GEMEENTE DORDRECHT. Artikel l

Transcriptie

1 GEMEENTE DORDRECHT 5557 Verordening regelende de ontvangstvoorzieningen voor schadelijke stoffen van zeeschepen in de gemeente Dordrecht met bijbehorende toelichting. Schadelijke stoffen. Artikel l In deze verordening worden onder schadelijke stoffen verstaan stoffen, die krachtens de Wet voorkoming verontreiniging door schepen dan wel door burgemeester en wethouders zijn aangewezen en bekend gemaakt en die, indien zij in zee terecht komen, gevaar kunnen opleveren voor de gezondheid van de mens, schade kunnen toebrengen aan het maritieme milieu, de recreatie-mogelijkheden die de zee biedt kunnen schaden of storend kunnen werken op enig ander rechtmatig gebruik van de zee. Artikel 2 Aanwijzing van bedrijven met ontvangstvoorzieningen. 1. Mede ter uitvoering van het bepaalde bij of krachtens de Wet voorkoming verontreiniging door schepen wijzen burgemeester en wethouders bedrijven aan voor het in ontvangst nemen van schadelijke stoffen, rechtstreeks afkomstig van zeeschepen die binnen de gemeente worden gelost, geladen of gerepareerd. 2. De aanwijzing geschiedt met inachtneming van evenredigheid tussen het verwachte aanbod van krachtens de Wet voorkoming verontreiniging door schepen aangewezen schadelijke stoffen enerzijds en de ontvangstmogelijkheden binnen de gemeente anderzijds, zodat onnodig oponthoud van zeeschepen bij de afgifte van die schadelijke stoffen wordt voorkomen. 3. Voor aanwijzing komen in aanmerking : a. bedrijven met los- en laadplaatsen en bedrijven met scheepsreparatiewerven in de gemeente die een ontvangstvoorziening vóór schadelijke stoffen hebben en in het bezit zijn van een vergunning op grond van de Wet Chemische Afvalstoffen voor de inname van die stoffen;

2 b. bedrijven die zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighouden met het inzamelen, bewaren, bewerken, verwerken of vernietigen van alle - zowel krachtens de Wet voorkoming verontreiniging door schepen als door burgemeester en wethouders aangewezen - schadelijke stoffen in een vaste inrichting aan de wal en die tevens in het bezit zijn van een daarvoor geldende vergunning op grond van de Wet Chemische Afvalstoffen; c. bedrijven, niet beschikkende over een vaste inrichting als onder b bedoeld, die wel in het. bezit zijn van een voor het inzamelen en afleveren geldende vergunning op grond van de Wet Chemische Afvalstoffen en die ingevolge de hen verleende vergunning of krachtens contract verplicht zijn tot aflevering van de ingezamelde schadelijke stoffen aan een bedrijf als onder b bedoeld. Artikel 3 Geldigheidsduur van de aanwijzing; beperkingen en voorschriften. l* De in artikel 2 bedoelde aanwijzing geschiedt voor de duur van ten hoogste vijf jaren. 2. Aan een aanwijzing kunnen beperkingen en voorschriften worden verbonden die betrekking kunnen hebben onder meer op : a. de ontvangstvoorzieningen waarover het bedrijf beschikt en de veranderingen daarvan; b. de mate van beschikbaarheid voor en de verplichting tot het in ontvangst nemen van schadelijke stoffen; * c. de soorten schadelijke stoffen, waarvoor de aanwijzing geldt; d. het meedelen van het tarief voor de kosten die in rekening worden gebracht aan schepen die schadelijke stoffen afgeven; e. het melden van het in ontvangst nemen van de schadelijke stoffen en het verstrekken van gegevens daaromtrent. 3. Burgemeester en wethouders kunnen de duur van een aanwijzing telkens met een tijdvak van*ten hoogste vijf jaren verlengen, zo nodig met gewijzigde beperkingen en voorschriften. 4. Burgemeester en wethouders kunnen een aanwijzing of verlenging intrekken indien : a. een reden waarom zij heeft plaatsgevonden is vervallen; b. een beperking of voorschrift niet wordt nageleefd; c. na de aanwijzing of verlenging zich zodanige feiten of omstandigheden voordoen, dat indien deze ten tijde van de aanwijzing of verlenging bekend waren geweest, de aanwijzing of verlenging niet of niet in die vorm zou hebben plaatsgevonden. Artikel 4 Bekendmaking inzake ontvangst van schadelijke stoffen. Burgemeester en wethouders maken bekend : a. welke bedrijven ingevolge artikel 2 zijn aangewezen en de ontvangstvoorzieningen waarover zij beschikken, alsmede de veranderingen van die ontvangstvoorzieningen;

3 b. de mate van beschikbaarheid voor het in ontvangst nemen van schadelijke stoffen; c. welke schadelijke stoffen door het bedrijven kunnen worden ontvangen; d. de tarieven voor de kosten die in rekening worden gebracht aan schepen die schadelijke stoffen afgeven en de wijzigingen van die tarieven; e. de duur van de aanwijzing en de verlenging daarvan; f. de intrekking van een aanwijzing. Artikel 5 Melding van afgifte van schadelijke stoffen. 1. De kapitein van een zeeschip, dat een schadelijke stof aan boord heeft, zorgt er voor dat zijn voornemen tot afgifte van die stof wordt gemeld aan de havenmeester ten minste 24 uur voordat met de afgifte een aanvang wordt gemaakt. 2* Bij de melding wordt tevens medegedeeld aan welk aangewezen bedrijf de afgifte zal geschieden, welke schadelijke stof zal worden afgegeven en de hoeveelheid daarvan. Artikel 6 Afgifte aan aangewezen bedrijf; verbod voor niet aangewezen bedrijven» 1. De kapitein van een zeeschip dat een op grond van artikel l door burgemeester en wethouders aangewezen schadelijke stof aan boord heeft, zorgt er voor dat afgifte van die stof geschiedt aan een bedrijf dat blijkens een aanwijzing ingevolge artikel 2, gerechtigd is om die stof in ontvangst te nemen, 2. Het is een bedrijf dat niet is aangewezen voor het in ontvangst nemen van een op grond van artikel l door burgemeester en wethouders aangewezen schadelijke stof,'* verboden om die stof in ontvangst te nemen. Toezichthoudende ambtenaren. Artikel 7 1. Als toezichthoudende ambtenaren met betrekking tot het in deze verordening bepaalde zijn aangewezen de ambtenaren der Havendienst, bedoeld in de Havenverordening Dordrecht 1983, alsmede de ambtenaren van de Technische Milieudienst Drechtsteden, 2. Zij zijn bevoegd inzage te vorderen en afschrift te nemen van bescheiden, * voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. 3. Zij zijn bevoegd met hun apparatuur metingen te verrichten en van stoffen monsters te nemen, één en ander voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. De genomen monsters worden voor zover mogelijk aan de rechthebbende op de stoffen teruggegeven. Artikel 8 Verplichting tot medewerking en verschaffen van inlichtingen.

4 Een ieder is desgevraagd verplicht aan de in artikel 7, eerste lid, bedoelde ambtenaren alle medewerking te verlenen en de inlichtingen te verschaffen, die naar hun redelijk oordeel voor de uitoefening van de bij deze verordening verleende bevoegdheden nodig zijn. Opspo ringsambtenaren. Artikel 9 Naast degenen aan wie ingevolge artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering opsporingsbevoegdheid toekomt, zijn met het opsporen van overtredingen van deze verordening belast de door burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaren der Havendienst en van de Technische Milieudienst Drechtsteden. Betreden van ruimten en plaatsen. Artikel 10 Zo dikwijls de zorg voor de naleving van het bepaalde bij deze verordening dit vereist, wordt hierbij aan hen die met de zorg voor de naleving daarvan zijn belast of daaraan moeten medewerken, de last verstrekt al dan niet afgesloten ruimten of plaatsen woningen en schepen daaronder begrepen - te betreden, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, zulks voor zover het woningen betreft met inachtneming van het bepaalde in de Wet van 31 augustus 1853, Stb. 83. Strafbepaling. Artikel 11 ' 1. Overtreding van het bij deze verordening bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie. 2. Overtreding van^ het bij deze verordening bepaalde kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak. Artikel 12 Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening havenontvangstvoorzieningen". Inwerkingtreding. Artikel Deze verordening, met uitzondering van artikel 6, treedt onmiddellijk in werking na haar afkondiging. 2, Artikel 6 treedt in werking op een nader door burgemeester en wethouders vast te stellen tijdstip;

5 II. deze verordening onmiddellijk af te kondigen; III. deze verordening toe te zenden aan gedeputeerde staten en daarbij kennis te geven van de onmiddellijke afkondiging ervan. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 12 mei de secretaris. de voorzitter (get.) 3. van Vliet (get.) 3. Noorland - TOELICHTING -

6 TOELICHTING op de Verordening Havenontvangstvoorzieningen. Verklaring der afkortingen. MarPol-verdrag : Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen met Protocollen en Bijlagen met Aanhangsels, tot stand gekomen op 2 november 1973 te Londen en gewijzigd en aangevuld op 17 februari 1978 te Londen. WVVS : Wet voorkoming verontreiniging door schepen van 14 december 1983 (Stb.683) en in werking getreden op 15 april Oliebesluit : Besluit voorkoming olieverpntreiniging door schepen van 27 maart 1986 (Stb. 160) en in werking getreden op 15 april 1986, WCA : Wet Chemische Afvalstoffen. TMD : Technische Milieudienst Drechtsteden Artikelsgewijze toelichting Artikel l De WWS wijst op dit moment alleen de minerale oliën (bijlage I van het MarPol-verdrag) als schadelijke stoffen aan. In het Oliebesluit wordt olie nader aangeduid als minerale olie in elke vorm, daaronder begrepen ruwe olie, stookolie, oliedrab, olie-afval en geraffineerde produkten, andere dan de petrochemische produkten welke zijn bedoeld in bijlage II van het MarPol-verdrag. Zolang de groep vloeibare chemicaliën van bijlage II van het MarPol-verdrag nog niet onder de werking van de WVVS is gebracht, hebben de havens nog geen wettelijke verplichting om voor ontvangstvoorzieningen voor deze stoffen te zorgen. Sedert 6 april 1987 wordt de bijlage II echter wel toegepast door het rijk. Maar het aanbod van chemicaliënrestanten en chemicaliënhoudende mengsels, afkomstig van zeeschepen, vereist toch een passende regeling voor opvang daarvan. De gemeente zal deze opvang uit eigen beweging per verordening moeten regelen vanwege de urgentie van het probleem van deze afvalstoffen. Met het oog daarop krijgen burgemeester en wethouders de bevoegdheid om voor de toepassing van deze verordening ook andere schadelijke stoffen aan te wijzen dan die welke reeds krachtens de WWS in het Oliebesluit worden aangeduid. De in het artikel gebezigde algemene omschrijving van schadelijke stoffen stemt overeen met de in de WWS voorkomende omschrijving. Ten aanzien van de vraag welke stoffen voor aanwijzing in aanmerking komen moet in dit verband dan ook worden gedacht aan de groep vloeibare chemicaliën van bijlage II yan het MarPol-verdrag. Van die lijst wordt in de Dordtse havens slechts een beperkt aantal aangeboden. ƒ

7 Een bijzonder argument om ook de ontvangst van chemicaliënrestanten en chemicaliënhoudende mengsels bij deze verordening te betrekken is gelegen in de relatie tot het afvalstoffen- en vergunningenregime van de WCA. Op l maart 1986 is namelijk een nieuw uitvoeringsbesluit van die wet in - werking getreden : het Besluit chemische afvalstoffen uit vaartuigen. Dit besluit heeft behalve op olierestanten en oliehoudende mengsels ook betrekking op chemicaliënrestanten en chemicaliënhoudende mengsels. Uit een oogpunt van coördinatie en wederzijdse ondersteuning bij de uitvoering en toepassing van deze verordening en de WCA zou het ontbreken in de verordening van een regeling voor de ontvangst van chemicaliënrestanten en chemicaliënhoudende mengsels als een duidelijk gemis naar voren komen. Een bijkomende reden om pok die chemische afvalstoffen in deze verordening te betrekken is de omstandigheid dat er al bedrijven zijn die - voorzien van een WCA-vergunning - de weinig aantrekkelijke chemicaliënresten inzamelen en verwerken. Zij mogen niet In een nadelige positie worden geplaatst ten opzichte van bedrijyen die zich van dergelijke chemische afvalstoffen afzijdig houden en die zich uitsluitend toeleggen op het inzamelen van rendabele olierestanten. Eerstbedoelde groep bedrijven verdient de steun en rechtsbescherming binnen het kader van een verordening die ook de ontvangst.van chemicaliënrestanten en chemicaliënhoudende mengsels regelt. Artikel 2 Eerste lid Uit de WWS en het Oliebesluit blijkt dat de wetgever de havenbeheerder heeft willen verplichten tot het zorgen voor ontvangstvoorzieningen voor schadelijke stoffen, afkomstig van zeeschepen die de haven alè bestemmingshaven hebben, hetzij om te laden of te lossen, hetzij voor reparatie-doeleinden. Dit om te voorkomen dat een haven als "vuilnisvat** dienst gaat doen voor zeeschepen die een haven alleen aandoen voor het kwijtraken van afvalstoffen. Tweede lid De ontvangstvoorzienlngen vormen het noodzakelijke complement voor het op zee voor schepen geldende verbod tot het lozen van schadelijke stoffen, dat daar voorlopig alleen geldt voor olierestanten en oliehoudende mengsels. Bij de aanwijzing van bedrijven met ontvangstvoorzieningen moet gezorgd worden voor evenredigheid tussen het verwachte aanbod van die stoffen enerzijds en de ontvangstmogelijkheden in de haven anderzijds, alsmede het voorkomen van onnodig oponthoud aan schepen. De volgende elementen spelen bij deze aanwijzing dus een rol: - het aanbod van schadelijke stoffen binnen normale fluctuaties; - de beschikbare ontvangstcapaciteit; - de redelijk te achten verblijfstijd in de haven, rekening houdend met de tijd die bij de ontvangstvoorziening nodig is voor het innemen van de afvalstoffen. Zowel ondercapaciteit als overcapaciteit moet worden voorkomen. Bij het uitvoeren van een opdracht is de omvang daarvan immers bepalend voor de grootte van de inzet. Het bepaalde in dit lid heeft tot doel buiten twijfel te stellen dat aanwijzing van een bedrijf dat overigens aan de te stellen voorwaarden voldoet, geweigerd kan worden indien aanwijzing zou lelden tot overcapaciteit. Door overcapaciteit zou immers de continuïteit van eerder aangewezen bedrijven kunnen worden aangetast.

8 Aan een aanwijzingsbesluit kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.. Tegen een besluit staat beroep open op grond.van de Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen (AROB). Derde lid Bij het aanwijzen van een bedrijf voor het in ontvangst nemen van schadelijke stoffen geldt de basis-eis dat het bedrijf moet beschikken over een WGA-vergunning. De inhoud van deze vergunning is ook bepalend voor de inhoud van de aanwijzing: deze kan op het punt van soorten afvalstoffen niet verder gaan dan de vergunning reikt. Dat het onderhavige bedrijf over een wettelijke vergunning moet beschikken komt overeen met het ter zake bepaalde in het Oliebesluit en de wens van de overheid dat een koppeling gewaarborgd moet zijn tussen de afgifte, het in ontvangst nemen en de daarop volgende noodzakelijke, milieuverantwoorde, verwerking van de afvalstoffen. De coördinatie hiervan tussen de havenbeheerder en het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is een onderdeel van tussen beide instanties bestaande en te maken afspraken. De aanwijzing heeft het karakter van een selectie. Uit een aantal potentieel gegadigden wordt een zodanige keuze gemaakt dat voldaan kan worden aan de wettelijke opdracht. Daarbij kunnen drie groepen van bedrijven worden onderscheiden, namelijk de overslagterminals en scheepsreparatiewerven, bedrijven met een vaste inrichting aan de wal om de aangeboden afvalstoffen te ontvangen en eventueel te bewerken, te verwerken of te vernietigen en ten slotte de (transport)bedrijven die de afvalstoffen uitsluitend inzamelen met mobiele inrichtingen (lichters, tankwagens). Een overslagterminal of scheepsreparatiewerf die aangewezen is voor het in ontvangst nemen van afvalstoffen wordt niet verplicht om andere afvalstoffen te accepteren dan die welke afkomstig zijn van schepen die bij het bedrijf worden geladen, gelost of gerepareerd. Principe is, dat alleen afvalstoffen die bij bedrijfseigen activiteiten ontstaan in ontvangst moeten worden genomen. Het spreekt voor zich dat bedrijven die het in ontvangst nemen, bewerken, verwerken of vernietigen van afvalstoffen als hpofdbedrijf uitoefenen, door de aanwijzing ook verplicht zullen worden om alle aangewezen schadelijke afvalstoffen te accepteren, althans voor zover de stoffen afkomstig zijn van schepen die de haven als bestemmingshaven hebben en die bij hun los- of laadplaats geen of onvoldoende ontvangstfaciliteiten aantreffen. Transportbedrijven zonder een vaste inrichting aan de wal voor het bewerken, verwerken of vernietigen van afvalstoffen komen ook voor aanwijzing in aanmerking, mits zij krachtens vergunning of contract verplicht zijn tot aflevering van de ingezamelde afvalstoffen aan een aangewezen bedrijf als bedoeld onder b. Artikel 3 Eerste lid Het belang van een bedrijf vergt een bepaalde zekerheid omtrent de duur van een aanwijzing voor het in ontvangst nemen van schadelijke stoffen en de voorwaarden waaronder het bedrijf moet werken. De continuïteit van het bedrijf is gebaat bij een zekerheid op lange termijn. Van de andere kant heeft de gemeente er belang bij om, gezien de mogelijkheid van wijziging van omstandigheden met betrekking tot de ontvangst van schadelijke stoffen in de gemeente, haar beleid in de loop van de jaren te kunnen bijstellen. Een/ termijn van vijf jaren als tijdvak voor een aanwijzing en de daaraan verbonden beperkingen en voorwaarden is een middenweg tussen de belangen van het bedrijf en de gemeentelijke verantwoordelijkheid anderzijds.

9 Tweede lid De beperkingen en voorschriften worden deels bepaald door feitelijke situaties en mogelijkheid binnen het bedrijf zelf en deels door wenselijkheden van de zijde van de gemeente inzake de ordelijke ontvangst' van schadelijke stoffen in de haven. Een meetellende factor is de reikwijdte van de WCA-vergunning waarover het bedrijf moet beschikken. De tarieven voor het in ontvangst nemen van schadelijke stoffen dienen door het bedrijf zelf te worden vastgesteld, zij het dat de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer daar zijn goedkeuring aan moet hechten ingevolge de WGA. Derde lid Wijziging van beperkingen en voorschriften kan nodig zijn omdat gewijzigde omstandigheden binnen het bedrijf dat wenselijk maken of omdat rijk of gemeente zich genoodzaakt ziet zijn/haar afvalstoffenbeleid aan te passen, bijvoorbeeld door verandering van samenstelling en hoeveelheid van het totale aanvoerpakket van schadelijke stoffen in de haven, het in de praktijk niet efficiënt of niet voldoende effectief werken van bepaalde voorschriften. Wijzigingen van beperkingen of voorschriften zullen niet rauwelijks aan het bedrijf worden opgelegd; er zal overleg aan voorafgaan. Bovendien is een dergelijk besluit vatbaar voor AROB-bezwaar/-beroep. Vierde lid Evenmin als bij wijziging van beperkingen of voorschriften zal de in het artikel bedoelde intrekking op onverhoedse wijze plaatsvinden; het bedrijf zal worden gewaarschuwd* Ook deze beschikking is vatbaar voor AROBbezwaar/-beroep* ^ Artikel 4 De bekendmaking heeft tot doel aan degenen die voornemens zijn schadelijke stoffen af te geven, een zo duidelijk mogelijk beeld te verschaffen van de diverse ontvangstmogelijkheden in de haven. Daaruit blijkt ook welke schadelijke stoffen kunnen worden afgegeven bij een los- of laadplaats, bij een scheepsreparatrewerf of bij een bedrijf dat zich voornamelijk bezighoudt met inzamelen van die stoffen. Artikel 5 De termijn van 24 uur is in overeenstemming met de meldingstermijn voor gevaarlijke stoffen en is ook de gebruikelijke termijn voor de melding van aankomst van het zeeschip, welke doorgaans per telex geschiedt. Artikel 6 In het Oliebesluit staan verbods- en gebodsbepalingen ten aanzien van het in cjntvangst nemen, onderscheidenlijk het afgeven van olierestanten en oliehoudende mengsels, afkomstig van zeeschepen. Het is een bedrijf dat niet is aangewezen verboden om genoemde stoffen in ontvangst te nemen; de afgifte van die stoffen dient alleen te geschieden aan daarvoor aangewezen bedrijven. Die bepalingen zijn ontoereikend voor het doel van deze verordening. Immers, behalve met olierestanten en oliehoudende mengsels houdt de verordening zich ook bezig met andere schadelijke stoffen (vloeibare chemicaliën) die door burgemeester en wethouders worden aangewezen. Eerdergenoemde wettelijke verbods- en gebodsbepalingen hebben geen betrekking op laatstbedoelde schadelijke stoffen, zodat aanvullende verbods- en gebodsbepalingen ten aanzien van de door burgemeester en wethouders aangewezen stoffen wenselijk zijn.

10 Artikelen 7, 8, 9 en 10 Uitgaande van het onderscheid tussen toezicht en opsporing worden de bevoegdheden van de ambtenaren van de Havendienst en TMD bij het uitoefenen van hun toezichthoudende, controlerende taak apart vermeld. Zij zijn bevoegd toegang te verlangen - zo nodig op basis van artikel 10 - inzage en/of afschrift te verlangen van bescheiden en waar nodig metingen te verrichten en monsters te nemen van stoffen die als schadelijke stoffen volgens de verordening zouden kunnen worden beschouwd. Ten aanzien van de gegevens die van vertrouwelijke aard kunnen zijn, geldt uitera.ard de ambtelijke geheimhoudingsplicht. Bij vermoeden van strafbare feiten kunnen als opsporingsambtenaren optreden de in artikel 141 van het Wetboek van Stafvordering bedoelde ambtenaren en de ambtenaren van de Havendienst en TMD die dpor burgemeester en wethouders als opsporingsambtenaren zijn aangewezen. Hun bevoegdheden zijn geregeld in het Wetboek van Stafvordering en moeten worden onderscheiden van de bevoegdheden van de toezichthoudende ambtenaren. Artikel 11 Be hier bedoelde geldboete van de tweede categorie bedraagt ingevolge artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht ƒ 5.000,. Artikel 13 Inmiddels zijn de WWS en het Oliebesluit op 15 april 1986 in werking getreden. Ten einde niet te veel uit de pas te geraken met de regelgeving door hoger bestuur is het van belang dat deze verordening zo spoedig mogelijk na het door de gemeenteraad te nemen besluit in werking treedt. Artikel 202 van de gemeentewet bepaalt dat in spoedeisende gevallen de gemeenteraad kan besluiten tot het doen afkondigen van een verordening onmiddellijk nadat zij is vastgesteld, mits hiervan bij het inzenden van de verordening aan gedeputeerde staten kennis wordt gegeven. Artikel 6, dat een gebods- en verbodsbepaling inzake de afgifte en de ontvangst van schadelijke stoffen behelst, zal op een nader vast te stellen tijdstip in werking treden. De bedrijven met ontvangstvporzieningen zijn nog niet aangewezen of nog niet geheel ingesteld op de nieuwe regeling* Toepassing van artikel 6 zou in deze omstandigheden prematuur zijn.