VOORSTEL VAN WET. Artikel I. De Wet kinderopvang wordt als volgt gewijzigd:

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "VOORSTEL VAN WET. Artikel I. De Wet kinderopvang wordt als volgt gewijzigd:"

Transcriptie

1 Wijziging van de Wet kinderopvang en enige andere wetten in verband met de invoering van een heffing ter financiering van een werkgeversbijdrage in de kosten van kinderopvang VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! Doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in de Wet kinderopvang een heffing in te voeren ter financiering van een werkgeversbijdrage in de kosten van kinderopvang; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: Artikel I De Wet kinderopvang wordt als volgt gewijzigd: A In artikel 1, eerste lid, worden onder vervanging van de punt door een puntkomma na onderdeel n vier onderdelen toegevoegd, luidende: o. werknemer: de werknemer, bedoeld in artikel 1, onderdeel o, van de Wet financiering sociale verzekeringen; p. overheidswerknemer: de werknemer, bedoeld in artikel 1, onderdeel p, van de Wet financiering sociale verzekeringen; q. werkgever: de werkgever, bedoeld in artikel 1, onderdeel q, van de Wet financiering sociale verzekeringen; r. overheidswerkgever: de werkgever, bedoeld in artikel 1, onderdeel r, van de Wet financiering sociale verzekeringen. B Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid, onderdeel b, onder 2, wordt vierde lid vervangen door: tweede lid. 2. Onder vernummering van het vierde, zesde en zevende lid tot tweede, derde en vierde lid vervallen het tweede, derde en vijfde lid. 3. In het tweede lid (nieuw) vervalt de eerste zin en wordt in de tweede zin bedoeld in de eerste volzin vervangen door bedoeld in het eerste lid. 3. In het derde lid (nieuw) wordt derde, vierde en vijfde lid vervangen door: tweede lid. C De artikelen 8 en 9 komen te luiden: Artikel 8 1. Indien een ouder en diens partner tegenwoordige arbeid verrichten als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a of b, wordt de kinderopvangtoeslag vermeerderd met een bedrag dat

2 2 overeenkomt met een derde deel van de kosten van kinderopvang, bedoeld in artikel 7, eerste lid. 2. Voor een ouder die geen partner heeft en tegenwoordige arbeid verricht als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a of b, wordt de kinderopvangtoeslag vermeerderd met een bedrag dat overeenkomt met een zesde deel van de kosten van kinderopvang, bedoeld in artikel 7, eerste lid. 3. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op een ouder met een partner die een persoon is als bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel a, of artikel 29, eerste lid, onderdeel a. 4. Bij de toepassing van het eerste tot en met derde lid is artikel 7, tweede lid, van overeenkomstige toepassing. Artikel 9 1. De financiële middelen tot dekking van de uitgaven voor de vermeerdering van de kinderopvangtoeslag, bedoeld in artikel 8, eerste tot en met derde lid, voor zover toegekend aan ouders die als werknemer of overheidswerknemer tegenwoordige arbeid verrichten als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a, worden verkregen door het heffen van een opslag op de premie die ten gunste komt van het sectorfonds, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, onderscheidenlijk de premie, bedoeld in artikel 29 van die wet. 2. De premieopslagen, bedoeld in het eerste lid, zijn verschuldigd door de werkgever onderscheidenlijk de overheidswerkgever. 3. De premieopslagen worden vastgesteld bij ministeriële regeling. De artikelen 26 onderscheidenlijk 31 van de Wet financiering sociale verzekeringen zijn van overeenkomstige toepassing. 4. Op de heffing en invordering van de premieopslagen zijn de artikelen 57, 59 en 60 van de Wet financiering sociale verzekeringen van overeenkomstige toepassing. D In artikel 87, eerste lid, tweede volzin, vervalt onder vervanging van de komma door een punt na paragraaf 2 : en van de artikelen 94, 95 en 96. E De artikelen 94, 95 en 96 vervallen. F Artikel 114 komt te luiden: Artikel 114 De voordracht voor een krachtens de artikelen 7, tweede, derde en vierde lid, vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

3 3 G In artikel 116, eerste lid, vervalt de tweede volzin. Artikel II 1. Een op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet geldend beding van een arbeidsovereenkomst, collectieve arbeidsovereenkomst of andere overeenkomst, inhoudende dat de werkgever jegens de ouder die als werknemer tegenwoordige arbeid verricht als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a, van de Wet kinderopvang verplicht is een bijdrage in de kosten van kinderopvang te verstrekken, blijft buiten toepassing, voor zover die bijdrage overeenkomt of minder bedraagt dan de in artikel 8 bedoelde vermeerdering van de kinderopvangtoeslag. 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een aldaar bedoeld beding tot verstrekking van kinderopvang. 3. Bij de toepassing van het eerste en tweede lid, is artikel 7, tweede lid, van overeenkomstige toepassing. Artikel III In artikel 59, tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen vervalt van gegevens over bijdragen in de kosten van kinderopvang als bedoeld in de Wet kinderopvang,. Artikel IV In artikel 33, tweede lid, onderdeel d, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen vervalt en bijdrage in de kosten van kinderopvang als bedoeld in de Wet kinderopvang. Artikel V De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd: A In artikel 15b, eerste lid, vervalt onderdeel b. B Artikel 16c vervalt. C In artikel 17, tweede lid, wordt artikelen 15a tot en met 16c vervangen door: artikelen 15a tot en met 16a. D In artikel 32, eerste lid, wordt kinderopvang als bedoeld in artikel 16c, vijfde lid, vervangen door: kinderopvang waarvoor aanspraak op een kinderopvangtoeslag onderscheidenlijk

4 4 aanspraak op een tegemoetkoming kan ontstaan op de voet van artikel 5 van de Wet kinderopvang. Artikel VI Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, De Staatssecretaris van Financiën,

5 MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN 1. Inleiding Ongeveer gezinnen maken gebruik van de formele kinderopvang om de combinatie van arbeid en de zorg voor kinderen te vergemakkelijken. De overheid zorgt er met de financiële ondersteuning op grond van de Wet kinderopvang voor dat de kosten geen belemmering behoeven te vormen om daarvan gebruik te maken. Met de aanpassingen in de toeslagsystematiek van 1 januari 2006 geldt dat ook voor de midden- en hogere inkomens. In deze vergoedingssystematiek wordt verondersteld dat elk van de ouders van diens werkgever reeds een vergoeding van een zesde deel van de kosten ontvangt. Voor deze tripartiete financiering is gekozen omdat werkgevers - naast de ouders zelf en de overheid - eveneens een belang hebben bij een arbeidsmarkt die toegankelijk is voor personen met de zorg voor kinderen. De ten laste van de ouders blijvende kosten van kinderopvang kunnen dan ook aanzienlijk toenemen als deze werkgeversbijdrage geheel ontbreekt of niet volwaardig is. Dat laatste is het geval als de bijdrage van de werkgever niet voorziet in de opvang van kinderen tot en met de basisschoolleeftijd, minder bedraagt dan een zesde deel van de kosten of niet de volledige kosten in beschouwing neemt tot de in de wet gehanteerde maximum uurprijs. Voor ontbrekende of onvolwaardige werkgeversbijdragen biedt de Wet kinderopvang doelbewust slechts in beperkte mate compensatie. Deze compensatie is sterk inkomensafhankelijk en staat volgens het in de regelgeving vastgelegde tijdpad vanaf 2008 slechts open voor gezinnen met een gezamenlijk toetsingsinkomen tot ongeveer Als de ouders niet van beide werkgevers een bijdrage ontvangen, legt het gebruik van formele kinderopvang een groot beslag op het inkomen. Het treffen van informele arrangementen is niet altijd zonder bezwaren of zelfs in het geheel niet mogelijk. Het ontbreken van een volwaardige werkgeversbijdrage kan er dus toe leiden dat ouders - in de praktijk vooral vrouwen - worden ontmoedigd om te blijven of te gaan werken, of ertoe leiden dat zij minder werken dan zij zouden willen en kunnen. Gezien dit belang van de financiële bijdragen van werkgevers aan de kosten van kinderopvang heeft de regering als doelstelling geformuleerd dat in 2008 voor 90 procent van de werknemers een volwaardige werkgeversbijdrage beschikbaar is voor alle vormen van formele kinderopvang. Tijdens de parlementaire behandeling van de Wet kinderopvang heeft de regering aangekondigd aan de hand van de stand van de werkgeversbijdragen op 1 juli 2006 te beoordelen of er reëel zicht is op de doelstelling van een dekkingsgraad van 90 procent in 2008 en te bezien of aanvullend beleid al dan niet wenselijk is (Kamerstukken II 2003/04, , nr. 15). Tijdens de behandeling in de Eerste Kamer is van de kant van de regering daarbij ook geëxpliciteerd dat de werkgeversbijdragen zullen worden beoordeeld op de mate waarin zij toereikend zijn, waarbij als criteria zijn genoemd dat deze voorzien in een zesde deel van de kosten en ook beschikbaar zijn voor de buitenschoolse opvang (Handelingen I 2003/04, blz ). Bij andere gelegenheden, waaronder de Algemene financiële beschouwingen 2006 (Handelingen II 2005/06, blz ), heeft de regering deze doelstelling bevestigd, evenals het voornemen op grond van de geconstateerde ontwikkeling een besluit te nemen over het al dan niet invoeren van een verplichte werkgeversbijdrage. Het in aanmerking kunnen komen voor een volwaardige werkgeversbijdrage is ook van belang voor de implementatie van de voor- en naschoolse opvang in het kader van de uitvoe-

6 6 ring die de regering zich voorneemt te geven aan de motie-van Aartsen/Bos (Kamerstukken II 2005/06, , nr. 14). Het is aan scholen om - in overleg met de ouders - een keus te maken voor de vorm waarin deze wordt georganiseerd. Bij opvang die is opgezet naar de kwaliteitsnormen van de Wet kinderopvang komen de ouders in aanmerking voor een tegemoetkoming van de overheid. Ook hierbij geldt dat als ouders geen of slechts een ontoereikende werkgeversbijdrage ontvangen, de kosten relatief hoog blijven. Als gevolg van de compensatiesystematiek geldt dat in het bijzonder voor de midden- en hogere inkomens. Het onvoldoende bijdragen door werkgevers aan de kosten van kinderopvang kan derhalve tot gevolg hebben dat ouders afzien van het gebruik van voor- en naschoolse opvang. Daarmee kan de totstandkoming van deze vorm van opvang belemmeringen ondervinden. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft bij brief van 27 januari 2006 de Stichting van de Arbeid ingelicht over de wijze van besluitvorming die het kabinet zich voorneemt over het al dan niet invoeren van een verplichte werkgeversbijdrage. Hierin heeft het kabinet meegedeeld op grond van een meting naar de stand van zaken van de werkgeversbijdragen op 1 mei 2006 en na overleg met de Stichting van de Arbeid conclusies te zullen trekken over de te voorziene ontwikkeling van de werkgeversbijdrage in de komende jaren. Als deze evaluatie de verwachting rechtvaardigt dat de doelstelling wordt gerealiseerd dat 90 procent van de werknemers in 2008 aanspraak kan maken op een volwaardige werkgeversbijdrage, zal het kabinet geen aanvullende maatregelen voorstellen. De werkgeversbijdrage blijft dan onderwerp van het arbeidsvoorwaardenoverleg tussen de sociale partners. Mocht het kabinet tot de conclusie komen dat realisatie van deze doelstelling niet reëel kan worden verwacht, dan maakt het een wetsvoorstel bij de Kamer aanhangig met als oogmerk op 1 januari 2007 een wettelijk verplichte werkgeversbijdrage in te voeren. Het kabinet heeft in bovengenoemde brief gemeld een dergelijke invoeringstermijn wenselijk te achten om te voorkomen dat, terwijl al duidelijk is dat in 2008 onvoldoende werknemers aanspraak kunnen maken op een volwaardige werkgeversbijdrage, een aanzienlijk aantal ouders nog geruime tijd financiële belemmeringen blijft ondervinden om gebruik te maken van de formele kinderopvang. Tegelijkertijd zou dan ook langere tijd de situatie blijven voortbestaan dat de werkgevers die nu hun werknemers een volwaardige tegemoetkoming verstrekken, geconfronteerd worden met de kosten daarvan, terwijl de werkgevers die dat achterwege laten, die kosten niet hoeven te maken. Research voor Beleid heeft in opdracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een onderzoek verricht naar de stand van de werkgeversbijdragen op 1 mei Daarin zijn tevens gegevens van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verwerkt over afspraken omtrent afspraken over werkgeversbijdragen die in CAO's zijn opgenomen. Uit dit onderzoek blijkt dat op 1 mei ,3 procent van de werknemers in Nederland aanspraak kan maken op een werkgeversbijdrage voor de kosten van kinderopvang. In sectoren en bedrijven waarvoor een CAO van toepassing is, geldt dit voor 96 procent van de werknemers. In bedrijven zonder een CAO kan 47,5 procent van de werknemers aanspraak maken op een werkgeversbijdrage. Getoetst aan de hierboven genoemde criteria was op 1 mei ,7 procent van de werknemers werkzaam in een onderneming of sector waarin een volwaardige werkgeversbijdrage was overeengekomen. Voor de overige werknemers was hetzij in het geheel geen werkgeversbijdrage beschikbaar, hetzij een bijdrage die niet voldeed aan de criteria van volwaardigheid. Afgemeten aan de door het kabinet gehanteerde norm van 90 procent betekent dit dat voor ongeveer 25 procent van de werknemers alsnog een volwaardige werkgeversbijdrage dient te worden gerealiseerd, hetzij door aanpassing van bestaande

7 7 afspraken omtrent een werkgeversbijdrage, hetzij door een werkgeversbijdrage als zodanig te introduceren die tevens aan de gestelde criteria voldoet. Op 21 juni 2006 heeft het kabinet overleg gevoerd met de Stichting van de Arbeid over de vraag of, gezien deze gegevens over de stand van de werkgeversbijdrage op 1 mei 2006, het reëel is te verwachten dat in procent van de werknemers aanspraak kan maken op een volwaardige werkgeversbijdrage. De Stichting van de Arbeid is niet eensluidend in zijn beoordeling van de geconstateerde ontwikkeling van de werkgeversbijdragen en de conclusies die daaraan moeten worden verbonden. De FNV en het CNV steunen een verplichte werkgeversbijdrage. De andere in de Stichting vertegenwoordigde organisaties - VNO/NCW, MKB-Nederland, LTO-Nederland en MHP - achten het niet juist aan deze gegevens nu reeds de conclusie te verbinden dat er geen zicht bestaat op de beoogde dekkingsgraad van de werkgeversbijdragen. Daarbij wijzen zij erop dat sinds medio in werknemersaantallen uitgedrukt - een duidelijke stijging van CAO-afspraken over werkgeversbijdragen is gerealiseerd. Voorts nemen zij afstand van de door de regering gehanteerde criteria van een volwaardige werkgeversbijdrage. De regering acht het niet waarschijnlijk dat in 2008 voor 90 procent van de werknemers een regeling met een volwaardige werkgeversbijdrage beschikbaar is Voor de sectoren die onder een CAO vallen, zou dat immers slechts gerealiseerd kunnen worden door in belangrijke mate de bestaande afspraken zodanig te herzien dat de op grond daarvan verstrekte werkgeversbijdrage in voldoende mate overeenstemmen met de geformuleerde eisen van volwaardigheid. Voor de niet-cao-sectoren dient zelfs voor meer dan de helft van de werknemers nog een regeling van de werkgeversbijdrage als zodanig te worden getroffen. Deze - en bestaande - afspraken dienen bovendien ook nog een zodanige inhoud te krijgen dat deze als volwaardig kunnen worden aangemerkt. De regering houdt voor zijn eigen beoordeling vast aan de criteria zoals geformuleerd tijdens de parlementaire behandeling van de Wet kinderopvang en bevestigd in bovengenoemde brief aan de Stichting van de Arbeid van 27 januari Uitgangspunten van het wetsvoorstel Voor de vormgeving van een verplichte werkgeversbijdrage heeft de regering verschillende mogelijkheden overwogen. Een benadering die de regering heeft bezien is voor werknemers een wettelijke aanspraak jegens hun werkgever in het leven te roepen op een - eveneens wettelijk te definiëren - tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang. Terwijl bij een dergelijke opzet de verantwoordelijkheid van werkgevers om te voorzien in een bijdrage in de kosten van kinderopvang zichtbaar tot uitdrukking komt, is de regering van oordeel dat deze een aantal onmiskenbare nadelen met zich brengt. De belangrijkste daarvan is dat de loonkosten van werknemers met kinderen hoger zullen uitvallen als zij aanspraak doen gelden op een tegemoetkoming. Dat geldt in het bijzonder als in de betreffende bedrijfstak geen sectorale voorziening is getroffen, waarmee de kosten door alle ondernemingen worden gedragen. Vooral in het midden- en kleinbedrijf zullen deze extra kosten relatief zwaar kunnen wegen doordat deze binnen de onderneming niet over een grotere groep werknemers kunnen worden gespreid. Dit kan van negatieve invloed zijn op de arbeidsmarktpositie van vooral laaggeschoolden, bij wie de werkgeversbijdrage in verhouding tot het loon hoog is. De regering heeft derhalve gekozen voor een systematiek waarbij de overheid de verstrekking van de werkgeversbijdrage voor zijn rekening neemt en de werkgevers zorgdragen voor de bekostiging daarvan in de vorm van een heffing.

8 8 Naar het oordeel van de regering is een doorslaggevend voordeel van een dergelijk stelsel dat de kosten van de financiële tegemoetkoming over alle werkgevers - en dus alle werknemers - worden gespreid. Door een dergelijke verevening zijn de loonkosten van een werknemer die aanspraak op een tegemoetkoming heeft dezelfde als van een werknemer die geen gebruik hoeft te maken van kinderopvang. Hiermee vervalt het mogelijke gevaar van selectie en het daaruit samenhangende risico dat werknemers ervan afzien aanspraak te maken op een tegemoetkoming. Door de spreiding van de bijdrage zijn de kosten daarvan bovendien voor alle werkgevers dezelfde, ongeacht de samenstelling van het personeelsbestand en de daarmee samenhangende behoefte aan kinderopvang. Van een dergelijk systeem is bovendien het voordeel dat werkende ouders slechts met één partij - de Belastingdienst/Toeslagen - contact hebben voor het verkrijgen van de financiële tegemoetkoming. De werkgevers spelen daarbij geen rol meer. Dat betekent voor de ouders een aanzienlijke vermindering van de administratieve lasten. Voor de heffing komt een vormgeving als een opslag op een premie op grond van een van de werknemersverzekeringen het meest in aanmerking, gezien de duidelijke band met de werknemers voor wier kosten van kinderopvang de heffing bedoeld is. Daarbij gaat de voorkeur van de regering uit naar een opslag op de sectorpremies. Doordat de sectorpremie over de gehele loonsom wordt geheven, met inachtneming van het maximum dagloon, wordt bereikt dat het heffingspercentage beperkt kan blijven, terwijl de heffing per werknemer als een absoluut bedrag aan een maximum gebonden is. Belangrijk voordeel van de opslagsystematiek is bovendien dat gebruik wordt gemaakt van een bestaande administratieve procedure. De invoering van de verplichte werkgeversbijdrage leidt daardoor niet tot extra - eenmalige of blijvende - administratieve lasten. 3. Inhoud van het wetsvoorstel 3.1. Verhoging van de kinderopvangtoeslag Met dit wetsvoorstel wordt in het stelsel van de financiële tegemoetkomingen door het Rijk een vermeerdering van de kinderopvangtoeslag geïntroduceerd die in de plaats komt van de arbeidsvoorwaardelijk te regelen werkgeversbijdrage. Deze vermeerdering bedraagt voor aanvragers met een werkende partner een derde deel van de kosten van kinderopvang. Voor aanvragers zonder partner is deze een zesde deel van de kosten, die volgens de bestaande systematiek wordt aangevuld met de toeslag voor alleenstaande ouders. Hiermee is de uitgangspositie van alleenstaande ouders dezelfde als van echtparen, namelijk een vaste vergoeding ter hoogte van een derde deel van de kosten. Dit wetsvoorstel brengt geen wijziging in de positie van degenen die tot een zogeheten doelgroep behoren. Zij ontvangen op grond van de huidige wet een vervangende werkgeversbijdrage van de gemeente of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) die door de Belastingdienst/Toeslagen wordt aangevuld met een kinderopvangtoeslag. In opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is een evaluatie verricht van de werking van deze systematiek voor doelgroepen. Uit dit onderzoek blijkt het proces van aanvragen van twee verschillende soorten financiële tegemoetkomingen - deels bij de gemeente of UWV, deels bij de Belastingdienst/Toeslagen - voor de betrokken ouders een ingewikkeld proces te zijn ondanks de - soms intensieve - ondersteuning die de gemeente of het UWV biedt. Gezien deze uitkomsten acht de regering het wenselijk dat ook voor de personen uit deze doelgroepen de aanvraagprocedure wordt vereenvoudigd. Momenteel wordt onderzocht op welke wijze vanaf 1 januari 2008 de Belastingdienst/Toeslagen voor hen het enige loket kan worden voor de verstrekking van de kinderopvangtoeslag.

9 9 Voor de laagste inkomens komt de totale toeslag voor het eerste kind hiemee uit op 96,5 procent, afnemend tot 33,3 procent voor huishoudens met een toetsingsinkomen van of hoger. Voor het tweede en volgende kind zal bij inwerkingtreding van dit wetsvoorstel de totale toeslag voor de laagste inkomens eveneens 96,5 procent bedragen, afnemend tot 90,7 procent voor de hoogste inkomensgroepen. Recht op de vermeerdering van de kinderopvangtoeslag geldt voor alle ouders met inkomen uit tegenwoordige arbeid, ongeacht of zij dat als werknemer of als zelfstandige verwerven. In de huidige toeslagsystematiek wordt geen onderscheid gemaakt tussen deze twee groepen. Zelfstandigen komen momenteel op dezelfde wijze in aanmerking voor compensatie van een ontbrekende of ontoereikende werkgeversbijdrage als werknemers. Door uitsluitend werknemers in aanmerking te laten komen voor de vermeerdering zou een onderscheid worden gecreëerd dat de huidige wet niet kent en ook onwenselijk zou zijn. Door de systematiek van de toeslagverlening zou dat tot situaties kunnen leiden waarin een beperkte verandering van de wijze waarop ouders hun inkomen verwerven onevenredige gevolgen heeft voor hun aanspraak op kinderopvangtoeslag. Het zou ook de uitvoering compliceren. Met de introductie van de vermeerdering kan de huidige regeling komen te vervallen op grond waarvan een inkomensafhankelijke compensatie wordt verstrekt aan degenen die geen of een ontoereikende werkgeversbijdrage ontvangen. Eveneens ontvalt de grond aan de huidige vrijstelling van de werkgeversbijdrage als belastbaar en premieplichtig loon. Daartoe worden de Wet op de loonbelasting 1964 en de Wet financiering sociale verzekeringen aangepast Bekostiging De kosten voor de vermeerdering, voor zover deze aan werknemers wordt verstrekt, worden opgebracht met een door werkgevers af te dragen heffing op de loonsom. De vermeerdering voor zelfstandigen wordt bekostigd uit de algemene middelen. Voor deze heffing is, zoals hiervoor reeds vermeld, de methodiek gekozen van een opslag op de premie ten behoeve van de sectorfondsen. Het als sectorpremie af te dragen percentage van de relevante loonsom wordt derhalve verhoogd met dat van de heffing. Hierdoor worden werkgevers niet belast met extra administratieve handelingen. Dat geldt ook voor de bedrijfstakken waar de sectorpremie tijdelijk op nihil is gesteld. Bij de heffing wordt geen onderscheid gemaakt naar situaties waarin een sectorpremie wordt geheven. Heffing vindt derhalve ook plaats over de sectorpremies die worden afgedragen over uitkeringen op grond van een van de werknemersverzekeringen. Evenmin wordt onderscheid gemaakt tussen overheids- en niet-overheidswerkgevers. Voor de overheidswerkgevers krijgt de heffing de vorm van een gelijkwaardige opslag op de premie voor het Uitvoeringsfonds voor de overheid (UFO). Hiermee ontstaat een doorzichtige en eenvoudig uit te voeren systematiek met een brede grondslag, waardoor het heffingspercentage beperkt kan blijven. Er behoeven geen bijzondere voorzieningen te worden getroffen om te bereiken dat de heffing ten goede komt aan 's Rijks kas en niet wordt gestort in de sectorfondsen. Bij de verdeling van het totaal van ontvangen loonheffing en premies voor de werknemersverzekeringen kan er reeds rekening mee worden gehouden dat het als sectorpremie afgedragen bedrag deels bestaat uit de heffing ten behoeve van de kinderopvang. De gekozen systematiek van de opslagpremie heeft tot gevolg dat het op de periodieke loonaangifte te vermelden bedrag aan af te dragen sectorpremie mede de kinderopvangheffing omvat. Omdat de loonaangifte op dit punt de bron is voor de polisadministratie, bevat het

10 10 daarin opgenomen gegeven over de sectorpremie eveneens de kinderopvangheffing. Gezien de aard van het verwachte gebruik van de polisadministratie is dat niet bezwaarlijk. Als daartoe aanleiding bestaat, kunnen gebruikers op eenvoudige wijze een correctie aanbrengen voor de kinderopvangheffing. Nader zal worden bezien welke gevolgen de opslagsystematiek vanaf 2008, in welk jaar het bericht over 2007 wordt verzonden, heeft voor het verzekeringsbericht. In verband met bovengenoemde aspecten zullen beperkte aanpassingen in lagere regelgeving noodzakelijk zijn. De hoogte van de opslag wordt door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij ministeriële regeling vastgesteld. In dit wetsvoorstel is duidelijk verankerd dat de heffing uitsluitend bestemd is voor de bekostiging van de vermeerdering van de kinderopvangtoeslag voor zover deze aan ouders is toegekend die als werknemer tegenwoordige arbeid verrichten. Daarmee is gewaarborgd dat deze niet voor andere elementen van de kinderopvangtoeslagen bestemd is of voor de toekenning van de verhoging aan anderen dan werknemers. Voor 2007 zal de heffing naar verwachting 0,28 procent bedragen. Deze is berekend naar een voor dat jaar verwacht gebruik door werknemers van de vermeerdering ter hoogte van 519 miljoen en een geraamd premieplichtig loon - met inbegrip van dat van overheidswerknemers en ontvangers van uitkering op grond van een werknemersverzekering - van ongeveer 183 miljard. Het heffingspercentage kan worden aangepast als dat noodzakelijk wordt geacht ter dekking van de kosten van de vermeerdering Samenloop met arbeidsvoorwaardelijke regelingen Kern van het onderhavige wetsvoorstel is dat de overheid zorgdraagt voor de vergoeding van het eerste een derde deel van de kosten van kinderopvang en dat de werkgevers door middel van een heffing bijdragen aan de bekostiging daarvan. Voor een groot aantal werknemers is al bij CAO of anderszins een - geheel of gedeeltelijk - overeenkomstige regeling getroffen. Verwacht mag worden dat dit wetsvoorstel voor de sociale partners aanleiding zal vormen om de arbeidsvoorwaardelijke afspraken over de werkgeversbijdragen te herzien. Binnen de termijn die de regering wenselijk acht voor invoering van de vermeerdering van de kinderopvangtoeslag, zullen de arbeidsvoorwaardelijk geregelde werkgeversbijdragen voor een belangrijk deel echter nog niet kunnen zijn aangepast aan de nieuwe situatie die dit wetsvoorstel creëert. Dat zou ertoe leiden dat werkgevers worden geconfronteerd met dubbele lasten en dat werknemers een dubbele aanspraak op een financiële tegemoetkoming krijgen. Werkgevers zouden dan immers zowel een arbeidsvoorwaardelijke geregelde verplichting hebben een werkgeversbijdrage te verstrekken als een wettelijke verplichting een heffing af te dragen. Anderzijds zouden werknemers een aanspraak houden op een arbeidsvoorwaardelijk geregelde aanspraak op een bijdrage in de kosten van kinderopvang jegens de werkgever, terwijl zij ook in aanmerking komen voor een daarmee overeenkomende tegemoetkoming van de overheid. Het is uiterst onwenselijk dat een dergelijke situatie kan ontstaan, vooral omdat deze juist de werkgevers treft die zich de afgelopen jaren hebben ingespannen een bijdrageregeling te treffen die de regering voor ogen stond. Hoewel het een eigen verantwoordelijkheid van de sociale partners is om de arbeidsvoorwaardelijke regelingen af stemmen op de situatie die met dit wetsvoorstel ontstaat, kan daarmee naar het oordeel van de regering niet worden volstaan en is het noodzakelijk een adequate wettelijke voorziening te treffen voor de periode waarin deze aanpassingen nog niet tot stand hebben kunnen komen.

11 11 De regering heeft hiertoe verschillende mogelijkheden onderzocht. Een mogelijkheid zou bestaan uit een verrekening van de door de werkgever betaalde bijdrage met de heffing en van de door de werknemer ontvangen bijdrage met de kinderopvangtoeslag. Een dergelijke benadering stuit echter reeds op het doorslaggevende bezwaar dat dit slechts mogelijk is met een ingrijpende wijziging van de vaststelling van de door werkgevers af te dragen sectorpremie. Dat zou niet alleen de Belastingdienst noodzaken tot verandering van de uitvoeringsprocessen, maar zou voor werkgevers mogelijk ingrijpende aanpassingen in de loonadministraties met zich brengen. Die noodzakelijke aanpassingen van administraties zouden bovendien slechts van betekenis zijn voor de naar verwachting betrekkelijk korte periode waarin de arbeidsvoorwaardelijke afspraken nog niet zijn aangepast. Een andere oplossing zou bestaan uit een gefaseerde inwerkingtreding van dit wetsvoorstel en wel naargelang arbeidsvoorwaardelijke regelingen niet langer voorzien in een werkgeversbijdrage voor het deel waarin de overheid reeds voorziet. Een dergelijke oplossing stuit eveneens op aanmerkelijke uitvoeringstechnische bezwaren. De afdracht van de kinderopvangheffing zou dan immers afhankelijk worden gesteld van de inhoud van de arbeidsvoorwaardelijke regeling waaraan de betreffende werkgever gebonden is. Daarbij zijn niet alleen regelingen aan de orde die voor bedrijfstakken en overheidssectoren als geheel gelden, maar ook regelingen die individuele werkgevers getroffen kunnen hebben. De toepasselijkheid van het overgangsrecht zou dus per individuele werkgever beoordeeld moeten worden. Gegeven de onmogelijkheid op een van bovengenoemde wijzen de consequenties van nog niet aangepaste arbeidsvoorwaardelijke regelingen te voorkomen, is een benadering noodzakelijk waarbij de werkgever niet gehouden is tot dat deel van de krachtens - collectieve of individuele - arbeidsovereenkomst of vergelijkbare overeenkomst verschuldigde werkgeversbijdrage voor zover deze overeenkomt met of niet meer bedraagt dan de vermeerdering van de kinderopvangtoeslag. Contractuele hogere bedragen blijven voor het meerdere verschuldigd. De regering acht een dergelijke overgangsbepaling gepast omdat met dit wetsvoorstel arbeidsvoorwaardelijke regelingen in de regel een andere uitwerking krijgen dan de betrokken partijen daarbij voor ogen stond. Het is immers niet aannemelijk dat zij zouden hebben besloten tot een werkgeversbijdrage in kosten waarvoor de werknemer ook al een vergoeding van de overheid kan ontvangen. Verwacht mag worden dat, als zij in dat geval al een werkgeversbijdrage overeen zouden zijn gekomen, deze uitsluitend aanvullend zou zijn op de overheidsbijdrage. Dat aanvullende karakter kan betrekking hebben op de hoogte van de bijdrage of op de situaties waarin en de voorwaarden waaronder de bijdrage wordt verstrekt. Zoals hiervoor vermeld, heeft de in dit wetsvoorstel opgenomen overgangsbepaling dan ook geen betrekking op dergelijke verder strekkende bijdragen. De proportionaliteit van de getroffen overgangsbepaling komt tevens tot uitdrukking in de reikwijdte ervan. Deze heeft uitsluitend betrekking op overeenkomsten die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel nog niet zijn gewijzigd. Alleen in deze gevallen kan het immers voorkomen dat gemaakte afspraken andere consequenties kunnen krijgen dan werden beoogd. Langs deze weg krijgen de daarbij betrokken partijen de gelegenheid de gemaakte afspraken over de werkgeversbijdrage te beoordelen in het licht van de situatie die met dit wetsvoorstel ontstaat, terwijl het hun eigen verantwoordelijkheid onverlet laat om daaruit conclusies te trekken omtrent de gewenste aanpassingen. 4. Budgettaire gevolgen Invoering van dit wetsvoorstel heeft tot gevolg dat de uitgaven ten laste van de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zullen toenemen. Bij invoering van een

12 12 verplichte werkgeversbijdrage zullen alle werknemers een volledige bijdrage ontvangen in de vorm van de vermeerdering van de kinderopvangtoeslag. Ook de zelfstandigen ontvangen deze. Deze volledige bijdrage bedraagt voor aanvragers met een werkende partner een derde deel van de kosten van kinderopvang. Voor aanvragers zonder partner of met partner die tot een doelgroep behoort bedraagt deze verhoging een zesde deel van de kosten van kinderopvang. De huidige compensatieregeling voor werknemers en zelfstandigen bij een onvolledige werkgeversbijdrage komt hierdoor te vervallen. Voor de doelgroepen blijft vooralsnog het huidige systeem van toepassing dat zij bij het UWV dan wel de gemeente aanspraak kunnen maken op de overeenkomstige werkgeversbijdrage van een zesde deel van de kosten van kinderopvang. Onderstaande tabel laat de extra uitgaven voor de SZW-begroting zien bij de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel. Hierbij is een uitsplitsing gemaakt tussen het aandeel van de werknemers en dat van de zelfstandigen. Structureel is het werknemersgedeelte geraamd op 576 mln. Er is bij zowel het werknemersgedeelte als het gedeelte voor de zelfstandigen rekening gehouden met een trendmatige groei van gebruik van kinderopvang van ongeveer 1,7 procent per jaar. Tevens wordt verwacht dat door deze maatregel meer ouders gebruik zullen maken van kinderopvang. Dit geldt voor de ouders die nu geen of een onvolledige werkgeversbijdrage ontvangen en daarvoor een gedeeltelijke compensatie ontvangen op grond van de Wet kinderopvang. Voor deze groep wordt kinderopvang immers goedkoper. Verwacht wordt dat het gebruik hierdoor met ongeveer 1,3 procent toeneemt. Vervolgens is rekening gehouden met de effecten van de uitwerking van de motie-van Aartsen/Bos. Door invoering van de verplichte werkgeversbijdrage komt bovendien de groep werknemers in beeld die wel gebruik maakt van kinderopvang, maar op dit moment geen gebruik maakt van de financiële tegemoetkoming van de overheid. De uitgaven ten behoeve van de vermeerdering van de kinderopvangtoeslag voor de zelfstandigen worden geraamd op 26 mln. De totale extra uitgaven zijn geraamd op 601 mln. Met de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel komt de compensatieregeling te vervallen. Dit leidt tot een structurele besparing van 15 mln. Per saldo worden de extra uitgaven voor de SZW-begroting derhalve geraamd op 586 mln. In 2006 treden extra uitgaven op als gevolg van de werking van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) en uitgaven als gevolg van de uitvoeringskosten die in 2006 gemaakt zijn voor de aanpassing van de systemen bij de Belastingdienst. In de systematiek van de Awir vindt de uitbetaling van de toeslag plaats in de maand voorafgaand aan die waarop de toeslag van toepassing is. In 2006 worden hierdoor reeds betalingen verricht die betrekking hebben op januari 2007.

13 13 Tabel 1. Budgettaire aspecten invoering verplichte werkgeversbijdrage (prijzen 2006, in mln euro) structureel Vermeerdering werknemers Gedragseffect Vermeerdering zelfstandigen Subtotaal Vervallen compensatieregeling ontbrekende werkgeversbijdrage Toename uitgaven Awir-effect Extra uitgaven ten laste van SZW-begroting Overige aspecten 5.1. Gevolgen voor het bedrijfsleven De inwerkingtreding van dit wetsvoorstel leidt tot geraamde extra kosten voor werkgevers - in zowel overheids- als niet-overheidssectoren - van maximaal ongeveer 190 mln. Het met de heffing op te brengen bedrag ten behoeve van de vermeerdering van de kinderopvangtoeslag wordt geraamd op 519 mln. Werkgevers verstrekken momenteel financiële bijdragen van in totaal circa 325 mln. De berekening van dit laatste bedrag is gebaseerd op gegevens van werknemers die een kinderopvangtoeslag van de overheid ontvangen. De loonkostenstijging waartoe dit wetsvoorstel voor individuele werkgevers leidt, blijkt uit onderstaande tabel, waarin de hoogte van de heffing als absoluut bedrag is weergegeven. Tabel 2. Kinderopvangheffing per werknemer (raming 2007, in euro per maand) salarisniveau 1,5 * WML 1 * modaal 1,5 * modaal voltijd (5 dagen) 5,73 6,76 10,05 deeltijd (3 dagen) 3,44 4,06 6,03 Alleen werkgevers die momenteel geen bijdrage verstrekken worden volledig geconfronteerd met deze kosten. Voor alle andere werkgevers staat daar het wegvallen van de huidige kosten van de werkgeversbijdrage tegenover. De voor hen feitelijk resterende kosten zijn onder andere afhankelijk van de inhoud van de momenteel overeengekomen bijdrage en de mate waarin daarvan gebruik wordt gemaakt. In de gevallen waarin de werkgever momenteel slechts een beperkte bijdrage verstrekt of slechts een beperkt aantal werknemers een werkgeversbijdrage ontvangt, zal de heffing in de regel in meer of mindere mate tot hogere extra kosten leiden. Dat zal in zijn algemeenheid ook gelden als de betreffende sector of onderneming een relatief hoog loonniveau kent. Voor werkgevers die een volwaardige

14 14 bijdrage verstrekken waarvan - in vergelijking met andere sectoren of bedrijven - een bovengemiddeld gebruik wordt gemaakt, kan de invoering van dit wetsvoorstel een kostendaling betekenen. Voor de ouders die momenteel geen of een onvolledige werkgeversbijdrage ontvangen, betekent dit wetsvoorstel een daling van de kosten van kinderopvang die bij een hoger inkomen aanzienlijk kan zijn. Ook zullen ouders niet langer een beroep op de werkgever behoeven te doen om van deze een bijdrage te ontvangen. Aangenomen wordt dat dit leidt tot een groei van de vraag naar de diensten van kinderopvangaanbieders met 1,3 procent. Voor een deel zal deze groei binnen de bestaande bezetting kunnen worden opgevangen en dus bijdragen aan de financiële positie van de kinderopvangsector. Deels zal de gegroeide vraag leiden tot een uitbreiding van het aantal groepen en daarmee van begeleidend personeel. Indicatief kan dat worden gesteld op 100 bijkomende FTE's, overeenkomend met 175 extra arbeidsplaatsen. Met dit wetsvoorstel hebben ouders voor het verkrijgen van een tegemoetkoming in de kosten uitsluitend nog een relatie met de overheid. Daarmee zal er naar verwachting geen of nog slechts een zeer beperkte behoefte zijn aan de financiële bemiddeling die intermediaire organisaties momenteel voor ouders en werkgevers verzorgen. Hetzelfde geldt voor de diensten die zij thans verlenen voor de uitvoering van kinderopvangregelingen van werkgevers of sectorale fondsen. Hiermee zijn naar schatting ten hoogste 100 arbeidsplaatsen in het geding Administratieve lasten voor bedrijven en burgers De inwerkingtreding van dit wetsvoorstel brengt ingrijpende veranderingen met zich mee in de relatie tussen werkgever, werknemer en de Belastingdienst. De belangrijkste daarvan is dat het financiële verkeer tussen werkgever en werknemer komt te vervallen. Daarvoor in de plaats komt de betaling van de heffing van werkgever aan de Belastingdienst en de verstrekking van de verhoging van de kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst/Toeslagen aan de werknemer. Bedrijven De Wet kinderopvang bevat zelf een aantal informatieverplichtingen voor kinderopvangaanbieders, met name in verband met registratie en toezicht. Dit wetsvoorstel brengt daarin geen verandering. Dit wetsvoorstel heeft daarentegen wel gevolgen voor de administratieve lasten van werkgevers die momenteel hun werknemers een bijdrage verstrekken voor de kosten van kinderopvang. Alle daarmee samenhangende administratieve handelingen komen met de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel te vervallen. Daarbij gaat het om aspecten als de vaststelling van het recht op en de hoogte van de werkgeversbijdrage en de verwerking daarvan in de loonadministratie. Voor werkgevers die hiervoor gebruik maken van een financiële bemiddelaar, vervallen de kosten van deze dienstverlening. Voorafgaand aan de invoering van de Wet administratieve lastenverlichting sociale verzekeringswetten (Walvis) en de Samenwerking UWV/Belastingdienst (SUB) waren de administratieve lasten hiervan berekend op ongeveer 17,8 mln. Met de vereenvoudiging door Walvis/SUB waren deze gereduceerd tot circa 8,9 mln. Deze komen met dit wetsvoorstel geheel te vervallen. Dit leidt derhalve tot een structurele besparing van ongeveer 8,9 mln. De in te voeren heffing leidt aan de andere kant niet tot extra administratieve lasten voor werkgevers. Dit is mogelijk door de keus voor de opslagsystematiek op een bestaande afdracht. Hierdoor zijn geen extra informatieverplichtingen of aanpassingen in de loonadministraties nodig.

15 15 Burgers In het huidige stelsel kan ongeveer 85 procent van de werknemers aanspraak maken op de een of andere vorm van werkgeversbijdrage. Dat betekent dat zij bij de werkgever of een andere partij, zoals een CAO-fonds, een aanvraag voor een werkgeversbijdrage moeten indienen. Zij zullen in de regel moeten aantonen aanspraak te maken op die werkgeversbijdrage en de nodige stukken moeten overleggen die de werkgever in staat stellen om de hoogte van hun aanspraak vast te stellen. Als de arbeidsvoorwaardelijke regeling voorziet in een hogere bijdrage als de partner van de betrokkene geen aanspraak op een werkgeversbijdrage kan maken, zullen doorgaans ook gegevens over de situatie van de partner moeten worden verstrekt. De werknemer dient jegens de werkgever eveneens aan te tonen dat hij nog steeds recht op een tegemoetkoming heeft en wijzigingen door te geven die van belang zijn voor de hoogte van de bijdrage. Dat brengt voor de burger administratieve lasten met zich mee. De overheid stelt daarover weliswaar geen regels en kan de hoogte van deze lasten dus niet beïnvloeden, maar zij vloeien als zodanig wel voort uit de systematiek van de Wet kinderopvang. Met de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel komen deze lasten geheel te vervallen. Werknemers ontvangen de financiële tegemoetkoming volledig van de overheid en behoeven zich daartoe uitsluitend tot de Belastingdienst/Toeslagen te wenden. Er geen sprake van een aanvullende aanvraagprocedure. Evenmin is er ten opzichte van de huidige situatie sprake van bijkomende gegevens die moeten worden verstrekt. Met dit wetsvoorstel komt de huidige, eerdergenoemde compensatieregeling voor ontbrekende of onvolledige werkgeversbijdragen te vervallen. Bij de aanvraag om kinderopvangtoeslag behoeven werknemers derhalve niet langer een opgave te doen van de eventueel ontvangen werkgeversbijdrage. Dat betekent een vereenvoudiging van dit aspect van de aanvraagprocedure. In opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben EIM en Research voor Beleid een onderzoek verricht naar de administratieve lasten die voor burgers voortvloeien uit de Wet kinderopvang. Daarbij is, naast de formele definitie, tevens een brede definitie van administratieve lasten gehanteerd. Daarin zijn ook de lasten in beschouwing genomen die niet volgen uit door de overheid voorgeschreven informatieverplichtingen, maar wel uit de wetssystematiek voortvloeien. Volgens deze brede definitie besteedden ouders in 2005 naar schatting 4,25 mln. uur en 1 mln. aan kosten aan het regelen van de kinderopvang en het verkrijgen van financiële tegemoetkomingen van hun werkgevers en de Belastingdienst. Voor de structurele situatie in 2007 worden deze lasten geraamd op 3,4 mln. uur en 0,75 mln. aan kosten. Ongeveer de helft van deze uren (1,6 mln. uur) en twee derde van de kosten in geld ( ) vloeien voort uit het verkrijgen van de werkgeversbijdrage. Met de invoering van dit wetsvoorstel komen deze geheel te vervallen. Dit onderzoek bevestigt voorts de conclusie van het eerder in deze toelichting genoemde onderzoek naar het functioneren van de doelgroepensystematiek dat voor deze categorie gebruikers van de kinderopvangtoeslag de administratieve lasten relatief hoog zijn. Advisering door Actal Het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal) heeft op 9 maart 2006 advies uitgebracht. Het College adviseert positief over het wetsvoorstel. Het College constateert dat het wetsvoorstel voor het bedrijfsleven een vermindering van administratieve lasten betekent van 8,9 mln. Het wetsvoorstel houdt voor burgers in dat de administratieve lasten verbonden aan het aanvragen van een werkgeversbijdrage geheel vervallen, welke procedure naar het oordeel van het College een bron van irritatie voor de burger is. Het College adviseert in de memorie van toelichting gegevens op te nemen over de mate waarin de administratieve lasten voor burgers verminderen als het onderzoek daarnaar is afgerond.

16 16 Met betrekking tot de overgangsbepaling om een ongewenste samenloop van wettelijke en arbeidsvoorwaardelijke verplichtingen te vermijden, constateert het College dat de in het wetsvoorstel gekozen vorm voorkomt dat daaruit administratieve lasten voortvloeien Uitvoering door de Belastingdienst en het UWV De Belastingdienst heeft te kennen gegeven dat de met dit wetsvoorstel beoogde wijzigingen in de toeslagsystematiek en de te introduceren opslag op de heffing sectorpremies voor hen uitvoerbaar zijn. Om invoering op 1 januari 2007 mogelijk te laten zijn treft de Belastingdienst reeds de noodzakelijke voorbereidingen. Het UWV heeft bij brief van 21 maart 2006 bericht over de uitkomsten van een uitvoeringstoets. Daarin geeft het UWV aan dat de systematiek van opslag op de sectorpremies vanaf 1 januari 2007 uitvoerbaar is, mits deze vanaf die datum ook door de Belastingdienst kan worden uitgevoerd. Het UWV wijst erop dat de opslagsystematiek ertoe leidt dat in de polisadministratie en het verzekeringsbericht een sectorpremie wordt opgenomen met inbegrip van de kinderopvangheffing. Dit laatste aspect zal worden betrokken bij de noodzakelijke aanpassing van de betreffende lagere regelgeving. ARTIKELSGEWIJS Artikel I Onderdeel A (artikel 1 van de Wet kinderopvang) In dit artikelonderdeel wordt de Wet kinderopvang aangevuld met een viertal begrippen, te weten werknemer, overheidswerknemer, werkgever en overheidswerkgever. Voor de omschrijvingen is aangesloten bij de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) in verband met de keuze om de verplichte werkgeversbijdrage vorm te geven door middel van een opslag op de in die wet geregelde premies ten behoeve van de sectorfondsen. De genoemde begrippen worden gebruikt in het voorgestelde artikel 9. Onderdeel B (artikel 7 van de Wet kinderopvang) De in dit onderdeel opgenomen wijziging van het tweede en derde lid van artikel 7 vloeit rechtstreeks voort uit de voorgestelde verplichte werkgeversbijdrage. Door het vervallen van de tot nu toe bestaande vrijwillige werkgeversbijdrage kinderopvang op grond van (collectieve) arbeids- of vergelijkbare overeenkomsten, kan de in verband daarmee bestaande, met ingang van 1 januari 2009 inwerkingtredende, structurele regeling van de extra kinderopvangtoeslag (en de tot dat tijdstip toepasselijke overgangsregeling, bedoeld in de artikelen 94, 95 en 96 van de wet; zie de toelichting op de onderdelen D en E) eveneens vervallen. De structurele extra kinderopvangtoeslag was een met ingang van 1 januari 2009 inwerking tredende, inkomensafhankelijke compensatie vanwege het Rijk aan werkende ouders ingeval een werkgever geen of ontoereikende bijdrage in de kosten van kinderopvang zou verstrekken. Nu de werkgeversbijdrage wordt verstrekt door het Rijk door middel van een vermeerdering van de kinderopvangtoeslag en de bijdrage van het Rijk in de kosten van kinderopvang afhankelijk is van de draagkracht, is maximering van het bedrag van de toeslag zoals vervat in het huidige vierde en vijfde lid van artikel 7, niet meer nodig; dit bedrag kan immers in voorkomende gevallen bijna de volledige kinderopvangkosten omvatten.

17 17 Onderdeel C (artikelen 8 en 9 van de Wet kinderopvang) De verplichte werkgeversbijdrage krijgt de vorm van een opslag op de premies ten behoeve van de sectorfondsen bedoeld in de Wfsv. De premieopslagen zijn verschuldigd door de (overheids)werkgever. De rijksbelastingdienst int - net zoals de premies - de opslag op de premies. De vaststelling van het premiepercentage geschiedt bij ministeriële regeling. Aldus wordt binnen het toeslagstelsel van de Wet kinderopvang voorzien in een vermeerdering van de kinderopvangtoeslag. Deze bestaat voor een werkende ouder en een werkende partner uit een derde deel van de kosten van kinderopvang; voor een alleenstaande ouder bestaat de vermeerdering van de kinderopvangtoeslag uit een zesde deel van de kosten van kinderopvang. Hetzelfde geldt voor de werkende ouder met een partner die behoort tot een van de doelgroepen van de gemeente of het UWV. Onderdelen D en E (artikelen 87, 94, 95 en 96 van de Wet kinderopvang) De artikelen 94, 95 en 96 hebben betrekking op de in de Wet kinderopvang opgenomen overgangsregeling voor een inkomensafhankelijke extra kinderopvangtoeslag in geval van een werkgever die geen of een ontoereikende bijdrage in de kosten van kinderopvang verstrekt. In verband met de invoering van de voorgestelde verplichte werkgeversbijdrage en het daarmee vervallen van de vrijwillige werkgeversbijdrage kan, zoals in de toelichting op onderdeel B al is vermeld, ook de onderhavige overgangsregeling van de extra kinderopvangtoeslag vervallen. De wijziging van artikel 87 is een uitvloeisel van het vervallen van de artikelen 94, 95 en 96. Onderdelen F en G (artikelen 114 en 116 van de Wet kinderopvang) De wijzigingen van de artikelen 114 en 116 zijn van technische aard. Artikel II Deze overgangsbepaling strekt ertoe dat de op de datum van inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel tussen werkgever en werknemer in arbeidsvoorwaardelijke sfeer lopende afspraken, waarin een verplichting is opgenomen van de werkgever jegens de werknemer tot het bijdragen in de kosten van kinderopvang, buiten toepassing blijven, voor zover die bijdrage de te introduceren vermeerdering van de kinderopvangtoeslag niet te boven gaat. Concreet betekent dit dat de volgende arbeidsvoorwaardelijke afspraken buiten toepassing blijven: - een werkgeversbijdrage aan een werknemer met een partner die van zijn werkgever een volwaardige bijdrage in de kosten van kinderopvang ontvangt, voor zover de bijdrage aan de werknemer een zesde deel van de kosten van kinderopvang of minder bedraagt; - een werkgeversbijdrage aan een werknemer met een partner die van zijn werkgever geen of een ontoereikende bijdrage ontvangt, voor zover de bijdrage aan de werknemer een derde deel van de kosten van kinderopvang of minder bedraagt; - een werkgeversbijdrage aan een werknemer met een partner die van de gemeente of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang ontvangt, voor zover de bijdrage aan de werknemer een zesde deel van de kosten van kinderopvang of minder bedraagt; - een werkgeversbijdrage aan een werknemer zonder partner, voor zover de bijdrage aan de werknemer een derde deel van de kosten van kinderopvang of minder bedraagt.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 212 Wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met het aanbrengen van grondslagen die hervorming van en

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2011 2012 33 212 Wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met het aanbrengen van grondslagen die hervorming van en

Nadere informatie

Besluit van (datum) tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang

Besluit van (datum) tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang Besluit van (datum) tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van (datum), Directie

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2012 224 Wet van 21 mei 2012 tot wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in verband met aanpassing van de dienstverlening

Nadere informatie

2. Onder vernummering van het achtste tot en met twaalfde lid tot negende tot en met dertiende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. Onder vernummering van het achtste tot en met twaalfde lid tot negende tot en met dertiende lid wordt een lid ingevoegd, luidende: Voorstel van wet [[ ]] tot wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met het verhogen van de inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren Allen die deze zullen zien of horen lezen,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 200 Wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het invoeren van een nieuw arrangement voor de bekostiging van

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 259 Wet van 17 mei 2001 tot wijziging van de Werkloosheidswet en de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten in verband met de invoering

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 967 Wijziging van de Wet arbeid en zorg en enige andere wetten in verband met het geboorteverlof en het aanvullend geboorteverlof teneinde bij

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1999 461 Wet van 28 oktober 1999, houdende uitbreiding van de kring van verzekerden ingevolge de Ziekenfondswet met zelfstandigen voor wie, gelet

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 598 Wet van 29 december 2008 tot wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen en enige andere wetten in verband met de invoering van

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 569 Wet van 4 december 2008 tot wijziging van een aantal wetten in verband met de invoering van een basisregistratie inkomen (Aanpassingswet

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 557 Wet van 12 december 2007, houdende wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 26 009 Voorstel van wet van het lid Bijleveld-Schouten houdende wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten in verband met het

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 521 Introductie van een regeling die het mogelijk maakt oudere belastingplichtigen een tegemoetkoming te verstrekken met het oog op compensatie

Nadere informatie

Kabinetsplannen: informatie voor werkende ouders

Kabinetsplannen: informatie voor werkende ouders Kabinetsplannen: informatie voor werkende ouders Let op: Het voorstel over de vaste toeslag van de overheid is opgenomen in het Belastingplan 2007. De Eerste Kamer moet hier nog mee akkoord gaan. De percentages

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 327 Wijziging van verschillende wetten in verband met de vereenvoudiging van de uitvoering van deze wetten door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 383 Wet van 27 september 2000, houdende nieuwe regels voor de financiering van de Algemene bijstandswet, de Wet inkomensvoorziening oudere en

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 418 Wet van 1 november 2007, houdende regels inzake de aanspraak op een inkomensafhankelijke financiële bijdrage in de kosten van kinderen (Wet

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 695 Wet van 20 december 2001, houdende wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en enige andere wetten in verband

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 396 Wet van 13 juli 2002 tot wijziging van belastingwetten in verband met dividendstripping en het verlenen van optierechten aan werknemers Wij

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 618 Wijziging van de Ziektewet, de WAO, de WW en enkele andere wetten in verband met het wegnemen van belemmeringen in sociale verzekeringswetten

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2006 2007 29 948 Voorstel van wet van het lid Bussemaker houdende vaststelling van een wet inzake ondersteuning van alleenstaande ouders bij arbeid en zorg

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 314 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet financiering sociale verzekeringen en de Wet op de huurtoeslag en enige andere wetten in

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1998 412 Wet van 11 juni 1998 tot wijziging van de Ziektewet, de WAO, de WW en enkele andere wetten in verband met het wegnemen van belemmeringen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 862 Invoering van een bijdrage van de werkgever wiens werknemer op of na het bereiken van de leeftijd van 57,5 jaar werkloos wordt (Wet werkgeversbijdrage

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 289 Wet 21 juli 2007, houdende vaststelling een wet inzake ondersteuning alleenstaande ouders bij arbeid en zorg (Wet voorzieningen arbeid en zorg

Nadere informatie

Wijziging van het Belastingplan 2016 VOORSTEL VAN WET

Wijziging van het Belastingplan 2016 VOORSTEL VAN WET Wijziging van het Belastingplan 2016 VOORSTEL VAN WET Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enkele maatregelen uit

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 707 Wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen en enige andere wetten in verband met de invoering van een premiekorting voor het

Nadere informatie

Het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang wordt als volgt gewijzigd:

Het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang wordt als volgt gewijzigd: Besluit van houdende wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang in verband met aanpassingen van de maximumuurprijs en de inkomenstabellen Op de voordracht

Nadere informatie

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Artikel I. Wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Artikel I. Wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen Wetsvoorstel tot wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen in verband met het afschaffen van

Nadere informatie

Invoering van pensioen- en lijfrente-excedentregelingen (Wet pensioenaanvullingsregelingen) VOORSTEL VAN WET

Invoering van pensioen- en lijfrente-excedentregelingen (Wet pensioenaanvullingsregelingen) VOORSTEL VAN WET Invoering van pensioen- en lijfrente-excedentregelingen (Wet pensioenaanvullingsregelingen) VOORSTEL VAN WET Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 726 Wijziging van de Werkloosheidswet in verband met wijziging van de instroom in de wachtgeldfondsen alsmede enkele andere wijzigingen in de

Nadere informatie

Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang per

Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang per DD-NR Regelingen en voorzieningen CODE 10.2.2.4 Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang per 1.1.2009 bronnen Staatscourant 2008, nr. 360, d.d. 11.9.2008 Besluit van 27 augustus

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2005 14 Wet van 6 juli 2004 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onder meer vereenvoudiging van de bekostigingsbepalingen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 765 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet in verband met waardeoverdracht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 855 Modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2015 355 Besluit van 8 oktober 2015 tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag in verband met het verhogen van de vaste voet in de eerste kindtabel,

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2015 2016 34 375 Wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet in verband met de versterking van de betrokkenheid van de werkgevers en werknemers bij de arbodienstverlening,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 046 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2006 297 Wet van 1 juni 2006, houdende wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, en de Wet op het voortgezet

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2005 725 Wet van 22 december 2005 tot wijziging van de Gemeentewet in verband met het afschaffen van het gebruikersdeel van de onroerendezaakbelasting

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 399 Wet van 27 juni 2002, houdende de Wet op het BTW-compensatiefonds Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 726 Afschaffing van de algemene tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten, de compensatie voor het verplicht eigen risico, de fiscale

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 27 081 Nieuwe regels voor de financiering van de Algemene bijstandswet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2012 627 Besluit van 30 november 2012, houdende wijziging van het Besluit percentages drempelen toetsingsinkomen zorgtoeslag in verband met gewijzigde

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 699 Voorstel van wet houdende maatregelen met betrekking tot de transitievergoeding bij ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden of

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 625 Wet van 21 december 2000, houdende wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet en enige andere wetten (recht van keuze voor ouderdomspensioen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 499 Voorstel van wet van het lid Ulenbelt tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet financiering sociale verzekeringen ter

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 194 Wijziging van de Participatiewet, de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Wet financiering sociale verzekeringen

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 386 Wet van 16 juli 2001 tot wijziging van de Ziekenfondswet in verband met samentelling van uitkeringstijdvakken ingevolge de Werkloosheidswet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 27 206 Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met de

Nadere informatie

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van. 2014;

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van. 2014; Besluit van houdende wijziging van het Besluit percentages drempel- en toetsingsinkomen zorgtoeslag in verband met gewijzigde percentages met ingang van het berekeningsjaar 2015 Op de voordracht van Onze

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 981 Wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met een heffing bij het niet voldoen aan de quotumdoelstelling (Wet banenafspraak

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 615 Wijziging van de Wet op de ondernemingsraden en titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het nieuw Burgerlijk Wetboek Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP

Nadere informatie

Gelet op de artikelen 1.8, eerste lid en 1.9, eerste lid, van de Wet kinderopvang 1 ;

Gelet op de artikelen 1.8, eerste lid en 1.9, eerste lid, van de Wet kinderopvang 1 ; Ontwerpbesluit van [[ ]] tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag in verband met de indexatie van de maximum uurprijzen en de toetsingsinkomens en de aanpassing van de maximum uurprijzen voor

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 29 948 Voorstel van wet van het lid Noorman-den Uyl houdende vaststelling van een wet inzake ondersteuning van alleenstaande ouders bij arbeid

Nadere informatie

Op de voordracht van van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 6 juli 2015, nr.2015-0000164377, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën;

Op de voordracht van van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 6 juli 2015, nr.2015-0000164377, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën; Ontwerpbesluit van tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag in verband met het verhogen van de vaste voet in de eerste kindtabel, het verhogen van de toeslagpercentages in de eerste en tweede

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2013 386 Besluit van 15 oktober 2013 tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag in verband met aanpassing van de kinderopvangtoeslagtabel voor

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2017 505 Wet van 13 december 2017 tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Invoerings- en aanpassingswet

Nadere informatie

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van. 2012, Z-.;

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van. 2012, Z-.; Besluit van houdende wijziging van het Besluit percentages drempel- en toetsingsinkomen zorgtoeslag in verband met gewijzigde percentages met ingang van het berekeningsjaar 2013 Op de voordracht van Onze

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 192 Wet van 29 mei 2008 tot wijziging van de Wet arbeid en zorg in verband met een uitkering aan zelfstandigen bij zwangerschap en bevalling

Nadere informatie

De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:

De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd: Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Wet waardering onroerende zaken en enige andere wetten in verband met de invoering van een basisregistratie inkomen en een basisregistratie waarde

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2003 2004 29 497 Wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en enige andere wetten in verband met de beëindiging van de toegang

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 726 fschaffing van de algemene tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten, de compensatie voor het verplicht eigen risico, de fiscale

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 313 Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met wijzigingen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 290 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op loonbelasting 1964 in verband met stapsgewijze verhoging

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2016 2017 34 325 Voorstel van wet van het lid Karabulut tot wijziging van de Participatiewet en enkele andere wetten in verband met de invoering van een

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 277 Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met de herziening van de definities van gezin en middelen (Wet afschaffing huishoudinkomenstoets)

Nadere informatie

NOTA VAN TOELICHTING. Algemeen. 1. Inleiding

NOTA VAN TOELICHTING. Algemeen. 1. Inleiding NOTA VAN TOELICHTING Algemeen 1. Inleiding Het onderhavige besluit wordt gewijzigd in verband met het besluit van het kabinet om voor 2006 en volgende jaren de rijksvergoeding van de kosten van kinderopvang

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal 1

Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2018-2019 34 956 Wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen, de Ziektewet en de Wet tegemoetkomingen loondomein, teneinde het deactiveren van

Nadere informatie

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Artikel I. Wijziging van de Algemene nabestaandenwet

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Artikel I. Wijziging van de Algemene nabestaandenwet Voorstel van wet, houdende wijziging van de Algemene nabestaandenwet en enige andere wetten in verband met de verlening van een tegemoetkoming aan personen die een uitkering ontvangen op grond van de Algemene

Nadere informatie

Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering

Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering Voorstel van wet Allen, die deze zullen zien of horen lezen,

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. TWEEDE KAMER DER STATEN- 2 GENERAAL Vergaderjaar 2011-2012 33 086 Wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2010 705 Besluit van 20 september 2010 tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang in verband met

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten in verband met de introductie van een regeling betreffende de rechten van de werknemer bij overgang van een onderneming in faillissement

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2011 341 Besluit van 27 juni 2011 tot wijziging van het Besluit SUWI in verband met gegevensverstrekking tbv van verzekeringen risico ziekte en arbeidsongeschiktheid

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2001 2002 Nr. 396 28 067 Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek onder meer ter uitvoering van in de nota «Zicht op kwaliteit»

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2011 231 Wet van 21 april 2011, houdende introductie van een regeling die het mogelijk maakt oudere belastingplichtigen een tegemoetkoming te verstrekken

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2016 2017 34 578 Wijziging van Participatiewet en enkele andere wetten in verband met het verplichten van beschut werk en met betrekking tot het quotum van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 617 Wijziging van de Wet arbeid en zorg en enkele andere wetten in verband met de uitbreiding van het kraamverlof teneinde de band tussen de

Nadere informatie

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz. 34 154 Voorstel van wet van de leden Recourt en Van der Steur tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en van enige andere wetten in verband met de herziening van het stelsel van kinderalimentatie (Wet

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz. 35 223 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd, de Wet versnelling stapsgewijze verhoging AOW-leeftijd en de Wet tegemoetkomingen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 31 087 Wijziging van enige wetten teneinde het verhaal van kosten van re-integratiemaatregelen te vergemakkelijken Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij eatrix,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1994-1995 23971 Bijzondere bepalingen voor de toepassing van de sociale zekerheidswetten in verband met de Wet brutering overhevelingstoeslag lonen (Wet

Nadere informatie

Wijziging van de Ziektewet i.v.m. harmonisatie van instrumenten ter bevordering van arbeidsdeelname van arbeidsbeperkten

Wijziging van de Ziektewet i.v.m. harmonisatie van instrumenten ter bevordering van arbeidsdeelname van arbeidsbeperkten Regelingen en voorzieningen CODE 1.3.2.24 Wijziging van de Ziektewet i.v.m. harmonisatie van instrumenten ter bevordering van arbeidsdeelname van arbeidsbeperkten tekst + toelichting bronnen Staatsblad

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2004 16 Wet van 17 december 2003 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 075 Voorstel van wet van het lid Koşer Kaya tot wijziging van het uitengewoon esluit Arbeidsverhoudingen 1945, het urgerlijk Wetboek en enkele

Nadere informatie

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz. 34 231 Voorstel van wet van de leden Van Oosten, Recourt en Berndsen-Jansen tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en van enige andere wetten in verband met de herziening van het stelsel van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 453 Wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en enige andere wetten in verband met het

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 446 Wijziging van de Wet op de huurtoeslag (uitvoeringstechnische wijzigingen) Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin

Nadere informatie

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van [[Datum openlaten]], nr. [[nr invullen]]:

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van [[Datum openlaten]], nr. [[nr invullen]]: Ontwerpbesluit van [[ ]] tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met tijdelijke beperking van de plicht tot waardeoverdracht bij bijbetalingslasten

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 193 Wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht en enige andere wetten in verband met de invoering van geïntegreerd toezicht en de gewijzigde

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 005 Aanvulling van het inkomen van ouderen met een bescheiden inkomen en aanpassing berekening vakantie-uitkering voor uitkeringsgerechtigden

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 890 Wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet en de Algemene nabestaandenwet in verband met aanpassing aan de invoering van een kwalificatieplicht

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 50 Wet van 24 januari 2008, houdende wijziging van de Wet buitengewoon pensioen 1940 1945, de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers,

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken,

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken, STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. Nr. 172 59 55september 2008 Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 25 augustus 2008, nr. UB/A/2008/23285,

Nadere informatie

Afdeling 3.4A Informatie over samenhangende besluiten

Afdeling 3.4A Informatie over samenhangende besluiten Consultatieversie Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en het nieuwe nadeelcompensatierecht VOORSTEL VAN WET Wij Willem-Alexander,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 256 Wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met het opnemen van nadere regels voor ouderparticipatiecrèches

Nadere informatie