TECHNISCH BOEK MARK GASBRANDERS

Transcriptie

1 MARK BV Veendam Tel TECHNISCH BOEK MARK GASBRANDERS 1.1 Afbeeldingen 1.2 Algemeen 1.3 Beveiliging 1.4 Werking gasbrander 1.5 Gasregeleenheid 1.6 Inbedrijfname-procedure 2 Elektrische schema s 3 Afstelmaten 4 Tabel met technische specs. 5 Storingstabel 6 Tabel met reserve-delen 7 Inbedrijfname-instruktie NL Nederland TB0009 Rev

2 1.1 Afbeeldingen Brander Aan/Uit 2

3 1.1 Afbeeldingen Brander Hoog/Laag of Modulerend 3

4 1.2 Algemeen + werking en beveiliging Algemeen Mark Gasbranders zijn geconstrueerd voor het verbranden van aardgas. Deze branders worden specifiek toegepast op de Mark-Fohn luchtverwarmers De combinatie, brander met de luchtverwarmer, is CE-gekeurd in de categorie I2l, I2h, en I2ell naar EN 1020.(PrEN ) De Mark Gasbranders type MG voldoen aan de geldende criteria Typen De Mark brander type MG is verkrijgbaar in drie typen, aangeduid met MG 75, MG 210 en MG 500. Maximale belasting op onderwaarde: MG 75 tot 85,4 kw MG 210 tot 239,2 kw MG 500 tot 455,4 kw Uitvoering. De Mark branders kunnen worden geleverd in aan / uit regeling voor de types MG 75 en MG 210. Tweetraps regeling ( hoog/ laag) voor de types MG 75, MG 210 en MG 500. Modulerende regeling voor de types MG 210 en MG 500. De Mark branders zijn geconstrueerd voor het verantwoord verbranden van aardgas. De voor deze toepassing speciaal ontwikkelde branderkop zorgt voor een stabiele vlam. De branderkop is geconstrueerd voor het zg. kopmeng- principe. Dit houdt in dat het gas en de verbrandingslucht in de branderkop optimaal worden gemengd. Hierdoor is het mogelijk op een verantwoorde manier dit brandertype tevens toe te passen voor de modulerende uitvoering. Het regelbereik van de modulerende branders varieert van 6 op 1 tot 10 op 1 voor de brander met de hoogste belasting. De verbrandingslucht wordt mechanisch toegevoerd door een in de brander gemonteerde centrifugaalventilator. Het gasvoerend binnenwerk van de brander inclusief de branderkop, ontsteekelektrode en ionisatieelektrode kunnen op eenvoudige wijze worden ge(de)monteerd. Alle benodigde regel- en beveiligingsapparatuur is in- resp. aan de brander gebouwd. 1.3 Werking en beveiliging Luchttoevoer De benodigde verbrandingslucht wordt aangezogen door een ventilator, die wordt aangedreven door een draaistroom (brander) motor. De hoeveelheid verbrandinglucht wordt aan de zuigzijde van de ventilator geregeld. Voor hoog/ laag/ uit en modulerende branders wordt de aanvoer van de benodigde verbrandingslucht geregeld door een servomotor. Deze servomotor is geschikt voor een aansturing van 0 tot 10 Volt Beveiliging tegen luchtgebrek De luchttoevoer wordt gecontroleerd door een luchtdrukschakelaar met een kleine schakeldifferentie. Indien er te weinig lucht naar de brander wordt toegevoerd (gevaar voor CO vorming) schakelt de luchtdrukschakelaar de brander uit Vlambeveiliging De beveiliging van de vlam vindt plaats op basis van het geleidend- en gelijkrichtend effect van de vlam, (ionisatie beveiliging) Beveiliging tegen hoge startgasdruk (HD start ) Controle gas / luchtverhoudingsregelaar. Bij elke start wordt de gas / luchtverhoudingsregelaar op een juist funktioneren gecontroleerd door de HD start. Deze schakelaar wordt afgesteld op de nominale branderdruk bij vollast. 4

5 1.4 Werking van de gasbrander De werking van de gasbrander De gasstookautomaat bevindt zich aan de binnenzijde van de brander. Deze automaat regelt alle voor de brander te doorlopen (start) voorwaarden. Nadat er een warmtevraag gesignaleerd is start de gasstookautomaat het programma AAN/UIT geregelde branders Start procedure. De luchtregelschuif in de aanzuig van de brander zorgt voor de juiste dosering en hoeveelheid verbrandingslucht die nodig is voor het verantwoord verbranden van het toegevoegde gasmengsel. Deze luchtregelschuif heeft een vaste instelling en is fabrieksmatig afgesteld. Na warmtevraag zal de in de gasbrander gemonteerde gasstookautomaat de brandermotor met ventilatorwiel in werking stellen. Hierna volgt een voorspoelperiode van 30 seconden. Deze zg. voorspoelperiode dient er voor om eventuele nog aanwezige verbrandingsproducten uit de verbrandingsruimte van de luchtverwarmer te verwijderen. Gedurende de voorspoelperiode controleert een luchtdrukschakelaar of er voldoende luchtdruk aanwezig is. Is dit niet het geval dan gaat, voordat de ontsteking plaatsvindt, de gasstookautomaat in vergrendeling. Indien er voldoende luchtdruk aanwezig is zal de gasstookautomaat de ontsteking vrijgeven, de veiligheidskleppen openen en er zal zich een vlam vormen. Maximaal 3 seconden nadat de veiligheidskleppen zijn geopend controleert de gasstookautomaat of er een stabiele vlam is gevormd. Vanaf het moment dat er zich een vlam vormt treedt de beveiliging van de vlam in. Dit vindt plaats op basis van het gelijkrichtend effect (ioniserend effect) van de vlam. Voor de vlamhouder bevindt zich een stroomvoerende metalen (zg. ionisatie-)staaf. Doordat de vlamvoet een innige verbinding maakt tussen de vlamhouder en de ionisatiestaaf ontstaat er een gelijkrichtspanning door de vlam naar massa (aarde). Deze gelijkrichtspanning wordt in de gasstookautomaat omgezet in het signaal vlamveilig. De veiligheidskleppen openen vertraagd. Dit is noodzakelijk omdat de maximaal gemeten branderbelasting binnen 3 seconden na opening van de veiligheidskleppen niet meer dan 120 kw mag bedragen. Hierna volgt vrijgave regeling Modulerende en hoog/laag geregelde branders Startprocedure. De luchtregelschuif in de aanzuig van de brander zorgt voor een juiste dosering van de hoeveelheid verbrandingslucht die nodig is voor het verantwoord verbranden van de toegevoegde gashoeveelheid. De luchtaanzuigschuif wordt aangestuurd door een (modulerende) servomotor. Deze servomotor opent de luchtregelschuif tot de maximale hoeveelheid verbrandingslucht voor de ingestelde brandercapaciteit is bereikt. Een eindschakelaar, S2 op de servomotor, geeft de gasstookautomaat vrijgave indien de luchtschuif in de open positie is aangekomen. Een eindschakelaar ES3 geeft een extra controle op de openstand van de luchtklep. Hierna volgt een voorspoelperiode van 30 seconden. Deze zg. voorspoelperiode dient er voor om eventuele nog aanwezige verbrandingsproducten uit de verbrandingsruimte van de luchtverwarmer te verwijderen. Tijdens de voorspoelperiode controleert een, in de brander aanwezige, luchtdrukschakelaar of er voldoende luchtdruk aanwezig is. Indien dit niet het geval is gaat de gasstookautomaat in vergrendeling. Na de voorspoelperiode, van 30 seconden, krijgt de servomotor het commando de luchtschuif naar de startpositie te brengen. Gedurende de looptijd van de servomotor blijft de branderluchtventilator in werking. De servomotor voor de luchtregelschuif wordt door Mark bv. ingesteld in drie posities. 1: maximum benodigde opening. 2: startpositie. 3: minimum stand Nadat de startpositie bereikt is, geeft een eindschakelaar S1 in de servomotor vrijgave aan de gasstookautomaat. De onsteektransformator, in het branderhuis wordt elektrisch bekrachtigd en er onstaat een vlamboog in de vlamhouder. De gasklep wordt geopend en gedurende een periode van 2,5 seconden stroomt er ongecontroleerd gas vanuit de gasdoceerring in de vlamhouder. Daar er aan de juiste gas-luchtmengvoorwaarde is voldaan, zal de ontsteking van het mengsel in de vlamhouder onmiddellijk en correct plaatsvinden. Zodra zich een vlam vormt, treedt de beveiliging van de vlam in. Dit vindt plaats op basis van het gelijkrichtend effect (ioniserend effect) van de vlam. Voor de vlamhouder bevindt zich een stroomvoerende metalen (zg. ionisatie-) staaf. Doordat de vlamvoet een innige verbinding maakt tussen de vlamhouder en de ionisatiestaaf ontstaat er een gelijkrichtspanning door de vlam naar massa (aarde). Deze gelijkrichtspanning wordt in de gasstookautomaat omgezet in het signaal vlamveilig. Nadat de startvlam gevormd en de vlambeveiliging voldoende bevonden is, zal de gasstookautomaat de veiligheidskleppen het commando vrijgave geven. Afhankelijk van de warmtevraag zal de servomotor van de luchtklep op basis van luchtverschildruk een signaal doorgeven aan de hoofdgasklep waardoor deze meer of minder gas doorgeeft. De servomotor van de luchtklep kan desgewenst aangestuurd worden met een 2-10 volt signaal vanuit een gebouwbeheerssysteem. 5

6 1.5 Gasregeleenheid Gasregel-eenheid De Mark Gasbrander is voorzien van een CE- gekeurde gasregel-eenheid. De gasregel-eenheid is standaard voorzien van een aantal basis componenten. Gasfilter (zeef ). Gasdrukregelaar. Gasdrukschakelaar voor lage gasdruk. Veiligheidsafsluiters. Stekkeraansluitingen. Standaard netspanning 230V 50Hz. Optioneel: Voorbouw gasfilter voorzien van een doekfilter. Gasdrukschakelaar tegen te hoge gasdruk aan de brandermond. Afwijkende netspanning Gasgroep De gasgroep, is samengesteld uit meerdere componenten en kan indien nodig in zijn geheel worden afgekoppeld. Voor de ingang naar de brander bevindt zich een conische koppeling. De gasgroep is niet voorzien van een gasstopkraan. Deze gasstopkraan behoort bij het installatiewerk Gasfilter. Het gasfilter zorgt er voor dat eventueel vuil uit de gasleiding wordt tegengehouden. Hierdoor wordt voorkomen dat de gasregel-eenheid inwendig niet vervuild en de klepzittingen niet beschadigd worden. Op het gasfilter bevindt zich tevens een gasdrukmeetnippel. Hiermee kan de gasvoordruk worden gemeten zowel tijdens ruststand als tijdens bedrijf. Vanaf de fabriek is de gasregel-eenheid horizontaal geplaatst. Mocht het om installatietechnische reden toch noodzakelijk zijn de gasregel-eenheid vertikaal te plaatsen, zorg er dan voor dat de gasaanvoer van boven naar beneden is. Een vertikale stand met de stromingsrichting van beneden naar boven is beslist ongewenst daar het vuil dan wel wordt tegen gehouden, maar niet wordt opgevangen Gasdrukregelaar De gasdrukregelaar is in de gasregel-eenheid geintegreerd. De gasdrukregelaar dient er voor om de gasdruk naar de brander op de gewenste uitregelwaarde te brengen en deze, ondanks schommelingen van de voordruk, constant te houden Veiligheidsafsluiter. De gasregel-eenheid is standaard voorzien van twee veiligheidsafsluiters. Deze veiligheidsafsluiters dienen er voor te zorgen dat er onder alle omstandigheden een veilige situatie is gewaarborgd. De veiligheidsafsluiters zijn voorzien van een keurklasse A. De nominale gasaanvoerdruk is 25 mbar. Omgevingstemperaturen: - 15 tot + 60 graden C Elektrische aansluitplaat in de gasbrander De elektrische aansluitplaat is gemonteerd aan de binnenzijde van de gasbrander. De volgende componenten zijn hierop gemonteerd: Gasstookautomaat, ontstekingstransformator, netfilter, motorrelais met thermische beveiliging, hulprelais * en de benodigde elektrische aansluitklemmen. * Geldt niet voor Aan- Uit geregelde gasbranders Lage gasvoordrukschakelaar (LD) De lage gasvoordrukschakelaar is ook geintegreerd in de gasregel-eenheid. Deze schakelaar voorkomt dat de brander giftig of instabiel gaat branden als de gasvoordruk te laag wordt. De afstelling van LD is 14 mbar. 6

7 1.5 Gasregeleenheid Luchtdrukschakelaar (LD 2 ) De luchttoevoer wordt gecontroleerd door een luchtdrukschakelaar met een kleine schakeldifferentie. Indien er te weinig lucht naar de brander wordt toegevoerd (gevaar voor CO vorming) schakelt de luchtdrukschakelaar de brander uit. De uitvoeringsvorm van deze bewaking is: Aan/uit brander: een drukbewaking waarbij de luchtdruk gemeten wordt tussen de ventilator en de branderkop. Afstelling van de LD 2 is 80 % van de luchtdruk gemeten bij vollast. Hoog-Laag en modulerend: een drukverschilbewaking over de ventilator. Afstelling van de LD 2: 50% van het luchtdrukverschil gemeten bij vollast Storing Indien de gasbrander ten gevolge van een onderbreking in storing gaat, kan deze storing worden opgeheven door de storingsknop in te drukken. Een storing is mede te herkennen doordat de in de storingsknop aanwezige rode lamp brandt. 1.6 Inbedrijfsname procedure Algemene voorwaarden. Bij de installatie van de Mark Gasbrander dient men rekening te houden met de volgende voorwaarden: De Mark Gasbrander mag uitsluitend geïnstalleerd worden op een Mark Fohn luchtverwarmer. Het type gasbrander moet overeenkomen met het type luchtverwarmer. Luchtverwarmers, geïnstalleerd voor uitsluitend ruimteverwarming mogen niet zondermeer worden voorzien van een aansluiting voor aanzuiging van verbrandingslucht van buiten. In voorkomende gevallen neem dan contact op met de technische dienst van Mark B.V. Voor installatie dient u de geldende landelijke-, regionale en plaatselijke voorschriften te raadplegen. Alle door Mark B.V. geleverde gasbranders al of niet gemonteerd op een Mark Fohn luchtverwarmer zijn volledig fabrieksmatig getest en ingeregeld. De eerste inbedrijfstelling wordt altijd verricht door een Mark inregel-technicus. Deze inbedrijfstelling wordt uitgevoerd aan de hand van een vast protocol. Voor Mark Fohn luchtverwarmers die samengebouwd worden afgeleverd, worden aan de fabriek ingeregeld. Toestellen die op het werk worden samengebouwd, worden ter plaatse door een Mark inregeltechnicus afgesteld. De Mark technicus maakt hiervan een uitvoerige rapportage. Een kopie wordt met het toestel mee gestuurd of indien het toestel elders is samengebouwd, wordt het formulier nagestuurd. Dit formulier dient als leidraad voor vervolgcontroles. Dit formulier is te herkennen aan het nr. RF Tenslotte. Controleer voor de inbedrijfname de volgende punten: Komt het gassoort overeen met de opgave volgens de typeplaat; G25 resp. G20. Komt de gasaanvoerdruk overeen met de opgave volgens de typeplaat. De elektrische stuurspanning 230 volt 50 Hz. De elektrische spanning voor de brandermotor 400 volt 50 Hz. Controleer de juiste draairichting van de brandermotor. Een verkeerde draairichting geeft branderstoring. Controleer of de brandergasdruk overeenkomt met de opgave volgens de typeplaat. Controleer indien mogelijk, of de gashoeveelheid overeenkomt met de opgave volgens de typeplaat. Controleer indien mogelijk de verbranding door middel van een rookgasanalysemeter. De gasstookautomaten zijn fase en nul gevoelig Na installatie Nadat het toestel is geinstalleerd op de gekozen opstellingsplaats kan definitief worden vastgesteld of aan de gevraagde eisen wordt voldaan. Aan de hand van inbedrijfnameformulier IW kunnen de eerder opgegeven waarden worden gecontroleerd en indien nodig worden bijgesteld op RF Deze controle werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd door een gekwalificeerde monteur van een erkende installateur. De monteur dient te beschikken over voldoende meetapparatuur. 7

8 1.6 Inbedrijfsname procedure Inbedrijfsname procedure Noteer alle gemeten waarden op het Inbedrijfname formulier (RF ). Noteer eerst de algemene gegevens. Controleer of het toestel overeenkomstig de voorschriften is geinstalleerd. Controleer of de gasleiding de gevraagde gascapaciteit kan leveren. Ga na of de gasleiding is ontlucht. Controleer of de elektrische spanning overeenkomt met de opgave van de typeplaat. Controleer of de ruimtethermostaat of eventuele afstandbedieningskast correct geinstalleerd is. Controleer of de eventuele luchtkanalen en roosters correct zijn aangebracht. Controleer vervolgens, na inschakeling van de elektrische spanning, de juiste draairichting van de : - ventilatormotor - brandermotor - rookgasventilatormotor ( indien aanwezig). Meet vervolgens de opgenomen amperage s van de eerder genoemde motoren en controleer of deze waarden binnen de op de motoren vermelde waarden vallen. Overbelaste motoren veroorzaken ernstige schade, en doen de fabrieksgarantie vervallen. Meet de voedingsspanning bij ingeschakelde motoren. Indien het toestel is voorzien van luchtkanalen, meet de (externe)druk in het aanzuig- en het uitblaaskanaal. Controleer of de totale externe druk overeen komt met de waarde op het typeplaat van het toestel. Voer een zg. droge start uit, d.w.z. brander opstarten met een gesloten gaskraan. Controleer functioneel tijdens de startfase de werking van de brander en de gasstookautomaat. Open de gaskraan en stel de brander in bedrijf op vollast. Meet vervolgens de gasaanvoerdruk, brandergasdruk, stooktechnische waarden zoals CO2, CO, NOx, rookgastemperatuur, verbrandingsluchtaanzuigtemperatuur, de schoorsteentrek en de branderluchtdruk. Controleer of de zojuist gemeten waarden overeenkomen met de waarden volgens het meegeleverde inregelformulier RF Plaatselijke omstandigheden kunnen er de oorzaak van zijn dat waarden onderling niet overeenkomen. Het is dan noodzakelijk, om de goede werking van het toestel te kunnen garanderen, een uitgebreide ingebruikname aan te vragen bij de Mark- Service afdeling. Speciaal voor Hoog/ Laag -en Modulerende branders. Hoog/ laag branders. De laagstand van de brander bedraagt 67% van de vollast. Controleer in de laagstand, de brandergasdruk, CO2, CO, NOx, rookgastemperatuur, verbrandingsluchtaanzuig temperatuur, de schoorsteentrek en de branderluchtdruk. Modulerende branders. Stel de brander af op 33% van de vollast en controleer in deze stand de eerder genoemde afstellingen. Eventuele afwijkingen corrigeren en de oorzaak hiervan proberen te achterhalen. Indien correcties moeten worden uitgevoerd, dienen deze te worden vermeld op het inbedrijfnameformulier Luchtfilters Indien in het systeem luchtfilters zijn opgenomen, dient men rekening te houden met vervuiling van het filter. Mark B.V. adviseert te allen tijde een vuilfilterdrukschakelaar te monteren. Deze schakelaar voorkomt oververhitting van de luchtverwarmer (maximaalthermostaat) en schade aan smeltpatronen bij toepassing van eventuele brandkleppen. Afstelling van de drukschakelaar vuil filter is de gemeten aanvangsdruk (schoon filter) vermeerderd met 80 Pa Bijlagen Elektrisch schema Aan- Uit gasbrander nl-V3. Elektrisch schema Hoog- Laag gasbrander nl-V2. Elektrisch schema Modulerende gasbrander nl-V2. Afstelmaten gasvoerend binnenwerk MG 75 Afstelmaten gasvoerend binnenwerk MG 210 Afstelmaten gasvoerend binnenwerk MG 500. Tabel met technische gegevens. Inbedrijfname instructie Inbedrijfname formulier. Voorbeeld inregelformulier. 8

9 2.1 Elektrisch schema aan/uit blad 1 9

10 2.2 Elektrisch schema aan/uit blad 2 10

11 2.3 Elektrisch schema modulerend of hoog/laag 11 blad 1

12 2.4 Elektrisch schema modulerend of hoog/laag blad 2 12

13 2.4 Elektrisch schema modulerend of hoog/laag blad 3 13

14 3 Afstelmaten Brander MG 75 MG Brander MG 270 MG = Ontsteek-elektrode 2 = Ionisatie-elektrode 3 = Gasring 4 = O-ring 5 = Hulpgas-ring + branderkop

15 4 Tabel met technische gegevens Brander Type Föhn type MG A kw B M3s/ h C M3s/ h D Inch 1 1 E Volt 1~230 1~230 F Volt 3~400 3~400 G kw H h-l I NxØ 6 x x 2.6 J ØxH 160 x x 92 K mbar L mbar MG ¼ 1 ¼ 1 ½ 1~230 1~230 1~230 3~400 3~400 3~ x x x x x x MG ½ 2 2 1~230 1~230 1~230 3~400 3~400 3~ x x x x x x A B C D E F G H I J K L Nominale belasting Gasverbruik G25 (15 C, 1013 mbar) Gasverbruik G20 (15 C, 1013 mbar) Gasaansluiting Stuurspanning Motorspanning Motorvermogen Motor toerental Gasring Ventilatorwiel Gasdruk brander bij G25 Gasdruk brander bij G20 15

16 5 Storingstabel storing mogelijke oorzaak opheffing Brandermotor komt Geen of te lage spanning Elektrische leiding, magneetniet in bedrijf schakelaar en/of zekeringen controleren Branderautomaat op storing Branderautomaat defect Geen of te lage gasvoordruk Gasdrukschakelaar defect of te kritisch afgesteld Luchtdrukschakelaar defect of Te kritisch afgesteld Ontstoringsknop indrukken Vervangen Hoofdafsluiter openen of druk verhogen Vervangen, resp. juist afstellen Vervangen, resp. juist afstellen Brandermotor loopt, doch Luchtdrukschakelaar defect of Vervangen, resp. juist er komt geen ontsteking te kritisch afgesteld afstellen en de automaat gaan in vergrendeling Ontsteektransformator defect Vervangen Isolatie van ontstekingskabel of elektrode defect Foutieve afstelling van de Ontstekingselektrode Motordraairichting niet juist Vervangen Afstellen volgens gegevens Verwissel twee fasen Na ontsteking geen vlam Lucht in de gasleiding Leiding ontluchten Gasklep functioneert niet Te hoge of te lage gasstartdruk Luchtklepafstelling niet juist Elektrische aansluiting en werking controleren, zonodig vervangen Stargasdruk corrigeren Op de juiste hoeveelheid instellen. Gas ontsteekt, doch Afstelling ionisatiepen foutief Afstellen volgens gegevens automaat gaat na 3 seconden in Slechte aarding van de Aardleiding controleren, vergrendeling branderautomaat eventueel vernieuwen Foutieve aansluiting van fase en nul Ionisatieversterker in automaat defect Aansluitingen verwisselen Automaat vervangen Pulserende start Verkeerde instelling van de Regelen naar weerstand Luchtklep van de ketel Verstopte gasring Te veel of te weinig startgas Te hoge ketelweerstand door vervuiling Schoonmaken Instellen startbelasting Ketel reinigen Vlam blaast af: 1 te hoge luchtsnelheid 1 luchtklep bijstellen 2 te hoge branderdruk 2 branderdruk bijstellen 3 te hoge schoorsteentrek 3 trekregelaar inbouwen 16

17 5 Storingstabel storing mogelijke oorzaak opheffing CO-vorming Slechte luchttoevoer in de Rooster of andere toevoer ruimte aanbrengen Luchtklep onjuist ingesteld Naar capaciteit en weerstand van de ketel instellen Hoog vlamgeluid Te hoog gasverbruik Gasverbruik aanpassen aan de ketelcapaciteit Sterke trekschommelingen Trekregelaar inbouwen Te hoge rookgas- Brandercapaciteit te hoog Aanpassen aan ketel- capaciteit temperatuur Te lage rookgas- Ketel ernstig vervuild Ketel reinigen temperatuur Brandercapaciteit te laag Aanpassen aan de ketel- capaciteit Rookgaslek(ken) in de ketel Ketellek(ken) dichtmaken. 17

18 6.1 Tabel 1met reserve-onderdelen Aan/uit brander, Hoog/laag/uit & modulerende brander. Codenummer Onderdeel Mg MG75.3 MG210.2 /-3 MG500.2 / Voet voor gasstookautomaat LMG X Gasstookautomaat LMG 21. X Voet voor gasstookautomaat LFL. X X X Gasstookautomaat LFL X X X Ontsteekelektrode MG X X X Ionisatie-elektrode MG X X X Ontsteekelektrode MG 500. X Ionisatie-elektrode MG 500. X Ontsteektransformator TZI X X X X Bougiedop 1 ohm X X X X Netfilter F 11161/ 22 X X X X Elektromotor 0,25 kw 400 volt X X X X Elektromotor 0,55 kw 400 volt X Ventilatorwiel d= 160 / 92 X X X Ventilatorwiel d= 240 / 102. X Magneetschakelaar Lc 1 k091 X X X X Thermische beveiliging 0,8 1,2 A. X X X Thermische beveiliging 1,2 1,8 A. X Servomotor AM 24 SR. X X X Eindschakelaar SA2 X X X Eindschakelaar ZE. X X X Schroefvoet P2 rf-05. X X X Hulprelais G2R- 230 volt. X X X Schroefvoet P2 rf-08. X X X Hulprelais G2R- 230 volt. X X X Drukschakelaar DG 6 U. X X X X Drukschakelaar DG 10 U. X X X Drukschakelaar DG 50 U. X X 18

19 6.2 Tabel 2 met reserve-onderdelen AAN / UIT geregelde branders.. TYPE: MG Type toestel Mark Fohn Mark Fohn Mark Fohn Code Compacteenheid HOOG / LAAG / UIT geregelde branders TYPE: MG Type toestel Mark Fohn Mark Fohn Mark Fohn Code Compacteenheid TYPE: MG Type toestel Mark Fohn Mark Fohn Mark Fohn Code Compacteenheid MODULERENDE branders. TYPE: MG 75.3 Type toestel Code Compacteenheid Code By-pass klep Mark Fohn Mark Fohn TYPE: MG Type toestel Code Compacteenheid Code By-pass klep Mark Fohn Mark Fohn Mark Fohn TYPE: MG Type toestel Code Compacteenheid Code By-pass klep Mark Fohn Mark Fohn Mark Fohn

20 7 Inbedrijfname-instruktie Inbedrijfname instruktie Fohn gasgestookt Nr: IW Schema: 01 Werkinstruktie MARK BV INBEDRIJFNAME PROCEDURE MARK GASGESTOOKTE FOHN. ( samengebouwd op fabriek ) Algemeen: Noteer alle gemeten waarden in het inbedrijfname formulier. 1. Noteer de algemene gegevens op het inbedrijfname formulier. 2. Meet de opgenomen stroom van de : - brandermotor - ventilatormotor ( H / L ) - rookgasventilatormotor 3. Meet de voedingsspanning bij ingeschakelde ventilator 4. Meet de externe druk zowel aanzuig- en uitblaaszijdig 5. Voer een droge start uit ( brander opstarten met gesloten gaskraan ). Controleer functioneel tijdens de startfase de werking van de brander en automaat. 6. Zet de brander in bedrijf op vollast en meet hierbij de gasvoordruk, branderdruk, CO2, O2, CO, NOx, Trookgas, Tverbr.lucht, rendement, schoorsteentrek en de luchtdruk ( niet delta P ). 7. Zet de brander in bedrijf op deellast ( voor hoog / laag brander in laagstand, voor modulerende brander op 1/3 van de belasting ) en meet hierbij de gasvoordruk, branderdruk, CO2, O2, CO, NOx, Trookgas, Tverbr.lucht, rendement, schoorsteentrek en de luchtdruk ( niet delta P ). 8. Modulerende brander: Zet de brander in de minimumstand en meet hierbij de gasvoordruk, branderdruk, CO2, O2, CO, NOx,T-rookgas, T-verbr.lucht, rendement, schoorsteentrek en de luchtdruk ( niet delta P ). 9. Meet de druk op de filterdrukschakelaar ( indien van toepassing). Uitschakelen dient plaats te vinden bij 80 Pa boven de gemeten druk bij een schoon filter. 10. Meet indien mogelijk de aanzuig- en uitblaasluchttemperatuur in vollast en bij een hoog / laag brander ook in deellast. 11. Controleer de gemeten waarden met de meetgegevens van de fabriek, indien afwijkingen dit eventueel corrigeren en oorzaak hiervan proberen te achterhalen. Indien er correcties moeten worden uitgevoerd dit graag volgens de inbedrijfstellingsprocedure welke wordt gebruikt bij fohns die niet zijn proefgestookt op de fabriek. Dit vermelden op het inbedrijfname- of het bezoekrapport. 12. Indien er opties aanwezig zijn welke niet worden aangegeven op het inbedrijfname formulier ( bijvoorbeeld een kleppenlektest ), dit en eventuele afstelwaarden vermelden onder kopje opmerkingen. 20

21 7 Inbedrijfname-formulier Inbedrijfnameformulier Fohn gas Nr: RF Schema: 01 Registratieformulier MARK BV Opdrachtgever : Eindgebruiker : Adres : Adres : Postcode : Postcode : Plaats : Plaats : Tel nr. : Tel nr. : Deb. nr. : Contactpersoon : Naam Installateur Naam Technicus : : Projectnummer : Datum : Type Föhn : Serie nummer : Bouwjaar : Type Brander : Serie nummer : Bouwjaar : opgenomen stroom voedingsspanning externe druk (A) (V) ( Pa) ventilator hoog ventilator laag brandermotor rookgasvent. aanzuigzijde uitblaaszijde totaal Bedrijfsstand hoog / 3/3 laag / 2/3 minimum opmerkingen Gasvoordruk (mb) Branderdruk (mb) CO2 (%) O2 (%) CO (ppm) NOx (ppm) Trookgas (ºC) Taanzuig (ºC) Rendement O.W. (%) Schoorsteentrek (Pa) Aanzuigtemp. (ºC) Uitblaastemp. (ºC) LD2 ( + zijde ) (Pa) dp filter (schoon) (Pa) Opmerkingen: 21

22 7 Inregelformulier Inregelformulier gastgestookte Fohn Nr: RF Schema: 01 Registratieformulier MARK BV Opdrachtgever : Eindgebruiker : Adres : Adres : Postcode : Postcode : Plaats : Plaats : Tel nr. : Tel nr. : Deb. nr. : Contactpersoon : Mark Technicus : Projectnummer : Datum : Type Föhn : Serie nummer : Bouwjaar : Type Brander : Serie nummer : Bouwjaar : instelling thermisch pakket opgenomen stroom voedingsspanning externe druk (A) (A) (V) ( Pa) ventilator hoog ventilator laag brandermotor rookgas vent. aanzuigzijde uitblaaszijde totaal hoog laag tussen minimum start ingreep Gasvoordruk (mb) LD1 Gasverbruik (m³/h) Branderdruk (mb) HDst / HD CO2 (%) O2 (%) CO (ppm) NOx (ppm) Trookgas (ºC) Taanzuig (ºC) Rendement (%) O.W. Ionisatiestroom (ua) Schoorsteentre (Pa) k Vuurhaarddruk (Pa) Aanzuigtemp. (ºC) Uitblaastemp. (ºC) LD2 (Pa) LD2 dp (Pa) LD2 dp filter (Pa) dp filter dp (Pa) LD rgv rookgasvent. overdruk na r.g.v. (Pa) instellingen S1-2-3 S4-5-6 V - gasblok N gasblok by pass stand slag open 20