Voorbeeld NEN Preview. Brandmeldinstallaties. Eisen voor het beheer, de controle en het onderhoud. Nederlandse. 1 Onderwerp en toepassingsgebied

Transcriptie

1 Nederlandse NEN 2654 Brandmeldinstallaties. Eisen voor het beheer, de controle en het onderhoud Fire detection and alarm systems. Requirements for management, control and maintenance 1e druk, augustus 1993 UDC : Dit document mag slechts op een stand-alone PC worden geinstalleerd. Gebruik op een netwerk is alleen. toestaan als een aanvullende licentieovereenkomst voor netwerkgebruik met NEN is afgesloten. This document may only be used on a stand-alone PC. Use in a network is only permitted when a supplementary license agreement for us in a network with NEN has been concluded. 1 Onderwerp en toepassingsgebied Deze norm geeft eisen voor het beheer, de controle en het onderhoud van brandmeldinstallaties, daaronder worden verstaan de aansturingen naar G, E en J en daaronder worden niet verstaan de aangestuurde brandbeveiligings- en overige installaties (H, F en K). A D A Automatische brandmelder(s) B Brandmeldcentrale C Brandalarmeringsapparatuur D Handbrandmelders E Doormeldapparatuur voor brandmeldingen F Ontvangststation voor brandmeldingen G Besturingsapparatuur voor automatische brandbeveiligingsinstallaties H Automatische brandbeveiligingsinstallaties J Doormeldapparatuur voor storingsmeldingen K Ontvangststation voor storingsmeldingen L Energievoorziening B L C OPMERKING Voor de verklaring van de symbolen zie figuur 1 die is overgenomen uit NEN-EN Deze norm is bedoeld te worden toegepast op overeenkomstig NEN 2535 uitgevoerde autonome brandmeldinstallaties, aangebracht in gebouwen zoals kantoren, bejaardencentra, hotels, ziekenhuizen en industriële objecten, die qua vorm en risico hiermee vergelijkbaar zijn. Voor andere toepassingsgebieden, waar bijzondere werkingsomstandigheden bestaan, kunnen per geval afwijkende, gewoonlijk meer uitgebreide onderhoudseisen worden vastgelegd, overeenstemmend met de specifieke situatie. Dit geldt bijvoorbeeld voor: computerruimten; off shore-installaties; explosiegevaarlijke situaties zowel binnen als buiten; transportmiddelen voor industrie, handel en verkeer. E J G F K H Figuur 1 Schema automatische brandmeldinstallatie 1993 Nederlands Normalisatie-instituut Kalfjeslaan 2, Postbus 5059, 2600 GB Delft, Telefoon (015) , Fax (015)

2 NEN 2654 Blz. 2 2 Termen en definities Ten behoeve van deze norm gelden de definities uit NEN 2535 en bovendien de volgende: 2.1 acceptatie: Het aanvaarden van een brandmeldinstallatie door de bevoegde autoriteit op grond van een installatie-attest, waarin wordt verklaard dat de brandmeldinstallatie in bedrijf is en werkt conform het programma van eisen (pve) en tevens dat alle toegepaste componenten en onderdelen van de installatie voldoen aan de gestelde eisen van kwaliteit en compatibiliteit. 2.2 afwijking ten opzichte van de nominale staat: De onderlinge ongelijkheid van de werkelijke staat en de nominale staat van een toestel en/of module van een brandmeldinstallatie op een gegeven tijdstip. 2.3 alarmorganisatie: Het geheel van maatregelen in geval van brand te nemen door gebruiker en/of brandweer en overige interventiegroepen, alsmede die, welke automatisch door de brandmeldinstallatie worden gerealiseerd door technische voorzieningen. Voorts de wisselwerking tussen menselijk ingrijpen en technische voorzieningen, met als doel beperking van ongevallen, van materiële en/of immateriële schade bij brand. 2.4 analoge melder: Een melder die een signaal geeft dat representatief is voor de gemeten waarde van het waargenomen verschijnsel. OPMERKING Dit kan een werkelijk analoog signaal zijn of een digitaal gecodeerd equivalent van het waargenomen verschijnsel. Deze melder hoeft zelf niet te beslissen of het een brandalarm betreft. 2.5beschadiging: Onderbreking van de werking en/of de paraatheid van een module, onderdeel of toestel ten gevolge van externe invloeden op een brandmeldinstallatie. en zijn: foutieve bediening, verwijdering van een melder, schilderen of afplakken van melders, vervorming van apparatuur, beschadiging van elektrische verbindingsleidingen en alle gevolgen van natuurverschijnselen, die leiden tot defecten. 2.6 beveiligd gebied: Het totale door de automatische brandmelders bewaakte gebied. 2.7 brand: Een meestal ongecontroleerd verlopende verbranding. 2.8 brandalarm: Het genereren en kenbaar maken van een alarm in geval van brand (functioneren van alle alarmerings- en schakelinrichtingen). 2.9 branddetectiebedrijf: De fabrikant dan wel diens gemachtigde, die verantwoordelijk is voor het ontwerp, de levering, de montage en het onderhoud van de installatie alsmede verantwoordelijk voor de compatibiliteit van de in de installatie toegepaste componenten en onderdelen brandmelder: Verzamelnaam voor automatische en handbrandmelders brandmelding: Een melding ten gevolge van verschijnselen die op brand duiden brandsymptomen: Fysische verschijnselen die in de omgeving van een brand aan meetbare veranderingen onderhevig zijn, bijvoorbeeld rook, vlammen en stijging van temperatuur buitenwerkingstelling: Opzettelijke tijdelijke onderbreking van de paraatheid van een brandmeldinstallatie of een essentieel onderdeel daarvan deskundig persoon (DP): Persoon in dienst van de onderhouder dan wel de onderhouder zelf, die op grond van zijn vakopleiding, kennis en ervaring, alsmede zijn kennis van de betreffende voorschriften, de hem toegewezen werkzaamheden zelfstandig kan beoordelen en uitvoeren. 2.15element: Een samenstel van onderdelen opgenomen in de lus gebruik: Voortdurende uitoefening van de functies van de brandmeldinstallatie gedurende de gehele gebruiksperiode van de acceptatie tot de gebruiksbeëindiging gebruiker: Verantwoordelijke voor het beheer van een brandmeldinstallatie, of de eigenaar ervan gebruiksbeëindiging: Opzettelijke, definitieve beëindiging van de werking van een brandmeldinstallatie installatie-attest: Verklaring, afgegeven door het branddetectiebedrijf, waarin is vastgelegd dat de installatie in gebruik is en werkt overeenkomstig het gestelde in het programma van eisen installatieplattegrond: Plattegrondtekening van het beveiligd gebied, waarop de positie van alle apparatuur van de brandmeldinstallatie is aangegeven. De diverse soorten toestellen, zoals brandmelders, brandalarmeringsapparatuur, brandmeldcentrale en nevenpanelen zijn herkenbaar aan symbolen. Bovendien is aangegeven, welke brandmelders binnen een zone en in welke meldergroep(en) zij zijn samengebracht meer-status melder: Een melder die één van een beperkt aantal statussen geeft (meer dan twee), die betrekking hebben op zijn normale status, zijn brandalarmstatus en andere specifieke statussen module: Samenstel van onderdelen met een eigen specifieke functie nominale staat: De voor een specifieke toepassing vastgelegde (vereiste) staat (bijvoorbeeld de gevoeligheid van een melder, de ladingstoestand van een accu) van enig onderdeel van een brandmeldinstallatie onderhoud: Alle maatregelen die ten doel hebben gedurende de totale gebruiksduur de nominale staat te handhaven en te herstellen. 2.25onderhouder: Het branddetectiebedrijf dan wel diens gemachtigde, met de bevoegdheid voor het onderhouden van brandmeldinstallaties opgeleid persoon (OP): Persoon, al dan niet in dienst van de gebruiker, die geïnstrueerd is omtrent de hem toevertrouwde taken en de mogelijke gevaren die zijn verbonden aan onjuist handelen twee-status melder: Een melder die één van zijn twee statussen geeft, die betrekking heeft op of zijn normale status of zijn brandalarmstatus werkelijke staat: De werkelijke staat waarin een toestel of module van een brandmeldinstallatie op een gegeven tijdstip verkeert.

3 NEN 2654 Blz. 3 3 Algemene eisen te stellen aan beheer en onderhoud van brandmeldinstallaties Brandmeldinstallaties die in gebruik zijn, moeten in betrouwbare staat worden gehouden. Hiertoe is ten minste het volgende noodzakelijk: een goed beheer door de gebruiker; periodieke controle en preventief onderhoud door de gebruiker of een door hem aangewezen OP; periodieke controle, inspectie en preventief onderhoud door de onderhouder of diens DP. Tevens moeten de wettelijke en eventueel ter plaatse dan wel contractueel geldende voorschriften in acht worden genomen, voorzover deze van toepassing zijn op onderhoudswerkzaamheden (bijvoorbeeld bepalingen ter bescherming van de arbeid). 3.1 Onderhoudsovereenkomst Tussen onderhouder en gebruiker moet een onderhoudsovereenkomst worden afgesloten. Indien de onderhouder een ander is dan het branddetectiebedrijf dat de installatie leverde, moet de gebruiker bij het afsluiten van de overeenkomst aan de onderhouder het installatieattest en de voor het onderhoud relevante documenten ter beschikking stellen die door het branddetectiebedrijf zijn verstrekt overeenkomstig NEN 2535, te weten: een opgave van het type van de toegepaste apparatuur; een blokschema van de brandmeldinstallatie, met melderlusindeling en/of meldergroepenindeling en automatische brandbeveiligingsinstallaties; een aanzicht van de brandmeldcentrale of brandweerpaneel; een aanzicht van het bedieningspaneel stuurfuncties (bijv. ontruimingsalarm, automatische blusinstallatie, ventilatie en deurstandsignalering); schema s van eventueel toegepaste laskasten; en voorts: een actueel stel bouwkundige tekeningen van het beveiligde object (schaal 1:50, 1:100 of 1:200) met daarop aangegeven de plaats van de brandmeldcentrale en eventuele brandweer- en nevenpanelen, de brandweeringang, de plaatsen van de brandmelders met zone- en/of groepsaanduiding, de plaatsen van de optische signaalgevers, de plaatsen en de aard van de automatische brandbeveiligingsinstallaties, voor zover betrekking hebbende op het door de brandmeldinstallatie bewaakte gebied en functioneel verbonden met de brandmeldinstallatie, de plaats van de schakel- en verdeelinrichting waarop de brandmeldinstallatie wordt aangesloten, de opstellingsplaats van de secundaire energievoorziening, de plaatsen van de eventueel toegepaste laskasten en de bestemming van de ruimten; bedieningsvoorschriften voor alle apparatuur van de brandmeldinstallatie; logboek (zie bijlage A). Deze documenten moeten te allen tijde direct toegankelijk voor de onderhouder bij de installatie worden bewaard. Alle onderhoudswerk, zoals preventief onderhoud, inspectie en reparatie, moet in het logboek worden vermeld. 3.2 Beheer door de gebruiker Opgeleid persoon (OP) De gebruiker moet een of meer personen aanwijzen die geschoold zijn om te fungeren als opgeleid persoon (OP). De onderhouder geeft de OP de nodige instructie. De OP is belast met de bediening, de periodieke controle en het preventieve onderhoudswerk als omschreven onder 3.3. De OP moet de onderhouder informeren over wijzigingen in de alarmorganisatie. De OP moet voorts de personen die gebruik maken van de ruimten, instrueren met betrekking tot het voorkomen van onnodige, d.w.z. onechte en ongewenste brandmeldingen Buitenwerkingstelling van meldergroepen Steeds wanneer een meldergroep geheel of gedeeltelijk buiten werking wordt gesteld, moet de gebruiker, ter vervanging van de weggevallen automatische beveiliging, in overleg met de bevoegde autoriteit controles in de betrokken ruimten uitvoeren Informeren van de bevoegde autoriteit Indien de installatie is voorgeschreven door een bevoegde autoriteit, moet deze overeenkomstig het door haar opgestelde programma van eisen respectievelijk haar aansluitvoorwaarden voor het openbare brandmeldsysteem worden geïnformeerd over elke onderbreking die langer duurt dan door de bevoegde autoriteit is toegelaten of gebruiksbeeïndiging. Een wijziging of een uitbreiding van een brandmeldinstallatie moet ter goedkeuring worden aangemeld Onderbreking van de werking van het systeem Indien het functioneren van de brandmeldinstallatie wordt onderbroken ten behoeve van onderhoudswerk en/of storingen, moet de gebruiker handelen volgens en Maatregelen ter voorkoming van onecht en/of ongewenst alarm De gebruiker moet er voor zorgen dat onecht en ongewenst alarm al dan niet ten gevolge van brandsimulerende gebeurtenissen zoveel mogelijk achterwege blijft Wijzigingen en uitbreidingen De gebruiker moet bij elke verandering ten aanzien van het gebruik van bewaakt gebied en/of ruimten en/of de plaatsing van apparatuur, evenals bij elke uitbreiding van het bewaakt gebied, gepland door de gebruiker of vastgesteld tijdens een controle volgens , een daarmee overeenstemmende aanpassing en/of uitbreiding van de brandmeldinstallatie doorvoeren. Om een juiste aanpassing van de installatie te kunnen waarborgen, moet aan de volgende eisen worden voldaan: Deelprojectie voor de nieuwe nominale staat van de brandmeldinstallatie en opstelling van het nieuwe installatie-attest voor het betreffende deel van de installatie moeten worden uitgevoerd door het branddetectiebedrijf. De montage moet door of onder eindverantwoordelijkheid van het branddetectiebedrijf geschieden De apparatuur, benodigd voor de nieuwe nominale staat van de brandmeldinstallatie moet van hetzelfde, of indien niet meer leverbaar, van een vergelijkbaar, goedgekeurd type zijn Het branddetectiebedrijf moet de aansluitschema s en lijsten van melder- en kabelnummers, installatieplattegronden en bedieningsvoorschriften aanpassen aan de nieuwe nominale staat. Tevens moet hij de gebruiker wijzen op een eventueel noodzakelijke aanpassing van de alarmorganisatie.

4 NEN 2654 Blz De onderhouder en de gebruiker moeten in de onderhoudsovereenkomst de omvang van de brandmeldinstallatie en/of de tijdsintervallen voor de onderhoudswerkzaamheden aanpassen aan de nieuwe nominale staat. Daarna moeten de onderhouder en de gebruiker het gewijzigde of uitgebreide deel van de brandmeldinstallatie opnemen in het onderhoudsprogramma, in overeenstemming met de nieuwe nominale staat Informeren van de onderhouder Storingen die niet door de OP kunnen worden verholpen, moeten onverwijld aan de onderhouder worden gemeld Registratie in het logboek Alle gebeurtenissen, samenhangend met het functioneren van de brandmeldinstallatie (3.2.2 t.m ), moeten door de OP in het logboek worden vermeld (voor de aard van de vermeldingen: zie bijlage A). Het bijhouden van een logboek is nodig voor het verkrijgen van een doorlopende documentatie betreffende de werkelijke staat en de bedrijfstoestanden van een brandmeldinstallatie (zie voorbeeld in bijlage A) Verantwoordelijk voor het bijhouden van het logboek zijn de OP en de DP, elk binnen de grenzen van hun eigen verantwoordelijkheden Het logboek moet strikt chronologisch worden bijgehouden, vanaf de acceptatie van de brandmeldinstallatie tot de gebruiksbeëindiging In het logboek moeten alle gebeurtenissen worden vermeld die op enigerlei wijze verband houden met of van invloed zijn op de werking en het onderhoud van de brandmeldinstallatie Het logboek moet voorts vermelden: de OP; de bevoegde autoriteit; de onderhouder, met adres en telefoonnummer van het aangewezen storingsmeldpunt. 3.3 Periodieke controle en preventief onderhoud door de gebruiker Periodieke controle en preventief onderhoud omvatten de maatregelen die zijn vereist om de brandmeldinstallatie in paraatheid te houden. Omvang en frequentie van het preventieve onderhoud zijn afhankelijk van de toegepaste brandmeldinstallatie en de gebruiksomstandigheden ter plaatse. Beide moeten worden vastgelegd en onderdeel uitmaken van de onderhoudsovereenkomst, een en ander met inachtneming van de voorschriften van de fabrikant Periodieke controle door een OP Door de OP kunnen de volgende controles worden uitgevoerd, waarbij de werkomvang en de herhalingsfrequentie door de onderhouder en/of de bevoegde autoriteit worden vastgelegd. Tenzij anders bepaald moet de volgende minimumfrequentie worden aangehouden Eenmaal per maand: voer een visuele controle uit van de brandmeldcentrale en, indien aanwezig, van het brandweerpaneel en de nevenpanelen; controleer de goede werking van de optische indicatoren; controleer de doormeldfunctie (E) voor brandmeldingen door in de installatie een brandmelder in alarm te brengen. OPMERKING Een en ander na overleg met de brandmeldpost. controleer de correcte ontvangst van de brandmelding. Deze controle mag uitsluitend door de gebruiker worden uitgevoerd voorzover dit niet strijdig is met de voorschriften van de bevoegde autoriteit. controleer de doormeldfunctie (J) voor storingsmeldingen, door bijvoorbeeld de primaire energievoorziening te onderbreken; controleer de correcte ontvangst van de storingsmelding Vier en acht maanden na periodieke controle en onderhoud door een DP overeenkomstig 3.4: controleer visueel of de handbrandmelders goed bereikbaar zijn; controleer visueel of rondom alle automatische brandmelders (A) ten minste 0,3 m is vrijgehouden; controleer visueel of alle brandmelders naar behoren kunnen functioneren Controleer of zich binnen de zones veranderingen in ruimtegebruik, inrichting of bouwconstructie hebben voorgedaan Controleer of het alarmorganisatieplan nog voldoet aan de huidige voorzieningen Controleer of de installatietekening en de lijst met meldernummers overeenstemmen met de werkelijke situatie Controleer de meldfunctie van alle meldergroepen. Bij het beproeven van de afzonderlijke meldergroepen op de goede werking in de brandalarmstatus, moeten de volgende punten worden afgewerkt in de hier aangehouden volgorde en met inachtneming van de bedieningsvoorschriften van de fabrikant: de ontvangermodule(s) alsmede de optische en akoestische signaleringen op goede werking beproeven door in elke meldergroep een melder in alarm te brengen; de afstelschakelaar(s) van de akoestische signalering bedienen om deze te beproeven op goede werking; van alle meldergroepen de uitschakelfuncties uitvoeren die bestemd zijn voor het buitenwerkingstellen van de meldergroepen om de schakelfuncties en de optische en akoestische indicaties op de goede werking te beproeven; van alle meldergroepen de inschakelfuncties uitvoeren om ze te beproeven op de goede werking; de rusttoestand herstellen Rapportage en vastlegging in logboek De bevindingen van de controles moeten door de OP worden vastgelegd in een rapport en opgetekend in het logboek. Indien er bij de controle ontoelaatbare afwijkingen worden geconstateerd, moeten de betreffende delen van de brandmeldinstallatie door het uitvoeren van reparaties onmiddellijk in de vereiste toestand worden teruggebracht. Tijdens de controlewerkzaamheden moet er op worden gelet dat de volgende componenten niet ongewild worden geactiveerd: brandalarmeringsapparatuur (C) (herhaaldelijke bediening); doormeldfunctie voor brandmeldingen (E); automatische schakelinrichtingen (G); en/of brandbeveiligingsvoorzieningen (H).

5 NEN 2654 Blz Preventief onderhoud door een OP Door een OP van de gebruiker kunnen aan de installatie de volgende werkzaamheden worden verricht, met inachtneming van de voorschriften van de fabrikant: uitwendig reinigen van de apparatuur; verzorgen van de accu s van de secundaire energievoorziening. 3.4 Periodieke controle en preventief onderhoud door de onderhouder De periodieke controle en het preventief onderhoud moeten ten minste eenmaal per jaar worden uitgevoerd door een DP, met inachtneming van de voorschriften van de fabrikant. Omvang en frequentie van het preventief onderhoud zijn afhankelijk van de toegepaste brandmeldinstallatie en de werkingsomstandigheden ter plaatse en moeten worden vastgelegd en onderdeel uitmaken van de onderhoudsovereenkomst. De uitgevoerde werkzaamheden en geconstateerde afwijkingen van het installatieattest moeten in het logboek worden vastgelegd Periodieke controle en preventief onderhoud door een DP Door de DP moeten de volgende periodieke controles worden uitgevoerd die nodig zijn om de toestand van de brandmeldinstallatie vast te stellen en te beoordelen. Preventief onderhoud omvat alle maatregelen die vereist zijn om de brandmeldinstallatie in de nominale staat te houden, een en ander overeenkomstig de voorschriften van de fabrikant. Uit te voeren werkzaamheden: de werkzaamheden bestaande uit het overeenkomstig de voorschriften van de fabrikant controleren, meten en zonodig reinigen, preserveren en bijregelen van: automatische brandmelders (A) volgens ; nevenindicatoren volgens ; handbrandmelders (D) volgens ; brandmeldcentrale (B) volgens ; brandalarmeringsapparatuur (C) volgens ; doormeldapparatuur voor brandmeldingen (E) volgens ; doormeldapparatuur voor storingsmeldingen (J) volgens ; besturingsapparatuur voor automatische brandbeveiligingsinstallaties (G) volgens ; controle van de energievoorziening (L) volgens ; het uitwisselen van onderdelen en/of vervangingsapparatuur, indien nodig Automatische brandmelders Rookmelders Verricht de volgende werkzaamheden bij het nominaal beproeven van brandmeldsystemen met twee-status melders: demonteer en verwijder de melder uit de sokkel indien noodzakelijk; sluit de melder aan op het beproevingsapparaat of de beproevingskast; verifieer de instelling met de specificaties dan wel met de door het branddetectiebedrijf als afwijkend hiervan geregistreerde gegevens, en controleer of deze nog binnen het toegelaten gebied ligt; indien een afwijking wordt vastgesteld groter dan toelaatbaar: reinig de melder; corrigeer (indien mogelijk) de instelling overeenkomstig het fabrieksvoorschrift; is correctie niet mogelijk, vervang dan de melder door een zelfde dan wel een gelijkwaardig model. monteer de melder in de sokkel, indien noodzakelijk. Verricht de volgende werkzaamheden bij het functioneel beproeven van brandmeldsystemen met twee-status melders: voer een visuele controle uit. Controleer eventuele beschadigingen, toegankelijkheid en bereikbaarheid en controleer de bevestiging; voer een functionele beproeving uit door ter plaatse de goede werking te controleren door alle rookmelders bloot te stellen aan het specifiek te signaleren brandsymptoom of een daarmee vergelijkbaar fysiek verschijnsel. controleer of de groeps- en of individuele adressering van de melders nog overeenstemt met de opgegeven lokatie. Verricht de volgende werkzaamheden bij het nominaal en functioneel beproeven van brandmeldsystemen met meer-status of analoge melders met de mogelijkheid om de afwijking van de nominale staat op de brandmeldcentrale vast te stellen: voer de door de fabrikant voorgeschreven beproeving(en) uit ter vaststelling van de nominale waarde; voer de door de fabrikant aangegeven werkzaamheden uit, indien een afwijking wordt vastgesteld. indien een afwijking wordt vastgesteld groter dan toegelaten: reinig de melder; corrigeer (indien mogelijk) de instelling overeenkomstig het fabrieksvoorschrift; is correctie niet mogelijk, vervang dan de melder door een zelfde dan wel een gelijkwaardig model. voer een functionele beproeving uit door ter plaatse de goede werking te controleren door alle rookmelders bloot te stellen aan het specifiek te signaleren brandsymptoom of een daarmee vergelijkbaar fysiek verschijnsel. controleer of de adressering van de melders nog overeenstemt met de opgegeven lokatie; Thermische melders voer een visuele controle uit; voer een functionele beproeving uit volgens het voorschrift van de fabrikant; is correctie niet mogelijk, vervang de melder door een zelfde dan wel een gelijkwaardig model Stralingsmelders verwijder de melder uit de sokkel indien mogelijk; maak het venster stof- en vetvrij; controleer de instellingsgegevens en de openingshoek met de bij de installatie vastgelegde gegevens; wissel de melder uit indien de instelling niet meer overeenkomt met deze gegevens en niet kan worden gecorrigeerd; monteer de melder in de juiste stand in de sokkel indien van toepassing; voer een functionele beproeving uit Nevenindicatoren gekoppeld aan de automatische brandmelders (A) voer een visuele controle uit; controleer de leesbaarheid van de teksten. Breng zonodig de oorspronkelijke tekst opnieuw aan; voer een functionele beproeving uit; vervang de alarmindicator indien deze niet naar behoren functioneert.

6 NEN 2654 Blz Handbrandmelders voer een visuele controle en functionele beproeving uit; controleer de bereikbaarheid; controleer of de behuizing nog intact is; vervang zonodig de behuizing; controleer of het ruitje nog intact is; vervang zonodig het ruitje; controleer of hulpmiddelen om het ruitje te breken nog aanwezig zijn; vul zonodig aan controleer de bevestiging, zet zonodig opnieuw vast; controleer behuizing en aansluitklemmen op corrosie; vervang zonodig de aansluitklemmen; controleer of de behuizing nog de voorgeschreven kleur bezit; vervang zonodig de behuizing; controleer of de gebruiksinstructie op de behuizing nog leesbaar is, zo neen, breng een nieuwe tekst aan; controleer de optische indicator, indien aanwezig; plaats de melder na de controle in de ruststand Brandmeldcentrale Onder brandmeldcentrale wordt in deze norm zowel de hoofdcentrale, als de sub-centrale(s) verstaan. Alle werkzaamheden moeten met inachtneming van de bedieningsvoorschriften worden uitgevoerd overeenkomstig de onderhoudsrichtlijnen van de fabrikant. In ieder geval moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd: voer een visuele controle uit: controleer of de teksten leesbaar zijn; zo neen, breng de oorspronkelijke teksten dan opnieuw aan; controleer of de behuizing intact is en goed is bevestigd; controleer de brandmelding van alle meldergroepen volgens , corrigeer zonodig; controleer de waarde van de lusspanning en lusstroom en vergelijk deze met de specificaties; corrigeer zonodig; controleer indien van toepassing de waarde van de lusweerstand en vergelijk deze met de specificaties. Indien een afwijking wordt vastgesteld, moet een controle van de lusbekabeling met alle daarop aangesloten onderdelen worden uitgevoerd en afwijkingen te worden gecorrigeerd; controleer of de bekabeling goed vast zit; zet deze zonodig vast; controleer de interne bedrading en bekabeling op mechanische beschadigingen; vervang zonodig; controleer de aansluitpunten op corrosie; vervang zonodig; controleer de overgangsweerstanden; vervang zonodig de component of het onderdeel; controleer de instelling van de tijdklok, indien van toepassing; corrigeer zonodig; controleer de instelling van de doormeldvertragingen (indien van toegepassing) met de in het logboek vermelde gegevens, corrigeer zonodig; controleer of de stuurfuncties nog overeenkomen met de laatstgeldende en goedgekeurde functiematrix; maak bij risico van programmatuurwijziging tijdens het onderhoud vooraf een kopie van de aanwezige programmatuur (indien aanwezig); vergelijk de aanwezige programmatuur met de geïmplementeerde programmatuur op de door de fabrikant voorgeschreven methode. indien een afwijking wordt geconstateerd vervang het defecte onderdeel: maak een draadbreuk (maak daarvoor bijvoorbeeld bij een willekeurig gekozen handmelder de bekabeling los of verwijder een automatische melder uit de sokkel) en controleer de goede werking van de bewakings- en optische- en akoestische signaleringsapparatuur van elke meldergroep en stuurleiding met lijnbewaking, herstel zonodig; maak een kortsluiting door bijvoorbeeld het op een willekeurige plaats in de lus met elkaar doorverbinden van de bekabeling en controleer de goede werking van de bewakings- en optische- en akoestische signaleringsapparatuur van elke meldergroep en stuurleiding met lijnbewaking, herstel zonodig; maak een onderbreking in de primaire energievoorziening (L), en controleer de goede werking van de bewakings- en de akoestische- en optische signaleringsapparatuur; herstel zonodig; maak een onderbreking in de secundaire energievoorziening (L), en controleer de goede werking van de bewakings- en de akoestische- en optische signaleringsapparatuur; herstel zonodig; controleer de goede werking van de bedienings-optische signaleringselementen, herstel zonodig; herstel de rusttoestand Brandalarmeringsapparatuur Controleer de goede werking van de optische en akoestische signaleringsapparatuur door een functionele beproeving. Indien alarmeringsapparatuur selectief wordt aangestuurd, moet deze selectieve aansturing eveneens functioneel worden beproefd. Indien een feitelijke controle van de goede werking van deze apparatuur niet mogelijk is of door de gebruiker niet toegelaten, controleer dan de aansturing ervan Doormeldapparatuur voor brandmeldingen Controleer in overleg met het ontvangststation voor brandmeldingen de goede werking van de doormeldapparatuur. Herstel zonodig Doormeldapparatuur voor storingsmeldingen Controleer in overleg met de storingsmeldpost de goede werking van de doormeldapparatuur voor storingsmeldingen. Herstel zonodig Besturingsapparatuur voor automatische brandbeveiligingsinstallaties Controleer de goede werking van de besturingsapparatuur voor automatische brandbeveiligingsinstallaties (G) tot aan de uitgaande contacten. Indien bij contract ook de controle van de goede werking van de aan te sturen brandbeveiligingsinstallaties (H) worden geregeld, moeten passende voorwaarden worden vastgelegd tussen gebruiker en onderhouder, zoals de aanwezigheid van een deskundige van de aangestuurde automatische brandbeveiligingsinstallaties Energievoorziening Primaire energievoorziening controleer of de aansluitpunten vastzitten; zet deze zonodig vast; controleer of het tekstplaatje bij de groepschakelaar aanwezig is; breng het zonodig aan; schakel de netspanning af; controleer signalering netspanning uit ; indien aanwezig controleer signalering storing ; schakel de netspanning weer in Secundaire energievoorziening maak een accuklem los en controleer of dit een storingssignalering geeft; zet de klem weer vast; controleer de spanning van de accubatterij;

7 Bestelformulier Stuur naar: NEN Standards Products & Services t.a.v. afdeling Klantenservice Antwoordnummer WB Delft NEN Standards Products & Services Postbus GB Delft Vlinderweg AX Delft Ja, ik bestel ex. NEN 2654:1993 nl Brandmeldinstallaties - Eisen voor het beheer, de controle en het onderhoud T (015) F (015) Wilt u deze norm in PDF-formaat? Deze bestelt u eenvoudig via Gratis nieuwsbrieven Wilt u op de hoogte blijven van de laatste ontwikkelingen op het gebied van normen, normalisatie en regelgeving? Neem dan een gratis abonnement op een van onze nieuwsbrieven. Gegevens Bedrijf / Instelling T.a.v. O M O V Klantnummer NEN Uw ordernummer BTW nummer Postbus / Adres Postcode Plaats Telefoon Fax Factuuradres (indien dit afwijkt van bovenstaand adres) Postbus / Adres Postcode Plaats Datum Handtekening Retourneren Fax: klantenservice@nen.nl Post: NEN Standards Products & Services, t.a.v. afdeling Klantenservice Antwoordnummer 10214, 2600 WB Delft (geen postzegel nodig). Voorwaarden De prijzen zijn geldig tot 31 december 2018, tenzij anders aangegeven. Alle prijzen zijn excl. btw, verzend- en handelingskosten en onder voorbehoud bij o.m. ISO- en IEC-normen. Bestelt u via de normshop een pdf, dan betaalt u geen handeling en verzendkosten. Meer informatie: telefoon , dagelijks van 8.30 tot uur. Wijzigingen en typefouten in teksten en prijsinformatie voorbehouden. U kunt onze algemene voorwaarden terugvinden op: LEREN, WERKEN EN GROEIEN MET NEN preview