betreffende het onderwijs XXIV

Transcriptie

1 stuk ingediend op 2422 ( ) Nr januari 2014 ( ) Ontwerp van decreet betreffende het onderwijs XXIV verzendcode: OND

2 2 Stuk 2422 ( ) Nr. 1 INHOUD Memorie van toelichting... 3 Voorontwerp van decreet d.d. 27 september Advies van de Vlaamse Onderwijsraad Advies van het Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming Syntra Vlaanderen Advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Protocol nr. 569 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in de vergaderingen van het overkoepelend onderhandelingscomité vrij gesubsidieerd onderwijs op 19 en 21 november, 3, 5, 10 en 12 december Protocol nr. 801 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in de gemeenschappelijke vergaderingen van sectorcomité X en van onderafdeling Vlaamse Gemeenschap van afdeling 2 van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten op 19 en 21 november, 3, 5, 10 en 12 december Protocol nr. 48 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in de vergaderingen van het Vlaams onderhandelingscomité voor de basiseducatie op 21 november en 5 en 10 december Protocol nr. 60 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in de vergaderingen van het Vlaams onderhandelingscomité voor het hoger onderwijs op 19 november, 3 en 10 december Voorontwerp van decreet d.d. 20 december Advies van de Raad van State Ontwerp van decreet Bijlage bij de memorie van toelichting: Jongeren- en kindeffectrapportage (JoKER) V l a a m s Pa r l e m e n t 1011 B r u s s e l 0 2 / w w w. v l a a m s p a r l e m e n t. b e

3 Stuk 2422 ( ) Nr. 1 3 MEMORIE VAN TOELICHTING Decreet betreffende het onderwijs XXIV I. ALGEMENE INLEIDING 1. Inleiding Het voorliggende decreet betreffende het onderwijs XXIV heeft als operationele doelstelling een reeks aanvullingen en actualisaties te doen aan de bestaande onderwijsdecreten met de bedoeling om: - een aantal verbeteringen en verduidelijkingen te geven met betrekking tot bestaande decretale bepalingen in thema- en niveaudecreten; - een aantal bepalingen op juridisch technisch vlak te vereenvoudigen. Het decreet is onderverdeeld in niveaugebonden hoofdstukken voor het basisonderwijs, het secundair onderwijs, de centra voor leerlingenbegeleiding, het volwassenenonderwijs en het hoger onderwijs. Verder is er een hoofdstuk in zake de twee decreten rechtspositie en een hoofdstuk met een reeks diverse kleinere bepalingen. 2. Adviezen VLOR, SERV, Syntra De reacties op de adviezen van VLOR, SERV en Syntra worden opgenomen bij het desbetreffende artikel. Dit heeft het voordeel dat op een geïntegreerde wijze de memorie en de adviezen per deelthema kunnen samen gelezen worden. Het voorstel van de overheid, het advies en de reactie zijn terug te vinden op eenzelfde plaats, iets waar elke lezer mee gebaat is. De aandacht wordt gevestigd op het thema van het competentiegericht formuleren van einddoelen, waaraan de VLOR veel aandacht heeft besteed. De artikelen hieromtrent zijn geschrapt. Dit geldt voor het basis-, secundair-, deeltijds kunst- en het volwassenenonderwijs. Er wordt hiervoor verwezen naar het decreet van 30 april 2009 betreffende kwalificatiestructuur. Artikel 3 en 5 bepalen dat er verschillende niveaus zijn in de kwalificatiestructuur en dat elk niveau zijn competenties meekrijgt. In de toekomst zal er dus sprake zijn van competenties die eigen zijn aan een bepaald kwalificatieniveau. Dit impliceert dat bestaande einddoelen -voor zover nodig - zullen geformuleerd worden als competenties. De VLOR heeft gevraagd voor alle onderwijsniveaus om de bepalingen ter zake te schrappen. Daarentegen was de SERV positief over het competentiegericht formuleren van einddoelen. De bepaling in OD XXIV kan echter geschrapt worden, omdat er al voldoende rechtsgrond is.

4 4 Stuk 2422 ( ) Nr. 1 3.Advies Raad van State 3.1. Algemene opmerkingen 1.Bevoegdheid De Raad van State stelt dat de artikelen II.2, 2 en III.13 uit het ontwerp moeten worden verwijderd. In de artikelen II.1 en III.12 van het ontwerp moet in de ontworpen bepalingen verwezen worden naar de artikelen 1, 1, 3 en 7 van de wet van 29 juni 1983 op de leerplicht en niet enkel naar artikel 1, 1. In artikel IX.1 van het ontwerp moeten eveneens de paragrafen 3 en 7 van artikel 1 van de wet van 29 juni 1983 van de opheffing worden uitgezonderd. Hieraan werd gevolg gegeven. In opvolging van het advies van de Raad van State wordt een bepaling behouden in de wet op de leerplicht. Het gaat om de regeling waarbij voor de leerling van vreemde nationaliteit die immigreert, de leerplicht geldt vanaf de zestigste dag na de inschrijving in het vreemdelingen-, het wacht- of het bevolkingsregister. Deze bepaling wordt zowel voor het basis - als voor het secundair onderwijs geschrapt in het decreet betreffende het onderwijs XXIV (artikelen II.2,2 en III.13) en blijft opgenomen in de wet op de leerplicht. De artikelen II.1, III.12 en IX.1 zijn technisch aangepast. 2. Legaliteitsbeginsel De Raad van State stelt vast dat er voor een tweetal thema s een problematische delegatie van de decreetgever naar de Vlaamse Regering is. Het gaat enkel om de bepalingen omtrent de schoolvervangende trajecten onderwijs-welzijn en de projecten cultuureducatie. Hierbij wordt bevestigd dat het hier niet om essentiële bepalingen inzake onderwijs of essentiële bepalingen inzake financiering van het onderwijs gaat. Beide projecten zijn gezien het gehele onderwijsveld zowel in aantal scholen als in omvang van de subsidiëring eerder van erg beperkte orde. Voor de projecten cultuureducatie zijn de voorwaarden voor subsidiëring van de projecten toegevoegd aan het decreet (artikel X.1). De Vlaamse Regering verleent een maximale subsidie van vijfduizend euro per project cultuureducatie en per jaar. De Vlaamse Regering kan meerdere projecten cultuureducatie van dezelfde begunstigde goedkeuren, op voorwaarde dat het totale subsidiebedrag dat gedurende het begrotingsjaar aan de begunstigde toegekend wordt niet hoger is dan vijfduizend euro. Om in aanmerking te komen voor subsidiëring voor een project cultuureducatie, moet het project in ieder geval: - opgestart en beëindigd worden binnen de door de Vlaamse Regering te bepalen periode, zonder dat deze periode langer dan vijf maanden mag bedragen; - de ontplooiingskansen van de leerling vergroten; - een meerwaarde betekenen voor de cultuurvisie van de school; - op maat zijn van de school; - opgezet zijn met de kwalitatieve inbreng van en samenwerking met een externe partner.

5 Stuk 2422 ( ) Nr. 1 5 De bepaling met betrekking tot de trajecten onderwijs-welzijn wordt momenteel uit het decreet geschrapt en nog verder bekeken. 3. Terugwerkende kracht Volgens het Grondwettelijk Hof kan de terugwerkende kracht van wetten of decreten enkel worden verantwoord wanneer zij onontbeerlijk is voor de verwezenlijking van een doelstelling van algemeen belang zoals bijvoorbeeld voor de goede werking of de continuïteit van de openbare dienst. Indien bovendien blijkt dat de terugwerkende kracht tot gevolg heeft dat de afloop van een of meer gerechtelijke procedures in een welbepaalde zin wordt beïnvloed of dat rechtscolleges worden verhinderd zich uit te spreken over een welbepaalde rechtsvraag, dan moeten er bijkomend uitzonderlijke omstandigheden een verantwoording bieden voor de terugwerkende kracht. De bepalingen met terugwerkende kracht in dit decreet betreffende het onderwijs XXIV zijn niet betrokken in een gerechtelijke procedure. Het gaat om het herstellen van recente regelgeving, het eenzijdig door de overheid toekennen van rechten, het formaliseren van afspraken die door alle betrokkenen reeds worden toegepast op het onderwijsveld of tenslotte om wijzigingen in de werking van de onderwijsadministratie. Voor het hoger onderwijs is een bijkomende verantwoording gegeven voor de terugwerkende kracht bij een aantal artikelen Legistiek Alle technische opmerkingen zijn opgenomen in het gewijzigde voorontwerp van decreet betreffende het onderwijs XXIV. Dit houdt ondermeer wel in dat de artikelen secundair en hoger onderwijs bijna allemaal vernummerd zijn Hoger onderwijs 1) Voor het hoofdstuk VI en IX zijn een aantal beperkte inhoudelijke aanpassingen doorgevoerd : - in artikel VI.4 is de term ambtshalve geregistreerde instellingen opgenomen; - in artikel VI.6 is voor de Universiteit Hasselt opgenomen dat ze een samenwerkingsovereenkomst moet afsluiten met een andere universiteit die de bachelor- en masteropleiding in de handelswetenschappen reeds organiseert; - in artikel VI.8 (nieuw) is de regelgeving met betrekking tot de termijnen aangepast. De instelling vraagt in het geval van een nieuwe initiële bachelor- of masteropleiding de toets nieuwe opleiding aan bij de accreditatieorganisatie, binnen een vervaltermijn van 15 kalenderdagen die ingaat de dag na het verstrijken van de vervaltermijn van 45 kalenderdagen na het positief oordeel van de Commissie Hoger Onderwijs;

6 6 Stuk 2422 ( ) Nr. 1 - in artikel VI.11(nieuw) is een nieuwe paragraaf 1/1 opgenomen in artikel III.19 van die Codex hoger onderwijs; - artikel VI.12 (nieuw) werd herwerkt. De verdeling en de toewijzing per hogeschool van de investeringsmachtigingen gebeurt binnen de respectievelijke enveloppes van de vrije gesubsidieerde hogescholen en de publiekrechtelijke hogescholen op basis van in het decreet opgenomen criteria van opgenomen studiepunten. Deze opgenomen studiepunten worden per studiegebied of cluster van studiegebieden gewogen met de overeenkomstige puntengewichten; - voor de artikelen VI.12, VI.13, VI.15 (nieuw) is in de memorie van toelichting verduidelijkt dat voor Biomedische laboratoriumtechnologie en Voedings- en dieetkunde in het studiegebied gezondheidszorg het puntengewicht 2,5 wordt vastgelegd. De achterliggende reden is dat deze opleidingen eerder aansluiten bij de meer technische opleidingen, die zwaardere technologische investeringen vereisen; - bij artikel VI.18 (nieuw) wordt gesteld dat er bij de regeling voor de overname van een personeelslid door een universiteit geen sprake is van het behoud van het saldo van de in het niet-hoger onderwijs opgebouwde ziektedagen waar dat bij een overname door een hogeschool wel het geval is. Dit komt door het feit dat er aan de universiteiten niet gewerkt wordt met een opbouw van het aantal ziektedagen gedurende de loopbaan, terwijl dat aan de hogescholen zoals in het niet-hoger onderwijs wel het geval is. 2) Voor de artikelen VI.7, VI.11, VI.12, VI.13, VI.15, VI.29 tot en met VI.40 (nieuw) zijn in het hoofdstuk VI, hoger onderwijs een reeks legistieke aanpassingen toegevoegd, ten dele op vraag van de Raad van State. - Er wordt een artikel VI.7 ingevoegd dat een technische wijziging aanbrengt aan artikel II.256 van de Codex hoger onderwijs. De regeling betreffende de indexering en de aanpassing van de financiële bijdragen die moeten betaald worden voor een onderzoek met betrekking tot de erkenning van een buitenlands studiebewijs uitgereikt in het hoger onderwijs, wordt op dit moment verkeerdelijk bij punt 3 van het vierde lid van dit artikel II.256, maar is van toepassing op het gehele vierde lid en niet alleen op punt 3. In het voorliggende artikel wordt de betrokken regeling uit punt 3 van het vierde lid gehaald en in een nieuw vijfde lid opgenomen, met verwijzing naar de bedragen in het vierde lid. Het gaat hier om een technische wijziging. Inhoudelijk is er niets aan de regeling veranderd. - Afdeling II wordt ingevoegd in het hoofdstuk VI en bevat de artikelen VI.29 tot en met VI.40. Dit zijn technische aanpassingen. In het decreet van 20 december 2013 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2014 wordt nog verwezen naar de nummering uit de oorspronkelijke decreten met betrekking tot het hoger onderwijs. Deze decreten zijn ondertussen opgeheven en met ingang van 1 oktober 2013 vervangen door de Codex hoger onderwijs. Met deze artikelen wordt de nummering in het decreet van 20 december 2013 aangepast aan de nummering van de Codex hoger onderwijs.

7 Stuk 2422 ( ) Nr ) In afdeling VIII van hoofdstuk IX worden drie artikelen toegevoegd, namelijk de artikelen IX.12 tot en met IX.14. Dit zijn technische aanpassingen, doordat bij het decreet van 12 juli 2013 betreffende de versterking van het hoger beroepsonderwijs in Vlaanderen artikel 5, 3 van het decreet van 30 april 2009 werd geschrapt. De verwijzing naar deze paragraaf 3 van artikel 5 die in de artikelen 27, 32 en 34 van het decreet betreffende het secundair na het secundair onderwijs en het hoger beroepsonderwijs stond, is daarom niet meer mogelijk. II. VOORNAAMSTE BEPALINGEN Basisonderwijs Getuigschrift basisonderwijs en leerplandoelen Het decreet basisonderwijs bepaalt momenteel dat voor de toekenning van het getuigschrift basisonderwijs de klassenraad autonoom oordeelt of een regelmatige leerling in voldoende mate de doelen die in het leerplan zijn opgenomen, heeft bereikt. Aangezien leerplannen van school tot school kunnen verschillen, betekent dit ook dat het criterium voor de toekenning van het getuigschrift basisonderwijs niet eenduidig is. De voorliggende wijziging beoogt dan ook om meer uniformiteit te bereiken inzake het uitreiken van het getuigschrift basisonderwijs door dit getuigschrift te koppelen aan die leerplandoelen die beogen de eindtermen te bereiken. De eindtermen zijn immers wat door de Vlaamse samenleving beschouwd wordt als de minimumdoelen voor het basisonderwijs. Wetenschap en techniek, mens en maatschappij Het masterplan secundair onderwijs voorziet voor het basisonderwijs een opsplitsing van het leergebied wereldoriëntatie in twee leergebieden. Dit kadert in de krachtlijn van een sterker curriculum voor het basisonderwijs, met bijzondere aandacht voor Nederlands, techniek en wetenschappen. Door het huidige leergebied wereldoriëntatie op te splitsen in twee leergebieden, enerzijds wetenschappen en techniek, anderzijds mens en maatschappij 1, worden wetenschappen en techniek veel zichtbaarder in het curriculum basisonderwijs wat beide inhouden ook tastbaarder maakt. Een verhoogde zicht- en tastbaarheid van wetenschappen en techniek benadrukt ook het belang van deze inhouden in het curriculum en maakt het mogelijk dat basisscholen er gerichter op focussen. Basis- en secundair onderwijs Integratie leerplichtwetgeving in de niveaudecreten Het begin en einde van de leerplicht en de strafbepalingen bij inbreuken op de leerplichtregelgeving zijn federale materie, voor andere bepalingen met betrekking tot de leerplicht zijn de Gemeenschappen bevoegd. Voor het basisonderwijs worden nog een aantal bepalingen naar het decreet basisonderwijs overgeheveld, met uitzondering uiteraard van die materies die federale bevoegdheid zijn. 1 Het nieuwe leergebied mens en maatschappij bevat niet enkel de huidige domeinen mens en maatschappij, maar ook de domeinen tijd en ruimte.

8 8 Stuk 2422 ( ) Nr. 1 Eenzelfde beweging gebeurt ook voor het secundair onderwijs, meer bepaald worden de artikelen overgeheveld naar de Codex Secundair Onderwijs. Evaluatie financieringssysteem De evaluatie van het financieringssysteem was voorzien voor Er werd echter door onderzoekers van universiteiten, hogescholen of van consultancybureaus geen voorstel ingediend. De timing dient dan ook verplaatst te worden naar Secundair onderwijs OKAN-regelgeving Diverse bepalingen met betrekking tot de OKAN-leerlingen worden aangepast waardoor er tegemoet gekomen wordt aan het advies van de Vlaamse Onderwijsraad (VLOR) van 24 januari In de toekomst is het zo dat leerlingen uit het secundair onderwijs die in een open asielcentrum verblijven, automatisch tot de doelgroep van het initieel onthaalonderwijs zullen behoren en dit zowel voor het voltijds als het deeltijds gewoon secundair onderwijs. In de nieuwe bepalingen wordt zonder de autonomie van toelatingsklassenraden en Syntra Vlaanderen in vraag te stellen, de onderwijsloopbaan van exonthaalleerlingen verbeterd door het advies van de klassenraad van het onthaaljaar terdege in beschouwing te nemen. Voor de programmatie van het onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers gelden de volgende bepalingen: 1 de programmatie wordt per scholengemeenschap schriftelijk en gemotiveerd aangevraagd uiterlijk 1 mei van het voorafgaand schooljaar; 2 na advies van enerzijds de Vlaamse Onderwijsraad en anderzijds de onderwijsinspectie en het Agentschap voor Onderwijsdiensten, neemt de Vlaamse Regering een beslissing over de programmatie. Herverdeling en overdracht van uren secundair onderwijs Een aantal artikelen worden technisch bijgestuurd, zodat herverdeling en overdracht van lesuren in het buitengewoon onderwijs en van uren-leraar in het gewoon onderwijs analoog verlopen. Tenslotte wordt in de desbetreffende artikelen de begrippen uren-leraar of lesuren correct ingevoerd. Gedoogperiode deeltijds beroepssecundair onderwijs In het voltijds gewoon secundair onderwijs impliceert het niet beantwoorden aan de rationalisatienorm gedurende twee opeenvolgende schooljaren dat de school hetzij moet afbouwen, hetzij moet fuseren met een andere school. De vroeger bestaande mogelijkheid voor de Vlaamse Regering tot het toekennen van een tijdelijke normafwijking is vervangen door een zogenaamde gedoogperiode. Het is logisch om in het deeltijds beroepssecundair onderwijs, waar afwijkingen tot op heden nog wel mogelijk zijn eenzelfde systematiek te hanteren. Programmatie van vestigingsplaatsen De decretale bepalingen betreffende de aanvraagprocedure rond ingebruikname van nieuwe vestigingsplaatsen wordt bijgestuurd.

9 Stuk 2422 ( ) Nr. 1 9 De tot hiertoe bestaande datum voor aanvraag, nl. uiterlijk 1 mei van het voorafgaand schooljaar, wordt geschrapt. De onderwijsinspectie onderzoekt de aanvraag op hygiëne, veiligheid en bewoonbaarheid, en geeft een advies aan de Vlaamse Regering, die beslist over de goedkeuring. Ook wordt expliciet in een beroepsmogelijkheid voorzien tegen ongunstige adviezen die in het kader van de dossierbehandeling door de onderwijsinspectie worden geformuleerd. Het is evident dat eventuele situaties van overmacht waarbij de ingebruikname van een nieuwe vestigingsplaats hoogdringend is, een afwijking van de voorziene data toelaten. Zowel de schoolbesturen als de overheid moeten in dergelijke gevallen alle nodige maatregelen nemen om het normaal onderwijsgebeuren verder te laten zetten in veilige gebouwen. Omzetting van structuuronderdelen De Vlaamse Regering kan beslissen om bestaande structuuronderdelen om te zetten. De omzetting houdt in dat het structuuronderdeel hetzij wordt opgeheven, hetzij wordt gewijzigd voor één of meer van volgende onderdelen: a) de benaming; b) de graad, de onderwijsvorm, het studiegebied of het leerjaarniveau waarin het wordt ondergebracht; c) de duurtijd, doch uitsluitend wat Se-n-Se betreft; d) de goedkeuring van leerplannen. Dit wordt nu op algemene wijze geformuleerd voor alle structuuronderdelen secundair onderwijs. Leerlingenstages voltijds onderwijs. Voor leerlingenstages worden een tweetal kleinere maatregelen genomen. De invoering van de stages kan gradueel en dus nu ook per leerjaar. Binnen de component leren binnen het deeltijds beroepssecundair onderwijs kan de verplichte stagebegeleiding ook door het personeel van het meewerkende centrum. Beroepskwalificaties in leren en werken Er is een procedure voor de introductie van beroepskwalificaties in leren en werken voorzien. Centra voor leerlingenbegeleiding Eigen boekhoudkundig model De aangepaste vzw-wet verplicht de vzw's die beantwoorden aan de criteria zoals bepaald door deze wet tot het voeren van een dubbele boekhouding. De regelgeving voorzag echter ook de mogelijkheid dat vzw s hun eigen boekhoudmodel mochten vastleggen. Voor scholen is in onderwijsdecreet 15 zo een afwijking opgenomen. Dit betekent dat de representatieve organisaties een eigen model mogen bepalen, zolang er aan bepaalde voorwaarden voldaan wordt. Deze afwijking wordt nu ook aan de representatieve organisaties van de vrije centra voor leerlingenbegeleiding toegestaan.

10 10 Stuk 2422 ( ) Nr. 1 Volwassenenonderwijs Doorstroming binnen NT2 In opvolging van het advies van de VLOR over de nieuwe voorstellen van opleidingsprofielen NT2 voor het secundair volwassenenonderwijs wordt een soepeler doorstroming tussen de verschillende richtgraden binnen het studiegebied NT2 mogelijk gemaakt. Om de flexibiliteit van de opleidingsprofielen NT2 maximaal te benutten, zal de cursist tot hetzij de mondelinge, hetzij de schriftelijke component van een opleiding NT2 toegelaten kunnen worden, als hij de competenties van diezelfde component in de onderliggende richtgraad heeft behaald. Leertrajectbegeleiding binnen NT2 Er wordt zoals bij de opleiding Aanvullende Algemene Vorming ten aanzien van de centra een verplichting ingeschreven om voor elke cursist NT2 een individuele leertrajectbegeleiding te organiseren. De wijziging houdt in dat het Centrum voor Volwassenenonderwijs in samenspraak met de cursist een individueel leertraject NT2 moet vastleggen waarbij er rekening wordt gehouden met de startcompetenties en het perspectief van de cursist. Indien de cursist werd doorverwezen om met een specifiek oogmerk Nederlands te leren, moet ook rekening gehouden worden met het perspectief van de doorverwijzende instantie. (Beleidsbrief , OD 3.3.) Hoger onderwijs Wegingscoëfficiënten doctoraten De VLIR-raad heeft voorgesteld om een wegingscoëfficiënt van 1/2 te implementeren voor doctoraten, met 1 voor de sociale en humane wetenschappen en 2 voor de overige disciplines. De onderliggende rationale is dat er een reëel verschil bestaat in kostprijs tussen het doctoraatsonderzoek in de sociale en humane wetenschappen enerzijds en de overige disciplines anderzijds. Taalregeling opleidingen en docenten Er zijn een aantal bepalingen opgenomen om de termijnen van indienen voor aanvragen voor anderstalige opleidingen en de afwijking van de equivalentievoorwaarden te optimaliseren en een aantal anomalieën recht te zetten bij de taalregeling. Wat de taalkennis van docenten betreft, regelt het voorliggende decreet dat docenten het vereiste taalattest moeten hebben ten laatste op 15 februari Centraal fonds hogescholen In uitvoering van cao IV hoger onderwijs stopt de bezoldiging ten laste van de centrale voorafname voor personeelsleden die bezoldigd worden ten laste van de centrale voorafname maar die nog werkzaam zijn aan de hogeschool voortaan pas op het moment dat het personeelslid met pensioen gaat. Dit sluit aan bij de algemene regel over het einde van een aanstelling of benoeming. Voor personeelsleden die voor ten minste 50% van een voltijdse opdracht een bezoldiging ten laste van het centraal fonds ontvangen en voor dit deel geen actieve prestaties meer uitoefenen, blijft de regel behouden dat de bezoldiging op het centraal fonds

11 Stuk 2422 ( ) Nr stopt op het moment dat deze personeelsleden aanspraak kunnen maken op een pensioen ten laste van de schatkist. Mobiliteit en overname van personeel In cao IV voor het hoger onderwijs worden afspraken gemaakt over de mobiliteit van personeelsleden uit het niet-hoger onderwijs naar een universiteit of hogeschool. Deze afspraken houden in dat: 1 mobiliteit alleen mogelijk is via een verlof wegens opdracht met terugbetaling van het salaris, ook wel detachering genoemd; 2 de duur van dit verlof beperkt wordt tot maximaal 6 jaar; 3 het betrokken personeelslid na afloop van het verlof zonder openbare vacature kan opgenomen worden in een vacante betrekking van de universiteit of hogeschool waar het tijdens het verlof tewerkgesteld was. Verloning ZAP Uit een studie van 2009 die door de Vlaamse Interuniversitaire Raad werd georganiseerd, is gebleken dat de huidige salarisschalen voor het zelfstandig academisch personeel volstaan voor een correcte verloning van degelijk functionerende ZAP-leden, maar niet voor absolute topprofielen. Om de universiteiten meer mogelijkheden te bieden voor het aanwerven en behouden van topprofielen is in cao IV hoger onderwijs overeengekomen dat de mogelijkheden voor het toekennen van een premie uitgebreid worden. Rangschikking lectoren in het universitaire kader Het is bij de integratie van de academische hogeschoolopleidingen in de universiteiten mogelijk dat ook lectoren in het integratiekader terechtkomen. De huidige regelgeving laat echter niet toe dat personeelsleden in het integratiekader met het ambt van lector of hoofdlector in het integratiekader kunnen gerangschikt worden in een graad van het administratief en technisch personeel in het universitaire kader, wat wel mogelijk is voor vast benoemde assistenten en werkleiders. Met de wijziging aan de Codex hoger onderwijs wordt dat voortaan wel mogelijk. Loon van december In uitvoering van cao IV voor het hoger onderwijs wordt het salaris van de maand december van de personeelsleden van de hogescholen die bezoldigd worden ten laste van de werkingsuitkeringen verschaft door de Vlaamse Gemeenschap, vanaf het jaar 2014 in de maand december uitbetaald. Eigenaarsonderhoud Het bedrag dat jaarlijks toegekend wordt voor eigenaarsonderhoud aan de publiekrechtelijke hogescholen wordt decretaal verankerd. Het bedrag per hogeschool is gebaseerd op het gemiddelde van de bedragen die de autonome hogescholen de laatste vijf jaren zouden ontvangen hebben, indien er geen rekening zou gehouden worden met de gebouwen van de provincie. Op deze manier worden alle instellingen in dezelfde situatie geplaatst. Deze regeling geldt voor de begrotingsjaren 2014 tot en met 2018.

12 12 Stuk 2422 ( ) Nr. 1 Verder zijn er nog een reeks technische aanpassingen aan diverse decreten hoger onderwijs: - diverse correcties in andere decreten naar aanleiding van het recente decreet van 2013 betreffende de versterking van het hoger beroepsonderwijs; -verduidelijkingen voor het beoordelen van de studies in het buitenland voor het bekomen van studiefinanciering; -opname van de Evangelische Faculteit Heverlee in een expertisenetwerk of regionaal platform; -de uitzondering voor Universiteit Hasselt over het inruilen van een bestaande opleiding voor de nieuwe opleiding Handelswetenschappen; -de opname van de opleidingen Voedings en dieetkunde, Biomedische laboratoriumtechnologie, met puntengewicht 2,5, in de verdeling van de investeringsmiddelen van de instellingen. Legistieke aanpassingen Er zijn in dit decreet tenslotte heel wat bepalingen met correcties van het decreet van 20 december 2013 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting In dit decreet wordt nog verwezen naar de nummering uit de oorspronkelijke decreten met betrekking tot het hoger onderwijs. Deze decreten (decreet hogescholen, decreet universiteiten, e.a.) zijn ondertussen opgeheven en met ingang van 1 oktober 2013 vervangen door de Codex hoger onderwijs. Decreten rechtspositie Ambt niet-confessionele zedenleer en levensbeschouwelijk onderwijs Door de invoering van het ambt van leraar niet-confessionele zedenleer" zal in de toekomst in het gewoon secundair onderwijs een uniforme ambtsbenaming gebruikt worden (leraar, leermeester). Naar aanleiding hiervan wordt in de decreten rechtspositie tevens geopteerd om de term leerkracht levensbeschouwelijk onderwijs te introduceren, die de verschillende bestaande ambtenbenamingen groepeert en moet leiden tot een betere leesbaarheid. Preventieve schorsing bij ontslag om dringende redenen De voorgestelde aanpassing heeft tot doel het schoolbestuur te verplichten het personeelslid preventief te schorsen, van zodra het ontslag om dringende redenen is uitgesproken. Daarbij is het zo dat het ontslag pas ingaat na het verstrijken van de beroepstermijn of nadat de kamer van beroep een uitspraak heeft gedaan. Herinschakeling na definitieve arbeidsongeschiktheid. Er wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd in de decreten rechtspositie onderwijspersoneel met de bepalingen die moeten zorgen voor de volwaardige reintegratie in het onderwijs van: - personeelsleden die bij beslissing van MEDEX definitief ongeschikt bevonden zijn voor de uitoefening van hun gewone werkzaamheden, maar wel geschikt voor een specifieke functie; - personeelsleden die een beroep doen op de procedure tot re-integratie zoals bepaald in de wetgeving over het gezondheidstoezicht op de werknemers.

13 Stuk 2422 ( ) Nr De te volgen overleg- en adviesprocedure wordt opgenomen. Ook wordt de mogelijkheid ingeschreven om in dit kader de draagwijdte van de vaste benoeming van een leraar in te perken, evenals de mogelijkheid om na een proefperiode op een vlotte manier een vaste benoeming in een ander ambt toe te kennen. Terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking zal niet langer als instrument voor die herinschakeling gebruikt worden. In een afzonderlijk artikel wordt tenslotte de administratieve toestand verduidelijkt van die personeelsleden voor wie de procedures uitgeput zijn zonder tot een tewerkstelling te leiden. Studiefinanciering Er worden een aantal technische correcties doorgevoerd aan het themadecreet over de studiefinanciering. Om de recente bepalingen op het gebied van pleegzorg en studiefinanciering technisch correct uit te voeren, moet de regelgeving studiefinanciering aangepast worden met enkele aanvullende en verduidelijkende bepalingen. Het decreet pleegzorg maakt een onderscheid tussen perspectiefzoekende pleegzorg en perspectiefbiedende pleegzorg. Voor de toepassing van het decreet studiefinanciering wordt alleen de perspectiefbiedende pleegzorg bedoeld. Pleegkinderen of pleeggasten die langer dan een jaar onafgebroken in hetzelfde pleeggezin verblijven, zullen een volledige toelage krijgen. Om dit recht op studiefinanciering te kunnen uitvoeren, moet een referentiedatum bepaald worden, wanneer deze voorwaarde van verblijf vervuld moet zijn. Naar analogie met de bepaling van de leefeenheid wordt deze datum bepaald op 31 december van het betrokken school- of academiejaar. Andere bepalingen Cao X In uitvoering van cao X werden bepalingen toegevoegd met betrekking tot de salarisschaal van kinderverzorgers en de rechtsgrond voor een verlofregeling voor de contractuele personeelsleden ten laste van het Ministerie van Onderwijs en Vorming. Verder is er een afdeling toegevoegd, ook in uitvoering van cao X, met betrekking tot de personeelsleden tewerkgesteld in de voor- en nabewaking in de Nederlandstalige basisscholen van het gemeenschapsonderwijs in Brussel. Regionale technologische centra De dubbele evaluatie (procescontrole, algemeen) van de regionale technologische centra wordt vervangen door één evaluatie van de werking in Terugbetaling bedrijfsrevisor Sinds de invoering van de nieuwe vzw-wetgeving zijn zeer grote vzw s verplicht om hun boekhouding in te dienen bij de Nationale Bank en deze voor controle voor te leggen aan een bedrijfsrevisor. De vzw s krijgen tot maximaal 90% van de kosten voor het aanstellen van een bedrijfsrevisor terugbetaald. Hiervoor wordt nu een decretale rechtsgrond opgesteld.

14 14 Stuk 2422 ( ) Nr. 1 Cultuureducatie in het onderwijs De Vlaamse Gemeenschap verleent sinds 1994 de facultatieve DYNAMO-subsidies aan scholen ter stimulering van de kunst- en cultuureducatie op school. Ter versterking van de cultuureducatie in het onderwijs wordt de subsidiëring van dit project decretaal verankerd. De subsidies kunnen worden toegekend aan scholen van alle onderwijsniveaus. De Vlaamse Regering zal minstens een keer per jaar een oproep lanceren om subsidieaanvragen in te dienen. Het is de bedoeling om zoveel mogelijk scholen te stimuleren om cultuurprojecten op te zetten. III. ARTIKELENGEWIJZE TOELICHTING Hoofdstuk II. Basisonderwijs Artikel II.1, II.2, IX.1 Het begin en einde van de leerplicht en de strafbepalingen bij inbreuken op de leerplichtregelgeving zijn federale materie, voor andere bepalingen in verband met de leerplicht zijn de Gemeenschappen bevoegd. Voor het basisonderwijs zijn de meeste bepalingen betreffende leerplicht bij de totstandkoming van het decreet basisonderwijs in 1997 al vanuit de leerplichtwet van 1983 naar het decreet basisonderwijs overgeheveld, met uitzondering uiteraard van die materies die federale bevoegdheid zijn. Eenzelfde beweging gebeurt ook voor het secundair onderwijs, meer bepaald worden de artikelen overgeheveld naar de Codex Secundair Onderwijs. Het verwijderen van een aantal artikelen uit de leerplichtwet heeft voor gevolg dat de artikelen met betrekking tot de leerplicht in het decreet basisonderwijs op sommige plaatsen geherformuleerd of aangevuld moeten worden, aangezien verwijzingen naar deze artikelen in de leerplichtwet niet meer mogelijk zijn. In opvolging van het advies van de Raad van State wordt een bepaling behouden in de wet op de leerplicht. Het gaat om de regeling waarbij voor de leerling van vreemde nationaliteit die immigreert, de leerplicht geldt vanaf de zestigste dag na de inschrijving in het vreemdelingen-, het wacht- of het bevolkingsregister. Artikel II.3 Technische wijziging. In decreet betreffende het onderwijs 23 werd het begrip leefeenheid in het kader van inschrijvingsrecht telkens vervangen door het woord leefentiteit. Twee zinnen, die in het decreet bij amendement werden ingevoerd ter verduidelijking van de rangordening in scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, vermelden nog de term leefeenheid. In deze twee artikelen wordt het woord leefeenheid vervangen door het woord leefentiteit. Het artikel heeft terugwerkende kracht vanaf 1 september Het is algemeen aanvaard dat technische correcties van een nieuwe regeling met dezelfde datum in werking treden als de nieuwe regeling zelf. De overige wijzigingen van leefeenheid in leefentiteit zijn in voege gegaan op 1 september 2013.

15 Stuk 2422 ( ) Nr Artikel II.4, II.5, II.6 Het masterplan secundair onderwijs voorziet voor het basisonderwijs een opsplitsing van het leergebied wereldoriëntatie (WO) in twee leergebieden. Dit kadert in de krachtlijn van een sterker curriculum voor het basisonderwijs, met bijzondere aandacht voor het Nederlands en voor techniek en wetenschappen. Door het huidige leergebied wereldoriëntatie op te splitsen in twee leergebieden, enerzijds wetenschappen en techniek, anderzijds mens en maatschappij 2, worden wetenschappen en techniek veel zichtbaarder in het curriculum basisonderwijs wat beide inhouden ook tastbaarder maakt. Een verhoogde zicht- en tastbaarheid van wetenschappen en techniek benadrukt ook het belang van deze inhouden in het curriculum en maakt het mogelijk dat basisscholen er gerichter op focussen. Het laat ook toe dat leerkrachten zich gerichter professionaliseren en op zoek gaan naar een didactiek die zich specifiek richt op dit leergebied en die hen in staat stelt om leerlingen de noodzakelijke basiskennis, vaardigheden en attitudes ter zake bij te brengen. Het kan lerarenopleidingen basisonderwijs en nascholingsorganisaties ertoe aanzetten om extra aandacht te besteden aan wetenschappen en techniek. Ook tijdens de presentatie van de resultaten van PISA 2012 haalde het betrokken wetenschappelijk team het splitsen van het leergebied Wereldoriëntatie aan als een maatregel die de aandacht voor wetenschappen en techniek kan bevorderen. Het opsplitsen van het leergebied wereldoriëntatie laat de (pedagogische)aanpak waarop de twee nieuwe leergebieden worden aangebracht vrij, net zoals bij de andere leergebieden. Geïntegreerd werken is een mogelijke (pedagogische) aanpak die op vele manieren kan toegepast worden en niet staat of valt met het al dan niet splitsen van het leergebied Wereldoriëntatie. Er kan evenzeer geïntegreerd gewerkt worden rond wiskunde en wetenschappen en techniek, rond muzische vorming en mens en maatschappij, e.a. Het splitsen van het leergebied wereldoriëntatie alleen zal uiteraard het niveau van wetenschappen en techniek niet opkrikken, het is een maatregel die in combinatie met andere maatregelen, zoals het verhogen van het inzicht van de leraren in de inhoudelijke en didactische componenten van het leergebied, resultaten kan opleveren. Ter informatie worden hier de voornaamste bronnen meegegeven die indicaties geven dat maatregelen met betrekking tot het onderwijs in techniek en wetenschappen noodzakelijk zijn, aangezien er nu ter zake niet goed gescoord wordt. TIMSS 2011 toont aan dat de gemiddelde wetenschapsprestatie in Vlaanderen niet goed is. Vlaanderen behaalt de 27 ste plaats op 50, en, wat belangrijker is, de meeste onderwijssystemen waarmee Vlaanderen zich vergelijkt doen het beduidend beter. Bovendien daalt de gemiddelde wetenschapsprestatie ten aanzien van TIMSS Het nieuwe leergebied mens en maatschappij bevat niet enkel de huidige domeinen mens en maatschappij, maar ook de domeinen tijd en ruimte.

16 16 Stuk 2422 ( ) Nr. 1 De peiling wereldoriëntatie (2005, domein natuur ) toont nog een verdeeld beeld, maar de peiling wereldoriëntatie, domeinen maatschappij, tijd, ruimte en brongebruik (2010) toont ronduit niet zo goede tot slechte resultaten. Uit de peiling wereldoriëntatie van 2010 blijkt dat niet alle domeinen (tijd, ruimte en maatschappij) even goed scoren (variaties tussen 75% voor bijvoorbeeld ruimte, voor maatschappij slechts 53 %, uit de oversampling voor Brussel blijkt dat de cijfers daar een 20 % lager liggen dan in Vlaanderen. (Vlaams Parlement, , Vragen om uitleg, nummers 1586, 1592, 1612 en 1669, 3 mei 2012; Twaalfjarigen zijn niet wereldwijs, Klasse, april 2012, pagina 26) Uit de schooldoorlichtingen van de onderwijsinspectie blijkt dat het niet voor alle scholen eenvoudig is om de eindtermen Wereldoriëntatie te bereiken. De Onderwijsspiegel 2013 toont dat in het lager onderwijs wereldoriëntatie 117 keer op de 168 voldoet. Het kleuteronderwijs doet het beter met 136 op 151. De onderwijsinspectie merkt tevens op dat men in het lager onderwijs onvoldoende voortbouwt op de werk- en organisatievormen van de kleuterafdeling en er een minder procesmatige aanpak is dan in het kleuteronderwijs. De onderwijsinspectie merkt ook op dat scholen die onvoldoende halen er te weinig in slagen om een evenwichtig aanbod voor alle domeinen van het leergebied WO te organiseren, te bewaken en doelgericht te evalueren. Artikel II.7 Artikel 53 van het decreet basisonderwijs bepaalt momenteel dat voor de toekenning van het getuigschrift basisonderwijs de klassenraad autonoom oordeelt of een regelmatige leerling in voldoende mate de doelen die in het leerplan zijn opgenomen, heeft bereikt. Leerplannen dienen op een herkenbare wijze de leergebiedgebonden eindtermen en ontwikkelingsdoelen te bevatten (artikel 45 van het decreet basisonderwijs). Leerplannen kunnen evenwel ook andere doelen bevatten. Aangezien leerplannen kunnen verschillen van school tot school betekent ook dat het criterium voor de toekenning van het getuigschrift basisonderwijs niet eenduidig is. Het masterplan hervorming secundair onderwijs (Vlaams Parlement, , Stuk 2111, 5 juni 2013) haalt dit als een zwakte aan (zie pagina 7, punt 2.11) en kondigt een transparantere en eenvormiger manier van omgaan met het getuigschrift basisonderwijs aan door ze te koppelen aan de eindtermgerelateerde leerplandoelen (pagina 15 en 16). De voorliggende wijziging beoogt dan ook om meer uniformiteit te bereiken inzake het uitreiken van het getuigschrift basisonderwijs door dit getuigschrift te koppelen aan die leerplandoelen die beogen de eindtermen te bereiken. De eindtermen zijn immers wat door de Vlaamse samenleving (tot stand gekomen na een breed maatschappelijk debat) beschouwd wordt als de minimumdoelen voor het basisonderwijs en die ook door het Vlaams Parlement bekrachtigd zijn. Er blijft bij de uitreiking van het getuigschrift nog altijd een link met de leerplannen, in die zin dat het getuigschrift basisonderwijs gekoppeld wordt niet aan de eindtermen op zich, maar wel aan die leerplandoelen die gericht zijn op het bereiken van de eindtermen. (Vlaams Parlement, , Beleidsbrief 2014, 18 oktober 2013, Stuk 2219/1, OD 2.4, pagina 22)

17 Stuk 2422 ( ) Nr Deze koppeling betekent niet dat scholen bovenop (verdiepend) of naast (verbredend) de eindtermen bij hun leerlingen geen andere doelen meer zouden mogen aanbieden en beogen. Het blijft de bedoeling elke leerling zo ver mogelijk te krijgen, los van de meer uniforme waarde die inzake het getuigschrift basisonderwijs nagestreefd wordt. De VLOR vraagt dit artikel te schrappen, omdat dit een voorafname zou zijn op de uitrol van het masterplan hervorming Secundair Onderwijs. Het betreft hier evenwel een maatregel uit het masterplan zoals door de Vlaamse Regering goedgekeurd en waarvan decretale verankering de enige manier is waarop deze maatregel kan gerealiseerd worden, aangezien de norm voor het getuigschrift basisonderwijs decretaal bepaald is. Er is voor deze maatregel dus geen mogelijkheid om de uitrol op een andere manier in te vullen. Wel wordt de inwerkingtreding met een jaar uitgesteld naar 1 september De SERV spreekt zijn appreciatie uit over meer uniformiteit inzake het uitreiken van het getuigschrift basisonderwijs door dit te koppelen aan die leerplandoelen die beogen de eindtermen te bereiken. Artikel II.8, II.9 Om tegemoet te komen aan de opmerkingen van de inspectie van financiën van 15 juli 2013 bij het uitvoeringsbesluit op de rijdende kleuterschool worden de volgende decretale wijzigingen aangebracht: 1) de twee bijkomende voorwaarden worden in artikel 168, 7 en 8 verankerd. De aanvrager dient zijn ervaring met de organisatie van een rijdende kleuterschool en zijn betrokkenheid met de doelgroep aan te tonen; 2) er wordt een decretale rechtsgrond voorzien voor de toekenning van 1 volledige opdracht met een verlof voor bijzondere opdracht; 3) de duurtijd van de erkenning (vijf jaar) wordt in het decreet zelf opgenomen, omdat dit enerzijds overeenkomt met de duurtijd van één regeerperiode en anderzijds voldoende lang is om stabiliteit te geven aan de organisatie die aangeduid wordt; 4) de bepalingen zijn van toepassing vanaf begrotingsjaar 2015 voor het werkingsbudget en vanaf het schooljaar voor de detachering. Bij de bepaling van de ingangsdatum 1 september 2015 wordt rekening gehouden met de huidige detachering die door de minister voor twee jaar (t.e.m. schooljaar ) is toegekend aan Carrousel vzw. Het is dus niet aangewezen om de nieuwe regelgeving al vanaf 1 september 2014 te laten ingaan, daar de detachering dan nog lopende is. De artikelen hebben terugwerkende kracht naar 1 januari 2013, daar de artikelen in het onderwijsdecreet XXII in werking traden op 1 september 2013 en het amendement erbij van onderwijsdecreet XXIII in werking treedt op 1 januari Als het onderwijsdecreet XXIV van kracht wordt zijn de artikelen ingevoegd in het decreet basisonderwijs. De datum van inwerkingtreding (schooljaar ) is opgenomen in artikel 169 van het decreet basisonderwijs zelf.

18 18 Stuk 2422 ( ) Nr. 1 Hoofdstuk III. Secundair onderwijs Afdeling I. Codex Secundair Onderwijs Artikel III.1, 1 Net zoals in het gewoon basisonderwijs moet een leerling in het gewoon secundair onderwijs (= voltijds gewoon secundair onderwijs en deeltijds beroepssecundair onderwijs) aan enkele voorwaarden voldoen om als anderstalige nieuwkomer beschouwd te worden. In het gewoon basisonderwijs is echter voorzien dat een leerling die officieel in een open asielcentrum verblijft en die uiterlijk op 31 december van het lopende schooljaar vijf jaar of ouder is, per definitie als anderstalige nieuwkomer wordt beschouwd. Een dergelijke regeling is in het gewoon secundair onderwijs niet voorzien omdat een school- of centrumbestuur voor bepaalde voorwaarden (met name leeftijd, verblijfsduur in België en de duur van inschrijving in het Nederlandstalig onderwijs) op het niveau van een individuele leerling een gemotiveerde afwijking kan aanvragen bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten. In haar advies op eigen initiatief van 24 januari 2013 over onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers formuleerde de Vlaamse Onderwijsraad volgend voorstel: ( ) De definitie voor het basisonderwijs toont zich dan weer bewust van de bijzondere situatie van kinderen die in een asielcentrum verblijven. De VLOR vraagt om deze bepaling te behouden. Kinderen die in een asielcentrum verblijven, komen immers weinig in aanraking met het Nederlands. Dat geldt evengoed voor kinderen uit het secundair onderwijs. De raad vraagt daarom dat ook leerlingen uit het secundair onderwijs die in een open asielcentrum verblijven, automatisch tot de doelgroep van het initieel onthaalonderwijs zouden behoren.( ). Enerzijds wordt met voorliggende bepalingen ingegaan op de vraag van de VLOR en de SERV, dit zowel voor het voltijds als het deeltijds gewoon secundair onderwijs. Anderzijds betekent de toevoeging van deze categorie voor school- en centrumbesturen een planlastvermindering, aangezien zij vandaag voor deze leerlingen bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten gemotiveerde afwijkingsaanvragen moeten indienen. Artikel III.1, 2, III.15, III.16, III.17 In het verleden zijn er al verschillende bewegingen geweest waarbij bestaande naar nieuwe structuuronderdelen werden omgezet. Dit kon zowel het gevolg zijn van globale structuurwijzigingen, bv. bij de omschakeling naar de eenheidsstructuur. Het kan ook het gevolg zijn van aanpassingen qua benaming en inhoud van één aparte opleiding, bv. de vervanging van de opleiding menswetenschappen door humane wetenschappen. In de codex secundair onderwijs is een rechtsgrond voorzien voor dergelijke omzettingen. Rekening houdende met de uitrol van de kwalificatiestructuur die intussen volop op kruissnelheid is gekomen, is het aangewezen om deze generiek geformuleerde rechtsgrond verder te verfijnen. Doelbewust worden daarbij geen concrete omzettingsdata vooropgesteld om te vermijden dat de ontwikkeling van desbetreffende dossiers wordt doorkruist door niet opportune of niet realistische data.

19 Stuk 2422 ( ) Nr Alle structuuronderdelen kunnen door de voorliggende bepalingen worden gevat, ook de derde leerjaren van de derde graad TSO/KSO die worden georganiseerd als zogenaamde Se-n-Se. Voor het BSO zijn er geen Sense-richtingen. Sommige huidige bepalingen in de codex secundair onderwijs die specifiek zijn voor Se-n-Se worden daardoor overbodig. Die specifieke bepalingen zijn er gekomen omdat in 2009 alle toenmalige specialisatiejaren TSO/KSO van rechtswege naar Sen-Se zijn omgezet, met de bedoeling op termijn (2014) een vernieuwingsoperatie van benamingen en inhouden door te voeren. Tevens zou het concept Se-n-Se vanaf 2013 beleidsmatig worden geëvalueerd.. Artikel III.2,1, III.3,1, III.21, III.28, III.34, III.35,1,2, III.36,1,2, IX.17 De decretale bepalingen inzake aanvragen/meldingen met betrekking tot erkenning, financiering/subsidiëring en programmatie van instellingen/structuuronderdelen worden technisch op elkaar afgestemd, zonder op enigerlei wijze aan de inhoudelijke strekking te raken. In het bijzonder wordt de aanvraagprocedure rond ingebruikname van nieuwe vestigingsplaatsen bijgestuurd. De tot hiertoe bestaande datum voor aanvraag, nl. uiterlijk 1 mei van het voorafgaand schooljaar, wordt geschrapt. Het is de bedoeling om te werken met een datum die meer haalbaar zowel naar dossiervoorbereiding door de betrokken schoolbesturen als naar onderzoek en beslissing door de onderwijsinspectie en de onderwijsoverheid. De onderwijsinspectie onderzoekt de aanvraag op hygiëne, veiligheid en bewoonbaarheid, en geeft een advies aan de Vlaamse Regering, die beslist over de goedkeuring. Het advies en de beslissing vinden plaats binnen een termijn van negentig dagen, de schoolvakanties niet meegerekend, na ontvangst van de ontvankelijke aanvraag. Ook wordt, vanuit het principe van rechtsbescherming, expliciet in een beroepsmogelijkheid voorzien tegen ongunstige adviezen die in het kader van de dossierbehandeling door de onderwijsinspectie worden geformuleerd. In geval het schoolbestuur beroep indient tegen het advies van de onderwijsinspectie, wordt voormelde termijn van negentig dagen met zeventig dagen vermeerderd. Indien de Vlaamse Regering een termijn overschrijdt, wordt de aanvraag geacht van rechtswege te zijn goedgekeurd. De Vlaamse Regering legt met betrekking tot de aanvraag nadere bepalingen vast. Het is evident dat eventuele situaties van overmacht waarbij de ingebruikname van een nieuwe vestigingsplaats hoogdringend is, een afwijking van hogervermelde data toelaten. Zowel de schoolbesturen als de overheid moet in dergelijke gevallen alle nodige maatregelen nemen om het normaal onderwijsgebeuren verder te laten zetten in veilige gebouwen. Er is terugwerkende kracht voor deze artikelen met ingang van 1 maart 2014 met het oog op een goeie voorbereiding van het schooljaar door zowel de onderwijsinspectie als de betrokken schoolbesturen. III.2, 2, III.3, 2, III.35, 3, III.36, 3, IX.17 Het decreet betreffende het onderwijs XXII van 21 december 2012 voorziet in een regeling dat nieuwe vestigingsplaatsen die door instellingen voor secundair onderwijs

20 20 Stuk 2422 ( ) Nr. 1 vanaf 1 september 2013 worden ingenomen, een goedkeuring behoeven van de Vlaamse Regering na advies van de onderwijsinspectie. Op deze wijze wordt aansluiting gezocht bij de regeling die al langer in het basisonderwijs van toepassing is. Bij de implementatie van deze maatregel zijn diverse juridische en praktische problemen aan het licht gekomen die er hebben toe geleid dat de Vlaamse Regering niet in de gelegenheid is geweest om vóór de start van het schooljaar een redelijke beslissing te nemen met betrekking tot de ingediende aanvragen. Zo is er momenteel o.a. geen rechtsgrond om - bij door de onderwijsinspectie vastgestelde gebreken - met verbeterplannen te werken. Dit is trouwens de aanleiding geweest om de maatregel in kwestie bij te sturen, zonder echter te raken aan het principe dat een vestigingsplaats maar in gebruik kan worden genomen mits de overheid beslist dat is voldaan aan de voorwaarden betreffende veiligheid, hygiëne en bewoonbaarheid. De bijgestuurde bepalingen treden echter pas in werking vanaf het schooljaar Uit hoofde van de beginselen van behoorlijk bestuur en rechtszekerheid voor de betrokken onderwijsverstrekkers, maar ook om organisatorische problemen in de loop van het huidig schooljaar te vermijden, wordt een overgangsscenario ingevoerd. Dat bestaat erin dat alle tijdens het schooljaar in gebruik genomen nieuwe vestigingsplaatsen van rechtswege worden goedgekeurd, zij het beperkt tot het schooljaar in kwestie. Dit impliceert dat een eventuele verdere ingebruikname na 31 augustus 2014 opnieuw moet worden aangevraagd en dient te worden onderzocht, weliswaar binnen het nieuw uitgetekende decretale kader. De artikelen hebben terugwerkende kracht met ingang van 1 januari 2013 omdat het om situaties gaat van het schooljaar Dit tast de rechten van de schoolbesturen niet aan daar het om een eenzijdige voordeelmaatregel gaat voor de schoolbesturen. In deze zijn in 2013 geen beslissingen genomen zodat er geen rechten van schoolbesturen zijn geschaad. Artikel III.4, III.5, III.6, III.7, III.31, III.32 In artikel 17 van de Codex Secundair Onderwijs gebeurt er een technische aanpassing, namelijk toevoeging van het woord orthopedagogisch, zodat de volledige reeks ambten van de categorie paramedisch personeel van het buitengewoon secundair onderwijs in het betrokken artikel aangaande de salariëring van het onderwijspersoneel, vermeld wordt. Ook de artikelen 19, 20 en 21 van dezelfde codex worden technisch bijgestuurd, zodat herverdeling en overdracht van lesuren in het buitengewoon onderwijs en van uren-leraar in het gewoon onderwijs analoog verlopen. Daardoor wordt artikel 305 met betrekking tot overdracht van lesuren in het buitengewoon onderwijs overbodig en kan het opgeheven worden. Tenslotte worden in desbetreffende artikelen de begrippen uren-leraar en lesuren correct ingevoerd. De overdracht van lesuren en uren vanuit een school van buitengewoon secundair onderwijs naar een andere school, ook indien de school voor buitengewoon onderwijs afwijkingsuren heeft aangevraagd en verkregen, wordt nu voor het eerst mogelijk gemaakt. De combinatie van afwijkingsuren en overdracht van lesuren en uren naar een andere school is nu al mogelijk in het buitengewoon basisonderwijs en de regelgeving buitengewoon secundair onderwijs wordt hieraan aangepast.