1.3 Belanghebbendes cassatieberoep houdt in dat het Hof het recht dan wel zijn motiveringsplicht heeft geschonden door

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "1.3 Belanghebbendes cassatieberoep houdt in dat het Hof het recht dan wel zijn motiveringsplicht heeft geschonden door"

Transcriptie

1 Parket bij de Hoge Raad, , 11/03597 Inhoudsindicatie Vennootschapsbelasting; art Wet IB 2001; Tonnageregeling niet van toepassing op scheepvaartc.v. s. Gegevens Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie ECLI ECLI:NL:PHR:2012:BV8203 Formele relaties Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHAMS:2011:BR0295 Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BV8203 Zaaknummer 11/03597 Rechtsgebied Belastingrecht Inhoudsindicatie Vennootschapsbelasting; art Wet IB 2001; Tonnageregeling niet van toepassing op scheepvaartc.v. s. Vindplaats rechtspraak-nl Uitspraak Nr. Hoge Raad 11/03597 Nr. Rechtbank: 08/4090 Nr. Gerechtshof: 08/01337 PROCUREUR-GENERAAL BIJ DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN MR. P.J. WATTEL ADVOCAAT-GENERAAL Derde Kamer A Vennootschapsbelasting 2006 Conclusie van 23 februari 2012 inzake: X Holding B.V. tegen Staatssecretaris van Financiën 1. Overzicht 1.1 X Holding B.V. (de belanghebbende) is de moedermaatschappij van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. De met haar gevoegde dochter A bemiddelt ter zake en verleent diensten aan scheepvaart-cv's. Daartoe onderhoudt zij contact met rederijen om opdrachten te verwerven en werft zij beleggers die willen participeren in een scheepvaart-cv. In de periode tussen de oprichting van een scheepvaart-cv en de toetreding van participanten is A beherend vennoot van de scheepvaart-cv. A wordt voor haar werkzaamheden betaald door de scheepvaart-cv. 1.2 In geschil is of deze vergoedingen onder de tonnagebelasting (art.3.22 Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001)) vallen. De Rechtbank Haarlem en het Gerechtshof Amsterdam oordeelden dat de tonnageregeling niet geldt voor de door A van de scheepvaartcv's ontvangen vergoedingen. 1.3 Belanghebbendes cassatieberoep houdt in dat het Hof het recht dan wel zijn motiveringsplicht heeft geschonden door (i) voorbij te gaan aan belanghebbendes stelling dat de ontvangen vergoedingen materieel een winstverdeling dan wel een exploitatiearbeidsbeloning zijn; (ii) acht te slaan op richtsnoeren van de Europese Commissie voor staatssteun aan zeevervoer en

2 (iii) te oordelen dat de vergoedingen geen betrekking zouden hebben op werkzaamheden die de exploitatie van een schip betreffen. 1.4 Het eerste middel faalt mijns inziens omdat het Hof voorbij kon gaan aan die stelling. De kwalificatie van de beloning doet niet ter zake. Het Hof heeft terecht beslissend geacht of belanghebbendes werkzaamheid de exploitatie van schepen betreft of daarmee rechtstreeks verband houdt, en heeft geoordeeld dat haar werkzaamheid daarmee onvoldoende verband houdt. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk en voldoende gemotiveerd. Dat de belanghebbende ten tijde van de ontvangst van de vergoeding (nog) beherend vennoot is, verandert niets aan de aard van haar werkzaamheid. 1.5 Het tweede middel lijkt feitelijke grondslag te ontberen, nu het Hof zijn uitleg van art. 3.22(4) Wet IB 2001 niet slechts heeft gebaseerd op de richtsnoeren van de Commissie, maar deze mede in aanmerking heeft genomen bij een EU-recht-conforme uitleg van de Nederlandse wet, welke wet onderworpen is geweest aan Commissie-onderzoek op verenigbaarheid met EU-recht. Voor zover het middel feitelijke grondslag zou hebben, heeft de belanghebbende er geen belang bij, nu uit 's Hofs uitspraak volgt dat hij ook zonder acht te slaan op de richtlijnen hetzelfde beslist zou hebben en omdat het het Hof vrijstond aan de richtsnoeren (soft law) betekenis toe te kennen voor een EU-recht-conforme uitleg van de Nederlandse wet die in casu geenszins verrassend genoemd kan worden. 1.6 Het derde middel klaagt vergeefs over een rechtskundig onjuiste maatstaf. 's Hofs oordeel dat belanghebbendes werkzaamheid niet de 'exploitatie van een schip' betreft en daarmee evenmin 'direct samenhangt' als bedoeld in art. 3.22(4)(c) Wet IB 2001, getuigt niet van een onjuist rechtskundig inzicht. Het derde middel omvat mede een motiveringsklacht tegen 's Hofs oordeel dat belanghebbendes werkzaamheid in de exploitatiefase slechts beperkt is. De belanghebbende stelt ook gedurende de exploitatiefase wel degelijk nog vele (advies)werkzaamheden te verrichten. Ook deze klacht faalt, omdat feitelijke oordelen voorbehouden zijn aan het Hof, en 's Hofs oordeel niet slechts mede op de omvang, maar mede op de aard van belanghebbendes werkzaamheid in de exploitatiefase is gebaseerd. 1.7 Ik acht het cassatieberoep daarom ongegrond. 2. De feiten 2.1 De belanghebbende is de moedermaatschappij van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting waarin opgenomen zijn haar dochters A BV (A) en B BV (B). 2.2 A bemiddelt ter zake van en verleent diensten aan scheepvaart-cv's. Zij onderhoudt contact met rederijen om opdrachten te verwerven en zij werft beleggers die willen participeren in een scheepvaart-cv. A en de rederij sluiten daartoe een 'plaatsingsovereenkomst', waarna zij een scheepvaart-cv oprichten. Vervolgens wordt een schip aangekocht of de bouw van een schip aanbesteed. Daarna verricht A de volgende werkzaamheden ten behoeve van de scheepvaart-cv's: - opstellen en voor eigen rekening laten drukken van prospectussen, de inhoud waarvan zij zo nodig afstemt met de Autoriteit Financiële Markten (AFM); - voor eigen rekening plaatsen van advertenties in landelijke dagbladen; - opstellen en voor eigen rekening laten drukken van brochures; - voor eigen rekening organiseren van landelijke informatieavonden; - voor eigen rekening verzenden van mailings op basis van een door haar bijgehouden adressenbestand; - ontvangen en registreren van deelnameformulieren; - als beherend vennoot van de desbetreffende cv bepalen wie voor participatie in aanmerking komt op basis van volgorde van binnenkomst van deelnameformulieren en namens de scheepvaart-cv aangaan van toetredingsovereenkomsten met de participanten; - verstrekken van een bewaarmap met voorbedrukte tabbladen en vermelding van de naam van de desbetreffende cv aan elke deelnemer in een cv waarvoor A heeft geworven; - bijwonen van de jaarlijkse vennotenvergadering van cv's waarvoor A heeft geworven; bij volmacht wordt ook namens commanditaire vennoten het woord gevoerd en gestemd; - tijdens de exploitatie van het schip overleggen met rederijen over de exploitatie van dat schip; - jaarlijks toezenden van een opgaaf van alle investeringen in cv's per 31 december van het voorafgaande jaar aan deelnemers in cv's waarvoor A heeft geworven; - telefonisch of per beantwoorden van vragen van deelnemers en potentiële deelnemers. 2.3 A wordt voor deze werkzaamheden betaald door de scheepvaart-cv; zij ontvangt een eenmalige vergoeding vooraf, die bestaat uit twee delen: een vast bedrag en een bedrag waarvan de omvang afhangt van het in de cv ingelegde kapitaal. 2.4 In de periode tussen oprichting van een scheepvaart-cv en toetreding van participanten (de plaatsingsperiode) is A beherend vennoot van de scheepvaart-cv. Na de plaatsingsperiode treedt zij om aansprakelijkheidsredenen uit en treedt in veel gevallen haar zustermaatschappij B toe als commanditaire vennoot.(1) De rederij is van aanvang af beherend vennoot en na het uittreden van A de

3 enige beherende vennoot. 2.5 Aan het proces-verbaal van de zitting voor het Hof ontleen ik nog het volgende over de werkzaamheden van A. De gemachtigde heeft verklaard: "Belanghebbende verzorgt de plaatsing van zeer veel scheepvaart CV's. Op het moment dat een CV gelanceerd wordt, wordt met de reder een plaatsingsovereenkomst gesloten. Op het moment dat het commanditaire kapitaal is ingezameld treedt A B.V. (hierna: A) uit. Civielrechtelijk participeert A als beherend vennoot en B B.V. (hierna: B) als commanditair vennoot, een en ander overeenkomstig de beschrijving van de rechtbank. Belanghebbende, de fiscale eenheid, participeert eind 2006 in 46 CV's. De activiteiten van de beherend vennoot zijn niet beperkt tot het inzamelen van geld. Ook nadat belanghebbende als beherend vennoot is uitgetreden verricht zij nog advieswerkzaamheden. Belanghebbende doet dit in het kader van de plaatsingsovereenkomst. Belanghebbende heeft hier in de huidige tijd, nu het in de scheepvaartbranche slecht gaat, veel werk aan. De werkzaamheden van belanghebbende na uittreding als beherend vennoot bestaan onder meer uit overleg met de reder en de commanditaire vennoten over zaken als de financiering en het optreden als gemachtigde van de commanditaire vennoten. Belanghebbende heeft in dit kader vooral een adviserende rol. De vergoeding die A ontvangt wordt tijdens de plaatsingsperiode betaald en vloeit voort uit de plaatsingsovereenkomst. In deze vergoeding is een gedeelte begrepen dat betrekking heeft op de werkzaamheden die A na de plaatsingsperiode uitvoert. In de praktijk wordt een dergelijke vergoeding ook wel gesplitst in een gedeelte vooraf, een gedeelte jaarlijks en een gedeelte na afloop van de CV. Bij belanghebbende is gekozen voor een eenmalige vergoeding vooraf. De lijst van activiteiten die de rechtbank in haar uitspraak heeft opgenomen betreft de activiteiten in de hoedanigheden van zowel beherend vennoot als voormalig beherend vennoot, met uitzondering van "het participeren als commanditair vennoot in de cv". De activiteiten als opgenomen in de uitspraak van de rechtbank volgen uit de plaatsingsovereenkomst. Er zijn twee redenen voor belanghebbende om als beherend vennoot uit een CV te treden. Ten eerste zit een reder niet te wachten op de bemoeienis van belanghebbende en ten tweede wordt zo aansprakelijkheid voorkomen. Belanghebbende houdt na uittreding een adviserende rol, ook ten aanzien van de reder. Je zou deze advieswerkzaamheden kunnen zien als een service aan de reder en aan de commanditaire vennoten. De vergoeding voor de werkzaamheden van belanghebbende waar we hier over praten is dus een vergoeding voor het complete servicepakket. Op het moment dat een scheepvaart CV niet kan voldoen aan haar financiële verplichtingen moet worden bekeken wat hieraan kan worden gedaan. In eerste instantie zal inderdaad de beherend vennoot, de rederij, gaan praten met de bank. Een oplossing wordt vaak gevonden in het verzoek om extra inleg door de commanditaire vennoten of het afzien van een vergoeding door de commanditaire vennoten. Dergelijke trajecten worden met belanghebbende, als gemachtigde van veel commanditaire vennoten, afgestemd. Deze activiteiten zijn in de opsomming van de rechtbank opgenomen onder het twaalfde gedachtestreepje: "het tijdens exploitatie van het schip overleggen met rederijen over de exploitatie van een schip". Er wordt dus overlegd over de financiering van de CV's, ook in de exploitatiefase." De inspecteur heeft verklaard: "Het deelnemen als commandiet door B is in 2006 begonnen. Eind 2006 participeert belanghebbende, de fiscale eenheid, in meerdere CV's. Belanghebbende verricht twee soorten activiteiten, activiteiten als beherend vennoot en activiteiten als commanditair vennoot. De activiteiten zoals opgenomen in de uitspraak van de rechtbank zijn alle overeengekomen in de plaatsingsovereenkomst. In het prospectus van een CV wordt aangegeven dat een CV een looptijd van 10 jaren heeft. Door belanghebbende wordt in een dergelijke prospectus aangegeven dat zij gedurende die looptijd de participanten zal begeleiden. De rederijen waar gemachtigde het over heeft zijn grote bedrijven, grote ondernemingen. De vergoeding die belanghebbende ontvangt ziet op alle activiteiten die door de rechtbank zijn opgesomd en is in de plaatsingsovereenkomst opgenomen. De vergoeding aan A bestaat voor een deel uit kosten en voor een deel uit een winstopslag. Het klopt dat de vergoeding bij de bepaling van het resultaat van de CV aan de kostenkant in het tonnageregime valt. De factuur is geboekt in de commerciële verlies- en winstrekening van de CV. Kosten die worden gemaakt in verband met de exploitatie van een schip worden bij degene die de kosten in rekening brengt niet behandeld als opbrengsten in verband met de exploitatie van een schip en bij degene die de kosten maakt wel." 2.5 Aan de belanghebbende is met dagtekening 26 oktober 2006 een beschikking ex art. 3.22(2) Wet IB 2001 afgegeven die vermeldt dat zij alleen geldt voor de winst uit zeescheepvaart en niet voor alle binnen de fiscale eenheid verrichte activiteiten. 2.6 Aan de belanghebbende is een navorderingsaanslag 2006 opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag ad De

4 Inspecteur heeft die aanslag ondanks bezwaar gehandhaafd. De Rechtbank 's-gravenhage (de Rechtbank) heeft belanghebbendes beroep tegen die uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.(2) Het Hof Amsterdam (het Hof) heeft op belanghebbendes hoger beroep de uitspraak van de Rechtbank bevestigd.(3) 3. Het geding in feitelijke instanties 3.1 Voor de Rechtbank was in geschil of de winsten die de belanghebbende met de door haar verrichte activiteiten heeft behaald kwalificeren als winst uit zeescheepvaart in de zin van art Wet IB 2001 (het tonnageregime). De Rechtbank overwoog: "4.2. De vergoeding voor de in punt 2.4. genoemde werkzaamheden kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als winst behaald met activiteiten die direct samenhangen met de exploitatie van een schip als bedoeld in artikel 3.22, vierde lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet IB Hoewel feitelijke exploitatie van een zeeschip niet mogelijk is zonder voldoende eigen vermogen, zijn het aantrekken van investeerders en de daarmee gepaard gaande werkzaamheden geen activiteiten die horen bij het daadwerkelijk exploiteren van een schip. Voor een andersluidend oordeel is volgens de rechtbank geen steun te vinden in de wettekst of de wetsgeschiedenis. Uit de parlementaire geschiedenis leidt de rechtbank af dat de wetgever de bedoeling heeft gehad om aan de term 'samenhangende activiteiten' een beperkte uitleg te geven: 4.3. De rechtbank leest artikel 3.22, vierde lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 aldus, dat voorafgaande aan de daadwerkelijke exploitatie van een schip nog geen sprake is van winst uit zeescheepvaart in de zin van evengenoemd artikel. In zijn arrest van 2 maart 2007, nr (BNB 2007/192) oordeelde de Hoge Raad dat werkzaamheden die de bouw van een schip betreffen niet kunnen worden aangemerkt als direct samenhangend met de exploitatie van het schip. Uit dit arrest, in samenhang met de hiervoor in overweging 4.2. geciteerde wetsgeschiedenis, leidt de rechtbank af dat activiteiten die aan de ingebruikneming van het schip voorafgaan evenmin kunnen worden aangemerkt als direct samenhangend met de exploitatie van het schip. De door eiseres verrichte activiteiten leiden mitsdien niet tot winst uit zeescheepvaart in de zin van artikel 3.22 van de Wet IB Voor zover eiseres heeft willen stellen dat de vergoeding onder het tonnageregime valt, daar deze vergoeding voor de betalende cv's eveneens onder het tonnageregime valt, faalt deze stelling. Het gegeven dat de betaling bij de ontvanger van de dienst als winst uit zeescheepvaart wordt gekwalificeerd, brengt niet automatisch met zich mee dat dit tevens bij de dienstverlener het geval is. De toets of bepaalde activiteiten als winst uit zeescheepvaart kan worden gekwalificeerd, dient voor beide partijen los van elkaar te worden beoordeeld." 3.2 Het Hof heeft het geschil als volgt omschreven: "In geschil is de vraag of de tonnagebelasting van artikel 3.22 Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet) van toepassing is op de door A van scheepvaart-cv's ontvangen vergoedingen. Dat de tonnagebelasting van toepassing is op het door B behaalde resultaat en dat die regeling in zoverre terecht ten aanzien van belanghebbende wordt toegepast is niet in geschil." Het Hof overwoog ten aanzien van de toepassing van de nationale wet: " Naar het oordeel van het Hof heeft de vergoeding niet betrekking op werkzaamheden die de exploitatie van een schip betreffen. Daarbij gaat het Hof ervan uit dat de exploitatie van een schip als bedoeld in artikel 3.22, vierde lid, van de Wet door een scheepvaartcv waarvoor A de kapitaalverschaffers heeft bijeengebracht aanvangt nadat de desbetreffende plaatsingsperiode is voltooid, A als beherend vennoot van die scheepvaart-cv's is uitgetreden en een reder/rederij als beherend vennoot is toegetreden. Naar het Hof aannemelijk acht vangt eerst dan het feitelijk commercieel gebruik van het door de scheepvaart-cv te exploiteren schip voor vervoer ter zee aan, zodat eerst vanaf dat moment sprake is van exploitatie als bedoeld in artikel 3.22, vierde lid, van de Wet. Voor die exploitatie is het bijeenbrengen van kapitaal wel een voorwaarde, maar dat betekent niet dat de op dat bijeenbrengen betrekking hebbende werkzaamheden als exploitatie van het schip kunnen worden aangemerkt dan wel dat deze daarmee zo nauw samenhangen dat sprake is van een directe samenhang als bedoeld in artikel 3.22, vierde lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet. Aan het hiervoor overwogene doet niet af dat A ook in de exploitatieperiode nog werkzaamheden verricht waarop de vergoeding betrekking heeft, zoals in het bijzonder indien de scheepvaart-cv niet aan haar financiële verplichtingen kan voldoen. Het betreft hier werkzaamheden die - naar het Hof aannemelijk acht - in verhouding tot de omvang van de werkzaamheden in de plaatsingsperiode beperkt zijn en die naar hun aard ook in een meer afgeleid verband staan tot de eigenlijke exploitatie van een schip door een scheepvaart-cv Het vorenoverwogene betekent dat de vergoeding niet tot de tonnagegrondslag dient te worden gerekend. Dit oordeel is gebaseerd op een kwalificatie van de aard van de activiteiten waarop de vergoeding betrekking heeft. Bij deze uitleg van artikel 3.22, vierde lid, van de Wet heeft het Hof tevens acht geslagen op de door de Europese Commissie vastgestelde richtsnoeren betreffende overheidssteun voor het zeevervoer, zoals hierna wordt uiteengezet. Voorts is het Hof van oordeel dat uit de omstandigheid dat de Belastingdienst als beleid voert dat de vergoeding bij commanditaire vennoten in een scheepvaart-cv als kostenpost tot de tonnagegrondslag behoort, niet volgt dat die vergoeding voor belanghebbende als ontvanger daarvan tot de tonnagegrondslag behoort te worden gerekend." Over de Steun-Richtlijnen van de Europese Commissie overwoog het Hof: " Met het tonnageregime van artikel 3.22 van de Wet is dat van artikel 8c van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 gecontinueerd. Ten tijde van de invoering van art. 8c bestond de verwachting dat de Commissie goedkeuring zou verlenen aan deze staatssteunregeling. Dat is geschied bij brief van de Commissie van 20 maart 1996 (Kamerstukken II 1995/96, , nr. 8). In een brief van de Commissie van 12 april 1996, SG (96) D/3852, is deze goedkeuring nader toegelicht en zijn ook toezeggingen vermeld

5 inzake - kort gezegd - de samenwerking tussen de Commissie en Nederland op het gebied van de zeescheepvaart. Niet lang hierna verschenen de richtsnoeren van De richtsnoeren vormen aldus een kader waaraan de nationale regelingen dienen te voldoen, met dien verstande dat - zo nodig met toepassing van het gemeenschapsrechtelijke vertrouwensbeginsel - geen sprake is van ongeoorloofde staatssteun, indien en voor zover de (toepassing van de) nationale regeling binnen dat kader blijft. Dit kader dient te worden bezien in samenhang met de specifieke bevoegdheid van de Commissie op het terrein van het mededingingsrecht (met inbegrip van de bevoegdheid om richtsnoeren vast te stellen), meer in het bijzonder art. 108, eerste lid, van (thans) het VWEU (art. 88, eerste lid, VEG). Uit deze bepaling vloeit voor de Commissie en de lidstaten een verplichting voort tot regelmatige en periodieke samenwerking waaraan de Commissie noch een lidstaat zich voor een onbepaalde, van het eenzijdig goeddunken van de een dan wel de ander afhankelijke periode kan onttrekken (verg. HvJ 29 juni 1995, zaak C-135/93, Spanje/Commissie, Jur. 1995, blz , en HvJ 15 oktober 1996, nr. C-311/94, IJssel-Vliet, Jur. 1996, blz ). In dit verband gaat het Hof ervan uit - zoals ook tot uiting komt in de hiervoor vermelde brieven van de Commissie - dat met betrekking tot de tonnagebelasting tussen Nederland en de Commissie (regelmatig) afstemming heeft plaatsgevonden en dat bij de vormgeving van de nationale regeling (voor zover in het onderhavige geval van belang) mede het door de Commissie gestelde kader in acht is genomen. Naar het oordeel van het Hof kunnen de richtsnoeren duidelijkheid verschaffen over de uitleg van artikel 3:22 van de Wet en dienen zij derhalve bij die uitleg, gegeven de hiervoor geschetste context van de richtsnoeren, als een relevante bron van interpretatie te worden beschouwd (verg. HvJ 13 december 1989, C-322/88, (Grimaldi), pt. 18 en 19, Jur. 1989, p. 4416). Dit geldt zowel voor de richtsnoeren uit 1997 als voor de richtsnoeren uit 2004, aangezien de laatstgenoemde richtsnoeren die van 1997 hebben vervangen en omdat deze in bepaalde opzichten een verdere verduidelijking geven van het Europese steunkader In de richtsnoeren komt tot uiting dat de toelaatbaar te achten steun voor het Europese zeevervoer bedoeld is voor steun van scheepsrederijen en dat die steun de exploitatie van schepen dient te betreffen. Dit blijkt onder meer uit het opschrift van onderdeel 3.1 van de richtsnoeren uit 1997 en 2004 en uit de opmerking in de richtsnoeren uit 2004 dat 'in de EU gevestigde zeevaartmaatschappijen de natuurlijke begunstigden zijn' van belastingregelingen zoals een tonnagebelasting. Voorts is uit de passage in de richtsnoeren uit 2004 betreffende scheepsmanagementbedrijven af te leiden dat de Commissie een niet te ruime invulling van het begrip scheepsexploitatie voorstaat. Indien immers scheepsmanagementbedrijven andere gespecialiseerde diensten verlenen dan voortvloeiende uit de volle verantwoordelijkheid voor de exploitatie van een schip, dan komen dergelijke diensten - zo begrijpt het Hof - niet voor toelaatbare steun in aanmerking, zelfs wanneer die diensten met scheepsexploitatie verband houden Voor wat betreft de vergoeding geldt dat deze is toegekend aan een onderneming die geen rederij is, maar juist plaats maakt voor een rederij, zodra haar werkzaamheden erop zitten. Bovendien - en dat hangt met het vorenoverwogene samen - betreffen de diensten waarop de vergoeding betrekking heeft in hun essentie niet de exploitatie van een schip, maar de daarvan te onderscheiden voorbereiding welke aan de (eigenlijke) exploitatie van het schip voorafgaat. Weliswaar houden deze diensten met de exploitatie verband, maar dit verband lijkt, tegen de achtergrond ook van hetgeen in de richtsnoeren over scheepsmanagementbedrijven is vermeld, niet nauw genoeg om de daarop betrekking hebbende vergoeding tot de tonnagegrondslag te rekenen. Van betekenis is ook dat uit de richtsnoeren is af te leiden dat de toepassing van een tonnagebelasting gerelateerd wordt aan de specifieke activiteiten waarvoor een dergelijke regeling is bedoeld en dat dat ook kan betekenen dat de administratie van het lichaam dat die activiteiten verricht moet worden gesplitst, indien en voor zover dat lichaam tevens activiteiten verricht die niet voor toepassing van de tonnagebelasting kwalificeren: " om te voorkomen dat de faciliteiten naar andere activiteiten dan het zeevervoer zouden 'doorsijpelen'". Hieruit kan voorts worden afgeleid dat de omstandigheid dat de vergoeding is betaald door lichamen die voor toepassing van de tonnagebelasting kwalificeren, niet reeds op die grond als een met de omzet uit hoofde van de exploitatie van het schip samenhangende kostenpost kan worden beschouwd. Indien en voor zover de activiteiten van de scheepvaart-cv kwalificeren voor de toepassing van de tonnagebelasting, dan kan uitsluitend het uit hoofde van die activiteiten behaalde resultaat tot de tonnagegrondslag te worden gerekend Het vorenoverwogene houdt in dat ook een uitleg van artikel 3.22, vierde lid, van de Wet die mede is gebaseerd op de richtsnoeren tot het oordeel leidt dat de vergoeding niet tot de tonnagegrondslag behoort te worden gerekend." 4. Het geding in cassatie 4.1 De belanghebbende heeft tijdig en ook overigens regelmatig cassatieberoep ingesteld. De Staatssecretaris van Financiën (de Staatssecretaris) heeft zich schriftelijk verweerd. De belanghebbende heeft haar zaak bij brief van 9 januari 2012 van haar advocaat schriftelijk doen bepleiten. 4.2 De belanghebbende stelt drie middelen voor die ik als volgt samenvat: 1. Het Hof heeft het recht en zijn motiveringsplicht geschonden door voorbij te gaan aan belanghebbendes stelling dat de aan haar betaalde vergoedingen materieel winstverdeling dan wel exploitatie-arbeidsbeloning zijn. 2. Het Hof heeft het recht en zijn motiveringsplicht geschonden door acht te slaan op de richtsnoeren van de Europese Commissie ter zake van overheidssteun voor het zeevervoer. 3. Het Hof heeft het recht en zijn motiveringsplicht geschonden door ten onrechte te oordelen dat de vergoeding die de belanghebbende ontving geen betrekking heeft op werkzaamheden die de exploitatie van het schip betreffen of daarmee nauw samenhangen als bedoeld in art. 3.22(4)(c) Wet IB De Belanghebbende wijst er tot toelichting van het eerste middel op dat haar geval materieel niet verschilt van de situatie waarin de vergoeding als onderdeel van de winstverdeling in de oprichtingsakte van de cv zou zijn opgenomen. Het gaat om een vergoeding die wordt voldaan door de scheepvaart-cv ten behoeve van activiteiten die een integraal onderdeel zijn van de werkzaamheden die

6 rechtstreeks onder het tonnageregime vallen. Zij benadrukt dat bij de commandieten de aan haar betaalde vergoeding als kostenpost tot hun tonnagegrondslag behoort (dus niet aftrekbaar is). Zij trekt verder een parallel met rente die door een vennoot in een scheepvaartcv wordt ontvangen in verband met een aan de cv verstrekte lening: deze vergoeding behoort bij de vennoot tot de winst die onder het tonnageregime valt. Dit zou ook moeten gelden voor de vergoeding die de belanghebbende ontvangt voor het bijeenbrengen van eigen vermogen. 4.4 Ter toelichting op het tweede middel betoogt de belanghebbende dat de richtsnoeren van de Europese Commissie geen betekenis hebben voor de uitleg van art Wet IB 2001, omdat die snoeren noch richtlijn, noch verordening, noch aanbeveling zoals in HvJ 13 december 1989, C-322/88 (Grimaldi), zijn. De richtsnoeren bedoelen duidelijkheid te scheppen over de vraag welke steunmaatregelen toelaatbaar zijn, maar bevatten geen verplichting om bepaalde regels tot stand te brengen en hanteren geen specifieke begrippen. Voor de vraag of een nationale regeling verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, moet zij eerst worden voorgelegd aan de Commissie, hetgeen in casu is geschied. 4.5 Mocht u de richtsnoeren wel relevant achten, dan stelt de belanghebbende ter toelichting op het derde middel dat het Hof ten onrechte (i) eruit opmaakt dat de Commissie het begrip scheepsexploitatie beperkt opvat en (ii) eraan voorbij gaat dat de kosten van het bijeenbrengen van zowel vreemd vermogen als eigen vermogen onderdeel uitmaken van de scheepsexploitatie. Een vergoeding voor de realisering van financiering is een vergoeding voor direct met de exploitatie van een schip samenhangende werkzaamheden. 's Hofs oordeel dat belanghebbendes werkzaamheden in de exploitatiefase beperkt zouden zijn, is voorts onjuist en onbegrijpelijk, nu zij in die fase juist veel advieswerkzaamheden verricht. 4.6 Ad het eerste middel acht de Staatssecretaris 's Hofs oordeel dat het bijeenbrengen van kapitaal door A niet onder art. 3.22(4)(c) Wet IB 2001 valt niet-onbegrijpelijk, gezien de aard van de werkzaamheden en de omstandigheid dat zij zijn verricht vóór de exploitatiefase. Gelet op HR BNB 2007/192 gaat het Hof bovendien uit van een juiste rechtsopvatting. Dat de belanghebbende ook in de exploitatiefase nog werkzaamheden verricht, doet daaraan niet af. Belanghebbendes beloning is geen winstverdeling, nu die beloning haar grondslag niet vindt in de vennootschappelijke rechtsverhouding tot de medevennoten, maar in de plaatsingsovereenkomst met de rederij. De belanghebbende miskent dat A bij aanvang van de scheepsexploitatie uittreedt als beherend vennoot en dat het tonnageregime (wél) geldt voor haar zustermaatschappij B, die vanaf dat moment als commandiet participeert. Art. 3.22(4) Wet IB 2001 ziet op door de exploitant verrichte werkzaamheden die verband houden met de exploitatie van het schip. A' werkzaamheden vallen daar niet onder, en ook niet onder art. 3.22(5) Wet IB Het tweede middel acht de Staatssecretaris ongegrond omdat het Hof zijn oordeel niet enkel heeft gegrond op de Communautaire Richtsnoeren. Het derde middel leidt volgens de Staatssecretaris niet tot cassatie, omdat het Hof, gelet op de aard van A' werkzaamheden, kon oordelen dat zij geen werkzaamheden zijn die direct samenhangen met de exploitatie van een schip. De door A ontvangen vergoeding kan niet worden aangemerkt als omzet die is behaald met de exploitatie van het schip. 5. Winst behaald met de exploitatie van een schip 5.1 Het tonnageregime is per 1 januari 1996 ingevoerd. Ingevolge dat regime kunnen belanghebbenden kiezen voor forfaitaire bepaling van hun winst uit zeescheepvaart op basis van het nettotonnage van de schepen waarmee die winst wordt behaald. Wordt voor het tonnageregime gekozen, dan geldt dat regime in de plaats van de normale regels voor de winstbepaling. Het gaat in casu vooral om de betekenis van de termen "winst behaald met de exploitatie van een schip" en "werkzaamheden die direct samenhangen met de exploitatie van een schip" in art Wet IB Art. 8c Wet IB 1964 luidde aanvankelijk, voor zover hier van belang, als volgt: "1. Art. 8c. 1. Op verzoek van de belastingplichtige wordt, in afwijking van de artikelen 7 tot en met 8b en 9 tot en met 18, de winst uit zeescheepvaart bepaald aan de hand van de tonnage van de schepen waarmee die winst wordt behaald. De in een kalenderjaar genoten winst uit zeescheepvaart wordt dan per schip vastgesteld aan de hand van de in de navolgende tabel aangegeven bedragen per dag. 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder winst uit zeescheepvaart verstaan de winst behaald met de exploitatie van een schip voor het vervoer van zaken of personen in het internationale verkeer over zee dan wel voor het vervoer van zaken of personen over zee ten behoeve van de exploratie of exploitatie van natuurlijke rijkdommen op zee, alsmede de winst behaald met de exploitatie van een schip voor het verrichten van sleep- of hulpverleningswerkzaamheden op zee aan schepen als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Schepenwet. Onder winst uit zeescheepvaart wordt mede verstaan de winst behaald met de werkzaamheden die direct samenhangen met de in de vorige volzin bedoelde exploitatie van een schip." 5.3 De Memorie van toelichting bij deze bepaling vermeldde onder meer: "Eerste lid In dit verband zij opgemerkt dat de forfaitaire winstbepaling zowel betrekking heeft op de aan de belastingplichtige toegerekende winst van de vennootschap als op de kosten die verband houden met zijn aandeel in de onderneming die die winst uit zeescheepvaart behaalt. Dit laatste impliceert onder meer dat de kosten die verband houden met de financiering van het aandeel in de vennootschap, bij de belastingplichtige buiten aanmerking blijven." (4) "Tweede lid

7 Voor de toepassing van de tonnagegrondslag wordt onder winst uit zeescheepvaart verstaan de winst behaald met de exploitatie van een schip voor het vervoer van zaken of personen in het internationale verkeer over zee dan wel voor het vervoer van zaken of personen ten behoeve van de exploratie of exploitatie van natuurlijke rijkdommen op zee, alsmede de winst behaald met de exploitatie van een schip voor het verrichten van sleep- en hulpverleningswerkzaamheden op zee aan schepen. De hier gegeven omschrijving bevat enerzijds elementen die zijn ontleend aan het commentaar dat in het OESO-modelverdrag op artikel 8 wordt gegeven (het artikel betreffende de winst uit zeescheepvaart). Anderzijds zijn er in deze omschrijving elementen opgenomen die ook thans reeds in de Nederlandse fiscale wetgeving voorkomen."(5) "Samenhangende activiteiten Voor de toepassing van het onderhavige artikel omvat de winst uit zeescheepvaart mede de winst behaald met werkzaamheden die direct samenhangen met de exploitatie van de hiervoor genoemde schepen. Tot deze werkzaamheden worden gerekend het door de reder in eigen beheer laden en lossen, alsmede de in eigen beheer verrichte cargadoorswerkzaamheden. Dergelijke direct samenhangende activiteiten vallen alleen onder de regeling voor zover zij worden verricht ten behoeve van door de belastingplichtige geëxploiteerde schepen. Voorts wordt tot de direct samenhangende werkzaamheden gerekend het vervreemden van zaken voor zover die door de belastingplichtige bij de exploitatie zijn gebruikt. Dit betreft niet alleen zeeschepen die door de belastingplichtige worden geëxploiteerd, maar bijvoorbeeld ook onroerende zaken van waaruit het beheer plaatsvindt en bedrijfsmiddelen die worden gebruikt voor het laden en lossen van de schepen. Door het stellen van de eis dat de werkzaamheden direct moeten samenhangen met de exploitatie van een schip heeft het begrip zeescheepvaart voor de onderhavige regeling een meer beperkte reikwijdte dan onder de regelingen ter voorkoming van dubbele belasting. In het commentaar op artikel 8 van het OESO-modelverdrag, dat internationaal op dit punt als maatgevend kan worden beschouwd, worden activiteiten opgesomd die vanwege hun aard of hun nauwe band met het vervoer over zee eveneens tot de winst uit zeescheepvaart moeten worden gerekend, zoals bijvoorbeeld het vervoer van de haven naar een depot, het aansluitende vervoer naar de geadresseerde en het door de rederij in eigen beheer verrichte containervervoer. Een dergelijke ruime afbakening is voor regelingen ter voorkoming van dubbele belasting niet bezwaarlijk, omdat het daarbij alleen gaat om de vraag welk land het heffingsrecht toekomt. Voor dit wetsvoorstel is zij echter minder geschikt. Daardoor zou immers een verschil kunnen ontstaan in fiscale behandeling van aan de zeescheepvaart in enge zin verwante activiteiten, al naar gelang de omstandigheid of zij door een rederij in eigen beheer worden verricht dan wel door een rederij worden uitbesteed aan derden. Een dergelijk verschil zou tot concurrentieverstoring kunnen leiden. Niet bij alle werkzaamheden zal het op voorhand duidelijk zijn, of er sprake is van samenhangende werkzaamheden welke onder de reikwijdte van de onderhavige regeling vallen."(6) 5.4 Sinds 1 januari 2001 wordt de term "winst uit zeescheepvaart" omschreven in art Wet IB 2001(7). Uit diens parlementaire geschiedenis(8) blijkt dat hij mede is gebaseerd op het vroegere art. 8c(1-5) en (11) Wet IB In het litigieuze jaar 2006 luidde art Wet IB 2001 als volgt: "1. Op verzoek van de belastingplichtige wordt, in afwijking van de artikelen 3.8 tot en met 3.20, 3.25 tot en met 3.65, en 3.79, de winst uit zeescheepvaart bepaald aan de hand van de tonnage van de schepen waarmee die winst wordt behaald. 2. t/m Voor de toepassing van dit artikel, artikel 3.23 en artikel 3.24 wordt onder de winst uit zeescheepvaart verstaan: a. de winst behaald met de exploitatie van een schip bestemd voor het vervoer van zaken of personen in het internationale verkeer over zee dan wel voor het vervoer van zaken of personen over zee ten behoeve van de exploratie of exploitatie van natuurlijke rijkdommen op zee; c. de winst behaald met de werkzaamheden die direct samenhangen met de in onderdeel a en b bedoelde exploitatie van een schip." [onderdeel b ziet op winsten uit baggerwerkzaamheden en sleep- en hulpwerkzaamheden; PJW] 5. Voor de toepassing van dit artikel, artikel 3.23 en artikel 3.24 is sprake van exploitatie van een schip, indien de belastingplichtige: a. in Nederland in belangrijke mate het beheer verricht van het schip, het schip de vlag voert van een van de lidstaten van de Europese Gemeenschap of van de Europese Economische Ruimte en de belastingplichtige het schip: 1. in eigendom heeft of mede in eigendom heeft en niet in rompbevrachting heeft gegeven, of 2. in rompbevrachting houdt; b. in Nederland hoofdzakelijk het commerciële beheer verricht van het schip voor een ander, mits de belastingplichtige daarnaast een of meer schepen beheert op een wijze als bedoeld in de aanhef en onderdeel a, waarbij schepen in mede-eigendom alleen in aanmerking worden genomen indien die mede-eigendom ten minste 5% beloopt; c. het schip in tijd- of reischarter houdt, mits de belastingplichtige daarnaast een of meer schepen beheert op een wijze als bedoeld in de aanhef en onderdeel a, waarbij schepen in mede-eigendom alleen in aanmerking worden genomen indien die mede-eigendom ten minste 5% beloopt, of d. in Nederland voor een ander het volledige bemanning- en technische beheer verricht van het schip.

8 6. t/m 13.." 5.5 De vraag of bepaalde werkzaamheden exploitatie van een schip opleveren, heeft tot enige rechtspraak geleid. HR BNB 2006/41(9) betrof de vraag of de opbrengst van beleggingen onder de tonnageregeling kan vallen. Het Hof Amsterdam(10) had geoordeeld van niet, daartoe overwegende als volgt: "5.3. Het beleggen van middelen is niet aan te merken als behorend tot de exploitatie van een schip, ook niet als die middelen worden aangehouden met het oog op de investering in een ander, al dan niet een in het desbetreffende boekjaar geëxploiteerd schip vervangend, schip. Tot de operationele winst is evenmin te rekenen de opbrengst van beleggingstegoeden die worden aangehouden als werkkapitaal of voor het te zijner tijd uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden aan het schip. De daarmee behaalde rentebaten kunnen immers niet worden aangemerkt als omzet die is behaald met de exploitatie van een schip. Daaraan doet niet af de omstandigheid dat die tegoeden zijn ontstaan door het storten van middelen die zijn verkregen door de exploitatie van een schip." U oordeelde dat het Hof op goede gronden een juiste beslissing had genomen. 5.6 Van Sprundel en Dans melden dat de fiscus in de praktijk goedkeurt dat alleen rente op overtollige liquiditeit uitgesloten wordt van de tonnageregeling (ik laat voetnoten weg):(11) "In de praktijk hanteert de Belastingdienst het (niet gepubliceerde) beleid dat in beginsel alle rente-inkomsten buiten het bereik van het tonnageregime vallen. Na overleg kan veelal worden bereikt dat enkel renteinkomsten verkregen ter zake van zogenoemde overtollige liquide middelen niet direct samenhangen met de exploitatie van schepen. Dergelijke overtollige renteinkomsten dienen te worden aangegeven onder het reguliere winstregime. Andere rente-inkomsten - zoals een deel van het werkkapitaal - vallen derhalve wel onder het gunstige tonnageregime. Een dergelijk beleid is evenwel niet gepubliceerd.[21] Door de toevoeging 'overtollig' nuanceert de Belastingdienst BNB 2006/41 en erkent hij - ons inziens terecht - impliciet dat het houden van een zeker kapitaal - en het rendabel maken van dit kapitaal - wel direct samenhangt met de exploitatie van kwalificerende zeeschepen. Bij een teveel aan kapitaal - de overtollige liquide middelen - vallen de rente-inkomsten met betrekking tot dit meerdere buiten het tonnageregime, terwijl de Hoge Raad daarentegen had geoordeeld dat het aanhouden van middelen in het geheel niet direct samenhangen met de exploitatie van kwalificerende zeeschepen." 5.7 HR BNB 2007/192(12) betrof de beherende vennoot in een CV die een zeeschip exploiteerde. Tijdens de bouw van het schip had zij diverse werkzaamheden verricht waarvoor zij een vergoeding had ontvangen. In geschil was onder meer of die vergoeding onder de tonnagegrondslag viel. U overwoog: "3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat de door belanghebbende verrichte werkzaamheden waarvoor de vergoeding is ontvangen (nagenoeg) uitsluitend bestonden uit (i) het mede ontwikkelen, ontwerpen en bouwen van een rendabel te exploiteren schip voor containertransport, (ii) het doorvoeren van diverse grotere en kleinere aanpassingen zoals de vergroting van het aanvankelijke ontwerp van 7000 ton naar 9000 ton, het aanpassen van de motor van een 6-cilinder tot een 8-cilindermotor en de ontwikkeling van electrischehydraulische luiken die snel laden en lossen mogelijk zouden maken, (iii) het voeren van besprekingen met de Technische Universiteit Eindhoven en laboratoria in Duitsland en (iv) het voeren van onderhandelingen met onderaannemers van B De middelen I en II bestrijden vergeefs het oordeel van het Hof dat evengenoemde werkzaamheden niet direct samenhangen met de exploitatie van het schip zodat de vergoeding niet kan worden aangemerkt als winst uit zeescheepvaart als bedoeld in artikel 8c, lid 2, van de Wet. Deze werkzaamheden, die de bouw van het schip betreffen, kunnen niet worden aangemerkt als direct samenhangend met de exploitatie van het schip." 5.8 De Rechtbank Leeuwarden oordeelde in januari 2011(13) dat werkzaamheden die voorafgaan aan de ingebruikname van een schip niet kunnen worden aangemerkt als samenhangend met de exploitatie van dat schip: "3.4 De rechtbank leest artikel 3.22, vierde lid, onder a, van de Wet mede gelet op het onder 3.2 genoemde arrest [BNB 2006/41; PJW] aldus, dat voorafgaande aan de daadwerkelijke exploitatie van een schip nog geen sprake is van winst uit zeescheepvaart in de zin van evengenoemd artikel. Ten aanzien van de direct met de exploitatie samenhangende werkzaamheden, als bedoeld in artikel 3.22, vierde lid, onder b, van de Wet [art. 3.22(4)(c) in de tekst voor het jaar 2007; PJW], wijst de rechtbank op het arrest van 2 maart 2007, nr , BNB 2007/192 waarin de Hoge Raad oordeelde dat werkzaamheden die de bouw van een schip betreffen niet kunnen worden aangemerkt als direct samenhangend met de exploitatie van het schip. Uit dit arrest, in samenhang met de hiervoor in overweging 3.3 geciteerde wetsgeschiedenis, leidt de rechtbank af dat activiteiten die aan de ingebruikneming van het schip voorafgaan evenmin kunnen worden aangemerkt als direct samenhangend met de exploitatie van het schip. " 5.9 De werkzaamheden van A (zie de opsomming in 2.2) laten zich als volgt samenvatten: (i) Gedurende de plaatsingsperiode brengt zij kapitaal bijeen voor (zoekt zij participanten in) een scheepvaart-cv tot exploitatie van het schip. (ii) nadat de participanten zijn toegetreden, nadat A als beherend vennoot is uitgetreden, en nadat de commerciële exploitatie van het schip is aangevangen, adviseert zij gedurende de looptijd van de CV de beherend vennoot (de reder) met betrekking tot diverse (financiële) aangelegenheden die zich gedurende de exploitatie of bij de verkoop van het schip kunnen voordoen, alsmede de commandieten met betrekking tot (financiële) aangelegenheden in hun verhouding tot de CV.

9 5.10 Deze werkzaamheden (organiseren van financiering en participanten; financiële advisering van exploitant en participant) hebben niet naar hun aard betrekking op de exploitatie van een schip, maar kunnen zich in beginsel ter zake van elke private equity investering/belegging voordoen (bijvoorbeeld ten behoeve van een film-cv, een onroerende-zaakproject of een Costa-Ricaans hardhout-beleggingsproject). Winst op die werkzaamheden wordt dus niet, zoals art. 3.22(4)(a) en (c) Wet IB 2001 eist, rechtstreeks - of rechtstreeks samenhangend - behaald met specifiek de exploitatie van een schip bestemd voor het vervoer van zaken of personen in het internationale verkeer over zee dan wel voor het vervoer van zaken of personen over zee ten behoeve van de exploratie of exploitatie van natuurlijke rijkdommen op zee. De werkzaamheden van A zijn van investerings- en investeerdersvoorbereidende, - begeleidende, -ondersteunende en -adviserende aard en hebben met de daadwerkelijke exploitatie van een schip (werving van vervoerders of passagiers, vervoerscontracten aangaan, daadwerkelijk vervoeren, bunkeren, laden, lossen, survey, etc.) op zichzelf en rechtstreeks niets te maken. 's Hofs oordeel gaat dus niet uit van een onjuiste rechtsopvatting en zijn beoordeling van de feiten is geenszins onbegrijpelijk. Met het Hof kan aangenomen worden dat A' werkzaamheden weliswaar een voorwaarde zijn voor de exploitatie van een schip, maar daardoor hangen die werkzaamheden nog niet direct samen met scheepsexploitatie ex art. 3.22(4)(c) Wet IB Ook de bouw van het schip is een conditio sine qua non voor het in de vaart nemen ervan, maar zoals bleek (zie 5.6 hierboven), hangt zelfs die bouw niet rechtstreeks samen met de exploitatie. De in de parlementaire geschiedenis gegeven voorbeelden van rechtstreeks met exploitatie samenhangende werkzaamheden (zie 5.3 hierboven: het door de reder in eigen beheer laden, lossen en cargadoren, het vervreemden van het schip of van het kantoor van waaruit het geëxploiteerd wordt) zijn dan ook duidelijk van andere aard dan A' werkzaamheden In haar schriftelijke toelichting stelt de belanghebbende dat de exploitatie van het schip met de plaatsingsperiode aanvangt, zodat de vergoeding de exploitatie van het schip betreft, dan wel daarmee direct samenhangt. Voor de in 5.9 onder (i) genoemde werkzaamheden geldt mijns inziens dat hun locatie in de tijd geenszins duidt op rechtstreekse samenhang met de 'exploitatie' van het schip, nu de commerciële uitbating op dat moment nog toekomstig is en wellicht niet van de grond zal komen. Indien zelfs de bouw van het schip niet rechtstreeks samenhangt met de exploitatie ervan (zie 5.6 hierboven), lijkt te minder de organisatie van de financiering van die bouw daarmee rechtstreeks samen te kunnen hangen. Weliswaar valt niet uit te sluiten dat werkzaamheden gedurende de plaatsingsperiode en voorafgaande aan de feitelijke vaart van een schip rechtstreeks samenhangen met daadwerkelijke exploitatie van het schip, zoals bijvoorbeeld het reeds sluiten van vervoerscontracten en laad- en loscontracten terwijl het schip nog in aanbouw is, maar niet gesteld of gebleken is dat de belanghebbende zich daarmee bezighield Voor het geval u anders oordeelt, ga ik in op de criteria die de Europese Commissie gesteld heeft voor de verenigbaarheid van nationale zeescheepvaartsteunmaatregelen met dwingend Europees recht. 6. De Goedkeuring door en de Richtsnoeren van de Europese Commissie 6.1 Een fiscale steunmaatregel voor de zeescheepvaartbranche zoals het Nederlandse fiscale tonnageregime is in beginsel verboden staatssteun in de zin van art. 107(1) VwEU. Gelet op de concurrentiepositie van de EU-vloot in de rest van de wereld, acht de Europese Commissie (hierna: de Commissie) het echter gerechtvaardigd om de zeevaartbranche onder bepaalde voorwaarden door de Staat te laten steunen. De Commissie heeft in een brief van 12 april 1996(14) aan de Nederlandse regering een aantal maatregelen goedgekeurd die de zeescheepvaart stimuleren, waaronder een tonnagebelasting. Aan die goedkeuringsbrief ontleen ik het volgende: "In 1989 stelde de Commissie Richtsnoeren vast voor het onderzoek van steunmaatregelen van de Staten ten behoeve van scheepvaartondernemingen uit de Gemeenschap. De Richtsnoeren nemen aan dat staatssteun zal worden gebonden aan het voeren van een vlag van de Gemeenschap en het concept 'gemeenschappelijk belang' is gedefinieerd in 'overeenstemming met de doelstellingen van de gemeenschappelijke zeevaartpolitiek, die inhouden, ten eerste, het behoud van schepen onder de vlag van de Lid-Staten. waardoor de tendens tot uitvlaggen wordt tegengegaan en ten tweede, het tewerkstellen van zoveel mogelijk zeevarenden uit de Gemeenschap. Het Nederlandse pakket bestaat uit twee staatssteunmaatregelen, de ene specifiek verbonden aan de Nederlandse vlag (de "fiscale faciliteit', voor zeevarenden), de andere een speciaal belastingregime voor in Nederland gevestigde rederijen inhoudende, ongeacht de vlag die gevoerd wordt (de op tonnage gebaseerde belastingmaatregel). De Richtsnoeren bepalen ook dat steun in de vorm van speciale belastingbehandeling van inkomsten uit scheepvaartactiviteiten van reders uit de Gemeenschap als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kan worden beschouwd. Echter, de draagwijdte van de Richtsnoeren is beperkt tot reders uit de Gemeenschap, voor zover zij schepen exploiteren die in de Gemeenschap zijn geregistreerd De Nederlandse op tonnage gebaseerde belastingmaatregel is van toepassing zowel op schepen onder de Nederlandse vlag als op die welke onder een andere vlag varen. Ten aanzien van de vraag of het nieuwe regime het handelsverkeer binnen de EU verstoort, moet worden opgemerkt dat de feitelijke hoogte van de belasting van scheepvaartactiviteiten in de Lid-Staten over het algemeen laag is. Dit wordt bereikt door een verscheidenheid van benaderingen, inclusief bepaalde belastingverminderingen of vrijstellingen van scheepvaartactiviteiten of andere systemen die het rederijen toelaten om hun belastbare winsten te verminderen. Tegen de achtergrond van andere belastingsystemen die in de Lid-Staten van kracht zijn, zal dit op korte termijn waarschijnlijk niet tot beduidende verstoring binnen de EU leiden. Met betrekking tot de risico's op langere termijn, is de Commissie reeds begonnen met een inventarisatie en een evaluatie van alle relevante maatregelen in de Lid-Staten en is zij in staat zijn vervolgens eventuele passende maatregelen voor te stellen, indien die nodig zouden zijn. Als resultaat van bovengenoemde factoren, kan men zeggen dat de op tonnage gebaseerde belasting een poging in het

10 gemeenschappelijk belang betekent die in lijn is met het gemeenschappelijke scheepvaartbeleid. Hoewel de toepassing op buiten de EU geregistreerde schepen verder gaat dan de precieze bewoordingen van de Richtsnoeren van 1989, richt zij zich op aspecten van de problemen die de scheepvaartindustrie ondervindt en die in 1989 niet aan de orde werden gesteld, te weten het wegvloeien van het beheer van rederijen en de globalisering van scheepvaartactiviteiten. Niettemin tracht zij aan de doelstellingen die als het gemeenschappelijk belang van de Gemeenschap werden vastgesteld, te beantwoorden. Aangezien de Nederlandse op tonnage gebaseerde belasting de ontwikkeling van bepaalde economische activiteiten vergemakkelijkt terwijl zij de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt niet zodanig verandert dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad (Artikel 92, lid 3, sub c)), wordt dienovereenkomstig geconcludeerd dat de maatregel in overeenstemming is met het Verdrag. Het pakket maatregelen wordt proportioneel geacht in vergelijking met het beoogde doel." 6.2 Bij besluit van 31 juli 1997, nr SG(97) D/6453, besloot de Commissie over de voortzetting van de tonnagebelasting als volgt: "de op tonnage gebaseerde belasting een maatregel vormt die in overeenstemming is met de gemeenschappelijke scheepvaartpolitiek en met de voorwaarden vermeld in de nieuwe richtsnoeren van de Commissie voor Staatssteun aan de Zeescheepvaart en dat deze maatregel derhalve in aanmerking komt voor een derogatie onder artikel 92, lid 3 onder (c) van het Verdrag en daarom is goedgekeurd." 6.3 De Europese Commissie heeft enige malen toestemming gegeven tot wijziging van de tonnagebelasting, het meest recent bij besluit van 27 april 2010, nr. C(2010)2544 def, dat uitbreiding van de regeling goedkeurde tot kabelleggers, pijpenleggers, onderzoeksschepen en kraanschepen. 6.4 De Commissie verwijst in de genoemde goedkeuringsbrieven naar de richtsnoeren waarin zij haar beleid met betrekking tot steunmaatregelen voor de zeescheepvaartbranche heeft vastgelegd. De bevoegdheid om criteria voor goedkeuring van steunmaatregelen te stellen ontleent zij aan art. 108(1) VwEU. Bij de invoering van de Nederlandse regeling waren richtsnoeren uit 1989 van kracht,(15) waarmee de Nederlandse regeling niet geheel in overeenstemming was omdat zij ook gold voor zeeschepen onder andere dan EU-vlag, hetgeen echter niet aan goedkeuring in de weg stond (zie onderdeel 6.1 hierboven). Kort na de inwerkingtreding van de Nederlandse tonnagebelasting, in 1997, publiceerde de Commissie ruimere richtsnoeren,(16) waarmee de Nederlandse regeling wel in overeenstemming werd geacht (zie 6.2 hierboven). De 1997-richtsnoeren werden in 2004 vervangen(17) door richtsnoeren die nog steeds gelden. Die 2004-richtsnoeren noopten de medewetgever tot aanpassing van de tonnageregeling bij gelegenheid van het nemen van de 'Overige fiscale maatregelen 2005":(18) "De Europese Commissie heeft op 17 januari 2004, Publicatieblad van de Europese Unie nummer C 13/3, de mededeling C(2004) 43 Communautaire richtsnoeren betreffende staatssteun voor het zeevervoer gepubliceerd. Deze richtsnoeren zijn van toepassing op "zeevervoer"-activiteiten als omschreven in Verordening (EEG) nr. 4055/86 (1) en Verordening (EEG) nr. 3577/92 (2), dat wil zeggen "vervoer van goederen en personen over zee". Ten opzichte van eerdere richtsnoeren bevatten de onderhavige richtsnoeren een aantal afwijkende bepalingen die van betekenis zijn voor fiscale maatregelen en die ten doel hebben het concurrentievermogen te verbeteren. Het betreft de volgende fiscale maatregelen: de tonnageregeling, de willekeurige afschrijving zeeschepen en de afdrachtvermindering zeevaart. De voorstellen tot implementatie van de nieuwe richtsnoeren in de tonnageregeling en de afdrachtvermindering zeevaart zijn opgenomen in dit wetsvoorstel. De belangrijkste wijziging voor de tonnageregeling is dat het schip voortaan in beginsel de vlag moet voeren van een van de Lidstaten van de Europese Gemeenschap, hoewel daarop een drietal uitzonderingen is geformuleerd. Deze uitzonderingen zijn relevant voor schepen onder "derde" vlag die aan een bestaande vloot worden toegevoegd. In hoeverre de uitzonderingen van toepassing kunnen zijn, is afhankelijk van de ontwikkeling van het aandeel van de schepen die de vlag voeren van een van de lidstaten van de Europese Gemeenschap op het niveau van de individuele belastingplichtige of op landelijk niveau." 6.5 De Richtsnoeren van 17 januari 2004 vermelden onder meer het volgende: "2. TOEPASSINGSGEBIED EN ALGEMENE DOELSTELLINGEN VAN DE HERZIENE RICHTSNOEREN INZAKE STAATSSTEUN De onderhavige mededeling - die de richtsnoeren van 1997 vervangt - is bedoeld om de criteria vast te stellen op grond waarvan staatssteun voor het zeevervoer overeenkomstig de communautaire staatssteunvoorschriften en -procedures door de Commissie zal worden goedgekeurd uit hoofde van artikel 87, lid 3, onder c), en/of artikel 86, lid 2, van het Verdrag. 3. FISCALE EN SOCIALE MAATREGELEN OM HET CONCURRENTIEVERMOGEN TE VERBETEREN 3.1. Fiscale behandeling van rederijen De problematiek van de fiscale concurrentie tussen die lidstaten moet worden aangepakt. Tot dusver is niet gebleken dat er regelingen zijn die de concurrentie in deze bedrijfstak tussen de lidstaten dermate verstoren dat het gemeenschappelijk belang erdoor wordt geschaad. Het is zelfs zo dat de lidstaten de steun voor de zeevaart in toenemende mate op dezelfde wijze lijken te benaderen. Uitvlaggen tussen lidstaten komt maar zelden voor. Fiscale concurrentie is vooral een zaak tussen lidstaten enerzijds en derde landen

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. 11 Oktober 2013 nr. 12/04012 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 10 juli 2012, nr. BK-11/00544,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6992 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 07/00490

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6992 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 07/00490 ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6992 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 04-12-2008 Datum publicatie 17-12-2008 Zaaknummer 07/00490 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:4777

ECLI:NL:GHARL:2017:4777 ECLI:NL:GHARL:2017:4777 Instantie Datum uitspraak 07-06-2017 Datum publicatie 16-06-2017 Zaaknummer 16/00619 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Nadere informatie

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000.

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000. C/& Z^o^jr Edelhoogachtbaar College, y> "2_ Op 17 februari j.l. is door mij namens C igllllllpljp te IHllIll^, hierna belanghebbende, beroep in cassatie aangetekend tegen de uitspraak van het Gerechtshof

Nadere informatie

Uitspraak. Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978. Instantie. Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Uitspraak. Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978. Instantie. Rechtbank Zeeland-West-Brabant Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978 Instantie Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:5556

ECLI:NL:RBDHA:2014:5556 ECLI:NL:RBDHA:2014:5556 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 22-04-2014 Datum publicatie 14-05-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB-13_10120

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:7752

ECLI:NL:RBDHA:2017:7752 ECLI:NL:RBDHA:2017:7752 Permanente link: http://deeplink. Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 06-07-2017 Datum publicatie 20-07-2017 Zaaknummer AWB - 16 _ 5490 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123 ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 20-09-2005 Datum publicatie 05-10-2005 Zaaknummer 04/04123 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 10 januari 2014 nr. 09/01485 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 3 maart 2009, nr. 07/00372, betreffende

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2001:AB0583 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00157

ECLI:NL:GHAMS:2001:AB0583 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00157 ECLI:NL:GHAMS:2001:AB0583 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 28-02-2001 Datum publicatie 04-07-2001 Zaaknummer 00157 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2015:1985

ECLI:NL:RBNHO:2015:1985 ECLI:NL:RBNHO:2015:1985 Instantie Rechtbank Noord-Holland Datum uitspraak 23-03-2015 Datum publicatie 07-04-2015 Zaaknummer AWB - 14 _ 1993 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 29 758 Wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Overige Fiscale Maatregelen 2005) Nr. 8 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 21 oktober 2004 Het voorstel

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 I!Entree 2 7 MARS 2013 C-.A6'1IA3-0 Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 11/02595 8 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie onder

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:4393

ECLI:NL:RBDHA:2016:4393 ECLI:NL:RBDHA:2016:4393 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 08-04-2016 Datum publicatie 26-04-2016 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 15_7509 SCHENK

Nadere informatie

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * WELTHGROVE BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * In zaak C-102/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangige

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2000:AA8940 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00/2559

ECLI:NL:GHAMS:2000:AA8940 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00/2559 ECLI:NL:GHAMS:2000:AA8940 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 28-11-2000 Datum publicatie 04-07-2001 Zaaknummer 00/2559 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614 ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614 Instantie Datum uitspraak 25-07-2007 Datum publicatie 08-02-2008 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank 's-gravenhage AWB 06/8362 IB/PVV Belastingrecht

Nadere informatie

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. LJN: BO3637, Hoge Raad, 09/00760 Print uitspraak Datum uitspraak: 22-04-2011 Rechtsgebied: Belasting Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Omzetbelasting; art. 5, lid 3, en art. 13, B, aanhef en

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 10/06/2014

Datum van inontvangstneming : 10/06/2014 Datum van inontvangstneming : 10/06/2014 I' Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer w ~e' {J.J ::li "~.8 ;.l_~ ( E..::r,",'_ t"::) ('0",,1 l:'jt:: ~~ ~ )(, ::li oe i~..- ~ c:: L'..J Nr. 12/03718 28 maart

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690 ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 26-09-2008 Datum publicatie 16-10-2008 Zaaknummer AWB 08/537 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2016:6801

ECLI:NL:RBGEL:2016:6801 pagina 1 van 5 ECLI:NL:RBGEL:2016:6801 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 20-12-2016 Datum publicatie 20-12-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 5684 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2017:3691

ECLI:NL:RBZWB:2017:3691 ECLI:NL:RBZWB:2017:3691 Instantie Datum uitspraak 15-06-2017 Datum publicatie 20-07-2017 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer AWB - 16 _ 2238 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:6102

ECLI:NL:RBDHA:2016:6102 ECLI:NL:RBDHA:2016:6102 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 26-05-2016 Datum publicatie 23-06-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 5196 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2017:1493

ECLI:NL:RBNHO:2017:1493 ECLI:NL:RBNHO:2017:1493 Instantie Datum uitspraak 07-03-2017 Datum publicatie 09-03-2017 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer HAA - 16 _ 3456 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg

Nadere informatie

Inkomstenbelasting/Vennootschapsbelasting. Afschrijving op zeeschepen. Participaties in zeescheepvaart-cv s

Inkomstenbelasting/Vennootschapsbelasting. Afschrijving op zeeschepen. Participaties in zeescheepvaart-cv s Inkomstenbelasting/Vennootschapsbelasting. Afschrijving op zeeschepen. Participaties in zeescheepvaart-cv s 1 Inkomstenbelasting/Vennootschapsbelasting. Afschrijving op zeeschepen. Participaties in zeescheepvaart-cv

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BM1206

ECLI:NL:HR:2010:BM1206 ECLI:NL:HR:2010:BM1206 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 24-09-2010 Datum publicatie 24-09-2010 Zaaknummer 08/03539 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BM1206

Nadere informatie

I n z a k e: T e g e n:

I n z a k e: T e g e n: HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00024

ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00024 ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 21-03-2017 Datum publicatie 29-03-2017 Zaaknummer 16/00024 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2005:AS7261 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/01325

ECLI:NL:GHAMS:2005:AS7261 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/01325 ECLI:NL:GHAMS:2005:AS7261 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 08-02-2005 Datum publicatie 23-02-2005 Zaaknummer 04/01325 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

Bij besluit van 4 maart 2010 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij besluit van 4 maart 2010 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. LJN: BP2096, Raad van State, 201003640/1/H2 Datum uitspraak: 26-01-2011 Datum publicatie: 26-01-2011 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij besluit van 5

Nadere informatie

Edelachtbaar college,

Edelachtbaar college, Edelachtbaar college, X% Namens cliënten, a «a ^ ^ ^ ^ ^ M l e n tel^^^^ tekenen wij beroep in cassatie aan tegen de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam van 22 september 2011 op het beroepschrift van 10

Nadere informatie

Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, willekeurige afschrijving

Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, willekeurige afschrijving Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, willekeurige afschrijving Geldend op 24-07-2009 - Besluit van 27 maart 2001; CPP 2001/366M De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2016:8884

ECLI:NL:GHARL:2016:8884 ECLI:NL:GHARL:2016:8884 Instantie Datum uitspraak 08-11-2016 Datum publicatie 11-11-2016 Zaaknummer 16/00065 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:4117

ECLI:NL:RBDHA:2016:4117 ECLI:NL:RBDHA:2016:4117 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 07-04-2016 Datum publicatie 06-07-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 9639 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:15972

ECLI:NL:RBDHA:2017:15972 ECLI:NL:RBDHA:2017:15972 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 12-12-2017 Datum publicatie 13-04-2018 Zaaknummer AWB - 16 _ 6260 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 22-02-2011 Datum publicatie 06-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB 10-504 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2014:1284, Bekrachtiging/bevestiging

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2014:1284, Bekrachtiging/bevestiging Revisierente-regeling bij afkoop lijfrente terecht toegepast ECLI:NL:GHAMS:2015:1415 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 12-03-2015 Datum publicatie 22-04-2015 Zaaknummer 14/00233 Formele relaties

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2008:BF7235

ECLI:NL:RVS:2008:BF7235 ECLI:NL:RVS:2008:BF7235 Instantie Raad van State Datum uitspraak 08-10-2008 Datum publicatie 08-10-2008 Zaaknummer 200709059/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2006:AY9268

ECLI:NL:RBHAA:2006:AY9268 ECLI:NL:RBHAA:2006:AY9268 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 22-09-2006 Datum publicatie 13-10-2006 Zaaknummer AWB 06/2133 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:6306

ECLI:NL:RBDHA:2017:6306 ECLI:NL:RBDHA:2017:6306 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 07-06-2017 Datum publicatie 29-06-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 17_712 IBPVV Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:3831

ECLI:NL:RBDHA:2016:3831 ECLI:NL:RBDHA:2016:3831 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 05-04-2016 Datum publicatie 16-06-2016 Zaaknummer AWB - 16 _ 315 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2016:6941

ECLI:NL:RBGEL:2016:6941 ECLI:NL:RBGEL:2016:6941 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 27-12-2016 Datum publicatie 27-12-2016 Zaaknummer AWB - 16 _ 3964 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2009:BK9813

ECLI:NL:RBAMS:2009:BK9813 ECLI:NL:RBAMS:2009:BK9813 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 24-12-2009 Datum publicatie 20-01-2010 Zaaknummer 09/947 WI Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig

Nadere informatie

Inkomstenbelasting/Vennootschapsbelasting. Afschrijving op zeeschepen. Participaties in zeescheepvaart-cv s.

Inkomstenbelasting/Vennootschapsbelasting. Afschrijving op zeeschepen. Participaties in zeescheepvaart-cv s. FI Inkomstenbelasting/Vennootschapsbelasting. Afschrijving op zeeschepen. Participaties in zeescheepvaart-cv s. 16 juli 2008/Nr. CPP2008/1222 M Belastingdienst/Centrum voor procesen productontwikkeling,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:130. Uitspraak. Permanente link:

ECLI:NL:HR:2017:130. Uitspraak. Permanente link: ECLI:NL:HR:2017:130 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecli:nl:hr:2017:130 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10 02 2017 Datum publicatie 10 02 2017 Zaaknummer 16/02729 Formele

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:BX9444

ECLI:NL:HR:2013:BX9444 ECLI:NL:HR:2013:BX9444 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 12-04-2013 Datum publicatie 12-04-2013 Zaaknummer 12/01372 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Cassatie Omzetbelasting.

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 Instantie Datum uitspraak 28-05-2009 Datum publicatie 22-06-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-4976 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2015:1379

ECLI:NL:GHSHE:2015:1379 ECLI:NL:GHSHE:2015:1379 Instantie Datum uitspraak 17-04-2015 Datum publicatie 17-04-2015 Zaaknummer 14/01065 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch

Nadere informatie

BESLUIT. 3. De Raad heeft wegens de hiervoor in randnummer 1 genoemde overtreding aan Bouwbedrijf P. Moll B.V. een boete opgelegd.

BESLUIT. 3. De Raad heeft wegens de hiervoor in randnummer 1 genoemde overtreding aan Bouwbedrijf P. Moll B.V. een boete opgelegd. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3938_650/35 Betreft zaak: B&U-sector / Beheermaatschappij P. Moll Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:5327

ECLI:NL:GHARL:2017:5327 ECLI:NL:GHARL:2017:5327 Instantie Datum uitspraak 27-06-2017 Datum publicatie 28-07-2017 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Zaaknummer 16/00521 en 16/00522 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513 ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 12-06-2008 Datum publicatie 24-07-2008 Zaaknummer AWB 07/3464 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392 ECLI:NL:HR:2014:156 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 24-01-2014 Datum publicatie 24-01-2014 Zaaknummer 13/00392 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1257,

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:RVS:2017:84 Instantie Raad van State Datum uitspraak 18-01-2017 Datum publicatie 18-01-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604839/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2014:6759

ECLI:NL:GHARL:2014:6759 ECLI:NL:GHARL:2014:6759 Instantie Datum uitspraak 02-09-2014 Datum publicatie 12-09-2014 Zaaknummer 13/01247 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:14470

ECLI:NL:RBDHA:2014:14470 ECLI:NL:RBDHA:2014:14470 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 19-11-2014 Datum publicatie 15-04-2015 Zaaknummer 14_7761 OB Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere kenmerken Bodemzaak Eerste aanleg

Nadere informatie

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak ECLI:NL:HR:2017:5 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 06-01-2017 Datum publicatie 06-01-2017 Zaaknummer 15/03526 Formele relaties In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2015:2209, (Gedeeltelijke) vernietiging

Nadere informatie

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling Bevindingen Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan hem als advocaat een machtiging van zijn cliënt heeft gevraagd om stukken bij de IND te kunnen opvragen,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 Instantie Datum uitspraak 05-09-2006 Datum publicatie 06-10-2006 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 05/37675 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:4659

ECLI:NL:CRVB:2016:4659 ECLI:NL:CRVB:2016:4659 Instantie Datum uitspraak 06-12-2016 Datum publicatie 12-12-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/1577 PW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:ORBBACM:2015:31

ECLI:NL:ORBBACM:2015:31 ECLI:NL:ORBBACM:2015:31 Instantie Datum uitspraak 29092015 Datum publicatie 05102015 Zaaknummer 2013/64800 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044

ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044 ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 25-07-2008 Datum publicatie 05-08-2008 Zaaknummer 07/6768 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 14 februari 2014 nr. 13/00475 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te s-gravenhage van 18 december 2012, nr. 12/00169,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 505 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2011) Nr. 24 AMENDEMENT VAN HET LID OMTZIGT C.S.

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Vertaling C-45/17-1 Zaak C-45/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 c. -A601A3-0) Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer c "~" - I: Luxemboure Nr. 11/05307 Entrée 2 8 MARS 2013 1 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof

Nadere informatie

In artikel 7, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 is het volgende bepaald.

In artikel 7, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 is het volgende bepaald. looofoo ccts Den Haag, 2 8 MRT 2011 Kenmerk: DGB 2011-1237 Beroepschrift in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van >( Z 15 februari 2011, nr. 10/00160, inzake Bf^^^NP te ÜÜH betreffende

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:1999:AA7796 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 98/4659

ECLI:NL:GHAMS:1999:AA7796 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 98/4659 ECLI:NL:GHAMS:1999:AA7796 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 21-12-1999 Datum publicatie 04-07-2001 Zaaknummer 98/4659 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

Hoge Raad 24-04-2015 24-04-2015 13/03775. Belastingrecht. Cassatie. Rechtspraak.nl

Hoge Raad 24-04-2015 24-04-2015 13/03775. Belastingrecht. Cassatie. Rechtspraak.nl ECLI:NL:HR:2015:1084 Instantie Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Hoge Raad 24-04-2015 24-04-2015 13/03775 In cassatie op

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2012:BZ2838

ECLI:NL:RBBRE:2012:BZ2838 ECLI:NL:RBBRE:2012:BZ2838 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 28-09-2012 Datum publicatie 01-03-2013 Zaaknummer 12/1407 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

3 SFR. 20« Den Haag, Kenmerk:

3 SFR. 20« Den Haag, Kenmerk: Den Haag, 3 SFR. 20«Kenmerk: 2018-0000147519 Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 18/03132) tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-hertogenbosch van 8 juni 2018, nr. X Z 17/00004,

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN Afdeling belastingrecht Locatie Arnhem nummer 13/01077 uitspraakdatum: 20 mei 2014 Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van drs.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2015:5573

ECLI:NL:RBZWB:2015:5573 ECLI:NL:RBZWB:2015:5573 Instantie Datum uitspraak 01-07-2015 Datum publicatie 17-09-2015 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer AWB - 14 _ 6149 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2015:7800

ECLI:NL:RBDHA:2015:7800 ECLI:NL:RBDHA:2015:7800 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 02-07-2015 Datum publicatie 02-09-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 15_57 IBPVV Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

LJN: BF7176, Hoge Raad, 41570 Print uitspraak. Datum uitspraak: 10-10-2008. Datum publicatie: 10-10-2008. Soort procedure: Cassatie

LJN: BF7176, Hoge Raad, 41570 Print uitspraak. Datum uitspraak: 10-10-2008. Datum publicatie: 10-10-2008. Soort procedure: Cassatie LJN: BF7176, Hoge Raad, 41570 Print uitspraak Datum uitspraak: 10-10-2008 Datum publicatie: 10-10-2008 Rechtsgebied: Belasting Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Verkoop van (gebruikte) goederen

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken. I f^l öobuicq3~o\ Den Haag, 2 O MRT 2012 Kenmerk: DGB 2012-753 TL Motivering van liet beroepsciirir: in cassatie (rolnummer 12/00641) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 21 december

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:2348

ECLI:NL:RVS:2016:2348 ECLI:NL:RVS:2016:2348 Instantie Raad van State Datum uitspraak 31-08-2016 Datum publicatie 31-08-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201506454/1/A3 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* STICHTING UITVOERING FINANCIËLE ACTIES / STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* In zaak 348/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag

Nadere informatie

Abnormale of goedgunstige voordelen toch geen minimale belastbare basis?

Abnormale of goedgunstige voordelen toch geen minimale belastbare basis? Abnormale of goedgunstige voordelen toch geen minimale belastbare basis? Aan de hand van bepaalde transacties wordt binnen groepen van vennootschappen soms gepoogd om winsten te verschuiven naar de vennootschappen

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017: Geding in cassatie. Uitspraak

ECLI:NL:HR:2017: Geding in cassatie. Uitspraak ECLI:NL:HR:2017:185 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10-02-2017 Datum publicatie 10-02-2017 Zaaknummer 15/04877 Formele relaties In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2015:3523, (Gedeeltelijke) vernietiging

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:1169

ECLI:NL:RVS:2014:1169 ECLI:NL:RVS:2014:1169 Instantie Raad van State Datum uitspraak 02-04-2014 Datum publicatie 02-04-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201306413/1/A2 Eerste

Nadere informatie

CxS/oiaéi cas. Den Haag, 22 OKT 2008 AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN. Kenmerk: DGB 2008-4936

CxS/oiaéi cas. Den Haag, 22 OKT 2008 AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN. Kenmerk: DGB 2008-4936 CxS/oiaéi cas Den Haag, 22 OKT 2008 Kenmerk: DGB 2008-4936 X ^_ Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 08/03864) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 29 juli 2008, nr.

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341 ECLI:NL:GHDHA:2017:1341 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 10-05-2017 Datum publicatie 17-05-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-16/00396

Nadere informatie

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel:

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: R.T. Wiegerink Belastingblad (BB), maart, Nr. 6, BB 2019/112 16 januari 2019 Gerechtshof Den Haag Belanghebbende heeft onderzoek ter zitting van de rechtbank

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014 Datum van inontvangstneming : 07/08/2014 Vertaling C-334/14-1 Zaak C-334/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 juli 2014 Verwijzende rechter: Hof van beroep te Bergen (België)

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:72

ECLI:NL:GHAMS:2016:72 ECLI:NL:GHAMS:2016:72 Permanente link: http://deepl Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 12-01-2016 Datum publicatie 20-01-2016 Zaaknummer 14/01023 Formele relaties Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2014:10956,

Nadere informatie

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN. Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN. Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2009 2010 A 32 236 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Bermuda (zoals gemachtigd door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland)

Nadere informatie

Transparante Vennootschap

Transparante Vennootschap Transparante Vennootschap Er is een Transparante Vennootschap (hierna: TV) ingevoerd. Een TV is een naamloze vennootschap (hierna NV) of een besloten vennootschap (hierna: BV) die verzcht heeft om voor

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden

Hoge Raad der Nederlanden Hoge Raad der Nederlanden D e r d e K a m e r nr. 24.702 12 oktober 1988 AHN Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de vennootschap onder firma X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve06001069 200601961/1. Datum uitspraak: 2 augustus 2006 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: B., wonend te Heemstede, appellante, tegen de uitspraak in zaak no.

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:3998

ECLI:NL:RVS:2014:3998 ECLI:NL:RVS:2014:3998 Instantie Raad van State Datum uitspraak 05-11-2014 Datum publicatie 05-11-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201403900/1/A3 Eerste

Nadere informatie

Interne rente bij de vaste inrichting

Interne rente bij de vaste inrichting 3 Internationaal Belastingrecht en Dividendbelasting Master Internationaal en Europees Belastingrecht Universiteit van Amsterdam Interne rente bij de vaste inrichting Het in aanmerking nemen van interne

Nadere informatie

1. DOEL EN TOEPASSINGSBEREIK

1. DOEL EN TOEPASSINGSBEREIK EUROPESE COMMISSIE Directoraat-generaal Concurrentie Beleid en coördinatie inzake staatssteun Brussel, DG D(2004) COMMUNAUTAIRE KADERREGELING INZAKE STAATSSTEUN IN DE VORM VAN COMPENSATIES VOOR DE OPENBARE

Nadere informatie

Hoge Raad 7 januari 1970, nr Algemene beginselen van behoorlijk bestuur BNB 1970/78

Hoge Raad 7 januari 1970, nr Algemene beginselen van behoorlijk bestuur BNB 1970/78 HR 7 januari 1970, Vertrouwen op beleid 1 Vertrouwen op beleid 7 januari 1970, nr. 16.201 AX6845 BNB 1970/78 Voorafgaande beslissing: Gerechtshof Amsterdam 23 januari 1969 Belanghebbende beroept zich op

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:3701

ECLI:NL:GHDHA:2014:3701 ECLI:NL:GHDHA:2014:3701 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 11-11-2014 Datum publicatie 02-12-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-13_1439

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:BZ5048

ECLI:NL:HR:2013:BZ5048 ECLI:NL:HR:2013:BZ5048 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 22-03-2013 Datum publicatie 22-03-2013 Zaaknummer 11/05644 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie In cassatie op

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06 ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 06-03-2007 Datum publicatie 06-03-2007 Zaaknummer 00636/06 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE MEDEDELING VAN DE COMMISSIE betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad (Voor de EER relevante tekst) 1.

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2007:BB2231

ECLI:NL:GHSHE:2007:BB2231 ECLI:NL:GHSHE:2007:BB2231 Instantie Datum uitspraak 28-06-2007 Datum publicatie 24-08-2007 Zaaknummer 06/00183 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch

Nadere informatie

Kapitaalverzekering vormt geen KEW ook niet nu polis was verpand aan geldverstrekker en uitkering is benut voor aflossing hypotheek

Kapitaalverzekering vormt geen KEW ook niet nu polis was verpand aan geldverstrekker en uitkering is benut voor aflossing hypotheek Kapitaalverzekering vormt geen KEW ook niet nu polis was verpand aan geldverstrekker en uitkering is benut voor aflossing hypotheek ECLI:NL:RBZWB:2015:3188 Instantie Rechtbank Zeeland-West-Brabant Datum

Nadere informatie