande gevel ter voorkoming van luchtspouwen en kieren. Bouwknopen zijn goed ontworpen en zodanig gedetailleerd ter voorkoming van koudebruggen. 5.3 Bepaling van de thermische verbetering De verbetering van de thermische weerstand van de gevel wordt bepaald aan de hand van de richtlijnen en methodiek gepubliceerd in WTCB Contact 38/2 [Loncour et al. 2013]. Figuur 10 presenteert de typische dikte van de thermische isolatie van een binnenisolatiesysteem wanneer het systeem voldoet aan de maximale U-waarde (U max ) conform de EPB-eisen voor nieuwbouw 0.24 W/(m 2 K). De figuur geeft de isolatiedikte weer voor verschillende isolatiematerialen: minerale wol (MW), geëxpandeerd polystyreen (EPS), geëxtrudeerd polystyreen (XPS), polyurethaan (PUR), 22

23 polyfenol (PF), cellenglas (CG), en cellulose (CEL). Tevens wordt onderscheid gemaakt tussen een gevel uit metselwerk met een dikte van 1½ baksteen en een ongeïsoleerde spouwmuur. Figuur 10: Typische dikte van de isolatie van een binnenisolatiesysteem voor een maximale U-waarde van 0.24 W/m 2 K voor verschillende isolatiematerialen Voor andere systemen (zoals bv. capillair-actieve systemen ontbreken op dit moment nog specifieke ontwerprichtlijnen en voldoende achtergrondkennis om deze mee op te nemen in bovenstaande figuur. Er is voorzien om tegen het einde van RenoFase de opgedane onderzoeksresultaten aan te wenden om hiervoor verdere bepalingen uit te schrijven. 5.4 Systeemkeuze In de actuele bouwpraktijk zijn een tweetal basissystemen beschikbaar: dampremmende of dampdichte binnenisolatiesystemen (gekarakteriseerd door de aanwezigheid van een dampscherm of dampremmend isolatiemateriaal) en damp-open capillair-actieve systemen zonder dampscherm. Het ontwerp van dampremmende systemen vindt plaats op basis van de actuele richtlijnen [Steskens et al. 2012], terwijl met betrekking tot capillair-actieve systemen een uitgebreidere bouwfysische studie noodzakelijk is. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de verschillende binnenisolatiesystemen en hun belangrijkste voordelen en aandachtspunten. Tabel 2: Binnenisolatiesystemen Dampremmende/Dampdicht systeem Verkleefd of verlijmd Traditionele voorzetwand Stijl- en regelwerk Vrijstaande voorzetwand Geïntegreerd prefabsysteem Damp-open/ capillair-actief systeem Het isolatiemateriaal (3) wordt met behulp van een De isolatie (3) wordt bevestigd m.b.v. een extra draagconstructie (2) De isolatie (3) wordt vrijstaand bevestigd m.b.v. een extra Een geprefabriceerde plaat, omvattende het isolatiemateriaal (3), geïntegreerd Het isolatiemateriaal (3) wordt met behulp van een kleefmiddel/mortel 23

24 kleefmiddel/mortel (2) op de bestaande muur (1) bevestigd, waarbij eventueel een dampscherm (4) en een binnenafwerking (5) is voorzien tegen de bestaande gevel (1), stijl- /regelwerk, waarbij eventueel een dampscherm (4) en binnenafwerking (5) is voorzien draagconstructie (2) voor de bestaande gevel (1), stijl- /regelwerk, waarbij eventueel een dampscherm (4) en binnenafwerking (5) is voorzien dampscherm (2), en binnenafwerking (1), wordt tegen de bestaande gevel bevestigd, ofwel gekleefd (4) danwel mechanisch bevestigd. (2) volvlakkig op de bestaande muur (1) bevestigd, waarbij een binnenafwerking (4) is voorzien Eisen gesteld aan de binnenafwerking van de bestaande muur of wand -Ondergrond voldoende draagkrachtig -Ondergrond voldoende draagkrachtig 1 -Ondergrond voldoende draagkrachtig -Geen zuigende ondergrond -Geen zuigende ondergrond 1 -Geen zuigende ondergrond 1 -Vlakheid (<8mm/2m) -Vlakheid -Vlakheid (<8 mm/2 m) -Vlakheid (<8mm/2m) -Geen verontreinigingen, behang, loszittende delen -Geen verontreinigingen, behang, loszittende delen -Geen verontreinigingen, behang, loszittende delen -Vochtbestendig -Vochtbestendig -Vochtbestendig -Vochtbestendig Voordelen -Minder kans op luchtrotatie indien correct toegepast -Lager risico op koudebruggen (continue isolatie) -Technische voorzieningen kunnen in de isolatie ingewerkt worden -Technische voorzieningen kunnen in de isolatie ingewerkt worden -Lager risico op koudebruggen (continue isolatie) - Snellere plaatsing -Minder kans op luchtrotatie indien correct toegepast -Lager risico op koudebruggen (continue isolatie) - Geen risico op perforatie van het dampscherm - brandveiligheid Aandachtspunten -Technische voorzieningen -Functionaliteit binnenafwerking: ophangen schilderijen, enzovoort. -Risico op koudebruggen 1 tenzij de correcte voorbehandeling is uitgevoerd. -Aansluiting isolatie en muur -Aansluiting met vensters enzovoort -Continuïteit van het dampscherm: afdichten voegen -Technische voorzieningen -Functionaliteit binnenafwerking: ophangen schilderijen, enzovoort. - Hygrothermische studie vereist 5.5 Isolatiemateriaal en dampscherm Als isolatiemateriaal kunnen harde platen, soepele matten, en vlokken of granulaten worden toegepast. Als het binnenisolatiesysteem bestaat uit een dampdoorlatend isolatiemateriaal dat niet capillair-actief is, is een dampremmende binnenafwerking of een afzonderlijk dampscherm vereist om de constructie te beschermen tegen indringende waterdamp en inwendige condensatie. Om inwendige condensatie op de overgang tussen het metselwerk en de isolatie te voorkomen moet het binnenisolatiesysteem over een minimale dampdiffusieweerstand (μd) aan de binnenkant beschikken. Deze vereiste minimale dampdiffusieweerstand kan bereikt worden door een 24

25 dampremmend isolatiemateriaal, zoals XPS of PU-schuim, of door een additioneel dampscherm te plaatsen, bij een dampopen isolatiemateriaal. Voor de bepaling van de minimale dampdiffusieweerstand van het systeem en richtlijnen voor het al dan niet toepassen van een additioneel dampscherm wordt verwezen naar WTCB Contact 38/2 [Loncour et al. 2013]. Bij gebruik van een capillair-actief binnenisolatiesysteem is het niet nodig om een dampscherm toe te passen. Het optreden van inwendige condensatie wordt door deze systemen beheerst, omdat deze in staat zijn vocht te bufferen. Deze buffercapaciteit is echter niet ongelimiteerd, waardoor bij bijvoorbeeld een grote vochtproductie in het gebouw of verminderde ventilatie alsnog schade kan voortvloeien uit de vorming van inwendige condensatie. Derhalve dient de prestatie van een capillairactief systeem onder de specifieke condities te worden geëvalueerd door middel van een aanvullende bouwfysische studie. 5.6 Uitvoeringstechniek Ten aanzien van de uitvoeringstechniek van een binnenisolatiesysteem is het belangrijk rekening te houden met het volgende: Buitenafwerking: het is mogelijk om de oorspronkelijke buitenmuur of wand van een buitenafwerking, zoals een pleister, verf of waterwerende impregnatie (hydrofobering) te voorzien. Deze buitenafwerking moet zorgen voor de bescherming van de gevel tegen slagregen en mag de droging van de gevel niet belemmeren. Een buitenafwerking moet beschikken over dampdoorlatende eigenschappen, waarbij de dampdiffusieweerstand (μd [m]) van de buitenafwerking kleiner is dan 0.05m. De gevel kan worden behandeld met een waterwerend middel (zoals een vochtwerend of waterafstotend middel of hydrofobeermiddel) om deze waterwerend te maken zonder het uitzicht te veranderen. Echter, waterwerende oppervlaktebehandeling mag niet worden beschouwd als een universele oplossing om vochtproblemen volledig te elimineren. Voordat men een waterwerende impregnatie uitvoert, is het aan te bevelen een bouwfysische studie uit te voeren naar mogelijke effecten. Afhankelijk van de toestand van de oorspronkelijke gevel kan een waterwerende behandeling de prestatie van de gevel verslechteren en kunnen zich (vocht)problemen manifesteren. Men dient te allen tijde een luchtlaag (luchtspouw, kier) tussen de isolatie en de bestaande muur of wand te vermijden. De isolatie sluit immers het beste zo goed mogelijk aan op de bestaande gevel. Perforatie van de binnenafwerking en het dampscherm dient te worden voorkomen, zodat het risico op een verminderde lucht- en dampdichtheid en inwendige condensatie wordt vermeden. 5.7 Detaillering De toepassing van binnenisolatie beperkt zich niet tot de prestaties en de functionaliteit in het volle vlak. Het voorkomen en vermijden van eventuele problemen met de aansluitingen tussen de binnenisolatie en ander gebouwdelen is essentieel. Een goed ontwerp en kwalitatieve uitvoering van de details is belangrijk voor een goed-functionerend binnenisolatiesysteem, omdat op die plaatsen eventuele problemen zich het eerst voordoen. Specifieke aandacht dient te worden besteed aan de detaillering van de aansluiting met: Binnen- en buitenhoeken Binnenmuren Vloeren en balken Vensters en deuren De volgende paragrafen zullen de voornaamste principes en aandachtspunten per detail behandelen. De paragrafen zijn gebaseerd op de principes die eerder werden gepubliceerd in [Steskens et al. 2012] en worden in RenoFase Werkpakket 4 nader uitgewerkt en ontwikkeld tot specifieke bouwkundige details. 25

26 5.7.1 Binnen- en buitenhoeken Bij binnenhoeken is het belangrijk de isolatie en de binnenafwerking van beide wanden de hoek te laten volgen, waarbij de isolatie gecontinueerd wordt. Door een continue isolatie zonder onderbreking wordt de oppervlaktetemperatuur in de hoek verhoogd (Figuur 11). Bij een binnenisolatiesysteem met een stijl- en regelwerk met metalen of houten profielen verdient het bovendien de voorkeur de draagconstructie niet in de hoek te plaatsen. Plaatsing van de draagconstructie in de hoek leidt tot een relatief lage oppervlaktetemperatuur en verhoogde energieverliezen). Figuur 11: Aansluiting van de isolatie op de plaats van een buitenhoek: de oorspronkelijke wand (links), de afgeraden opbouw met doorlopende binnenafwerking (midden), en de aanbevolen opbouw zonder doorlopende binnenafwerking (rechts). 26

27 Figuur 12: Plaatsing van de metalen draagconstructie op meer dan 200 mm van de buitenhoek ter voorkoming van versterking van de koudebrug. De afgeraden opbouw met metalen draagconstructie in de hoek (links), en de aanbevolen opbouw (rechts) Binnenmuren Een ander aandachtspunt is de aansluiting van een geïsoleerde muur met een binnenmuur. Om een koudebrug te voorkomen, is het aan te bevelen om een gedeelte van de inbindende wand mee te isoleren. De lengte van de inbindende isolatie is afhankelijk van de dikte van de isolatie in het gevelvlak en de resulterende U-waarde van de geïsoleerde gevel. In het algemeen is een flankerende isolatiestrook van 60 cm voldoende. De flankerende isolatie eenzijdig aan de linker- of de rechterkant van de muur aanbrengen kan leiden tot een verlaging van de oppervlaktetemperatuur respectievelijk in de hoek aan de linker- of rechterkant en is dus afgeraden. 27

28 Figuur 13: Flankerende isolatie van een inbindende binnenwand. De volgende technische oplossingen zijn beschikbaar voor het flankerend isoleren van inbindende bouwdelen: - de flankerende isolatie wordt direct op de binnenafwerking aangebracht. Er is geen esthetische afwerking; - er wordt een wigvormige isolatiestrook toegepast, die mogelijk wordt afgewerkt met een pleister; - er wordt een isolatiestrook aangebracht na het verwijderen van de binnenpleister, waarbij de dikte van de isolatiestrook gelijk is aan de dikte van de verwijderde pleister Massieve vloeren De aansluiting van een vloer met de bestaande gevel is bouwfysisch gezien vergelijkbaar met de aansluiting van een binnenmuur met de gevel. Ook in dat geval leidt de plaatsing van binnenisolatie tot een lagere oppervlaktetemperatuur in de hoek op de plaats van de aansluiting. Dat risico is vooral aanwezig bij massieve betonvloeren, ten gevolge van de relatief hoge warmtegeleidingscoëfficiënt van het beton, in tegenstelling tot houten vloeren. Vergelijkbaar met de aansluiting met binnenmuren is ook in die gevallen een flankerende isolatie(strook) met een lengte van 60 cm toepasbaar, maar er is enige voorzichtigheid geboden. Flankerende isolatie eenzijdig aan de bovenkant of de onderkant van de vloer aanbrengen kan opnieuw leiden tot een verlaging van de oppervlaktetemperatuur respectievelijk in de hoek aan de onderkant of aan de bovenkant. Dat fenomeen doet zich vooral voor bij een gedeeltelijke renovatie, bijvoorbeeld per vertrek of per appartement. In het voorbeeld van Figuur 14 is ook aan de onderkant een flankerende isolatie(strook) gewenst. Als algemene richtlijn voor de toepassing van een flankerende isolatie kan men stellen dat wanneer de toepassing van binnenisolatie tot een lokale verlaging van de oppervlaktetemperatuur ter plaatse van de aansluiting leidt in vergelijking met de bestaande (ongeïsoleerde) situatie (Figuur 14), aanbevolen wordt een flankerende isolatie toe te passen ter verhoging van deze oppervlaktetemperatuur. 28

29 Figuur 14: Flankerende isolatie aan de boven- en onderzijde van de vloer, die leidt tot een verhoging van de oppervlaktetemperatuur in de hoeken. (n.b. de isolatie dient niet over de hele vloeroppervlakte door te lopen, in de rechterfiguur) Houten vloeren en balken Bij de aansluiting van een houten vloer of houten balk met de bestaande gevel speelt het koudebrugeffect een minder grote rol in vergelijking met een betonvloer. Een flankerende isolatiestrook is in dat geval meestal niet noodzakelijk. Bij voorkeur is het aan te bevelen om isolatie te plaatsen tussen de houten balken. Om degradatie van de houtconstructie zelf te voorkomen, moet men rekening houden met de volgende punten: het is belangrijk (capillair) contact tussen het hout en het metselwerk te voorkomen door een capillaire onderbreking of een luchtspouw, tussen de balk en het metselwerk; de isolatie moet naadloos aansluiten met de houten balken en die aansluiting moet luchtdicht worden uitgevoerd. 29

30 5.7.5 Vensters en deuren De aansluiting van de binnenisolatie met vensters en deuren is essentieel voor de constructie. Door de toepassing van binnenisolatie wordt de temperatuur in het metselwerk verlaagd, waardoor lateien en dorpels koudebruggen vormen. Daarom is het belangrijk de bouwknopen mee te isoleren en zodoende de oppervlaktetemperatuur op de plaats van de aansluiting te verhogen en warmteverliezen te reduceren. Figuur 15 toont de oppervlaktetemperatuur op de plaats van de aansluiting van het kozijn met de gevel in de ongeïsoleerde situatie, de situatie met binnenisolatie zonder geïsoleerde aansluiting en de situatie met binnenisolatie, waarbij de aansluiting wel mee is geïsoleerd. Figuur 15: De isolatie van de raamaansluiting ter verhoging van de oppervlaktetemperatuur (bovenaanzicht): bestaande wand zonder binnenisolatie (links), met binnenisolatie en niet geïsoleerde aansluiting (midden), met binnenisolatie en wel mee geïsoleerde aansluiting (rechts). Als de binnenisolatie geen onderdeel is van een omvangrijkere renovatie en de bestaande vensters worden vervangen door thermisch performantere raamprofielen, speelt de geringe breedte van de raamprofielen dikwijls een beperkende rol. Door een slanker raamprofiel is in dat geval meestal geen voldoende dikke isolatie op de plaats van de latei mogelijk. Een mogelijke oplossing is dat men de bestaande pleisterlaag verwijdert op de plaats van de latei voordat de isolatie wordt geplaatst, waardoor een aantal millimeters kunnen worden gewonnen. Daarbij moet echter rekening worden gehouden met het behoud van de luchtdichtheid van de aansluiting. Een andere optie is de toepassing van een isolatiemateriaal met een lagere warmtegeleidingscoëfficiënt op de plaats van de latei. In het geval van een vensteraansluiting, is de toepassing van een retourisolatie of geïsoleerde dagkant altijd aan te bevelen omdat de binnenisolatie resulteert in een verlaging van de oppervlaktetemperatuur ter plaatse van de aansluiting tussen het venster en de gevel (Figuur 15). 30

31 5.8 Referenties 1. Tilmans A, Steskens P, Roels S, Vereecken E Isolatie langs de binnenzijde van bestaande muren diagnose. WTCB Contact 2012/4. 2. Loncour X, Tilmans A, Steskens P, Roels S, Vereecken E Isolatie langs de binnenzijde van bestaande muren systemen en dimensionering. WTCB Contact 2013/2. 3. Steskens P, Loncour X, Acke A, Wijnants J, Roels S, Vereecken E Binnenisolatie van buitenmuren. Vlaams Energie Agentschap. 4. Wissenschaftlich-Technische Arbeitsgemeinschaft für Bauwerkserhaltung und Denkmalpflege (WTA) Innendämmung nach WTA I: Planungsleitfaden. Merkblatt E Wissenschaftlich-Technische Arbeitsgemeinschaft für Bauwerkserhaltung und Denkmalpflege (WTA) Innendämmung nach WTA II: Nachweis von Innendämmsystemen mittels numerischer Berechnungsverfahren. Merkblatt E Straube JF, Ueno K, Schumacher CJ Internal Insulation of Masonry Walls: Final Measure Guideline. U.S. Department of Energy Building Technologies Program. 31

32 6 Renovatie van een hellend dak Onderstaande figuur (Figuur 16) toont de methodologische selectie van een renovatie-oplossing van een hellend dak. Allereerst is het belangrijk een goede diagnose van de bestaande structurele situatie te maken. Wanneer de dakstructuur aan de gestelde eisen voldoet, wordt bekeken of de zolder wel of niet deel uitmaakt van het beschermde volume van het gebouw en de mogelijkheid tot het isoleren van de zoldervloer overwogen. Indien de zolder niet tot het beschermde volume behoort kan men zich beperken tot het isoleren van de zoldervloer Wanneer de zolder wel onderdeel is van het beschermde volume van het gebouw, is het enkel mogelijk om thermische isolatie te plaatsen in het hellende dak. De staat van de dakbedekking en de mogelijkheid om deze te behouden wordt geanalyseerd. Vervolgens wordt de aanwezigheid van (bestaande) thermische isolatie en het onderdak beschouwd, waarna de mogelijkheid tot behoud van de bestaande binnenafwerking wordt onderzocht. nee Is de bestaande structuur in goede staat? ja nee Bevindt de zolder zich binnen het beschermd volume? ja Is de dakbedekking in goede staat? ja Is isolatie aanwezig? ja Isolatie tussen de balken? nee nee nee ja nee Is een onderdak aanwezig? ja Is een onderdak aanwezig? ja Is een onderdak aanwezig? ja nee nee ja Dient de binnenafwerking worden behouden? ja Dient de binnenafwerking worden behouden? ja Dient de binnenafwerking worden behouden? nee nee nee Vernieuwing van het volledige dak Isolatie in de zoldervloer Isolatie op de bestaande constructie Isolatie tussen de balken en Ersatzonderdak* Isolatie tussen de balken (eventueel aangevuld met isolatie onder de balken) * Bij de toepassing van een Ersatz-onderdak dient men er rekening mee te houden dat het relatief moeilijk is een correcte aansluiting tussen het onderdak en de gevel te realiseren. Deze oplossing betreft eerder een tussenoplossing Deze beslissingsboom is een handleiding voor het vereenvoudigen van de keuze tussen de verschillende isolatiesystemen. Afhankelijk van de projectsituatie en/of andere overwegingen kan het nodig zijn een ander isolatiesysteem te kiezen Figuur 16: Selectie van de renovatie-oplossing voor een hellend dak Figuur 16 toont de methodologie voor het renoveren van een hellend dak. Een eerste stap bestaat uit het analyseren van de bestaande structuur. Wanneer deze zich in goede staat bevindt, is het 32

33 mogelijk om isolatie te plaatsen in de zoldervloer (indien de zolder zich buiten het beschermd volume bevindt), in de dakconstructie, of een combinatie hiervan. (Figuur 17). De in Figuur 16 gepresenteerde beslissingsboom vormt enkel een handleiding voor het vereenvoudigen van de keuze tussen de verschillende isolatiesystemen. Afhankelijk van de projectsituatie kan het nodig zijn om een ander isolatiesysteem te kiezen. Tevens toont de figuur toont een afweging tussen de verschillende technieken op basis van technische en bouwfysische aspecten. In de praktijk spelen ook andere aspecten, zoals de kostprijs en betaalbaarheid van een bepaalde oplossing een rol. Deze aspecten worden in de gepresenteerde methodologie buiten beschouwing gelaten. De focus van de in dit hoofdstuk behandelde renovatie-opties ligt vooral op de renovatie van het dak. De renovatie van de zoldervloer wordt in dit hoofdstuk buiten beschouwing gelaten. Figuur 17: Plaatsing van thermische isolatie in de zoldervloer (links), in de dakconstructie (rechts), of een combinatie (midden). 6.1 Diagnose van het bestaande hellend dak Wanneer ervoor wordt gekozen om thermische isolatie te plaatsen in de dakconstructie, wordt allereerst een diagnose van de bestaande toestand van het hellend dak uitgevoerd op basis van WP1 Diagnose. Hierbij dient de bestaande toestand van het dak aan de volgende eisen te voldoen: De draagstructuur dient zich in een goede staat te bevinden: geen schade, gebreken, degradatie, biologische aantasting van het hout, of corrosie van metaal. Indien het bestaande onderdak, dampscherm, en/of binnenafwerking wordt/worden behouden dienen deze zich in een goede staat te bevinden. 6.2 Aandachtspunten Alvorens een dakisolatiesysteem wordt toegepast, is het belangrijk rekening te houden met de volgende aandachtspunten: Structurele stabiliteit: Hoewel de bestaande structuur zich in een goede staat bevindt, dient men rekening te houden met de additionele belasting die het dak ondervindt ten gevolge van de plaatsing van de isolatie, eventueel in combinatie met onderdak en binnenafwerking. Doorgaans is deze bijkomende belasting beperkt. Indien een nieuwe dakbedekking wordt geplaatst kan er echter wel sprake zijn van een beduidende belasting toename. Aanwezigheid van een onderdak: Indien er in de bestaande situatie geen onderdak aanwezig is dient men dit plaatsen alvorens het dak geïsoleerd wordt. Ingeval de dakbedekking vervangen wordt kan men eventueel een isolatiesysteem met geïntegreerd onderdak toepassen (bijv. zelfdragende dakpanelen) In het andere geval kan een onderdak tussen de kepers aangebracht worden (bv. Ersatz-onderdak), zij het als voorlopige en niet-ideale oplossing [WTCB Contact 2009/3]. Dampdichte lagen aan de buitenzijde: Er kunnen plaatselijke zones met een hoge dampdichtheid (ter hoogte van de dakbedekking of het onderdak) aanwezig zijn, zoals ter plaatse van een dakkapel met een plat dak, een dakdeel voorzien van dichtingsmembraan of een metalen dakbedekking, of kielgoten. In dit geval dienen de principes van warme platte daken worden nageleefd, hetgeen inhoudt dat een continue drager aanwezig is waarop een continu dampscherm wordt geplaatst. 33

34 6.3 Systeemkeuze Vooropgesteld dat de dragende structuur van het bestaande dak geschikt is om deze te kunnen behouden en de (bestaande) dakbedekking de waterdichtheid verzekert, is het mogelijk om het dak te isoleren door het plaatsen van thermische isolatie onder, tussen en/of op de (houten) balken, kepers of spanten. Afhankelijk van de aanwezigheid van een goed-functionerend onderdak en de mogelijkheid om de positie van de binnenafwerking aan te passen, wordt de systeemkeuze gemaakt. Ook de dakstructuur zelf, bijv. een gordingendak of een spantendak, kan hierbij een rol spelen Thermische isolatie tussen de houten kepers/spanten Indien het onderdak en de dakbedekking goed functioneren en er geen binnenafwerking aanwezig is, kan men de thermische isolatie gemakkelijk aanbrengen tussen en onder de dakstructuur. Figuur 18 toont de bestaande dakopbouw (links) en de nieuwe situatie (midden) waarbij de thermische isolatie, een dampscherm en de binnenafwerking zijn geplaatst. Tevens is het mogelijk om de U-waarde van het dak te verlagen door extra isolatie aan de binnenzijde van de draagconstructie te plaatsen (rechts) Isolatie onder de structuur Figuur 18: Thermische isolatie tussen de houten structuur Wanneer er reeds een bestaande thermische isolatie tussen de dakstructuur en een binnenafwerking aanwezig zijn, kan men ervoor opteren om een bijkomende isolatie te voorzien aan de binnenzijde van het dak. Indien er echter een geventileerde luchtspouw aanwezig is tussen de bestaande isolatie en het onderdak, kan dit leiden tot nadelige (thermische) luchtstroming en een verhoogd risico op condensatie in het dakcomplex. Het verdient dus de voorkeur om de ruimte tussen de balken zodanig op te vullen dat er geen luchtspouw tussen thermische isolatie en het onderdak aanwezig is (zie paragraaf 6.3.1). Tevens is het mogelijk dat in de bestaande situatie al een thermische isolatie en een dampscherm aanwezig is. Het bijplaatsen van isolatie onder de balken vormt dan in principe geen probleem. Men dient er enkel voor te zorgen dat het dampscherm aan de binnenzijde voldoende dampdicht is om inwendige condensatie te voorkomen. Perforatie van het bestaande dampscherm is niet nodig. 34

35 Figuur 19: Thermische isolatie onder de houten structuur Thermische isolatie op de bestaande structuur In het geval de dakbedekking vervangen dient te worden of de binnenafwerking niet verwijderd kan/mag worden, kan men ervoor kiezen om de thermische isolatie aan de buitenzijde van de dakstructuur te plaatsen (sarkingdak). Men dient er rekening mee te houden dat bij sarkingdaken de luchtdichte aansluiting tussen de kopse gevels en het dakcomplex relatief moeilijk uitvoerbaar is. Figuur 20 toont de dakopbouw in het geval er geen bestaand onderdak aanwezig is. De plaatsing van een sarkingdak is een bijzonder interessante oplossing indien er een te behouden thermische isolatie aanwezig is tussen de dakstructuur (Figuur 21). Om het risico op inwendige condensatie te vermijden is het van belang dat de thermisch isolerende waarde van het nieuwe sarkingdak 1.5 keer groter is dan die van de bestaande isolatie [WTCB Contact 2013/3 en Technische Voorlichting 251]. Figuur 22 toont eenzelfde situatie waarbij al een onderdak aanwezig is en de isolatie op dit onderdak wordt geplaatst. Het bijkomend isoleren van een bestaand sarkingdak wordt getoond in Figuur

36 Figuur 20: Thermische isolatie op de bestaande structuur Figuur 21: Isolatie op de bestaande structuur met bestaande isolatie 36

37 Figuur 22: Plaatsing van de isolatie op het bestaande onderdak Figuur 23: Isolatie op de bestaande isolatie Tabel 3 geeft enkele specifieke voordelen en aandachtspunten weer van de verschillende types systemen. Tabel 3: Voordelen en aandachtspunten van een bepaalde systeemkeuze Locatie van de isolatie Tussen de structuur Onder de balken Op de structuur Voordelen - Geen plaatsverlies aan binnenzijde - Behoud bestaande dakbedekking en onderdak - Behoud bestaande dakbedekking en onderdak - Behoud van binnenafwerking - Vermijden van koudebruggen omwille van Aandachtspunten - Plaatsing onderdak indien niet aanwezig - Naadloze aansluiting - Behoud binnenafwerking niet mogelijk - Plaatsverlies aan dakstuctuur - Keuze van adequaat onderdak en dampscherm - Bestaand (dampdicht) 37

38 tussen thermische isolatie en bestaande constructie binnenzijde - Plaatsing van een dampscherm onderdak in isolatie van nieuwe constructie - Verhoging van de bestaande structuur, - Aansluiting met naburige niet aangepaste dakvlakken 6.4 Thermische verbetering Figuur 24 toont de isolatiedikte die nodig is voor een thermische weerstand conform de premieeis in Vlaanderen en de EPB-eis voor nieuwbouw anno 2014, ervanuit gaande dat het dak wordt geïsoleerd met isolatie tussen de dakstructuur. Tevens toont Figuur 25 de benodigde isolatiedikte voor een sarkingdak (isolatie op de structuur). Figuur 24: Isolatiedikte conform de premie-eis in Vlaanderen en de EPB-eis voor nieuwbouw anno 2014 voor een dak 38

39 Figuur 25: Isolatiedikte conform de EPB-eis voor nieuwbouw in Vlaanderen anno 2014 en zeer lage-energie voor een sarkingdak met isolatie op de structuur 6.5 Isolatiemateriaal en dampscherm Als isolatiemateriaal kunnen harde (elastische) platen, soepele matten, en vlokken worden gebruikt. Bij het isoleren tussen de bestaande structuur met harde (elastische) platen is het belangrijk additionele aandacht te besteden aan de naadloze en luchtdichte aansluiting van de isolatie en de bestaande constructie. In het geval van soepele isolatie is deze aansluiting eenvoudiger te realiseren. Tevens dient men rekening te houden met de waterdampdoorlaatbaarheid van de reeds aanwezige materialen. Voor additionele informatie met betrekking tot het dimensioneren en kiezen van het onderdak, het isolatiemateriaal, en het dampscherm wordt verwezen naar [WTCB Contact 2013/3] en [Technische Voorlichting 251]. 6.6 Uitvoeringstechniek Inzake de uitvoeringstechniek is het belangrijk rekening te houden met het volgende: Continue constructie: het dak wordt uitgevoerd als een continue, compacte constructie, waarbij geen geventileerde luchtspouw tussen isolatie en onderdak aanwezig is. Aanwezigheid van een dampdichte laag tussen de isolatielagen: wanneer het lucht- en dampscherm zich tussen twee isolatielagen bevindt, dan moet de thermische weerstand van de isolatielaag aan de koude zijde (buitenzijde) minstens 1.5 maal groter zijn dan de thermische weerstand aan de warme zijde (binnenzijde). Bij toepassing van harde, stijve isolatieplaten dient men specifiek rekening te houden met de meer nadelige akoestische aspecten. 39

40 6.7 Detaillering Bij isolatie geplaatst tussen een (metalen) draagstructuur dient men additionele aandacht te besteden aan de reductie van de koudebruggen ten gevolge van het onderbreken van de isolatie. Een significante koudebrug kan optreden aan de aansluiting van het dak met de gevel. Adequate detaillering is hier vereist. Om luchtstromingen in het dakcomplex te vermijden, is het belangrijk dat dakvoet en nok winddicht zijn uitgevoerd (vooral bij het gedeeltelijk isoleren van het dak (Figuur 17, midden)). Deze luchtstromingen kunnen namelijk leiden tot thermische verliezen en condensatieproblemen in het dak. Figuur 26: Beslissingsboom voor de selectie van de renovatie-oplossing voor een hellend dak (deze figuur wordt nog apart downloadbaar voorzien via de website) 6.8 Referenties 1. Dobbels F Thermische isolatie van hellende daken bij renovatie. WTCB Contact 2009/3. 2. Dobbels F, Langendries D Technische Voorlichting 251. Thermische isolatie van hellende daken. WTCB. 40

41 3. Dobbles F. Steskens P Vochtproblemen in hellende daken voorkomen. WTCB Contact 2013/3. 41

42 7 Renovatie van het plat dak Voor de energetische renovatie van een platdak is geen pasklare methodologie beschikbaar. De mogelijkheden en renovatie-oplossingen worden door verschillende parameters bepaald, waaronder de dakgeometrie, hoogte van de aansluiting met andere gebouwen en constructie-elementen, en de bestaande toestand van het dak zelf. Belangrijkste aandachtspunt voor een succesvolle renovatie is de beoordeling van de bestaande toestand waarbij de dakdichting centraal staat. Deze is immers verantwoordelijk voor het risico op eventuele vochtinfiltratie en degradatie die kan optreden na de renovatie. Onderstaande figuur (Figuur 27) toont de methodologische selectie van een renovatie-oplossing voor een plat dak. Allereerst is het belangrijk een goede diagnose van de bestaande structurele situatie uit te voeren. Wanneer de structuur van het dak aan de gestelde eisen voldoet, wordt bekeken of er bestaande isolatie aanwezig is. Wanneer er geen bestaande isolatie aanwezig is wordt de toestand van de bestaande dakdichting geëvalueerd. Indien deze nog in goede staat verkeert en er geen risico op vochtinfiltratie is, is het mogelijk deze te behouden en additionele isolatie te plaatsen. Het is dan mogelijk om een warm dak te creëren waarbij de bestaande afdichting als dampscherm fungeert (warmdak). In dit geval wordt thermische isolatie inclusief een nieuwe dichting geplaatst. Bij wijze van alternatief is het mogelijk een omkeerdak te realiseren door de thermische isolatie op de bestaande dichting te plaatsen Indien bestaande thermische isolatie aanwezig is, wordt de locatie, dikte en type van deze isolatie vastgesteld en de toestand van de bestaande isolatie (droog/in goede staat?) en de kwaliteit van de dakdichting geëvalueerd. Afhankelijk van deze parameters wordt besloten om de bestaande isolatie te behouden of te vervangen. 42

43 RENOVATIE PLAT DAK Is de bestaande structuur in goede staat? ja Is bestaande isolatie aanwezig? ja Bevindt de isolatie zich tussen de balken? nee Bevindt de isolatie zich onder de bestaande dakdichting? nee nee nee nee Is de bestaande dakdichting in goede staat? ja nee Evaluatie van de toestand, het type, en de dikte van de thermische isolatie: Is het mogelijk de isolatie te behouden? Is de bestaande dakdichting in goede staat? ja Bij een omkeerdak is enkel plaatsing van de thermische isolatie in 1 laag toegestaan Evaluatie van de toestand, het type, en de dikte van de thermische isolatie: Is het mogelijk de isolatie te behouden? ja ja nee Is de bestaande dakdichting in goede staat? nee Kan de dakdichting fungeren als dampscherm? ja Is het bestaande dampscherm in goede staat? ja nee ja Kan de dakdichting fungeren als dampscherm? nee ja nee Is het bestaande dampscherm in goede staat? ja Vernieuwing van het volledige dak Thermische isolatie inclusief nieuw dampscherm en nieuwe dakdichting (warmdak) Thermische isolatie op de bestaande afdichting (omkeerdak)* Thermische isolatie op bestaande dakdichting (dampscherm) en nieuwe dakdichting (warmdak) Thermische isolatie inclusief nieuwe dakdichting (warmdak) Thermische isolatie inclusief nieuw dampscherm (warmdak) Thermische isolatie op de bestaande isolatie en afdichting (duodak)* Thermische isolatie op de bestaande afdichting (omkeerdak)* *Een omkeerdak vormt een alternatief voor een warmdak. Een warmdak is bouwfysisch de beste oplossing. Figuur 27: Selectie van de renovatie-oplossing voor een plat dak 7.1 Diagnose van het bestaande plat dak Wanneer ervoor wordt gekozen om thermische isolatie te plaatsen in de dakconstructie, wordt allereerst een diagnose van de bestaande toestand van het plat dak uitgevoerd op basis van WP1 Diagnose. Hierbij dient de bestaande toestand van het dak aan de volgende eisen te voldoen: De draagstructuur dient zich in goede staat te bevinden: geen schade, gebreken, degradatie, biologische aantasting van het hout, en corrosie van metaal. Het is belangrijk dat de regenwaterafvoer zich op het laagste punt bevindt en het dakafschot voldoende is, zodat het regenwater ook daadwerkelijk via deze afvoer kan worden afgevoerd. Indien bestaande thermische isolatie in het dak aanwezig is dient deze goed te functioneren, i.e. effenheid, geen vochtaccumulatie, en (eventueel) drukvast. De aansluitingen aan de dakranden, dilatatievoegen, etc. dienen in goed staat te zijn en voldoende hoog te zijn. 43

44 7.2 Aandachtspunten Alvorens een systeem wordt toegepast voor het isoleren van het dak, is het belangrijk rekening te houden met de volgende aandachtspunten: Structurele stabiliteit: Hoewel de bestaande structuur zich in goede staat bevindt, dient men rekening te houden met de additionele belasting die het dak ondervindt ten gevolge van de plaatsing van de additionele isolatie, eventueel in combinatie met een ballast (bijv. grind, groendak, PV-installatie) en (in mindere mate) een additionele binnenafwerking. Bestaande dakdichting: De (hygro)thermische prestatie en de duurzaamheid van het platdak wordt in grote mate bepaald door het goed-functioneren van de dakdichting. Deze zorgt er immers voor dat vochtinfiltratie wordt voorkomen. Bij het beoordelen van het eventuele behoud van de bestaande afdichting en het bepalen van de locatie van de bijgeplaatste isolatie dient hiermee rekening worden gehouden. 7.3 Systeemkeuze Vooropgesteld dat de dragende structuur van het bestaande dak aan alle eisen voldoet om deze te kunnen behouden en de (bestaande) dakdichting zodanig functioneert dat (regen)infiltratie in het dak niet voorkomt, is het mogelijk om het dak te isoleren door het plaatsen van thermische isolatie op de dakvloer. Dit betekent dat de totale dikte van de dakopbouw toeneemt en aanpassing van de dakranden en dakdetails vereist is Thermische isolatie op de bestaande structuur (warmdak) Voor beide types bestaande dakconstructies, bestaande uit ofwel een massieve (betonnen) dakvloer, ofwel een lichte constructie uit hout of metaal, is het mogelijk thermische isolatie op de dakvloer te plaatsen, respectievelijk weergegeven in Figuur 30 en Figuur 31. In deze gevallen bestaat het gerenoveerde dak uit een warmdakconstructie, waarbij de thermische isolatie zich tussen de (nieuwe) afdichting en de dakvloer en de bestaande dakdichting (fungerend als dampscherm) bevindt. Alvorens de bestaande dakdichting als dampscherm kan fungeren dient de aanwezigheid van gebreken worden geanalyseerd. Wanneer de dakdichting lokale gebreken vertoont, worden deze hersteld, opdat er sprake is van een continu dampscherm. In principe is het gebruik van de bestaande dakdichting als dampscherm veelal mogelijk, mits deze geen gebreken vertoond of deze zijn hersteld. Echter, bij een extreem vochtig binnenklimaat, zoals een zwembad, (binnenklimaatklasse 4) wordt aangeraden om de bestaande dakdichting niet als dampscherm te gebruiken, omdat de waterdampdiffusie weerstand doorgaans niet toereikend is bij dit type binnenklimaat. In dit geval wordt aanbevolen om een dampscherm van voldoende waterdampdiffusieweerstand te voorzien. In het geval dat al een (relatief geringe hoeveelheid) thermische isolatie op of onder de dakvloer aanwezig is, is het eveneens mogelijk om isolatie bij te plaatsen en een nieuwe dakdichting te voorzien, zoals weergegeven in Figuur 30, Figuur 31, en Figuur 32. Wanneer er op het moment voor de renovatie geen condensatieprobleem wordt vastgesteld, zal bij een ongewijzigd binnenklimaat na de renovatie, het toevoegen van thermische isolatie langs de buitenzijde de situatie op hygrothermisch vlak steeds verbeteren. Bij twijfel over deze mogelijke verbetering wordt aanbevolen een hygrothermische berekening (bijv. een Glaser-analyse [DIN ]) uit te voeren. 44

45 Figuur 28: Thermische isolatie op de bestaande betonnen draagconstructie Figuur 29: Thermische isolatie op de bestaande houten structuur 45

46 Figuur 30: Thermische isolatie op de bestaande betonnen draagconstructie Figuur 31: Thermische isolatie op de metalen constructie 46

47 Figuur 32: Thermische isolatie op de bestaande houten structuur Thermische isolatie op de bestaande constructie (Omkeerdak) Wanneer de bestaande afdichting in goede staat verkeert en men verwacht dat deze gedurende een lange tijd nog goed zal functioneren is het eveneens mogelijk om de bestaande dichting te behouden, waarbij de nieuwe isolatie op de oude afdichting wordt geplaatst (omkeerdak). Figuur 33 toont een dergelijke oplossing voor een massieve dakvloer. Bij de omgekeerde platdakopbouw dient men rekening te houden de mogelijkheid dat bij een regenbui (koud) regenwater onder de isolatie dringt. De aanwezigheid van regenwater dient meegenomen te worden in de berekening van de U- waarde [NBN EN ISO 6946], hetgeen doorgaans resulteert in een toeslag op de U-waarde van 0.05 W/(m 2 K). Bovendien mag de thermische isolatie op het omkeerdak niet in verschillende lagen worden uitgevoerd. Men dient er bij deze optie rekening mee te houden dat een ballastlaag noodzakelijk is op de isolatieplaten. Tevens dient de draagstructuur in staat te zijn om dit additionele gewicht te kunnen dragen. Figuur 33: Thermische isolatie op de bestaande dakdichting (omkeerdak) 47

48 7.3.3 Thermische isolatie op het plat dak met bestaande isolatie (Duodak) Indien al bestaande isolatie aanwezig is en de bestaande afdichting in goede staat verkeert, kan ervoor worden gekozen om nieuwe isolatie op de bestaande afdichting te plaatsen en op deze manier een combinatie van een warmdak en omkeerdak, i.e. een duodak, te maken. Figuur 34 toont een duodak met een massieve draagconstructie. Een dergelijke opbouw is eveneens mogelijk voor een lichte dakconstructie (voor zover de draagvloer het bijkomende ballastgewicht kan dragen). Figuur 34: Thermische isolatie op de bestaande afdichting en isolatie (Duodak) Analoog aan paragraaf en ligt het voor de hand om een bestaand omkeerdak te renoveren door isolatie bij te plaatsen en op deze manier een meerlaagse opbouw te creëren. Bij een meerlaagse opbouw van de (omkeerdak)isolatie is het echter mogelijk dat een vloeistoffilm zich opbouwt tussen de isolatieplaten. Het water tussen de isolatieplaten fungeert dan als een dampscherm, waardoor het dak niet in staat is te drogen. Tevens leidt de constante aanwezigheid van een waterfilm tot een hoge partiële dampdruk aan het oppervlak van de isolatie en een risico op vochtaccumulatie in het isolatiemateriaal. Omgekeerde platdaken worden maximaal met een isolatie bestaande uit één laag uitgevoerd Thermische isolatie tussen de bestaande structuur Het aanbrengen van (nieuwe) thermische isolatie tussen de houten structuur wordt in principe afgeraden, omdat dit resulteert in een compactdakopbouw met relatief grote hygrothermische risico s. Voor additionele informatie met betrekking tot deze opbouw wordt verwezen naar [WTCB Contact 2012/2]. Echter, het isoleren tussen de bestaande structuur is interessant wanneer men relatief lage U- waarden wil bereiken zonder een al te dik isolatiepakket op de dakvloer toe te passen (Figuur 20). Op deze manier kan men een deel (tot een derde van de totale dikte) onder de dakvloer plaatsen. Tevens is het belangrijk dat het dampscherm dat aan de binnenzijde ter plaatse van de binnenafwerking wordt geplaatst zeer goed is afgewerkt opdat een zeer goede luchtdichtheid is gegarandeerd. 48

49 7.4 Thermische verbetering Figuur 35: Thermische isolatie tussen en op de bestaande structuur De verbetering van de thermische weerstand van het dak wordt bepaald op basis van de U- waarde van het dak. Figuur 36 presenteert de typische dikte van de thermische isolatie van een warmdak wanneer het systeem voldoet aan de premie-eisen (anno 2014) met een warmteweerstand van de isolatie (R iso ) van 3.5 m 2 K/W en de maximale U-waarde (U max ) conform de EPB-eisen voor nieuwbouw 0.24 W/(m 2 K). De figuur geeft de isolatiedikte weer voor verschillende isolatiematerialen: minerale wol (MW), geëxpandeerd polystyreen (EPS), polyurethaan (PUR), polyfenol (PF), houtvezel (WF),, en cellenglas (CEL). Tevens presenteert Figuur 37 de typische dikte isolatiemateriaal van geëxtrudeerd polystyreen (XPS) voor een omkeerdak. Warmdak isolatie gekleefd R m²k/w MW l = 0.04 l = 0.05 EPS l = l = 0.05 PUR l = l = PF l = l = CG EPB l = l = l = 0.05 l = 0.06 Warmdak isolatie gekleefd U max W/m²K MW l = 0.04 l = 0.05 EPS l = l = 0.05 PUR l = l = PF l = l = CG EPB l = l = l = 0.05 l = 0.06 Figuur 36: Typische dikte van de isolatie van een plat dak (warmdakopbouw) voor een minimale warmteweerstand van 3.5 m 2 K/W en maximale U-waarde van 0.24 W/m 2 K voor verschillende isolatiematerialen 49

50 Omkeerdak - Rechte randen Omkeerdak - Tand en groef Omkeerdak - Groendak R m²k/w XPS l = l = XPS l = l = XPS l = l = Omkeerdak - Rechte randen Omkeerdak - Tand en groef Omkeerdak - Groendak U max W/m²K XPS l = l = XPS l = l = XPS l = l = Figuur 37: Typische dikte van de isolatie van een omkeerdak voor een minimale warmteweerstand van 3.5 m 2 K/W en maximale U-waarde van 0.24 W/m 2 K 7.5 Isolatiemateriaal en dampscherm Als isolatiemateriaal worden doorgaans drukvaste platen gebruikt. Afhankelijk van het type dakopbouw, i.e. warmdak of omkeerdak, dient het isolatiemateriaal al dan niet vochtbestendig te zijn. Voor omkeerdaken komen momenteel enkel platen van XPS in aanmerking. Bij het isoleren tussen de bestaande structuur wordt veelal geopteerd voor soepele matten en vlokken. Bij het gebruik van harde platen is het belangrijk additionele aandacht te besteden aan de naadloze en luchtdichte aansluiting van de isolatie en de bestaande constructie. In het geval van soepele isolatie is deze aansluiting eenvoudiger te realiseren. 7.6 Uitvoeringstechniek Ten aanzien van de uitvoeringstechniek van een dakisolatie is het belangrijk rekening te houden met het volgende: Continue constructie: het dak wordt uitgevoerd als een continue, compacte constructie, waarbij geen geventileerde luchtspouw aanwezig is. Aandachtspunten voor de uitvoering zijn gelijk aan deze relevant voor andere bouwconstructies: luchtdichtheid, geen bouwvocht, etc. Meerlaagse opbouw: in het geval van een omkeerdak dient een meerlaagse opbouw van het isolatiepakket te worden vermeden om vochtaccumulatie te voorkomen. Gezien het feit dat bij een warm platdak de waterdichting zich aan de bovenzijde van de isolatie bevindt is een meerlaagse opbouw van de isolatie in principe geen probleem. Aanwezigheid van een dampdichte laag tussen de isolatielaag (zonder performant dampscherm onderaan de onderste isolatie): wanneer het lucht- en dampscherm zich tussen twee isolatielagen bevindt, dan moet de thermische weerstand van de isolatielaag aan de koude zijde (buitenzijde) groter zijn dan de thermische weerstand aan de warme zijde (binnenzijde). Als veilige vuistregel wordt hiervoor een factor 1.5 gehanteerd. Bij toepassing van harde, stijve isolatieplaten dient men specifiek rekening te houden met de akoestische aspecten. 7.7 Detaillering Bij isolatie geplaatst tussen een draagstructuur dient men additionele aandacht te besteden aan de reductie van de koudebruggen ten gevolge van het onderbreken van de isolatie. Een significante koudebrug kan optreden aan de aansluiting van het dak met de gevel. Adequate detaillering is hier vereist. 7.8 Referenties 1. Mahieu E, Noirfalisse E, Steskens P Compactdaken, een nieuwe trend? WTCB Contact 2012/2. 2. Mahieu E Thermische isolatie van bestaande platte daken. WTCB Contact

51 3. Technische Voorlichting 215. Het Platte dak. Opbouw, materialen, uitvoering en onderhoud. WTCB. 4. DIN Thermal protection and energy economy in buildings Part 3: Protection against moisture subject to climate conditions Requirements and directions for design and construction. German Institute of Standardisation 5. NBN EN ISO Bouwelementen en bouwdelen - Warmteweerstand en warmtedoorgangscoëfficient - Berekeningsmethode (ISO 6946:2007). 51

52 8 Renovatie van vensters en deuren In tegenstelling tot de renovatie van de andere schildelen beschreven in voorgaande paragrafen, is met betrekking tot de renovatie van schrijnwerk, en meer specifiek vensterrenovatie, anno 2014 geen referentiedocument beschikbaar. Tevens vereist de renovatie van vensters een integrale aanpak, gezien de vervanging en/of verbetering van de prestaties van een venster niet alleen een effect heeft op de energieprestatie van het gebouw, maar ook op de daglichttoetreding, zonnewinst en risico op oververhitting, ventilatie en luchtkwaliteit in het gebouw, luchtdichtheid van het gebouw, thermisch comfort, en akoestische prestatie van de gebouwschil. In dit hoofdstuk wordt vooral ingegaan op de renovatie van vensters, terwijl de renovatie van deuren slechts oppervlakkig wordt behandeld. De algemene principes van een vensterrenovatie zijn immers ook relevant voor deuren. 8.1 Vensterrenovatie Vanaf ongeveer de jaren 1700 tot 1950 zijn vensters globaal beschouwd op eenzelfde manier geconstrueerd, bestaande uit enkelglas met behulp van een kitvoeg gemonteerd in een houten kader (Figuur 38). Minder frequent toegepast zijn voorzetramen en dubbele vensters. Figuur 38: Typen vensters in de bestaande situatie: een enkel venster, dubbelvenster, en voorzetraam Vanaf de jaren 1950 hebben ontwikkelingen en verbeteringen plaats gevonden, resulterend in de toepassing van verschillende opbouwen, materialen, glastypes. Vanaf ongeveer 1960 is in plaats van enkelglas steeds vaker dubbele beglazing toegepast. Vanwege het integrale karakter van de vensters dient een vensterrenovatie altijd in de globale context van de totale renovatie worden beschouwd. Enkel door een op maat gesneden renovatieoplossing kan een duurzame renovatie en maximale energiebesparing worden verwezenlijkt. Vensters zijn veelal verantwoordelijk voor een substantieel energieverlies van het gebouw. Dikwijls is het mogelijk om een volledig venster te vervangen door een nieuw energie-efficiënt venster. Wanneer volledige vervanging niet mogelijk is kan men een combinatie van verschillende sub-maatregelen toe te passen om de (hygro)thermische prestatie en duurzaamheid te verbeteren, zoals: Het behoud van het vaste kozijn met vervanging van de bewegende delen en beglazing Vervanging van de beglazing met behoud van het schrijnwerk waarbij eventueel een aanpassingsprofiel wordt toegepast indien de bestaande glassponning de plaatsing van de nieuwe (dikkere) beglazing niet toelaat. Het plaatsen van een dubbel venster, waarbij het oorspronkelijke venster wordt behouden Toepassing van een oplegbeglazing of voorzetraam welke bevestigd is aan het oorspronkelijke schrijnwerk met behoud van de originele beglazing Verbetering van de luchtdichtheid van de aansluiting van het schrijnwerk en het metselwerk. Tevens is het mogelijk de luchtdichtheid van het schrijnwerk te verbeteren door bijvoorbeeld de afdichting tussen bewegende en vaste delen aan te passen. Onderstaande figuur (Figuur 39) toont de methodologische analyse voor het selecteren van een renovatie-oplossing voor een venster. Allereerst wordt bepaald of het venster dient te worden behouden ten gevolge van historische waarde, behoud van het aanzicht van het gebouw, etc. en of het mogelijk is dit te vervangen wanneer het venster in relatief slechte staat verkeert. Wanneer een volledig venster niet kan worden vervangen, is het mogelijk de beglazing (enkelglas) te vervangen door thermisch verbeterde beglazing, een voorzetraam te plaatsen en/of de luchtdichtheid van het venster te verbeteren door het afdichten van voegen. 52

53 Bij de vervanging van de vensters is het belangrijk rekening te houden met het ventilatiesysteem dat wordt toegepast. Afhankelijk van het type ventilatiesysteem kan het noodzakelijk zijn dat regelbare toevoeropeningen (RTO s) worden voorzien in het glasvlak of op de raamkaders. Tevens is het belangrijk de mogelijkheid tot het integreren/toepassen van vaste en/of flexibele zonwering, bijv. in de vorm van lamellen en/of rolluiken, te analyseren. Door het toepassen van dergelijke zonwering is het mogelijk eventuele problemen met betrekking tot het risico op oververhitting te beperken. Tevens fungeren de rolluiken in gesloten toestand als een extra thermische weerstand en reduceren deze de warmteverliezen door de ramen. VENSTERRENOVATIE Hebben de bestaande vensters historische waarde of dienen deze worden behouden? nee ja Is het schrijnwerk in goede staat? ja Is het mogelijk bestaande beglazing te vervangen? ja Dient het uitzicht van het gebouw worden behouden? nee ja nee nee Is het mogelijk een voorzetraam te plaatsen? nee ja Vervanging van vensters en beglazing Plaatsen van een voorzetraam Verbetering van de luchtdichtheid door het afdichten van de ruimte tussen het kozijn en de muur Vervanging van beglazing door thermisch verbeterde beglazing Ventilatievoorzieingen Evaluatie van het voorziene ventilatiesysteem en de mogelijkheid/noodzaak tot het toepassen van regelbare toevoeropeningen in de nieuwe vensters Zonwering en Rolluiken Evaluatie van de mogelijkheid tot het integreren van vaste/flexibele zonwering en/of rolluiken Figuur 39: Selectie van de renovatie-oplossing voor een venster 8.2 Analyse van het bestaande venster Bij het renoveren van de vensters dient men rekening te houden met de oorspronkelijke vensters, zodanig dat het effect van de nieuwe vensters op de energieprestatie, binnenklimaat, comfort, etc. zo goed mogelijk kan worden voorspeld. Tevens is het belangrijk een goed beeld te hebben van de schade waaraan het venster onderhevig is. Afhankelijk van de aard van de schade wordt de mogelijke renovatie-oplossing bepaald zonder dat totale vervanging van het volledige venster noodzakelijk is. Bij de diagnose worden de volgende aspecten geëvalueerd: Kwaliteit en prestatie van de kitvoegen: de kitvoegen tussen het glas en het raamkader zijn onderhevig aan de klimaatcondities, hetgeen kan lijden tot oplossing of uitdroging van de kit, resulterend in waterinfiltratie, vochtophoping, en degradatie van het hout. Toestand en prestatie van het hang- en sluitwerk: het hang- en sluitwerk is dikwijls onderhevig aan roest, waardoor vochtinfiltratie ter plaatse van de bevestiging met het hout 53

54 ontstaat. Oude vensters hebben typisch houtrotplekken ter plaatse van deze aansluitingen. Tevens zorgt het hang- en sluitwerk voor de luchtdichtheid van het venster, deze zorgt er immers voor dat kader en vleugel goed (luchtdicht) op elkaar aansluiten. Algemene toestand en duurzaamheid van het hout: zwelling van het hout kan optreden doordat (de kopse kanten van) het houten profiel vocht opnemen. Voor een gedetailleerde analyse van de bestaande vensters wordt verwezen naar RenoFase WP1 Analyse van de bestaande toestand. 8.3 Aandachtspunten Defecte dubbele beglazing: Dubbelglas gaat ongeveer 20 jaar mee. Gedurende de tijd verliest de beglazing de thermisch isolerende eigenschappen door luchtlekken. Glaslat: Vooral de glaslat aan de onderregel is dikwijls onderhevig aan grote temperatuurschommelingen in combinatie met een grote vochtbelasting. Vaak is deze al eens vervangen. Wanneer deze vervangen is door een aluminium lat, is het mogelijk dat dit geleid heeft tot waterinfiltratie (en mogelijke degradatie van het hout) in de onderregel. Uitgedroogd hout: In de jaren 1960 en 1970 zijn talloze houten profielen met transparante, minder performante verfsystemen. Gecombineerd met een inferieure houtkwaliteit heeft dit op den duur hebben geleid tot uitdroging van het hout, resulterend in vochtinfiltratie in het kozijn. 8.4 Systeemkeuze belang: Bij de keuze voor specifieke renovatie-oplossingen zijn de volgende prestatie-indicatoren van Reductie van het warmteverlies in de winter: Bestaande vensters zijn dikwijls energetisch zwakke punten van het gebouw. Het vervangen van de bestaande beglazing levert een reductie van het warmteverlies op, maar resulteert ook in een verbeterd thermisch comfort (i.e. minder risico op koudeval, hogere stralingstemperatuur van het glasoppervlak, minder risico op tocht). Op basis van de huidige regelgeving is het belangrijk welke energetische doelstelling (U-waarde) men wil bereiken. Akoestiek: Behalve de energetische doelstelling zijn vensters ook in grote mate verantwoordelijk voor het akoestisch comfort in een gebouw. Derhalve is het belangrijk een inschatting te maken van de akoestische belasting (hoeveelheid lawaai) in de omgeving en vast te stellen of extra akoestische maatregelen noodzakelijk zijn. Ventilatie: Door de vensterrenovatie wordt de luchtdichtheid van het gebouw verbeterd. Dikwijls zorgden de bestaande vensters echter voor de aanvoer van verse buitenlucht in het gebouw. Bij de keuze van de nieuwe vensters dient men er rekening mee te houden of de vensters een ventilatiefunctie moeten opnemen (bijvoorbeeld door RTO s) of dat deze wordt overgenomen door toevoerroosters en een mechanisch ventilatiesysteem. Veiligheid: Het is mogelijk dat het gebouw zich bevindt in een omgeving waar het risico op inbraak relatief groot is. Bij de renovatie is het belangrijk hiermee rekening te houden. Brandveiligheid: Additionele eisen ten aanzien van de brandveiligheid van het gebouw kunnen geldig zijn waaraan aandacht dient te worden besteed bij de vensterrenovatie. Daglichttoetreding: Door wijziging van het venster, vensterprofiel, en/of de plaatsing van een voorzetraam kan de daglichttoetreding wijzigen. Duurzaamheid en onderhoud: De vensters moeten regelmatig worden onderhouden. Voor dit onderhoud is toegankelijkheid van de vensters vereist en derhalve is het belangrijk om deze toegankelijkheid te evalueren met betrekking tot de geselecteerde renovatie-oplossing. Zomercomfort: Oververhitting en hoge binnentemperaturen resulteren in een thermische onbehaaglijkheid en kunnen worden vermeden door adequate zonwering. Een zonwerende 54

55 beglazing/coating is in mindere mate een aangewezen oplossing aangezien deze permanent is, waardoor daglicht en zonnewinsten minder nuttig gebruikt kunnen worden in de winter. Dynamische oplossingen, zoals zonwering of rolluiken die de mogelijkheid bieden om op- en neergelaten worden in functie van het thermisch en visueel comfort hebben eerder de voorkeur. 8.5 Vervanging van venster en beglazing Met betrekking tot de renovatie van het schrijnwerk is de meest voor de hand liggende oplossing en vanuit energetisch standpunt de meest voor de hand liggende optie de vervanging van de bestaande vensters met performante of hoogrendementsbeglazing. Op deze manier kan men zeer goede thermische prestaties bereiken die aangepast zijn aan de huidige energetische doelstellingen en derhalve verdient deze techniek de voorkeur. Belangrijkste aandachtspunt bij de plaatsing van nieuwe vensters is de plaats van het venster ten opzichte van de muurisolatie. Hierbij dient ervoor gezorgd te worden dat de thermische snede van het venster aansluit op de thermische isolatie van de gevel. Voor specifieke richtlijnen omtrent de optimale plaatsing van het schrijnwerk wordt verwezen naar RenoFase WP Vervanging van beglazing met behoud van het bestaand kader Soms is volledige vervanging van de vensters niet mogelijk, waardoor alternatieve oplossingen interessant worden, zoals: De vervanging van beglazing met behoud van het bestaande kader. De toepassing van een voorzetraam. Het toepassen van een dubbel venster. Verbetering van de luchtdichtheid. De in dit hoofdstuk gepresenteerde analyse is vooral gericht op houten ramen gezien de frequente toepassing. Houten ramen zijn het meest geschikt voor een renovatie waarbij het raamprofiel wordt behouden. Voor de renovatie dient de bestaande toestand worden geanalyseerd en mogelijk herstellingen worden uitgevoerd. Beschadigde profieldelen kunnen worden gerepareerd of worden vervangen: 1. Profiel: Schade aan het houten profiel wordt hersteld door het gedeeltelijk vervangen, afschuren en, schilderen. 2. Beslag: Er dient worden vastgesteld of het bestaande beslag in staat is het additionele gewicht van het nieuwe venster kan opnemen. Gecorrodeerd beslag dient te worden vervangen, gereinigd en hersteld. 3. Water- en luchtdichtheid: De kitvoegen die voor de afdichting tussen profiel en beglazing zorgen dienen worden vervangen indien deze niet meer volledig afdichten. Tevens is het noodzakelijk om te verifiëren of de benodigde drainageprofielen aanwezig zijn of deze kunnen worden voorzien en of de aansluiting tussen de verschillende onderdelen van het raam en tussen het venster en de gevel luchtdicht zijn. Wanneer het niet mogelijk is om het volledig venster te vervangen kan men als alternatief de bestaande beglazing vervangen door een performante dubbele beglazing, maar met behoud van het raamkader (Figuur 40). Figuur 40: Vervanging van enkelglas door isolerende beglazing 55

56 Figuur 41: Vervanging van enkelglas bij een bestaand dubbel raam Tabel 4: Warmtedoorgangscoëfficiënt van verschillende typen beglazing U-waarde van de beglazing (U g [W/m 2 K]) Enkelglas U g = 5.7 W/m 2 K Standaard dubbelglas U g = W/m 2 K Dubbelglas met lage emissiviteitscoating en argonvulling U g = 1.1 W/m 2 K Drievoudigglas met lage emissiviteitscoating en U g = 0.7 W/m 2 K argonvulling Bij de vervanging van de beglazing zonder het kader dient men te verifiëren of de sterkte van het profiel en het hang- en sluitwerk dit toelaten. De dubbele beglazing wordt in dit geval voorgemonteerd in een aanpassingsprofiel, waarna het geheel geïntegreerd wordt in het bestaande kader (Figuur 42). Naargelang het gehanteerde beglazingstype is het met deze oplossing mogelijk om een thermisch en akoestisch prestatieniveau te bereiken dat vergelijkbaar is met dat van een nieuw venster. In de praktijk is het echter dikwijls moeilijk om te voldoen aan alle aanbevelingen met betrekking tot de ontwatering van de sponning. Bij metalen raamkaders is het risico op condensatie bovendien relatief groot. De vervanging van bestaande beglazing laat ook toe om, in relatie tot het ventilatiesysteem, RTO s te plaatsen in het glasvlak, zonder aan het raam zelf te raken. Figuur 42: Dubbele beglazing in een aanpassingsprofiel (de ontwaterings- en ventilatie-openingen zijn niet weergegeven) profiel: Voorwaarden voor de vervanging van bestaande beglazing met behoud van het bestaande Relatief weinig beschadigingen aan het profiel zelf, i.e. dit dient functioneel te zijn zonder mechanische beschadigingen, geen biologische degradatie vochtschade en beschadigingen aan het oppervlak. Voldoende profieldikte of ruimte voor de nieuwe beglazing Voldoende stabiliteit en sterkte van het profiel voor het dragen van de nieuwe beglazing. 56

57 Voldoende stabiliteit en sterkte van het raambeslag ten einde de additionele krachten op te nemen Voorzetraam Een voorzetraam kan worden toegepast door montage van een tweede venstervleugel op de bestaande vleugel. Ook de inbouw van een additionele glasplaat direct op het venster is mogelijk. Figuur 43 toont de renovatie van respectievelijk een bestaand venster uit enkelglas en een dubbel raam door middel van een voorzetraam. Bij de plaatsing van een voorzetraam is het belangrijk dat de er een continue afdichting tussen het glas en het profiel wordt gerealiseerd om condensatie in de tussenliggende luchtlaag tussen bestaande beglazing en nieuwe beglazing te voorkomen. Voorwaarden voor de toepassing van een voorzetraam: Relatief weinig beschadigingen aan het profiel zelf, i.e. dit dient functioneel te zijn zonder mechanische beschadigingen, geen biologische degradatie vochtschade en beschadigingen aan het oppervlak. Voldoende stabiliteit en sterkte van het profiel voor het dragen van de nieuwe beglazing. Voldoende stabiliteit en sterkte van het raambeslag ten einde de additionele krachten op te nemen. Voldoende ruimte voor de additionele dikte aan de binnenzijde, zodanig dat opening van het venster nog mogelijk is. Figuur 43: Voorzetraam bij een bestaand venster uit enkelglas en een bestaand dubbel raam 8.7 Dubbel venster Een tweede venster bestaande uit een thermisch performant profiel en isolerende beglazing wordt aan de binnenzijde geplaatst waardoor een dubbel venster ontstaat (Figuur 44). Deze optie heeft zowel thermisch als akoestische voordelen, waarbij het echter belangrijk is dat een goede luchtdichtheid wordt gerealiseerd door een goede afdichting aan de binnenzijde en tevens is ventilatie van de spouw tussen beide vensters met buitenlucht noodzakelijk. Figuur 44: Dubbel venster Als alternatief is het mogelijk een nieuw venster aan de buitenzijde te plaatsen (Figuur 45). Bij deze optie bevindt de thermische isolatie zich aan de buitenzijde en is het belangrijk dat het venster aan de buitenzijde luchtdicht is afgewerkt. Tevens vindt er geen ventilatie van de luchtspouw tussen beide vensters plaats. Specifieke voorwaarden voor de toepassing van een tweede venster aan de buitenzijde: Voldoende ruimte (aan de dagkanten) voor de plaatsing van het venster Compatibiliteit van de raamdorpel met het nieuwe venster. 57

58 Figuur 45: Dubbel venster met thermisch performant venster aan de buitenzijde 8.8 Verbetering van de luchtdichtheid De luchtdichtheid van het venster kan enerzijds worden verbeterd door afdichting van de voegen tussen het vaste en bewegende kader en anderzijds door het afdichten van de aansluiting tussen het venster en de gevel. Met betrekking tot het afdichten van kieren tussen de bewegende en vaste delen is het belangrijk dat deze afdichting aan de binnenzijde wordt gerealiseerd (Figuur 46) teneinde condensaatopbouw ter plaatse van de afdichting te voorkomen. Tevens is het noodzakelijk dat alvorens de afdichting wordt geplaatst het profiel gefreesd wordt. 8.9 Detaillering Figuur 46: Verbetering van de luchtdichtheid van het venster Wanneer de vensterrenovatie gecombineerd wordt met de thermische isolatie van de gevel is het belangrijk dat beide elementen correct op elkaar aansluiten om (significante) koudebruggen te voorkomen. Lineaire koudebruggen kunnen optreden ter plaatse van de raamdorpel, dagkant en latei, hetgeen in de winter kan resulteren in plaatselijk lagere oppervlaktetemperaturen en mogelijke oppervlaktecondensatie (Bij een binnenluchtcondities van 20 o C en 50% relatieve vochtigheid dient de oppervlaktetemperatuur hoger dan 9.3 o C te liggen). Bij een langdurige relatief lage oppervlaktetemperatuur is het tevens mogelijk dat schimmelvorming optreedt, nog voordat oppervlaktecondensatie plaats vindt (Bij de vermelde binnenluchtcondities dient deze oppervlaktetemperatuur groter dan 12.5 o C te zijn). De aansluiting dient zodanig te worden gedetailleerd en uitgevoerd dat de koudebrug wordt geminimaliseerd. Echter, deze detaillering is afhankelijk van het type venster en het type gevelisolatiesysteem dat is toegepast. In dit rapport is het niet mogelijk om voor elke isolatieoplossing passende details te presenteren, derhalve worden enkele frequente type-oplossingen gepresenteerd. Globaal gelden de volgende richtlijnen: Het verdient de voorkeur een gedetailleerde analyse uit te voeren van het risico op oppervlaktecondensatie (f Rsi ) en de warmteverliezen ter plaatse van de bouwknoop (Ψ). De toepassing van een (natuur)stenen raamdorpel en/of vensterbank leidt in het algemeen tot een verlaging van de oppervlaktetemperatuur aan de binnenzijde, en een groter risico op oppervlaktecondensatie. Tevens verdient het de voorkeur dat de raamdorpel geen directe verbinding vormt tussen binnen- en buitenomgeving en thermisch onderbroken is. Wanneer wordt vermoed dat er sprake is van een koudebrug ter plaatse van de dagkant, is het isoleren van de dagkant aan te bevelen. Ter plaatse van de latei is het mogelijk om een extra isolerend profiel op het bestaande profiel toe te passen om derhalve de oppervlakte temperatuur in de hoek te verhogen. 58

59 8.9.1 Buitenisolatie Figuur 47 presenteert de aansluiting van het venster met het buitenisolatiesysteem, waarbij het belangrijk is dat een retournerende isolatiestrook wordt toegepast, zodanig dat de isolatie van het buitenisolatiesysteem op het venster aansluit. Ter verhoging van de oppervlaktetemperatuur ter plaatse aan de latei kan een extra isolerend profiel worden toegepast. Figuur 47: Typedetails voor de aansluiting van het venster met het buitenisolatiesysteem voor de raamdorpel, latei en dagkant. 59

60 8.9.2 Binnenisolatie Figuur 48 toont typedetails voor de aansluiting van het venster met het binnenisolatiesysteem, waarbij het belangrijk is dat de isolatie van het binnenisolatiesysteem doorloopt tot aan het raamprofiel. Figuur 48: Typedetails voor de aansluiting van het venster met het binnenisolatiesysteem voor de raamdorpel, latei en dagkant Renovatie van deuren De renovatie van deuren vindt in het algemeen volgens dezelfde principes plaats als een vensterrenovatie. Echter, bij de renovatie van deuren is het eenvoudiger om een deur te vervangen door een thermisch performantere deur zonder dat het uitzicht van het gebouw hierdoor veranderd. Tevens is het omwille van de toegankelijkheid bij een deur dikwijls niet mogelijk om een element bij te plaatsen zoals bij een dubbel venster of een voorzetraam. Bij deuren bestaande uit een enkel paneel is het wel mogelijk dit paneel te vervangen door een beter isolerend paneel. Het verbeteren van de luchtdichtheid van een deur kan worden uitgevoerd volgens dezelfde principes als bij een venster, hierbij is het ook mogelijk om bijvoorbeeld gebruik te maken van een guillotineplint ter verbetering van de luchtdichtheid 60

61 8.11 Referenties 1. Technische Voorlichting 221. Plaatsing van glas in sponningen. WTCB 2. Detremmerie V, Flamant G, Michaux B Renovatie van bestaande vensters: vervanging of andere oplossingen. WTCB Contact Wittchen KB Ekstra varmebesparelse ved renovering af gamle vinduer. Danish Building Research Institute. 4. Geyer C, Wehle B, Schlusser A, Donzé M, Heuer C, Pichier J, Uehlinger A Energetische Sanierung historisch wertvoller Fenster. Berner Fachhochschule, Architektur, Holz und Bau. 61

62 9 Renovatie van vloeren De grote principes van het isoleren van vloeren staan beschreven in de WTCB-Infofiche De mogelijkheden om vloeren in renovatie na te isoleren zijn in de praktijk vaak relatief beperkt ten opzichte van andere bouwcomponenten. Het gaat zeer vaak om een vrij ingrijpende maatregel. In eerste instantie wordt het type vloer geïdentificeerd: zware vloeren: o op de volle grond o in contact met een kruipruimte of een niet-verwarmde kelder o in contact met de buitenomgeving vloeren met een houten structuur: o in contact met een kruipruimte of een niet-verwarmde kelder o in contact met de buitenomgeving tussenvloeren In functie van het type vloer kan voor een juiste oplossing worden gekozen. 9.1 Diagnose De bestaande toestand van de vloer moet in kaart gebracht worden. De belangrijkste aandachtspunten worden in onderstaande tabel opgelijst. Daarnaast zijn ook volgende punten belangrijk: Vlakheid van de vloer en eventuele abnormale vervormingen (duiden op stabiliteitsproblemen) Aanwezigheid van isolatie en isolerende dekvloeren Aanwezigheid van leidingen etc. 62

63 Constructie Algemeen Vloer op volle grond n Prefabbeton, welfsels Potten balken & Houten balken Configuratie Op volle grond Boven kelder, kruipruimte, buitenruimte, Vlakheid van de vloer, Aanwezigheid van isolatie & leidingen, Mogelijkheid ophoging of uitdieping Beschikbare hoogte, Vlakheid vande vloer, aanwezigheid leidinge, isolatie, Opstijgend vocht / / / / Sporen van corrosie, afschilfering van het beton, scheuren, Verificatie staat balken (corrosie, afschilfering) en scheuren Verificatie van de staat van het hout, de aanwezigheid van vocht aan de opleggingen, sporen van insecten, rot, 9.2 Aandachtspunten Alvorens een systeem wordt toegepast voor het isoleren van de vloer, is het belangrijk rekening te houden met de volgende aandachtspunten: Nog uit te werken 9.3 Systeemkeuze De mogelijkheden om de vloeren te voorzien van bijkomende isolatie zijn, in functie van de bestaande toestand: Bovenop de draagstructuur Onder de draagstructuur Tussen de draagstructuur (in geval van houten balken) Hierbij dient men zich bewust te zijn van het feit dat isolatie bovenop de draagstructuur de thermische inertie van het gebouw beïnvloedt Vloer op volle grond - Indien het vloerniveau mag stijgen, of er is voldoende ruimte beschikbaar in de vloeropbouw, wordt langs boven op de draagstructuur geïsoleerd. De bestaande dekvloer en vloerafwerking worden verwijderd, een anticapillair membraan wordt geplaatst op de draagvloer indien er een risico op opstijgend vocht bestaat, en vervolgens wordt isolatie (panelen, gespoten isolatie ) geplaatst en beschermd met een folie, waarna nieuwe vloerbekleding kan worden geplaatst. - Indien er onvoldoende ruimte beschikbaar is, moet de vloer worden uitgebroken en uitgediept en vervolgens een nieuwe vloerconstructie met isolatie worden geplaatst Vloer boven onverwarmde ruimte (kelder, kruipuimte, buitenomgeving) - Het eenvoudigste is de vloer langs onderen isoleren. Dit kan via panelen, dekens of via ingeblazen/geprojecteerde isolatie. - Wanneer de vloerbekleding toch wordt verwijderd en er is voldoende ruimte, kan de vloer ook langs binnen worden geïsoleerd. Dit geldt in het bijzonder wanneer ook de gevels langs de binnenzijde zouden worden geïsoleerd om zo een goede aansluiting van isolatie & luchtdichtheid te bekomen. 63

64 9.4 Thermische verbetering Zie voor een inzicht in de wenselijke diktes van de vloerisolatie. 9.5 Uitvoering Om de dikte van het vloerpakket redelijk te houden, spreekt het voor zich dat bij voorkeur wordt gekozen voor een materiaal met een lage lambda-waarde. Gezien thermische isolatie veelal een deel van de isolerende capaciteit verliest als ze vochtig wordt, is het aangewezen de nodige vochtschermen aan te brengen (boven en onder de isolatie). In functie van het binnenklimaat en de afwerking van de vloer moet eventueel een dampremmende laag aangebracht worden aan de warme zijde van de isolatie, zeker bij houten vloeren. Bij de scheiding kelder-gelijkvloers is dit aan de bovenkant. De luchtdichtheid moet in ieder geval worden verzorgd. Bij vloeren op volle grond dient voldoende aandacht te zijn voor het isoleren van de randen tegen de gevels. 9.6 Detaillering (nog verder uit te werken) Aansluiting vloer-muurisolatie o Inkappen & plaatsing isolerende blok o Verlengen isolatie tegen keldermuur o Aansluiting vloer-buitendeur Details overgenomen uit WERKDOCUMENT STAR 64

65 10 Renovatie van systemen voor ruimteverwarming 10.1 Regelgeving, ambities en diagnose Alvorens de renovatie van een verwarmingssysteem aan te vatten is het van belang de geldende regelgeving, van toepassing op het concrete project, te kennen. Of de renovatie van verwarmingssystemen gebonden is aan regelgeving is in de eerste instantie afhankelijk van de aanwezigheid van een stedenbouwkundige vergunning. Is er een stedenbouwkundige vergunning met implicatie van een architect vereist, dan gelden voor een zeer grondige renovatie dezelfde EPB-eisen als voor nieuwbouw en voor niet-grondige renovaties zijn er vanaf 2015 zogenoemde systeemeisen (bijlage XII uit het EPB-besluit) van toepassing. Die systeemeisen leggen minimale prestatie-eisen op voor het ketelrendement of de COP, voor leidingisolatie, eventueel energiemetingen,.. Voor renovaties zonder stedenbouwkundige vergunning zijn er geen eisen, wat niet wegneemt dat men ook daar het ambitieniveau voldoende hoog kan stellen. Voor meer informatie, zie de website Normen-antennes Energie en Binnenklimaat. Ook al wordt de aannemer/installateur enkel gevraagd om de verwarmingsinstallatie onder handen te nemen, toch is het van belang om een zicht te krijgen op de globaliteit van de werken en eventuele specifieke wensen of comfortbehoeften (voor verwarming en eventueel sanitair warm water) van de opdrachtgever. Diverse ingrepen kunnen immers een belangrijke invloed hebben op de verwarmingsinstallatie: sterke verbetering van de isolatie van de gebouwschil, verplaatsing van de stookruimte, uitbreidingen of afbraak,. Ten slotte is een goede diagnose van de bestaande toestand van belang om eventuele problemen vast te stellen en om na te gaan welke delen van de bestaande verwarmingsinstallatie kunnen worden behouden en anderzijds om na te gaan in welke mate de karakteristieken van het gebouw of de comfortbehoeften voor verwarming (en eventueel sanitair warm water) gewijzigd werden. Gewijzigde karakteristieken kunnen immers een belangrijke invloed hebben op de gewenste uitvoering van de ruimteverwarming. Voor het realiseren van de strenge energetische doelstellingen op middellange termijn is het noodzakelijk een oude ketel te vervangen door een moderne warmtegenerator. Met de vervanging oude ketels door gesloten condensatieketels kan er direct een belangrijke besparing worden gerealiseerd. Om er dan voor te zorgen dat deze optimaal presteren zullen we ook rest van de installatie onder het vergrootglas leggen. Foto : warmtewisselaar met condensatie 10.2 Evaluatie van de verwarmingsbehoefte Voorafgaand aan een grondige diagnose van de bestaande verwarmingsinstallatie is het van belang om het nodige verwarmingsvermogen te kennen, zowel op gebouwniveau (voor de keuze van een centrale warmtegenerator; ketel, warmtepomp, ) als op ruimteniveau (voor de keuze van de warmteafgiftetoestellen: radiatoren, convectoren, vloerverwarming, maar ook plaatselijke toestellen zoals gasconvectors of hout(pellet)kachels). Een gebouw dat een energetische renovatie ondergaat kan immers grondig gewijzigd worden ten opzichte van de oorspronkelijke situatie waarvoor de bestaande verwarmingsinstallatie werd ontworpen. Er werden wellicht ruimten toegevoegd of verwijderd, wanden werden geïsoleerd en luchtdichter gemaakt, schrijnwerk vervangen, ventilatie aangebracht,. Allemaal ingrepen die een grote invloed kunnen hebben op de warmteverliezen. Hieruit volgt ook dat bij de fasering en planning van een renovatie de gebouwschil het best eerst wordt aangepakt, zodat de gevolgen (wellicht een veel lager vereist verwarmingsvermogen en gunstiger temperatuurregime) juist kunnen resulteren in een optimaal werkende verwarmingsinstallatie. Zelfs als men deze logica niet kan volgen kan er toch al een behoorlijke winst geboekt worden met de vervanging van oude ketel door een gesloten condenserende uitvoering. 65

66 Een nauwkeurige warmteverliesberekening kan worden uitgevoerd conform de norm NBN EN en zijn recente Belgische bijlage (NBN EN ANB van juni 2015). Meer informatie kan worden teruggevonden in het artikel van WTCB contact 2015/4. Op de website van het WTCB, onder de rubriek rekentools wordt een Excel-rekentool beschikbaar gesteld (inclusief een tabel met U-waarden) die toelaat deze berekening uit te voeren. Een belangrijke keuze daarbij is of er al dan niet extra vermogen wordt voorzien voor het terug opwarmen na een tijdelijke temperatuurdaling (bijvoorbeeld na nachtverlaging). Deze vermogenstoeslag kan groot zijn, maar is niet steeds nodig als er, in overleg met de opdrachtgever, een permanente temperatuur wordt gerealiseerd (vb. met vloerverwarming) of als nachtverlaging niet wordt toegepast als het zeer koud is (bij gemiddelde temperaturen boven het vriespunt is er normaal gezien voldoende opwarmreserve). Figuur: Enkele screen shots van de warmteverliesberekening met het xls-rekenblad 10.3 Vermogen van de warmtegenerator Ook al wil men de bestaande warmtegenerator nog tijdelijk behouden, men zal het vermogen ervan moeten evalueren. Is de bestaande ketel versleten of niet meer stand der techniek (ketels van meer dan jaar oud) of is het vermogen ontoereikend, dan dringt directe vervanging zich op. Overdimensionering van de ketel moet zeker vermeden worden; niet enkel omdat dit een hogere investering met zich meebrengt, maar ook omdat een te grote warmtegenerator in zijn laagste werkingsgebied (met ondermaatse prestaties) terecht komt. Het feit dat het vermogen van de warmtegenerator modulerend is, verandert weinig aan de noodzaak van een correcte dimensionering: het modulatiebereik moet gebruikt worden voor de dagdagelijkse regeling in functie van de behoefte en buitentemperatuur, en niet om fouten in het ontwerp op te vangen. De werking van een warmtegenerator in slechte omstandigheden kan eveneens de oorzaak zijn van een voortijdige vervuiling of slijtage (herhaalde start-stops), kan regelmatiger onderhoud en vervanging van bepaalde onderdelen (pompen) vereisen, en leidt ook tot een verhoging van schadelijke emissies. 66

67 Een aandachtspunt is een situatie waarin ruimteverwarming en de aanmaak van sanitair warm water (SWW) door eenzelfde apparaat worden gerealiseerd. Wordt er gebruik gemaakt van een indirect gestookte boiler (een warmwaterbuffervat dat op temperatuur wordt gebracht met een ketel of warmtepomp), dan is het extra vermogen voor SWW beperkt (100 l/dag voor 3-4 personen komt overeen met een gemiddeld vermogen van 0.25 kw). Voor de bepaling van het volume van deze indirecte boiler zal rekening worden gehouden met het werkelijk geïnstalleerde vermogen. Een dergelijk laag vermogen (0.25 kw) zou een veel te groot vat vereisen en resulteren in lange oplaadtijden, maar op momenten van opladen kan men ook beroep doen op het volledige vermogen van de ketel. Wordt er gebruik gemaakt van warmwatervoorziening in doorstroom, dan zal het vereiste SWW vermogen meestal bepalend zijn (minstens kw), waardoor de ketel eigenlijk niet meer optimaal is voor verwarming. ). Is het verschil tussen beide vermogens erg groot, kies dan beter voor een ontkoppeling van het vermogen voor ruimteverwarming en SWW (met een indirecte boiler of met 2 afzonderlijke toestellen). Figuur : Mogelijkheden tot ontkoppelen van de vermogensbehoefte voor verwarming en sanitair warm water Een ander belangrijk aspect is het temperatuurregime waarin de warmtegenerator zal moeten werken. We spreken van het ontwerptemperatuurregime voor de, weliswaar weinig voorkomende, meest kritische situatie (-7 tot -12 C, streekgebonden), maar in de praktijk wordt het temperatuurregime best aangepast aan de werkelijke omstandigheden, bijvoorbeeld met een weersafhankelijke regeling. Het ontwerptemperatuurregime wordt voornamelijk bepaald door de warmteafgiftetoestellenen het gewenste comfort, het hydraulisch schema en de regeling: een lage retourtemperatuur is van belang voor een hoog rendement van condenserende gas- of olieketels, nog belangrijker is het beperken van de vertrektemperatuur bij warmtepompen. Streef in eerst instantie naar een ontwerptemperatuurregime van 65/55(/20) voor condenserende gasketels, van 55/45(/20) voor condenserende olieketels en van 40/30(/20) voor warmtepompen en dit in combinatie met een weersafhankelijke regeling die zorgt voor nog lagere temperaturen bij gemiddelde buitentemperaturen. Vervolgens moet worden nagegaan (zie volgende paragrafen) of dit haalbaar is voor de warmteafgiftetoestellen en het hydraulisch circuit (een halvering van het temperatuurverschil tussen vertrek en retourwater vereist een verdubbeling van het debiet!). Vervolgens moet worden nagegaan (zie volgende paragrafen) of dit in de nieuwe situatie haalbaar is voor de warmteafgiftetoestellen en het hydraulisch circuit. Merk op dat een halvering van het temperatuurverschil tussen vertrek en retourwater een verdubbeling van het debiet vereist!) 67

68 Figuur : conventies voor watertemperturen (tabel 13 uit Rapport 14 WTCB) 10.4 Vermogen en temperatuurregime van de warmteafgifte De warmteverliesberekening laat toe om het vereiste vermogen per ruimte te bepalen. Wenst men de bestaande radiatoren te hergebruiken, dan kan men per ruimte een lijst maken van de aanwezige radiatoren, en hun vermogen bij regime 75/65/20 (of een andere binnentemperatuur, vb. 24 C in een badkamer), bijvoorbeeld aan de hand van de technische informatie van de installatie of de catalogus van de fabrikant). Zijn deze gegevens niet meer beschikbaar, dan kan gebruik worden gemaakt van volgende inschattingsmethode (enkel voor klassieke plaatradiatoren, met of zonder lamellen). In functie van het type plaatradiator (aantal platen/aantal lamellen), de hoogte (H) en de lengte (L) kan men op eenvoudige wijze het vermogen bij een regime van 75/65/20 inschatten. Voorbeeld: Type 22 Hoogte: 0.6m Lengte: 1.2 m Ingeschat vermogen bij 75/65/20: ( *0.6)*1.2 = 1902 W 68

69 Figuur : inschatten van vermogens van bestaande plaatradiatoren Verifieer vervolgens, bijvoorbeeld aan de hand van de correctiefactoren uit tabel D.1 van het WTCBrapport nr 14 (2013), op welk temperatuurregime deze radiator zou moeten werken om het berekende vermogen te kunnen leveren. Haal je het vereiste vermogen niet bij het gewenste ontwerptemperatuurregime, dan moeten radiatoren worden bijgeplaatst of moet er toch een hoger temperatuurregime worden vastgelegd. Voor de meeste monovalente warmtepompen is het eerder onwaarschijnlijk dat je de lage gewenste regimetemperaturen met radiatoren zal kunnen realiseren. Evalueer ook de inertie van de radiatoren. Zo zullen bijvoorbeeld gietijzeren radiatoren (dus met een grote inertie) niet goed zijn aangepast aan ruimten waar de behoefte aan verwarming sterk variabel is. Figuur : gietijzeren radiator met hoge inertie 69

70 Figuur: vloerverwarming Voor vloerverwarming wordt de warmtebelasting/m² bepaald op basis van het berekende vermogen. Deze zal niet hoger zijn dan 100 W/m² voor normale leefruimten en niet hoger dan 175 W/m² voor perifere zones. Hoe lager de vloerbelasting kan blijven, hoe beter voor het rendement van de warmtegenerator. In functie van het type renovatie kan worden nagegaan welke type vloerverwarming in aanmerking komt. Bij vloeren op volle grond kan men wellicht voldoende uitgraving voorzien voor het aanbrengen van de nodige isolatie en een klassieke vloerverwarming volgens het natte systeem. Boven bestaande kelders of op verdiepingen is er veelal onvoldoende ruimte, daarvoor komen misschien dunne droge vloerverwarmingssystemen in aanmerking. In geval van decentrale verwarming, door gasconvectors of hout(pellet)kachels, is het van belang het werkelijke gewenste gebruik te kennen. Zijn deze toestellen enkel sfeerbrengers of bijverwarming, dan is het vermogen minder kritisch; het vermogen kan beter te klein zijn dan te hoog, om oververhitting en regelproblemen te vermijden. In veel gevallen fungeren de decentrale toestellen echter als hoofdverwarming, of verwacht de opdrachtgever zelfs dat ze naastliggende ruimten enigszins meeverwarmen: dergelijke verwachtingen hebben natuurlijk invloed op het gekozen vermogen Technische evaluatie Met het oog op het eventueel behouden van bepaalde delen van de installatie is het van belang hun algemene staat te evalueren. Wat het distributiesysteem betreft zijn er diverse elementen die kunnen worden bekeken en die invloed hebben op het hergebruik, dan wel een volledige vernieuwing: Is het originele hydraulische concept nog functioneel, of zijn er diverse wijzigingen doorgevoerd: toevoeging van radiatoren, ombouw van een thermosyfon- naar een pompcirculatie, verplaatsing van de ketel, enz. Complexe systemen houden een risico in op circulatieproblemen. Is de installatie, met leidingen en radiatoren, nog in goede staat: externe corrosie of lekken, aanwezigheid en staat van de isolatie, aanwezigheid van asbestisolatie, Kijk ook naar de aanwezigheid van thermostaatkranen, of de mogelijkheid deze eenvoudig aan te brengen. Figuur: Isolatie van leidingen met asbest 70

71 Wat ook de schijnbare toestand is (het is moeilijk de staat van het membraan van een expansievat, date en belangrijke functie vervult, te beoordelen) het is aanbevolen om het expansievat en alle veiligheidsvoorzieningen (overdrukventielen, manometer, ) standaard te vervangen. Verifieer het nodige volume (zie Excel-rekentool op de website van het WTCB, onder de rubriek rekentools ).. Conditie van het installatiewater o Sterke verontreiniging, aanwezigheid van roest of slibbezinksel o Zuurstofdichtheid van de gebruikte materialen (vooral leidingen vloerverwarming) Controle op goede en evenwichtige circulatie: o Worden de verschillende circuits uniform doorstroomd, zo niet dan moet de oorzaak nagegaan worden: is de hydraulische inregeling OK, gaat het om verstoppingen door corrosie of slibbezinksel,? o Worden de radiatoren even snel warm? Dergelijke controle kan bijvoorbeeld worden uitgevoerd door een koude installatie op te starten (thermostaat in vraag zetten) en alle radiatoren maximaal open te zetten. Met de hand of nog beter met een thermografische camera kan dan worden nagegaan of de diverse circuits min of meer gelijktijdig en evenwichtig opwarmen. Vloerverwarmingscircuit (eventueel wandverwarming): o Indien de zuurstofdichtheid van de gebruikte materialen niet gegarandeerd is, wordt het gebruik van een warmtewisselaar als scheiding aanbevolen. o Worden de verschillende circuits ter hoogte van de collector correct doorstroomd? Is er documentatie en een hydraulisch instelrapport beschikbaar? Indien de debieten kunnen worden afgelezen: stemmen die overeen met het instelrapport? Eventueel: verificatie met behulp van een thermografische camera. Figuur: Thermografisch beeld van een collector vloerverwarming Figuur: Thermografisch beeld van muurverwarming 71

72 Ook de bestaande warmtegenerator zal bekeken worden Staat van het apparaat: in het algemeen wordt gesteld dat een ketel na jaar zijn beste tijd heeft gehad; dit is natuurlijk afhankelijk van het werkelijke gebruik en de staat van het apparaat. Ook al werken bestaande generatoren nog schijnbaar naar behoren, met de vervanging van ketels van verouderde techniek door moderne ketels of warmtepompen kan een belangrijke energiebesparing gerealiseerd worden. Wenst men de bestaande warmtegenerator toch nog enige tijd te behouden,( In het geval van gefaseerde verbouwingen kan het interessant zijn om de ketel nog een paar jaar in dienst te houden tot de gebouwschil is gerenoveerd en pas dan een perfect aangepaste nieuwe warmtegenerator te voorzien.) dan zullen volgende elementen bekeken worden: Het verwarmingsauditrapport en het verbrandingsattest kunnen nuttige informatie geven over de werking van de ketel. Let daarbij op dat een verbrandingsattest enkel een rookgaszijdig rendement opgeeft dat geen uitsluitsel geeft over het rendement van de ketel en installatie als geheel. Figuur: Verwarmingsaudit voor CV-ketels Type verbrandingstoestel en toevoer verbrandingslucht: Open (atmosferische) verbrandingstoestellen (type B) ontnemen de nodige verbrandingslucht uit de ruimte waarin ze zijn opgesteld. Dit veronderstelt de aanwezigheid van een permanente, niet afsluitbare verbinding met de omgeving (een opening of een rooster). De afmetingen van deze opening kunnen worden bepaald op basis van de norm NBN B (en NBN B voor vermogens vanaf 70 kw), beide in revisie (In het voorliggend document zullen we de adviezen uit beide projectnormen overnemen indien beschikbaar voor de versie van 2017). De noodzaak tot een permanente luchttoevoeropening in stookplaatsen binnen het beschermd volume staat natuurlijk in contrast met de eis van een voldoende luchtdichte gebouwschil. Nog een extra reden om bestaande toestellen te vervangen door gesloten types. Naast luchtdichtheid zijn er nog andere redenen om open verbrandingstoestellen te vervangen en een sterke voorkeur te geven aan gesloten verbrandingstoestellen (type C) binnen het beschermde volume: beter gecontroleerde luchtovermaat en verbranding, hoger rendement, lager risico op CO-vergiftiging, Door de Ecodesign richtlijn zullen in de toekomst trouwens nog nauwelijks open verbrandingstoestellen verkocht worden. Belangrijke opmerking: sta in geen geval het gebruik van niet aangesloten toestellen (type A, bijvoorbeeld petroleumkacheltjes, warmtekanonnen op gas of stookolie, gasstralers, ) toe voor het gebruik als verwarming, ook niet als tijdelijke bijverwarming. Om eventuele emissie van vervuilende stoffen of overtollige warmte in de stookruimte te af te voeren is er soms een minimale ventilatie in de stookruimte vereist. Deze ventilatievereisten kunnen worden bepaald op basis de norm NBN B (en NBN B voor vermogens vanaf 70 kw), beide in revisie (In het voorliggend document zullen we de adviezen uit beide projectnormen overnemen indien beschikbaar voor de versie van 2017). Ook een evaluatie van de rookgasafvoerkanalen dringt zich op. Let daarbij op luchtdichtheid, sporen van roetdoorslag, de staat van de dakdoorvoer en de stabiliteit van de schouw boven het dak. Een belangrijk element daarbij is hun geschiktheid als rookgasafvoer voor de nieuw 72

Binnenisolatie Technieken en Aandachtspunten

Binnenisolatie Technieken en Aandachtspunten Binnenisolatie Technieken en Aandachtspunten Paul Steskens, dr. ir., Xavier Loncour, ir. - Afdeling Energie en Gebouw, WTCB Staf Roels, prof. dr. ir., Evy Vereecken, ir. Afdeling Bouwfysica, KULeuven CeDuBo

Nadere informatie

Slimme Energetische Renovatie van de Gebouwschil

Slimme Energetische Renovatie van de Gebouwschil Slimme Energetische Renovatie van de Gebouwschil Paul Steskens, dr. ir. Afdeling Energie en Gebouw Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf 20 Maart 2014 07/03/2014 - Page 1 Inhoud Introductie

Nadere informatie

Hygrothermisch ontwerp van buitenmuren

Hygrothermisch ontwerp van buitenmuren Hygrothermisch ontwerp van buitenmuren Labo Hygrothermie Hygrothermisch ontwerp van wanden DEEL 2 23 maart 2017 Hygrothermisch ontwerp van buitenmuren 23/03/2017 1 van 16 Hygrothermisch ontwerp van buitenmuren

Nadere informatie

Onvolkomenheden in de isolatie van de gebouwschil

Onvolkomenheden in de isolatie van de gebouwschil Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf http://www.wtcb.be Implicaties van lageenergieconstructies voor de ruwbouw Onvolkomenheden in de isolatie van de gebouwschil Sven Eeckhout, ing.,

Nadere informatie

BATIBOUW 2011 25 februari 2011

BATIBOUW 2011 25 februari 2011 Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf www.wtcb.be BATIBOUW 2011 25 februari 2011 Antoine Tilmans, ir Afdeling Klimaat, Installaties en Energieprestatie WTCB - Wetenschappelijk en Technisch

Nadere informatie

Na-isolatie van spouwmuren door insitu vullen van de luchtspouw. Kwaliteitsborging

Na-isolatie van spouwmuren door insitu vullen van de luchtspouw. Kwaliteitsborging Na-isolatie van spouwmuren door insitu vullen van de luchtspouw Kwaliteitsborging Jörg Wijnants Afdeling Technisch Advies WTCB 1 Het Energierenovatieprogramma 2020 van de Vlaamse overheid Het programma

Nadere informatie

VEA. Binnenisolatie van buitenmuren

VEA. Binnenisolatie van buitenmuren VEA Binnenisolatie van buitenmuren Inleiding Inleiding 3 1 Aandachtspunten bij de toepassing van binnenisolatie van buitenmuren 4 2 Checklist voor de start van de werken 7 3 Keuze binnenisolatieconcept

Nadere informatie

STS 71-2 Systemen voor de buitenisolatie van gevels STS 71-2 Voorstelling

STS 71-2 Systemen voor de buitenisolatie van gevels STS 71-2 Voorstelling STS 71-2 Systemen voor de buitenisolatie van gevels 1 STS 71-2 Voorstelling STS? Onderwerp van de STS 71-2 Prestaties? Prestaties in de STS 71-2 Realisatie van prestaties op de bouwplaats 2 1 STS 71-2

Nadere informatie

Gevels. 4.1. Inleiding. 4.2. Massieve gevel. 4.3. Spouwmuren. functie van de gevel prestatie-eisen van toepassing op gevels

Gevels. 4.1. Inleiding. 4.2. Massieve gevel. 4.3. Spouwmuren. functie van de gevel prestatie-eisen van toepassing op gevels Gevels 4.1. Inleiding 4.2. Massieve gevel 4.3. Spouwmuren functie van de gevel prestatie-eisen van toepassing op gevels traditionele gevel, isolerende blokken binnen- en buitenisolatie 4.1. Inleiding GEVELS

Nadere informatie

BESTAANDE BUITENMUREN. Staf Roels. KU Leuven, Afdeling Bouwfysica Departement Burgerlijke Bouwkunde Kasteelpark Arenberg 40 B-3001 Heverlee Leuven

BESTAANDE BUITENMUREN. Staf Roels. KU Leuven, Afdeling Bouwfysica Departement Burgerlijke Bouwkunde Kasteelpark Arenberg 40 B-3001 Heverlee Leuven NA-ISOLATIE VAN BESTAANDE BUITENMUREN STUDIEDAG VEA WTCB 7 FEBRUARI 2012 BUITENISOLATIE VAN BESTAANDE BUITENMUREN Staf Roels KU Leuven, Afdeling Bouwfysica Departement Burgerlijke Bouwkunde Kasteelpark

Nadere informatie

Duurzaam bouwen. Muren

Duurzaam bouwen. Muren Duurzaam bouwen Muren 1 % zonder isolatie Muren isoleren waar staan we?? 100 80 60 40 20 0 1998 2001 2003 2005 2008 2020 2 Ouderdom woning 3 Energieverlies per 100 m² ca. 1500 m³ aardgas of 1500 liter

Nadere informatie

KOUDEBRUGGEN. hulpmiddelen om koudebruggen te begroten

KOUDEBRUGGEN. hulpmiddelen om koudebruggen te begroten KOUDEBRUGGEN overzicht wat zijn koudebruggen? koudebruggen en de regelgeving? hoe koudebruggen vermijden? praktijkvoorbeelden spouwmuur binnenisolatie buitenisolatie navullen van spouwmuren hellende daken

Nadere informatie

INDIVIDUELE TAAK OPLEIDINSONDERDEEL CONSTRUCTIES 1. JULIE VANDENBULCKE MAK 1 E Aannemer: Luc Vandermeulen

INDIVIDUELE TAAK OPLEIDINSONDERDEEL CONSTRUCTIES 1. JULIE VANDENBULCKE MAK 1 E Aannemer: Luc Vandermeulen INDIVIDUELE TAAK OPLEIDINSONDERDEEL CONSTRUCTIES 1 JULIE VANDENBULCKE MAK 1 E Aannemer: Luc Vandermeulen Inhoud 1. 1 ste constructiedetail... 2 2. 2 de constructiedetail... 3 3. Beschrijving van de opbouw

Nadere informatie

Na-isolatie van gevels

Na-isolatie van gevels Na-isolatie van gevels WTCB Nathan Van Den Bossche Universiteit Gent Evy Vereecken KU Leuven Stijn Mertens WTCB Spouwvulling Binnenisolatie & innovatie Binnenisolatie & vorst Binnenisolatie & houten balken

Nadere informatie

Basisprincipes. Binnenisolatie - Deel 1: Basisprincipes. Groot potentieel voor na-isolatie van muren. Timo De Mets Labo Hygrothermie

Basisprincipes. Binnenisolatie - Deel 1: Basisprincipes. Groot potentieel voor na-isolatie van muren. Timo De Mets Labo Hygrothermie Basisprincipes Labo Hygrothermie Informatiesessie Binnenisolatie Deel 1 9 oktober 2018 Groot potentieel voor na-isolatie van muren 3,7 miljoen woningen 1946-1970 Vooral ongeïsoleerde spouwmuren 23 % 38

Nadere informatie

Nieuwe oplossingen voor binnenisolatie Lessons learned. Nieuwe oplossingen voor binnenisolatie

Nieuwe oplossingen voor binnenisolatie Lessons learned. Nieuwe oplossingen voor binnenisolatie Stappenplan voor een kwaliteitsvolle energetische renovatie: gestroomlijnd en prestatiegericht werken www.renofase.be WTCB Drie manieren om bestaande muren energetisch te renoveren Spouwvulling Buitenisolatie

Nadere informatie

Na-isolatie van bestaande gevels: detaillering

Na-isolatie van bestaande gevels: detaillering Na-isolatie van bestaande gevels: detaillering Filip Dobbels, WTCB 24 oktober 2017 Antwerpen NA-ISOLATIE : DETAILLERING Welke na-isolatietechniek? Buitenisolatie (*) Spouwisolatie Binnenisolatie (*) al

Nadere informatie

Duurzaam bouwen. Muren

Duurzaam bouwen. Muren Duurzaam bouwen Muren 1 % zonder isolatie Muren isoleren waar staan we? 100 80 60 40 20 0 1998 2001 2003 2005 2008 2020 2 Ouderdom woning 3 Energieverlies per 100 m² ca. 1500 m³ aardgas of 1500 liter stookolie

Nadere informatie

Keuze Uitvoeringstechniek: Gevalideerde en Innovatieve Oplossingen voor na isolatie van Gevels

Keuze Uitvoeringstechniek: Gevalideerde en Innovatieve Oplossingen voor na isolatie van Gevels Keuze Uitvoeringstechniek: Gevalideerde en Innovatieve Oplossingen voor na isolatie van Gevels Paul Steskens, dr. ir., Afdeling Energie en Gebouw, WTCB Staf Roels, prof. dr. ir., Afdeling Bouwfysica, KULeuven

Nadere informatie

VERWERKINGS- VOORSCHRIFTEN

VERWERKINGS- VOORSCHRIFTEN WALL LB VERWERKINGS- VOORSCHRIFTEN PRINCIPE WALL LB 1. SAFE-R WALL LB 2. Binnenspouwblad 3. Isolatieplug 4. Draagstructuur van gevelbekleding 5. Geventileerde spouw 6. Gevelbekleding DE GEISOLEERDE GEVENTILEERDE

Nadere informatie

Na-isolatie van muren

Na-isolatie van muren Na-isolatie van muren Aandachtspunten en kwaliteitsbewaking Joost Beke, expert-architect (joost.beke@expert-architect.be) Na-isolatie van muren Inleiding Mogelijkheden Algemene aandachtspunten Isolatietechnieken

Nadere informatie

Deel 1 Spouwmuur & ETICS

Deel 1 Spouwmuur & ETICS Lerarenopleiding Demodag 3 - Gevels 24 november 2015 Marcus Peeters & Stijn Van der Meersch Deel 1 Spouwmuur & ETICS Demodag 3 24/11/2015 2 Inhoud 1. Spouwmuur 2. ETICS Demodag 3 24/11/2015 3 1 Inhoud

Nadere informatie

Bekeken vanuit de praktijk

Bekeken vanuit de praktijk Bekeken vanuit de praktijk Tom Sels: Voorzitter Vakvereniging binnen Confederatie bouw van na-isolatiebedrijven (CBI-CCI), sectorvertegenwoordiging voor de aannemer (31 actieve leden) Zaakvoerder van Vivixtum:

Nadere informatie

Binnenisolatie: fysische fenomenen van warmte- lucht en vochttransport

Binnenisolatie: fysische fenomenen van warmte- lucht en vochttransport Binnenisolatie: fysische fenomenen van warmte- lucht en vochttransport A. Janssens Onderzoeksgroep Bouwfysica, Constructie en Klimaatbeheersing Vakgroep Architectuur en Stedenbouw, Universiteit Gent Met

Nadere informatie

Click to edit Master title style

Click to edit Master title style Click to edit Master title style Ir. Els Bleus 1 Opmerkelijke voorbeelden : spouwisolatie Click to edit Master buitenisolatie title style - isolatie 2 1 Opmerkelijke voorbeelden : spouwisolatie buitenisolatie

Nadere informatie

Opleiding Duurzaam gebouw: Renovatie met een hoge energie-efficiëntie: technische details Leefmilieu Brussel

Opleiding Duurzaam gebouw: Renovatie met een hoge energie-efficiëntie: technische details Leefmilieu Brussel Opleiding Duurzaam gebouw: Renovatie met een hoge energie-efficiëntie: technische details Leefmilieu Brussel ISOLATIE VAN MUREN BIJ RENOVATIE Pierre DEMESMAECKER Institut de Conseil et d Etudes en Développement

Nadere informatie

Werkpakket 1 Diagnose van de Bestaande Toestand

Werkpakket 1 Diagnose van de Bestaande Toestand Werkpakket 1 Diagnose van de Bestaande Toestand Nathan Van Den Bossche dr. ir. arch., Vakgroep Architectuur en Stedenbouw, UGent Glenn De Meersman, ir. arch. Vakgroep Architectuur en Stedenbouw, UGent

Nadere informatie

Binnenisolatie van Buitenmuren

Binnenisolatie van Buitenmuren Binnenisolatie van Buitenmuren 1 Paul Steskens - Xavier Loncour - Anneleen Acke - Jörg Wijnants Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf - WTCB Lombardstraat 42 B-1000 Brussel Belgïe

Nadere informatie

Na-isolatie: geïntegreerd versus gefaseerd

Na-isolatie: geïntegreerd versus gefaseerd Passiefhuis-Platform vzw De REFLEX voor energiebewust bouwen Na-isolatie: geïntegreerd versus gefaseerd Na-isolatie: geïntegreerd versus gefaseerd Ir. Arch. Wouter Hilderson, technisch adviseur Wouter.hilderson@passiefhuisplatform.be

Nadere informatie

C o n s t r u c t i e s 1

C o n s t r u c t i e s 1 Individuele taak constructies Andreas Geldof Bouwheer: Lecobouw BVBA Architect: Hans Geldof Aannemer: Ronny Bernaert Ligging: Handzamestraat 3, 8840 Staden C onstructies 1 Opzoekingswerk WTCB, korte samenvatting

Nadere informatie

Lerarenopleiding Demodag 3 - Gevels

Lerarenopleiding Demodag 3 - Gevels Lerarenopleiding Demodag 3 - Gevels marcus.peeters@odisee.be stijn.vandermeersch@odisee.be 24 november 2015 Marcus Peeters & Stijn Van der Meersch Odisee Campus Dirk Martens Aalst Onderzoekskern DUBiT

Nadere informatie

Isoleren bestaande muren!

Isoleren bestaande muren! Isoleren bestaande muren! Mogelijkheden en Beperkingen ir. Marcus Peeters - marcus.peeters@hubkaho.be Lector / onderzoeker KaHo Sint-Lieven Aalst KMO-loket LED-netwerk: Duurzaam Bouwen Onderzoekskern DUBiT

Nadere informatie

Na bijsturing (vb plaatsen nieuwe regendichte afwerking gevel, hervoegen,...) kan alsnog worden overgegaan tot plaatsen van binnenmuurisolatie.

Na bijsturing (vb plaatsen nieuwe regendichte afwerking gevel, hervoegen,...) kan alsnog worden overgegaan tot plaatsen van binnenmuurisolatie. ISOLEREN BOUWSCHIL MUREN ISOLEREN aan de binnenzijde ALGEMEEN Het aanbrengen van isolatie aan de binnenzijde van de muur is niet de meest evidente manier van isoleren. Bouwtechnisch zijn er nogal wat struikelblokken.

Nadere informatie

Inleiding. Isolatie. Spouwvulling Binnenisolatie. Buitenisolatie. Dakisolatie Bouwknopen

Inleiding. Isolatie. Spouwvulling Binnenisolatie. Buitenisolatie. Dakisolatie Bouwknopen (her)opbouw van een buitenspouwblad Buitengevelisolatie Herselt Antwerpen, V Driessensstraat Van miniem tot ingrijpend: constructief Van miniem tot ingrijpend: Constructief Visueel Sleephelling Wienerberger

Nadere informatie

Thermische isolatie van bestaande platte daken

Thermische isolatie van bestaande platte daken Thermische isolatie van bestaande platte daken In onze maatschappij gaat steeds meer aandacht naar energiebesparingen, milieubescherming en comfort, wat een doordachte thermische isolatie van de gebouwschil

Nadere informatie

Drempeldetaillering voor toegankelijk buitenschrijnwerk

Drempeldetaillering voor toegankelijk buitenschrijnwerk Drempeldetaillering voor toegankelijk buitenschrijnwerk Eddy Mahieu Hoofdadviseur Technisch Advies Probleemstelling We WILLEN: een drempelloze, rolstoeltoegankelijke woning realiseren MAAR zonder dat door

Nadere informatie

Gebruikersgroep-vergadering 24/05/ Waregem

Gebruikersgroep-vergadering 24/05/ Waregem Gebruikersgroep-vergadering 24/05/2016 - Waregem Stappenplan voor een kwaliteitsvolle energetische renovatie: gestroomlijnd en prestatiegericht werken RenoFase Gebruikersgroep 24/05/2016 Gebruikersgroep-vergadering

Nadere informatie

Na-isoleren van bestaande buitenmuren

Na-isoleren van bestaande buitenmuren Na-isoleren van bestaande buitenmuren Tips om probleemloos binnenisolatie te voorzien Hoe isoleer je bestaande buitenmuren: in de spouw, aan de binnenzijde of aan de buitenzijde? In deze reeks artikels

Nadere informatie

Binnenisolatie van buitenmuren

Binnenisolatie van buitenmuren Binnenisolatie van buitenmuren VLAAMS ENERGIEAGENTSCHAP www.energiesparen.be/muurisolatie Inhoudstafel Inleiding... 4 1 Aandachtspunten bij de toepassing van binnenisolatie van buitenmuren... 6 2 Checklist

Nadere informatie

Thermische isolatie langs de binnenzijde

Thermische isolatie langs de binnenzijde Thermische isolatie langs de binnenzijde Antoine Tilmans Labohoofd Labo Hygrothermie 09/10/2018 Diagnose en ontwerp van verschillende systemen Met de steun van de Technologische Dienstverlening Duurzaam

Nadere informatie

Van IER naar LTD the devil is in the details ( * )

Van IER naar LTD the devil is in the details ( * ) INGRIJPEND ENERGETISCHE RENOVATIE nieuwe aard werken vanaf 1/1/2015 2 Van IER naar LTD the devil is in the details ( * ) Benny Craenhals architect energieconsulent NAV ( * ) God is in the detail Ludwig

Nadere informatie

Project: Renovatie Dorpshuis - Hombeek

Project: Renovatie Dorpshuis - Hombeek 2 INFOFICHE Project: Renovatie Dorpshuis - Hombeek Innoverende maatregel : BUITENMUURISOLATIE inpakken van de buitenschil BAOPT luchtverwarmingssysteem met ongerichte luchtstroom met warmterecuperatie

Nadere informatie

Binnenisolatie van bestaande buitenmuren. Peter Wouters Paul Steskens

Binnenisolatie van bestaande buitenmuren. Peter Wouters Paul Steskens Binnenisolatie van bestaande buitenmuren Peter Wouters Paul Steskens WTCB 2 1 De visie rond binnenisolatie in het verleden 2 Noodzaak tot nemen van beheersbare risico s Waarom? In het kader van 2020 en

Nadere informatie

CONSTRUCTIES 1: BOUWKNOPEN

CONSTRUCTIES 1: BOUWKNOPEN Arne Schoelinck PBA-VG 1MAK 1D1 Constructies 1 Docent: D. Gijsemans CONSTRUCTIES 1: BOUWKNOPEN Bouwheer: Frank Schoelinck Architect: Geert Clément Inleiding Voor deze opdracht moesten we een gedocumenteerd

Nadere informatie

Hilde Masschelein Gedelegeerd bestuurder. Stappenplan voor een kwaliteitsvolle energetische renovatie: gestroomlijnd en prestatiegericht werken

Hilde Masschelein Gedelegeerd bestuurder. Stappenplan voor een kwaliteitsvolle energetische renovatie: gestroomlijnd en prestatiegericht werken Een project gesteund door Stappenplan voor een kwaliteitsvolle energetische renovatie: gestroomlijnd en prestatiegericht werken Master title - 12-10-17 - Pagina 1 Hilde Masschelein Gedelegeerd bestuurder

Nadere informatie

De waterdichte aansluiting van beglaasde balustrades op platte daken

De waterdichte aansluiting van beglaasde balustrades op platte daken Bij de plaatsing van beglaasde balustrades op de dakopstanden van platte daken wordt de dakafdichting doorgaans doorboord. Deze doorboring wordt dan afgedicht met een kit of met bevestigingen met een dichtingsring.

Nadere informatie

Duurzaam bouwen. Het geïsoleerde hellend dak

Duurzaam bouwen. Het geïsoleerde hellend dak Duurzaam bouwen Het geïsoleerde hellend dak 1 Het geïsoleerde hellende dak Bron: WTCB TV 202 2 Dakstructuur - daktimmer muurplaat gebint gordingen nokgording kepers spanten zelfdragende dakplaten 3 Bron:

Nadere informatie

Verhoog uw comfort en bespaar op uw energiefactuur

Verhoog uw comfort en bespaar op uw energiefactuur n e w Bou Bouwen Verhoog uw comfort en bespaar op uw energiefactuur Inleiding Tijdens de winter beperkt isolatie het warmteverlies en dat is rechtstreeks te zien op uw verwarmingsfactuur. Tijdens de zomer

Nadere informatie

Alles over verbouwen en renoveren!

Alles over verbouwen en renoveren! 1. Algemeen Alles over verbouwen en renoveren! Belangrijkste functie van thermische isolatie is het beperken van het energieverbruik en de reductie van de CO 2 uitstoot (milieu). Voor het isoleren van

Nadere informatie

1. Principe. 2. De EPB regelgeving. Informatie en ondersteuning. Opmerkingen

1. Principe. 2. De EPB regelgeving. Informatie en ondersteuning. Opmerkingen Informatie en ondersteuning EPB Gebouwschil: thermische isolatie, oververhitting, luchtdichtheid Thermische isolatie van gevels en andere muren die het beschermde volume begrenzen Verschenen: april 2014

Nadere informatie

6IWc Volbouw 1. Deel 2: Volbouw

6IWc Volbouw 1. Deel 2: Volbouw 6IWc Volbouw 1 Inleiding Deel 2: Volbouw Er zijn verschillende manieren voor het bouwen van een passief huis. Een van die technieken is de volbouw techniek. Het wordt ook wel soms de traditionele manier

Nadere informatie

Werkpakket 2 Ontwerpgids

Werkpakket 2 Ontwerpgids Werkpakket 2 Ontwerpgids 10 Juni 2014 10/06/2014 Page 1 1. Inleiding De fundamentele keuzes Integraal of gefaseerd renoveren? Slopen of renoveren? Doelstelling van de ontwerpgids Hoofdstukken 2 5 + bijlagen

Nadere informatie

XELLA Bouwknopen eenvoudig oplossen

XELLA Bouwknopen eenvoudig oplossen XELLA Bouwknopen eenvoudig oplossen Bouwdetails in de praktijk CeDuBo VDAB Hamme 1 oktober 2015 Geteste luchtdichtheid Silka kalkzandsteen Dragende Silka muur blokken of elementen Zeer kleine maattoleranties

Nadere informatie

Installatieinstructies

Installatieinstructies Installatieinstructies Algemeen Gelieve de instructies goed te lezen en te begrijpen. Gelieve het nodige materiaal te gebruiken zoals beschreven hieronder. Zorg dat u handschoenen en veiligheidsbril draagt.

Nadere informatie

Voor dak, wand, vloer en zolder

Voor dak, wand, vloer en zolder ISOLATIEPLATEN PIR Voor dak, wand, vloer en zolder DIVISION INSULATION www.unilininsulation.com Al meer dan 30 jaar maakt UNILIN, division insulation dakelementen met poly urethaanisolatie voor het hellende

Nadere informatie

Drempel(loo)s zonder hindernissen

Drempel(loo)s zonder hindernissen 11/06/2010 Drempel(loo)s zonder hindernissen Stefan Danschutter Contact: sda@bbri.be, Av. P. Holoffe 21, B-1342 Limelette, Tel: 02/655.77.11 Probleemstelling We willen een drempelloze, rolstoeltoegankelijke

Nadere informatie

Detailtekeningen WILLCO Isolatiesystemen

Detailtekeningen WILLCO Isolatiesystemen Detailtekeningen WILLCO Isolatiesystemen 6.3-1 Aansluiting op een plint - met inox of alu sokkelprofiel Detail: 1.1 Verticale snede Detail 1.1 : Aansluiting op een plint - verticale snede met inox of alu

Nadere informatie

Studienamiddag Energetische renovatie van woningen 9 juni 2015 VAC, Gent CAPILLAIR ACTIEVE SYSTEMEN VOOR BINNENISOLATIE. Evy Vereecken, Staf Roels

Studienamiddag Energetische renovatie van woningen 9 juni 2015 VAC, Gent CAPILLAIR ACTIEVE SYSTEMEN VOOR BINNENISOLATIE. Evy Vereecken, Staf Roels Studienamiddag Energetische renovatie van woningen 9 juni 215 VAC, Gent CAPILLAIR ACTIEVE SYSTEMEN VOOR BINNENISOLATIE Evy Vereecken, Staf Roels Afdeling Bouwfysica Departement Bouwkunde KU Leuven, Belgium

Nadere informatie

Na-isoleren. Isoleren v003 zonder

Na-isoleren. Isoleren v003 zonder Na-isoleren Waar moet je op letten bij de aanschaf van een isolatiemaatregel? Met o.a. inzichten over spouwmuren in Houten (noord) Houten, 20 februari 2019 Rianne de Beer Isoleren v003 zonder In deze presentatie

Nadere informatie

Opleiding Duurzaam Gebouw:

Opleiding Duurzaam Gebouw: Opleiding Duurzaam Gebouw: Diagnosetools voor renovatie Leefmilieu Brussel Diagnose van de isolatie van de gebouwschil Gauthier KEUTGEN ICEDD Doelstelling(en) van de presentatie De aandacht vestigen op

Nadere informatie

Het hedendaagse platte dak

Het hedendaagse platte dak Het hedendaagse platte dak Basisregels voor een goede opbouw ir. Marcus Peeters, lector / onderzoeker pba Bouw Odisee AALST campus Dirk Martens Inhoud 1. Opbouw 2. Afschot en afschotisolatie 3. Luchtdichtheid

Nadere informatie

Infosessies voor energiedeskundigen type A. januari/februari 2011

Infosessies voor energiedeskundigen type A. januari/februari 2011 Infosessies voor energiedeskundigen type A januari/februari 0 Deel IV Verduidelijkingen en aanpassingen in de werkwijze voor het bepalen van de U-waarden van de gebouwschil U-waarde bepaling Invoerveld

Nadere informatie

Na-isolatie van bestaande buitenmuren Studiedag 7 februari 2012 Consciencegebouw, Brussel. Navullen van spouwmuren met isolatie in de praktijk

Na-isolatie van bestaande buitenmuren Studiedag 7 februari 2012 Consciencegebouw, Brussel. Navullen van spouwmuren met isolatie in de praktijk Na-isolatie van bestaande buitenmuren Studiedag 7 februari 2012 Consciencegebouw, Brussel Navullen van spouwmuren met isolatie in de praktijk Arnold Janssens, Onderzoeksgroep Bouwfysica (BFG) Faculteit

Nadere informatie

Wooncomfort begint bij uw dak.

Wooncomfort begint bij uw dak. Wooncomfort begint bij uw dak. Optimaal gebruik van de ruimte onder het dak... Vandaag de dag is bij elke nieuwbouw of renovatie een maximaal en optimaal gebruik van de ruimte onder het dak een absolute

Nadere informatie

Opleiding Duurzaam gebouw: Renovatie met een hoge energie-efficiëntie: technische details

Opleiding Duurzaam gebouw: Renovatie met een hoge energie-efficiëntie: technische details Opleiding Duurzaam gebouw: Renovatie met een hoge energie-efficiëntie: technische details Leefmilieu Brussel DAKISOLATIE BIJ RENOVATIES Pierre DEMESMAECKER Institut de Conseil et d Etudes en Développement

Nadere informatie

Constructie BZL ENEMAN BENJAMIN

Constructie BZL ENEMAN BENJAMIN 2015-2016 Constructie BZL ENEMAN BENJAMIN VASTGOED 1MAK 1 E 1 Info Bouwheer : Dhr. Björn Bentein Provincie: West-Vlaanderen Gemeente: Oostende Straat: Klokhofsstraat 17 Architect: Martin Janssens Ingenieur:

Nadere informatie

Opleiding Duurzaam Gebouw: Duurzamer werfbeheer

Opleiding Duurzaam Gebouw: Duurzamer werfbeheer Opleiding Duurzaam Gebouw: Duurzamer werfbeheer Leefmilieu Brussel WORKSHOP Milieu-impact van een renovatiewerf Liesbet Temmerman + Sébastien BREELS MATRIciel Doelstellingen van de praktische workshop

Nadere informatie

MASSIEF PASSIEFBOUW IN DE PRAKTIJK

MASSIEF PASSIEFBOUW IN DE PRAKTIJK Studienamiddag MASSIEF PASSIEFBOUW IN DE PRAKTIJK voorjaar 2011 Passief ontwerpen op componentniveau: traditionele versus passieve details Staf Roels - KULeuven & Steven Vanden Brande - Wienerberger Opzet

Nadere informatie

Binnenisolatie van Buitenmuren

Binnenisolatie van Buitenmuren Binnenisolatie van Buitenmuren 1 Paul Steskens - Xavier Loncour - Anneleen Acke - Jörg Wijnants Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf - WTCB Lombardstraat 42 B-1000 Brussel Belgïe

Nadere informatie

Fermacork FC. www.matgreen.eu

Fermacork FC. www.matgreen.eu Augustus 0 FC Bouwplaat met verdunde randen, samengesteld uit een gipsplaat (80%), gerecycleerde cellulosevezels (0%) en een geëxpandeerde kurkplaat. Inleiding De lancering van de Fermacell-plaat met kurk

Nadere informatie

Gebruikersgroep-vergadering 25/01/ Brussel

Gebruikersgroep-vergadering 25/01/ Brussel Gebruikersgroep-vergadering 25/01/2017 - Brussel Stappenplan voor een kwaliteitsvolle energetische renovatie: gestroomlijnd en prestatiegericht werken Wouter Hilderson ONTWERPGIDS & KLANTBENADERING Inhoud

Nadere informatie

Thermische isolatie oplossingen. thermische isolatie. muur en vloer PUR / PIR. panelen TMS & SIS REVE

Thermische isolatie oplossingen. thermische isolatie. muur en vloer PUR / PIR. panelen TMS & SIS REVE Thermische isolatie oplossingen thermische isolatie muur en vloer PUR / PIR panelen TMS & SIS REVE TMS & SIS REVE muren comfort besparingen prestaties Een gebouw dat slecht of helemaal niet geïsoleerd

Nadere informatie

Opleiding Duurzaam Gebouw: Gedeeltelijke en gefaseerde renovatie

Opleiding Duurzaam Gebouw: Gedeeltelijke en gefaseerde renovatie Opleiding Duurzaam Gebouw: Gedeeltelijke en gefaseerde renovatie Leefmilieu Brussel RenoFase = ENERGIERENOVATIE VAN EENGEZINSWONINGEN Sophie CHAMART WTCB Technologische Dienstverlening Duurzaam Bouwen

Nadere informatie

Hygrothermisch concept van platte daken. 16 maart 2017

Hygrothermisch concept van platte daken. 16 maart 2017 Hygrothermisch concept van platte daken 16 maart 2017 Eddy Mahieu WTCB - Pagina 1 Opmerking: Disclaimer De syllabi die uitgedeeld worden bij uiteenzettingen die gegeven worden door het WTCB maken geen

Nadere informatie

met betonsteenstrippen

met betonsteenstrippen & met betonsteenstrippen Iso&Stripes met betonsteenstrippen, duurzaam isoleren én stijlvol afwerken. Willco Products ontwikkelde met het WILLCO Iso&Stripes Systeem een totaaloplossing voor zowel het isoleren

Nadere informatie

Bespreking twee constructiedetails: Bouwknopen

Bespreking twee constructiedetails: Bouwknopen Kirsty Gerin HoGent: Faculteit Natuur en Techniek 2015-2016 1MAK B1 Docent: Gijsemans Dirk CONSTRUCTIES I WONINGBOUW: Bespreking twee constructiedetails: Bouwknopen Naar ontwerp en plannen van ARCHITECT:

Nadere informatie

Kati Lamens Voorzitter. Stappenplan voor een kwaliteitsvolle energetische renovatie: gestroomlijnd en prestatiegericht werken 10/10/2017

Kati Lamens Voorzitter. Stappenplan voor een kwaliteitsvolle energetische renovatie: gestroomlijnd en prestatiegericht werken 10/10/2017 Een project gesteund door Stappenplan voor een kwaliteitsvolle energetische renovatie: gestroomlijnd en prestatiegericht werken Master title - 10-10-17 - Pagina 1 Kati Lamens Voorzitter Master title -

Nadere informatie

Focus: ontwikkeling bouwdetails binnenisolatie

Focus: ontwikkeling bouwdetails binnenisolatie Stappenplan voor een kwaliteitsvolle energetische renovatie: gestroomlijnd en prestatiegericht werken NA ISOLATIE & DETAILS Stand van zaken labo onderzoek, databanken & instrumenten ir. arch. F. Dobbels,

Nadere informatie

VERSLAG EPB-STUDIE. Bouwheer. Projectlocatie. Projectomschrijving. Ons dossiernummer. Datum. Stad Gent. Gent. Kinderdagverblijf De Bron 14-066

VERSLAG EPB-STUDIE. Bouwheer. Projectlocatie. Projectomschrijving. Ons dossiernummer. Datum. Stad Gent. Gent. Kinderdagverblijf De Bron 14-066 VERSLAG EPB-STUDIE Bouwheer Projectlocatie Projectomschrijving Stad Gent Gent Kinderdagverblijf De Bron Ons dossiernummer 14-066 Datum April 2015 01/09/2015 p. 1-13 Inhoud 1. Inleiding... 3 2. EPB-eisen

Nadere informatie

Binnenisolatie: hygrothermisch onderzoek & detaillering

Binnenisolatie: hygrothermisch onderzoek & detaillering Stappenplan voor een kwaliteitsvolle energetische renovatie: gestroomlijnd en prestatiegericht werken Binnenisolatie: hygrothermisch onderzoek & detaillering NVBV Kennisdag Delft, 14/06/17 Filip Dobbels,

Nadere informatie

Evaluaties van prestaties en risico s: methoden en modellen

Evaluaties van prestaties en risico s: methoden en modellen LBFLaboratory of Building Physics Kasteelpark Arenberg 40, bus 2447 BE-3001 Leuven (Heverlee) Belgium Evaluaties van prestaties en risico s: methoden en modellen S.Roels Laboratorium Bouwfysica, Departement

Nadere informatie

CONSTRUCTIES 1: BZL-TAAK

CONSTRUCTIES 1: BZL-TAAK CONSTRUCTIES 1: BZL-TAAK Adres werf: Vaartstraat 22, 9870 Zulte 19 mei 2015 Sirien Keeta en Athina Themistocleous Bouwheer Architect Aannemer De heer en mevrouw Van Nevel Korterijksesteenweg 195 9800 Petegem-aan-de-Leie

Nadere informatie

Lerarenopleiding Demodag 1 - Daken

Lerarenopleiding Demodag 1 - Daken Lerarenopleiding Demodag 1 - Daken 17 november 2015 Marcus Peeters & Stijn Van der Meersch Deel 2 Hellende daken Demodag 1 17/11/2015 2 Inhoud 1. Dakopbouwen 2. Bouwelementen Demodag 1 17/11/2015 3 Inhoud

Nadere informatie

Gebruikersgroep-vergadering 24/05/ Waregem

Gebruikersgroep-vergadering 24/05/ Waregem Gebruikersgroep-vergadering 24/05/2016 - Waregem Stappenplan voor een kwaliteitsvolle energetische renovatie: gestroomlijnd en prestatiegericht werken Wouter Hilderson KLANTBENADERING Gebruikersgroep -

Nadere informatie

Ytong heeft in haar gamma een dunpleister

Ytong heeft in haar gamma een dunpleister B5 Afwerking B5 afwerking 203 B.5 Afwerking B.5.1 Binnenafwerkingen B.5.1.1 Dunpleisters (2 tot 3 mm dikte) B.5.1.2 Traditionele pleisters (10 tot 15 mm dikte) B.5.1.3 Tegels B.5.1.4 Verven B.5.1.5 Glasvezelweefsel

Nadere informatie

Na-isoleren van bestaande buitenmuren

Na-isoleren van bestaande buitenmuren Na-isoleren van bestaande buitenmuren Buitengevelisolatie Hoe isoleer je bestaande buitenmuren: in de spouw, aan de binnenzijde of aan de buitenzijde? In deze reeks artikels zetten we de verschillende

Nadere informatie

Het isolatiemateriaal voor nieuwbouw en renovatie. *Houtskeletbouw

Het isolatiemateriaal voor nieuwbouw en renovatie. *Houtskeletbouw HSB* isolatie *Houtskeletbouw PIF isolatiefolie toegepast in houtbouwconstructies ALGEMEEN Het isoleren van een woning zorgt voor een beter comfort, lagere energielasten, een waardestijging van de woning

Nadere informatie

Opleiding. Duurzaam gebouw : ENERGIE. Leefmilieu Brussel WORKSHOP GEBOUWSCHIL. Thomas GOETGHEBUER MATRICIEL

Opleiding. Duurzaam gebouw : ENERGIE. Leefmilieu Brussel WORKSHOP GEBOUWSCHIL. Thomas GOETGHEBUER MATRICIEL Opleiding Duurzaam gebouw : ENERGIE Leefmilieu Brussel WORKSHOP GEBOUWSCHIL Thomas GOETGHEBUER MATRICIEL Presentatie van het project 2 Presentatie van het project 3 Presentatie van het project 4 Presentatie

Nadere informatie

INFOFICHE BOUWADVIES

INFOFICHE BOUWADVIES Gebouwschil: opbouw en isolatie ISOL 02.18 Hellende daken: isoleren tussen de draagstructuur met vlokken Uitgangspunt: bestaand of nieuw hellend dak met houten draagstructuur in goede staat, dampopen en

Nadere informatie

Daken. 6.1. Platte daken. 6.2. Hellende daken. 6.3. Metalen daken. Warm dak Omgekeerd dak

Daken. 6.1. Platte daken. 6.2. Hellende daken. 6.3. Metalen daken. Warm dak Omgekeerd dak Daken 6.1. Platte daken Warm dak Omgekeerd dak 6.2. Hellende daken 6.3. Metalen daken 6.1. Platte daken plat dak = regendicht + waterdicht AFDICHTINGEN Vier variabelen: - aantal lagen éénlaags, tweelaags

Nadere informatie

Plaatsingsvoorschriften DELTA -THENE: Afdichting in de spouwmuur Conform EN 14967:2006

Plaatsingsvoorschriften DELTA -THENE: Afdichting in de spouwmuur Conform EN 14967:2006 Plaatsingsvoorschriften DELTA -THENE: Afdichting in de spouwmuur Conform EN 14967:2006 Algemene informatie: Het product is CE-gecertificeerd: prestatieverklaring op www.doerken.be. De folie beantwoordt

Nadere informatie

Waterdichtheid verzekeren ter hoogte van aansluitingen tussen wanden: een noodzaak!

Waterdichtheid verzekeren ter hoogte van aansluitingen tussen wanden: een noodzaak! Waterdichtheid verzekeren ter hoogte van aansluitingen tussen wanden: een noodzaak! Jörg Wijnants fdeling Technisch dvies WTCB Inleiding Infiltraties 54 % schimmel (// vocht) condensatie (inwendige) condensatie

Nadere informatie

Workshop 1 Dorpeldetaillering voor toegankelijk buitenschrijnwerk

Workshop 1 Dorpeldetaillering voor toegankelijk buitenschrijnwerk Informatiesessie Toegankelijkheid: meer dan een concept 20 januari 2014 Ateliers des Tanneurs, Brussel Workshop 1 Dorpeldetaillering voor toegankelijk buitenschrijnwerk Eddy Mahieu Technisch Advies & Consultancy

Nadere informatie

ontwerpgids 2.0 & renovatiestarter.be

ontwerpgids 2.0 & renovatiestarter.be ontwerpgids 2.0 & renovatiestarter.be Wouter Hilderson Pixii 24 oktober 2017 Antwerpen Inleiding Renovatieproces Naslagwerk voor (gefaseerde) renovatie Analyse: heel divers Renovatieproces Een afwegingskader

Nadere informatie