LIFEPAK 20e DEFIBRILLATOR/MONITOR. Gebruiksaanwijzing

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "LIFEPAK 20e DEFIBRILLATOR/MONITOR. Gebruiksaanwijzing"

Transcriptie

1 LIFEPAK 20e DEFIBRILLATOR/MONITOR Gebruiksaanwijzing

2

3 LIFEPAK 20e DEFIBRILLATOR/MONITOR GEBRUIKSAANWIJZING

4 Belangrijke informatie!usa!usa Rx Only Lokalisatie van apparaten De Amerikaanse Food and Drug Administration eist van fabrikanten en distributeurs van defibrillatoren dat zij bijhouden waar hun defibrillatoren zich bevinden. Als het apparaat zich op een andere locatie bevindt dan het verzendadres of als het apparaat is verkocht, weggegeven, verloren, gestolen, geëxporteerd, vernietigd of permanent buiten gebruik gesteld, of als het apparaat niet rechtstreeks bij Physio-Control is aangeschaft, wordt u verzocht een van de volgende stappen te nemen: registreer het apparaat op bel de lokalisatiecoördinator op of gebruik een van de portvrije adreswijzigingskaarten achterin deze handleiding om deze belangrijke lokalisatiegegevens door te geven. Tekstconventies In deze gebruiksaanwijzing worden speciale teksttekens gebruikt om labels, schermberichten en stemcommando's aan te geven: Bedieningslabels: HOOFDLETTERS zoals AAN/UIT en SCHOK. Schermberichten en stemcommando's: CURSIEVE HOOFDLETTERS zoals BEVESTIG ELEKTRODEN. Versiehistorie Deze gebruiksaanwijzing bevat een beschrijving van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor met softwareversie of hoger. LIFEPAK, FAST-PATCH, DERMA-JEL, QUIK-LOOK en QUIK-COMBO zijn gedeponeerde handelsmerken van Physio-Control, Inc. ADAPTIV, CODE-STAT, CODE SUMMARY, REDI-PAK en Shock Advisory System zijn handelsmerken van Physio-Control, Inc. Masimo en LNOP zijn gedeponeerde handelsmerken van Masimo Corporation. Microstream, CapnoLine en FilterLine zijn gedeponeerde handelsmerken van Oridion Systems Ltd. De medische capnografie van Oridion in dit product valt onder een of meerdere van de volgende Amerikaanse patenten: 6,428,483; 6,997,880; 6,437,316; 7,448,229; 7,726,954 en hun buitenlandse equivalenten. Aanvullende patenten aangevraagd. EDGE System is een handelsmerk van Ludlow Technical Products. Microsoft en Windows zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation. Specificaties kunnen zonder kennisgeving worden gewijzigd Physio-Control, Inc. Publicatiedatum: 05/

5 INHOUD Voorwoord Automatische externe defibrillatie... x Defibrillatietherapie...xi Non-invasieve pacing...xii SpO2-bewaking...xii ECG-bewaking...xii EtCO2-bewaking... xiii 1 Veiligheidsinformatie Termen Algemene waarschuwingen en waarschuwingsberichten Symbolen Elementaire oriëntering Inleiding Uitpakken en inspecteren Bedieningsknoppen, waarschuwingslampjes en connectors Gedeelte Gedeelte Gedeelte Printerpapier vervangen Achteraanzicht Zijaanzicht van CodeManagement Module Patiëntdata invoeren Alarmen instellen Alarm regelen Op de voeding aansluiten Werken op netvoeding Werken op de batterij Batterij LIFEPAK 20e defibrillator/monitor Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc. iii

6 Levensduur en prestaties van de batterijen Batterijindicator Batterij CodeManagement Module Bewaking ECG-bewaking Waarschuwing bij ECG-bewaking ECG-afleiding en -maat selecteren Het systole-toonvolume instellen Bewaking met patiënten-ecg-kabel Tips voor het oplossen van problemen bij ECG-bewaking SpO2-bewaking Waarschuwingen en waarschuwingsberichten bij SpO Wanneer een pulsatieoximeter moet worden gebruikt Werking van een pulsatieoximeter Overwegingen voor SpO2-bewaking SpO2-bewakingsprocedure SpO2-golfcomplex SpO2-volume Gevoeligheid Gemiddelde tijd Pulsatieoximetersensoren Compatibiliteit met Nellcor-sensoren Geen impliciete toestemming Reinigen Tips voor het oplossen van problemen bij SpO EtCO2-bewaking Waarschuwingen en waarschuwingsberichten bij EtCO De werking van capnografie Golflijnanalyse bij EtCO2-bewaking Procedure EtCO2-bewaking CO2-weergave CO2-alarmen CO2-detectie Reinigen Tips voor het oplossen van problemen met EtCO Therapie Algemene waarschuwingen en waarschuwingsberichten bij therapie Plaatsing van therapie-elektroden en standaardpaddles Anterior-laterale plaatsing Anterior-posterior plaatsing Speciale plaatsingssituaties Automatische externe defibrillatie AED-waarschuwingen AED-instelling AED-procedure Speciale AED-setupopties Tips voor het oplossen van problemen bij de AED-mode Overschakelen van de AED-mode naar de handmatige mode Handmatige defibrillatie Waarschuwingen met betrekking tot handmatige defibrillatie Impedantie iv Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

7 Defibrillatieprocedure De metronoom voor CPR Gesynchroniseerde cardioversieprocedure Remote synchronisatieprocedure Defibrillatie bij kinderen Plaatsing van paddles bij kinderen Defibrillatieprocedure Tips voor het oplossen van problemen bij defibrillatie en gesynchroniseerde cardioversie Non-invasieve pacing Waarschuwingen voor non-invasieve pacing Demand en Non-demand Pacing Procedure voor non-invasieve pacing Tips voor het oplossen van problemen bij non-invasieve pacing Opties voor paddleaccessoires Therapie-elektroden Therapie-elektroden Plaatsing van elektroden Kabelaansluiting Procedures voor ECG-bewaking en therapie Elektroden vervangen en verwijderen Testen Reinigen en steriliseren Standaardpaddleset (optioneel) De standaardpaddleset De paddles voor kinderen gebruiken De paddleaansluiting voor volwassenen terugplaatsen De standaardpaddleset reinigen Steriliseerbare paddles voor interne defibrillatie Databeheer Overzicht van dataopslag en -oproep Dataopslag Soorten verslagen Geheugencapaciteit CODE SUMMARY-verslag Inleiding Logboek voor gebeurtenissen/levenstekenen Golfcomplexgebeurtenissen Formaat SAMENVATTING Gearchiveerde patiëntverslagen beheren Archiefmode inschakelen Gearchiveerde patiëntverslagen afdrukken Gearchiveerde patiëntverslagen verzenden Gearchiveerde patiëntoverzichten bewerken Gearchiveerde patiëntoverzichten wissen Overzicht van aansluitingen voor het zenden van verslagen Gegevensoverdracht van TrueCPR-apparaat Tips voor het oplossen van problemen met de datatransmissie Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc. v

8 7 De apparatuur onderhouden Algemeen onderhoud en testen Onderhouds- en testschema Dagelijkse automatische zelftest Gebruikerstest Reinigen Functiecontroles Controle van de patiënten-ecg-kabel Algemene tips voor het oplossen van problemen Service en reparatie Informatie over recyclen van het product Hulp bij het recyclen Voorbereiding Recyclen van wegwerpelektroden Verpakking Garantie Accessoires, Benodigdheden en trainingsmiddelen Setupopties definiëren Setupopties Configuraties printen vóór service of reparatie Wachtwoordbeveiliging Setupopties invoeren Algemeen setupmenu Setupmenu voor handmatige mode Setupmenu voor AED-mode Setupmenu metronoom voor CPR Setupmenu voor pacing Bewakingsmenu Setupmenu Kanalen Setupmenu Golfcomplexsets Menu CO2-instelling Setupmenu voor gebeurtenissen Setupmenu voor alarm Setupmenu voor de printer Setupmenu voor automatisch afdrukken Setupmenu voor klok Setupmenu voor resetten van standaarden Standaarden printen Setupmenu voor zenden van configuratie Setupmenu voor instellen van wachtwoorden Servicemode vi Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

9 A Specificaties en prestatiekenmerken B Klinische overzichten C Schermberichten D Gebruiker, controlelijst E Schokadviessysteem F Overzichten klinische SpO2-validaties G Informatie over cprmax-technologie H Basisstation I Richtlijnen elektromagnetische compatibiliteit Index Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc. vii

10

11 Voorwoord VOORWOORD Automatische externe defibrillatie Defibrillatietherapie Non-invasieve pacing SpO2-bewaking ECG-bewaking EtCO2-bewaking bladzijde x xi xii xii xii xiii Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc. ix

12 Voorwoord AUTOMATISCHE EXTERNE DEFIBRILLATIE De volgende overwegingen en richtlijnen zijn van kracht wanneer de LIFEPAK 20e-defibrillator/ monitor als automatische externe defibrillator (AED) wordt gebruikt. Overwegingen voor de gebruiker Wanneer de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor in de AED-mode wordt gebruikt, is het een halfautomatische defibrillator die gebruik maakt van een gepatenteerd Shock Advisory System. Dit softwarealgoritme analyseert het elektrocardiografische (ECG) ritme van de patiënt en geeft aan of er wel of geen schokbaar ritme wordt gedetecteerd. In de AED-mode vraagt de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor interactie van de gebruiker bij het defibrilleren van de patiënt. In de AED-mode is de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor bestemd voor gebruik door personeel dat door een arts/medisch directeur gemachtigd is en dat minstens over de volgende vaardigheden en opleiding beschikt: Reanimatieopleiding. AED-opleiding equivalent aan de door de American Heart Association aanbevolen opleiding. Opleiding in het gebruik van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor in AED-mode. Neem voor informatie over trainingsopties contact op met de plaatselijke vertegenwoordiger van Physio-Control. Indicaties De AED-mode mag uitsluitend worden gebruikt bij patiënten met een hart- en ademhalingsstilstand. De patiënt dient bewusteloos en pulsatieloos te zijn en mag niet normaal ademhalen voordat de defibrillator wordt gebruikt om het ECG-ritme van de patiënt te analyseren. In de AED-mode is de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor niet bedoeld voor gebruik bij kinderen jonger dan acht jaar. Contra-indicaties Geen bekend. x Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

13 Voorwoord DEFIBRILLATIETHERAPIE Voorwoord Overwegingen voor de gebruiker Een gelijkstroomdefibrillator dient een korte, intense elektriciteitspulsatie aan de hartspier toe. De LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor dient deze energie toe via wegwerpelektroden, standaardpaddles of interne paddles die op de borst van de patiënt worden geplaatst. Defibrillatie is slechts één aspect van de medische zorg dat is vereist voor het reanimeren van een patiënt met een schokbaar ECG-ritme. Afhankelijk van de situatie kunnen de volgende andere ondersteunende maatregelen worden genomen: Cardiopulmonale reanimatie (CPR) Toediening van extra zuurstof Medicatie Een geslaagde reanimatie houdt verband met de tijdsduur tussen de aanvang van een hartritme dat geen bloed circuleert (ventrikelfibrilleren, pulsatieloze ventriculaire tachycardie) en defibrillatie. De American Heart Association heeft de volgende factoren geïdentificeerd als kritieke schakels in de keten van overleving bij hartstilstand: Vroegtijdige toegang Vroegtijdige CPR door eerstehulpverleners of omstanders Vroegtijdige defibrillatie Vroegtijdige gespecialiseerde zorg De fysiologische toestand van de patiënt kan invloed uitoefenen op de kans van slagen van de defibrillatie. Daarom is het niet-slagen in het reanimeren van een patiënt geen betrouwbare indicatie van de prestatie van de defibrillator. Patiënten vertonen vaak een spierreactie (zoals springen of spiertrekkingen) tijdens een energieoverdracht. De afwezigheid van een dergelijke reactie is geen betrouwbare indicatie van de werkelijke energieafgifte of de prestatie van het toestel. Indicaties Defibrillatie is een erkende methode voor het beëindigen van bepaalde mogelijk fatale aritmieën, zoals ventrikelfibrilleren en symptomatische ventriculaire tachycardie. De afgifte van deze energie in de gesynchroniseerde mode is een methode voor het behandelen van atriumfibrilleren, atriumflutter, paroxysmale supraventriculaire tachycardie en, bij betrekkelijk stabiele patiënten, ventriculaire tachycardie. Contra-indicaties Defibrillatie is gecontra-indiceerd bij de behandeling van pulsatieloze elektrische activiteit (PEA) zoals idioventriculaire of ventriculaire escape-ritmes en bij de behandeling van asystolie. Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc. xi

14 Voorwoord NON-INVASIEVE PACING Een non-invasieve pacemaker is een toestel dat het hart een elektrische stimulus toedient, hetgeen hartdepolarisatie en myocardcontractie veroorzaakt. De energie wordt afgegeven door middel van grote zelfklevende elektroden die op de borst zijn geplaatst. Naast non-invasieve pacing kunnen andere ondersteunende maatregelen noodzakelijk zijn. Naast andere factoren wordt erkend dat een geslaagde pacing van een patiënt is gerelateerd aan de tijdsduur tussen het begin van een dysritmie en het starten van de pacing. Vroegtijdige pacing en directe nazorg zijn van essentieel belang. De fysiologische conditie van de patiënt kan invloed hebben op de kans van slagen van de pacing of op de spieractiviteit van het skelet. Het niet-slagen in het reanimeren van een patiënt is geen betrouwbare indicatie van de prestatie van de pacemaker. Tevens is de spierreactie van de patiënt op pacing geen betrouwbare indicatie van de afgegeven energie. Zie voor nadere informatie het boekje Non-invasieve pacing: wat u moet weten. Indicaties Non-invasieve pacing is geïndiceerd voor patiënten met pulsatie en symptomatische bradycardie. Contra-indicaties Non-invasieve pacing is gecontra-indiceerd voor de behandeling van ventrikelfibrilleren en asystolie. SPO2-BEWAKING Een pulsatieoximeter is een non-invasief medisch hulpmiddel dat de saturatie van zuurstof in arterieel bloed (SpO2) controleert. De pulsatieoximeter maakt gebruikt van een optische sensor die licht door de vinger van de patiënt zendt en het ontvangen licht vervolgens met een detector meet. Dit ontvangen licht wordt omgezet in een saturatiepercentage en wordt weergegeven als een SpO2-waarde. Indicaties Een pulsatieoximeter is bestemd voor gebruik bij alle patiënten die risico lopen op het ontwikkelen van hypoxemie. Contra-indicaties Geen bekend. ECG-BEWAKING Het ECG (elektrocardiogram) is een opname van de elektrische activiteit van het hart. Met ECGbewaking kan het hartritme of een dysritmie worden geïdentificeerd en geïnterpreteerd en kan de hartfrequentie worden berekend. Het ECG wordt verkregen door elektroden of paddles op de patiënt te plaatsen en is bedoeld om de elektrische activiteit van het hart te bewaken en op te nemen. xii Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

15 Voorwoord ETCO2-BEWAKING De end-tidal kooldioxidemonitor (EtCO2) is een capnometrisch instrument dat door middel van non-dispersieve infraroodspectroscopie voortdurend de hoeveelheid CO2 tijdens elke ademhaling meet en de aanwezige hoeveelheid aan het einde van de uitademing (EtCO2) registreert. Het monster wordt met de sidestreammethode genomen; deze methode kan bij geïntubeerde of niet-geïntubeerde patiënten worden toegepast. De respiratiefrequentie wordt ook gemeten en weergegeven in ademhalingen per minuut (BPM). De EtCO2-monitor is een hulpmiddel dat in aanvulling op de beoordeling van de patiënt kan worden gebruikt. Er dient te worden gezorgd dat de patiënt te allen tijde wordt beoordeeld en dat er niet uitsluitend wordt afgegaan op de EtCO2-monitor. Voorwoord Indicaties EtCO2-bewaking wordt gebruikt om het niveau van de uitgeademde CO2 te detecteren. Aan de hand hiervan wordt de effectiviteit van de ademhaling en de behandeling bij acute cardiopulmonale behandeling gecontroleerd, bijvoorbeeld om te bepalen of voldoende compressie wordt toegepast tijdens reanimatie of om snel te kunnen weten of een endotracheale tube goed geplaatst is. Contra-indicaties Geen bekend. Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc. xiii

16

17 VEILIGHEIDSINFORMATIE 1 Veiligheidsinformatie In dit hoofdstuk vindt u belangrijke informatie die van nut is bij het bedienen van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor. U dient zichzelf vertrouwd te maken met al deze termen, waarschuwingen en symbolen. Termen bladzijde 1-2 Algemene waarschuwingen en waarschuwingsberichten 1-2 Symbolen 1-4 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

18 Veiligheidsinformatie TERMEN De volgende termen worden gebruikt in deze gebruiksaanwijzing of op de LIFEPAK 20edefibrillator/monitor: Gevaar: onmiddellijk gevaar dat ernstig lichamelijk letsel of de dood tot gevolg heeft. Waarschuwing: gevaren of onveilige handelswijzen die ernstig lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kunnen hebben. Let op: gevaren of onveilige handelswijzen die minder ernstig lichamelijk letsel, productbeschadiging of materiële schade tot gevolg kunnen hebben. ALGEMENE WAARSCHUWINGEN EN WAARSCHUWINGSBERICHTEN Hieronder volgt een aantal algemene waarschuwingen en waarschuwingsberichten. Andere specifieke waarschuwingen en waarschuwingsberichten zijn waar nodig opgenomen in andere delen van deze gebruiksaanwijzing. WAARSCHUWINGEN! Gevaar voor schokken. De defibrillator dient elektrische energie van maximaal 360 J toe. Indien deze elektrische energie niet naar behoren wordt gebruikt, zoals beschreven in deze gebruiksaanwijzing, kan deze ernstig letsel of de dood veroorzaken. Gebruik dit toestel niet tenzij u volkomen vertrouwd bent met deze gebruiksaanwijzing en de functie van alle bedieningsknoppen, waarschuwingslampjes, connectors en accessoires. Gevaar voor schokken. Demonteer de defibrillator niet. Deze bevat geen door de gebruiker te onderhouden onderdelen en er kan zich gevaarlijke hoogspanning voordoen. Neem voor reparaties contact op met bevoegd servicepersoneel. Gevaar voor schokken. Om het risico op elektrische schok te voorkomen, mag dit toestel alleen worden aangesloten op een netvoeding met beschermende aarding. Gevaar voor schokken of brand. Dompel geen enkel deel van deze defibrillator onder in water of andere vloeistoffen. Laat geen vloeistoffen op de defibrillator of de bijbehorende accessoires terechtkomen. Gemorste vloeistoffen kunnen ervoor zorgen dat de defibrillator en de bijbehorende accessoires slecht of niet functioneren. Reinig het apparaat niet met ketonen of andere ontvlambare reinigingsmiddelen. Deze defibrillator en de bijbehorende accessoires mogen niet in een autoclaaf of op andere wijze worden gesteriliseerd, tenzij anders vermeld. Risico op brand of explosie. Gebruik dit toestel niet in de aanwezigheid van ontvlambare gassen of anesthetica. Ga voorzichtig te werk bij het gebruik van dit toestel in de buurt van zuurstofbronnen (zoals beademingsmaskers met zak en ventiel of ventilatorslangen). Zet de gasbron uit of verwijder de bron van de patiënt tijdens de defibrillatie. 1-2 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

19 Veiligheidsinformatie WAARSCHUWINGEN! (VERVOLG) Kans op elektrische verstoring van de werking van het toestel. Apparatuur die in de onmiddellijke omgeving werkt, kan sterke elektromagnetische storingen of RF-storingen uitzenden die elektromagnetische interferentie (EMI) kunnen veroorzaken waardoor de werking van deze defibrillator kan worden beïnvloed. EMI kan leiden tot een onjuiste werking van de defibrillator, vervorming van ECG s, het niet waarnemen van een schokbaar ritme of beëindiging van pacing. Gebruik de defibrillator niet in de buurt van (elektro-)diathermie-instrumenten, mobiele telefoons of andere draagbare en mobiele RF-communicatieapparatuur. Houd de apparatuur ten minste 1,2 m uit de buurt en zet VHFradio s niet snel aan en uit. Neem contact op met de technische dienst als u hulp nodig hebt. Risico op elektrische storing. Het gebruik van kabels, elektroden of accessoires die niet geschikt zijn voor dit apparaat, kan leiden tot verhoogde straling en verminderde weerstand voor elektromagnetische interferentie, die de werking van het toestel of andere apparatuur in de onmiddellijke omgeving kan beïnvloeden. Gebruik uitsluitend onderdelen en accessoires die in deze gebruiksaanwijzing worden opgegeven. Risico op elektrische storing. Deze defibrillator kan elektromagnetische storing (EMI) veroorzaken, vooral tijdens opladen en energieoverdracht. EMI kan invloed uitoefenen op de werking van apparatuur die in de onmiddellijke aanwezigheid wordt gebruikt. Verifieer zo mogelijk de effecten van defibrillatorontladingen op andere apparatuur alvorens de defibrillator in een noodgeval toe te passen. Mogelijke elektrische interferentie. Deze defibrillator mag niet naast of gestapeld op andere apparatuur worden gebruikt. Als het niet anders kan, moet u de defibrillator controleren op een normale werking in de configuratie waarin deze zal worden gebruikt. 1 Veiligheidsinformatie Risico op uitschakeling van de defibrillator. Houd u, als de defibrillator op batterijvoeding werkt, aan de intervallen voor batterijonderhoud en -vervanging, zoals beschreven in het hoofdstuk Levensduur en prestaties van de batterijen, om mogelijke uitschakeling van de defibrillator te voorkomen. Als de defibrillator zonder waarschuwing wordt uitgeschakeld of als een bericht BATTERIJ BIJNA LEEG: NETVOEDING AANSLUITEN op het monitorscherm verschijnt, moet u onmiddellijk het netsnoer op een stopcontact aansluiten. Risico op defect van het toestel. De defibrillator of CodeManagement Module niet wijzigen. Kans op defect van het toestel. Gebruik alleen de ECG-kabels die zijn gespecificeerd voor gebruik met dit toestel. Het toestel is alleen beschermd tegen ontlading van de defibrillator bij gebruik van ECG-kabels die door Physio-Control zijn goedgekeurd. Mogelijke onjuiste werking van defibrillator. Door de standaardinstellingen van de fabriek te wijzigen, verandert het functioneren van het apparaat. Wijzigingen in de standaardinstellingen mogen alleen worden uitgevoerd door bevoegd personeel. Mogelijke onjuiste werking van defibrillator. Bij gebruik van kabels, elektroden of batterijen van andere fabrikanten kan het toestel onjuist gaan werken en kan de veiligheidscertificatie teniet worden gedaan. Gebruik uitsluitend de in deze gebruiksaanwijzing opgegeven accessoires. Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

20 Veiligheidsinformatie WAARSCHUWINGEN! (VERVOLG) Mogelijke weigering om een conditie buiten bereik waar te nemen. Als INSTELLEN nogmaals wordt geselecteerd, worden de alarmgrenzen opnieuw ingesteld aan de hand van de actuele levenstekenen van de patiënt. Dit kan buiten het veilige bereik voor de patiënt zijn. Veiligheidsrisico en kans op beschadiging van het toestel. Niet beveiligd tegen magnetische resonantie: houd de defibrillator uit de buurt van MRI-apparatuur. Kans op brandwonden bij de patiënt Een defect in de neutrale elektrodeaansluiting op chirurgische HF-apparatuur kan brandwonden bij de locatie van de lead of sensor en schade aan de monitor/defibrillator veroorzaken. Pas geen patiëntgeleiders of sensoren toe bij het gebruik van hoogfrequente elektrochirurgische apparatuur. SYMBOLEN De onderstaande symbolen kunt u aantreffen in deze gebruiksaanwijzing of op diverse configuraties van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor en accessoires: Defibrillatiebestendige aansluiting type CF Tegen defibrillatie beschermde patiëntverbinding type BF Opgelet, bijbehorende documenten raadplegen (op etiket met serienummer*) Opgelet! Raadpleeg de begeleidende documenten. (Symbool heeft blauwe achtergrond en grafisch symbool is wit.) Algemene waarschuwing. (Het symbool heeft een gele achtergrond en het grafische symbool is zwart.) Waarschuwing, hoogspanning Patiëntverbinding type BF Statisch-gevoelig toestel (SSD) Niet beveiligd tegen magnetische resonantie: uit de buurt van MRI-apparatuur houden. Randaarde. Beschermende aardverbinding Zekering Equipotentiële connector 1-4 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

21 Veiligheidsinformatie Pluspool Minpool Apparaat bevat HF-zender Partijnummer (batchcode): jjww of jjmmdd Te gebruiken voor weergegeven datum: jjjj-mm-dd Bestelnummer (op etiket met serienummer*) YYYY Datum van vervaardiging (op etiket met serienummer*) Uitsluitend voor eenmalig gebruik Uitsluitend voor gebruik binnenshuis Alarm aan 1 Veiligheidsinformatie Alarm uit VF/VT-alarm aan VF/VT-alarm uit Groter dan Kleiner dan J Joule Defibrillatiepaddle voor volwassenen Defibrillatiepaddle voor kinderen Hoofdscherm-knop Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

22 Veiligheidsinformatie Batterijindicator (zie bladzijde 2-24) Hartfrequentie/pulsatiefrequentie-waarschuwingslampje (x) Schokaantal (x) op het scherm Gelijkspanning Wisselspanning (op etiket met serienummer*) Aan (voeding: aansluiting op de netvoeding) Uit (voeding: loskoppeling van de netvoeding) Stroom aan/uit Wisselstroomindicator (alleen CodeManagement Module) [signaal] Ingang [signaal] Uitgang CO2-ingang CO2-afvoer Deze zijde boven Kwetsbaar/breekbaar Voorzichtig behandelen Tegen water beschermen Aanbevolen opslagtemperatuur: 5 tot 45 C. Opslag bij extreme temperaturen van 20 of 60 C is beperkt tot zeven dagen. Als het product langer dan een week bij deze temperaturen wordt opgeslagen, neemt de levensduur van de elektroden af. Dit onderdeel recyclen Voer dit product niet af via het ongescheiden gemeentelijk afval. Voer dit product af volgens de lokale regelgeving. Zie voor instructies voor het afvoeren van dit product. (Symbool staat op het etiket met serienummer.*) 1-6 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

23 Veiligheidsinformatie Symbool voor China RoHS die de EFUP (Environmentally Friendly Use Period; milieuvriendelijke gebruiksperiode) aangeeft waarna een stof naar alle waarschijnlijkheid vrijkomt in het milieu. (Symbool staat op het etiket met serienummer.*) Systeemconnector/Data in Sync in/ecg uit Kabel van LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor naar LIFEPAK 20e-defibrillator/ monitor (zie Setupmenu voor zenden van configuratie, bladzijde 8-13) Tegen de klok in draaien om te ontgrendelen Schakelaar aan Schakelaar uit Pacingpijl, non-invasieve pacing Pacingpijl, interne pacing 1 Veiligheidsinformatie Waarnemingsmarkering R-top Gebeurtenismarkering Bifasische defibrillatieschok Schok-knop!USA IPX1 Alleen voor Verenigde Staten Beschermd tegen druppelend water conform IEC (op etiket met serienummer*) Serienummer (op etiket met serienummer*) CAT Catalogusnummer voor het plaatsen van bestellingen of Identificatienummer van de fabrikant (onderdeelnummer) (op etiket met serienummer*) Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

24 Veiligheidsinformatie Federale (Amerikaanse) wetten schrijven voor dat dit toestel alleen mag worden verkocht door of op voorschrift van een arts Fabrikant Bevoegd vertegenwoordiger in Europa Conformiteitsmarkering volgens Europese richtlijnen (op etiket met serienummer*) Erkend merkteken van onderdelen voor Canada en de Verenigde Staten Certificering van Canadian Standards Association voor Canada en de Verenigde Staten Intertek-certificering voor Canada en de Verenigde Staten Conformiteitsmarkering voor ACA-standaarden *Het etiket met het serienummer bevindt zich aan de onderkant van het apparaat. Als een CodeManagement Module is geïnstalleerd, geldt alleen het etiket met het serienummer dat zichtbaar is, voor de CodeManagement Module. Als u het etiket met het serienummer voor de LIFEPAK 20e-defibrillator wilt zien, moet de CodeManagement Module worden verwijderd. Raadpleeg voor meer informatie de installatie-instructies die met de CodeManagement Module zijn meegeleverd. 1-8 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

25 ELEMENTAIRE ORIËNTERING In dit hoofdstuk vindt u een algemeen overzicht van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor. Inleiding bladzijde 2-2 Uitpakken en inspecteren 2-3 Bedieningsknoppen, waarschuwingslampjes en connectors 2-4 Patiëntdata invoeren 2-18 Alarmen instellen 2-19 Alarm regelen 2-21 Op de voeding aansluiten Elementaire oriëntering Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

26 Elementaire oriëntering INLEIDING De LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor met verbeterde batterijtechnologie is een reactiesysteem voor acute hartzorg dat wordt gebruikt door bevoegde gezondheidszorgverleners in ziekenhuizen en andere klinische omgevingen. De defibrillator/monitor mag slechts voor één patiënt tegelijk worden gebruikt. De LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor biedt de volgende opties: Halfautomatische defibrillator Non-invasieve pacemaker Pulsatieoximeter Paddle-accessoires End-tidal CO2-monitor Datatransmissie Opmerking: Deze gebruiksaanwijzing bevat informatie en procedures die betrekking hebben op alle functies van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor en de CodeManagement Module voor gebruik met de LIFEPAK 20e defibrillator/monitor. Uw LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor beschikt mogelijk niet over alle beschreven functies. Neem voor nadere informatie contact op met de plaatselijke vertegenwoordiger van Physio-Control of bel het nummer dat staat vermeld op de achterkant van deze gebruiksaanwijzing. De LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor is uitsluitend verkrijgbaar met het bifasische defibrillatiegolfcomplex. Een beschrijving van beide defibrillatiegolfcomplexen vindt u in Bijlage A. De LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor maakt gebruik van QUIK-COMBO pacing/defibrillatie/ ECG-elektroden of wegwerpbare FAST-PATCH defibrillatie/ecg-elektroden voor ECGbewaking en therapie van patiënten. De QUIK-COMBO of FAST-PATCH elektroden worden met de therapiekabel op de defibrillator aangesloten. Zie voor nadere informatie over QUIK-COMBO of FAST-PATCH elektroden Paragraaf 3 van deze gebruiksaanwijzing. De standaardpaddleset is een accessoire voor de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor en bevat (harde) defibrillatorpaddles voor volwassenen en kinderen. De standaardpaddles kunnen worden gebruikt voor QUIK-LOOK ECG-bewaking, defibrillatie en gesynchroniseerde cardioversietherapieën. Bij gebruik van standaardpaddles moet er een geleidend raakvlak dat voor defibrillatie ontworpen is, zoals defibrillatiegel of gelkussentjes, worden gebruikt tussen het oppervlak van de paddle-elektroden en de huid. De standaardpaddles voor volwassenen kunnen worden gebruikt voor kinderen met een gewicht van ongeveer 10 kg of meer zolang de paddles volledig op de borstkas passen en er een ruimte van ten minste 2,5 cm is tussen de paddle-elektroden. Paddles voor kinderen moeten worden gebruikt bij patiënten die 10 kg of minder wegen of bij patiënten van wie de borstgrootte niet geschikt is voor de harde paddles voor volwassenen. Optionele interne paddles zijn eveneens beschikbaar. Zie voor nadere informatie over het gebruik van paddle-accessoires Paragraaf 5 van deze gebruiksaanwijzing. 2-2 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

27 Elementaire oriëntering UITPAKKEN EN INSPECTEREN Controleer, nadat u de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor hebt uitgepakt, of u over alle benodigdheden en accessoires beschikt, inclusief kabels en ECG-papier. Controleer de defibrillator en alle accessoires op eventuele beschadigingen die tijdens het transport zijn ontstaan. Bewaar indien mogelijk de verpakking en de opvulling, voor het geval u de defibrillator later moet terugsturen. Let op het label rechts op het scherm (Afbeelding 2-1). Voordat u de defibrillator/monitor voor de eerste keer gebruikt, moet u het netsnoer gedurende 3 uur aansluiten op een stopcontact om de interne batterij op te laden. 3 timer Afbeelding 2-1 Batterij initieel opladen Als u de CodeManagement Module hebt aangeschaft, moet u deze aansluiten op de LIFEPAK 20e defibrillator/monitor. Raadpleeg de Installatierichtlijnen die bij de CodeManagement Module zijn geleverd voor meer informatie. 2 Elementaire oriëntering Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

28 Elementaire oriëntering BEDIENINGSKNOPPEN, WAARSCHUWINGSLAMPJES EN CONNECTORS De volgende afbeeldingen geven een korte beschrijving van de bedieningsknoppen, waarschuwingslampjes en connectors voor de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor en CodeManagement Module. Afbeelding 2-2 laat de voorzijde zien van de LIFEPAK 20edefibrillator/monitor en Afbeelding 2-3 laat de voorzijde zien, onderverdeeld in zeven gedeelten. Afbeelding 2-4 tot en met Afbeelding 2-15 laten details zien van elk gedeelte. Afbeelding 2-16 en Afbeelding 2-17 tonen achteraanzichten van de defibrillator met en zonder de CodeManagement Module. Aanvullende informatie over de gedeelten 3, 4 en 7volgt op de betreffende afbeeldingen. De lichtdiode (LED) licht op (wordt ingeschakeld) wanneer de desbetreffende functie actief is. Zo licht de LED van de knop ANALYSE op wanneer de adviesfunctie actief is. DEFIBRILLATOR / MONITOR Aanbevolen Volwassene VF dosis: xxx-xxx-xxx J AED Mode AAN Analyseert Nu - Houd Afstand ANALYSE PRINTEN SAMENVATTING GEBEURTENIS Netvoeding Service Selectiewiel ECG SpO2 CO2 Afbeelding 2-2 Vooraanzicht met klep en CodeManagement Module De klep op de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor verbergt de knoppen voor handmatige defibrillatie en non-invasieve pacing. Wanneer de klep gesloten is, zijn het uiterlijk en de bediening van het toestel vereenvoudigd voor de gebruiker van de geautomatiseerde externe defibrillator (AED). Om over te gaan naar de handmatige mode drukt u op de knop HANDMATIG in de linkerbenedenhoek van de klep. Hierdoor wordt de klep geopend en verlaat het toestel automatisch de AED-mode, zodat u toegang hebt tot defibrillatie en pacing in de handmatige mode. Nadat het toestel op de handmatige mode is overgegaan, heeft het sluiten van de klep geen invloed meer op de werking. 2-4 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

29 Elementaire oriëntering DEFIBRILLATOR / MONITOR Aanbevolen Volwassene V F d osis X XX-XXX-XXXJ AAN Gedeelte 7 AED MODE ANALYSE ENERGIE- KEUZE OPLADEN Gedeelte 1 AFL. MAAT SYNC PACEMAKER Gedeelte 5 PRINTEN SAMENVATTING GEBEURTENIS Selectiewiel Netvoeding Service ALARM OPTIES FREQ. STROOM PAUZE Gedeelte 2 Gedeelte 4 ECG SpO2 Gedeelte 3 CO2 Gedeelte 6 Afbeelding 2-3 Vooraanzicht zonder klep en met CodeManagement Module 2 Elementaire oriëntering Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

30 Elementaire oriëntering Gedeelte 1 1 Energielabel ventrikelfibrillatie bij volwassenen Zie bladzijde G-2. AED MODE LED licht op wanneer de AED-mode actief is. Zie bladzijde 4-5. ANALYSE Activeert Schokadviessysteem. Zie bladzijde 4-7. Aanbevolen Volwassene VF dosis: xxx-xxx-xxx J AAN Zet de voeding aan en uit. ENERGIEKEUZE Selecteert energieniveaus in de handmatige mode. Zie bladzijde OPLADEN Laadt de defibrillator op in de handmatige mode. Zie bladzijde SCHOK Ontlaadt de defibrillatorenergie naar de patiënt. Zie bladzijde SYNC Activeert gesynchroniseerde mode. Zie bladzijde Afbeelding 2-4 Gedeelte 1 Gedeelte 2 2 PACER Activeert de pacemakerfunctie. Zie bladzijde STROOM Stelt de pacingstroom in. Zie bladzijde FREQUENTIE Selecteert de pacingfrequentie. Zie bladzijde PAUZE Vertraagt tijdelijk de pacingfrequentie. Zie bladzijde Afbeelding 2-5 Gedeelte Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

31 Elementaire oriëntering Gedeelte 3 3 GEBEURTENIS Activeert door gebruiker gedefinieerde gebeurtenissen. Zie bladzijde 2-7. HOOFDSCHERM Keert onmiddellijk terug naar het hoofdscherm. Zie bladzijde 2-7. Afbeelding 2-6 Gedeelte 3 AFL. Wijzigt ECG-afleiding. Zie bladzijde 3-2. LED Licht op wanneer het selectiewiel actief is. Zie bladzijde 2-9. MAAT Wijzigt ECG-maat. Zie bladzijde 3-2. ALARM Activeert en onderdrukt alarmen. Zie bladzijde OPTIES Roept optionele functies op. Zie bladzijde 2-8. Gedeelte 3 De volgende alinea's verstrekken aanvullende informatie over de bedieningsknoppen die zijn afgebeeld in Gedeelte 3, pagina 2-7. Hoofdscherm Het hoofdscherm is het scherm op de achtergrond dat tijdens ECG-bewaking wordt getoond. Door op de knop HOOFDSCHERM te drukken, keert u vanuit elk menuscherm of elke overlay terug naar het hoofdscherm, behalve tijdens de AED-analyse of tijdens het opladen en toedienen van schokken tijdens handmatige defibrillatie. Gebeurtenis Nadat u op GEBEURTENIS hebt gedrukt, geeft het scherm de volgende overlay weer. Neem met behulp van het selectiewiel de menuopties door en maak een selectie. 2 Elementaire oriëntering Wanneer op GEBEURTENIS wordt gedrukt, wordt automatisch generiek geselecteerd en wordt geen andere selectie gemaakt. De geselecteerde gebeurtenis en het tijdsstempel verschijnen in het berichten/statusgebied op het scherm. Gebeurtenissen worden afgedrukt in het gebeurtenislogboek CODE SUMMARY. Zie bladzijde 8-11 voor informatie over het configureren van gebeurtenissen. Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

32 Elementaire oriëntering Opties Nadat u op OPTIES hebt gedrukt, geeft het scherm de overlay weer die wordt getoond in Afbeelding 2-7. Neem met behulp van het selectiewiel de menuopties door en maak een selectie. PATIËNT Voert naam, ID, incident, leeftijd en geslacht van de patiënt in. PACING Selecteert demand- of non-demand pacing. Selecteert Interne pacerdetectie aan/uit. PRINTEN Selecteert verslag, formaat en mode van de printer voor het printen van een actueel patiëntverslag. ARCHIEVEN Roept opgeslagen patiëntoverzichten op. Zie bladzijde 6-7. Afbeelding 2-7 Opties Alarm Zie bladzijde 2-19 voor informatie over het instellen van een alarm. Selectiewiel-LED DATUM/TIJD Stelt de datum en tijd in. De veranderingen gaan pas van kracht wanneer de voeding uit en weer aan wordt gezet. Het LED-waarschuwingslampje voor het selectiewiel licht op als het selectiewiel actief is. Gedeelte 4 Zie waarschuwing bladzijde 1-3. POORT VOOR ECG-KABEL Zie bladzijde 3-5. Zie bladzijde SELECTIEWIEL Doorloopt en selecteert menu-items. Zie bladzijde 2-9. ALARMVOLUME Stelt het volume in voor alarm, tonen en stemcommando's. GEBRUIKERSTEST Start de gebruikerstest. Zie bladzijde POORT VOOR SpO2-KABEL Zie bladzijde IrDA-POORT Zie bladzijde POORTVOOR THERAPIEKABEL Zie bladzijde 2-9. LUIDSPREKER Afbeelding 2-8 Gedeelte Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

33 Elementaire oriëntering Gedeelte 4 In de volgende alinea's wordt aanvullende informatie verstrekt over het selectiewiel en de therapiekabel die zijn afgebeeld in Gedeelte 4. Selectiewiel Wanneer u het beeldscherm bekijkt of in de mode Opties bent, neemt u met behulp van het selectiewiel de menuopties door en selecteert u het gewenste menu-item. Druk op het selectiewiel als u het gemarkeerde menu-item wilt activeren. Standaardmenu-items worden gemarkeerd met een grijze achtergrond; wanneer een menu-item is geselecteerd, is de achtergrond zwart. Therapiekabelconnector WAARSCHUWING! Risico op beschadiging van apparatuur waardoor geen therapie kan worden toegediend. Om de connector van de therapiekabel tegen beschadiging of besmetting te beschermen, moet de therapiekabel te allen tijde op de defibrillator aangesloten blijven. De therapiekabel aansluiten Zo sluit u een therapiekabelconnector op de poort van de therapiekabel aan: 1 Richt de therapiekabel zodanig dat de pijl aan de bovenkant zit en de kabel een hoek naar rechts maakt (zie Afbeelding 2-9). 2 Plaats de therapiekabel in de therapiekabelconnector op de defibrillator totdat u een klik voelt. 3 Trek de connector voorzichtig omhoog om te controleren of de defibrillatiekabel op zijn plaats is vergrendeld. De therapiekabel losmaken Zo neemt u een therapiekabelconnector uit de poort van de therapiekabel: 1 Draai de borgring op de therapiekabel in de richting van de pijl (tegen de klok in) totdat deze stopt (zie Afbeelding 2-10). 2 Trek de kabelconnector voorzichtig uit de poort. Borgring Afbeelding 2-9 Richting therapiekabel Afbeelding 2-10 De therapiekabel losmaken 2 Elementaire oriëntering Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

34 Elementaire oriëntering Gedeelte 5 PRINTEN Start of stopt de printer. 5 NETVOEDING LED licht op wanneer de netvoeding (lijnvoeding) is aangesloten en stroom toevoert. Afbeelding 2-11 Gedeelte 5 SERVICE Geeft aan dat service is vereist. SAMENVATTING SAMENVATTING van kritieke gebeurtenissen wordt geprint. Zie bladzijde 6-2. Gedeelte 6 Voedingsindicator LED licht op wanneer de netvoeding (lijnvoeding) is aangesloten en stroom toevoert. CO2-poort Zie bladzijde Afbeelding 2-12 Gebied 6 (optionele CodeManagement Module) 2-10 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

35 Elementaire oriëntering Gedeelte 7 Opmerking: Uw apparaat kan een van beide schermformaten hebben, afhankelijk van de softwareversie. Raadpleeg Afbeelding 2-13 en Afbeelding 2-14 om het formaat te zoeken dat past bij uw apparaat. BEWAKINGSGEBIED Geeft de hartfrequentie, tijd, SpO2, batterijindicator, waarschuwingslampjes voor VF/VT-alarm en geselecteerde energie weer. Zie bladzijde GOLFCOMPLEXKA- NAALGEBIED Geeft maximaal twee golfcomplexkanalen weer. Zie bladzijde STATUSBERICHTGEBIED Geeft status- en alarmberichten weer. Afbeelding Elementaire oriëntering Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

36 Elementaire oriëntering Alarmpictogram Tijdweergave CPRmetronoom pictogram Geselecteerde energie Indicator batterijstatus BEWAKING PARAMETER- GEBIED Toont patiëntwaarden en alarmlimieten. GOLFCOM- PLEXKA- NAALGEBIED Geeft maximaal twee golfcomplexkanalen weer. Zie bladzijde STATUSBERICHTGEBIED Afbeelding 2-14 Gedeelte 7 In de volgende paragrafen staat aanvullende informatie over Gedeelte 7. Bewakingsgebied Hartfrequentie De LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor geeft een hartfrequentie weer tussen de 20 en 300 slagen per minuut (bpm). Bij elke hartslag knippert er een hartfrequentiesymbool. Als de hartfrequentie minder is dan 20 bpm of als pacing is ingeschakeld, geeft het scherm streepjes ( ) weer. Hartfrequenties van meer dan 300 bpm geven geen geldige systoletonen weer en de weergegeven hartfrequentie zal niet geldig zijn. Het hartfrequentie-waarschuwingslampje is een hulpmiddel dat dient te worden gebruikt in aanvulling op de beoordeling van de patiënt. Zorg ervoor dat de patiënt te allen tijde wordt beoordeeld en dat er niet uitsluitend wordt afgegaan op de weergegeven hartfrequentie. WAARSCHUWING! Geen verandering van ECG-ritme gedetecteerd. Hartfrequentiemeters kunnen de interne pacingpulsaties blijven tellen bij hartstilstand en bij bepaalde aritmieën. U dient niet volledig te vertrouwen op het alarm van de hartfrequentiemeters. Houd nauwgezet toezicht op patiënten met een pacemaker. QRS-detectie is van wezenlijk belang voor het gebruik van de digitale hartfrequentieweergave, systoletoon, gesynchroniseerde cardioversie en non-invasieve demand pacing. De QRS-detector in de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor neemt QRS-complexen selectief waar. Deze detector onderscheidt de meeste ruis, spierartefacten, T-toppen en andere valse signalen Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

37 Elementaire oriëntering Het algoritme voor QRS-detectie stelt zichzelf automatisch in op de amplitude van de QRS-complexen. Het wijzigen van de versterking van het ECG heeft geen effect op de QRS-detectie. De QRSdetectie kan worden geoptimaliseerd door de draad met de grootste QRS-amplitude te gebruiken. Bewakingsgebied Pulsatiefrequentie. Als het ECG niet actief is, kan de SpO2-monitor de pulsatiefrequentie weergeven. De bron van de pulsatiefrequentie wordt aangegeven door PR (SPO2). Bewakingsgebied SpO2 (pulsatieoximeter). Het zuurstofsaturatieniveau wordt weergegeven als een percentage tussen 50 en 100. Saturatie van minder dan 50% wordt weergegeven als <50%. Een fluctuerend staafdiagram geeft de sterkte van het pulsatiesignaal weer. Bewakingsgebied EtCO2. De end-tidal CO2-waarde wordt weergegeven als een cijfer dat de druk voorstelt in mmhg, kpa of Vol%. Respiratiefrequentie wordt ook weergegeven onder de CO2-waarde. Tijdweergave. Het tijdstip van de dag wordt weergegeven als uren, minuten en seconden (UU:MM:SS). Om de verstreken tijd weer te geven vanaf het inschakelen, markeert en selecteert u de klok met het selectiewiel. Telkens wanneer u de tijdweergave selecteert, wordt geschakeld tussen het tijdstip van de dag en de verstreken tijd. CPR-metronoompictogram. Wanneer het apparaat in de AED mode is en de metronoom is ingesteld om te worden ingeschakeld tijdens de reanimatie, verschijnt het CPRmetronoompictogram. Wanneer het apparaat in de handmatige mode is, kunt u het CPRmetronoompictogram selecteren met het selectiewiel om de metronoom in of uit te schakelen, of om de instellingen voor Leeftijd-luchtweg te wijzigen. Batterijindicator. De batterijindicator toont bij benadering de resterende hoeveelheid batterijlading in de oplaadbare interne lithium-ionbatterij. (Zie bladzijde 2-22 voor meer informatie.) Golfcomplexkanaalgebied Kanaal 1.Dit is het bovenste kanaal. Het geeft het primaire ECG-golfcomplex weer en is altijd zichtbaar als het ECG wordt weergegeven. Kanaal 2.Dit is het onderste kanaal. Het kan een extra golfcomplex of een voortzetting van het ECG van kanaal 1 weergeven. 2 Elementaire oriëntering Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

38 Elementaire oriëntering Golfcomplexkanalen selecteren De monitor heeft voeding nodig. 1 In het hoofdscherm draait u het selectiewiel zodanig dat kanaal 1 of 2 worden gemarkeerd. 2 Druk op het selectiewiel. Er wordt een overlay weergegeven met de bewakingskeuzes voor het geselecteerde kanaal. 3 Draai aan het selectiewiel en druk erop om bewakingskeuzes voor dat kanaal te selecteren. Printerpapier vervangen LET OP! Mogelijke printerstoring. Gebruik van papier van ander fabricaat kan leiden tot onjuiste werking van de printer en/of beschadiging van de printkop. Gebruik uitsluitend het papier dat in deze gebruiksaanwijzing is opgegeven. Papier van 50 mm laden De printer is uitgerust met een papier-op-sensor om de printkop te beschermen. De sensor zet de printer automatisch uit als het papier op is of als de printerklep open staat. Zo laadt u het papier: 1 Druk op de zwarte knop om de printerklep te openen. 2 Verwijder de lege papierrol. 3 Plaats de nieuwe rol papier met het raster naar boven gericht. 4 Trek een kort stuk papier uit de printer. 5 Duw de printerklep naar binnen om deze te sluiten Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

39 Elementaire oriëntering Afbeelding 2-15 toont de stappen voor het laden van papier van 50 mm. Afbeelding 2-15 Printer Achteraanzicht Systeemconnector Aardingsconnector (equipotentiaal) Zie waarschuwing, bladzijde 2-16 Netvoedingsconnector ECG/Sync-connector Afbeelding 2-16 Achteraanzicht zonder CodeManagement Module 2 Elementaire oriëntering Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

40 Elementaire oriëntering Zie Waarschuwing op bladzijde 2-16 ECG/SYNCconnector Netvoedingsconnector CO2-uitlaatpoort Zie Waarschuwing op bladzijde 2-16 Systeemconnector Aarde (equipotentiële connector) Afbeelding 2-17 Achteraanzicht met CodeManagement Module In de volgende paragrafen staat aanvullende informatie over het achteraanzicht. WAARSCHUWING! Gevaar voor schokken. Alle apparatuur die op de systeem- of ECG/sync-connector is aangesloten, moet op batterijen werken of elektrisch geïsoleerd zijn van de netvoeding overeenkomstig IEC Neem voor nadere informatie contact op met de technische ondersteuningsdienst van Physio-Control. Systeemconnector Voor LIFEPAK 20e-apparaten waaraan geen CodeManagement Module is gekoppeld, wordt de systeemconnector gebruikt voor het overbrengen van de setupinformatie naar een ander LIFEPAK 20e-apparaat of voor het verbinden met LIFENET Device Agent. Voor LIFEPAK 20eapparaten waaraan een CodeManagement Module is gekoppeld, wordt de systeemconnector gebruikt voor het verbinden met LIFENET Device Agent. ECG/Sync-connector De ECG/Sync-connector voorziet in externe synchronisatie en realtime ECG-uitvoer naar een monitor van derden. Aardingsconnector (equipotentiaal) Op de aardingsconnector kan door bevoegd servicepersoneel een algemeen potentiaalgelijkschakelingssysteem worden aangesloten, evenals andere medische apparaten, in die omgevingen waar potentiaalgelijkschakelingsgeleiders worden gebruikt. Dit biedt extra bescherming tegen lekstroom conform IEC De connector voldoet aan DIN-norm (6/25). Voor de aansluiting wordt een 6 mm POAG-type buscontact gebruikt Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

41 Elementaire oriëntering CO2-uitlaatpoort De CO2-uitlaatpoort wordt aangesloten op een spoelsysteem wanneer EtCO2 wordt bewaakt tijdens het gebruik van verdovingsmiddelen. Zijaanzicht van CodeManagement Module De CodeManagement Module heeft de volgende indicators en connectors aan de rechterzijde. TrueCPRapparaatpoort Aan/uit-schakelaar voor draadloos Aan Draadloze indicators Uit Afbeelding 2-18 Zijaanzicht van CodeManagement Module De volgende alinea s verstrekken aanvullende informatie over het zijaanzicht. TrueCPR-apparaatpoort De TrueCPR-apparaatpoort wordt gebruikt voor het overbrengen van gegevens van het TrueCPR -coachingapparaat naar het LIFENET System. Alleen het TrueCPR-apparaat mag worden aangesloten op deze poort. Raadpleeg Gegevensoverdracht van TrueCPR-apparaat, pagina Opmerking: Het TrueCPR-apparaat is mogelijk niet beschikbaar in alle landen. Neem voor meer informatie contact op met het plaatselijke verkooppunt van Physio-Control. Aan/uit-schakelaar voor draadloos Met de aan/uit-schakelaar voor draadloos is een draadloze transmissie naar het LIFENET System mogelijk. Raadpleeg Tips voor het oplossen van problemen met de datatransmissie, pagina Draadloze indicators Indicator 1. LED licht op wanneer draadloos actief is. Indicator 2. LED licht op wanneer de CodeManagement Module is verbonden met het lokale netwerk. Indicator 3. LED licht op wanneer de CodeManagement Module is verbonden met de LIFENET-server. 2 Elementaire oriëntering Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

42 Elementaire oriëntering PATIËNTDATA INVOEREN De volgende alinea s beschrijven hoe de naam, identificatie (ID), leeftijd of geslacht van een patiënt moeten worden ingevoerd. 1 Druk op OPTIES. 2 Selecteer PATIËNT. Zo voert u de naam of ID van een patiënt in: 1 Selecteer ACHTERNAAM, VOORNAAM of ID. ACHTERNAAM wordt gebruikt als voorbeeld (voor deze procedure). 2 Draai aan het selectiewiel om het alfabet te doorlopen. 3 Druk op het selectiewiel om het gewenste teken te selecteren. Het teken wordt weergegeven in het gemarkeerde gebied. 4 Herhaal Stap 2 en Stap 3 totdat de naam volledig is. 5 Ga naar EINDE en selecteer deze optie om terug te gaan naar het scherm Opties/Patiënt zoals eerder aangegeven. Er zijn drie extra commando's: BACKSPACE verplaatst de markeringsbalk één positie naar links WISSEN wist alle tekens in het naamveld SPATIE voegt een spatie in 6 Druk op de knop OPTIES of HOOFDSCHERM om af te sluiten. Zo voert u de leeftijd van een patiënt in of wijzigt u deze: 1 Selecteer LEEFTIJD. 2 Draai aan het selectiewiel om naar de gewenste leeftijd te gaan. 3 Druk op het selectiewiel Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

43 Elementaire oriëntering Zo voert u het geslacht van een patiënt in of wijzigt u dit: 1 Selecteer GESLACHT. 2 Draai aan het selectiewiel om MANNELIJK of VROUWELIJK te markeren. 3 Druk op het selectiewiel. ALARMEN INSTELLEN De alarmen voor de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor kunnen worden ingesteld op AAN of UIT en worden ingeschakeld wanneer de monitor wordt ingeschakeld. Als de alarmen zijn ingesteld op AAN, worden vooraf bepaalde limieten ingesteld. U kunt deze limieten bekijken door op de knop ALARM te drukken. De limieten verschijnen rechts van de parameterwaarde. U wijzigt de limieten door INSTELLEN te selecteren. Opmerkingen: Alarmlimieten worden niet weergegeven voor Respiratiefrequentie of Inspiratoir CO2. Alarmlimieten zijn opgegeven in Tabel 2-1, pagina Hoewel de alarmlimieten voor respiratiefrequentie niet worden weergegeven, kunt u bepalen of er brede of smalle limieten worden geselecteerd door op de knop ALARMS te drukken. Wanneer de alarmen zijn ingesteld op UIT, moet u op de knop ALARM drukken en INSTELLEN selecteren om de alarmen in te schakelen. De alarmen kunnen ongeacht of de alarmen zijn ingesteld op AAN of worden ingeschakeld door op ALARMEN te drukken, alleen worden uitgeschakeld door op AAN te drukken om het toestel uit te schakelen. De alarminstellingen worden automatisch hersteld als de stroom gedurende minder dan 30 seconden wegvalt, bijvoorbeeld vanwege een systeemreset. Wanneer u op de knop ALARM drukt, wordt het volgende alarm-overlay weergegeven: 1 Selecteer INSTELLEN om het alarm voor alle actieve parameters te activeren. De limieten voor Instellen worden automatisch ingesteld op basis van de actuele levenstekenen van de patiënt (zie Tabel 2-1). De alarmlimieten gaan standaard over op de instelling die op het scherm wordt weergegeven (BREED of SMAL). 2 Selecteer LIMIETEN om de alarmlimieten te wijzigen in BREED of SMAL (zie Tabel 2-1). 2 Elementaire oriëntering Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

44 Elementaire oriëntering 3 Selecteer ONDERDRUKKEN om het akoestische alarm maximaal 15 minuten uit te schakelen. Als een alarmlimiet wordt overschreden terwijl het alarm is onderdrukt, knippert de overtreden parameter en wordt er een alarmbericht weergegeven, maar blijft de alarmtoon onderdrukt. Indien de alarmen langer dan twee minuten worden onderdrukt, klinkt om de 2,5 minuut een waarschuwingstoon met twee snelle pieptonen. Indien de alarmen twee minuten worden onderdrukt, gaat het waarschuwingstoon na 60 seconden af. Selecteer VF/VT-ALARM om continue bewaking voor ventrikelfibrilleren en ventriculaire tachycardie in de handmatige mode aan te zetten. Er wordt een symbool weergegeven boven het primaire ECG-golfcomplex als het alarm is ingeschakeld. Selecteer nogmaals VF/VT-ALARM om dit alarm uit te zetten. Opmerking: wanneer het VF/VTalarm aanstaat, bent u beperkt tot PADDLE-afleiding of afleiding II. Zie ECG-afleiding en -maat selecteren, pagina 3-2. Opmerking: het VF/VT-alarm wordt onderdrukt wanneer de noninvasieve pacemaker aanstaat, wanneer standaardpaddles zijn bevestigd en PADDLE-afleiding is geselecteerd. Het alarm wordt ook onderdrukt wanneer de defibrillator bezig is met opladen of volledig is opgeladen Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

45 Elementaire oriëntering Tabel 2-1 Brede en smalle alarmlimieten Parameter Bereik Brede limieten Smalle limieten * Bereik limieten Standaardlimieten Laag Hoog Laag Hoog Laag Hoog Laag Hoog Hartfrequentie < (HR) Pulsatiefrequentie (PR - Pulse > Rate) (bpm) SpO2 > (%) < EtCO2 40/5,3-10/-1,3 +15/+2,0-10/-1,3 +15/+2,0 5/0,7 70/9, (mmhg/%) 1 >40/5,3-10/-1,3 +15/+2,0-10/-1,3 +15/+2,0 Inspiratoir CO2 (mmhg/%) 1,2 N/A N/A N/A N/A N/A N/A N/A 8 Respiratiefrequentie < (RPM) * De getallen zijn ± van de beginwaarde van de patiënt. De getallen zijn absolute waarden voor het bereik 1.Limieten voor kpa zijn dezelfde als % 2.De waarden voor de alarmlimieten voor Inspiratoir CO2 en respiratiefrequentie worden niet weergegeven ALARM REGELEN Het symbool van de alarmbel geeft aan wanneer alarmen zijn ingesteld op aan of uit. Alle alarmen die worden aangestuurd via SNELLE OPZET, hebben dezelfde prioriteit. Wanneer alarmen aan staan en er een alarmlimiet wordt overschreden, klinkt er een toon, knippert het overtreden levensteken en verschijnt er een alarmbericht op het scherm. Zo regelt u een alarm: 1 Druk op ALARM. Dit onderdrukt het alarm gedurende 2 minuten. Opmerking: Als de alarmen zijn onderdrukt nadat u op de knop ALARMEN hebt gedrukt, klinkt na 60 seconden een waarschuwingstoon met twee snelle pieptonen. 2 Stel de oorzaak van het alarm vast. 3 Beoordeel de geschiktheid van de ingestelde limieten (BREED of SMAL). 4 Als de patiënt niet stabiel is, kunt u het alarm eventueel maximaal 15 minuten onderdrukken terwijl u met de patiënt bezig bent. Selecteer INSTELLEN niet opnieuw. 5 Zodra de patiënt stabiel is, kunt u zo nodig opnieuw INSTELLEN selecteren. 2 Elementaire oriëntering WAARSCHUWING! Mogelijke weigering om een conditie buiten bereik waar te nemen. Als INSTELLEN nogmaals wordt geselecteerd, worden de alarmgrenzen opnieuw ingesteld aan de hand van de actuele levenstekenen van de patiënt. Dit kan buiten het veilige bereik voor de patiënt zijn. Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

46 Elementaire oriëntering Wanneer een alarm aan is, kunt u dit maximaal 15 minuten tijdelijk onderdrukken. Zo kunt u een alarm tijdelijk onderdrukken: 1 Druk op ALARM. 2 Selecteer ONDERDRUKKEN. 3 Selecteer een onderdrukkingsduur van 2, 5, 10 of 15 minuten. 4 Het bericht ALARMEN ONDERDRUKT wordt onderaan het scherm weergegeven. Indien de alarmen langer dan twee minuten worden onderdrukt, klinkt om de 2,5 minuut een waarschuwingstoon met twee snelle pieptonen. Indien de alarmen twee minuten worden onderdrukt, gaat het waarschuwingstoon na 60 seconden af. Opmerking: Wanneer u PAUZEREN selecteert, wordt het VF/VT-alarm niet onderdrukt. OP DE VOEDING AANSLUITEN De LIFEPAK 20e defibrillator/monitor en de optionele CodeManagement Module werken op wisselstroom (netvoeding) of op hun interne lithium-ionbatterijen. Terwijl het toestel ingeschakeld en in gebruik is, kunt u overschakelen van batterijvoeding naar netvoeding of vice versa door het netsnoer aan te sluiten of los te koppelen. Wanneer de CodeManagement Module wordt aangesloten op de LIFEPAK 20e defibrillator, wordt één netsnoer gebruikt om zowel de defibrillator als de CodeManagement Module van stroom te voorzien. BELANGRIJK: Het wisselstroomnetsnoer is het mechanisme voor veilig loskoppelen. Zorg dat alle aansluitingen op elk ogenblik vrij toegankelijk zijn. WAARSCHUWING! Risico op uitschakeling van de defibrillator. Houd u, als de defibrillator op batterijvoeding werkt, aan de intervallen voor batterijonderhoud en -vervanging, zoals beschreven in het hoofdstuk Levensduur en prestaties van de batterijen, om mogelijke uitschakeling van de defibrillator te voorkomen. Als de defibrillator zonder waarschuwing wordt uitgeschakeld of als een bericht BATTERIJ BIJNA LEEG: NETVOEDING AANSLUITEN op het monitorscherm verschijnt, moet u onmiddellijk het netsnoer op een stopcontact aansluiten. Werken op netvoeding Wanneer de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor op netvoeding werkt, brandt de LED van de netvoeding. Wanneer de defibrillator niet wordt gebruikt, blijft de lading van de accu het best gehandhaafd als het netsnoer is aangesloten op een stopcontact en de defibrillator is uitgeschakeld. Opmerking: Wanneer de CodeManagement Module is bevestigd aan de defibrillator, lichten de groene LED op de CodeManagement Module en de LED van de wisselstroom op de defibrillator allebei op terwijl het apparaat is aangesloten op de wisselstroom. WERKEN OP DE BATTERIJ De LIFEPAK 20e defibrillator/monitor en de CodeManagement Module hebben elk een interne batterij. De werking op batterij voor de defibrillator wordt hieronder toegelicht. De werking op batterij voor de CodeManagement Module wordt toegelicht op bladzijde Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

47 Elementaire oriëntering Batterij LIFEPAK 20e defibrillator/monitor De interne lithium-ionbatterij is oplaadbaar en bedoeld voor gebruik als de netvoeding niet beschikbaar is of als het toestel mobiel wordt gebruikt, zoals tijdens transport. De defibrillator schakelt automatisch over op batterijvoeding wanneer het netsnoer uit het stopcontact of uit de defibrillator wordt gehaald. Een nieuwe volledig opgeladen batterij voorziet in ongeveer 140 ontladingen van 360 Joule, 110 minuten aan pacing of ongeveer 210 minuten continue bewaking voordat de defibrillator wordt uitgeschakeld. Als er één knipperende rode balk verschijnt in de batterijindicator en de melding BATTERIJ BIJNA LEEG: NETVOEDING AANSLUITEN op het monitorscherm wordt weergegeven, moet u onmiddellijk het netsnoer op een stopcontact aansluiten om het gebruik voort te zetten en de batterij opnieuw op te laden. Als er vaak berichten verschijnen dat de batterij bijna leeg is, kan dit erop wijzen dat de batterij moet worden vervangen. Neem voor assistentie contact op met de technische ondersteuningsdienst van Physio-Control of met bevoegd servicepersoneel. Sluit de defibrillator na gebruik altijd aan op de netvoeding om de batterij weer op te laden. Het duurt doorgaans 4 uur om een accu die helemaal leeg is volledig op te laden. Gedeeltelijk lege batterijen hebben een oplaadtijd nodig die equivalent is aan de tijd dat de defibrillator werd gebruikt. Als de defibrillator bijvoorbeeld één uur werd gebruikt, duurt het ook één uur om de batterij weer op te laden. Nieuwe batterijen of batterijen die langdurig opgeslagen zijn geweest, moeten voorafgaand aan het gebruik opnieuw worden opgeladen. Sluit de defibrillator aan op een stopcontact om de batterij volledig op te laden. Opmerking: de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor is bedoeld voor werking met de geplaatste interne batterij. Als de batterij ontbreekt of defect is, werkt het toestel, wanneer dit is aangesloten op de netvoeding, nog steeds en licht de LED Service op bij inschakeling. Neem voor assistentie contact op met de technische ondersteuningsdienst van Physio-Control of met bevoegd servicepersoneel. Levensduur en prestaties van de batterijen Verschillende factoren beïnvloeden de prestaties en levensduur van lithium-ionbatterijen, zoals: 1 Het gebruik van de defibrillator voor het bijstaan van patiënten ('aan'-tijd en gebruik voor schokken). 2 Veelvuldig gebruik van de defibrillator terwijl de batterij een minimale capaciteit heeft (batterij bijna leeg). 3 De normale zelfontlading van de batterij en de energie die wordt gebruikt door de zelftests van de defibrillator. Ter optimalisatie van prestaties en levensduur van batterijen, sluit u de defibrillator/monitor op een stopcontact aan om de batterij op te laden wanneer de defibrillator/monitor niet in gebruik is. Ter herinnering kunt u de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor zo instellen dat er een reeks waarschuwingspieptonen wordt afgegeven, geïdentificeerd als VERLIES NETVOEDING, wanneer de defibrillator wordt uitgeschakeld en niet op een stopcontact is aangesloten (zie Algemeen setupmenu, pagina 8-4). Nadat het alarm VERLIES NETVOEDING is geïnitieerd, blijft de defibrillator elke twee minuten piepen, tot deze op de netvoeding wordt aangesloten. Opmerking: wanneer de defibrillator is aangesloten op de netvoeding, wordt de batterijconditie periodiek gecontroleerd. Wanneer de batterij ontbreekt of niet wordt opgeladen, licht de LED Service op zodra de defibrillator weer wordt ingeschakeld. Voer de defibrillatiefunctietest uit als u de batterijcapaciteit wilt testen (zie Onderhouds- en testschema, pagina 7-2). Opmerking: zelfs bij goed onderhoud moet de interne oplaadbare lithium-ionbatterij elke twee jaar worden vervangen. 2 Elementaire oriëntering Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

48 Elementaire oriëntering Batterijindicator De batterijindicator geeft bij benadering de beschikbare werkingstijd op batterijvoeding weer voor de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor. Dit toont niet de batterijstatus voor de CodeManagement Module. De batterijindicator wordt weergegeven op het scherm nadat de defibrillator is ingeschakeld. (Zie Afbeelding 2-13, bladzijde 2-11.) Het aantal balkjes dat oplicht geeft de batterijcapaciteit aan en hoe lang de batterij nog energie aan de defibrillator zal leveren. Bij een nieuwe, volledig opgeladen batterij worden vier groene balkjes weergegeven, waarmee wordt aangegeven dat de batterij is opgeladen tot een capaciteit van 100%. Naarmate de batterijlading en de batterijcapaciteit afnemen, worden de indicatiebalkjes steeds kleiner. Eén knipperend rood balkje geeft aan dat de batterij bijna of helemaal leeg is. Zie Tabel 2-2. Tabel 2-2 Batterijindicator Batterijindicator Batterijstatus Berichten en tonen Batterijcapaciteit (percentage) Vier groene balkjes Geen Drie groene balkjes Geen Twee groene balkjes Geen Eén groen balkje Geen Eén geel balkje Eén knipperend rood balkje BATTERIJ BIJNA LEEG Drie pieptonen (één keer). Bericht blijft in berichtgebied staan, indien nodig afgewisseld met andere berichten. BATTERIJ BIJNA LEEG: NETVOEDING AANSLUITEN Drie pieptonen (elke 20 seconden). Bericht blijft in berichtgebied staan, indien nodig afgewisseld met andere berichten Het is belangrijk in gedachten te houden dat zowel de lading (spanning) als de capaciteit factoren zijn die bijdragen aan de weergave van de batterijindicator. De batterijindicator toont bijvoorbeeld twee groene balkjes voor een nieuwe batterij met een capaciteit van 100% die voor 50% is opgeladen. Bij een oudere batterij die voor 100% is opgeladen en slechts een capaciteit van 50% heeft, worden ook twee groene balkjes weergegeven. Met het onderstaande wordt dit voorbeeld duidelijker. Deze batterij heeft vrijwel geen capaciteit of lading: Bij een nieuwe batterij met een capaciteit van 100% geeft dit symbool aan dat de batterij voor 50% is opgeladen (bijna geen lading). Bij een oudere batterij met een capaciteit van 50% geeft dit symbool aan dat de batterij voor 100% is opgeladen (bijna geen capaciteit) Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

49 Elementaire oriëntering Batterij CodeManagement Module De CodeManagement Module heeft een interne, oplaadbare lithium-ionbatterij. Wanneer de CodeManagement Module correct is aangesloten op de LIFEPAK 20e defibrillator en de wisselstroom, worden de batterijen in zowel de defibrillator als de CodeManagement Module opgeladen. Wanneer het apparaat wordt losgekoppeld van de wisselstroom, schakelen zowel de defibrillator als de CodeManagement Module automatisch naar het batterijvermogen. Om ervoor te zorgen dat de CodeManagement Module altijd klaar is voor gebruik, moet u deze, wanneer mogelijk, aangesloten houden op een stopcontact. WAARSCHUWING! Mogelijke uitschakeling van CO2-bewaking. Wanneer wordt gewerkt op batterijvermogen, moet u de aanbevolen intervallen voor het opladen en vervangen van batterijen naleven om de mogelijke uitschakeling van de CO2-bewaking voorkomen. Als het bericht AANSLUITEN OP NETVOEDING op het monitorscherm verschijnt, dient u onmiddellijk het netsnoer op een stopcontact aan te sluiten. Opmerking: Er wordt één netsnoer gebruikt om zowel de defibrillator als de CodeManagement Module van stroom te voorzien. Als het vermogen van de batterij in de CodeManagement Module laag is en de LIFEPAK 20e defibrillator is ingeschakeld, verschijnt het bericht AANSLUITEN OP NETVOEDING en worden elke 20 seconden drie pieptonen weergegeven. Een nieuwe, volledig opgeladen batterij voor de CodeManagement Module biedt 270 minuten continue CO2-bewaking. Standaard moet een nieuwe, volledig ontladen batterij, gedurende 4 uur worden opgeladen om terug de volledige capaciteit te hebben. De batterij moet elke twee jaar worden vervangen. Het vervangen van de batterij moet gebeuren door bevoegd servicepersoneel. 2 Elementaire oriëntering Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

50

51 3 Bewaking BEWAKING In dit hoofdstuk worden de bewakingsfuncties van de LIFEPAK 20e-defibrillator/ monitor beschreven. ECG-bewaking bladzijde 3-2 SpO2-bewaking 3-10 EtCO2-bewaking 3-18 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

52 Bewaking ECG-BEWAKING In de volgende paragrafen worden de volgende onderwerpen beschreven: Waarschuwing bij ECG-bewaking ECG-afleiding en -maat selecteren Het systole-toonvolume instellen ECG-bewaking met paddle-accessoires Bewaking met patiënten-ecg-kabel Tips voor het oplossen van problemen bij ECG-bewaking Waarschuwing bij ECG-bewaking WAARSCHUWING! Mogelijk verkeerde interpretatie van ECG-data. De frequentiereactie van het monitorscherm is uitsluitend bestemd voor elementaire identificatie van het ECG-ritme; deze biedt niet de benodigde resolutie voor diagnostiek en interpretatie van ST-segmenten. Voor diagnostiek of interpretatie van ST-segmenten of voor het versterken van interne pacemakerpulsaties dient de ECG-kabel te worden aangesloten. Druk vervolgens het ECG-ritme af met de diagnostische frequentiereactie (DIAG). ECG-afleiding en -maat selecteren Er zijn twee methoden voor het selecteren of wijzigen van de ECG-afleidingen. Beide methoden zijn beschikbaar op uw LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor. De beschikbare afleidingen zijn afhankelijk van de ECG-kabel (3- of 5-afleidingen) die op het toestel zijn aangesloten. Zo wijzigt u de ECG-afleiding met behulp van de knop AFL.: 1 Druk op AFLEIDING. Als er een ECG-afleiding wordt weergegeven, verandert deze automatisch in de paddleafleiding. Als PADDLE-afleiding wordt weergegeven, verandert de afleiding automatisch in Afleiding II. 2 Als het menu Afleiding wordt weergegeven, drukt u opnieuw op de knop AFL. of draait u aan het selectiewiel om een andere afleiding te selecteren. De gemarkeerde selectie laat de ECG-afleiding zien. Opmerking: Wanneer het VF/VTalarm aanstaat, bent u beperkt tot PADDLE-afleiding of afleiding II in kanaal 1. Zie Alarmen instellen, pagina Opmerking: Als een of meer afleidingensets vooraf zijn geconfigureerd, worden deze weergegeven in het menu. Zie bladzijde 8-10 voor informatie over het configureren van afleidingensets. 3-2 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

53 Bewaking Zo selecteert of wijzigt u de ECGafleiding met het selectiewiel: 1 Markeer en selecteer KANAAL 1 en vervolgens AFLEIDING om de primaire ECGafleidingskeuzemogelijkheden te verkrijgen. 2 Wijzig de ECG-afleiding door aan het selectiewiel te draaien. De gemarkeerde selectie laat de ECG-afleiding zien. 3 Herhaal Stap 1 en Stap 2 om weergegeven golfcomplexen voor kanaal 2 te selecteren of te wijzigen. U kunt de ECG-maat selecteren of wijzigen met behulp van de knop MAAT of het selectiewiel. Als er een ECG aanwezig is op kanaal 2, wordt de maat automatisch zodanig gewijzigd dat deze overeenkomt met de maat van kanaal 1. 3 Bewaking Zo selecteert of wijzigt u de ECG-maat met de knop MAAT: 1 Druk op de knop MAAT. 2 Wanneer het menu Maat wordt weergegeven, drukt u opnieuw op de knop MAAT. De gemarkeerde selectie laat de actuele ECG-maat zien. Zo selecteert of wijzigt u de ECG-maat met het selectiewiel: 1 Om het primaire ECG te verkrijgen, markeert en selecteert u KANAAL 1 en vervolgens MAAT. 2 Wijzig de ECG-maat door aan het selectiewiel te draaien. De gemarkeerde selectie laat de actuele ECG-maat zien. Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

54 Bewaking Het systole-toonvolume instellen U kunt het systole-toonvolume instellen door hartfrequentie (HR) te markeren en te selecteren in het bewakingsveld van het scherm. De volgende overlay wordt weergegeven: 1 Draai het selectiewiel naar het gewenste volume. 2 Druk op het hoofdscherm om af te sluiten. ECG-bewaking met paddle-accessoires Anterior-laterale plaatsing Anterior-laterale plaatsing is de enige plaatsing die mag worden gebruikt voor ECG-bewaking met paddle-accessoires. 1 Plaats ofwel de - ofwel de +-therapie-elektrode, of de apexpaddle, lateraal van de linkertepel van de patiënt in de midaxillaire lijn, met het midden van de elektrode zo mogelijk in de midaxillaire lijn. Zie Afbeelding 3-1. Anterior Anterior Sternum QUIK-COMBOelektroden Lateraal Afbeelding 3-1 Anterior-laterale plaatsing FAST-PATCH elektroden Lateraal Apex Standaardpaddles 2 Plaats de andere therapie-elektrode of de sternumpaddle rechtsboven op het bovenlijf van de patiënt, lateraal van het sternum en onder de clavicula, zoals getoond in Afbeelding 3-1. Speciale plaatsingssituaties Bij het plaatsen van therapie-elektroden of standaardpaddles dient u rekening te houden met speciale vereisten in de volgende mogelijke situaties. Zwaarlijvige patiënten of patiënten met grote borsten Plaats de therapie-elektroden of standaardpaddles zo mogelijk op een vlak gedeelte op de borstkas. Als huidplooien of borstweefsel een goede adhesie belemmeren, kan het nodig zijn huidplooien uit te spreiden om een vlak oppervlak te creëren. Magere patiënten Volg de contouren van de ribben en ruimtes bij het aanbrengen van de therapie-elektroden of standaardpaddles op het bovenlijf. Hierdoor beperkt u de luchtruimtes of -gaten onder de elektroden en zorgt u voor een goed contact met de huid. 3-4 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

55 Bewaking Patiënten met geïmplanteerde pacemakers Plaats de therapie-elektroden of standaardpaddles zo mogelijk uit de buurt van de interne pulsgenerator. Patiënten met geïmplanteerde defibrillatoren Breng de therapie-elektroden of standaardpaddles aan in de anterior-laterale positie en behandel deze patiënt als alle andere patiënten die eerste hulp nodig hebben. 3 Bewaking Procedure voor bewaking met paddles Zo bewaakt u met behulp van therapie-elektroden of standaardpaddles: 1 Druk op AAN. 2 Bereid de huid van de patiënt voor: Verwijder overtollig borsthaar zo veel mogelijk. Zorg dat u geen krasjes of sneden in de huid maakt. Voorkom zo veel mogelijk dat therapie-elektroden of standaardpaddles op niet-intacte huid worden geplaatst. Was en droog de huid. Gebruik geen alcohol, benzoëtinctuur of deodorant om de huid voor te bereiden. 3 Breng de therapie-elektroden of standaardpaddles aan in de anterior-laterale positie. Controleer bij therapie-elektroden of de verpakking is verzegeld en of de uiterste gebruiksdatum niet is verstreken. Breng bij standaardpaddles geleidende gel aan over het gehele elektrodeoppervlak. 4 Sluit de disposable therapie-elektroden op de therapiekabel aan. 5 Selecteer PADDLE-afleiding. Bewaking met patiënten-ecg-kabel Er zijn twee ECG-kabels verkrijgbaar voor ECG-bewaking, zoals getoond in Afbeelding 3-2: kabels met 3 afleidingen en kabels met 5 afleidingen. De patiënten-ecg-kabel aansluiten Sluit de kabel aan door de connector van de hoofdkabel in de groene elektrisch geïsoleerde ECG-connector op de monitor te plaatsen. 3-draads kabel 5-draads kabel Afbeelding draads en 5-draads ECG-kabels Procedure voor ECG-bewaking 1 Druk op AAN. 2 Sluit de ECG-kabel op de monitor aan. Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

56 Bewaking 3 Identificeer de juiste elektrodenplaatsen op de patiënt zoals getoond in Afbeelding 3-3. RA/R C/C LA/L AHA-labels IEC-labels RA Rechterarm R Rechts LA Linkerarm L Links RL* Rechterbeen N Negatief LL Linkerbeen F Voet C* Borstkas C Borstkas RL/N LL/F * Opmerking: Niet gebruikt voor 3-afleidingenkabel. Afbeelding 3-3 Elektrodenplaatsing voor ECG-bewaking 4 Bereid de huid van de patiënt voor op het aanbrengen van de elektroden: Scheer overtollig haar op de plaats van de elektrode weg. Zorg dat de elektroden niet boven pezen en grote spiermassa's worden geplaatst. Maak een vette huid schoon met een beetje alcohol. Droog de plaats door stevig wrijven. 5 Breng ECG-elektroden aan: Controleer of de verpakking is verzegeld en of de uiterste gebruiksdatum niet is verstreken. Breng een elektrode aan op elk van de afleidingsdraden. Pak het lipje van de elektrode vast en trek de elektrode uit de verpakking. Inspecteer de elektrodengel en controleer of deze intact is (als dit niet het geval is, werpt u de elektrode weg). Houd de elektrode met beide handen strak. Breng de elektrode vlak op de huid aan. Spreid de tape gelijkmatig naar buiten uit. Druk niet op het midden van de elektrode. Maak de klem van de hoofdkabel vast aan de kleding van de patiënt. Opmerking: Zorg ervoor dat de elektroden niet in contact komen met een ander geleidend onderdeel, inclusief de aarding. 6 Selecteer afleiding 3 op het monitorscherm. 7 Stel zo nodig de ECG-maat bij. 8 Druk op PRINTEN voor een ECG-print. Vereisten voor ECG-elektroden De kwaliteit van de elektrode is van wezenlijk belang voor het verkrijgen van een niet-vervormd ECG-signaal. Controleer altijd de datumcode op de verpakking van de elektroden voor de uiterste gebruiksdatum voordat u de elektroden op een patiënt aanbrengt. Gebruik geen elektroden waarvan de uiterste gebruiksdatum is verstreken. Wegwerpelektroden zijn bestemd voor eenmalig gebruik. Gebruik voor de beste resultaten bij ECG-bewaking zilver/zilverchloride-elektroden (Ag/AgCl). Met deze elektroden krijgt u een snelle weergave van het ECG na defibrillatie. Berichten 'Afleidingen los' Als een elektrode of afleidingsdraad losraakt tijdens de ECG-bewaking, geeft de monitor een akoestisch alarm en wordt een bericht 'Afleidingen los' weergegeven. Het ECG wordt een streepjeslijn. Het alarm en de berichten blijven aanhouden totdat een van de volgende handelingen wordt uitgevoerd: De afleidingsdraad wordt opnieuw aangesloten Er wordt een andere afleiding gekozen, met afleidingsdraden die wel zijn aangesloten De stroom wordt uit- en weer ingeschakeld. 3-6 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

57 Bewaking Kleurcodering voor ECG-afleidingen De afleidingsdraden en de drukelektroden voor de patiënten-ecg-kabel hebben een kleurcodering volgens AHA- of IEC-normen zoals vermeld in Tabel Bewaking Tabel 3-1 Kleurcodering van ECG-afleidingen Afleidingen AHA-label AHA-kleur IEC-label IEC-kleur Extremiteitenafleidingen RA Wit R Rood LA Zwart L Geel RL Groen N Zwart LL Rood F Groen C Bruin C Bruin Patiënten met interne pacemakers bewaken De LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor maakt gewoonlijk geen gebruik van interne pacemakerpulsaties om de hartfrequentie te berekenen. De monitor kan echter interne pacemakerpulsaties detecteren als QRS-complexen. Dit kan leiden tot een onnauwkeurige weergave van de hartfrequentie. Interne pacemakerpulsaties met een kleinere amplitude worden mogelijk niet duidelijk onderscheiden. De detectie en de weergave van interne pacemakerpulsaties kan worden verbeterd door de interne pacemakerdetector in te schakelen en/of de ECG-kabel aan te sluiten, een ECG-afleiding te selecteren en het ECG af te drukken in de diagnostische frequentiereactie. Pacemakerpulsaties met een grote amplitude kunnen de stroomkring voor de detector van het QRS-complex zodanig overladen dat er geen gestimuleerde QRS-complexen worden geteld. Om het opnemen van het ECG van grote unipolaire pacemakerpulsaties bij het bewaken van patiënten met een interne pacemaker te minimaliseren, moeten de ECG-elektroden zodanig worden geplaatst dat de lijn tussen de positieve en negatieve elektroden loodrecht staat op de lijn tussen de pulsgenerator en het hart. De LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor annoteert interne pacemakerpulsaties met een lege pijl op het scherm en op het afgedrukte ECG als deze functie is geconfigureerd of als deze functie AAN staat. Valse annotaties van deze pijl kunnen optreden als ECG-artefacten de interne pacemakerpulsaties imiteren. In het geval van foutieve annotaties kunt u de detectiefunctie deactiveren met het menu Opties/Pacing/Interne pacer (zie Afbeelding 2-7). Zie ook Setupmenu voor pacing in Tabel 8-9. De patiëntgeschiedenis en andere data van ECG-golfcomplexen zoals brede QRS-complexen moeten worden gebruikt om de aanwezigheid van een interne pacemaker vast te stellen. Tips voor het oplossen van problemen bij ECG-bewaking Als tijdens ECG-bewaking problemen optreden, controleer dan de lijst met observaties in Tabel 3-2 voor hulp bij het oplossen van deze problemen. Zie voor het oplossen van elementaire problemen zoals geen voeding Algemene tips voor het oplossen van problemen in Paragraaf 7. Tabel 3-2 Tips voor het oplossen van problemen bij ECG-bewaking Observatie Mogelijke oorzaak Corrigerende handeling 1 Scherm leeg en LED AAN brandt. Het scherm functioneert niet goed. Druk ECG af op de recorder als back-up. Neem contact op met bevoegd servicepersoneel voor reparatie. Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

58 Bewaking Tabel 3-2 Tips voor het oplossen van problemen bij ECG-bewaking (vervolg) Observatie Mogelijke oorzaak Corrigerende handeling Controleer aansluitingen van therapie-elektroden. 2 Een van deze berichten wordt weergegeven: BEVESTIG ELEKTRODEN SLUIT ECG-AFL. AAN ECG-AFLEIDINGEN LOS XX-AFLEIDINGEN LOS 3 Slechte kwaliteit van ECG-signaal. Therapie-elektroden zijn niet aangesloten. Een of meer ECG-elektroden zijn losgeraakt. ECG-kabel is niet aangesloten op de monitor. Slechte adhesie van elektrode aan patiënt. Gebroken afleidingsdraad ECG-kabel. Slecht contact van elektrode met huid. Verouderde, gecorrodeerde of uitgedroogde elektroden. Losse verbinding. Beschadigde kabel of connector/afleidingsdraad. Elektroden/afleidingsdraad misplaatst. Ruis vanwege HF-storing. Controleer aansluitingen van ECG-elektroden. Controleer aansluitingen van ECG-kabel. Verplaats de kabel en/of de afleidingsdraden om te voorkomen dat de elektroden van de patiënt worden weggetrokken. Bereid de huid voor en breng de elektrode(n) opnieuw aan. Selecteer een andere afleiding. Selecteer de PADDLE-afleiding en gebruik standaardpaddles of therapie-elektroden voor ECGbewaking. Controleer de continuïteit van de ECG-kabel. Verplaats de kabel en/of de afleidingsdraden om te voorkomen dat de elektroden van de patiënt worden weggetrokken. Maak de haak van de hoofdkabel vast aan de kleding van de patiënt. Bereid de huid voor en breng de elektrode(n) opnieuw aan. Controleer de datumcodes op de elektrodenverpakkingen. Gebruik uitsluitend elektroden van zilver/ zilverchloride waarvan de uiterste gebruiksdatum niet is verstreken. Bewaar elektroden in de verzegelde verpakking totdat ze worden gebruikt. Controleer de kabelverbindingen en/of sluit deze opnieuw aan. Inspecteer ECG- en therapiekabels. Vervang deze als ze beschadigd zijn. Controleer de kabel met een simulator; vervang de kabel wanneer u een defect waarneemt. Bevestig juiste plaatsing. Selecteer afleidingsweergave met optimale QRS-detectie. Controleer op apparatuur (zoals radiozenders) die HF-storing veroorzaakt en verplaats deze of zet de voeding van het toestel uit. 3-8 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

59 Bewaking Tabel 3-2 Tips voor het oplossen van problemen bij ECG-bewaking (vervolg) Observatie Mogelijke oorzaak Corrigerende handeling 4 Verloop van basislijn (lage frequentie/hoge amplitude). 5 Klein basislijnartefact (hoge frequentie/lage amplitude). 6 Systolepieptonen niet hoorbaar of doen zich niet voor bij elk QRScomplex. 7 Monitor geeft streepjeslijn weer zonder bericht voor losse ECGafleidingen. 8 Weergave hartfrequentie (HR) verschilt van pulsatiefrequentie. 9 Interne pacemakerpulsaties moeilijk te zien. Huid niet goed voorbereid. Slecht contact van elektrode met huid. Diagnostische frequentiereactie. Huid niet goed voorbereid. Isometrische spierspanning in armen/benen. Volume te laag. QRS-amplitude te klein voor detectie. PADDLE-afleiding geselecteerd, maar patiënt aangesloten op ECG-kabel. Monitor detecteert de interne pacemakerpulsaties van de patiënt. Pulsaties van pacemaker zijn heel klein. Controleer de zichtbaarheid van frequentiereactielimieten. Bereid de huid voor en breng nieuwe elektroden aan. Controleer of de elektroden een goede adhesie hebben. Druk het ECG af in frequentiereactie van monitor. Bereid de huid voor en breng nieuwe elektroden aan. Controleer of de extremiteiten op een steungevend oppervlak rusten. Controleer of de elektroden een goede adhesie hebben. Stel het volume bij. Wijzig ECG-afleiding. Selecteer een van de extremiteitenafleidingen. Bereid de huid voor en breng nieuwe elektroden aan op een andere plaats. Selecteer afleidingsweergave met optimale QRS-detectie. Schakel interne pacemakerdetector in (zie bladzijde 3-7). Sluit ECG-kabel aan en selecteer ECG-afleiding in plaats van paddles. Druk ECG af in diagnostische mode (zie bladzijde 3-5). 3 Bewaking Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

60 Bewaking SpO2-BEWAKING In de volgende alinea's worden de volgende onderwerpen beschreven: Waarschuwingen en waarschuwingsberichten bij SpO2 Wanneer een pulsatieoximeter moet worden gebruikt Werking van een pulsatieoximeter Overwegingen voor SpO2-bewaking SpO2-bewakingsprocedure SpO2-golfcomplex SpO2-volume Gevoeligheid Gemiddelde tijd Pulsatieoximetersensoren Geen impliciete toestemming Reinigen Tips voor het oplossen van problemen bij SpO2 Waarschuwingen en waarschuwingsberichten bij SpO2 WAARSCHUWINGEN! Gevaar voor schokken en brandwonden. Lees vóór gebruik van het apparaat deze gebruiksaanwijzing, de gebruiksaanwijzingen van de sensor en de verlengkabel en alle voorzorgsmaatregelen zorgvuldig door. Gevaar voor schokken en brandwonden. Zuurstof-transducers van andere fabrikanten kunnen een verkeerde werking van de oximeter tot gevolg hebben en de certificatie van de veiligheidsinstantie ongeldig maken. Gebruik uitsluitend zuurstof-transducers die voor dit product zijn goedgekeurd. Onnauwkeurige pulsatieoximeterwaarden. Gebruik geen beschadigde verlengkabel of een kabel met blootliggende elektrische contacten. Gebruik nooit meer dan één verlengkabel tussen de pulsatieoximeter en de sensor. Onnauwkeurige pulsatieoximeterwaarden. Gebruik geen beschadigde sensor. Verander niets aan de sensor. Veranderingen of aanpassingen kunnen het functioneren van de sensor en/of de nauwkeurigheid nadelig beïnvloeden. Onnauwkeurige pulsatieoximeterwaarden. Sensoren die op onjuiste wijze op de patiënt worden aangebracht en hierdoor aan omgevingslicht, zoals zonlicht, operatielampen of een bilirubinelamp, worden blootgesteld, kunnen onnauwkeurige saturatiewaarden vertonen. Plaats de sensor goed op de patiënt en controleer regelmatig of de sensor goed is aangebracht om nauwkeurige waarden te waarborgen. Onnauwkeurige pulsatieoximeterwaarden. Ernstige anemie, significante bloedniveaus van carboxyhemoglobine of methemoglobine, verhoogde totale bilirubineniveaus, intravasculaire kleurstoffen die de gebruikelijke bloedpigmentatie wijzigen, overmatige beweging van de patiënt, veneuze pulsaties, elektrochirurgische storingen, blootstelling aan straling en het plaatsen van de sensor op een extremiteit die een bloeddrukmanchet, een intravasculaire lijn of extern aangebrachte kleuringen (bijvoorbeeld nagellak) heeft, kunnen de werking van de oximeter verstoren. De gebruiker moet door en door vertrouwd zijn met de werking van de oximeter alvorens deze te gebruiken Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

61 Bewaking WAARSCHUWINGEN! (VERVOLG) Onnauwkeurige pulsatieoximeterwaarden. De pulsaties van een intra-aortale ballonpomp kunnen de pulsatiefrequentie doen toenemen. Controleer de pulsatiefrequentie van de patiënt aan de hand van de ECG-hartfrequentie. 3 Bewaking Huidletsel. Langdurig, continu gebruik van een sensor kan irritatie, blaarvorming of necrose van de huid als gevolg van druk veroorzaken. Controleer de plaats van de sensor regelmatig op basis van de conditie van de patiënt en het type sensor. Verplaats de sensor als zich veranderingen in de huid voordoen. Gebruik geen tape voor het bevestigen van de sensor, dit kan onnauwkeurige metingen of beschadigingen aan de sensor of de huid veroorzaken. Mogelijke strangulatie. Leg de patiëntbekabeling zorgvuldig aan om de kans dat de patiënt erin verstrikt of bekneld raakt zo klein mogelijk te houden. LET OP! Risico op materiële schade. Om te voorkomen dat de verlengkabel of de sensor beschadigd wordt, moeten de connectors en niet de kabels worden vastgehouden tijdens het losmaken. Wanneer een pulsatieoximeter moet worden gebruikt Een pulsatieoximeter is een non-invasief instrument dat de zuurstofsaturatie in arterieel bloed (SpO2) controleert en mag niet worden gebruikt als apneumonitor of als een vervanging of substituut voor aritmieanalyse op basis van een ECG. De pulsatieoximeter wordt gebruikt voor het bewaken van patiënten die risico lopen om hypoxemie te ontwikkelen. Indien er geen pulsatieoximeter wordt gebruikt, is de enige indicatie van hypoxemie een donkere verkleuring van de huid, nagelbedden en slijmvliezen van de patiënt, die gepaard gaat met rusteloosheid en verwarring. Deze indicaties zijn echter niet afdoende en ze verschijnen pas wanneer de patiënt hypoxemie heeft ontwikkeld. Pulsatieoximetrie is een hulpmiddel dat ter aanvulling op de beoordeling van de patiënt kan worden gebruikt. Zorg ervoor dat de patiënt te allen tijde wordt onderzocht en dat er niet uitsluitend wordt afgegaan op de SpO2-waarden. Als er aanwijzingen zijn voor verminderde zuurstofsaturatie bij de patiënt, moeten bloedmonsters worden geanalyseerd met behulp van laboratoriumapparatuur om de conditie van de patiënt goed te kunnen bepalen. Werking van een pulsatieoximeter Een pulsatieoximetersensor stuurt licht door een vlezige plaats op het lichaam (meestal een vinger of een oorlel). De sensor stuurt licht van de zendende dioden naar de ontvangende detector zoals getoond in Afbeelding 3-4. Zuurstofrijk bloed absorbeert licht anders dan zuurstofarm bloed. De pulsatieoximeter zet de hoeveelheid ontvangen licht om in een saturatiepercentage en geeft een SpO2-waarde weer. Normale waarden variëren gewoonlijk van 95% tot 100% op zeeniveau. Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

62 Bewaking Sensor (houdt LED s en detector op hun plaats) Lichtdioden Rood Infrarood Licht ontvangende detector Afbeelding 3-4 Hoe een pulsatieoximeter werkt De kwaliteit van de SpO2-waarde hangt af van de juiste sensormaat en -plaatsing, een toereikende doorbloeding op de plaats van de sensor, de beweging van de patiënt en blootstelling aan omgevingslicht. Bij een zeer lage perfusie op de plaats waar wordt gemeten is het bijvoorbeeld mogelijk dat lagere waarden worden afgelezen dan de werkelijke arteriële zuurstofsaturatie. Bij uw lokale vertegenwoordiger van Physio-Control zijn testmethoden voor nauwkeurigheid verkrijgbaar. Overwegingen voor SpO2-bewaking Elke oximetersensor wordt op een specifieke plaats op de patiënt aangebracht. Gebruik de volgende criteria om de juiste sensor te selecteren: Gewicht van de patiënt Perfusie naar en door de extremiteiten van de patiënt Activiteitsniveau van de patiënt Beschikbare toepassingsplaatsen op het lichaam van de patiënt Steriliteitsvereisten Verwachte duur van de bewaking Zo zorgt u voor een optimale en nauwkeurige prestatie: Gebruik een droge, geschikte sensor. Houd de plaats van de sensor op dezelfde plek als het hart van de patiënt. Breng de sensor aan volgens de aanwijzingen in de gebruiksaanwijzing die bij de sensor is meegeleverd. Neem alle waarschuwingen en waarschuwingsberichten in acht die in de gebruiksaanwijzing van de sensor vermeld staan. De sensoren zijn gevoelig voor licht. Als er te veel omgevingslicht aanwezig is, zoals zonlicht, operatielampen of een bilirubinelamp, moet de plaats van de sensor worden afgedekt met ondoorschijnend materiaal om het licht te blokkeren. Indien dit niet wordt gedaan, kunnen de metingen onnauwkeurig zijn Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

63 Bewaking Indien de bewegingen van de patiënt een probleem vormen, kunnen de volgende mogelijke oplossingen worden overwogen: Zorg dat de sensor goed vastzit en goed is uitgelijnd. Gebruik een nieuwe sensor met een nieuwe klevende deklaag. Verplaats de sensor zo mogelijk naar een minder actieve plaats. Opmerking: wanneer de sensor te strak wordt bevestigd of wanneer extra tape wordt gebruikt om de sensor op zijn plaats te houden, kunnen de meetresultaten onnauwkeurig zijn. 3 Bewaking SpO2-bewakingsprocedure De defibrillator regelt de voeding van de pulsatieoximeter. Wanneer de defibrillator wordt aangezet, wordt de oximeter aangezet en voert deze een zelftest uit die maximaal 10 seconden duurt. Wanneer de defibrillator wordt uitgezet, wordt ook de oximeter uitgezet. Om het accuvermogen te behouden, gaat de pulsatieoximeter op de slaapmode over wanneer deze niet wordt gebruikt. De slaapmode wordt in werking gesteld binnen 10 seconden nadat de sensor is losgemaakt. Tijdens de slaapmode geeft het scherm geen SpO2-informatie weer. De oximeter gaat weer op de normale mode over nadat een sensor of een patiëntsignaal wordt gedetecteerd. De oximeter verricht de zelftest wanneer deze weer van de slaapmode op de actieve mode overschakelt. De pulsatieoximeter meet SpO2-niveaus tussen 1% en 100%. Wanneer de SpO2-niveaus tussen 70% en 100% liggen, zijn de oximetermetingen nauwkeurig tot op ±3 cijfers. Wanneer de pulsatieoximeter SpO2-niveaus van minder dan 50% meet, geeft het scherm <50% weer. Ga als volgt te werk om de SpO2-niveaus van de patiënt te meten: 1 Sluit de SpO2-kabel op de monitor aan. 2 Bevestig de sensor aan de SpO2-kabel en op de patiënt. 3 Druk op AAN. 4 Let op de fluctuatie op de pulsbalk. De amplitude van de pulsbalk geeft de relatieve signaalkwaliteit aan. 5 Stel de gevoeligheid, de gemiddelde tijd en het SpO2-volume zo nodig bij. SpO2-golfcomplex Het SpO2-golfcomplex kan worden weergegeven op golfcomplexkanaal 2 door golfcomplexkanaal 2 te selecteren en vervolgens SpO2 te selecteren in het golfcomplexmenu. Het SpO2-golfcomplex past de grootte automatisch aan een optimale golfcomplexweergave aan. Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

64 Bewaking SpO2-volume Om het pulsatietoonvolume in te stellen, markeert en selecteert u SPO2 op het hoofdscherm. De volgende overlay wordt weergegeven: 1 Markeer en selecteer SpO2-VOLUME. 2 Draai het selectiewiel naar het gewenste volume. 3 Druk op het selectiewiel om het volume in te stellen. Gevoeligheid Met de instelling voor de gevoeligheid kunt u de oximeter instellen voor verschillende perfusiecondities. Om de gevoeligheid normaal of hoog in te stellen, markeert en selecteert u SPO2 in het hoofdscherm en selecteert u vervolgens GEVOELIGHEID. Voor de meeste patiënten wordt de normale instelling voor gevoeligheid aanbevolen. Met de hoge instelling voor gevoeligheid kan SpO2-bewaking worden verricht bij een lage perfusieconditie, zoals ernstige hypotensie bij een shock. Als de gevoeligheid voor SpO2 echter te hoog is ingesteld, is het signaal ontvankelijker voor artefacten. Het wordt aanbevolen de patiënt nauwkeurig te bewaken wanneer de hoge instelling voor gevoeligheid wordt gebruikt. Gemiddelde tijd Met de instelling voor gemiddelde tijd kunt u de tijdsperiode instellen die wordt gebruikt voor het middelen van de SpO2-waarde. Er zijn vier tijdsperioden beschikbaar voor middeling: 4, 8, 12 en 16 seconden. Om de middelingstijd in te stellen, markeert en selecteert u SPO2 in het hoofdscherm en selecteert u GEMIDDELDE TIJD. Voor de meeste patiënten wordt een gemiddelde tijd van 8 seconden aanbevolen. Voor patiënten met snel veranderende SpO2-waarden wordt een tijd van 4 seconden aanbevolen. De perioden van 12 en 16 seconden worden gebruikt wanneer artefacten de werking van de pulsatieoximeter beïnvloeden. Pulsatieoximetersensoren In de accessoirecatalogus worden de sensoren beschreven die u kunt gebruiken in combinatie met de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor. Voor het bestellen van sensoren en verlengkabels raadpleegt u de accessoirecatalogus of neemt u contact op met het plaatselijke verkooppunt van Physio-Control. Masimo SpO2-sensoren Lees de bij deze sensoren en kabels geleverde gebruiksaanwijzingen zorgvuldig door voor een volledige beschrijving, instructies, waarschuwingen, waarschuwingsberichten en specificaties Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

65 Bewaking Compatibiliteit met Nellcor-sensoren U kunt de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor bestellen met het oog op compatibiliteit met Nellcorsensoren. Als u de Nellcor-sensor wilt gebruiken in combinatie met de LIFEPAK 20e-defibrillator/ monitor, moet u de Masimo MNC-1-adapterkabel gebruiken. Lees de bij de Nellcor-sensoren en de Masimo MNC-1-adapterkabel geleverde gebruiksaanwijzingen zorgvuldig door voor een volledige beschrijving, instructies, waarschuwingen, waarschuwingsberichten en specificaties. 3 Bewaking Geen impliciete toestemming Het bezit of de aankoop van deze oximeter vormt geen uitdrukkelijke of impliciete toestemming om de oximeter te gebruiken met vervangingsonderdelen die, afzonderlijk of in combinatie met deze oximeter, binnen het kader van een of meer van de octrooien met betrekking tot dit toestel zouden kunnen vallen. Reinigen Als u de sensoren wilt reinigen, moet u ze eerst van de patiënt verwijderen en loskoppelen van de connectorkabel. U kunt de LNC- en LNOP DCI-sensoren reinigen door deze af te vegen met een doekje met 70% isopropylalcohol. Laat de sensoren drogen voordat u ze op een patiënt plaatst. De sensoren mogen niet worden gesteriliseerd. Om de connector en de adapterkabels te reinigen, dient u ze eerst te verwijderen van de defibrillator en ze vervolgens af te vegen met een doekje met 70% isopropylalcohol. Laat ze eerst drogen voordat u ze weer aansluit op de defibrillator. De sensoren mogen niet worden gesteriliseerd. Opmerking: de kabels mogen niet worden geweekt of worden ondergedompeld in een vloeistof. Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

66 Bewaking Tips voor het oplossen van problemen bij SpO2 Tabel 3-3 Tips voor het oplossen van problemen bij SpO2 Observatie Mogelijke oorzaak Corrigerende handeling 1 De oximeter meet een Te veel beweging van de Houd de patiënt stil. pulsatie, maar er is geen patiënt. Controleer of de sensor zuurstofsaturatie of goed vastzit. pulsatiefrequentie. Verplaats de sensor. Vervang de sensor. 2 SpO2 of pulsatiefrequentie verandert snel; pulsatiefrequentie is onregelmatig. 3 Er wordt geen SpO2-waarde weergegeven. 4 SPO2: GEEN SENSOR WAARGENOMEN wordt weergegeven. De perfusie van de patiënt kan te laag zijn. Te veel beweging van de patiënt. Een elektrochirurgische eenheid (ESU) kan de werking verstoren. Oximeter voert mogelijk een zelftest uit (duurt 10 seconden). De sensor is niet aangesloten op de patiënt of de kabel is losgeraakt van het toestel. Controleer de patiënt. Verhoog de gevoeligheid. Houd de patiënt stil. Controleer of de sensor goed vastzit. Verplaats de sensor. Vervang de sensor. Verhoog de gevoeligheid. Plaats de monitor zo ver mogelijk van de ESU vandaan. Sluit de ESU en de monitor op verschillende circuits aan. Plaats het aardingskussen van de ESU zo dicht mogelijk bij de chirurgieplaats. De sensor kan vochtig zijn, vervang deze. Verwijder de verlengkabel van de sensor en sluit de sensor rechtstreeks aan. Wacht tot de oximeter klaar is. Controleer of de sensor en de kabel goed zijn aangesloten Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

67 Bewaking Tabel 3-3 Tips voor het oplossen van problemen bij SpO2 (vervolg) Observatie Mogelijke oorzaak Corrigerende handeling 5 SPO2: bericht De sensor is losgeraakt van de Breng de sensor aan. CONTROLEER SENSOR patiënt of de kabel. Controleer of de sensor wordt weergegeven. goed vastzit. Te veel omgevingslicht. Verwijder of blokkeer de lichtbron zo mogelijk. Dek de sensor zo nodig af met ondoorschijnend materiaal. De patiënt heeft een zwakke Test de sensor op iemand pulsatie of lage bloeddruk. anders. Controleer of de perfusie van de patiënt toereikend is voor de plaats van de sensor. Controleer of de sensor goed vastzit en niet te strak zit. Controleer of de sensor niet op een extremiteit met een bloeddrukmanchet of een infuuslijn zit. Breng de sensor elders aan. 6 SPO2: ONBEKENDE SENSOR Er is een sensor op het toestel Zie wordt weergegeven. aangesloten die niet Pulsatieoximetersensoren, compatibel is met de Masimo pagina 3-14 voor sensorcompatibiliteit. SpO2-module. 7 SPO2: PULSATIE ZOEKEN wordt weergegeven. 8 Het bericht SPO2: LAGE PERFUSIE wordt weergegeven. Er is een sensor op de patiënt aangesloten en deze is bezig een pulsatie te zoeken. Patiënt heeft een zwakke pulsatie. Wacht tot de oximeter klaar is. Breng de sensor elders aan. 3 Bewaking Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

68 Bewaking ETCO2-BEWAKING In de volgende alinea s worden de volgende onderwerpen beschreven: Waarschuwingen en waarschuwingsberichten bij EtCO2 De werking van capnografie Golflijnanalyse bij EtCO2-bewaking Procedure EtCO2-bewaking CO2-weergave CO2-alarmen CO2-detectie Reinigen Tips voor het oplossen van problemen met EtCO2 Waarschuwingen en waarschuwingsberichten bij EtCO2 WAARSCHUWINGEN Brandgevaar. Lees voorafgaand aan het gebruik deze gebruiksaanwijzing, de gebruiksinstructies voor de FilterLine -slang en de voorzorgsmaatregelen zorgvuldig door. Brandgevaar. De FilterLine-slang kan in de aanwezigheid van O2 ontbranden bij directe blootstelling aan lasers, elektrochirurgische toestellen of grote hitte. Met voorzichtigheid gebruiken om ontbranding van de FilterLine-slang te voorkomen. Brandgevaar. Anesthetica vermengen zich met de lucht van de patiënt die door de capnometer wordt uitgestoten. Wanneer de EtCO2-monitor in aanwezigheid van ontvlambare anesthesiemengsels met zuurstof of distikstofoxide wordt gebruikt, moet de EtCO2-gasuitlaat op een spoelpomp worden aangesloten. Mogelijk onjuiste beoordeling van patiënt. De EtCO2-monitor is uitsluitend bedoeld als hulpmiddel bij het beoordelen van patiënten en mag niet als diagnostische apnoemonitor worden gebruikt. Een apnoebericht verschijnt wanneer er 30 seconden lang geen geldige ademhaling is waargenomen en geeft de tijd aan die na de laatste geldige ademhaling is verlopen. Dit moet worden gebruikt in combinatie met klinische symptomen. Mogelijk onjuiste CO2-metingen. Bij het gebruik van CO2-accessoires van andere fabrikanten kan het toestel onjuist gaan werken en kunnen de veiligheidscertificeringen ongeldig worden. Gebruik uitsluitend de accessoires die in deze gebruiksaanwijzing zijn opgegeven. Mogelijk onjuiste CO2-metingen. Als er geen kalibratie wordt uitgevoerd zoals opgegeven in de Servicehandleiding voor de LIFEPAK 20e defibrillator/monitor, is de EtCO2-monitor mogelijk buiten kalibratie. Een monitor die buiten kalibratie is, kan onnauwkeurige metingen opleveren Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

69 Bewaking WAARSCHUWINGEN (VERVOLG) Gevaar voor beknelling. Leid de slang (FilterLine) van de patiënt zorgvuldig om te voorkomen dat de patiënt erin verstrikt of bekneld raakt. 3 Bewaking Infectiegevaar Microstream CO2-accessoires mogen niet opnieuw worden gebruikt, gesteriliseerd of gereinigd, aangezien deze zijn bestemd voor eenmalig gebruik bij één patiënt. Infectiegevaar Laat geen lucht uit de CO2-uitlaatpoort terugstromen naar het beademingssysteem. De werking van capnografie Een EtCO2-sensor controleert continu de kooldioxide (CO2) die door de patiënt wordt in- en uitgeademd. De sensor past Microstream non-dispersieve infraroodspectroscopie (IR) toe om de concentratie van CO2-moleculen die infrarood licht absorberen, te meten. Het CO2 FilterLine-systeem brengt een monster van de uitgeademde gassen rechtstreeks van de patiënt in de CodeManagement Module voor CO2-meting. Door de lage monsterstroomsnelheid (50 ml/min) hopen zich minder vloeistof en secreties op en wordt verstopping voorkomen, waardoor de vorm van de CO2-golflijn behouden blijft. De CO2-sensor neemt een micromonster (15 microliter) af. Dit uiterst geringe volume maakt een snelle stijgtijd en nauwkeurige CO2-metingen mogelijk, zelfs bij een hoge respiratiefrequentie. De Microbeam IR-bron belicht de monsternamecel en de referentiecel. Deze IR-lichtbron, waarop eigendomsrechten rusten, genereert uitsluitend de specifieke golflengten die karakteristiek zijn voor het CO2-absorptiespectrum. Daarom is geen compensatie nodig wanneer er verschillende concentraties van O2, anesthetica of waterdamp in de uitgeademde lucht aanwezig zijn. De LIFEPAK 20e defibrillator/monitor is in de fabriek ingesteld voor gebruik van de capnografie BTPS-conversiemethode (Body Temperature Pressure Saturated). Deze optie corrigeert het verschil in temperatuur en vocht tussen de monsternameplaats en de alveoli. De correctieformule is 0,97 x de gemeten EtCO2-waarde. De BTPS-conversie kan worden uitgeschakeld in de Setupopties. Raadpleeg Menu CO2-instelling, pagina 8-10 voor meer informatie. Golflijnanalyse bij EtCO2-bewaking Waardevolle informatie betreffende expiratoir CO2 van de patiënt kan worden verkregen door bestudering en interpretatie van de golflijn. De fasen van de golflijn Afbeelding 3-5is een grafische weergave van een normale capnografisch golflijn. Er zijn vier fasen van de golflijn die moeten worden geanalyseerd. Het vlakke basislijnsegment I-II (respiratoire basislijn) stelt inspiratoir gas zonder CO2 voor. Deze waarde is gewoonlijk nul. Het II III segment (expiratoire opgaande lijn), een steil omhooggaande lijn stelt uitademing voor van een mengsel van gassen in de dode ruimte en alveolaire gassen van acini met de kortste doorgangstijden. Fase III IV (expiratoir plateau) stelt het alveolair plateau voor, gekenmerkt door uitademing van hoofdzakelijk alveolair gas. Punt IV is de end-tidalwaarde (EtCO2) die door de monitor wordt geregistreerd en weergegeven. Fase IV-V (inspiratoire neergaande lijn), een steil neergaande lijn, stelt de inhalatie van gassen die geen CO2bevatten, voor. Wijzigingen in het normale capnogram of de EtCO2-waarden worden veroorzaakt door wijzigingen in de stofwisseling, bloedsomloop, ventilatie of werking van de apparatuur. Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

70 Bewaking III IV Afbeelding 3-5 Fasen van de respiratiegolflijn I II V Respiratoire basislijn. Verhoging van de basislijn van de golflijn (I II segment) betekent meestal opnieuw inademen van CO2. Deze verhoging gaat gewoonlijk vergezeld van geleidelijke toename van de EtCO2-waarde. Opnieuw inademen van CO2 komt vaak voor in gevallen van een kunstmatig verhoogde dode ruimte en hypoventilatie. Plotselinge verhoging van zowel de basislijn als EtCO2-waarden duidt gewoonlijk op verontreiniging van de sensor. Expiratoire opgaande lijn. In de normale golflijn is de opgaande fase (II III segment) gewoonlijk steil. Wanneer dit segment minder steil wordt, is de afgifte van CO2 van de longen aan de monsternamelocatie vertraagd. Deze vertraging kan fysiologische of mechanische redenen hebben, zoals bronchospasme, obstructie van het bovenste deel van de luchtweg of obstructie (knikken) van een endotracheale tube (ETT). Expiratoir plateau. Het plateau van de golflijn, dat de rest van de uitademing voorstelt (segment III-IV), moet bijna horizontaal zijn. Het einde van het plateau geeft de EtCO2-waarde weer. Wanneer het expiratoire plateau oploopt, betekent dit dat de alveoli zich niet gelijkmatig ledigen. Dit patroon gelijkt op de geringere helling van de expiratoire opgaande lijn en kan voorkomen bij astma, chronische obstructieve longziekte (COPD), gedeeltelijke obstructie van het bovenste deel van de luchtweg of gedeeltelijke mechanische obstructie, zoals een gedeeltelijk geknikte ETT. Inspiratoire neergaande lijn. De teruggang naar de basislijn (segment IV-V) is een bijna verticale lijn. Deze helling kan lang zijn en kan met de expiratoire fase worden gemengd in geval van lekkage in het uitademingsgedeelte van het ademhalingscircuit. De piek EtCO2-waarde (IV) wordt vaak niet bereikt. Wanneer u afgaat op de numerieke end-tidalwaarde zonder de ademhalingsgolflijn te beschouwen, kan de aanwezigheid van een lek verborgen blijven. Procedure EtCO2-bewaking De EtCO2-monitor wordt geactiveerd wanneer de FilterLine-set is bevestigd. Initialisatie, zelftest en opwarmen van de EtCO2-monitor nemen gewoonlijk minder dan 30 seconden in beslag, maar dit kan tot twee en een halve minuut duren. Lees aandachtig de gebruiksaanwijzing die bij de FilterLine is geleverd voor instructies over de plaatsing, het gebruik, waarschuwingen, aandachtspunten en specificaties. OPGELET Kans op apparatuurschade Wanneer een defect of ontbrekend klepje van de CO2-poort niet wordt vervangen, kan er waterof deeltjesverontreiniging van de interne CO2-sensor ontstaan. Hierdoor kan de CO2-module defect raken. Kans op apparatuurschade Gebruik geen overmatige kracht wanneer u de FilterLine aansluit op de CO2-poort. Dit kan de connector beschadigen Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

71 Bewaking EtCO2 bewaken: 1 Druk op AAN. 2 Selecteer de juiste EtCO2-accessoire voor de patiënt. Opmerking: Om de waarschijnlijkheid dat de FilterLine-aansluiting los komt tijdens het gebruik, moet u de slangen met de hand recht maken na het verwijderen uit de verpakking voordat u deze aansluit op de patiënt of het apparaat. 3 Open de klep van de CO2-poort en stop de FilterLine-connector in de poort. Gebruik de lipjes om de FilterLine-connector linksom in de CO2-poort te schroeven tot deze niet verder kan worden gedraaid. Oefen geen overmatige kracht uit. 3 Bewaking 4 Controleer of het CO2-gebied wordt weergegeven. De EtCO2-monitor voert een automatische nulstelling uit als deel van de zelftest bij de initialisatie. 5 Geef de CO2-golflijn weer in kanaal 2. 6 Sluit de CO2 FilterLine-set aan op de patiënt. 7 Controleer of de EtCO2-waarde en golflijn worden weergegeven. De monitor selecteert automatisch de schaal voor de beste weergave van de golflijn. U kunt de schaal desgewenst wijzigen volgens de beschrijving in de volgende paragraaf. Opmerking: De FilterLine-set kan losraken bij de aansluiting op het toestel en nog steeds een EtCO2-waarde en CO2-golflijn hebben, maar deze kunnen dan ten onrechte te laag zijn Controleer of de FilterLine-aansluiting stevig vast zit en niet langer kan worden gedraaid. Opmerking: De capnografiemodule voert zelfonderhoud uit tijdens het eerste uur van de bewaking en eenmaal per uur tijdens continue bewaking. Het zelfonderhoud omvat het automatisch op nul zetten. Zelfonderhoud wordt ook gestart wanneer de omgevingstemperatuur 8 C of meer verandert of de verschillen in de omgevingsdruk groter zijn dan 20 mmhg. De CO2-module neemt deze verandering waar en tracht de slang te spoelen. Om de berichten CO2 FILTERLIJN REINIGEN of CO2 FILTERLIJN-VERSTOPPING te wissen, dient u de FilterLine-slang te verwijderen en deze opnieuw op de monitor aan te sluiten. Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

72 Bewaking CO2-weergave De volgende schalen zijn beschikbaar voor weergave van de CO2-golflijn. De LIFEPAK 20e defibrillator/monitor selecteert automatisch de schaal op basis van de gemeten EtCO2-waarde. U kunt de CO2-schaal wijzigen door het CO2-gebied te markeren en te selecteren met het Selectiewiel en vervolgens de gewenste schaal te selecteren in het schaalmenu. Autom. schaal (standaardinstelling) 0 20 mmhg (0 4 Vol% of kpa) 0 50 mmhg (0 7 Vol% of kpa) mmhg (0 14 Vol% of kpa) De CO2-golflijn wordt gecomprimeerd (weergegeven bij een sweepsnelheid van 12,5 mm/s) om meer gegevens te kunnen weergeven in het venster van 3,7 seconden. Er is een kleine vertraging tussen het tijdstip waarop de ademhaling plaatsvindt en wanneer deze wordt weergegeven op het scherm. Gegevens worden afgedrukt met 25 mm/s. De monitor geeft de maximale CO2-waarde van de afgelopen 20 seconden weer. Indien de EtCO2- waarden toenemen, is de wijziging zichtbaar bij elke ademhaling. Als de waarden echter voortdurend afnemen, duurt het maximaal 20 seconden voordat een lagere numerieke waarde wordt weergegeven. Dat is de reden dat de EtCO2-waarde wellicht niet altijd overeenkomt met het niveau van de CO2-golflijn. CO2-alarmen De EtCO2-monitor biedt: Alarmen bij hoog en laag EtCO2 (bestuurd door het activeren van alarmen (zie Alarmen instellen, pagina 2-19)). FiCO2-alarm (Inspiratoir CO2) (bestuurd door het activeren van alarmen; automatisch ingesteld op de standaardwaarden en niet regelbaar) Apnoe-alarm (automatisch en niet instelbaar) Alarmen bij hoge en lage respiratiefrequentie (bestuurd door het activeren van alarmen (zie Alarmen instellen, pagina 2-19)). Opmerking: Het apnoe-alarm doet zich voor wanneer er gedurende 30 seconden geen ademhaling is waargenomen. Het bericht APNOE-ALARM verschijnt in het berichtgebied samen met de tijdsduur sinds de laatste gedetecteerde ademhaling Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

73 Bewaking CO2-detectie Er wordt een CO2-golflijn weergegeven wanneer CO2 wordt waargenomen. Er moet echter meer dan 3,5 mmhg CO2 worden gemeten voordat een numerieke waarde wordt weergegeven. De CO2-module zal echter pas een ademhaling herkennen als de CO2 ten minste 8 mmhg (1,0% of 1 kpa) is. Pas als er geldige ademhalingen worden gedetecteerd, werkt het apnoe-alarm en wordt de respiratiefrequentie (RF) geteld. Wanneer er geen CO2 wordt waargenomen in geval van een hartstilstand (de CO2-golflijn wordt bijvoorbeeld weergegeven met streepjes --- of als een vlakke doorlopende lijn op of nabij nul), dienen verschillende factoren snel te worden geëvalueerd. Controleer op de volgende oorzaken: 3 Bewaking Problemen met de apparatuur FilterLine-set is losgekoppeld van de endotracheale tube (ETT) Systeem is bezig met spoelen vanwege vloeistof in de patiënt-/sensoraansluiting van ET-toediening van medicatie. Systeem wordt niet automatisch op nul gezet. FilterLine-aansluiting op het toestel is los. Luchtweg functioneert niet Onjuiste plaatsing van ETT ETT losgeraakt ETT-obstructie Fysiologische factoren Apnoe Verlies van perfusie Exsanguinatie Massieve longembolie Gebrekkige CPR Reinigen Accessoires voor CO2-bewaking zijn wegwerpaccessoires en zijn bestemd voor eenmalig gebruik bij één patiënt. FilterLine-sets mogen niet worden gereinigd en opnieuw gebruikt. Voer verontreinigd afval af volgens lokale protocollen. Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

74 Bewaking Tips voor het oplossen van problemen met EtCO2 Tabel 3-4 Tips voor het oplossen van problemen met EtCO2 Observatie Mogelijke oorzaak Corrigerende handeling 1 Het bericht APNOE-ALARM Geen ademhaling Controleer de patiënt. verschijnt en de golflijn is waargenomen gedurende 30 een vlakke, doorlopende lijn seconden na de laatste geldige op of nabij nul. ademhaling. 2 Het bericht CO2 FILTERLIJN LOS verschijnt en de golflijn ziet eruit als Het bericht CO2 FILTERLIJN REINIGEN verschijnt en de golflijn is Het bericht CO2 FILTERLIJN- VERSTOPPING verschijnt en de golflijn is Het bericht CO2 BEZIG MET INITIALISEREN verschijnt en de golflijn ziet eruit als Het bericht AUTOMATISCH OP NUL ZETTEN verschijnt en de golflijn is EtCO2-waarden zijn onregelmatig. FilterLine-aansluiting op het toestel is los. FilterLine-set is losgeraakt van de patiënt of ETT. FilterLine-set losgekoppeld van apparaat. FilterLine-set niet stevig aangesloten op apparaat. FilterLine-set is geknikt of verstopt met vloeistof. Het bericht verschijnt nadat 30 seconden lang zonder succes geprobeerd is te spoelen. De FilterLine-set is geknikt of verstopt.. FilterLine-set aangesloten op het toestel tijdens initialisatie van module. De module voert zelfonderhoud uit. FilterLine-aansluiting op het toestel is los. Een lek in de FilterLine-set. Een mechanisch geventileerde patiënt ademt spontaan of de patiënt spreekt. Draai de FilterLineconnector rechtsom tot deze stevig vast zit en niet langer kan worden gedraaid. Controleer de beademingsapparatuur (indien gebruikt) op lekken en losgeraakte slangen. Sluit de FilterLine-set aan op de poort op het toestel. Draai de FilterLineconnector rechtsom tot deze stevig vast zit en niet langer kan worden gedraaid. Koppel de FilterLine-set en sluit deze opnieuw aan. Koppel de FilterLine-set en sluit deze opnieuw aan. Vervang de FilterLine-set. Geen. Geen. Draai de FilterLineconnector rechtsom tot deze stevig vast zit en niet langer kan worden gedraaid. Controleer op lekken in de aansluitingen op de patiënt en verhelp deze zo nodig. Geen handeling nodig Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

75 Bewaking Tabel 3-4 Tips voor het oplossen van problemen met EtCO2 (vervolg) Observatie Mogelijke oorzaak Corrigerende handeling Geen. 8 EtCO2-waarden zijn consistent hoger of lager dan verwacht. 9 EtCO2-waarden zijn consistent lager dan verwacht. 10 CO2-golflijn blijft gedurende enkele seconden verhoogd. 11 Plotseling extreme verhoging van EtCO2. 12 Het bericht CO2 CONTROLEREN verschijnt. Fysiologische oorzaak zoals COPD. Gebrekkige beademing. Er worden spalken aangebracht tijdens ademhaling. Onjuiste kalibrering. FilterLine-aansluiting op het toestel is los. Fysiologische oorzaak. Hyperventilatie. Onjuiste kalibrering. Uitademing is verlengd vanwege bagging-techniek. Er is vloeistof in de CO2- module gekomen. FilterLine-blokkering Blokkering uitlaatpoort RF-apparatuur te dicht bij defibrillator Controleer het beademingsapparaat, verhoog de beademingsfrequentie/ bagging. Ondersteunende maatregelen zoals pijnbestrijding. Neem contact op met bevoegd servicepersoneel. Draai de FilterLineconnector rechtsom tot deze stevig vast zit en niet langer kan worden gedraaid. Zie Fysiologische factoren in CO2-detectie, pagina Controleer het beademingsapparaat, verlaag de beademingsfrequentie/ bagging. Neem contact op met bevoegd servicepersoneel. Laat de beademingsballon bij uitademing volledig los. Controleer of de verhoogde basislijn terug gaat naar een normaal niveau. Neem contact op met bevoegd servicepersoneel. Koppel de FilterLine-set en sluit deze opnieuw aan. Vervang de FilterLine-set. Controleer of de uitlaatpoort op de achterkant van het apparaat niet is geblokkeerd. Controleer de uitlaatbuis (indien aanwezig) op blokkeringen of knikken. Plaats de RF-apparatuur verder van de defibrillator. Zie de aanbevolen separatieafstanden in Tabel 4, pagina I-4. 3 Bewaking Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

76 Bewaking Tabel 3-4 Tips voor het oplossen van problemen met EtCO2 (vervolg) Observatie Mogelijke oorzaak Corrigerende handeling 13 XXX wordt weergegeven in CO2-module defect. Schakel het toestel uit en plaats van de EtCO2- weer in. waarde. Neem contact op met bevoegd servicepersoneel als het probleem aanhoudt. 14 Er is geen EtCO2-waarde Gemeten CO2 is minder dan Zie CO2-detectie, en de CO2-golflijn is vlak. 3,5 mmhg. pagina CO2 verschijnt niet op het scherm wanneer FilterLine is aangesloten. CodeManagement Module niet goed aangesloten op defibrillator. Lage batterijspanning. Defecte batterij in CodeManagement Module. Defect CodeManagement Module. Neem contact op met bevoegd servicepersoneel. Aansluiten op netvoeding. Neem contact op met bevoegd servicepersoneel. Neem contact op met bevoegd servicepersoneel Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

77 THERAPIE 4Therapie In dit hoofdstuk wordt de therapie van de patiënt beschreven. Algemene waarschuwingen en bladzijde 4-2 waarschuwingsberichten bij therapie Plaatsing van therapie-elektroden en 4-3 standaardpaddles Automatische externe defibrillatie 4-5 Handmatige defibrillatie 4-17 Defibrillatie bij kinderen 4-23 Non-invasieve pacing 4-28 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

78 Therapie ALGEMENE WAARSCHUWINGEN EN WAARSCHUWINGSBERICHTEN BIJ THERAPIE WAARSCHUWINGEN! Gevaar voor schokken. De defibrillator dient elektrische energie van maximaal 360 J toe. Wanneer de defibrillator ontlaadt, mogen de oppervlakken van de paddle-elektroden of wegwerptherapie-elektroden niet worden aangeraakt. Gevaar voor schokken. Als iemand de patiënt, het bed of geleidend materiaal dat tijdens defibrillatie contact met de patiënt maakt, aanraakt, kan de afgegeven energie gedeeltelijk via die persoon worden ontladen. Zorg dat niemand contact maakt met de patiënt, het bed of ander geleidend materiaal voordat de defibrillator wordt ontladen. Gevaar voor schokken. Ontlaad de defibrillator niet in de buitenlucht. Om een ongewenste lading te verwijderen, moet de energiekeuze worden gewijzigd, Deactiveren worden geselecteerd of de defibrillator worden uitgezet. Mogelijke brand, brandwonden en ineffectieve energieafgifte. Ontlaad standaardpaddles niet bovenop therapie-elektroden of ECG-elektroden. Zorg dat standaardpaddles (of therapie-elektroden) elkaar, ECG-elektroden, afleidingsdraden, verbandmateriaal, transdermale patches enzovoort niet aanraken. Dergelijk contact kan elektrische boogvorming en brandwonden op de huid van de patiënt tijdens defibrillatie veroorzaken en kan defibrillatie-energie van de hartspier wegleiden. Risico op uitschakeling van de defibrillator. Houd u, als de defibrillator op batterijvoeding werkt, aan de intervallen voor batterijonderhoud en -vervanging, zoals beschreven in het hoofdstuk Levensduur en prestaties van de batterijen, om mogelijke uitschakeling van de defibrillator te voorkomen. Als de defibrillator zonder waarschuwing wordt uitgeschakeld of als een bericht BATTERIJ BIJNA LEEG: NETVOEDING AANSLUITEN op het monitorscherm verschijnt, moet u onmiddellijk het netsnoer op een stopcontact aansluiten. Risico op brandwonden op de huid. Tijdens defibrillatie of pacing kunnen luchtzakken tussen de huid en de therapie-elektroden brandwonden op de huid van de patiënt veroorzaken. Breng de therapie-elektroden zodanig aan dat de gehele elektrode aan de huid kleeft. Verplaats de elektroden niet wanneer ze eenmaal zijn aangebracht. Indien ze van plaats moeten worden veranderd, moeten de elektroden worden verwijderd en vervangen door nieuwe elektroden. Risico op brandwonden op de huid en niet-effectieve afgifte van energie. Bij gebruik van therapie-elektroden die uitgedroogd of beschadigd zijn, kunnen tijdens defibrillatie elektrische boogvorming en brandwonden op de huid van de patiënt optreden. Gebruik geen therapie-elektroden die langer dan 24 uur geleden uit de folieverpakking zijn verwijderd. Gebruik elektroden niet na de uiterste gebruiksdatum. Controleer of de kleefstof van de elektrode intact en onbeschadigd is. Vervang therapie-elektroden na 50 schokken. Risico op storing van geïmplanteerde elektrische toestellen. Defibrillatie kan storing van geïmplanteerde toestellen veroorzaken. Plaats standaardpaddles of therapie-elektroden zo mogelijk uit de buurt van geïmplanteerde toestellen vandaan. Controleer de werking van het geïmplanteerde toestel na defibrillatie. 4-2 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

79 Therapie LET OP! Risico op materiële schade. Voordat u deze defibrillator gaat gebruiken, dient u alle niet-defibrillatorbestendige apparatuur los te maken van de patiënt. PLAATSING VAN THERAPIE-ELEKTRODEN EN STANDAARDPADDLES De volgende alinea s beschrijven de plaatsing van therapie-elektroden en standaardpaddles met inbegrip van speciale plaatsingssituaties. Anterior-laterale plaatsing Bij anterior-laterale plaatsing kunnen ECG-bewaking, defibrillatie, gesynchroniseerde cardioversie en non-invasieve pacing worden toegepast. 1 Plaats ofwel de - ofwel de +-therapie-elektrode, of de apexpaddle, lateraal van de linkertepel van de patiënt in de midaxillaire lijn, met het midden van de elektrode zo mogelijk in de midaxillaire lijn. Zie Afbeelding Therapie Anterior Anterior Sternum Lateraal QUIK-COMBOelektroden Afbeelding 4-1 Anterior-laterale plaatsing FAST-PATCH elektroden Lateraal Apex Standaardpaddles 2 Plaats de andere therapie-elektrode of de sternumpaddle rechtsboven op het bovenlijf van de patiënt, lateraal van het sternum en onder de clavicula, zoals getoond in Afbeelding 4-1. Anterior-posterior plaatsing Anterior-posterior is een alternatieve positie voor non-invasieve pacing, handmatige defibrillatie en gesynchroniseerde cardioversie, maar niet voor ECG-bewaking of automatische defibrillatie. Het via elektroden in deze positie verkregen ECG-signaal is geen standaardafleiding. (Zie Defibrillatie bij kinderen, pagina 4-23 voor toepassingen bij kinderen.) 1 Plaats ofwel de ofwel de + therapie-elektrode op het linker precordium, zoals getoond in Afbeelding 4-2. De bovenste rand van de elektrode moet zich onder de tepel bevinden. Vermijd, indien mogelijk, plaatsing boven de tepel, het middenrif of het benige uitsteeksel van het borstbeen. 2 Plaats de andere elektrode achter het hart in de regio infrascapularis, zoals getoond in Afbeelding 4-2. Voor het comfort van de patiënt moet de kabelaansluiting uit de buurt van de ruggengraat worden geplaatst. Plaats de elektrode niet op de benige uitsteeksels van de wervelkolom of schouderblad. Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

80 Therapie ANTERIOR POSTERIOR ANTERIOR POSTERIOR Anterior-posterior QUIK-COMBO elektroden Afbeelding 4-2 Anterior-posterior plaatsing voor non-invasieve pacing of defibrillatie FAST-PATCH elektroden Speciale plaatsingssituaties Bij het plaatsen van therapie-elektroden of standaardpaddles dient u rekening te houden met speciale vereisten in de volgende mogelijke situaties. Gesynchroniseerde cardioversie Alternatieve anterior-posterior plaatsingen voor cardioversie van supraventriculaire aritmieën zijn: Plaats de - of +-therapie-elektrode op het linker precordium en de andere elektrode op de rechter posterior regio infrascapularis van de patiënt. of Plaats de - of +-therapie-elektrode rechts van het sternum en de andere elektrode op de linker posterior regio infrascapularis van de patiënt. Zwaarlijvige patiënten of patiënten met grote borsten Plaats therapie-elektroden of standaardpaddles zo mogelijk op een vlak gedeelte op de borstkas. Als huidplooien of borstweefsel een goede adhesie belemmeren, kan het nodig zijn huidplooien uit te spreiden om een vlak oppervlak te creëren. Magere patiënten Volg de contouren van de ribben en ruimtes bij het aanbrengen van de therapie-elektroden of standaardpaddles op de romp. Hierdoor beperkt u de luchtruimtes of -gaten onder de elektroden en zorgt u voor een goed contact met de huid. Patiënten met geïmplanteerde pacemakers Plaats zo mogelijk therapie-elektroden of standaardpaddles uit de buurt van de interne pulsgenerator om schade aan de pacemaker te voorkomen. Behandel de patiënt net als alle andere patiënten die eerste hulp nodig hebben. Wanneer u de defibrillator in de AED-mode gebruikt, kunnen pacemakerpulsaties een terecht schokadvies verhinderen, ongeacht het onderliggende ritme van de patiënt. Patiënten met geïmplanteerde defibrillatoren Breng therapie-elektroden of standaardpaddles aan in de anterior-laterale positie en behandel deze patiënt als alle andere patiënten die eerste hulp nodig hebben. Als de defibrillatie niet slaagt, kan het nodig zijn een andere elektrodenplaatsing (anterior-posterior) te proberen vanwege de isolerende eigenschappen van geïmplanteerde defibrillatorelektroden. 4-4 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

81 Therapie AUTOMATISCHE EXTERNE DEFIBRILLATIE De volgende alinea's omvatten: AED-waarschuwingen AED-instelling AED-procedure Speciale AED-setupopties Tips voor het oplossen van problemen bij de AED-mode Overschakelen van de AED-mode naar de handmatige mode AED-waarschuwingen WAARSCHUWING! Mogelijk verkeerde interpretatie van gegevens. Analyseer niet terwijl de patiënt beweegt of wordt vervoerd. Bewegingsartefacten kunnen het ECG-signaal beinvloeden en het bericht SCHOK of GEEN SCHOK GEADVISEERD verschijnt. Indien beweging wordt waargenomen, kan dit de analyse vertragen. Stop de beweging en blijf tijdens de analyse uit de buurt van de patiënt. 4Therapie Risico voor de veiligheid van kinderen. In de AED-mode is de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor niet bedoeld voor gebruik bij kinderen jonger dan acht jaar. AED-instelling U kunt de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor zodanig instellen dat deze in de AED-mode opstart voordat u het toestel in gebruik neemt (zie Paragraaf 8). Wanneer de LED AED mode oplicht, geeft dit aan dat het continue patiëntbewakingssysteem (Continuous Patient Surveillance System, CPSS) actief is. Het CPSS bewaakt het ECG van de patiënt automatisch op een mogelijk schokbaar ritme. Wanneer de knop ANALYSE wordt ingedrukt, wordt het Shock Advisory System (schokadviessysteem) geactiveerd. Het Shock Advisory System is een ECG-analysesysteem dat de gebruiker inlicht of een schokbaar of niet-schokbaar ritme wordt waargenomen. Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

82 Therapie De LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor kan worden ingesteld om in de AED-mode al dan niet een ECG-golfcomplex weer te geven. De werking in de AED-mode blijft hetzelfde, ongeacht of het ECG-golfcomplex wordt weergegeven. Als het ECG-golfcomplex op AAN is gezet in de setupopties (zie Paragraaf 8), wordt het ECG weergegeven met alle AEDberichten en -prompts, zoals aangegeven in het scherm links. Als het ECG-golfcomplex op UIT is gezet in de setupopties, vullen de berichten en prompts het scherm zoals aangegeven in het scherm links. Wanneer de CPR-metronoom is ingesteld op AAN in de installatie-opties (zie Paragraaf 8), verschijnt het CPR-metronoompictogram en wordt de metronoom automatisch weergegeven tijdens de CPR-tijden. U kunt de CPR-metronoom niet in- of uitschakelen terwijl u in de AED mode bent. Raadpleeg De metronoom voor CPR, pagina 4-19 voor meer informatie. AED-procedure De volgende beschrijvingen van stemcommando's en berichten zijn gebaseerd op de standaardfabrieksinstellingen voor de AED-mode. De standaardinstellingen zijn conform de richtlijnen van de American Heart Association (AHA) en de Europese Reanimatieraad (ERC) uit Het wijzigen van de setupopties kan tot ander AED-gedrag leiden. Zie Paragraaf 8 voor keuzemogelijkheden voor setupopties. 1 Controleer of de patiënt een hartstilstand heeft (de patiënt reageert niet, haalt niet normaal adem en vertoont geen tekenen van circulatie). 2 Druk op AAN. 4-6 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

83 Therapie 3 Bereid de patiënt voor op de plaatsing van de elektroden (zie Procedure voor bewaking met paddles op bladzijde 3-5). Het bericht BEVESTIG ELEKTRODEN en een stemcommando worden gegeven totdat de patiënt aangesloten is op de AED. 4 Sluit de therapie-elektroden aan op de therapiekabel en bevestig de kabelaansluiting op de defibrillator. 5 Breng de elektroden op de borst van de patiënt aan in de anterior-laterale positie (zie Anterior-laterale plaatsing, pagina 4-3). 6 U moet op de knop ANALYSE drukken om met de analyse te beginnen. Stop met CPR. Het bericht DRUK OP ANALYSE en een stemcommando worden gegeven wanneer de patiënt correct aangesloten is op de AED. Het bericht DRUK OP ANALYSE blijft op het scherm en de LED Analyse knippert tot er op ANALYSE wordt gedrukt. 7 Volg de berichten op het scherm en de stemcommando's die door de AED worden gegeven. 4Therapie Het Shock Advisory System analyseert het ECG van de patiënt en meldt SCHOK GEADVISEERD of GEEN SCHOK GEADVISEERD. Schok geadviseerd U ziet en hoort ANALYSEERT NU, HOUD AFSTAND. Raak de patiënt en de therapiekabel niet aan en verplaats ze niet tijdens de analyse. De ECGanalyse duurt ongeveer 6 à 9 seconden. De LED Analyse licht op tijdens de analyse. Als de AED een schokbaar ECG-ritme waarneemt, ziet en hoort u SCHOK GEADVISEERD. De AED begint op te laden tot de ingestelde energie (joule) voor schok 1. Een stijgende toon geeft aan dat de AED bezig is met opladen. Wanneer het opladen voltooid is, geeft de AED de beschikbare energie weer. Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

84 Therapie U ziet en hoort HOUD AFSTAND, DRUK IN VOOR SCHOK ( ) gevolgd door een toon klaar voor de schok. De LED Schok knippert. Houd iedereen uit de buurt van de patiënt, het bed of apparatuur die op de patiënt is aangesloten. Druk op om de AED te ontladen. Opmerking: als u niet binnen 60 seconden op de knop drukt, wordt de schokknop gedeactiveerd en wordt het bericht DESACTIVEREN weergegeven. Wanneer er op de knop wordt gedrukt, wordt het bericht AFGEGEVEN ENERGIE weergegeven, waarmee wordt aangegeven dat energieoverdracht is voltooid. Wanneer de energieoverdracht is voltooid, wordt de schokteller met 1 verhoogd. Deze blijft oplopen bij elke energieoverdracht. Nadat er een schok is toegediend, ziet en hoort u REANIMATIE BEGINNEN. Gedurende de bij de setupoptie CPR- TIJD 1 opgegeven tijd wordt een afteltimer (in min:sec) weergegeven. Opmerking: Als de CPR-metronoom is ingesteld om te worden ingeschakeld tijdens CPR-tijden, hoort u "tikken" en ventilatiemeldingen of tonen. Wanneer de reanimatieafteltijd afloopt, ziet en hoort u DRUK OP ANALYSE. Het bericht blijft op het scherm en het stemcommando wordt elke 20 seconden herhaald tot u op ANALYSE drukt. 4-8 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

85 Therapie Geen schok geadviseerd Indien de AED een niet-schokbaar ritme detecteert, ziet en hoort u GEEN SCHOK GEADVISEERD. De AED laadt niet op en er kan geen schok worden afgegeven. Na de aanwijzing GEEN SCHOK GEADVISEERD ziet en hoort u REANIMATIE BEGINNEN. Gedurende de bij de setupoptie CPR-TIJD 2 opgegeven tijd wordt een afteltimer (in min:sec) weergegeven. (Zie Paragraaf 8). Opmerking: Als de CPR-metronoom is ingesteld om te worden ingeschakeld tijdens CPR-tijden, hoort u "tikken" en ventilatiemeldingen of tonen. 4Therapie Wanneer de reanimatieafteltijd afloopt, ziet en hoort u DRUK OP ANALYSE. Het bericht blijft op het scherm en het stemcommando wordt elke 20 seconden herhaald tot u op ANALYSE drukt. Goede aansluiting Als de therapie-elektroden niet zijn aangesloten op de therapiekabel of niet op de borstkas van de patiënt zijn geplaatst, worden het bericht en het stemcommando BEVESTIG ELEKTRODEN weergegeven totdat de patiënt op de AED is aangesloten. Als de therapiekabel niet op de defibrillator is aangesloten, ziet u het bericht SLUIT KABEL AAN totdat de kabel wordt aangesloten. Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

86 Therapie Als de testplug niet op de therapiekabel is aangesloten wanneer de analyse wordt gestart, worden het bericht en het stemcommando VERWIJDER TESTPLUG weergegeven. Nadat u de testplug van de therapiekabel hebt verwijderd, worden het bericht en het stemcommando BEVESTIG ELEKTRODEN weergegeven totdat de patiënt op de AED is aangesloten. Beweging waargenomen Als een beweging wordt waargenomen tijdens de ECG-analyse, ziet en hoort u BEWEGING WAARGENOMEN, STOP BEWEGING, gevolgd door een waarschuwingstoon. De analyse wordt maximaal 10 seconden onderdrukt. Na 10 seconden wordt de analyse voortgezet en voltooid, ook als er nog steeds beweging wordt waargenomen. Zie Tabel 4-1 voor mogelijke oorzaken van de beweging en suggesties voor oplossingen Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

87 Therapie Continu patiëntbewakingssysteem Wanneer het toestel niet bezig is het ECG te analyseren en het niet in reanimatietijd is, bewaakt het Continuous Patient Surveillance System (CPSS) het ECG actief op een mogelijk schokbaar ritme. Als er een schokbaar ritme wordt gedetecteerd, ziet en hoort u DRUK OP ANALYSE. U dient het volgende te doen: 1 Bevestig dat de patiënt bewusteloos, zonder pulsatie en zonder ademhaling is. 2 Bevestig dat er geen beweging is. Stop met CPR. 3 Druk op ANALYSE. De AED begint het ECG van de patiënt te analyseren. Zie Paragraaf 8 voor informatie over het wijzigen van de defibrillatiemode. 4Therapie Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

88 Therapie Speciale AED-setupopties In de volgende beschrijvingen van stemcommando's en berichten worden speciale setupopties voor cprmax-technologie toegelicht (zie Bijlage G). Initiële reanimatie Eerst reanimeren Wanneer de optie INITIËLE REANIMATIE op EERST REANIMEREN is ingesteld, wordt de aanwijzing REANIMATIE BEGINNEN weergegeven zodra de AED is ingeschakeld. U ziet en hoort REANIMATIE BEGINNEN. Na drie seconden gaat er een afteltimer lopen gedurende de periode die is opgegeven voor initiële reanimatie en ziet en hoort u ALS U GETUIGE WAS VAN DE STILSTAND, DRUK OP ANALYSE. Dit geeft u de mogelijkheid om de initiële reanimatie vroegtijdig te beëindigen en verder te gaan met analyse. Als u getuige was van de stilstand, dient u op ANALYSE te drukken en direct verder te gaan met analyse. Hiermee wordt de CPR-periode beëindigd, waarna u ANALYSEERT NU - HOUD AFSTAND hoort en ziet. Opmerking: het besluit om CPR vroegtijdig te beëindigen moet worden gebaseerd op uw ziekenhuisprotocol. Als u niet getuige was van de stilstand, dient u CPR uit te voeren en niet op ANALYSE te drukken. De afteltimer voor INITIËLE REANIMATIE loopt gedurende de periode die is opgegeven bij de setupoptie INIT. REANIMATIEDUUR, bijvoorbeeld 90 seconden. Wanneer de INIT. REANIMATIEDUUR afloopt, ziet en hoort u DRUK OP ANALYSE. Initiële reanimatie Eerst analyseren Wanneer de optie INITIËLE REANIMATIE op EERST ANALYSEREN is ingesteld, wordt u gevraagd een analyse uit te voeren zodra de AED is ingeschakeld. U wordt gevraagd CPR toe te passen zodra de AED de analyse heeft voltooid. Als de elektroden niet op de patiënt zijn aangesloten, ziet en hoort u BEVESTIG ELEKTRODEN voordat u wordt gevraagd analyse uit te voeren Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

89 Therapie Geen schok geadviseerd Wanneer de init. reanimatieduur afloopt, ziet en hoort u GEEN SCHOK GEADVISEERD, gevolgd door DRUK OP ANALYSE. Schok geadviseerd Als de AED een niet-schokbaar ritme waarneemt, wordt de aanwijzing REANIMATIE BEGINNEN weergegeven. Gedurende de bij de setupoptie INIT. REANIMATIEDUUR opgegeven tijd wordt een afteltimer (in min:sec) weergegeven. (Zie Paragraaf 8). Als de AED een schokbaar ritme waarneemt, ziet en hoort u REANIMATIE BEGINNEN, gevolgd door ALS U GETUIGE WAS VAN DE STILSTAND, DRUK OP ANALYSE. Hiermee krijgt u de mogelijkheid om de initiële reanimatie vroegtijdig te beëindigen en direct verder te gaan met het toedienen van een schok. 4Therapie Als u getuige was van de stilstand, dient u op ANALYSE te drukken en direct verder te gaan met een schok. Hiermee wordt de reanimatieperiode beëindigd, waarna u SCHOK GEADVISEERD en HOUD AFSTAND, DRUK IN VOOR SCHOK ( ) ziet en hoort. Ga verder conform uw AED-training om de schok toe te dienen. Opmerking: het besluit om CPR vroegtijdig te beëindigen moet worden gebaseerd op uw ziekenhuisprotocol. Als u niet getuige was van de stilstand, dient u CPR uit te voeren en niet op ANALYSE te drukken. De afteltimer voor INITIËLE REANIMATIE loopt gedurende de periode die is opgegeven bij de setupoptie INIT. REANIMATIEDUUR, bijvoorbeeld 90 seconden. Wanneer de init. reanimatieduur afloopt, ziet en hoort u SCHOK GEADVISEERD. Ga verder conform uw AED-training om een schok toe te dienen. Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

90 Therapie Tijd reanimatie vóór schok Wanneer de tijd voor REANIMATIE VÓÓR SCHOK op 15 seconden of meer is ingesteld, wordt u gevraagd reanimatie te starten zodra er een schokbaar ritme wordt waargenomen, voordat de schok wordt toegediend. Zodra analyse is voltooid, ziet en hoort u REANIMATIE BEGINNEN. Er loopt een afteltimer (in min:sec) gedurende de periode die is opgegeven bij de setupoptie REANIMATIE VÓÓR SCHOK (bijvoorbeeld 30 seconden). Wanneer de CPR-tijd afloopt, ziet en hoort u SCHOK GEADVISEERD. Ga verder conform uw AED-training om een schok toe te dienen. De SCHOK-knop is uitgeschakeld gedurende het interval van reanimatie vóór schok, om te voorkomen dat er per ongeluk schokken worden toegediend terwijl de defibrillator wordt opgeladen en een eerstehulpverlener reanimatie toepast Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

91 Therapie Tips voor het oplossen van problemen bij de AED-mode Tabel 4-1 Tips voor het oplossen van problemen bij de AED-mode Observatie Mogelijke oorzaak Corrigerende handeling 1 Het bericht BEVESTIG ELEKTRODEN wordt weergegeven. 2 Het bericht VERWIJDER TESTPLUG wordt weergegeven. 3 De berichten BEWEGING WAARGENOMEN en STOP BEWEGING worden weergegeven tijdens de analyse. 4 Het bericht DEACTIVEREN wordt weergegeven. 5 De stemcommando's klinken vaag of vervormd. 6 Het bericht LAGE IMPEDANTIE HERLADEN wordt weergegeven. Incorrecte aansluiting op defibrillator. Elektroden kleven niet naar behoren aan de patiënt. De elektroden zijn droog, beschadigd of verouderd. Testplug aangesloten op de therapiekabel Beweging van de patiënt. Beweging van de patiënt vanwege agonale ademhaling. Elektrische/HF-storing. Therapiekabel of elektroden losgeraakt van AED of patiënt. Schokknop is niet binnen 60 seconden ingedrukt of de klep is open. Batterij bijna leeg. Een patiëntimpedantie van <15 Ohm gedetecteerd. Controleer of de elektroden zijn aangesloten. Druk de elektroden stevig op de huid van de patiënt. Reinig, scheer en droog de huid van de patiënt zoals aanbevolen. Vervang de elektroden. Ontkoppel de testplug van de therapiekabel. Sluit elektroden aan op de therapiekabel. Stop CPR tijdens analyse. Wanneer de patiënt handmatig wordt beademd, drukt u op ANALYSE na een volledige uitademing. Verplaats de patiënt zo mogelijk naar een stabiele plaats. Druk op ANALYSE onmiddellijk na uitademing of wacht totdat de agonale ademhaling langzamer of afwezig is. Verplaats handcommunicatietoestellen of andere verdachte toestellen zo mogelijk uit de buurt van de defibrillator vandaan. Bevestig dat deze stevig vastzitten en druk op ANALYSE. Druk nogmaals op ANALYSE. Druk onmiddellijk wanneer de instructie wordt gegeven op SCHOK. Sluit aan op netvoeding. Geen handeling nodig. 4Therapie Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

92 Therapie Tabel 4-1 Tips voor het oplossen van problemen bij de AED-mode (vervolg) Observatie Mogelijke oorzaak Corrigerende handeling 7 Metronoom niet gehoord. Metronoom alleen hoorbaar tijdens CPR-tijd. Metronoom niet ingesteld op AAN in AED mode. No action required. Overschakelen van de AED-mode naar de handmatige mode Raadpleeg Setupmenu voor AED-mode, pagina 8-7. Als de consoleklep aan de voorkant gesloten is, kunt u naar de handmatige mode gaan door linksonder op de klep op de knop HANDMATIG te drukken. Hierdoor wordt de klep geopend en verlaat de defibrillator automatisch de AED-mode, zodat u beschikking hebt over defibrillatie en pacing in de handmatige mode. Opmerking: als u de klep weer sluit, keert de defibrillator niet terug naar de AED-mode. Als u op ANALYSE drukt terwijl de defibrillator zich in de handmatige mode bevindt, wordt deze in de AED-mode gezet. Als de klep niet is geïnstalleerd of als u handmatig wilt overschakelen naar de handmatige mode, drukt u op een van de volgende knoppen: ENERGIEKEUZE, OPLADEN, PACER, AFL. Afhankelijk van de configuratie van de defibrillator gaat u als volgt verder naar de handmatige mode: Direct. Geen beperkingen voor de handmatige mode, onmiddellijke toegang. Bevestigen. Er verschijnt een bevestigingsoverlay: Selecteer JA om op de handmatige mode over te gaan. Wachtwoord. Er verschijnt een wachtwoord-overlay: Voer het wachtwoord in om op de handmatige mode over te gaan. Zie Paragraaf 8 voor informatie over het wijzigen van de defibrillatiemode. Opmerking: Als de CPR-metronoom hoorbaar is in de AED mode, blijft u deze horen wanneer het apparaat naar de handmatige mode schakelt. Als de CPR-metronoom stil is in de AED mode, blijft deze stil in de handmatige mode. Om de metronoom in of uit te schakelen terwijl u in de handmatige mode werkt, kunt u het selectiewiel gebruiken om het pictogram CPR-METRONOOM te selecteren. Raadpleeg De metronoom voor CPR, pagina 4-19 voor meer informatie Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

93 Therapie HANDMATIGE DEFIBRILLATIE In de volgende alinea s worden de volgende onderwerpen beschreven: Waarschuwingen met betrekking tot handmatige defibrillatie Impedantie Defibrillatieprocedure De metronoom voor CPR Gesynchroniseerde cardioversieprocedure Remote synchronisatieprocedure Waarschuwingen met betrekking tot handmatige defibrillatie WAARSCHUWINGEN! Mogelijke brand, brandwonden en ineffectieve energieafgifte. Precordiale afleidingselektroden en afleidingsdraden kunnen invloed hebben op de plaatsing van standaardpaddles of therapie-elektroden. Verwijder voorafgaand aan de defibrillatie eventuele precordiale afleidingselektroden en afleidingsdraden. Gevaar voor schokken. Geleidende gel (nat of droog) op de paddlehandgreep kan de elektrische energie doen ontladen via de gebruiker tijdens de defibrillatie. Reinig de oppervlakken van de paddle-elektroden, de handgrepen en de opslagplaats grondig na defibrillatie. 4Therapie Mogelijke brandwonden op de huid van de patiënt. Tijdens defibrillatie kunnen luchtzakken tussen de huid en de standaardpaddles brandwonden op de huid van de patiënt veroorzaken. Bedek de oppervlakken van de paddle-elektroden volledig met nieuwe geleidende gel en gebruik een druk van 11,3 kg per paddle tijdens de ontlading. Mogelijke schade aan de paddle en brandwonden op de huid van de patiënt. Als de defibrillator wordt ontladen terwijl de standaardpaddle-oppervlakken kortsluiting maken, kan dit leiden tot krassen of schade aan het oppervlak van de paddle-elektrode. Paddles met krassen of andere beschadigingen kunnen tijdens de defibrillatie brandwonden op de huid van de patiënt veroorzaken. Ontlaad de defibrillator uitsluitend zoals beschreven in deze gebruiksaanwijzing. Mogelijke brandwonden en ineffectieve energietoediening. Een gelbaan op de huid tussen de standaardpaddles zorgt ervoor dat de defibrillatorenergie een boog vormt tussen de paddles en leidt de energie weg van de hartspier. Zorg dat er geen geleidende gelbaan (nat of droog) ontstaat tussen paddle-plaatsen. Mogelijke schade aan de defibrillator en uitschakeling van de defibrillator. Wanneer de defibrillator samen wordt gebruikt met een andere defibrillator om meer dan 360 J toe te dienen, kunnen een of beide defibrillatoren beschadigd raken en uitschakelen wegens grote hoeveelheden stroom. Vermijd een gelijktijdige ontlading van beide defibrillatoren en houd een toestel achter de hand voor het geval een of beide defibrillatoren uitschakelen. Als de defibrillator uitschakelt, stelt u de defibrillator buiten gebruik en neemt u contact op met een bevoegde servicemonteur. Als u de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor primair als handmatige defibrillator wilt gebruiken, moet u de defibrillator configureren voordat u de defibrillator gaat gebruiken. Zie Paragraaf 8 voor configuratie van de defibrillator. Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

94 Therapie Impedantie LIFEPAK bifasische defibrillatoren meten de transthoracale impedantie van de patiënt en stemmen automatisch stroom, duur en voltage van het defibrillatiegolfcomplex af op de behoeften van de individuele patiënt. Impedantie wordt gemeten wanneer de defibrillator wordt opgeladen. Om voor correcte metingen van de patiëntimpedantie te zorgen, moet u de defibrillator altijd opladen wanneer de standaardpaddles (harde paddles) of QUIK-COMBO-elektroden contact maken met de borstkas van de patiënt. Als de standaardpaddles zich in de paddlehouders bevinden of tegen elkaar aan staan (kortsluiting) wanneer de defibrillator wordt opgeladen, beperkt de defibrillator de beschikbare energie tot 79 joule. Zo wordt schade aan de interne circuits voorkomen, voor het geval de energie wordt ontladen terwijl de harde paddles nog in de paddlehouders staan of tegen elkaar aan staan. Als de defibrillator is opgeladen tot 80 joule of meer en energie wordt ontladen terwijl de harde paddles in de paddlehouders staan, wordt op het display de geselecteerde beschikbare energie weergegeven en worden op de automatische afdruk de datum en Schok 1 79 J genoteerd. Als de defibrillator is opgeladen tot 80 Joules of meer terwijl de paddles in de paddlehouders staan, en de paddles worden verwijderd en op een patiënt worden geplaatst, laadt de defibrillator verder op tot het geselecteerde energieniveau en kan de defibrillatie op de gebruikelijke wijze worden voltooid. Wanneer de defibrillator wordt opgeladen met de paddles op de borstkas van de patiënt, past de defibrillator automatisch het voltage van het golfcomplex en de stroomduur aan de impedantie van de patiënt aan. Het is belangrijk dat u begrijpt dat deze automatische aanpassing niet optreedt wanneer de defibrillator wordt opgeladen terwijl de paddles in de paddlehouders staan. Wanneer de paddles of QUIK-COMBO-elektroden op de borstkas van de patiënt zijn geplaatst wanneer de defibrillator wordt opgeladen en de defibrillator een impedantie van 15 Ohm of minder meet, ontlaadt de defibrillator de condensator en laadt deze automatisch weer op tot een lagere energie-instelling. Als deze situatie zich voordoet, wordt het bericht LAGE IMPEDANTIE - HERLADEN weergegeven op het scherm. Als het opladen is voltooid, kan de defibrillatie op de gebruikelijke wijze worden voltooid. Defibrillatieprocedure U kunt de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor instellen voor energieniveaus met een automatische volgorde. Zie Setupmenu voor handmatige mode, pagina Druk op AAN. 2 Identificeer de elektrode- of paddleplaatsen op de patiënt. Gebruik de anterior-laterale of de anterior-posterior positie zoals beschreven op bladzijde Bereid de huid van de patiënt voor op het aanbrengen van de elektroden: Plaats de patiënt zo mogelijk op een stevig oppervlak uit de buurt van stilstaand water. Verwijder kleding van het bovenste deel van de romp van de patiënt. Verwijder overtollig haar van de elektrodeplaatsen; indien het nodig is de huid te scheren, zorg dan dat de huid intact blijft. Maak de huid schoon en droog deze goed af met een handdoek of gaasje. Breng geen alcohol, benzoëtinctuur of deodorant op de huid aan. 4 Sluit de therapie-elektroden aan op de therapiekabel en bevestig de kabelaansluiting op de defibrillator. Opmerking: Als bij PADDLE-afleiding het bericht VERWIJDER TESTPLUG wordt weergegeven, ontkoppelt u de testplug en sluit u de therapie-elektroden aan op de QUIK-COMBO-therapiekabel Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

95 Therapie 5 Breng de therapie-elektroden in anterior-laterale of anterior-posterior positie op de patiënt aan. Bij gebruik van standaardpaddles moet er geleidende gel op de paddles worden aangebracht en moeten de paddles op de borst van de patiënt worden geplaatst. 6 Druk op ENERGIEKEUZE. 7 Druk op OPLADEN. Terwijl de defibrillator wordt opgeladen, verschijnt er een oplaadbalk en wordt er een stijgende toon gegeven die het ladingniveau aangeeft. Wanneer de defibrillator volledig is opgeladen, wordt een overlay weergegeven (zie Defibrillatieprocedure, pagina 4-18). 8 Zorg dat al het personeel, inclusief de gebruiker, uit de buurt van de patiënt, het bed en alle op de patiënt aangesloten apparatuur is. 9 Bevestig ECG-ritmes en beschikbare energie. 10 Druk op de SCHOK-knop op de defibrillator of op de SCHOK-knoppen op de standaard paddles om energie naar de patiënt te ontladen. Voor standaard paddles, oefent u met beide paddles stevige druk uit op de borst van de patiënt en drukt u beide paddleknoppen tegelijkertijd in om energie naar de patiënt te ontladen. Omwille van veiligheidsredenen is de SCHOK-knop op het voorpaneel van de defibrillator uitgeschakeld wanneer u standaard paddles gebruikt. Opmerking: Druk Selectiewiel in om te deactiveren (lading annuleren). De defibrillator wordt automatisch gedeactiveerd als de schokknoppen niet binnen 60 seconden worden ingedrukt of als u de energieselectie verandert nadat het opladen is begonnen. Druk op OPLADEN om het opladen opnieuw te starten. 11 Let op de patiënt en het ECG-ritme. Als een extra schok nodig is, herhaal dan de procedure, te beginnen met Stap 6. Opmerking: als het bericht ABNORMALE ENERGIEAFGIFTE wordt weergegeven en de schok niet effectief is, verhoog dan zo nodig de energie en herhaal de schok. (Zie ook bladzijde 4-27.) 4Therapie De metronoom voor CPR Wanneer bij een hartstilstand CPR is vereist, geeft de metronoom voor CPR hoorbare instructies die de gebruiker helpen CPR toe te passen in het juiste tempo conform de richtlijnen van de American Heart Association en de European Resucitation Council van Waarschuwingen van de metronoom voor reanimatie WAARSCHUWING Reanimatie toegediend wanneer dit niet nodig is. De geluiden van de metronoom geven geen informatie over de conditie van de patiënt. Daar de status van de patiënt binnen korte tijd kan veranderen, dient de patiënt te allen tijde te worden beoordeeld. Voer geen CPR uit op een patiënt die reageert of normaal ademt. Opmerking: De metronoom voor CPR is een hulpmiddel voor het aanhouden van het juiste tempo tijdens CPR. Beoordeel de patiënt voortdurend en pas alleen CPR toe wanneer dit vereist is. Pas CPR toe volgens uw training en protocollen. Werking van de metronoom voor CPR De metronoom geeft hoorbare tikjes in een tempo van 100/minuut om de hulpverlener te helpen bij het uitvoeren van borstcompressies. De metronoom geeft tevens hoorbare beademingsinstructies (ofwel een toon of het commando Beadem ) om de hulpverlener aan te geven wanneer de beademingen moeten worden uitgevoerd. De metronoom instrueert de hulpverlener CPR uit te voeren in de geselecteerde verhouding voor compressies en beademingen (C:V). Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

96 Therapie Overwegingen in verband met leeftijd en luchtweg De standaard C:V-verhouding voor de metronoom (in zowel de AED- als de manuele modus) is Volw. niet geïntubeerd (30:2) omdat de meeste patiënten met een hartstilstand volwassenen zijn waarbij de luchtweg in eerste instantie niet veilig gesteld is. In de manuele modus kan de gebruiker de meest geschikte C:V-verhouding selecteren op basis van de leeftijd van de patiënt en de huidige status van de luchtweg. De keuze voor de leeftijd en luchtweg bepaalt de C:V-verhouding van het metronoomgeluid. De standaard C:V-verhoudingen worden weergegeven in Tabel 4-2. Tabel 4-2 Standaard C:V-verhoudingen voor leeftijd-luchtweg in manuele modus Leeftijd-Luchtweg C:V-verhouding Volw. niet geïntubeerd* 30:2 Volw. geïntubeerd** 10:1 Jongere niet 15:2 geïntubeerd*** Jongere geïntubeerd 10:1 * Niet geïntubeerd = geen kunstmatige luchtweg aangebracht **Geïntubeerd = Kunstmatige luchtweg aangebracht ***Jongere = Kind van vóór de pubertijd Opmerking: De selecties voor de verhouding voor compressies en beademingen kan worden ingesteld volgens de plaatselijke medische protocollen. Raadpleeg Setupmenu metronoom voor CPR, pagina 8-8. De metronoom in- en uitschakelen De metronoom voor CPR activeren in de manuele modus: Metronoom voor CPR Volw. - niet geïntubeerd Volw. - geïntubeerd Jongere- niet geïntubeerd Jongere- geïntubeerd Metronoom stoppen Volw. - niet geïntubeerd 30:2 1 Gebruik het Selectiewiel om het pictogram CPR-METRONOOM te selecteren. Het menu van de metronoom voor CPR wordt weergegeven en de metronoom wordt geactiveerd met de standaardinstelling Volw. niet geïntubeerd. 2 Gebruik het Selectiewiel om de gewenste instelling voor leeftijd en luchtweg te markeren en te selecteren. Wanneer de metronoom is ingeschakeld, wordt in het berichtengebied een melding weergegeven van de huidige selectie voor leeftijd en luchtweg. Opmerking: De CPR-metronoom kan niet worden geactiveerd tijdens non-invasieve pacing. Opmerking: Als het VF/VT-alarm is ingeschakeld, wordt dit gepauzeerd wanneer de metronoom actief is om valse VF/VT-alarmen te voorkomen. Indien andere alarmen voor levenstekenen worden geactiveerd wanneer de metronoom is ingeschakeld, worden alleen de visuele indicaties weergegeven. De alarmtoon wordt echter onderdrukt totdat de metronoom wordt uitgeschakeld. De metronoom geeft voortdurend tikjes en beademingsinstructies totdat hij wordt uitgeschakeld. De metronoom kan worden gestopt door de optie METRONOOM STOPPEN te 4-20 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

97 Therapie selecteren in het menu Metronoom voor CPR. Wanneer de metronoom voor CPR AAN of UIT wordt gezet en wanneer de instelling voor leeftijd en luchtweg wordt gewijzigd, wordt er een actie geregistreerd in het CODE SUMMARY-actielogboek. Druk op OPTIES om het volume van de metronoom aan te passen, selecteer ALARMVOLUME en wijzig het VOLUME. Opmerking: Als alle keuzes voor de leeftijd en luchtweg worden ingesteld op dezelfde C:Vverhouding (opties Volw. - niet geïntubeerd, Volw. - geïntubeerd, Jongere- niet geïntubeerd, Jongere- geïntubeerd ingesteld op 10:1), geeft de metronoom voor CPR altijd tikjes en beademingsinstructies in de ingestelde verhouding voor zowel de AED mode als de manuele modus. In deze situatie verschijnt het menu CPR-metronoom niet wanneer het pictogram CPR-METRONOOM wordt geselecteerd tijdens het gebruik het selecteren van het pictogram CPR-METRONOOM activeert en deactiveert de metronoom alleen aan de vaste C:Vverhouding. Gesynchroniseerde cardioversieprocedure Opmerking: de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor kan worden geconfigureerd om na ontlading in de synchrone mode te blijven of naar de asynchrone mode terug te keren. Het is belangrijk dat u weet hoe uw defibrillator geconfigureerd is. Zie Setupmenu voor handmatige mode, pagina Druk op AAN. 2 Sluit de patiënten-ecg-kabel en de ECG-elektroden aan zoals eerder beschreven op bladzijde Selecteer afleiding II of de afleiding met de grootste amplitude van het QRS-complex (positief of negatief). Opmerking: Om het ECG met therapie-elektroden te bewaken, plaatst u de elektroden in de anterior-laterale positie en selecteert u de PADDLE-afleiding. 4Therapie WAARSCHUWING! Mogelijke letale aritmie. Onjuiste synchronisatie kan leiden tot ventrikelfibrilleren. Gebruik GEEN ECG van een andere monitor (slaving) om de ontlading van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor te synchroniseren. Bewaak altijd het ECG van de patiënt direct via de ECG-kabel of therapiekabel of gebruik de remote synchronisatieprocedure. Bevestig de juiste plaatsing van de waarnemingsmarkering op het ECG. 4 Druk op SYNC. Controleer of de LED Sync knippert bij elk gedetecteerd QRS-complex. Opmerking: druk nogmaals op SYNC om de sync-mode te deactiveren. 5 Let op het ECG-ritme. Controleer of er een driehoekige waarnemingsmarkering vlakbij het midden van elk QRS-complex wordt weergegeven. Als de waarnemingsmarkeringen niet verschijnen of op de verkeerde plaats worden weergegeven (bijvoorbeeld op de T-top), selecteer dan een andere afleiding. (Het is normaal dat de plaats van de waarnemingsmarkering enigszins varieert bij elk QRS-complex.) 6 Bereid de huid van de patiënt voor op de bevestiging van therapie-elektroden zoals beschreven in Stap 3 of Defibrillatieprocedure, bladzijde Sluit de therapie-elektroden aan op de therapiekabel en bevestig de kabelaansluiting op de defibrillator. 8 Breng de therapie-elektroden in anterior-laterale of anterior-posterior positie op de patiënt aan. Bij gebruik van standaardpaddles moet er geleidende gel op de paddles worden aangebracht en moeten de paddles op de borst van de patiënt worden geplaatst. 9 Druk op ENERGIEKEUZE. Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

98 Therapie 10 Druk op OPLADEN. Opmerking: Als het bericht VERWIJDER TESTPLUG wordt weergegeven, ontkoppelt u de testplug, sluit u de therapie-elektroden aan op de QUIK-COMBO-therapiekabel en drukt u op OPLADEN. 11 Zorg dat al het personeel, inclusief de gebruiker, uit de buurt van de patiënt, het bed en alle op de patiënt aangesloten apparatuur is. 12 Bevestig het ECG-ritme. Bevestig de beschikbare energie. 13 Houd de SCHOK-knop op de defibrillator ingedrukt tot het bericht AFGEGEVEN ENERGIE verschijnt op het scherm. Voor standaard paddles houdt u beide SCHOK-knoppen op de paddles tegelijkertijd ingedrukt tot het bericht AFGEGEVEN ENERGIE verschijnt op het scherm. Laat de knoppen los. Omwille van veiligheidsredenen is de SCHOK-knop op het voorpaneel van de defibrillator uitgeschakeld wanneer u standaard paddles gebruikt. Opmerking: Druk Selectiewiel in om te deactiveren (lading annuleren). De defibrillator wordt automatisch gedeactiveerd als de schokknoppen niet binnen 60 seconden worden ingedrukt of als u de energieselectie verandert nadat het opladen is begonnen. Druk op OPLADEN om het opladen opnieuw te starten. 14 Let op de patiënt en op het ECG-ritme. Herhaal zo nodig de procedure vanaf Stap 4. Remote synchronisatieprocedure WAARSCHUWINGEN! Mogelijke letale aritmie. Onjuiste synchronisatie kan leiden tot ventrikelfibrilleren. Het biomedische/technische personeel van het ziekenhuis moet maatregelen voor synchronisatievertraging op het systeem als geheel toepassen, om ervoor te zorgen dat de grens van 60 ms voor synchronisatievertraging niet wordt overschreden, volgens de eisen zoals die zijn gespecificeerd in IEC Bevestig altijd de juiste plaatsing van de waarnemingsmarkering op het ECG. Mogelijke monitorincompatibiliteit Ga niet verder met gesynchroniseerde cardioversie, als de R-top synchronisatiemarkeringen niet vrijwel gelijktijdig blijken te zijn aan de R-toppen op het remote monitordisplay of als ze niet aanwezig zijn. De LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor kan worden geconfigureerd om een ECG-bron te ontvangen van een externe monitor (zoals een bedside ECG-bewakingssysteem) met behulp van de ECG/Sync-connector op de achterzijde van de defibrillator/monitor. Zie Setupmenu voor handmatige mode, pagina 8-5. De remote monitor moet een sync-uitvoerconnector hebben en er moet een kabel zijn om deze aansluiting te maken. Zie de servicehandleiding van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor voor nadere informatie. Opmerking: De LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor kan worden geconfigureerd om na ontlading in de synchrone mode te blijven of naar de asynchrone mode terug te keren. Het is belangrijk dat u weet hoe uw defibrillator geconfigureerd is. Zie Setupmenu voor handmatige mode, pagina 8-5. Zo voert u de gesynchroniseerde cardioversie uit met behulp van een remote ECGbewakingsbron: 1 Controleer of de defibrillator/monitor is aangesloten op de netvoeding. 2 Sluit de synchronisatiekabel aan op de ECG/Sync-connector van de defibrillator/monitor en de externe monitor. 3 Druk op AAN Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

99 Therapie 4 Bevestig de ECG-kabel van de remote monitor op de patiënt. 5 Druk op SYNC op de defibrillator/monitor. 6 Selecteer REMOTE SYNC in het menu. Opmerking: het scherm op de defibrillator/monitor geeft het bericht REMOTE SYNC weer in plaats van golfcomplexen. 7 Observeer het ECG-ritme op de remote monitor. Controleer of er een waarnemingsmarkering boven elk QRS-golfcomplex wordt weergegeven. 8 Controleer of de LED Sync op de defibrillator/monitor knippert bij elk gedetecteerd QRS op de remote monitor. 9 Volg Stap 6 tot en met Stap 14 van de eerder gegeven Gesynchroniseerde cardioversieprocedure. DEFIBRILLATIE BIJ KINDEREN Paddles voor kinderen zijn onderdeel van de standaardpaddleset (zie bladzijde 5-7). Plaatsing van paddles bij kinderen Paddles voor kinderen moeten worden gebruikt bij patiënten met een gewicht van minder dan 10 kg of bij patiënten van wie de borstgrootte niet geschikt is voor de therapie-elektroden voor volwassenen. Paddles voor volwassenen worden aanbevolen als deze volledig op de borst van de patiënt passen. Zorg dat er ten minste 2,5 cm ruimte tussen de elektroden is. Bij neonaten met zeer kleine borstkasjes kunnen paddles voor kinderen te groot zijn om ze in de anterior-laterale positie te plaatsen. In dit geval plaatst u paddles in de anterior-posterior positie. Als de paddles tegen de borst en rug worden gehouden, wordt de patiënt op zijn/haar zijkant ondersteund. Gebruik de paddles voor kinderen niet bij volwassenen of oudere kinderen. Als de energie die voor volwassenen wordt aanbevolen, door dit betrekkelijk kleine elektrodeoppervlak wordt toegediend, wordt het risico op brandwonden op de huid vergroot. 4Therapie Anterior-lateraal Hier volgt de standaardplaatsing van paddles voor kinderen (zie Afbeelding 4-3): De sternumpaddle rechtsboven op de romp van de patiënt, lateraal van het sternum en onder de clavicula. De apexpaddle lateraal van de linkertepel van de patiënt in de midaxillaire lijn, met het midden van de paddle zo mogelijk in de midaxillaire lijn. Sternum Apex Afbeelding 4-3 Anterior-laterale positie van de paddle Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

100 Therapie Anterior-posterior Plaats de sternumpaddle anterior over het linker precordium en de apexpaddle posterior achter het hart in de regio infrascapularis (zie Afbeelding 4-4). Sternum Apex Afbeelding 4-4 Anterior-posterior positie van de paddle Defibrillatieprocedure Zo defibrilleert u de patiënt: 1 Druk op AAN om de defibrillator aan te zetten. 2 Om de paddles voor kinderen te gebruiken, schuift u de paddle voor volwassenen naar voren totdat deze losgaat. 3 Breng defibrillatiegel op de elektrodeoppervlakken van de paddle voor kinderen aan. 4 Selecteer de juiste energie voor het gewicht van het kind volgens de aanbevelingen van de American Heart Association (of equivalente richtlijnen). 5 Plaats de paddles stevig op de borst van de patiënt. 6 Druk op OPLADEN. 7 Zorg dat al het personeel, inclusief de gebruiker, uit de buurt van de patiënt, het bed en alle op de patiënt aangesloten apparatuur is. 8 Bevestig ECG-ritme en beschikbare energie. 9 Druk op de SCHOK-knop op de defibrillator of op de SCHOK-knoppen op de standaard paddles om energie naar de patiënt te ontladen. Voor standaard paddles, oefent u met beide paddles stevige druk uit op de borst van de patiënt en drukt u beide paddleknoppen tegelijkertijd in om energie naar de patiënt te ontladen. Omwille van veiligheidsredenen is de SCHOK-knop op het voorpaneel van de defibrillator uitgeschakeld wanneer u standaard paddles gebruikt. Opmerking: Druk Selectiewiel in om te deactiveren (lading annuleren). De defibrillator wordt automatisch gedeactiveerd als de schokknoppen niet binnen 60 seconden worden ingedrukt of als u de energieselectie verandert nadat het opladen is begonnen. Druk op OPLADEN om het opladen opnieuw te starten. Opmerking: als het bericht ABNORMALE ENERGIEAFGIFTE wordt weergegeven en de schok niet effectief is, verhoog dan zo nodig de energie en herhaal de schok. (Zie ook bladzijde 4-27.) 4-24 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

101 Therapie Tips voor het oplossen van problemen bij defibrillatie en gesynchroniseerde cardioversie Tabel 4-3 Tips voor het oplossen van problemen bij defibrillatie en gesynchroniseerde cardioversie Observatie Mogelijke oorzaak Corrigerende handeling 1 De oplaadtijd tot 360 J is meer dan 10 seconden. 2 De energie wordt niet aan de patiënt toegediend wanneer er op de SCHOK-knop(pen) wordt gedrukt. Batterij bijna leeg. De defibrillator is in de synchronisatiemode en er worden geen QRScomplexen gedetecteerd. De defibrillator is in de synchronisatiemode en er worden geen SCHOKknoppen ingedrukt of ingedrukt gehouden tot het volgende gedetecteerde QRS-complex. Er is op de SCHOK-knop(pen) gedrukt voordat de volledige lading is bereikt. Er zijn 60 seconden verstreken voordat op de SCHOK-knop(pen) is gedrukt na een volledige oplading. Energie intern verwijderd. De ENERGIEkeuze is gewijzigd. Testplug aangesloten op QUIK-COMBO-therapiekabel. Sluit aan op netvoeding. De defibrillator functioneert in een omgeving met een lage temperatuur (<25 C). Wijzig de ECG-afleiding voor een optimale waarneming van QRS of deactiveer SYNC. Houd de schokknoppen ingedrukt totdat er een ontlading plaatsvindt of tot het volgende gedetecteerde QRS. Wacht op een toon en een bericht dat een volledige lading aangeeft. Druk binnen 60 seconden na volledige oplading op de SCHOK-knop(pen). Druk nogmaals op OPLADEN. Ontkoppel de testplug en sluit elektroden aan op de QUIK-COMBOtherapiekabel. 4Therapie Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

102 Therapie Tabel 4-3 Tips voor het oplossen van problemen bij defibrillatie en gesynchroniseerde cardioversie (vervolg) Observatie Mogelijke oorzaak Corrigerende handeling 3 Het bericht VERWIJDER TESTPLUG wordt weergegeven. 4 Het bericht SLUIT KABEL AAN of ENERGIE NIET AFGEGEVEN wordt weergegeven. 5 Het bericht STROOMSTORING wordt weergegeven (geselecteerde en beschikbare energie). 6 Het bericht DEACTIVEREN wordt weergegeven. Testplug aangesloten op QUIK-COMBO-therapiekabel. HF-storing tijdens ablatieprocedure. De therapiekabel is losgeraakt en de energie is intern verwijderd. De defibrillator is niet gekalibreerd. Er is niet binnen 60 seconden na voltooiing van het opladen op de ontlaadknop gedrukt. Energie geselecteerd nadat de oplading is voltooid. De therapiekabel raakt los. Ontkoppel de testplug en sluit elektroden aan op de QUIK-COMBOtherapiekabel. Bewaak de patiënt als volgt met de ECG- en therapiekabel: 1 Sluit de ECG-elektroden aan op de patiënt- en ECG-kabel. 2 Controleer of het apparaat het ECG-golfcomplex van de patiënt weergeeft in kanaal 1 in afleiding I, II of III. 3 Sluit de therapieelektroden aan op de patiënt- en therapiekabel. 4 Controleer of het apparaat het ECG-golfcomplex van de patiënt weergeeft in kanaal 2 in paddleafleiding. Sluit de kabel opnieuw aan en druk nogmaals op OPLADEN. Kan nog energie overbrengen. Neem contact op met bevoegd servicepersoneel. Laad de defibrillator opnieuw op, indien gewenst. Laad de defibrillator opnieuw op. Sluit de elektrode/kabel opnieuw aan Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

103 Therapie Tabel 4-3 Tips voor het oplossen van problemen bij defibrillatie en gesynchroniseerde cardioversie (vervolg) Observatie Mogelijke oorzaak Corrigerende handeling 7 De patiënt sprong niet (geen spierreactie) tijdens de ontlading van de defibrillator. 8 Het bericht ABNORMALE ENERGIEAFGIFTE wordt weergegeven en Schok XJ abnormaal wordt geannoteerd op de print. 9 Het bericht BEVESTIG ELEKTRODEN wordt weergegeven. 10 Het bericht AANSLUITEN OP NETVOEDING wordt weergegeven. 11 Het bericht SLUIT SYNC- KABEL AAN OP REMOTE MONITOR wordt weergegeven. 12 Het bericht LAGE IMPEDANTIE HERLADEN wordt weergegeven. De spierreactie van de patiënt is variabel en hangt af van de conditie van de patiënt. Geen zichtbare reactie op defibrillatie houdt niet noodzakelijkerwijs in dat er geen ontlading heeft plaatsgevonden. Therapiekabel niet aangesloten op de therapieelektroden. Ontlading naar de open lucht met standaardpaddles. Ontlading vindt plaats met standaardpaddles waartussen kortsluiting is ontstaan. Impedantie van patiënt buiten bereik. Incorrecte aansluiting op defibrillator. Elektroden kleven niet naar behoren aan de patiënt. De elektroden zijn droog, beschadigd of verouderd. Remote sync is geselecteerd en de defibrillator is niet aangesloten op de netvoeding. Remote sync is geselecteerd en de defibrillator is niet aangesloten op de externe monitor. Een patiëntimpedantie van <15 Ohm gedetecteerd. Geen handeling nodig. Sluit elektroden aan op de therapiekabel. Druk de paddles stevig op de borst van de patiënt tijdens het ontladen. Voer testontladingen uit met defibrillatiecontrole. Zie waarschuwing, bladzijde Verhoog de energie en/of herhaal de ontladingen voor zover nodig. Overweeg wegwerptherapieelektroden door nieuwe te vervangen. Controleer of de elektroden zijn aangesloten. Druk de elektroden stevig op de huid van de patiënt. Reinig, scheer en droog de huid van de patiënt zoals aanbevolen. Vervang de elektroden. Sluit aan op netvoeding. Druk op SYNC om remote sync uit te schakelen. Sluit aan op de externe monitor. Druk op SYNC om remote sync uit te schakelen. Geen handeling nodig. 4Therapie Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

104 Therapie Tabel 4-3 Tips voor het oplossen van problemen bij defibrillatie en gesynchroniseerde cardioversie (vervolg) Observatie Mogelijke oorzaak Corrigerende handeling 13 Het bericht ZOEKT NAAR SIGNAAL wordt weergegeven. Remote sync is geselecteerd en de defibrillator is bezig met het kwalificeren van het ingangssignaal. Geen handeling nodig. NON-INVASIEVE PACING De LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor biedt non-invasieve pacing met behulp van QUIK-COMBO-elektroden. De volgende alinea's omvatten: Waarschuwingen voor non-invasieve pacing Demand en Non-demand Pacing Procedure voor non-invasieve pacing Tips voor het oplossen van problemen bij non-invasieve pacing Voor informatie over non-invasieve pediatrische pacing, kunt u de gebruiksaanwijzing van de therapie-elektroden van Physio-Control raadplegen. Waarschuwingen voor non-invasieve pacing WAARSCHUWINGEN! Kan ventriculaire fibrillatie veroorzaken. Sinusbradycardie kan fysiologisch zijn bij ernstige hypothermie (dat wil zeggen een juiste reactie zijn om bij hypothermie een afdoende zuurstoftoevoer in stand te houden) en vormt in dergelijke gevallen gewoonlijk geen indicatie voor pacing. Risico op onderbreking van de therapie. Observeer de patiënt continu terwijl de pacemaker in gebruik is. De reactie van de patiënt op de pacingtherapie, bijvoorbeeld de stimulatiedrempel, kan na verloop van tijd veranderen. Risico op onvermogen pacing te verrichten. Het gebruik van combinatietherapie-elektroden van andere fabrikanten met deze apparatuur kan leiden tot een vermindering van de effectiviteit van pacing of het onvermogen pacing te verrichten vanwege onaanvaardbaar hoge impedantieniveaus. Mogelijke brandwonden op de huid van de patiënt. Langdurige non-invasieve pacing kan irritatie en brandwonden op de huid van de patiënt veroorzaken, vooral bij hogere pacingstroomniveaus. Staak de non-invasieve pacing als de huid verbrandt en een andere pacingmethode beschikbaar is. Demand en Non-demand Pacing De non-invasieve pacemaker kan worden gebruikt voor demand (synchrone) of non-demand (asynchrone) pacingmodi. De Demand-mode wordt gebruikt voor de meeste patiënten. In de Demand-mode verhindert de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor/pacemaker pacing wanneer de eigen hartslag van de patiënt wordt waargenomen (intrinsieke QRS). In de Demand-mode genereert de pacemaker 4-28 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

105 Therapie asynchroon pacingpulsaties als de ECG-amplitude te laag is om de slagen van de patiënt waar te nemen of als een ECG-afleiding losraakt zodat er geen ECG-ritme aanwezig is. Dit houdt in dat de pacemaker pacingpulsaties voortbrengt op de geselecteerde frequentie, ongeacht het ECG-ritme van de patiënt. De asynchrone of non-demand mode kan worden geselecteerd als ruis of artefacten een juiste waarneming van QRS-complexen verhinderen. Druk op de knop OPTIES om de non-demand mode op te roepen. (Zie bladzijde 2-8.) De LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor is voorzien van een geïntegreerde pulsatieoximeter die kan worden gebruikt in combinatie met een non-invasieve pacemaker om de capture te controleren. Hiervoor vergelijkt u de pulsatiefrequentie die door de oximeter wordt gemeten, met de ingestelde pacingfrequentie van de pacemaker. Procedure voor non-invasieve pacing ECG-bewaking tijdens pacing moet worden verricht met de ECG-elektroden en de patiënten-ecgkabel. Pacingtherapie-elektroden kunnen niet tegelijkertijd worden gebruikt om het ECG-ritme te bewaken en pacingstroom te leveren. Zorg dat de therapie-elektroden op de juiste plaatsen worden aangebracht zoals beschreven in de procedure voor pacing. Als de elektroden op de verkeerde plaats worden aangebracht, kan dit een verschil in de stimulatiedrempel uitmaken. Handel als volgt voor pacing: 1 Druk op AAN. 2 Sluit de patiënten-ecg-kabel aan, breng de ECG-elektroden op de ECG-kabel en de patiënt aan en selecteer afleiding I, II of III. Om het beste bewakingssignaal te verkrijgen moet gezorgd worden dat er voldoende ruimte is tussen de ECG-elektroden en de therapie-elektroden. 3 Identificeer de QUIK-COMBO-elektrodeplaatsen op de patiënt. Gebruik voor pacing de anterior-laterale of de anterior-posterior positie (zie bladzijde 4-3). 4 Bereid de huid van de patiënt voor op het aanbrengen van de elektroden zoals beschreven in Stap 3 van de defibrillatieprocedure. 5 Breng de QUIK-COMBO-paddles op de patiënt aan. 6 Sluit de therapie-elektroden op de therapiekabel aan. 7 Druk op PACER. Controleer of de LED oplicht, hetgeen aangeeft dat de voeding aanstaat. Opmerking: als het bericht VERWIJDER TESTPLUG wordt weergegeven, ontkoppelt u de testplug en sluit u de therapie-elektroden aan op de QUIK-COMBO-therapiekabel. 8 Let op het ECG-ritme. Controleer of er een driehoekige waarnemingsmarkering vlakbij het midden van elk QRS-complex wordt weergegeven. Als de waarnemingsmarkeringen niet verschijnen of op de verkeerde plaats worden weergegeven (bijvoorbeeld op de T-top), moet u een andere afleiding selecteren. (Het is normaal dat de plaats van de waarnemingsmarkering enigszins varieert bij elk QRS-complex.) 9 Druk op FREQ. of draai aan het selectiewiel om de gewenste pacingfrequentie te selecteren. Opmerking: de knop FREQ. wijzigt de frequentie in stappen van 10 pulsen per minuut (ppm); het selectiewiel wijzigt de frequentie in stappen van 5 ppm. 10 Druk op STROOM of draai aan het selectiewiel om de stroom te verhogen totdat elektrische capture plaatsvindt. Voor elke pacingprikkel die wordt toegediend, gaat het waarschuwingslampje PACER uit en verschijnt een positieve pacingmarkering op het ECG-golfcomplex. 11 Palpeer de pulsatie van de patiënt of controleer de bloeddruk en vergelijk de SpO2- pulsatiefrequentie met de ingestelde pacingfrequentie om te beoordelen of zich mechanische capture heeft voorgedaan. Indien de patiënt ongemak ondervindt, kan sedatie of analgesie worden overwogen. Opmerking: de knop STROOM wijzigt de stroom in stappen van 10 ma; het selectiewiel 4Therapie Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

106 Therapie wijzigt de stroom in stappen van 5 ma. Opmerking: om de frequentie of de stroom tijdens pacing te veranderen, drukt u op FREQ. of STROOM en draait u aan het selectiewiel. Opmerking: om pacing te onderbreken en het intrinsieke ritme van de patiënt te bekijken, drukt u op de knop PAUZE en houdt u deze ingedrukt. Hierdoor stimuleert de pacemaker op 25% van de ingestelde frequentie. Laat de knop PAUZE los om verder te gaan met pacing op de ingestelde frequentie. 12 Om pacing te stoppen, vermindert u de stroom tot nul of drukt u op PACER. Opmerking: om te defibrilleren en op te houden met non-invasieve pacing drukt u op ENERGIEKEUZE of laadt u de defibrillator op. Pacing houdt automatisch op. Ga verder met defibrillatie. Als de monitor tijdens pacing losse ECG-afleidingen detecteert, gaat pacing verder op een vaste frequentie totdat de ECG-afleiding opnieuw wordt aangesloten. Tijdens pacing op een vaste frequentie dient de pacemaker pulsaties toe op de ingestelde pacingfrequentie, ongeacht eventuele intrinsieke hartslagen van de patiënt. De monitor blijft de pacingfrequentie (ppm) en de stroom (ma) weergeven. Om weer verder te gaan met Demand Pacing, sluit u de ECG-afleiding weer aan. Bewaak de patiënt tijdens pacing te allen tijde visueel, vertrouw niet op de waarschuwing ECG- AFLEIDINGEN LOS om veranderingen in de pacingfunctie waar te nemen. Controleer regelmatig op de juiste ECG-detectie, toediening van pacingpulsaties, elektrische capture en mechanische capture. Als tijdens pacing de elektroden losraken, worden de berichten BEVESTIG ELEKTRODEN en PACING GESTOPT weergegeven en is een alarm hoorbaar. De pacingfrequentie wordt in stand gehouden en de stroom wordt op 0 ma teruggezet. Wanneer de pacingelektroden opnieuw worden aangesloten, wordt het alarmsignaal onderdrukt en verdwijnt het bericht BEVESTIG ELEKTRODEN. De stroom blijft op 0 ma totdat u de stroom handmatig verhoogt. Tips voor het oplossen van problemen bij non-invasieve pacing Tabel 4-4 Tips voor het oplossen van problemen bij non-invasieve pacing Observatie Mogelijke oorzaak Corrigerende handeling 1 Het toestel werkt niet wanneer op PACER wordt gedrukt. 2 De LED PACER brandt, maar de STROOM (MA) neemt niet toe. 3 De LED PACER brandt, STROOM (MA)>0, maar pacingmarkeringen zijn afwezig (geen pacing). Voeding uit. Batterij bijna leeg. Therapie-elektroden los. Pacingfrequentie lager ingesteld dan de intrinsieke frequentie van de patiënt. Oversensing van de pacer (ECG-artefact, ECG-maat te hoog). Controleer of de voeding AAN is. Sluit aan op netvoeding. Controleer of er een bericht wordt weergegeven. Inspecteer de aansluitingen van de therapiekabel en de elektroden. Verhoog de pacingfrequentie. Zorg voor een ongestoord ECG; verlaag de ECG-maat. Selecteer non-demand pacing Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

107 Therapie Tabel 4-4 Tips voor het oplossen van problemen bij non-invasieve pacing (vervolg) Observatie Mogelijke oorzaak Corrigerende handeling 4 Pacing stopt spontaan. De knop PACER is uitgedrukt. Druk op PACER en verhoog de stroom. 5 Het monitorscherm laat vervorming zien tijdens pacing. 6 Capture vindt niet plaats bij de pacingprikkel. 7 Het bericht BEVESTIG ELEKTRODEN wordt weergegeven. 8 Pacing stopt spontaan en het bericht PACERFOUT wordt weergegeven. Interne fout gedetecteerd. Servicebericht geeft een interne fout aan. Therapie-elektrode los. Er is op ENERGIEKEUZE of OPLADEN gedrukt. HF-storing. ECG-elektroden niet optimaal geplaatst ten opzichte van de pacingelektroden. De reactie van de patiënt op pacing is uitermate variabel met betrekking tot de stimulatiedrempel en ECGvervorming. De stroom (ma) is te laag ingesteld. De pacingkabel of elektrode is losgeraakt. De elektroden blijven niet aan de huid kleven. Elektroden verouderd. Interne fout gedetecteerd. Let op het servicewaarschuwingslampje. Zet de voeding uit en weer aan en start pacing nogmaals. Laat service verrichten door bevoegd servicepersoneel. Controleer of er een bericht wordt weergegeven. Controleer de aansluitingen van de pacingkabel en de elektroden. Druk op PACER en verhoog de stroom. Controleer of er een servicebericht wordt weergegeven. Zet de voeding uit en weer aan en start pacing nogmaals. Verplaats de radioapparatuur uit de buurt van de pacemaker. Plaats de elektroden uit de buurt van de pacingelektroden. Selecteer een andere afleiding (I, II of III). Overweeg over te gaan op een andere pacingfrequentie. Verhoog de pacingstroom. (Sedeer/dien analgesie toe indien nodig.) Sluit deze opnieuw aan en stel de stroom in. Bereid de huid voor. Breng nieuwe elektroden aan en stel de stroom in. Zet de voeding uit en weer aan en start pacing nogmaals. Laat service verrichten door bevoegd servicepersoneel. 4Therapie Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

108 Therapie Tabel 4-4 Tips voor het oplossen van problemen bij non-invasieve pacing (vervolg) Observatie Mogelijke oorzaak Corrigerende handeling 9 Het bericht VERWIJDER TESTPLUG wordt weergegeven. 10 Intrinsieke QRScomplexen niet waargenomen tijdens pacing. Testplug aangesloten op de therapiekabel ECG-amplitude te laag om te worden gedetecteerd. Intrinsieke QRS-complexen vinden plaats tijdens de refractaire fase van de pacemaker. 11 Pacing start spontaan. De hartfrequentie van de patiënt daalt onder de ingestelde pacingfrequentie. Tijdens stand-by pacing raakt de ECG-afleiding los. 12 De ingestelde Interne fout gedetecteerd. pacingfrequentie (ppm) en de gestimuleerde frequentie van het ECG blijken niet overeen te stemmen. 13 Onjuiste waarneming (bijvoorbeeld waarneming op T-toppen). QRS-complex te klein. T-top te groot. Ontkoppel de testplug van de therapiekabel. Sluit elektroden aan op de therapiekabel. Selecteer een andere afleiding. Pas de pacingfrequentie aan. De juiste functie van pacemaker; beoordeel de patiënt. Sluit de ECG-afleiding opnieuw aan. Druk ECG af en bereken de pacingfrequentie. Selecteer een andere afleiding Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

109 OPTIES VOOR PADDLEACCESSOIRES Therapie-elektroden bladzijde 5-2 Standaardpaddleset (optioneel) 5-7 Steriliseerbare paddles voor interne defibrillatie Opties voor paddleaccessoires Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

110 Opties voor paddleaccessoires THERAPIE-ELEKTRODEN In de volgende alinea s worden de volgende onderwerpen beschreven: Therapie-elektroden Plaatsing van elektroden Kabelaansluiting Procedures voor ECG-bewaking en therapie Elektroden vervangen en verwijderen Testen Reinigen en steriliseren Therapie-elektroden Er zijn twee soorten van gel voorziene, zelfklevende therapie-elektroden verkrijgbaar: QUIK-COMBO pacing/defibrillatie/ecg-elektroden en FAST-PATCH defibrillatie/ecgelektroden (Afbeelding 5-1). QUIK-COMBO paddles worden gebruikt voor defibrillatie, gesynchroniseerde cardioversie, ECG-bewaking en pacing. FAST-PATCH elektroden kunnen worden gebruikt voor defibrillatie, gesynchroniseerde cardioversie en ECG-bewaking, maar niet voor pacing. Om FAST-PATCH-elektroden te gebruiken met de LIFEPAK 20e-defibrillator/ monitor, hebt u een FAST-PATCH-defibrillatieadapterkabel nodig. Afbeelding 5-1 QUIK-COMBO- of FAST-PATCH-elektroden Een QUIK-COMBO- of FAST-PATCH-elektrodenset: Is een substituut voor standaardpaddles. Geeft een afleiding II-bewakingssignaal indien in de anterior-laterale positie geplaatst. Herstelt het ECG-diagram op de monitor snel na defibrillatie. Handel als volgt om te voorkomen dat elektroden beschadigd worden: De elektroden niet vouwen. De elektroden niet afsnijden. De elektroden niet samendrukken, vouwen of onder zware voorwerpen bewaren. Bewaar therapie-elektroden op een koele, droge plaats. Deze elektroden zijn bestand tegen temperatuurschommelingen tussen -40 en 50 C. Bij continue blootstelling aan temperaturen boven 23 C wordt de levensduur van elektroden aanzienlijk bekort. Er zijn diverse typen QUIK-COMBO-elektroden verkrijgbaar, zoals beschreven in Tabel Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

111 Opties voor paddleaccessoires Tabel 5-1 QUIK-COMBO-elektroden Type QUIK-COMBO QUIK-COMBO - RTS QUIK-COMBO met REDI-PAK aansluitsysteem QUIK-COMBO voor kinderen Beschrijving Elektroden met 0,6 m afleidingsdraad, bestemd voor patiënten met een gewicht van 15 kg of meer. Elektroden met een radio-transparante elektrodenen afleidingsdraadset, bestemd voor patiënten met een gewicht van 15 kg of meer. Elektroden bestemd voor patiënten met een gewicht van 15 kg of meer, die het mogelijk maken de elektrodenset vooraf aan te sluiten op het toestel terwijl de houdbaarheid en integriteit van de elektroden behouden blijven. Elektroden bestemd voor patiënten met een gewicht van 15 kg of minder. FAST-PATCH elektroden kunnen bij kinderen worden gebruikt als de plaatsing voldoet aan de voorwaarden in de volgende alinea's. Gewoonlijk kan aan deze voorwaarden worden voldaan bij patiënten met een gewicht van 15 kg of meer. Plaatsing van elektroden Bij gebruik van QUIK-COMBO- of FAST-PATCH-elektroden moet ervoor worden gezorgd dat: de elektroden volledig op de borst passen zoals beschreven op bladzijde 3-4 of bladzijde 4-3. er ten minste 2,5 cm ruimte tussen de elektroden is. benige uitsteeksels van sternum of ruggengraat niet worden overlapt. Zo plaatst u de elektroden: 1 Bereid de patiënt klaar voor op de plaatsing van de elektroden: Verwijder alle kleding van de borst van de patiënt. Verwijder overtollig borsthaar zo veel mogelijk. Zorg dat u bij gebruik van een scheermes of scheerapparaat geen krasjes of sneden in de huid maakt. Voorkom zo veel mogelijk dat de elektroden op een niet-intacte huid worden geplaatst. Was en droog de huid. Indien er zalf op de borst van de patiënt is, moet de huid met water en zeep worden gereinigd. Veeg de huid stevig droog met een handdoek of gaasje. Hierdoor wordt de huid enigszins afgeschuurd en worden vet, vuil en andere resten verwijderd zodat de elektroden beter aan de huid zullen kleven. Gebruik geen alcohol, benzoëtinctuur of deodorant om de huid voor te bereiden. 2 Trek de beschermende achterkant op de elektroden langzaam weg, te beginnen met het uiteinde met de kabelaansluiting (zie Afbeelding 5-2). Afbeelding 5-2 De achterkant van de elektrode verwijderen 5 Opties voor paddleaccessoires 3 Plaats de elektroden in de anterior-laterale of anterior-posterior positie, zoals beschreven op bladzijde 3-4 of bladzijde 4-3, afhankelijk van de therapie die wordt toegepast en van speciale overwegingen bij de plaatsing. Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

112 Opties voor paddleaccessoires 4 Te beginnen aan één rand drukt u de elektrode stevig op de borst van de patiënt om luchtzakken tussen het geloppervlak en de huid te elimineren. Druk alle kleefranden stevig op de huid. Opmerking: wanneer therapie-elektroden eenmaal zijn aangebracht, mogen ze niet worden verplaatst. Kabelaansluiting Zo sluit u QUIK-COMBO-paddles op de QUIK-COMBO-therapiekabel aan: 1 Open het beschermingsklepje op de connector van de QUIK-COMBO-therapiekabel (zie Afbeelding 5-3). 2 Plaats de connector van de QUIK-COMBO-elektrode in de connector van de therapiekabel door de pijlen op één lijn te brengen en de connectors stevig tegen elkaar te drukken voor een goede aansluiting. Connector van QUIK- COMBO-elektrode Therapiekabelconnector Afbeelding 5-3 QUIK-COMBO-elektroden op de therapiekabel aansluiten Doe het volgende om FAST-PATCH elektroden op de juiste wijze aan te sluiten op de FAST- PATCH defibrillatiekabel en te zorgen voor energieafgifte: 1 Sluit de defibrillatiekabel op de elektrodeaansluiting aan (zo mogelijk alvorens de elektroden op de patiënt aan te brengen). 2 Ondersteun de elektrodeaansluiting tijdens het aansluiten van de defibrillatiekabel (zie Afbeelding 5-4). Druk de kabel stevig op de elektrode totdat er een klik te horen of te voelen is. Afbeelding 5-4 FAST-PATCH elektroden op de defibrillatiekabel aansluiten 3 Trek de connector voorzichtig omhoog om te controleren of de defibrillatiekabel stevig vastzit aan de elektrode. Opmerking: indien u de defibrillatiekabel opnieuw aansluit op een elektrode die reeds op de patiënt is aangebracht, licht u de kleefrand onder de elektrodeaansluiting enigszins op en plaatst u uw vinger onder de aansluiting. Sluit de kabel aan zoals beschreven in de voorafgaande stappen. Procedures voor ECG-bewaking en therapie WAARSCHUWINGEN! Mogelijke brandwonden op de huid van de patiënt. Gebruik geen QUIK-COMBO-paddles voor kinderen bij volwassenen of grotere kinderen. Een afgifte van defibrillatie-energie van ten minste 100 joule (doorgaans gebruikt bij volwassenen) via deze kleinere elektroden verhoogt het risico op brandwonden op de huid. 5-4 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

113 Opties voor paddleaccessoires WAARSCHUWINGEN! (VERVOLG) Risico op brandwonden op de huid van kinderen. Non-invasieve pacing kan irritatie van en brandwonden op de huid van de patiënt veroorzaken, vooral bij hogere pacingstroomniveaus. Inspecteer de onderliggende huid van de elektrode regelmatig na 30 minuten continue pacing. De non-invasieve pacing dient gestaakt te worden indien zich brandwonden voordoen en er een andere pacingmethode beschikbaar is. Zodra pacing ophoudt, moeten de elektroden worden verwijderd of door nieuwe worden vervangen. Bij volwassen patiënten volgt u de procedures voor ECG-bewaking, AED-defibrillatie, handmatige defibrillatie, gesynchroniseerde cardioversie en pacing zoals beschreven in Paragraaf 3 of Paragraaf 4. Bij kinderen volgt u de procedures voor ECG-bewaking, handmatige defibrillatie, gesynchroniseerde cardioversie en pacing met de volgende uitzonderingen: Selecteer de juiste defibrillatie-energie voor het gewicht van het kind volgens de aanbevelingen van de American Heart Association (AHA) of het plaatselijke protocol. Bij gebruik van energieniveaus van ten minste 100 joule bestaat het risico op het veroorzaken van brandwonden. Tijdens pacing inspecteert u regelmatig of de huid van de patiënt onder de elektrode tekenen van brandwonden vertoont. Opmerking: de hoeveelheid pacingstroom die nodig is voor capture, is vergelijkbaar met de pacingstroom die nodig is bij volwassenen. Elektroden vervangen en verwijderen Vervang QUIK-COMBO-, QUIK-COMBO RTS-, QUIK-COMBO REDI-PAK- en FAST-PATCH Plus-elektroden door nieuwe elektroden na 50 defibrillatieschokken, nadat deze 24 uur op de huid van de patiënt hebben gezeten of na 8 uur continue pacing. Vervang pediatrische QUIK- COMBO- en FAST-PATCH-elektroden na 25 defibrillatieschokken, nadat deze 24 uur op de huid van de patiënt hebben gezeten of na 8 uur continue pacing. Zo verwijdert u QUIK-COMBO- of FAST-PATCH-elektroden van de patiënt: 1 Trek de elektrode langzaam vanaf de rand weg terwijl u de huid ondersteunt zoals getoond in afbeelding Afbeelding 5-5. Afbeelding 5-5 Therapie-elektroden van de huid verwijderen 2 Maak de huid van de patiënt schoon en droog. 3 Wanneer de elektroden worden vervangen, moet de plaats van de elektroden enigszins worden gewijzigd om brandwonden op de huid te voorkomen. 4 Sluit de beschermlaag op de QUIK-COMBO-therapiekabelconnector wanneer de kabel niet in gebruik is. Zo maakt u de defibrillatiekabel los van de FAST-PATCH-elektroden. 1 Oefen druk uit op de elektrodeaansluiting. 5 Opties voor paddleaccessoires Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

114 Opties voor paddleaccessoires 2 Klem de drukconnector met de vingers van de andere hand vast en trek deze recht omhoog (zie Afbeelding 5-6). Afbeelding 5-6 De defibrillatiekabel losmaken van de FAST-PATCH-elektroden WAARSCHUWING! Risico op beschadiging van de kabel en niet-effectieve afgifte van energie of verlies van bewaking. Indien de defibrillatiekabel verkeerd wordt losgemaakt, kan dit de kabeldraden beschadigen. Dit kan tot gevolg hebben dat er geen energie wordt afgegeven of dat het ECG-signaal tijdens de behandeling van de patiënt verloren gaat. Plaats de kabel zodanig dat deze niet kan worden losgetrokken, nergens aan vast kan blijven haken en dat er niemand over kan vallen. Maak de drukconnectors van de defibrillatiekabel niet los van de elektrodeaansluitingen of de aansluitingen op testtoestellen door aan de kabel te trekken. Maak de kabel los door alle kabelconnectors recht naar buiten te trekken (zie Afbeelding 5-8). Afbeelding 5-7 De defibrillatiekabel losmaken van de testaansluiting Testen Het inspecteren en testen van de QUIK-COMBO-therapiekabel of de FAST-PATCHdefibrillatieadapterkabel moet deel uitmaken van de testroutine van de defibrillator. Dagelijkse inspectie en tests zorgen ervoor dat de defibrillator- en therapiekabel in goede bedrijfsconditie zijn en klaar zijn om te worden gebruikt wanneer nodig. (Zie ook De apparatuur onderhouden, pagina 7-1 en de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor - Controlelijst voor de gebruiker, pagina D-1.) Opmerking: tijdens de dagelijkse automatische zelftest en de gebruikerstest wordt energie ontladen via de therapiekabel, waarmee de defibrillatiecomponent van de therapiekabel wordt getest. Door het uitvoeren van de therapiekabeltest op de controlelijst van de gebruiker wordt de sensorcomponent van de therapiekabel gecontroleerd. De volledige integriteit van de therapiekabel wordt gecontroleerd zodra beide tests worden uitgevoerd. Indien u tijdens het inspecteren en testen afwijkingen waarneemt, moet de therapiekabel buiten werking worden geplaatst en onmiddellijk een bevoegd servicemonteur worden geraadpleegd. Reinigen en steriliseren QUIK-COMBO- en FAST-PATCH-elektroden zijn niet steriel en kunnen niet gesteriliseerd worden. Ze zijn disposable en kunnen slechts bij één patiënt worden gebruikt. De elektroden niet in een autoclaaf of met gas steriliseren, in vloeistof onderdompelen of met alcohol of oplosmiddelen reinigen. 5-6 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

115 Opties voor paddleaccessoires STANDAARDPADDLESET (OPTIONEEL) In de volgende alinea s worden de volgende onderwerpen beschreven: De standaardpaddleset De paddles voor kinderen gebruiken De paddleaansluiting voor volwassenen terugplaatsen De standaardpaddleset reinigen Afbeelding 5-8 toont de functies van de standaardpaddles. Apex Sternum SCHOK-knop Knop OPLADEN Laadt de defibrillator op. SCHOK-knop Ontlaadt defibrillatorenergie. Beide SCHOK-knoppen moeten tegelijk worden ingedrukt om energie af te geven. Afbeelding 5-8 Standaardpaddles De standaardpaddleset Een standaardpaddleset: kan worden gebruikt in plaats van QUIK-COMBO-therapie-elektroden; geeft een afleiding II-bewakingssignaal indien in de anterior-laterale positie gehouden; wordt gebruikt voor defibrillatie, gesynchroniseerde cardioversie en QUIK-LOOK -ECGcontroles. Handel als volgt om te voorkomen dat standaardpaddles beschadigd worden: Behandel de paddles voorzichtig om schade aan het oppervlak van de paddles te vermijden. Bewaar de paddles in de paddlehouders om het oppervlak van de elektroden te beschermen. Verwijder na elk gebruik de opgedroogde of natte gel van het oppervlak van de elektroden. De standaardpaddleset bestaat uit twee delen: 1 De handgreepset, inclusief de paddle voor kinderen 2 De paddleaansluiting voor volwassenen De functies van de QUIK-LOOK-defibrillatiepaddles kunnen worden gebruikt bij de paddles voor kinderen en bij de paddleaansluiting voor volwassenen. De paddles voor kinderen gebruiken Zo gebruikt u de paddles voor kinderen: 1 Pak de handgreep van de standaardpaddle vast met één hand en de onderkant van de paddle-elektrode voor volwassenen met de andere kant. 2 Schuif de paddlehandgreep naar achteren totdat u een klik hoort (zie Afbeelding 5-9). 3 Til de paddlehandgreep op van de aansluiting voor volwassenen. 5 Opties voor paddleaccessoires Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

116 Opties voor paddleaccessoires 4 De paddle voor kinderen is nu zichtbaar en klaar voor gebruik (zie Afbeelding 5-10). Paddleaansluiting voor volwassenen Paddle voor kinderen Afbeelding 5-9 Een paddle voor kinderen gebruiken Afbeelding 5-10 Paddle voor kinderen (onderkant) De paddleaansluiting voor volwassenen terugplaatsen Zo plaatst u de paddleaansluiting voor volwassenen terug: 1 Houd de paddleaansluiting voor volwassenen met één hand vast en de standaardpaddle met de andere hand. 2 Sluit de paddle voor kinderen aan op de paddleaansluiting voor volwassenen. 3 Schuif de paddlehandgreep naar voren totdat u een klik hoort. (Zie Afbeelding 5-11.) Paddleaansluiting voor volwassenen Paddle voor kinderen Afbeelding 5-11 Een paddle voor volwassenen terugplaatsen Elke paddleaansluiting voor volwassenen heeft een contactveerplaat die energie overbrengt van de paddle voor kinderen naar die voor volwassenen. Controleer de veerplaten en de paddle voor kinderen regelmatig om u ervan te overtuigen dat deze schoon en intact zijn. De standaardpaddleset reinigen Bescherm de paddles afzonderlijk voor en na het reinigen om schade aan het oppervlak ervan te vermijden. Doe het volgende na elk gebruik: 1 Houd paddles voor volwassenen en voor kinderen gescheiden. 2 Veeg of spoel de paddle-elektroden, kabelconnector, paddlehandgrepen en kabels af met water en een milde zeep of desinfecteermiddel met behulp van een vochtige spons, handdoek of borstel. Dompel ze niet onder en laat ze niet weken. 3 Droog alle onderdelen grondig af. 4 Controleer paddles (ook het elektrodeoppervlak), kabels en connectors op beschadiging en tekenen van slijtage. Opmerking: kabels die tekenen van slijtage vertonen zoals losse kabelaansluitingen, blootgelegde draden of corrosie van de kabelconnector, moeten onmiddellijk buiten werking worden gesteld. Opmerking: paddles met ruwe of bekraste elektroden moeten onmiddellijk buiten werking worden gesteld. 5-8 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

117 Opties voor paddleaccessoires STERILISEERBARE PADDLES VOOR INTERNE DEFIBRILLATIE Interne paddles van Physio-Control zijn specifiek ontworpen voor hartdefibrillatie bij open borstkas. Afbeelding 5-12 Steriliseerbare paddles voor interne defibrillatie De interne paddles zijn verkrijgbaar in verschillende grootten. Neem contact op met de vertegenwoordiger van Physio-Control voor het bestellen van interne paddles. Raadpleeg de handleiding die bij de interne paddles is geleverd voor uitgebreide Informatie over het gebruik van interne paddles voor hartdefibrillatie bij een open borstkas. 5 Opties voor paddleaccessoires Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

118

119 6 Databeheer DATABEHEER Dit hoofdstuk beschrijft databeheerfuncties. Overzicht van dataopslag en -oproep bladzijde 6-2 CODE SUMMARY-verslag 6-2 Gearchiveerde patiëntverslagen beheren 6-7 Archiefmode inschakelen 6-7 Gearchiveerde patiëntverslagen afdrukken 6-8 Gearchiveerde patiëntverslagen verzenden 6-9 Gearchiveerde patiëntoverzichten bewerken 6-10 Gearchiveerde patiëntoverzichten wissen 6-11 Overzicht van aansluitingen voor het zenden van 6-12 verslagen Gegevensoverdracht van TrueCPR-apparaat 6-14 Tips voor het oplossen van problemen met de 6-14 datatransmissie Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

120 Databeheer OVERZICHT VAN DATAOPSLAG EN -OPROEP De volgende paragrafen beschrijven de opslag en oproep van patiëntgegevens bij gebruik van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor. Dataopslag Wanneer u de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor inschakelt, maakt u een nieuw patiëntoverzicht waarop de actuele datum en tijd worden gestempeld. Alle gebeurtenissen en bijbehorende golfcomplexen worden digitaal in het patiëntoverzicht opgeslagen als patiëntverslagen die u kunt printen. Wanneer u het toestel uitzet, worden de data van het actuele patiëntoverzicht in de patiëntarchieven opgeslagen. Om de patiëntarchieven op te roepen, drukt u op OPTIES en selecteert u ARCHIEVEN. U kunt patiëntverslagen die in het gearchiveerde patiëntoverzicht zijn opgeslagen, afdrukken, verzenden of verwijderen. Wanneer u de archiefmode oproept, wordt de patiëntbewaking beëindigd en wordt het actuele patiëntoverzicht opgeslagen en gesloten. Zet het toestel uit om de archiefmode af te sluiten. Soorten verslagen Patiëntverslagen binnen een patiëntoverzicht worden opgeslagen als een SAMENVATTINGverslag (samenvatting) van kritieke gebeurtenissen. Dit verslag bevat patiëntinformatie, een logboek met gebeurtenissen en levenstekenen, en golfcomplexen die met de gebeurtenissen gepaard gaan (bijvoorbeeld defibrillatie), zoals beschreven op bladzijde 6-4. Geheugencapaciteit De LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor bewaart gegevens voor twee of meer patiënten wanneer u de voeding uitschakelt of de batterijen verwijdert. Het aantal patiëntverslagen dat de defibrillator kan opslaan, hangt af van diverse factoren, waaronder het aantal golfcomplexen dat wordt weergegeven, de duur van elk gebruik en het type therapie. Over het algemeen omvat de geheugencapaciteit maximaal 100 verslagen van enkele golfcomplexen. Wanneer de defibrillator de grenzen van zijn geheugencapaciteit bereikt, wist de defibrillator een geheel patiëntoverzicht volgens het principe eerst in, eerst uit om plaats te maken voor een nieuw patiëntoverzicht. Gewiste patiëntoverzichten kunnen niet worden hersteld. CODE SUMMARY-VERSLAG De LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor slaat automatisch een SAMENVATTING-verslag (samenvatting) op als onderdeel van het patiëntoverzicht voor elke patiënt. Het verslag bestaat uit de volgende onderdelen: Inleiding Logboek voor gebeurtenissen/levenstekenen Golfcomplexen die met bepaalde gebeurtenissen gepaard gaan 6-2 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

121 Databeheer Afbeelding 6-1 is een voorbeeld van een SAMENVATTING-verslag. Druk op SAMENVATTING om het verslag af te drukken. Inleiding 6 Databeheer Naam: DAVIDO, GUIDO CODE SUMMARY ID overzicht kritieke gebeurtenissen Patiënt-ID: Voeding aan: 24 april 09 06:03:12 Locatie: L483 Toestel: 100 Leeftijd: 45 Geslacht: M Locatie: ABCD Totaal aantal schokken: 3 Totale pacingtijd 00:15:00 Verstreken tijd: 00:52: LP20PRB005 Logboek voor Tijd Gebeurtenis HR SpO2 PR OPMERKINGEN: 07:15:34 Voeding aan 07:16:34 Beginritme :20:34 Levenstekenen :22:14 Pacing 1 aan :24:34 Pacing 2 ingesteld :25:34 Levenstekenen :26:36 HR-alarm Afbeelding 6-1 CODE SUMMARY-verslag Inleiding De inleiding bevat informatie over de patiënt (naam, casusidentificatie, patiëntidentificatie, locatie, leeftijd en geslacht) en informatie over het toestel (datum, tijd en therapie) zoals te zien is in Afbeelding 6-1. De casusidentificatie is een unieke identificatie die de defibrillator automatisch invult in het ID-veld voor elk patiëntverslag. Deze identificatie bevat de datum en de tijd waarop de defibrillator wordt ingeschakeld. In het veld Locatie kunt u maximaal 25 alfanumerieke tekens gebruiken om op te geven waar het toestel is gebruikt. U kunt de ingevoerde gegevens koppelen aan andere patiëntinformatie. Logboek voor gebeurtenissen/levenstekenen De LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor documenteert gebeurtenissen en levenstekenen in chronologische volgorde. Gebeurtenissen zijn handelingen van de gebruiker of van het toestel met betrekking tot bewaking, pacing, AED-therapie, datatransmissie enzovoort. In Tabel 6-1 wordt een volledige lijst met gebeurtenissen weergegeven die in het logboek voor gebeurtenissen te vinden zijn. Levenstekenen (of actieve parameters) worden automatisch eens in de 5 minuten (of voor elke gebeurtenis) en wanneer de alarmlimieten worden overschreden, in het logboek ingevoerd. Zie AUTOLOG in Tabel 8-1 voor meer informatie. Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

122 Databeheer Tabel 6-1 Soorten gebeurtenissen Door gebruiker gestart Therapie AED Defibrillatie Golfcomplexgebeurtenissen Levenstekenen Gebeurtenis Printen Synchronisatie aan/uit Alarmen aan AED-mode Patiënt controleren Handmatige mode VF/VT-alarm aan/uit Bevestig elektroden Analyseren Detectie interne pacemaker aan/uit Schok geadviseerd Beweging Analyse gestopt Geen schok geadviseerd Lading verwijderd Schok X gegeven Schok X niet gegeven Pacing Aan Ingesteld Gewijzigd Gestopt Gepauzeerd Soorten gebeurtenissen Gebeurtenissen Bewaking Beginritme Alarmgebeurtenissen Geheugenstatus Golfcomplexgeheugen vol [geheugen bijna vol] Gebeurtenisgeheugen vol [geheugen vol] Niet alleen therapie en andere geselecteerde soorten gebeurtenissen worden opgenomen in het gebeurtenislogboek, ook data over golfcomplexgebeurtenissen worden vastgelegd (zie beschrijving in Tabel 6-2). Tabel 6-2 Golfcomplexgebeurtenissen Naam van gebeurtenis Golfcomplexdata BEGINRITME 8 seconden nadat afleidingen zijn aangesloten. PATIËNT CONTROLEREN 8 seconden vóór melding. SCHOK of GEEN SCHOK GEADVISEERD 2 3 segmenten geanalyseerd ECG. Elk segment kan 2,7 seconden lang zijn. ANALYSE X GESTOPT 8 seconden aan data vóór beëindiging van analyseren. SCHOK X 3 seconden vóór schok en 5 seconden na schok. PACING X AAN 8 seconden vóór verhoging van stroom van 0. PACING X INGESTELD 8 seconden nadat ppm en ma 10 seconden lang stabiel zijn geweest. PACING X GEWIJZIGD 8 seconden nadat de pacingfrequentie, stroom of mode zijn gewijzigd. PACING X GESTOPT 3 seconden voordat pacingstroom nul is en 5 seconden daarna. PACING X GEPAUZEERD Eerste 8 seconden als er op PAUZE wordt gedrukt. 6-4 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

123 Databeheer Tabel 6-2 Golfcomplexgebeurtenissen (vervolg) Naam van gebeurtenis ALARM* GEBEURTENIS* PRINTEN Golfcomplexdata 3 seconden vóór overschrijding parameter en 5 seconden daarna. 3 seconden vóór selectie van gebeurtenis en 5 seconden daarna. 3 seconden vóór drukken op PRINTEN en 5 seconden daarna. 6 Databeheer *Om het SAMENVATTING-verslag in te korten, kan het opslaan van golfcomplexgegevens bij deze gebeurtenissen UIT worden geschakeld (zie bladzijde 8-12). Golfcomplexgebeurtenissen worden voorafgegaan door een koptekst met de volgende informatie: Patiëntgegevens Levenstekenen Gebeurtenisnaam Configuratie-informatie van het toestel Therapiegegevens Transthoracale impedantie gemeten tijdens de schok (uitsluitend defibrillatiegebeurtenissen) Formaat SAMENVATTING U kunt de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor zodanig configureren dat een SAMENVATTINGverslag wordt afgedrukt in een van de in Tabel 6-3 beschreven formaten. SAMENVATTINGverslagen worden altijd verzonden in middellang formaat. Tabel 6-3 Formaten SAMENVATTING Formaat Formaat Middellang Attributen Inleiding Logboek voor gebeurtenissen/ levenstekenen Gebeurtenisgolf complexen Formaat Kort Inleiding Logboek voor gebeurtenissen/ levenstekenen Het geconfigureerde formaat bepaalt alleen welke verslagen worden afgedrukt wanneer op de knop SAMENVATTING wordt gedrukt. Als u het printen van een SAMENVATTING-verslag onderbreekt, wordt bij het hervatten van het printen het gehele SAMENVATTING-verslag opnieuw geprint. SAMENVATTING voltooid wordt onmiddellijk na de laatste golfcomplexgebeurtenis geprint. Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

124 Databeheer Zie Afbeelding 6-2 voor voorbeelden van afdrukken van golfcomplexgebeurtenissen in het SAMENVATTING-verslag. Naam: DAVIDO, GUIDO ID: Patiënt-ID: Locatie: BF382 Leeftijd: 45Geslacht: M24 apr 00 Patiënt controleren 14:49:52 II Patiënt controleren HR --- SpO2 89 Controleer patiëntgebeurtenis x 1,0 0, Hz 25 mm/s LP20PRB005 Naam: DAVIDO, GUIDO ID: Patiënt-ID: Locatie: BF382 Leeftijd: 45Geslacht: M24 apr 00 Vóór schok Schok J Na schok Harde paddles Sync aan Schok 1 200J 14:49:52 Impedantie 55 HR --- SpO2 89 Defibrillatiegebeurtenis x 1,0 0, Hz 25 mm/s LP20PRB005 Naam: DAVIDO, GUIDO ID: Patiënt-ID: Locatie: BF382 Leeftijd: 45Geslacht: M24 apr 00 Demand Pacing II Afleiding II is gedetecteerd Pacing 1 aan Pacing 1 aan14:49:52 Demand-pacing80 ppm 40 ma PR 75 SpO2 89 Pacinggebeurtenis x 1,0 0, Hz 25 mm/s LP20PRB005 Shock Advisory System (SAS)-gebeurtenis Naam: DAVIDO, GUIDO ID: Patiënt-ID: Locatie: BF382 Leeftijd: 45Geslacht: M24 apr 00 Alarm SpO2 <90 14:49:52 II Alarm SpO2 <90 HR 121 SpO2 89 Parameteralarmgebeurtenis x 1,0 0, Hz 25 mm/s Afbeelding 6-2 Voorbeelden van prints van golfcomplexgebeurtenissen LP20PRB Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

125 Databeheer GEARCHIVEERDE PATIËNTVERSLAGEN BEHEREN Wanneer u de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor uitschakelt, worden de gegevens van het actuele patiëntoverzicht in de patiëntarchieven opgeslagen. De volgende opties zijn beschikbaar voor het beheren van gearchiveerde patiëntoverzichten: Gearchiveerde patiëntverslagen printen Opgeslagen patiëntenverslagen verzenden Opgeslagen patiëntoverzichten bewerken Gearchiveerde patiëntoverzichten wissen U kunt al deze opties pas uitvoeren nadat u naar de archiefmode bent gegaan en daar de gewenste optie hebt gekozen. 6 Databeheer ARCHIEFMODE INSCHAKELEN Zo krijgt u toegang tot de archiefmode: 1 Druk op OPTIES. 2 Selecteer ARCHIEVEN. 3 Selecteer JA om naar de patiëntarchieven te gaan. De selectie JA heeft tot gevolgd dat het actuele patiëntoverzicht gesloten en opgeslagen wordt en dat de patiëntbewaking wordt beëindigd. of Selecteer NEE om de overlay te wissen en terug te keren naar het vorige scherm. Opmerking: wanneer u naar de archiefmode gaat, wordt de patiëntbewaking beëindigd (bijvoorbeeld geen ECG, geen alarmen) en wordt het actuele patiëntoverzicht opgeslagen en afgesloten. Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

126 Databeheer GEARCHIVEERDE PATIËNTVERSLAGEN AFDRUKKEN Zo print u: 1 Controleer of u zich in de archiefmode bevindt (raadpleeg Archiefmode inschakelen, pagina 6-7). 2 Selecteer PRINTEN. 3 Als de instellingen PATIËNT en VERSLAG correct zijn, selecteert u PRINTEN om het verslag af te drukken. Anders selecteert u PATIËNT en gaat u verder met de volgende stap. 4 Selecteer een patiënt uit de lijst met patiëntoverzichten of selecteer ALLE PATIËNTEN om een lijst met alle patiëntoverzichten uit de archieven af te drukken. 5 Selecteer VERSLAG om de lijst met verslagen weer te geven: SAMENVATTING Druk het SAMENVATTING-verslag af (middellang formaat). Een vinkje geeft aan dat het verslag al eerder is geprint. 6-8 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

127 Databeheer 6 Selecteer PRINTEN. Om terug te gaan naar het menu Opties / Archieven drukt u op HOOFDSCHERM. of Om de archiefmode te beëindigen, zet u het toestel uit. 6 Databeheer GEARCHIVEERDE PATIËNTVERSLAGEN VERZENDEN U kunt de CodeManagement Module gebruiken voor het verzenden van patiëntverslagen naar CODE-STAT Data Review Software via een draadloze verbinding met het LIFENET System. Voor meer informatie over het configureren van uw CodeManagement Module om te werken in het LIFENET System, kunt u de helpdocumentatie van het LIFENET System raadplegen of kunt u contact opnemen met uw vertegenwoordiger van Physio-Control. Opties / Archieven Data zenden... Printen... Bewerken... Wissen... Zo verzendt u: 1 Controleer of u zich in de archiefmode bevindt (raadpleeg Archiefmode inschakelen, pagina 6-7). 2 Selecteer DATA ZENDEN. Uitschakelen om archief mode af te sluiten Opties / Archieven / Data zenden Zenden Patiënt SMITH, JOHN Annuleren... Vorige bladzijde... 3 Als de instelling voor de PATIËNT correct is, gaat u verder naar Step 5. Selecteer anders PATIËNT en ga verder naar Step 4. Uitschakelen om archief mode af te sluiten Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

128 Databeheer Opties / Archieven / Data zenden 4 Selecteer een patiënt in de lijst van Patiëntrecords. Opmerking: Patiëntrecords die eerder werden verzonden, verschijnen niet in de lijst. Opties / Archieven / Data zenden Zenden Patiënt SEELEY, MARLON Annuleren... Vorige bladzijde... 20% overgedragen 5 Selecteer ZENDEN om het verslag te verzenden. De verzendstatus verschijnt in het gebied van het statusbericht. 6 Om de transmissie te annuleren, selecteert u ANNULEREN en vervolgens JA. 7 Om terug te gaan naar het menu Opties / Archieven drukt u op HOOFDSCHERM. of Om de archiefmode te beëindigen, zet u het toestel uit. GEARCHIVEERDE PATIËNTOVERZICHTEN BEWERKEN Zo kunt u bewerken: 1 Controleer of u zich in de archiefmode bevindt (raadpleeg Archiefmode inschakelen, pagina 6-7). 2 Selecteer BEWERKEN Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

129 Databeheer 3 Selecteer PATIËNT. 4 Voeg de benodigde patiëntinformatie toe of wijzig deze. 5 Druk op HOOFDSCHERM en zet dan het toestel uit. 6 Databeheer GEARCHIVEERDE PATIËNTOVERZICHTEN WISSEN Zo wist u: 1 Controleer of u zich in de archiefmode bevindt (raadpleeg Archiefmode inschakelen, pagina 6-7). 2 Selecteer WISSEN. 3 Selecteer PATIËNT. Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

130 Databeheer 4 Selecteer een patiënt uit de lijst. 5 Selecteer WISSEN om het geselecteerde patiëntoverzicht voorgoed uit de archieven te verwijderen. Opmerking: als u na het selecteren van WISSEN besluit dat u het patiëntoverzicht niet wilt verwijderen, selecteert u direct ONGEDAAN MAKEN. Als u doorgaat, kunt u de selectie WISSEN niet terugdraaien. 6 Druk op HOOFDSCHERM en zet dan het toestel uit. OVERZICHT VAN AANSLUITINGEN VOOR HET ZENDEN VAN VERSLAGEN Patiëntverslagen kunnen vanaf de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor worden verzonden naar compatibele Physio-Control gegevensbeheertools. U kunt gegevens verzenden met een van de volgende twee methoden. Draadloze verbinding de optionele CodeManagement Module verzendt gegevens via een draadloze verbinding met het LIFENET System. Raadpleeg Gearchiveerde patiëntverslagen verzenden, pagina 6-9 voor instructies. IrDA-aansluitingen een IrDA-poort aan de voorzijde van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor (zie bladzijde 2-8) ondersteunt draadloze infraroodcommunicatie voor het zenden van verslagen vanaf de defibrillator naar uw computer. Opmerking: Wanneer de CodeManagement Module is bevestigd aan de LIFEPAK 20e defibrillator/monitor, wordt de IrDA-verbinding uitgeschakeld. Overwegingen voor IrDA-transmissie U start en beheert de IrDA-transmissie van apparaatgegevens op uw computer met de Physio- Control-hulpmiddelen voor beoordeling na de gebeurtenis. Hieronder vallen het invoeren van patiëntinformatie, het selecteren van te verzenden verslagen en het controleren van de transmissievoortgang. Meer informatie over het configureren van de controlehulpmiddelen van 6-12 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

131 Databeheer Physio-Control voor beoordeling na de gebeurtenis en instructies voor het verzamelen van apparaatgegevens, kunt u vinden in de relevante documentatie en online help. Om de transmissie te kunnen ontvangen, moet uw computer beschikken over een functionele IrDA-poort. Als uw computer geen IrDA-poort heeft, kunt u een IrDA-adapter installeren die de benodigde interface verschaft. Physio-Control raadt aan om een IrDA-adapter te installeren op alle computers om te zorgen voor succesvolle communicatieverbindingen en datatransmissies. Er zijn IrDA-adapters beschikbaar voor seriële of USB-computerpoorten. Volg de installatieen gebruiksinstructies die bij de adapter zijn meegeleverd en zorg ervoor dat de adapterhouder (ontvangend uiteinde) zich op een stabiel oppervlak bevindt. In Afbeelding 6-3 staan richtlijnen die u moet volgen om de defibrillator en de IrDA-adapter te plaatsen voordat u een transmissie begint. Opmerking: de gearceerde kegel in Afbeelding 6-3 geeft bij benadering de parameters weer voor het plaatsen van de IrDA-poort van de defibrillator tegenover de IrDA-adapter. Naar gelang de afstand tussen beide onderdelen groter is, is ook het mogelijke bereik voor het richten ervan groter. 6 Databeheer Maximale afstand: 1,0 m IrDAadapter/ Computer Defibrillator Afbeelding 6-3 IrDA-aansluitingen Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

132 Databeheer GEGEVENSOVERDRACHT VAN TRUECPR-APPARAAT Opmerking: Het TrueCPR-apparaat is mogelijk niet beschikbaar in alle landen. Neem voor meer informatie contact op met het plaatselijke verkooppunt van Physio-Control. U kunt gegevens overdragen van het Physio-Control TrueCPR-apparaat naar controlehulpmiddelen van Physio-Control voor beoordeling na de gebeurtenis via de TrueCPRapparaatpoort op de CodeManagement Module. Gegevens overdragen: 1 Controleer of de LIFEPAK 20e defibrillator/monitor is uitgeschakeld of in de archiefmode is. 2 Sluit een goedgekeurde USB-kabel aan tussen het TrueCPR-apparaat en de CodeManagement Module. Opmerking: Gebruik alleen een USB-kabel die voldoet aan de volgende specificaties: USB 2.0 A-mannelijk naar mini-b 5-pins mannelijk, 28/24 AWB-kabel met ferrietkern (verguld), 1 m. 3 Schakel het TrueCPR-apparaat in en volg de instructies in de gebruiksaanwijzing van het TrueCPR-apparaat. Opmerkingen: Het kan tot één minuut duren tot het TrueCPR-apparaat het gegevensoverdrachtscherm weergeeft. De gegevensoverdracht duurt ongeveer 3 5 minuten. Als u probeert tegelijkertijd gegevens te verzenden vanaf de LIFEPAK 20e defibrillator/ monitor en het TrueCPR-apparaat, worden eerst de gegevens van de defibrillator verzonden. TIPS VOOR HET OPLOSSEN VAN PROBLEMEN MET DE DATATRANSMISSIE Tabel 6-4 Tips voor het oplossen van problemen met de datatransmissie Observatie Mogelijke oorzaak Corrigerende handeling 1 De optie DATA ZENDEN verschijnt niet in het scherm Opties / Dossiers. 2 Het bericht TRANSMISSIE MISLUKT verschijnt. CodeManagement Module niet goed aangesloten op defibrillator. Geen draadloze verbinding met LIFENET System. Neem contact op met bevoegd servicepersoneel. Controleer of de schakelaar voor draadloos aan de zijde van de CodeManagement Module in de positie AAN staat. Zie Zijaanzicht van CodeManagement Module, pagina Neem contact op met de LIFENET System-beheerder in uw instelling om te controleren of de ontvangende computer actief is Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

133 DE APPARATUUR ONDERHOUDEN Dit hoofdstuk beschrijft het verrichten van onderhoudswerkzaamheden, het testen en oplossen van problemen voor de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor en geselecteerde accessoires, zoals deze van toepassing zijn voor de gebruikers. Zie voor aanvullende informatie over accessoires de gebruiksaanwijzing van de betreffende accessoires. 7 De apparatuur onderhouden Algemeen onderhoud en testen bladzijde 7-2 Algemene tips voor het oplossen van problemen 7-11 Service en reparatie 7-14 Informatie over recyclen van het product 7-14 Garantie 7-15 Accessoires, Benodigdheden en trainingsmiddelen 7-15 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

134 De apparatuur onderhouden ALGEMEEN ONDERHOUD EN TESTEN Periodiek onderhoud en testen van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor en de accessoires is belangrijk om eventuele elektrische en mechanische defecten te helpen voorkomen en te detecteren. Als bij het testen blijkt dat er een eventueel defect is met de defibrillator of accessoires, raadpleeg dan Algemene tips voor het oplossen van problemen, pagina Als het defect niet kan worden opgelost, stelt u de defibrillator direct buiten gebruik en neemt u contact op met bevoegd servicepersoneel. Zie voor informatie over het testen van de accessoires de gebruiksaanwijzing bij de accessoires. Telkens wanneer u de defibrillator/monitor aanzet, verricht deze zelftests. Indien de defibrillator/ monitor een defect waarneemt, licht de LED Service op. U kunt het toestel zodanig configureren dat een bericht ONDERHOUD NODIG op het scherm wordt weergegeven met geselecteerde tussenpozen (3, 6 of 12 maanden) om u eraan te herinneren dat het toestel onderhoud nodig heeft. De fabrieksstandaard is UIT, maar kan worden ingeschakeld door servicepersoneel. Onderhouds- en testschema In Tabel 7-1 ziet u het aanbevolen onderhouds- en testschema. Dit schema kan worden gebruikt in combinatie met het interne kwaliteitwaarborgingsprogramma van het ziekenhuis, de kliniek of de SEH-afdeling waar de defibrillator wordt gebruikt. In deze gebruiksaanwijzing is een controlelijst voor de gebruiker opgenomen (zie bijlage D). Kabels en paddles vormen een kritiek onderdeel van therapietoediening en zijn onderhevig aan slijtage. Physio-Control raadt aan deze accessoires elke drie jaar te vervangen om de kans op defecten tijdens gebruik bij patiënten tot een minimum te beperken. Aanvullend periodiek preventief onderhoud en testen zoals elektrische veiligheidstests, prestatieinspecties en de vereiste kalibratie moeten regelmatig door bevoegd servicepersoneel worden verricht. De interne batterij moet elke twee jaar door bevoegd servicepersoneel worden vervangen. Tabel 7-1 Aanbevolen onderhoudsschema Bediening Dagelijks Na gebruik Wanneer nodig Dagelijkse automatische zelftest automatisch X uitgevoerd door defibrillator. Controlelijst voor de gebruiker invullen (zie bijlage D). X Defibrillator en CodeManagement Module inspecteren. X X Defibrillator en CodeManagement Module reinigen. X X Controleer of alle benodigdheden en benodigde accessoires aanwezig zijn (bijvoorbeeld gel, elektroden, ECG-papier enzovoort). X X Gebruikerstest uitvoeren. Functiecontroles uitvoeren: Controle van de bewaking met standaardpaddles Defibrillatie met standaardpaddles en gesynchroniseerde cardioversie op batterijvoeding Controle van bewaking met therapiekabel X 6 maanden X X X 12 maanden 7-2 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

135 De apparatuur onderhouden Tabel 7-1 Aanbevolen onderhoudsschema (vervolg) Bediening Defibrillatie met therapiekabel en gesynchroniseerde cardioversie op batterijvoeding Controle van pacing met therapiekabel Preventief onderhoud en testen. Dagelijks Na gebruik Wanneer nodig 6 maanden X 12 maanden X X Dagelijkse automatische zelftest Voor routinetests en -inspectie kan de gebruiker vertrouwen op de dagelijkse automatische zelftests en de controles die worden uitgevoerd aan de hand van de controlelijst voor de gebruiker (zie Bijlage D). Iedere dag rond 0300 (03:00 uur) voert de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor automatisch de volgende taken uit: Schakelt in Verricht zelftest Laadt op tot een laag energieniveau (ongeveer 1-3 joule) en ontlaadt vervolgens via een testplug of harde paddles Test de pacingstroomkring (als non-invasieve pacing is geïnstalleerd) Print de resultaten, als deze functie is ingesteld op AAN Verzendt de resultaten indien uitgerust met de CodeManagement Module Schakelt uit De dagelijkse automatische zelftest wordt niet uitgevoerd als de LIFEPAK 20e-defibrillator/ monitor om 0300 al is ingeschakeld. Als u de defibrillator moet gebruiken terwijl de dagelijkse automatische zelftest wordt uitgevoerd, drukt u op AAN om de defibrillator uit te schakelen, en drukt u vervolgens weer op AAN. De test wordt stopgezet en de normale werking van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor wordt hervat. De dagelijkse automatische zelftest is een functionele test, waarmee de stroomkring van de defibrillator en de pacer, en de defibrillatiecomponent van de therapiekabels worden gecontroleerd. Deze test kan worden verricht in plaats van het dagelijkse protocol van opladen en ontladen van de defibrillator. Het is belangrijk dat de standaardpaddleset zich stevig in de paddlehouders bevindt of dat de QUIK-COMBO-therapiekabel is aangesloten op de QUIK-COMBO-testplug (zie Afbeelding 7-1) om de dagelijkse automatische zelftest correct te kunnen voltooien. Er zijn twee redenen waarop de dagelijkse automatische zelftest kan worden voltooid. Ten eerste als de set standaardpaddles niet stevig in de paddlehouder staat of de QUIK-COMBO-therapiekabel niet is aangesloten op de QUIK-COMBO-testplug (zie Afbeelding 7-1). Ten tweede als er sprake is van een probleem met de therapiekabel of de defibrillator. Als de dagelijkse automatische zelftest niet wordt voltooid, wordt er een verslag geprint (als deze optie is ingesteld op AAN) en wordt er een tijdelijk bericht op het scherm weergegeven waarin wordt gemeld dat de zelftest niet is voltooid. In het geval van een onvoltooide dagelijkse automatische zelftest moet u controleren of de kabel correct is aangesloten en moet u de handmatige gebruikerstest in het menu OPTIES uitvoeren. Als tijdens een poging om de gebruikerstest op correcte wijze uit te voeren het bericht BEVESTIG TESTLOAD wordt weergegeven, neemt u contact op met bevoegd servicepersoneel. 7 De apparatuur onderhouden Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

136 De apparatuur onderhouden Als de defibrillator is aangesloten op netvoeding en tijdens de zelftest een probleem waarneemt, blijft deze ingeschakeld en gaat de LED Service branden. Als de defibrillator niet is aangesloten op netvoeding en tijdens de zelftest een probleem waarneemt, wordt deze na de automatische zelftest uitgeschakeld. Zodra de defibrillator weer wordt ingeschakeld, licht de LED Service op. Als de setupoptie voor automatische print is ingeschakeld, wordt er automatisch een testverslag geprint zodra de automatische zelftest is voltooid. Zie Algemene tips voor het oplossen van problemen, pagina Opmerking: de integriteit van de standaardpaddles en de QUIK-COMBO-therapiekabel wordt getest wanneer de dagelijkse automatische zelftest correct wordt uitgevoerd en punt 8 van de controlelijst voor de gebruiker is afgerond (zie Bijlage D). Opmerking: de dagelijkse automatische zelftest is niet betrouwbaar als er REDI-PAKelektroden op de therapiekabel zijn aangesloten. Voor dagelijkse tests dient u de gebruikerstest in het menu Opties handmatig uit te voeren (zie het hoofdstuk Gebruikerstest). Opmerking: de fabrieksinstelling voor geprinte testverslagen is UIT. Als u afgedrukte testverslagen wilt, stelt u de zelftest in op AAN in het menu voor automatisch afdrukken (zie de paragraaf Setupopties definiëren ). Afbeelding 7-1 QUIK-COMBO-testplug Gebruikerstest Tijdens de gebruikerstest van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor worden dezelfde functies uitgevoerd als bij de dagelijkse automatische zelftest (zie de paragraaf Dagelijkse automatische zelftest ). De handmatige gebruikerstest wordt aanbevolen als de dagelijkse automatische zelftest niet werd voltooid, als er een testfout werd gemeld of als de REDI-PAK-elektroden op de therapiekabel zijn aangesloten om de defibrillator paraat te houden. Deze test kan ook worden uitgevoerd om aan eisen van frequentere defibrillatortests te voldoen. Als u de gebruikerstest wilt uitvoeren, moet de set standaardpaddles stevig in de paddlehouder staan of moet de QUIK-COMBO-therapiekabel zijn aangesloten op de QUIK-COMBO-testplug (zie Afbeelding 7-1). Voor REDI-PAK-elektroden ontkoppelt u de elektroden van de QUIK- COMBO-therapiekabel en sluit u deze aan op de QUIK-COMBO-testplug. 7-4 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

137 De apparatuur onderhouden Gebruikerstest uitvoeren Procedure: 1 Druk op AAN. Opmerking: om de gebruikerstest uit te voeren, negeert u alle meldingen VERWIJDER TESTPLUG en laat u de testplug aangesloten. 2 Druk op OPTIES. Als de defibrillator in de AED-mode staat, schakelt u over naar de handmatige mode en drukt u op OPTIES. Zie Overschakelen van de AED-mode naar de handmatige mode, pagina Selecteer GEBRUIKERSTEST. Opmerking: als het bericht BEVESTIG TESTLOAD verschijnt en de set standaardpaddles is stevig in de paddlehouders geplaatst en de QUICK-COMBO-therapiekabel is goed op de testplug aangesloten, neemt u contact op met bevoegd servicepersoneel. 4 Selecteer JA om de gebruikerstest te starten. Nadat u JA hebt gekozen, voert de gebruikerstest automatisch de volgende taken uit: Zelftesten worden uitgevoerd. Het apparaat wordt opgeladen tot een laag energieniveau (ongeveer 1-3 joule) en vervolgens ontladen via een teststekker of harde paddles. De pacingstroomkring wordt getest (als niet-invasieve pacing is geïnstalleerd). De resultaten worden afgedrukt. Het apparaat wordt uitgeschakeld. Opmerking: gedurende de gebruikerstest zijn alle bedieningsknoppen en standaardpaddleknoppen uitgeschakeld. Als er op de knop AAN wordt gedrukt, wordt de defibrillator uitgeschakeld. Als de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor tijdens de gebruikerstest een probleem waarneemt, gaat de LED Service branden en wordt in een afgedrukt verslag aangegeven dat de test is mislukt. Schakel de defibrillator uit en neem contact op met bevoegd servicepersoneel. Zie Algemene tips voor het oplossen van problemen, pagina Als het nodig is de gebruikerstest te onderbreken, schakel het apparaat dan uit en weer aan. De test stopt en de defibrillator werkt normaal. Er wordt geen testverslag Geslaagd/Niet geslaagd afgedrukt. Opmerking: het is belangrijk om inzicht te hebben in de werking van de defibrillator. Zie bladzijde 7-2 t/m bladzijde 7-11 voor suggesties voor procedures om te zorgen dat het personeel vertrouwd is met de normale werking van de defibrillator en om problemen met de werking van het toestel op te lossen. Afhankelijk van uw lokale protocollen kunnen de procedures verschillen. Voor het testen van de defibrillator door middel van het testen van de functies is het gebruik van een optionele testlaadsimulator vereist. 7 De apparatuur onderhouden Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

138 De apparatuur onderhouden Reinigen LET OP! Risico op materiële schade. Maak geen enkel deel van dit toestel of de accessoires schoon met bleekmiddel, een bleekmiddelverdunning of fenolverbindingen. Gebruik geen schurende of ontvlambare reinigingsmiddelen. Probeer dit apparaat of de accessoires niet te steriliseren, tenzij anders vermeld in de gebruiksaanwijzing van de accessoires. Reinig de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor, kabels en accessoires met een vochtige spons of doek. Gebruik uitsluitend de reinigingsmiddelen die hieronder zijn vermeld: Quaternaire ammoniumverbindingen Isopropylalcohol Perazijnzuuroplossingen (peroxyazijnzuuroplossingen) Reinig de draagtas als volgt en zoals beschreven op het instructielabel: Met de hand wassen met een milde zeep of met een afwasmiddel en water. Een schrobber kan nuttig zijn voor zwaar vervuilde plekken. Reinigingsmiddelen zoals Formula 409 zijn nuttig voor vet, olie en andere hardnekkige vlekken. Functiecontroles LET OP! Risico op beschadiging van de simulator. Ontlaad niet meer dan 30 schokken binnen een uur of 10 schokken binnen een periode van 5 minuten en stimuleer niet continu in een Physio-Control-simulator. De simulatoren kunnen oververhit raken. De volgende functiecontroles worden geboden om het personeel te helpen vertrouwd te raken met de normale bedieningsprocedures en om problemen bij de prestatie van het toestel op te lossen. Oudere simulators en testers van Physio-Control reageren anders op defibrillatoren die zijn geconfigureerd met een bifasisch defibrillatiegolfcomplex. Oudere QUIK-COMBO-simulatoren hebben een bifasische schok van 275 joule nodig om het gesimuleerde VF-ritme in NSR te veranderen. Soms kan het gesimuleerde VF-ritme niet veranderd worden, ongeacht de hoeveelheid energie. De LED Pace knippert wanneer de schok het gesimuleerde ritme niet verandert. Nieuwere QUIK-COMBO-simulators, zoals beschreven in de accessoirecatalogus van Physio-Control en op de website, reageren op de juiste manier op defibrillatoren met een bifasisch defibrillatiegolfcomplex. Bel voor meer informatie +31 (0) Buiten de Verenigde Staten neemt u contact op met het plaatselijke verkooppunt van Physio-Control. 7-6 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

139 De apparatuur onderhouden Controle van de patiënten-ecg-kabel Benodigde apparatuur: LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Volledig opgeladen batterijen Patiënten-ECG-kabel (3-afleidingen of 5-afleidingen) Simulator voor 3-afleidingen of 12-afleidingen Procedure: 1 Druk op AAN. 2 Sluit de ECG-kabel op de defibrillator aan. 3 Sluit alle kabelafleidingen op de simulator aan. 4 Zet de simulator aan en selecteer een ritme. 5 Controleer na een paar seconden of het scherm een ritme weergeeft en of er geen bericht AFLEIDINGEN LOS of SERVICE wordt weergegeven. Controle van bewaking met standaardpaddles Benodigde apparatuur: LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Standaardpaddles Procedure: 1 Druk op AAN. 2 Selecteer paddle-afleiding. 3 Druk de oppervlakken van de paddle-elektroden tegen elkaar en controleer of een vlakke lijn wordt weergegeven. 4 Schud elke paddle in de lucht en controleer of er onregelmatige ruissignalen verschijnen. 5 Installeer de paddles in de paddlehouders. 7 De apparatuur onderhouden Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

140 De apparatuur onderhouden Defibrillatie met standaardpaddles en gesynchroniseerde cardioversie op batterijvoeding WAARSCHUWING! Gevaar voor schokken. Wanneer de defibrillator wordt ontladen zoals beschreven in deze test, levert deze tot 360 J elektrische energie. Indien deze elektrische energie niet naar behoren wordt ontladen zoals beschreven in deze test, kan deze lichamelijk letsel of de dood veroorzaken. Probeer deze test niet te verrichten tenzij u bevoegd bent (door opleiding en ervaring) en door en door vertrouwd bent met deze bedieningsinstructies. Benodigde apparatuur: LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor met volledig opgeladen interne batterij Standaardpaddles Controletoestel voor defibrillator Patiënten-ECG-kabel Simulator voor 3- of 12-afleidingen Procedure: Zorg ervoor dat de defibrillator 4 uur voor het uitvoeren van deze test op de netvoeding is aangesloten. De batterij moet volledig opgeladen zijn. 1 Ontkoppel de defibrillator van de netvoeding. 2 Druk op AAN. 3 Sluit de ECG-kabel op de monitor en de patiëntsimulator aan. 4 Zet de simulator aan en selecteer een willekeurig ritme behalve asystolie of ventrikelfibrillatie. 5 Selecteer afleiding II. 6 Druk op SYNC. 7 Controleer of de LED Sync oplicht. Stel de ECG-maat bij totdat de waarnemingsmarkeringen op de QRS-complexen verschijnen. Controleer of de LED Sync uitgaat bij elk waargenomen QRS-complex en of de hartfrequentie wordt weergegeven. 8 Plaats de standaardpaddles op de paddleplaten van het controletoestel voor de defibrillator. 9 Selecteer 200 J. 10 Druk op OPLADEN. Opmerking: als het meer dan 10 seconden duurt voordat de defibrillator tot 200 Joules is opgeladen, moet de batterij mogelijk worden vervangen. Neem contact op met bevoegd servicepersoneel. 11 Controleer of de toon die een volledige lading aangeeft, binnen ten hoogste 10 seconden wordt gegeven. 12 Druk uitsluitend op de apex-schok-knop en controleer of de defibrillator niet ontlaadt. Laat de apex-schok-knop los. 13 Druk alleen op de sternum-schok-knop en controleer of de defibrillator niet ontlaadt. Laat de sternum-schok-knop los. 14 Druk op PRINTEN. 7-8 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

141 De apparatuur onderhouden WAARSCHUWING! Kans op beschadiging van de paddles en brandwonden van de patiënt. Druk de paddles stevig op de testbelastingplaten tijdens het ontladen om boogvorming en de vorming van krassen op de paddle-oppervlakken te voorkomen. Paddles met krassen of andere beschadigingen kunnen tijdens de defibrillatie brandwonden op de huid van de patiënt veroorzaken. 15 Oefen met beide paddles stevige druk uit op de platen van het controletoestel voor de defibrillator en houd beide SCHOK-knoppen van de paddles ingedrukt terwijl u naar het scherm kijkt. 16 Controleer of de defibrillator ontlaadt bij het volgende waargenomen QRS-complex. 17 Controleer of de defibrillator weer op de asynchrone mode overgaat (de waarnemingsmarkeringen worden niet meer weergegeven en de LED Sync is uit). 18 Controleer of de printer de tijd, datum, Sync AAN, sync-waarnemingsmarkeringen voor energietoediening, geselecteerde energie, geen waarnemingsmarkeringen na SCHOK 1 en sync UIT op de ECG-strook noteert. 19 Sluit de defibrillator aan op de netvoeding en schakel het toestel uit. Opmerking: de defibrillator kan worden geconfigureerd om na de ontlading in de synchrone mode te blijven. Opmerking: als u een defibrillatietest wilt uitvoeren terwijl de standaardpaddles in de paddlehouders zijn geplaatst, voert u de gebruikerstest (bladzijde 7-4) en niet de defibrillatietest voor standaardpaddles uit. Controle van bewaking met therapiekabel Benodigde apparatuur: LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor QUIK-COMBO -therapiekabel (of FAST-PATCH -therapiekabel) QUIK-COMBO-patiëntsimulator voor 3- of 12-afleidingen of posted patiëntsimulator Volledig opgeladen batterijen Procedure: 7 De apparatuur onderhouden 1 Druk op AAN. 2 Zet de simulator aan en selecteer een normaal sinusritme. 3 Sluit de therapiekabel op de patiëntsimulator aan. 4 Selecteer paddle-afleiding. 5 Controleer of het scherm een normaal sinusritme laat zien en of er geen bericht PADDLE- AFLEIDING LOS of SERVICE wordt weergegeven. 6 Ontkoppel de therapiekabel van de simulator. Controleer of het bericht PADDLE-AFLEIDING LOS wordt weergegeven en er een akoestisch alarmsignaal wordt gegeven. Defibrillatie met therapiekabel en gesynchroniseerde cardioversie op batterijvoeding Benodigde apparatuur: LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor met volledig opgeladen interne batterij QUIK-COMBO (of FAST-PATCH) therapiekabel QUIK-COMBO-patiëntsimulator voor 3- of 12-afleidingen of posted patiëntsimulator Patiënten-ECG-kabel Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

142 De apparatuur onderhouden Procedure: Opmerking: zorg ervoor dat de defibrillator 4 uur voor het uitvoeren van deze test op de netvoeding is aangesloten. De batterij moet volledig opgeladen zijn. 1 Ontkoppel de defibrillator van de netvoeding. 2 Druk op AAN. 3 Sluit de ECG-kabel op de monitor en de patiëntsimulator aan. 4 Sluit de therapiekabel op de simulator aan. 5 Zet de simulator aan en selecteer een willekeurig ritme behalve asystolie of ventrikelfibrillatie. 6 Selecteer afleiding II. 7 Druk op SYNC. 8 Controleer of de LED Sync oplicht. Stel de ECG-maat bij totdat de waarnemingsmarkeringen op de QRS-complexen verschijnen. Controleer of de LED Sync uitgaat bij elk waargenomen QRS-complex en of de hartfrequentie wordt weergegeven. 9 Selecteer 200 J. 10 Druk op OPLADEN. Opmerking: als het meer dan 10 seconden duurt voordat de defibrillator tot 200 Joules is opgeladen, moet de batterij mogelijk worden vervangen. Neem contact op met bevoegd servicepersoneel. 11 Controleer of de toon die een volledige lading aangeeft, binnen ten hoogste 10 seconden wordt gegeven. 12 Druk op PRINTEN. WAARSCHUWING! Gevaar voor schokken. Tijdens defibrillatiecontroles passeert de ontladen energie de kabelconnectors. Zet de kabelconnectors stevig vast op de simulator. 13 Nadat de toon wordt gegeven die een volledige lading aanduidt, drukt u op SCHOK en houdt u deze knop ingedrukt terwijl u op het beeldscherm let. 14 Controleer of de defibrillator ontlaadt bij het volgende waargenomen QRS-complex. 15 Controleer of de defibrillator weer op de asynchrone mode overgaat (de waarnemingsmarkeringen worden niet meer weergegeven en de LED Sync is uit). 16 Controleer of de printer de tijd, datum, Sync AAN, sync-waarnemingsmarkeringen voor energietoediening, geselecteerde energie, geen waarnemingsmarkeringen na SCHOK 1 en sync UIT op de ECG-strook noteert. 17 Sluit de defibrillator aan op de netvoeding en schakel het toestel uit. Opmerking: de defibrillator kan worden geconfigureerd om na de ontlading in de synchrone mode te blijven. Controle van pacing met therapiekabel Benodigde apparatuur: LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor QUIK-COMBO therapiekabel Patiënten-ECG-kabel QUIK-COMBO 3- of 12-afleidingen patiëntsimulator Volledig opgeladen batterijen 7-10 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

143 De apparatuur onderhouden Procedure: 1 Druk op AAN. 2 Sluit de QUIK-COMBO therapiekabel op de QUIK-COMBO simulator aan. 3 Zet de simulator aan en selecteer BRADY. 4 Sluit de ECG-kabel op de defibrillator en de simulator aan. 5 Selecteer AFLEIDING II. 6 Druk op PACER. 7 Controleer of er waarnemingsmarkeringen verschijnen bij elk QRS-complex. Indien er geen waarnemingsmarkeringen verschijnen of indien ze ergens anders op het ECG verschijnen, druk dan op de selector bij golfcomplex Kanaal 1 en stel de ECG-maat bij in het scherm. 8 Controleer of de overlay Frequentie wordt weergegeven. 9 Druk op STROOM en verhoog de stroom tot 80 ma. 10 Let op of u op het scherm geslaagde complexen ziet. Controleer of de LED Pacer knippert bij elke afgegeven pacingpulsatie. 11 Ontkoppel de QUIK-COMBO therapiekabel van de simulator. Controleer of de pacemaker ophoudt met pacing, het bericht BEVESTIG ELEKTRODEN wordt weergegeven en er een alarmsignaal hoorbaar is. 12 Sluit de QUIK-COMBO therapiekabel weer op de simulator aan. Controleer of het akoestische alarmsignaal ophoudt, het bericht PACING AANTAL GESTOPT wordt weergegeven en de stroom 0 ma bedraagt. 13 Verhoog de stroom tot 80 ma. 14 Druk op OPLADEN. Controleer of de LED Pacer uitgaat en of de hartfrequentie en de beschikbare energie op het scherm worden weergegeven. ALGEMENE TIPS VOOR HET OPLOSSEN VAN PROBLEMEN Als tijdens het gebruik of het testen van de defibrillator/monitor een probleem wordt gedetecteerd, raadpleeg dan de tips voor het oplossen van problemen in Tabel 7-2. Als het probleem niet kan worden opgelost, stel de defibrillator/monitor dan buiten gebruik en neem contact op met bevoegd servicepersoneel. 7 De apparatuur onderhouden Tabel 7-2 Algemene tips voor het oplossen van problemen Observatie Mogelijke oorzaak Corrigerende handeling 1 Geen voeding wanneer de defibrillator/monitor AAN wordt gezet. Lage batterijspanning. Sluit aan op netvoeding. 2 De defibrillator/monitor werkt wel, maar het scherm is leeg. 3 Het bericht PRINTER CONTROLEREN wordt weergegeven. De bedrijfstemperatuur is te laag of te hoog. Het scherm geeft niet goed weer. Het printerpapier loopt vast, schuift weg of wordt verkeerd doorgevoerd. Het printerpapier is op. Sluit aan op netvoeding. Neem contact op met bevoegd servicepersoneel. Installeer het papier opnieuw. Voeg nieuw papier toe. Als het probleem aanhoudt, neem dan contact op met bevoegd servicepersoneel. Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

144 De apparatuur onderhouden Tabel 7-2 Algemene tips voor het oplossen van problemen (vervolg) Observatie Mogelijke oorzaak Corrigerende handeling 4 LED van de netvoeding op defibrillator/monitor niet opgelicht wanneer aangesloten op de wisselstroom. 5 De LED Service licht op. 6 Problemen bij de ECGbewaking. 7 Problemen bij de AEDbediening. 8 Problemen bij defibrillatie/ gesynchroniseerde cardioversie. Losse of onjuiste verbinding tussen defibrillator en voedingsbron. Losse of onjuiste verbinding tussen defibrillator en CodeManagement Module. De zelftest van de defibrillator geeft een servicemelding. Controleer de voedingsaansluitingen en -kabels. Neem contact op met bevoegd servicepersoneel. Blijf de defibrillator gebruiken indien dit nodig is. Schakel de defibrillator uit en weer in. Dit creëert een nieuw patiëntoverzicht. Als de LED Service niet uitgaat, moet de defibrillator buiten actief gebruik worden gesteld. Meld het oplichten van de LED Service aan bevoegd servicepersoneel. Zie Paragraaf 3, bladzijde 3-5. Zie Paragraaf 4, bladzijde 4-6. Zie Paragraaf 4, bladzijde Problemen bij pacing. Zie Paragraaf 4, bladzijde De weergegeven tijd is niet juist. 11 De op het verslag geprinte datum is niet juist. 12 De weergegeven berichten zijn nauwelijks zichtbaar of knipperen. 13 Laag luidsprekervolume. De tijd is verkeerd ingesteld. De datum is verkeerd ingesteld. Batterij bijna leeg. Buiten het temperatuurbereik. Vocht in de openingen in de afdekplaat van de luidspreker. Verander de tijdinstelling. Zie Paragraaf 2, bladzijde 2-8. Verander de datuminstelling. Zie Paragraaf 2, bladzijde 2-8. Sluit onmiddellijk aan op de netvoeding. Veeg het vocht af van de afdekplaat van de luidspreker en laat het toestel drogen Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

145 De apparatuur onderhouden Tabel 7-2 Algemene tips voor het oplossen van problemen (vervolg) Observatie Mogelijke oorzaak Corrigerende handeling 14 Bericht ONDERHOUD NODIG wordt weergegeven. 15 Het bericht ZELFTEST NIET VOLTOOID wordt weergegeven. 16 Bericht ZELFTESTEN MISLUKT wordt weergegeven. 17 Het bericht GEBRUIKERSTEST NIET VOLTOOID wordt weergegeven. 18 Het bericht GEBRUIKERSTEST MISLUKT wordt weergegeven. De melding voor onderhoud is zodanig ingesteld dat deze met geselecteerde tussenpozen in de servicemode wordt weergegeven. Testplug niet aangesloten op QUIK-COMBOtherapiekabel tijdens dagelijkse automatische zelftest. Standaardpaddles bevinden zich niet in de paddlehouders tijdens de dagelijkse automatische zelftest. Defecte therapiekabel of een probleem met de defibrillator. De zelftest van de defibrillator geeft een servicemelding tijdens de dagelijkse automatische zelftest. Testplug niet aangesloten op QUIK-COMBOtherapiekabel tijdens gebruikerstest. Standaardpaddles bevinden zich niet in de paddlehouders tijdens de gebruikerstest. Defecte therapiekabel of een probleem met de defibrillator. De zelftest van de defibrillator geeft een servicemelding tijdens de gebruikerstest. Blijf het toestel indien nodig gebruiken. Neem contact op met servicepersoneel om de onderhoudsmelding opnieuw in te stellen of uit te schakelen. Neem contact op met de technische dienst van Physio-Control voor instructies over het resetten of uitschakelen van deze melding. Sluit de testplug aan op de QUIK- COMBO-therapiekabel. Voer de handmatige gebruikerstest uit. Zorg ervoor dat de standaardpaddles zich in de paddlehouders bevinden tijdens de dagelijkse automatische zelftest. Neem contact op met bevoegd servicepersoneel. Gebruik in noodgevallen de defibrillator of pacemaker. Meld het mislukken van de zelftest aan bevoegd servicepersoneel. Sluit testplug aan op QUIK-COMBOtherapiekabel voor gebruikerstest. Zorg ervoor dat de standaardpaddles zich in de paddlehouders bevinden tijdens de gebruikerstest. Neem contact op met bevoegd servicepersoneel. Gebruik in noodgevallen de defibrillator of pacemaker. Meld het mislukken van de gebruikerstest aan bevoegd servicepersoneel. 7 De apparatuur onderhouden Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

146 De apparatuur onderhouden Tabel 7-2 Algemene tips voor het oplossen van problemen (vervolg) Observatie Mogelijke oorzaak Corrigerende handeling 19 Op de afdruk is 79 J genoteerd, maar >79 J werd geselecteerd. 20 De defibrillator laadt niet binnen 10 seconden op tot 200 joule op batterijvoeding. Paddles zijn ontladen terwijl deze zich in de paddlehouders bevinden of kortsluiting met elkaar maken. Batterij bijna leeg. Batterij defect. Zie Defibrillatie met standaardpaddles en gesynchroniseerde cardioversie op batterijvoeding, pagina 7-8. Gebruikerstest uitvoeren. Sluit de defibrillator aan op de netvoeding. Neem contact op met bevoegd servicepersoneel. SERVICE EN REPARATIE WAARSCHUWINGEN! Gevaar voor schokken. Demonteer de defibrillator niet. Deze bevat geen door de gebruiker te onderhouden onderdelen en er kan zich gevaarlijke hoogspanning voordoen. Neem contact op met bevoegd servicepersoneel voor reparatie. Risico op ineffectieve afgifte van energie. De servicemode is uitsluitend bestemd voor bevoegd personeel. Verkeerd gebruik van de servicemode kan de configuratie en de energieniveaus veranderen. Neem contact op met bevoegd servicepersoneel voor hulp of informatie over de configuratie van het toestel. Als bij het testen en problemen oplossen of door middel van een bericht wordt aangegeven dat de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor onderhoud nodig heeft, neemt u contact op met bevoegd servicepersoneel. In de Verenigde Staten belt u Buiten de Verenigde Staten neemt u contact op met het plaatselijke verkooppunt van Physio-Control. Wanneer u Physio-Control belt voor serviceondersteuning, geeft u het model- en serienummer op en beschrijft u uw bevindingen. Indien het toestel naar een servicekantoor of de fabriek moet worden verzonden, verpakt u het toestel zo mogelijk in de oorspronkelijke verpakking of in beschermende verpakking om beschadiging tijdens de verzending te voorkomen. In de servicehandleiding van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor vindt u gedetailleerde technische informatie voor het ondersteunen van service en reparatie door bevoegd servicepersoneel. INFORMATIE OVER RECYCLEN VAN HET PRODUCT Alle materialen moeten worden gerecycled met inachtneming van landelijke en plaatselijke voorschriften. Neem voor hulp contact op met uw lokale vertegenwoordiger van Physio-Control of ga naar voor instructies over het afvoeren van dit product Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

147 De apparatuur onderhouden Hulp bij het recyclen De defibrillator en de accessoires moeten worden gerecycled met inachtneming van landelijke en plaatselijke voorschriften. Neem voor hulp contact op met het plaatselijke verkooppunt van Physio-Control. Voorbereiding Het toestel moet schoon en vrij van verontreinigingen zijn voordat het wordt gerecycled. Recyclen van wegwerpelektroden Na gebruik van wegwerpelektroden volgt u de plaatselijke klinische procedures voor het recyclen. Verpakking De verpakking moet worden gerecycled met inachtneming van landelijke en plaatselijke voorschriften. GARANTIE Om een gedetailleerde garantieverklaring te verkrijgen, dient u contact op te nemen met een lokale Physio-Control-vertegenwoordiger of gaat u naar ACCESSOIRES, BENODIGDHEDEN EN TRAININGSMIDDELEN De volgende accessoires zijn goedgekeurd voor gebruik in combinatie met de LIFEPAK 20edefibrillator/monitor. Voor het plaatsen van bestellingen neemt u contact op met uw vertegenwoordiger van Physio-Control of bestelt u online op store.physio-control.com. Voor accessoires zonder CE-markering raadpleegt u de LIFEPAK 20-accessoirecatalogus. Opmerking: de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor, inclusief accessoires, bedoeld voor direct of oppervlakkig contact met de patiënt, is latexvrij. 7 De apparatuur onderhouden Therapie Bewaking ECG QUIK-COMBO -pacing/defibrillatie/ecg-elektroden QUIK-COMBO RTS pacing/defibrillatie/ecg-elektroden QUIK-COMBO pacing/defibrillatie/ecg-elektroden voor kinderen QUIK-COMBO pacing/defibrillatie/ecg-elektroden met REDI-PAK aansluitsysteem QUIK-COMBO-defibrillatiekabel FAST-PATCH plus pacing/defibrillatie/ecg-elektroden Standaardpaddles met ingebouwde paddles voor kinderen Paddles voor interne defibrillatie Cleartrace ECG-elektroden 3-draads ECG-kabel 5-draads ECG-kabel Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

148 De apparatuur onderhouden SpO2 - Masimo LNOP -patiëntkabels (1,2, 2,4, 3,6 m) LNCS -patiëntkabels (1,2 3,0, 4,3 m) LNCS-verlengkabel (1,2 m) Herbruikbare LNOP- en LNCS-sensoren LNOP- en LNCS-wegwerpsensoren SpO2 - Nellcor Herbruikbare Oximax DS-100A-sensor voor volwassenen Dura-Y -sensor voor op meerdere plaatsen Herbruikbare Oxiband-sensor, volwassenen/neonaten MNC-1-adapterkabel voor gebruik met Nellcor-sensoren (1,2, 3,0 m) EtCO2 - Oridion Andere accessoires FilterLine SET volwassenen/kinderen FilterLine H SET volwassenen/kinderen, peuters/neonaten Smart CapnoLine Plus met O2 volwassenen/tussenliggend Smart CapnoLine Plus volwassenen/tussenliggend Smart CapnoLine met O2 kinderen Smart CapnoLine kinderen CodeManagement Module voor gebruik met de LIFEPAK 20e defibrillator/monitor QUIK-COMBO-testplug Basisstation Seriële kabel (systeemconnector) ECG-papier SIGNAGEL -elektrodengel 3-leads ECG-patiëntsimulator 12-leads ECG-patiëntsimulator 7-16 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

149 SETUPOPTIES DEFINIËREN In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de setupopties voor de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor moeten worden geselecteerd. Setupopties bladzijde 8-2 Setupopties invoeren 8-2 Algemeen setupmenu 8-4 Setupmenu voor handmatige mode 8-5 Setupmenu voor AED-mode 8-7 Setupmenu metronoom voor CPR 8-8 Setupmenu voor pacing 8-9 Bewakingsmenu 8-9 Setupmenu voor gebeurtenissen 8-11 Setupmenu voor alarm 8-11 Setupmenu voor de printer 8-12 Setupmenu voor klok 8-13 Setupmenu voor resetten van standaarden 8-13 Standaarden printen 8-13 Setupmenu voor zenden van configuratie 8-13 Setupmenu voor instellen van wachtwoorden 8-14 Servicemode Setupopties definiëren Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

150 Setupopties definiëren SETUPOPTIES Met setupopties kunt u bedieningsfuncties voor de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor definiëren zoals toestelidentificatienummers en standaardinstellingen. In Tabel 8-1 tot en met Tabel 8-21 worden alle setupopties samen met de standaardfabrieksinstellingen weergegeven. Setupopties kunnen op een van deze twee manieren worden geselecteerd: Gebruik het menu setupopties op het LIFEPAK 20e-apparaat. Zie Setupopties invoeren, pagina 8-3, voor meer informatie. Gebruik LIFENET Device Agent voor het beheren van de setupopties op het LIFEPAK 20eapparaat. Raadpleeg het Help-systeem van LIFENET Device Agent voor meer informatie. WAARSCHUWING! Mogelijke onjuiste werking van defibrillator. Door de standaardinstellingen van de fabriek te wijzigen, verandert het functioneren van het apparaat. Wijzigingen in de standaardinstellingen mogen alleen worden uitgevoerd door bevoegd personeel. Configuraties printen vóór service of reparatie Indien er servicewerkzaamheden of reparaties aan de defibrillator worden verricht die de onderdelen van het interne geheugen beïnvloeden, zoals vervanging van de hoofdprintplaat, kunnen veranderingen die eerder in de optiedefinities zijn aangebracht, uit het geheugen raken. Voordat u servicewerkzaamheden of reparaties laat verrichten, dient u de standaardinstellingen van de gebruikersinstelling te printen zodat de speciaal ingestelde definities na de servicewerkzaamheden of reparaties opnieuw kunnen worden ingevoerd. (Zie Standaarden printen, pagina 8-13.) Wachtwoordbeveiliging Om toegang door onbevoegden te voorkomen, is er een beveiligingswachtwoord nodig om toegang te krijgen tot het setupmenu en de servicemode (zie bladzijde 8-14). Met de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor is het mogelijk beide wachtwoorden te wijzigen. De wachtwoorddefinitie is onderdeel van de toestelidentificatieoptie. Opmerking: om de defibrillator met nieuwe instellingen te gebruiken, moet u deze uit- en weer aanzetten. WAARSCHUWING! Risico op ineffectieve afgifte van energie. De servicemode is uitsluitend bestemd voor bevoegd personeel. Verkeerd gebruik van de servicemode kan de configuratie en de energieniveaus van de defibrillator wijzigen. Neem contact op met servicepersoneel voor hulp of informatie over de configuratie van de defibrillator. 8-2 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

151 Setupopties definiëren SETUPOPTIES INVOEREN Zo krijgt u toegang tot het Setupmenu: 1 Druk op AAN terwijl u OPTIES en GEBEURTENIS ingedrukt houdt. Blijf deze bedieningselementen ingedrukt houden totdat het scherm Wachtwoord verschijnt. 2 Voer het wachtwoord in door de cijfers in de gemarkeerde velden te doorlopen. 3 Selecteer het cijfer. Het cijfer verandert in een stip om het wachtwoord te beveiligen. Als u het juiste cijfer invoert, wordt het volgende nummer automatisch gemarkeerd. Wanneer u het juiste wachtwoord hebt ingevoerd, verschijnt de setupoverlay. Als u het wachtwoord verkeerd invoert, verschijnt het bericht ONJUIST WACHTWOORD OPNIEUW in het statusberichtgebied. U hebt drie kansen om het wachtwoord correct in te voeren. Zet de voeding uit en weer aan om opnieuw te beginnen. Als u op HOOFDSCHERM drukt na het selecteren van een menu-item, keert u terug naar het setupscherm. Setup Algemene toestelopties instellen Algemeen... Handmatige mode... AED Mode... Metronoom voor CPR... Pacing... Bezig met bewaken... Gebeurtenissen... Alarm... Printer... Klok... Zelftest... Standaarden resetten... Standaarden printen... Configuratie zenden... Stel wachtwoorden in... Service... 8 Setupopties definiëren Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

152 Setupopties definiëren ALGEMEEN SETUPMENU Met het algemeen setupmenu kunt u algemene instellingen definiëren. Wanneer u een item uit het menu selecteert, wordt er een helpbericht getoond. De onderstreepte opties zijn de standaardfabrieksinstellingen. Tabel 8-1 Algemeen setupmenu Menu-item Helpbericht Opties TAAL Taal gebruikt voor alle berichten, stemcommando's De opties zijn: ENGLISH, FRENCH, GERMAN, SPANISH, SWEDISH, ITALIAN, DUTCH, FINNISH, DANISH, NORWEGIAN, POLISH, PORTUGUESE, BRAZILIAN, JAPANESE, CHINESE MANDARIN, CZECH, HUNGARIAN, KOREAN en RUSSIAN. SAMENVATTING Formaat SAMENVATTING De opties zijn: KORT en MIDDEN (zie bladzijde 6-2). LOCATIENUM- MER TOESTELNUM- MER AUTOLOG Locatie-ID Defibrillator-ID Levenstekenen om de 5 minuten automatisch vastleggen Wordt geprint op verslagen. 0-9, A-Z beschikbaar. Maximaal 25 cijfers. Wordt geprint op verslagen. 0-9, A-Z beschikbaar. Maximaal 25 cijfers. AAN: data van levenstekenen worden eens in de 5 minuten ingevoerd in Gebeurtenis/ Levensteken-logboeken. UIT: levenstekenen worden uitsluitend ingevoerd wanneer er gebeurtenissen plaatsvinden. LIJNFILTER Lijnfiltercentrumfrequentie 50 of 60 HZ. TIMEOUT- SNELHEID VERLIES NETVOEDING VORIGE BLADZIJDE Wacht tot menu is gesloten Een reeks waarschuwingspieptonen wanneer de defibrillator wordt uitgeschakeld en niet op een stopcontact is aangesloten. Tijd gedurende welke de menu's op het scherm blijven (30, 10 of 5 SECONDEN). (De menu's Pacing en Zenden blijven altijd 30 seconden op het scherm.) De opties zijn: 5, 15 of 30 MINUTEN of NIET WAARSCHUWEN. Terug naar vorige bladzijde. 8-4 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

153 Setupopties definiëren SETUPMENU VOOR HANDMATIGE MODE Met het setupmenu Handmatige mode kunt u instellingen definiëren voor defibrillatie en gesynchroniseerde cardioversie. Wanneer u een item uit het menu selecteert, wordt er een helpbericht getoond. De onderstreepte opties zijn de standaardfabrieksinstellingen. Tabel 8-2 Setupmenu voor handmatige mode Menu-item Helpbericht Opties SYNC Standaardwaarden sync instellen Zie Tabel 8-3. PADDLES - STANDAARD Standaardenergie voor paddles of QUIK-COMBOelektroden Instelling voor opstartenergie voor standaardpaddles en therapie-elektroden: 2, 5, 10, 50, 100, 125, 150, 175, 200 (joule) of ENERGIEPROTOCOL. ENERGIEPROTO- COL Energie voor energieprotocol Zie Tabel 8-4. INTERNE STANDAARD Standaardenergie voor interne paddles Energie-instelling bij aanzetten voor interne paddles: 2, 5, 10, 20, 30 of 50. STEMCOM- MANDO'S Stemcommando's actief in handmatige mode AAN: stemcommando's actief. UIT: stemcommando's niet actief. SCHOKTOON Toon als defibrillator volledig is opgeladen AAN: er is een toon hoorbaar. UIT: geen toon. HANDMATIGE TOEGANG STEL WACHTWOORD IN... Methode om toegang te krijgen tot de handmatige mode Wachtwoord vereist voor handmatige mode HANDMATIG / DIRECT: geen beperkingen voor handmatige mode. AED / DIRECT: geen beperkingen voor de AED-mode. AED / BEVESTIGEN: bevestiging nodig om toegang tot handmatige mode te verkrijgen. AED / WACHTWOORD: wachtwoord vereist voor handmatige mode. Indien geconfigureerd voor wachtwoordtoegang: Geen: standaardwachtwoord geactiveerd. Nieuw: door gebruiker gedefinieerde code van 4 cijfers geactiveerd. 8 Setupopties definiëren Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

154 Setupopties definiëren Tabel 8-3 Standaardwaarden synchronisatie Menu-item Helpbericht Opties SYNC NA SCHOK REMOTE SYNC Hervat sync na energieoverdracht Sync met remote monitor toestaan AAN: defibrillator keert terug naar synchrone mode na energieoverdracht. UIT: defibrillator keert terug naar asynchrone mode. AAN: externe synchronisatie actief met aansluiting op een compatibele externe monitor. UIT: geen aansluiting op externe monitor actief. Tabel 8-4 Setupmenu voor handmatige mode voor energieprotocol Menu-item Helpbericht Opties VOORAF INGESTELD PROTOCOL ENERGIE 1 ENERGIE 2* ENERGIE 3* Selecteer vooraf ingesteld energieprotocol Selecteer energieniveau voor schok 1 Selecteer energieniveau voor schok 2 Selecteer energieniveau voor schok 3 VOLLEDIGE ENERGIE, KIND. Volledig bereik: 100, 125, 150, 175, 200, 225, 250, 275, 300, 325, 360. Voor kinderen: 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 15, 20, 30, 50, 70, 100. Volledig bereik: 100, 125, 150, 175, 200, 225, 250, 275, 300, 325, 360. Voor kinderen: 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 15, 20, 30, 50, 70, 100. Volledig bereik: 100, 125, 150, 175, 200, 225, 250, 275, 300, 325, 360. Voor kinderen: 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 15, 20, 30, 50, 70, 100, 125, 150. * ENERGIE 2 kan niet lager zijn dan ENERGIE 1. ENERGIE 3 kan niet lager zijn dan ENERGIE 2. Om te activeren: selecteer ENERGIEPROTOCOL in het standaardmenu Paddles. Automatische energiereeksen worden uitgeschakeld wanneer u tijdens gebruik op ENERGIEKEUZE drukt of van of naar de AED-mode overschakelt. 8-6 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

155 Setupopties definiëren SETUPMENU VOOR AED-MODE Met het setupmenu voor de AED-mode kunt u instellingen voor de automatische externe defibrillator (AED) definiëren. Wanneer u een item uit het menu selecteert, wordt er een helpbericht getoond met een beschrijving van de optie. De onderstreepte opties zijn standaardfabrieksinstellingen en zijn conform de richtlijnen van de American Heart Association (AHA) en de Europese Reanimatieraad (ERC) uit Zie Bijlage G voor een gedetailleerde beschrijving van setupopties voor reanimatie. Tabel 8-5 Setupmenu voor de AED-mode Menu-item Helpbericht Opties ENERGIEPRO- TOCOL Volgorde defibrillatieenergieën STEMCOM- MANDO'S Stemcommando's aan in AEDmode Zie Tabel 8-7. AAN: stemcommando actief. UIT: stemcommando niet actief. AUTOANALYSE Autoanalyse-opties selecteren NA 1E SCHOK: de eerste en derde ritmeanalysen van elke reeks van drie opeenvolgende schokken worden automatisch gestart. (Opeenvolgende schokken moet zijn ingesteld op AAN.) UIT: autoanalyse niet actief. BEWEGING WAARGENO- MEN Alarm bij waarneming beweging AAN of UIT. ECG- WEERGAVE ECG-golfcomplex in AEDmode weergeven. AAN of UIT. CPR... Reanimatieopties AED-mode instellen PULSATIECON- TROLE Pulsatiecontrole inschakelen ALTIJD: na elke reeks opeenvolgende schokken en na elk 'geen schokadv.'. NA ELK GEEN SCHOKADV.: alleen na GEEN SCHOK GEADVISEERD. NA 2E GEEN SCHOKADV.: na elk 'Geen schokadvies' behalve voor 'Geen schokadvies'-resultaat van eerste analyse. NOOIT: nooit vragen om PULSATIECONTROLE. 8 Setupopties definiëren Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

156 Setupopties definiëren Tabel 8-6 CPR-setupmode voor de AED-mode Menu-item Helpbericht Opties CPR-TIJD 1 CPR-TIJD 2 INITIËLE REANIMATIE INIT. REANIMA- TIEDUUR REANIMATIE VÓÓR SCHOK Reanimatie-interval instellen na schokken Reanimatie-interval instellen na GEEN SCHOK GEADVISEERD Initiële reanimatie inschakelen Reanimatie-interval voor initiële reanimatie instellen Reanim.-interval na beslissing dat schok geadv. is instellen 15, 30, 45, 60, 90, 120, 180 SECONDEN of 30 MINUTEN 15, 30, 45, 60, 90, 120, 180 SECONDEN of 30 MINUTEN UIT, EERST ANALYSEREN, EERST REANIMEREN 15, 30, 45, 60, 90, 120, 180 SECONDEN UIT, 15, 30 SECONDEN Tabel 8-7 Setupmenu voor AED-mode / Energieprotocol Menu-item Helpbericht Opties VOORAF INGEST. PROTOC. FLEXIBELE PROTOCOLLEN OPEENVOL- GENDE SCHOKKEN Selecteer een vooraf ingesteld energieprotocol Herh. vorige energiekeuze na GEEN SCHOK GEADVISEERD Opeenvolgende schokken zonder CPR inschakelen Energie 1: 150, 175, 200, 225, 250, 275, 300, 325, 360 Energie 2: 150, 175, 200, 225, 250, 275, 300, 325, 360 Energie 3: 150, 175, 200, 225, 250, 275, 300, 325, 360 Energie 2 kan niet lager zijn dan Energie 1. Energie 3 kan niet lager zijn dan Energie 2. AAN of UIT. AAN of UIT. SETUPMENU METRONOOM VOOR CPR Via het setupmenu metronoom voor CPR kunt u de CPR-metronoom inschakelen voor de AED mode en de C:V-verhouding (compressie/ventilatie) definiëren voor elke instelling Leeftijdluchtweg. De C:V-verhouding is aanpasbaar om verschillende instellingen te bieden op basis van de leeftijd en de toestand van de luchtwegen van de patiënt en volgens de lokale medische protocollen. Tabel 8-8 Setupmenu Metronoomvoor CPR Menu-item Helpbericht Opties METRONOOM VOLW. - NIET GEÏNTUBEERD Metronoom inschakelen tijdens CPR Verhouding compressies/ beademing instellen AAN of UIT (schakelt metronoom in of uit voor de AED mode.) 30:2, 16:1, 15:2, 12:1, 10:1, 100:0 8-8 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

157 Setupopties definiëren Tabel 8-8 Setupmenu Metronoomvoor CPR Menu-item Helpbericht Opties VOLW. - GEÏNTUBEERD JONGERE- NIET GEÏNTUBEERD JONGERE- GEÏNTUBEERD Verhouding compressies/ beademing instellen Verhouding compressies/ beademing instellen Verhouding compressies/ beademing instellen 30:2, 16:1, 15:2, 12:1, 10:1, 100:0 30:2, 16:1, 15:2, 12:1, 10:1, 100:0 30:2, 16:1, 15:2, 12:1, 10:1, 100:0 SETUPMENU VOOR PACING Met het setupmenu voor pacing kunt u instellingen definiëren voor non-invasieve pacemakers. Wanneer u een item uit het menu selecteert, wordt er een helpbericht getoond. De onderstreepte opties zijn de standaardfabrieksinstellingen. Tabel 8-9 Setupmenu voor pacing Menu-item Helpbericht Opties FREQUENTIE Standaard pacingfrequentie , 60 PPM. STROOM Standaard pacingstroomsterkte ma. MODE Standaard pacingmode DEMAND of NON-DEMAND. INTERNE PACER Zoek inwendige pacemaker en druk pijlen af DETECTIE UIT of DETECTIE AAN. BEWAKINGSMENU Gebruik het bewakingsmenu om instellingen te definiëren voor de bewaking van ECG en SpO2. Wanneer u een item uit het menu selecteert, wordt er een helpbericht getoond. De onderstreepte opties zijn de standaardfabrieksinstellingen. Tabel 8-10 Bewakingsmenu Menu-item Helpbericht Opties KANALEN Standaard kanaal golfcomplexen instellen Zie Tabel CONTINU-ECG ECG-golfcomplex continu opslaan AAN of UIT. SPO2-TOON SpO2-pulsatietoon AAN of UIT. CO2... Stel de CO2-standaardwaarden in Raadpleeg Tabel Setupopties definiëren Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

158 Setupopties definiëren Setupmenu Kanalen Om de standaardset en maximaal vijf optionele golfcomplexsets te definiëren voor kanalen 1 en 2, selecteert u een item uit het Setupmenu Kanalen. Tabel 8-11 Setupmenu Kanalen Menu-item Helpbericht Opties StandaardSET SET 1 SET 2 SET 3 SET 4 SET 5 Setupmenu Golfcomplexsets Menu CO2-instelling Standaardset golfcomplexen selecteren Tabel 8-12 Setupmenu Golfcomplexsets Selecteer kanaal golfcomplexen voor set 1 Selecteer kanaal golfcomplexen voor set 2 Selecteer kanaal golfcomplexen voor set 3 Selecteer kanaal golfcomplexen voor set 4 Selecteer kanaal golfcomplexen voor set 5 Menu-item Helpbericht Opties* SET 1, SET 2, SET 3, SET 4 of SET 5. Zie Tabel Zie Tabel Zie Tabel Zie Tabel Zie Tabel KANAAL 1 Selecteer golfcomplex voor kanaal 1 PADDLES, ECG-AFLEIDING I, ECG- AFLEIDING II, ECG-AFLEIDING III (AVR, AVL, AVF, C) KANAAL 2 Selecteer golfcomplex voor kanaal 2 GEEN, DOORLOPEND ECG, PADDLES, ECG-AFLEIDING I, ECG- AFLEIDING II, ECG-AFLEIDING III (AVR, AVL, AVF, C), SPO2, CO2 * Uitsluitend beschikbare afleidingen verschijnen als optie. Tabel 8-13 Menu CO2-instelling Menu-item Helpbericht Opties* EENHEDEN Stel de CO2-meeteenheden in mmhg, %, kpa BTPS Correctie lichaamstemperatuur toepassen op EtCO2-waarde AAN of UIT 8-10 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

159 Setupopties definiëren SETUPMENU VOOR GEBEURTENISSEN Gebruik het setupmenu voor gebeurtenissen om door de gebruiker ingevoerde gebeurtenissen te configureren of te creëren. Wanneer u een item uit het menu selecteert, wordt er een helpbericht getoond. Tabel 8-14 Setupmenu voor gebeurtenissen Menu-item Helpbericht Opties GEBEURTENIS- SEN BLZ. 1 GEBEURTENIS- SEN BLZ. 2 AANGEPASTE GEBEURTENIS- SEN Selecteer gebeurtenissen voor blz. 1 Selecteer gebeurtenissen voor blz. 2 Maak aangepaste gebeurtenissen voor gebeurtenissenscherm Selecteer gebeurtenissen 2 tot en met 9 uit een vooraf ingestelde lijst. Selecteer gebeurtenissen 10 tot en met 18 uit een vooraf ingestelde lijst. Maak maximaal 16 gebeurtenisnamen om op te nemen in de vooraf ingestelde lijst. Door het herstellen van de standaardinstellingen wordt de aangepaste lijst gewist. SETUPMENU VOOR ALARM Met het setupmenu ALARM kunt u alarmsignalen definiëren en het alarmvolumeniveau instellen. Wanneer u een item uit het menu selecteert, wordt er een helpbericht getoond. De onderstreepte opties zijn de standaardfabrieksinstellingen. Tabel 8-15 Setupmenu voor alarm Menu-item Helpbericht Opties VOLUME Volume instellen voor alarm, tonen en stemcommando's Selecteer het volumeniveau uit een toenemingsdisplay. De minimuminstelling vermindert de alarmsignalen, maar onderdrukt deze niet. ALARM Alarm bij aanzetten activeren AAN: activeert alarmen voor hartfrequentie, SpO2 en CO2, telkens wanneer de voeding van de defibrillator wordt ingeschakeld. UIT: alarm beschikbaar via de knop ALARM. VF/VT-ALARM Alarm bij detectie VF of VT AAN: activeert een VF/VT-alarm wanneer de defibrillator wordt ingeschakeld. UIT: VF/VT-alarm beschikbaar via de knop ALARM. 8 Setupopties definiëren Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

160 Setupopties definiëren SETUPMENU VOOR DE PRINTER Met het setupmenu Printer kunt u het automatisch afdrukken van gebeurtenissen en de ECGfrequentiereactie definiëren. Wanneer u een item uit het menu selecteert, wordt er een helpbericht getoond. De onderstreepte opties zijn de standaardfabrieksinstellingen. Tabel 8-16 Setupmenu voor de printer Menu-item Helpbericht Opties AUTOMATISCHE PRINT ECG-MODE MONITORMODE DIAGNOSTISCHE MODE Standaard ECGfrequentiereactie ALARMGEBEURTE- NISSEN GEBEURTENIS GOLFCOMPLEXEN Specificeer automatische printgebeurtenissen Standaard monitorfrequentiereactie voor printer en beeldscherm Standaard diagnostische frequentiereactie printer Golfcomplexen met alarmgebeurtenissen in samenvatting printen Golfcomplexen met aangepaste gebeurtenissen in samenvatting printen Zie Tabel MONITOR of DIAGNOSTISCH 1-30 HZ of 0,5-40 HZ. 0,05-40 HZ of 0, HZ. AAN of UIT. AAN of UIT. Setupmenu voor automatisch afdrukken Tabel 8-17 Setupmenu's voor automatische print Menu-item Helpbericht Opties DEFIBRILLATIE PACING PATIËNT CONTROLEREN SAS Autom. afdruk defibrillatiegebeurtenissen Autom. print pacinggebeurtenissen Autom. print Controleer patiëntgebeurtenissen Autom. print SASgebeurtenissen AAN of UIT. AAN of UIT. AAN of UIT. AAN of UIT. PATIËNTALARMEN Autom. print patiëntalarmen AAN of UIT. GEBEURTENISSEN Autom. print genoteerde gebeurtenissen AAN of UIT. BEGINRITME Autom. print begin-ecg AAN of UIT. ZELFTEST Autom. Print resultaat zelftest AAN of UIT Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

161 Setupopties definiëren SETUPMENU VOOR KLOK Gebruik het setupmenu Klok om instellingen voor de weergegeven tijd te definiëren. Wanneer u een item uit het menu selecteert, wordt er een helpbericht getoond. De onderstreepte opties zijn de standaardfabrieksinstellingen. Tabel 8-18 Setupmenu voor klok Menu-item Helpbericht Opties TIJDZONE Tijdzone voor dit toestel selecteren GEEN, 74 tijdzone-instellingen. DATUM/TIJD Huidige datum en tijd instellen De volgende keer dat de defibrillator wordt ingeschakeld, wordt de huidige datum van kracht.* KLOKMODE ZOMERTIJD Actuele of verstreken tijd op scherm getoond Regels voor zomertijd inschakelen REAL TIME of VERSTREKEN TIJD. AAN of UIT. * De datum en tijd worden automatisch bijgewerkt wanneer de CodeManagement Module een verbinding maakt met het LIFENET System. SETUPMENU VOOR RESETTEN VAN STANDAARDEN Gebruik het menu Standaarden resetten om de defibrillator te configureren op alle standaardfabrieksinstellingen. Tabel 8-19 Setupmenu voor resetten van standaarden Menu-item Helpbericht Opties ANNULEREN RESET Annuleren en terug naar setupscherm Terugzetten op fabrieksinstellingen STANDAARDEN PRINTEN Annuleert resetbewerking. Stelt de instelparameters weer in op de standaard fabrieksinstellingen, behalve onderhoudsinterval, dat onveranderd blijft. Gebruik het menu Standaarden printen om de huidige configuratie van het toestel af te drukken. 8 Setupopties definiëren SETUPMENU VOOR ZENDEN VAN CONFIGURATIE Gebruik het setupmenu voor het zenden van de configuratie om met de setup van het ene toestel de setup in een ander toestel te overschrijven. U kunt setupconfiguraties verzenden tussen toestellen met verschillende functies, omdat alle toestellen identieke setupmenu's hebben, ongeacht de functies. Opmerking: Als een CodeManagement Module wordt bevestigd aan de defibrillator, zal de Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

162 Setupopties definiëren setupoptie Configuratie zenden niet werken. In dit geval moet u het LIFENET System gebruiken voor het beheren van apparaatconfiguraties. Zo zendt u de setup van het ene naar het andere toestel: 1 Sluit de configuratieoverdrachtkabel aan op de systeemconnectorpoort van beide defibrillatoren. 2 Schakel de zendende defibrillator in en ga naar de setupmode (zie bladzijde 8-2). 3 Selecteer de menu-optie CONFIGURATIE ZENDEN. 4 Schakel de ontvangende defibrillator in. 5 Selecteer ZENDEN op de zendende defibrillator en volg de aanwijzingen op het scherm. Tabel 8-20 Setupmenu voor zenden van configuratie Menu-item Helpbericht Opties ZENDEN VORIGE BLADZIJDE Zend toestelconfiguratie naar ander toestel. Terug naar vorige bladzijde. Toestellen met een kabel verbinden, dit scherm tonen op beide defibrillatoren, vervolgens ZENDEN selecteren. Annuleert de bewerking. SETUPMENU VOOR INSTELLEN VAN WACHTWOORDEN Gebruik het menu Wachtwoord instellen om het in de fabriek ingestelde wachtwoord 0000 in een ander getal te veranderen. Als u de wachtwoordinstelling kwijtraakt, neemt u contact op met de fabriek voor ondersteuning. Tabel 8-21 Setupmenu voor instellen van wachtwoorden Menu-item Helpbericht Opties SETUP-MODE TOEGANG TOT ARCHIEVEN ARCHIEF MODE VERSLAGEN WISSEN (Het huidige wachtwoord verschijnt.) Stel wachtwoord in om naar setupmode te gaan Selecteer toegang via wachtwoord om naar archiefmode te gaan Stel wachtwoord in om naar archiefmode te gaan. Wachtw. voor wissen verslag archiefmode instellen. Draai aan het selectiewiel om cijfers te selecteren. GEEN WACHTWOORD, ALLEEN ARCHIEVEN, ALLEEN WISSEN, ARCHIEVEN / WISSEN. Draai aan het selectiewiel om cijfers te selecteren. Draai aan het selectiewiel om cijfers te selecteren. SERVICEMODE De servicemode bevat tests en logboeken die voor servicepersoneel bestemd zijn. Zie de servicehandleiding van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor voor specifieke informatie over toegang tot de servicemode Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

163 Bijlage A BIJLAGE A SPECIFICATIES EN PRESTATIEKENMERKEN Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

164

165 Specificaties en prestatiekenmerken Alle specificaties gelden bij 20 C tenzij anders is vermeld. ALGEMEEN Classificatie Defibrillator extern gevoed apparaat van klasse 1 met reservebatterij (conform IEC ) Toegepaste onderdelen ECG is een type CF-patiëntverbinding. Therapie, SpO 2 en CO 2 zijn patiëntverbindingen van type BF (conform IEC ). Therapie met interne elektroden is een type CF-patiëntverbinding. De LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor heeft zeven werkingsmodi: Handmatige mode Deze mode biedt normale gebruiksmogelijkheden aan hulpverleners met gedegen kennis van reanimeren AED-mode Deze mode biedt normale gebruiksmogelijkheden aan hulpverleners met basiskennis van reanimeren Archiefmode In deze mode kan degene die het toestel bedient eerdere patiëntverslagen printen, bewerken of verwijderen Setupmode In deze mode kan degene die het toestel bedient het configureren ervan uitvoeren Servicemode In deze mode kan degene die het toestel bedient diagnostische tests en kalibraties uitvoeren Inservicemode In deze mode kunnen golfcomplexen worden nagebootst voor demonstratiedoeleinden Zelftestmode In deze mode kunnen kritieke circuits dagelijks automatisch worden getest VOEDING Wisselstroom V 50/60 Hz, V 50/60 Hz. Totaal benodigd vermogen minder dan 120 volt-ampère (VA) of minder dan 150 VA met de CodeManagement Module geïnstalleerd. Gebruiksduur Een nieuwe, volledig opgeladen, interne back-upbatterij levert tot deze is uitgeput minstens het volgende vermogen: Bewaking plus SpO (minuten) Defibrillatie (ontladingen van 360 J): Bewaking plus pacing (minuten bij 100 ma, 60 ppm) plus SpO2: Batterijoplaadtijd --totaal-- --batterij bijna leeg-- De batterij wordt opgeladen wanneer de defibrillator op de netvoeding is aangesloten. De standaardoplaadtijd van de batterij bedraagt minder dan vier uur wanneer de defibrillator is uitgeschakeld en is aangesloten op de netvoeding. Bijlage A Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor A Physio-Control, Inc.

166 Specificaties en prestatiekenmerken Indicatie Batterij bijna leeg Batterijindicator Een service-indicator Bericht dat batterij bijna leeg verschijnt in statusgebied en waarschuwingstoon klinkt. Geeft de beschikbare capaciteit van de batterij voor de defibrillator aan. Als een fout is gedetecteerd. FYSISCHE KENMERKEN Gewicht (maximaal) Basismodel defibrillator/monitor: 5,31 kg Volledig toegeruste defibrillator/monitor (pacing en SpO2) zonder papier of kabels: 5,58 kg QUIK-COMBO-kabel, extra: 0,20 kg Standaard (harde) paddles, extra: 0,88 kg CodeManagement Module, toevoegen: 1,63 kg Maat (maximaal) LIFEPAK 20e-apparaat LIFEPAK 20e-apparaat met CodeManagement Module Hoogte Breedte Diepte BEELDSCHERM Maat (actief weergavevenster) Schermtype DATABEHEER Soorten verslagen Geheugencapaciteit 21,3 cm 25,4 cm 26,2 cm 26,2 cm 26,2 cm 29,7 cm 115,18 mm breed x 86,38 mm hoog 320 x 240 dots kleuren-lcd Geeft gedurende minimaal 3,7 seconden een ECG en alfanumerieke tekens voor waarden, gebruiksinstructies of aanwijzingen weer Mogelijkheid tot weergave van één extra golfcomplex Wissnelheid van het weergegeven golfcomplex: 25 mm/sec voor ECG en SpO2; 12,5 mm/sec voor CO2 Het apparaat legt patiëntgegevens, gebeurtenissen (inclusief golfcomplexen en annotaties) en opnamen van continu ECGen CO2-golfcomplexen vast en slaat deze op in het interne geheugen De gebruiker kan verslagen selecteren en printen Twee formaattypen voor samenvattingen van kritieke gebeurtenissen (kort en middellang) Begin-ECG (behalve kort formaat) Elke 5 minuten automatische metingen van levenstekenen Twee volledige patiëntoverzichten die samenvattingen van kritieke gebeurtenissen bevatten - tot 100 enkele golfcomplexgebeurtenissen A-2 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

167 Specificaties en prestatiekenmerken BEWAKING ECG Selectie van afleiding ECG-formaat Weergave hartfrequentie Hersteltijd na defibrillatie Continu patiëntbewakingssysteem (CPSS) Stemcommando's Analoge ECG-uitvoer Mode-rejectie Pacemakerpulsonderdrukking Het ECG wordt bewaakt via verschillende kabelconfiguraties. Een 3-afleidingenkabel wordt gebruikt voor ECG-bewaking met 3 afleidingen. Een 5-afleidingenkabel wordt gebruikt voor ECG-bewaking met 3 afleidingen plus AVR, AVL, AVF en C. Standaardpaddles of therapie-elektroden (QUIK-COMBO pacing/defibrillatie/ecg-elektroden of FAST-PATCH defibrillatie/ecg-wegwerpelektroden) worden gebruikt voor bewaking via de Paddle-draden. Compatibel met LIFEPAK 12 ECG- en therapiekabels. Afleidingen I, II en III (3-draads ECG-kabel) Afleidingen I, II, III, AVR, AVL, AVF en C tegelijkertijd verkregen (5-draads ECG-kabel) 4, 3, 2,5, 2, 1,5, 1, 0,5, 0,25 cm/mv bpm digitale weergave Aanduiding buiten bereik: Weergave van symbool --- Een hartfrequentiesymbool knippert bij iedere QRS-detectie 10 seconden In de AED-mode, waarbij het Schokadviessysteem niet actief is, bewaakt het CPSS de patiënt, via QUIK-COMBO paddles of ECG-afleiding II, op zoek naar een mogelijk schokbaar ritme. Gebruikt voor bepaalde waarschuwingen en alarmmeldingen (te configureren als Aan/Uit). 1 V/mV x 1,0 versterking <35 msec vertraging. Geen interne pacemakerpulsversterking of detectiemarkeringen inbegrepen. 90 db bij 50/60 Hz Onderdrukt pacemakerpulsen met amplitudes van ±2 mv tot ±700 mv en pulstijden van 0,1 ms tot 2,0 ms, met en zonder overschrijding. Er is sprake van overschrijding van pacemakerpulsen als 2,5 % tot 25 % van de pacemakerpulsamplitude 2 mv niet overschrijdt. Zie IEC Opmerking: is niet van toepassing als er interne paddles zijn aangesloten. SpO2 Masimo -sensoren Saturatiebereik 1 tot 100% De nauwkeurigheid van de saturatie wordt gespecificeerd voor een bereik van % (0-69% wordt niet gespecificeerd). Nauwkeurigheid volwassenen/ kinderen (RMS)* Neonatale nauwkeurigheid (RMS)* ±2% (zonder beweging - Masimo) ±3% (zonder beweging - Nellcor) ±3% (met beweging - Masimo) ±3% (zonder beweging - Masimo) ±4% (zonder beweging - Nellcor) ±3% (met beweging - Masimo) Bijlage A Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor A Physio-Control, Inc.

168 Specificaties en prestatiekenmerken *Omdat bovenstaande SpO 2 -metingen statistische distributies zijn, kan van slechts twee derde van de metingen worden verwacht dat die binnen de bovengenoemde nauwkeurigheden vallen. Dynamisch staafdiagram van signaalsterkte Pulstoon bij het begin van het plethysmografisch golfcomplex Frequentie van bepalen SpO2- De gebruiker kan kiezen tussen 4, 8, 12 en 16 seconden gemiddelde Updateperiode 1 seconde SpO2-gegevens Vertraging SpO2- alarmsituatie Vertraging voor weergeven SpO2-alarm Meting SpO2 Pulsfrequentiebereik Nauwkeurigheid pulsfrequentie Volwassenen/ kinderen/neonaten SpO 2 -golflijn met automatische versterkingsregeling 21 seconden (de maximumtijd vanaf de fysiologische verandering tot de detectie door het toestel, als de standaardinstelling van 8 seconden voor het bepalen van het gemiddelde is geselecteerd) 1 seconde (de tijd die het toestel nodig heeft om een alarm te genereren nadat er een alarmsituatie is gedetecteerd) Functionele SpO2-waarden worden getoond en opgeslagen 25 tot 240 pulsen per minuut ±3% (zonder beweging) ±5% (met beweging) Golflengtes SpO 2 -metingen Opmerking: Gegevens over het bereik van golflengtes kan nuttig zijn voor artsen, bijvoorbeeld, bij fotodynamische therapie. Masimo Rood: 660 nanometer Infrarood: 905 nanometer Nellcor Rood: 660 nanometer Infrarood: 900 nanometer Optisch vermogen SpO 2 Masimo Nellcor Alarmen Instellen Maximaal optisch uitvoervermorgen = 15 mw Maximaal optisch uitvoervermorgen = 15 mw Activeert alarm voor alle parameters A-4 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

169 Specificaties en prestatiekenmerken CO2 VF/VT-alarm Activeert de continue CPSS-bewaking in de handmatige mode 0 tot 99 mmhg (0 tot 13,2 kpa) CO2-bereik Eenheden: mmhg, % of kpa CO2-nauwkeurigheid* Gedeeltelijke druk CO2 op zeeniveau: (0 80 bpm)** 0 tot 38 mmhg (0 tot 5,1 kpa) Verloop van meetnauwkeurigheid Nauwkeurigheid respiratiefrequentie Bereik respiratiefrequentie Stroomsnelheid Stijgtijd Reactietijd Initialisatietijd Omgevingsdruk Factoren golfcomplexschaal PRINTER 39 tot 99 mmhg (5,2 tot 13,2 kpa) (>80 bpm) 0 tot 18 mmhg (0 tot 2,4 kpa) 19 tot 99 mmhg (2,53 tot 13,2 kpa) Nauwkeurigheid ±2 mmhg (0,27 kpa) ±5% van meting + 0,8% voor elke 1 mmhg (0,13 kpa) boven 38 mmhg (5,1 kpa) ±2 mmhg (0,27 kpa) ±4 mmhg (0,54 kpa) of ±12% meting, afhankelijk welke hoger is *Vastgesteld op grond van de methodes in ISO **Bij RF > 60 bpm moet voor het bereiken van de opgegeven CO 2 -nauwkeurigheid de Microstream Filterline H-set voor kleine kinderen worden gebruikt. De hierboven genoemde nauwkeurigheidsspecificaties tot 4% extra worden aangehouden bij aanwezigheid van storende gassen zoals gedefinieerd in ISO Geen verloop in nauwkeurigheid gedurende minstens 6 uur 0 tot 70 bpm: ±1 bpm 71 tot 99 bpm: ±2 bpm 0 tot 99 ademhalingen/minuut 42,5 tot 65 ml/min (gemeten per volume) 190 msec 4,5 seconden met FilterLine-slang van 200 cm 6,5 seconden met FilterLine-slang van 400 cm (inclusief vertragingstijd en stijgtijd) 30 seconden (standaard), seconden Automatisch intern gecompenseerd Automatische schaal, 0 20 mmhg (0 4 vol%), 0 50 mmhg (0 7 vol%), mmhg (0 14 vol%) Drukt continue stroken af van de weergegeven informatie over de patiënt Papierformaat 50 mm Printsnelheid Continu ECG 25 mm/sec ± 5% Bijlage A Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor A Physio-Control, Inc.

170 Specificaties en prestatiekenmerken Vertraging Automatische print FREQUENTIEREACTIE Diagnostische frequentiereactie Monitorfrequentiereactie Frequentiereactie paddles Frequentiereactie analoge ECG-uitvoer DEFIBRILLATOR 25 mm/sec afdruksnelheid voor samenvattingsverslagen 8 seconden Gebeurtenissen in golfcomplexen worden automatisch geprint (door gebruiker te configureren) 0,05 tot 150 Hz of 0.05 tot 40 Hz (door gebruiker te configureren) 0,67 tot 40 Hz of 1 tot 30 Hz (door gebruiker te configureren) 2,5 tot 30 Hz 0,67 tot 32 Hz (voor paddles-ecg 2,5 tot 30 Hz) Handmatig Energiekeuze 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 15, 20, 30, 50, 70, 100, 125, 150, 175, 200, 225, 250, 275, 300, 325 en 360 J of een van twee door de gebruiker te configureren protocollen van drie opeenvolgende schokniveaus Volledig bereik , , J Voor kinderen 2-100, 2-100, J Oplaadtijd Oplaadtijd tot 200 J in minder dan 5 seconden bij volledig opgeladen batterij Oplaadtijd tot 360 J in minder dan 7 seconden bij volledig opgeladen batterij Oplaadtijd tot 360 J in minder dan 10 seconden wanneer de batterij van het toestel niet bijna leeg is Synchrone cardioversie De energieoverdracht begint binnen 60 ms van de QRS-piek De energieoverdracht begint binnen 25 ms van de externe synchronisatiepuls Externe synchronisatiepuls: 0-5V (TTL-niveau) Puls, actief hoog, duur >5 ms, niet minder dan 200 ms en niet meer dan 1 sec van elkaar Golfcomplex Bifasisch afgevlakt exponentieel De volgende specificaties zijn van toepassing bij , tenzij anders wordt vermeld. Nauwkeurigheid energieniveau: ± 1 joule of 10% van de ingestelde waarde (de hoogste van deze twee waarden), bij 50 ; ± 2 joule of 15% van de ingestelde waarde (de hoogste van deze twee waarden), bij een impedantie van Spanningscompensatie: Actief wanneer de therapieelektroden in contact komen met de patiënt. Energieproductie binnen ± 5% of ± 1 J (de hoogste van deze twee waarden), met een waarde van 50, gelimiteerd tot een totale energieafgifte van 360 J bij 50. A-6 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

171 Specificaties en prestatiekenmerken Vorm golfcomplex en gemeten parameters Bijlage A I1 T1 I2 I3 T2 I4 Opmerkingen: T1 = duur van fase 1 in milliseconden T2 = duur van fase 2 in milliseconden Impedantie van de patiënt ( ) I1 (A) I2 (A) I3 (A) I4 (A) T1 (ms) T2 (ms) 25 70,9 28,0-28,0-15,0 5,5 3, ,7 19,7-19,7-12,6 7,2 4, ,6 15,5-15,5-10,8 8,5 5, ,3 12,8-12,8-9,4 9,5 6, ,4 10,9-10,9-8,4 10,3 6, ,7 9,6-9,6-7,5 10,9 7, ,8 8,5-8,5-6,9 11,5 7,7 Opmerking: Tabelwaarden zijn nominaal voor een schok van 360 joule. Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor A Physio-Control, Inc.

172 Specificaties en prestatiekenmerken Nominale energieproductie Energie (J) Impedantie van de patiënt ( ) * Geselecteerde energie-instelling Paddle-opties Kabellengte AED-mode Schokadviessysteem Oplaadtijd tot de schok (AED-mode) Uitgangsenergie Volledig bereik QUIK-COMBO pacing/defibrillatie/ecg-elektroden (standaard) FAST-PATCH defibrillatie/ecg-wegwerpelektroden (optioneel) Standaardpaddles (optioneel) Interne paddles (optioneel) 2,4 m lange QUIK-COMBO-kabel (elektrodenset niet inbegrepen) Een ECG-analysesysteem dat de gebruiker inlicht of het algoritme een schokbaar of niet-schokbaar ECG-ritme waarneemt. Het Shock Advisory System ontvangt het ECG alleen via de therapie-elektroden. Bij gebruik van een volledig opgeladen batterij bij kamertemperatuur is de defibrillator binnen 16 seconden na inschakeling klaar om schokken toe te dienen, als bij een eerste analyse van het ritme het bericht SCHOK GEADVISEERD wordt weergegeven. Eén door de gebruiker te configureren protocol met drie opeenvolgende schokniveaus , , J A-8 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

173 Specificaties en prestatiekenmerken PACER Pacingmode Pacingfrequentie Nauwkeurigheid frequentie Uitgangsgolfcomplex Uitgangsstroom Pauze Refractaire periode Prestaties van therapieelektroden van Physio- Control na pacing conform IEC OMGEVINGSEISEN Temperatuur (toestel in gebruik) Temperatuur (toestel niet in gebruik) Relatieve luchtvochtigheid (toestel in gebruik) Luchtdruk (toestel in gebruik) Waterdichtheid, toestel in gebruik (zonder accessoires, maar inclusief de ECG-kabel en harde paddles) EMC Schok (val) Trilling Demand of non-demand Frequentie en standaard stroomsterkten (door gebruiker te configureren) 40 tot 170 ppm ± 1,5% over het hele bereik Monofasisch, amplitude stabiel tot ±5% ten opzichte van de initiële deflectie voor stroomsterktes groter dan of gelijk aan 40 ma, duur 20 ±1 ms, stijg-/daaltijden 1ms [niveaus van 10-90%] 0 tot 200 ma Wanneer deze optie is geactiveerd, wordt de frequentie van de pacingpuls met een factor 4 verminderd 200 tot 300 ms ±3% (als functie van de frequentie) Na pacing: Grote signaalimpedantie wisselstroom 4,2 Offset-spanning gelijkstroom 1053 mv Na pacing gevolgd door een schok van 360 J: Offset-spanning gelijkstroom 1228 mv, 4 seconden na de schok Offset-spanning gelijkstroom 966 mv, 60 seconden na de schok 5 tot 40 C -20 tot 60 C, behalve therapie-elektroden 5 tot 95%, zonder condensvorming Omgevingsdruk tot 522 mmhg (0 tot 3048 meter) IPX1 (druppelend water) conform IEC IEC , Medische apparatuur - Algemene veiligheidsvereisten - Secundaire norm: vereisten en tests voor elektromagnetische compatibiliteit. 1 val op een van beide kanten van een hoogte van 45,7 cm op een stalen oppervlak MIL-STD-810E Methode 514.4, Cat1 Bijlage A Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor A Physio-Control, Inc.

174 Specificaties en prestatiekenmerken KENMERKEN Stroom en spanning voor ademhaling, detectie van losse afleidingen en ruisonderdrukking Methode voor bepalen van gemiddelde hartfrequentie Getrapte responstijd hartfrequentie Hartfrequentie bij onregelmatig ritme Alarmtijd hartfrequentie Bij de functie Waarneming leads los wordt gebruik gemaakt van wisselstroom met 57,1 khz om na te gaan of de leads zijn losgeraakt, voor de wegwerpdefibrillatie-elektroden wordt wisselstroom met 57,1 khz gebruikt om na te gaan of de leads zijn losgeraakt en voor de ECG-leads wordt een antigeluidssignaal gebruikt met een schommeling in gelijkstroom tot ongeveer 5 k Hz. De amplitude van deze signalen is conform IEC De gemiddelde hartfrequentie wordt bepaald op basis van een gewogen gemiddelde over een periode van ongeveer 8 seconden. Als het ingangssignaal snel een trend te zien geeft, zal de frequentiemeter sneller volgen. Zie reactietijd voor bepaling hartfrequentie. Het interval voor het bijwerken van de schermweergave bedraagt elke hartslag of elke 2 seconden. De laagste van deze twee waarden geeft de doorslag. 80 bpm tot 120 bpm verandering van invoerstap: 10 seconden om een minimum van 100 bpm aan te geven. 80 bpm tot 40 bpm verandering van invoerstap: 10 seconden om een minimum van 60 bpm aan te geven. De uitvoer van de frequentiemeter kan variëren van de hartfrequentie met het kortste R-R-interval tot de hartfrequentie met het langste R-R-interval. Indien aanwezig, genieten middellange R-R intervallen de voorkeur als basis voor de frequentie. Bij evaluatie conform IEC zijn de frequenties als volgt: A1. Ventriculaire bigeminie: HR = 80 tot 86 A2. Langzaam wisselende ventriculaire bigeminie: HR = 60 tot 63 A3. Snel wisselende ventriculaire bigeminie: HR = 123 tot 124 A4. Bidirectionele systoles: HR = 97 tot 99 Tijdens vijf proeven met een tachycardie van 1 mv, 206 bpm, bedroeg de gemiddelde detectietijd 7,1 seconden. De maximale detectietijd bedroeg 7,9 seconden. De minimale detectietijd bedroeg 5,6 seconden. Bij een half zo krachtig testsignaal bedroeg het gemiddelde 6,1 seconden, met een maximum van 6,4 en een minimum van 5,7 seconden. In dit geval werd de gevoeligheid van het toestel opgevoerd tot 5 mv/cm. Bij een tweemaal zo krachtig testsignaal bedroeg het gemiddelde 5,7 seconden, met een maximum van 6,3 en een minimum van 5,1 seconden. Tijdens vijf proeven met een tachycardie van 2 mv, 195 bpm, bedroeg de gemiddelde detectietijd 6,2 seconden. De maximale detectietijd bedroeg 7,1 seconden. De minimale tijd bedroeg 5,8 seconden. Bij een half zo krachtig testsignaal bedroeg het gemiddelde 6,0 seconden, met een maximum van 6,7 en een minimum van 5,4 seconden. In dit geval werd de gevoeligheid van het toestel opgevoerd tot 5 mv/cm. Bij een tweemaal zo krachtig testsignaal bedroeg het gemiddelde 6,0 seconden, met een maximum van 6,4 en een minimum van 5,8 seconden. A-10 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

175 Specificaties en prestatiekenmerken KENMERKEN Nauwkeurigheid van signaalweergave Geluidsalarm Het apparaat is een digitaal systeem voor opgenomen gegevens. Het voldoet aan de eisen voor beide testmethoden voor diagnostische frequentiereactie die wordt beschreven in AAMI EC11. Dit is een zelfstandig functionerend toestel. Alle alarmtonen maken onderdeel uit van de bifasische LIFEPAK 20edefibrillator/monitor. Het volume van de alarmtonen varieert van 45 tot 85 db. Overschrijdingen worden aangegeven met tonen, stemmeldingen en visuele indicaties. Alarm gaat af binnen 1 seconde nadat een weergegeven parameter de alarmlimiet heeft overschreden. De gebruiker kan het volume van het alarm zelf instellen. Het is echter niet mogelijk dit volume in te stellen op nul. Shock Advisory System-tonen bieden extra ondersteuning aan Shock Advisory System-berichten die op het beeldscherm van het toestel worden weergegeven. De volgende tonen zijn beschikbaar voor elk type alarm: De prioriteit 1-toon wordt gebruikt om de gebruiker te waarschuwen als er dodelijk gevaar dreigt. Deze toon is een wisselend signaal van 440 en 880Hz met een inschakelduur van 50% en een schakelfrequentie van 4 Hz. Het volume van de toon met prioriteit 1 ligt tussen 65 en 85 db en kan niet worden aangepast. De prioriteit 2-toon wordt gebruikt om de gebruiker te waarschuwen voor een mogelijke levensbedreigende situatie. Deze toon heeft een vaste frequentie van 698 Hz. De prioriteit 3-toon wordt gebruikt om de gebruiker te waarschuwen voor een abnormale situatie. Drie pieptonen van 1046 Hz met een duur van 100 ms elk en een pauze van 150 ms tussen de eerste en tweede en de tweede en derde pieptoon worden gevolgd door een stilte van 200 ms. Bij prioriteit 3-tonen kan het gaan om enkelvoudige of herhaalde tonen: bij een enkelvoudige toon zijn de drie piepjes slechts eenmaal te horen. Bij een herhaalde toon klinken de drie piepjes elk 20 seconden opnieuw. De prioriteit 4-toon is één enkele toon tussen 500 en 1500 Hz. Specifieke eigenschappen zijn: Toon voor QRS en volume-instelling - duur van 100 ms en frequentie van 1397 Hz. Toetsklik duur van 4 ms en frequentie van 1319 Hz. De alarmtoon zal bestaan uit één reeks van twee tonen die voorafgaan aan stemcommando's en bedoeld zijn om de aandacht op het beeldscherm te vestigen. Specifieke eigenschappen zijn: 1000Hz-blokgolfsignaal, duur 100 ms. Stilte, duur 100 ms. Bijlage A Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor A Physio-Control, Inc.

176 Specificaties en prestatiekenmerken KENMERKEN Visueel alarm Onderdrukking van alarm VF/VT-alarm Prioriteiten voor alarmsituaties Energie-shunting Vierkante top van Hz, duur van 100 ms. Stilte, duur 140 ms (indien voorafgaand aan stemcommando). Stemcommando, indien gebruikt. Alarm wordt als volgt visueel aangeduid: De overschreden parameter knippert in negatief beeld en er wordt een bericht weergegeven in het statusgebied van het scherm. Deze visuele aanduidingen worden op het scherm weergegeven totdat het probleem is opgelost. Visueel alarm wordt ook op het scherm weergegeven nadat de tonen zijn uitgeschakeld. Als een alarm afgaat vanwege de overschrijding van een parameterlimiet, kan de alarmtoon gedurende twee minuten worden onderdrukt door op de knop Alarm te drukken. De gebruiker heeft de keuze uit een onderdrukkingsduur van 2, 5, 10 of 15 minuten. Visueel alarm blijft altijd actief. Bewaakt automatisch het ECG van de patiënt op een mogelijk schokbaar ritme met behulp van het CPSS (Continu patiënt-bewakingssysteem). Het VF/VT-alarm vereist dat het ECG van de patiënt worden bewaakt via Afleiding II of de paddle-afleiding met behulp van therapie-elektroden. Het VF/VT-alarm wordt opgeschort als pacing is ingeschakeld of standaardpaddles zijn aangesloten en de paddle-afleiding wordt gebruikt. Alarmsituaties hebben de volgende prioriteiten: Prioriteit 1: VF of VT waargenomen op basis van ECG-signaal Prioriteit 2: Hartfrequentie hoog of onderlimiet overschreden SpO 2 hoog of onderlimiet overschreden EtCO 2 hoog of onderlimiet overschreden FiCO 2 -bovenlimiet is overschreden Respiratiefrequentie hoog of onderlimiet overschreden Apneu waargenomen Prioriteit 3: Losse ECG-leads waargenomen Bijna lege batterij waargenomen (capaciteit 11-15%) Bijna lege batterij waargenomen (capaciteit 0-10%) Opmerking: In deze situatie wordt de toon met prioriteit 3 gevolgd door de melding BATTERIJ BIJNA LEEG: SLUIT NETSNOER AAN. Servicemelding waargenomen die de normale werking van de defibrillator kan belemmeren Als de invoer voor de paddles parallel wordt geschakeld met een tweede defibrillator, neemt de energietoevoer aan de patiënt met minder dan 10 procent af. A-12 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

177 Specificaties en prestatiekenmerken KENMERKEN Hoge T-top-detectiedrempel Weergegeven SpO2 Essentiële prestaties T-toppen van 1 mv worden niet gedetecteerd door de monitor als de R-top 1 mv groot is en het ingangssignaal 80 ppm bedraagt. De LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor is gekalibreerd voor het weergeven van de functionele saturatie. Dit is de standaard voor SpO2. De LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor met CodeManagement-module bevat de volgende essentiële prestatiekenmerken: Defibrillatie, gesynchroniseerde cardioversie en AED-schokadviessysteem. ECG-bewaking, hartfrequentie en alarmen SpO2-bewaking, pulsfrequentie en alarmen EtCO2-bewaking, hartfrequentie en alarmen Zie deze bijlage (Bijlage A) voor een specificatie van de essentiële prestaties. Zie Algemeen onderhoud en testen, bladzijde 7-2 voor het onderhoud en de tests die worden aanbevolen om een ononderbroken basisveiligheid en de essentiële prestaties van uw LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor te kunnen garanderen. Bijlage A Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor A Physio-Control, Inc.

178 Specificaties en prestatiekenmerken OPLAADTIJD Voor gebruik met wisselstroomvoeding: Maximum tijd van opladen tot schokklaar Spanning Handmatige mode AED-mode V 360 J 7 seconden 200 J 5 seconden V 360 J 7 seconden 200 J 5 seconden 90 V (90% van nominaal -100) 360 J 7 seconden 200 J 5 seconden 198 V (90% van nominaal -220) 360 J 7 seconden 200 J 5 seconden Maximum tijd van start van analyse tot schokklaar (alleen AED) Spanning AED-mode V 200 J 12 seconden V 200 J 12 seconden 90 V (90% van nominaal -100) 200 J 12 seconden 198 V (90% van nominaal -220) 200 J 12 seconden Maximum tijd van inschakelen tot schokklaar Spanning Handmatige mode AED-mode 90 V (90% van nominaal -100) 360 J J 16 seconden seconden 198 V (90% van nominaal -220) 360 J 11 seconden Uitsluitend op batterij: Maximum tijd van opladen tot schokklaar 200 J 16 seconden Batterij Handmatige mode AED-mode Volledig opgeladen 360 J 7 seconden 200 J 5 seconden Volledig opgeladen batterij na 15 volledige energieontladingen 360 J 7 seconden 200 J 5 seconden Maximum tijd van start van analyse tot schokklaar (alleen AED) Batterij AED-mode Volledig opgeladen 200 J 12 seconden Volledig opgeladen batterij na 15 volledige energieontladingen 200 J 12 seconden Maximum tijd van inschakelen tot schokklaar Batterij Handmatige mode AED-mode Volledig opgeladen batterij na 15 volledige energieontladingen 360 J 11 seconden 200 J 16 seconden A-14 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

179 BIJLAGE B KLINISCHE OVERZICHTEN Bijlage B Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

180

181 Klinische overzichten DEFIBRILLATIE VAN VENTRIKELFIBRILLEREN EN VENTRICULAIRE TACHYCARDIE Achtergrond Physio-Control heeft in meerdere centra een prospectieve, gerandomiseerde en blinde klinische proef uitgevoerd van bifasische, afgevlakte, exponentiële schokken (BTE-schokken) en conventionele, monofasische, gedempte sinusgolfschokken (MDS-schokken). In het bijzonder werd de gelijkwaardigheid van BTE-schokken van 200 J en 130 J met MDS-schokken van 200 J 1 getest. Methoden Ventrikelfibrilleren (VF) werd bij 115 patiënten geïnduceerd tijdens evaluatie van de functie van implanteerbare cardioversiedefibrillatoren en bij 39 patiënten tijdens elektrofysiologische evaluatie van ventriculaire aritmieën. Na 19±10 seconden van ventrikelfibrilleren diende een aangepaste defibrillator een automatisch gerandomiseerde schok toe. De effectiviteit was gebaseerd op het succes van deze schok. Om de gelijkwaardigheid van testschokken met controleschokken te bewijzen, moest de betrouwbaarheidsbovengrens van 95% van het verschil in effectiviteit (95UCLD), controle min test, minder dan 10% zijn. Bijlage B Resultaten Ventrikelfibrilleren De effectiviteit van de BTE-schokken van 200 J bleek ten minste gelijkwaardig te zijn aan de effectiviteit van MDS-schokken van 200 J (95UCLD = 2%). Het verschil in succesfrequentie van MDS-schokken van 200 J minus BTE-schokken van 200 J was 10% (exact 95%- betrouwbaarheidsinterval van 27% tot 4%). Van BTE-schokken van 130 J werd niet aangetoond dat zij gelijkwaardig waren aan MDS-schokken van 200 J (95UCLD = 22%). Hun effectiviteit was echter niet veel minder dan die van de MDS-schokken van 200 J (statistische betrouwbaarheid beperkt door kleine monsters). Bij alle soorten schokken waren de hemodynamische parameters (zuurstofsaturatie en systolische en diastolische bloeddruk) 30 seconden na de geslaagde schok op of nabij het niveau vóór de inductie. Schok Ventrikelfibrilleren Succes 1e schok 200 J MDS 61/68 (90%) 80-96% 200 J BTE 39/39 (100%) % 130 J BTE 39/47 (83%) 69-92% Exact 95% betrouwbaarheidsinterval 1 S.L. Higgins et al., A comparison of biphasic and monophasic shocks for external defibrillation, Prehospital Emergency Care, 2000, 4(4): Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor B Physio-Control, Inc.

182 Klinische overzichten Ventriculaire tachycardie 72 episodes van ventriculaire tachycardie (VT), geïnduceerd bij 62 patiënten, werden behandeld met gerandomiseerde schokken. Bij bi- en monofasische schokken werden hoge conversiefrequenties vastgesteld. De monsters waren te klein om de verhouding tussen succesfrequenties van de geteste golfcomplexen vast te stellen. Schok Ventriculaire tachycardie Succes 1e schok 200 J MDS 26/28 (93%) 77-99% 200 J BTE 22/23 (96%) % 130 J BTE 20/21 (95%) % Exact 95% betrouwbaarheidsinterval Conclusies Dit dubbelblinde onderzoek toonde aan dat de effectiviteit van de BTE-schokken van 200 J ten minste gelijk was aan de effectiviteit van MDS-schokken van 200 J bij defibrillatie van elektrisch geïnduceerd ventrikelfibrilleren van korte duur. Een vergelijking tussen de effectiviteit van bifasische schokken van 130 J en monofasische schokken van 200 J voor ventrikelfibrilleren leverde geen resultaat op. Alle geteste golfcomplexen zorgden voor een hoge beëindigingsfrequentie van het ventrikelfibrilleren. De ventrikelfibrilleergroep was te klein om de relatie tussen de succesfrequenties van de geteste golfcomplexen statistisch vast te stellen. Vergeleken met conventionele schokken voor ventrikelfibrilleren hebben wij geen positieve of negatieve effecten van bifasische schokken voor ventrikelfibrilleren op hemodynamische parameters na de defibrillatieschok waargenomen. Mogelijk kunnen bifasische schokken vanaf 200 J eerdere beëindiging van ventrikelfibrilleren bewerkstelligen dan monofasische schokken van 200 J. Daarom concluderen wij dat bifasische schokken voor ventrikelfibrilleren toegediend met conventionele energieniveaus het succes van reanimatie van patiënten met circulatiestilstand kunnen vergroten. B-2 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

183 Klinische overzichten EXTERNE CARDIOVERSIE VAN ATRIUMFIBRILLEREN Overzicht De prestatie van het bifasische, afgevlakte, exponentiële golfcomplex (BTE) van Physio-Control werd vergeleken met het conventionele, monofasische, gedempte sinusgolfcomplex (MDS) in meerdere centra in een internationaal, prospectief, gerandomiseerd klinisch onderzoek bij volwassen patiënten die een electieve cardioversie van atriumfibrilleren (AF) ondergingen. Bij het onderzoek waren in totaal 80 patiënten betrokken die werden behandeld met een of meer schokken in het kader van het onderzoek. De primaire datareeks bestond uit 72 deelnemende patiënten van wie was bevestigd dat er sprake was van atriumfibrilleren. De data van 7 patiënten met atriumflutter werden apart geanalyseerd. Een patiënt die niet voldeed aan alle protocolcriteria, werd van de analyse uitgesloten. De deelnemers kregen gerandomiseerd bifasische of monofasische schokken toegediend door LIFEPAK 12 defibrillatoren/monitoren. Bij persisterende atriumfibrilleren werden progressieve schokken van 70, 100, 200 en 360 J van het toegekende golfcomplex en een cross-overschok van 360 J van het andere golfcomplex toegediend. De schokken werden toegediend met behulp van EDGE System QUIK-COMBO pacing/defibrillatie/ecg-elektroden in de standaard anterior-laterale positie. Een succesvolle cardioversie werd gedefinieerd als het bevestigde verdwijnen van atriumfibrilleren na toediening van een schok, zoals vastgesteld door een ECG dat werd bekeken door 2 cardiologen zonder voorkennis van het schokgolfcomplex. De patiënten beoordeelden pijn van de huid op een schaal van 0 tot 8 na de procedure. In dit onderzoek werd aangetoond dat deze bifasische schokken een grotere effectiviteit bieden voor cardioversie van atriumfibrilleren en dat er minder schokken, 65% minder stroom en 65% minder energie nodig zijn voor cardioversie van atriumfibrilleren. Patiënten die electieve cardioversie ondergingen met het bifasische protocol meldden aanzienlijk minder pijn na de procedure dan patiënten die het monofasische protocol ondergingen. Bijlage B Doelstellingen De primaire doelstelling van het onderzoek was een vergelijking van de cumulatieve effectiviteit van bifasische en monofasische schokken van 200 J of minder voor cardioversie van atriumfibrilleren. Er werd een doorlopend driehoekspatroon gebruikt om te testen op een statistisch significant verschil tussen groepen patiënten die met deze 2 golfcomplexen werden behandeld. Secundaire doestellingen waren 1) het bieden van een schatting van de relatie tussen dosis en reactie voor beide golfcomplexen, waardoor clinici een weloverwogen selectie zouden kunnen maken van energiedoses voor cardioversie met bifasische schokken en 2) het vergelijken van de pijn die patiënten ervaren na behandeling met monofasische en bifasische schokken. Resultaten Bij 72 deelnemende patiënten was sprake van atriumfibrilleren en bij 7 was sprake van atriumflutter. De patiënten hadden gemiddeld gedurende 88 dagen geleden aan atriumfibrilleren, waren gemiddeld 66 jaar oud, wogen gemiddeld 81 kg en hadden gemiddeld een transthoracale impedantie van 72 ohm. 63 procent waren mannen en 46 procent had eerder een cardioversie ondergaan. Tussen de groepen patiënten die waren behandeld met monofasische en bifasische schokken waren geen significante verschillen in deze basiskenmerken, noch wat betreft de afmeting van het linker atrium, cardiale medicatie of diagnose. De cumulatieve succesfrequentie voor cardioversie van atriumfibrilleren wordt weergegeven in Tabel B-1 en Afbeelding B-1. Deze gegevens bieden een redelijke schatting van de verwachte waarschijnlijkheid van succesvolle cardioversie voor een enkele schok op elk energieniveau binnen het onderzochte bereik. De voor alle schokken van elke energie-instelling geleverde energie en piekstroom worden weergegeven in Tabel B-2. Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor B Physio-Control, Inc.

184 Klinische overzichten Tabel B-1 Cumulatieve succesfrequentie en cross-overresultaten voor cardioversie van atriumfibrilleren Energie-instelling 70 J 100 J 200 J 360 J Cross-oversuccessen 360 J MDS: n = 37 5,4% 19% 38% 86% BTE: n = 35 60% 80% 97% 97% 4 van 5 punten geslaagd met BTE-schok van 360 J 0 van 1 punten geslaagd met MDS-schok van 360 J De cumulatieve succespercentages voor cardioversie van atriumfibrilleren met schokken van 200 J of minder, het primaire eindpunt van het onderzoek, waren significant hoger in de bifasische groep dan in de monofasische groep (p<0,0001). De geobserveerde cumulatieve succespercentages bij 360 J waren eveneens hoger bij bifasische schokken dan bij monofasische schokken, maar bereikten geen statistische significantie. Tabel B-2 Energie-instellingen, geleverde energie en piekstroom voor schokken toegediend aan patiënten met atriumfibrilleren Energie-instelling Aantal patiënten Toegediende energie Piekstroom, ampère Monofasische schokken 70 J 37 73±3 21,0±3,5 100 J ±4 24,6±4,3 200 J ±7 34,6±5,9 360 J ±13 46,8±8 360 J crossoverschokken ,7 Bifasische schokken* 70 J 35 71±0 11,9±2,5 100 J ±0 14,9±3,5 200 J 7 203±1 20,6±3,5 360 J ,5 360 J crossoverschokken 5 361±6 32,4±8,5 * De piekstroom en toegediende energie zijn niet beschikbaar voor 2 van de patiënten die zijn behandeld met bifasische schokken. B-4 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

185 Klinische overzichten 100% 90% BTE 80% 70% % succes 60% 50% 40% MDS 30% 20% 10% 0% Energie-instelling (J) Bijlage B Afbeelding B-1 Cumulatief schoksucces voor cardioversie van atriumfibrilleren met monofasische (MDS) en bifasische (BTE) schokken: Geobserveerde cijfers (n) geschreven met geschatte dosis-reactiecurves In vergelijking met monofasische schokken kon door bifasische schokken cardioversie van atriumfibrilleren plaatsvinden met een lagere piekstroom (14,0 ±4,3 versus 39,5 ±11,2 A, p<0,0001), minder energie (97 ±47 versus 278 ±120 J, p<0,0001), minder schokken (1,7 versus 3,5 schokken, p< 0,0001) en minder cumulatieve energie (146 ±116 versus 546 ±265 J, p<0,0001). Vergeleken met patiënten die werden behandeld met het monofasische protocol, meldden patiënten die werden behandeld met het bifasische protocol, aanzienlijk minder pijn vlak na de procedure (0,4 ±0,9 versus 2,5 ±2,2, p<0,0001) en ook 24 uur na de procedure (0,2 ±0,4 versus 1,6 ±2,0, p<0,0001). Bij alle patiënten met atriumflutter vond cardioversie plaats bij de eerste schok (70 J), ongeacht of dit een monofasische (n=4) of een bifasische (n=3) schok was. Bij de meeste (96%) patiënten werd voor de behandeling een anterior-laterale elektrodenplaatsing gebruikt. Rapporten in de literatuur verschillen over de vraag of een anteriorposterior elektrodenplaatsing een betere schokeffectiviteit geeft dan anterior-laterale plaatsing. Als de anterior-posterior elektrodenplaatsing een voordeel zou hebben, is dit mogelijk een iets hogere succesfrequentie van cardioversie met beide golfcomplexen dan in dit onderzoek werd geobserveerd. Het is echter niet waarschijnlijk dat de plaatsing invloed heeft op de geobserveerde relatie tussen de effectiviteit van monofasische en bifasische golfcomplexen. Conclusies De gegevens tonen aan dat het bifasische golfcomplex van Physio-Control klinisch superieur is ten opzichte van het conventionele, monofasische, gedempte sinusgolfcomplex voor cardioversie van atriumfibrilleren. In vergelijking tot monofasische schokken in het bijzonder vond bij bifasische schokken cardioversie van atriumfibrilleren plaats met lagere piekstroom, minder energie, minder schokken en minder cumulatieve energie. Patiënten die electieve cardioversie ondergingen met het bifasische protocol meldden aanzienlijk minder pijn vlak na de procedure en 24 uur na de procedure dan patiënten die het monofasische protocol ondergingen. Dit kan het gevolg zijn van minder schokken, minder cumulatieve energie, lagere toegediende piekstroom of andere kenmerken van dit bifasische golfcomplex. Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor B Physio-Control, Inc.

186 Klinische overzichten Richtlijn voor de selectie van schokenergie De technologie van het bifasische golfcomplex is een norm voor hartdefibrillatoren. Het hier samengevatte onderzoek 1 biedt de beste informatie die beschikbaar is om energiekeuzen voor cardioversie met dit golfcomplex op te baseren. Voor cardioversie van atriumfibrilleren bieden de resultaten van dit onderzoek een specifieke richtlijn voor drie mogelijke strategieën bij het selecteren van schokenergieniveaus. Voor het optimaliseren van snellere cardioversie en minder schokken selecteert u dezelfde bifasische energieniveaus die eerder werden gebruikt met monofasische defibrillatoren (bijvoorbeeld 200 J bifasisch in plaats van 200 J monofasisch). Hierdoor valt een toenemende succesfrequentie te verwachten bij een afname van de piekstroom van de eerste en opvolgende schokken. Als u de schokeffectiviteit van eerder geobserveerde monofasische schokken wilt handhaven, selecteert u een bifasisch energieniveau van ongeveer een derde van de energie die eerder werd gebruikt voor monofasische schokken (bijvoorbeeld 100 J bifasisch in plaats van 300 J monofasisch). Voor het optimaliseren van een lage begin- en cumulatieve energie met gebruikmaking van een optransformerend protocol selecteert u 70 J voor de eerste schok en verhoogt u de energie met kleine stappen als verdere schokken vereist zijn. Elk van deze strategieën biedt een effectieve cardioversietherapie, terwijl de hoeveelheid piekstroom waaraan het hart wordt blootgesteld aanzienlijk wordt verminderd. Voor cardioversie van andere atriumaritmieën dan atriumfibrilleren zijn de beschikbare data voor het selecteren van de energie-instellingen zeer beperkt. Waarschijnlijk zijn bifasische doses onder de 50 J zeer succesvol bij de behandeling van atriumflutter en paroxysmale supraventriculaire tachycardie. Totdat meer klinische data beschikbaar zijn, is het echter aan te raden dezelfde energie-instellingen te gebruiken voor bifasische schokken als gewoonlijk worden gebruikt voor monofasische schokken. Aritmieën kunnen aanhouden om diverse redenen die niet zijn gerelateerd aan het type golfcomplex dat voor cardioversie wordt gebruikt. In hardnekkige gevallen hebben clinici nog steeds de mogelijkheid om het energieniveau te verhogen of over te stappen op een andere elektrodenplaatsing. 1 R. Koster, P. Dorian et al., A randomized trial comparing monophasic and biphasic waveform shocks for external cardioversion of atrial fibrillation. American Heart Journal, 2004;147(5):K1-K7. B-6 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

187 Klinische overzichten INTRAOPERATIEVE VENTRIKELDEFIBRILLATIE Overzicht De defibrillatie-effectiviteit van het bifasische, afgevlakte, exponentiële golfcomplex (BTE) van Physio-Control werd vergeleken met het standaard monofasische, gedempte sinusgolfcomplex (MDS) in een prospectief, gerandomiseerd onderzoek in meerdere centra bij volwassen patiënten die een intraoperatieve, directe defibrillatie voor ventrikelfibrilleren ondergingen. In totaal waren 251 volwassen patiënten betrokken bij het onderzoek; 98 hiervan kregen ventrikelfibrilleren dat werd behandeld met een of meerdere schokken in het kader van het onderzoek. 7 patiënten die niet voldeden aan alle protocolcriteria, werden van de analyse uitgesloten. De deelnemers kregen gerandomiseerd BTE- of MDS-schokken toegediend door een LIFEPAK 12 defibrillatoren/monitoren. Aan degenen die ventrikelfibrilleren kregen na verwijdering van de aortaklem werden progressief sterkere schokken toegediend van 2, 5, 7, 10 en 20 Joule (J) met paddles van 5 cm totdat defibrillatie optrad. Bij persisterend ventrikelfibrilleren werd een crossoverschok van het andere golfcomplex toegediend van A 20 J. Dit onderzoek toont aan dat deze bifasische schokken een grotere defibrillatie-effectiviteit hebben en dat er minder schokken, lagere drempelenergie en minder cumulatieve energie vereist is dan bij monofasische gedempte sinusschokken. Bijlage B Doelstellingen De primaire doelstelling van het onderzoek was een vergelijking van de cumulatieve effectiviteit van BTE-schokken met MDS-schokken bij 5 J of minder. Voor het testen van een verschil tussen golfcomplexgroepen werd een doorlopend driehoekspatroon gebruikt. De secundaire doelstelling was het bieden van een schatting van de relatie tussen dosis en reactie voor beide golfcomplexen, waardoor clinici een weloverwogen selectie zouden kunnen maken van energiedoses voor intraoperative defibrillatie bij bifasische schokken. Resultaten 35 mannen en 15 vrouwen werden gerandomiseerd toegewezen aan de BTE-groep; 34 en 7 aan de MDS-groep. De gemiddelde leeftijd was respectievelijk 66 en 68 jaar. Er waren geen significante verschillen tussen de groepen voor BTE- en MDS-behandeling voor cardiale etiologie, aritmiegeschiedenis, huidige cardiale medicatie, risicoklasse volgens de American Society of Anesthesiology (ASA), dikte van de linker ventrikelwand, cardiopulmonale omlooptijd, kerntemperatuur of chemische bloedwaarden ten tijde van de verwijdering voor de aortaklem. Het cumulatieve defibrillatiesucces bij 5 J of minder, het primaire eindpunt van het onderzoek, was significant hoger in de BTE-groep dan in de MDS-groep (p=0,011). 2 van de 91 patiënten in deze primaire eindpuntanalyse konden niet in uitgebreidere analyses worden opgenomen wegens protocolvarianties in de schokreeks na de schok van 5 J. De cumulatieve succesfrequentie voor intraoperative defibrillatie bij de resterende 89 patiënten wordt weergegeven in Tabel B-3 en Afbeelding B-2. Deze data bieden een redelijke schatting van de verwachte waarschijnlijkheid van geslaagde defibrillatie voor een enkele schok op elk energieniveau binnen het onderzochte bereik. In vergelijking tot de MDS-groep had de BTE-groep gemiddeld minder schokken nodig (2,5 vs. 3,5: p=0,002), lagere drempelenergie (6,8 J vs. 11,0 J: p=0,003) en minder cumulatieve energie (12,6 J vs. 23,4 J: p=0,002). Er was geen significant verschil in succesfrequentie tussen BTE- en MDS-cross-overschokken. Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor B Physio-Control, Inc.

188 Klinische overzichten Tabel B-3 Cumulatieve schoksuccesfrequenties en cross-overschokresultaten voor intraoperative defibrillatie Energieinstelling 2 J 5 J 7 J 10 J 20 J Cross-oversuccessen 20 J MDS: n = 41 7% 22% 34% 51% 76% BTE: n = 48* 17% 52% 67% 75% 83% 3 van 8 punten geslaagd met BTE-schok van 20 J 3 van 8 punten geslaagd met MDS-schok van 20 J * Twee deelnemers die gerandomiseerd waren toegewezen aan de BTE-groep, konden niet worden opgenomen in de cumulatieve succesfrequenties in de tabel en de afbeelding wegens protocolafwijkingen die optraden na de schok van 5 J. 100% 90% 80% BTE % succes 70% 60% 50% 40% MDS 30% 20% 10% 0% Energie-instelling (J) Afbeelding B-2 Cumulatief schoksucces voor intraoperative defibrillatie met monofasische (MDS) en bifasische (BTE) schokken: geobserveerde cijfers (n) geschreven met geschatte dosis-reactiecurves Conclusies De gegevens tonen aan dat het bifasische golfcomplex van Physio-Control klinisch superieur is ten opzichte van het conventionele, monofasische, gedempte sinusgolfcomplex voor intraoperatieve defibrillatie van ventrikelfibrilleren. In het bijzonder hebben deze bifasische schokken een grotere defibrillatie-effectiviteit en zijn er minder schokken, lagere drempelenergie en minder cumulatieve energie vereist dan bij monofasische gedempte sinusschokken. Er waren geen onveilige resultaten of ongunstige effecten van het gebruik van het bifasische golfcomplex. B-8 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

189 Klinische overzichten Richtlijn voor de selectie van schokenergie De technologie van het bifasische golfcomplex is een norm voor hartdefibrillatoren. De resultaten van dit onderzoek 1 bieden specifieke richtlijnen voor drie mogelijke strategieën voor het ontwikkelen van een dosering. Voor het optimaliseren van een lagere begin- en cumulatieve energie met gebruikmaking van een optransformerend protocol selecteert u 5 J voor de eerste schok en verhoogt u de energie met kleine stappen als verdere schokken vereist zijn. In dit onderzoek waren bifasische schokken van 5 J succesvol bij ongeveer de helft van de patiënten. Voor het optimaliseren van een snellere defibrillatie en minder schokken selecteert u hetzelfde BTE-energieniveau dat eerder werd gebruikt met MDS (bijvoorbeeld 20 J BTE in plaats van 20 J MDS). Hierdoor valt een verhoogde succesfrequentie te verwachten bij een afname met 30% van de piekstroom van de eerste en opvolgende schokken. Voor het handhaven van de effectiviteit van eerder geobserveerde MDS-schokken is een BTE-energieniveau dat de helft bedraagt van het niveau dat eerder werd gebruikt voor MDSschokken (bijvoorbeeld 10 J BTE in plaats van 20 J MDS) een goede keuze. Elk van deze strategieën biedt een effectieve defibrillatietherapie, terwijl de hoeveelheid piekstroom waaraan het hart wordt blootgesteld aanzienlijk wordt verminderd. Fibrilleren kan aanhouden om diverse redenen die niet zijn gerelateerd aan het type golfcomplex dat voor defibrillatie wordt gebruikt. Bij hardnekkige gevallen van fibrilleren hebben artsen nog steeds de mogelijkheid om de schokintensiteit te verhogen of over te stappen op grotere paddles. Het is bekend dat grotere paddles de vereiste energie voor succesvolle defibrillatie vermindert. 2 Bijlage B 1 2 B. Schwarz et al., Biphasic shocks compared with monophasic damped sine wave shocks for direct ventricular defibrillation during open heart surgery. Anesthesiology. 2003;98(5): Y. Zhang et al., Open chest defibrillation: biphasic versus monophasic waveform shocks, J Am Coll Cardiol, 2001, 37(2 supplement A):320A. Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor B Physio-Control, Inc.

190

191 BIJLAGE C SCHERMBERICHTEN Deze bijlage bevat de tabel Overzicht van schermberichten en geeft een beschrijving van de schermberichten die de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor tijdens bedrijf kan weergeven. Bijlage C Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

192

193 Schermberichten Tabel C-1 Overzicht van schermberichten Bericht ABNORMALE ENERGIEAFGIFTE ABNORMALE ENERGIEAFGIFTE AED MODE AED MODE AFGEGEVEN ENERGIE AFGEGEVEN ENERGIE ALARMEN ONDERDRUKT ANALYSEERT NU HOUD AFSTAND Beschrijving Er is een ontlading opgetreden toen tussen de paddles kortsluiting ontstond (zie waarschuwing, bladzijde 4-17); er is een ontlading in de open lucht opgetreden; of de impedantie van de patiënt valt buiten het bereik. Dit bericht kan ook verschijnen bij bepaalde interne fouten. Er is een ontlading opgetreden toen tussen de paddles kortsluiting ontstond (zie waarschuwing, bladzijde 4-17); er is een ontlading in de open lucht opgetreden; of de impedantie van de patiënt valt buiten het bereik. Dit bericht kan ook verschijnen bij bepaalde interne fouten. Het toestel bewaakt de conditie van de patiënt en functioneert als semi-automatische externe defibrillator. Het toestel bewaakt de conditie van de patiënt en functioneert als semi-automatische externe defibrillator. De energieoverdracht is voltooid. De energieoverdracht is voltooid. De alarmen zijn onderdrukt. U hoort regelmatig een waarschuwingstoon en u ziet dit bericht om u eraan te herinneren dat de alarmen zijn onderdrukt. De AED is bezig het ECG-ritme van de patiënt te analyseren. BATTERIJ BIJNA LEEG: NETVOEDING AANSLUITEN De batterij is bijna leeg. BEVESTIG ELEKTRODEN BEVESTIG TESTLOAD De defibrillator detecteert dat de therapie-elektroden zijn losgeraakt. Test plug not connected to QUIK-COMBO therapy cable or standard paddles not seated in paddle wells during user test. BEWEGING WAARGENOMEN!/ STOP BEWEGING! C-AFLEIDING LOS CO2 AUTOMATISCH OP NUL ZETTEN De defibrillator heeft tijdens ECG-analyse beweging gedetecteerd en blokkeert daardoor de analyse. De ECG-elektrode "C" is losgeraakt. EtCO2-monitor voert automatisch een nulpuntkalibratie uit. Bijlage C CO2 BEZIG MET INITIALISEREN CO2 CONTROLEREN CO2 FILTERLIJN LOS CO2 FILTERLIJN REINIGEN CO2 FILTERLIJN- VERSTOPPING CPR: JONGERE- GEÏNTUBEERD X:Y EtCO2-monitor voert een zelfcontrole uit. EtCO2 FilterLine-slang of uitlaatpoort geblokkeerd. EtCO2 FilterLine-slang is losgekoppeld of is niet stevig aangesloten op het apparaat. De EtCO2 FilterLine-slang is geknikt of verstopt met vloeistof. EtCO2 FilterLine-slang is geknikt of verstopt. Het bericht verschijnt nadat 30 seconden is geprobeerd te reinigen. Een optie voor CPR-metronoom. De patiënt is een jongere (jonger dan de puberteit) voor wie een geavanceerde luchtweg is vastgesteld. De opgegeven C:V-verhouding wordt gebruikt. Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor C Physio-Control, Inc.

194 Schermberichten Tabel C-1 Overzicht van schermberichten (vervolg) Bericht CPR: JONGERE- NIET GEÏNTUBEERD X:Y CPR: VOLW. - GEÏNTUBEERD X:Y CPR: VOLW. - NIET GEÏNTUBEERD X:Y DEACTIVEREN DEMAND DRUK OP ANALYSE ALS U GETUIGE WAS VAN DE STILSTAND DRUK OP ANALYSE. DRUK OP PADDLE-KNOP VOOR SCHOK! DRUK OP PADDLE- KNOPPEN VOOR SCHOK! DRUK OP PADDLEKNOP! DRUK OP PADDLEKNOPPEN! DRUK OP SCHOK-KNOP! DRUK OP SCHOK-KNOP! DRUK OP SCHOK- KNOPPEN! DRUK SELECTIEWIEL IN OM TE DEACTIVEREN ECG-AFLEIDINGEN GEBRUIKEN ECG-AFLEIDINGEN LOS ECG-KABEL LOS Beschrijving Een optie voor CPR-metronoom. De patiënt is een jongere (jonger dan de puberteit) voor wie geen geavanceerde luchtweg is vastgesteld. De opgegeven C:V-verhouding wordt gebruikt. Een optie voor CPR-metronoom. De patiënt is een volwassene voor wie een geavanceerde luchtweg is vastgesteld. De opgegeven C:V-verhouding wordt gebruikt. Een optie voor CPR-metronoom. De patiënt is een volwassene voor wie geen geavanceerde luchtweg is vastgesteld. De opgegeven C:V-verhouding wordt gebruikt. Er is besloten de energielading te verwijderen. De pacemaker is in de demand-mode. Bericht Initiële CPR na aanwijzing REANIMATIE BEGINNEN om de gebruiker eraan te herinneren om direct een schok toe te dienen als de gebruiker getuige was van de stilstand. Druk op ANALYSE om de ECG-analyse te starten. De knop SCHOK op het voorpaneel wordt gedeactiveerd als interne paddles worden aangebracht. Dit bericht wordt weergegeven als u probeert energie over te brengen door de knop SCHOK op het voorpaneel in te drukken. Als er standaardpaddles zijn aangesloten, is de knop SCHOK op het voorpaneel gedeactiveerd. Dit bericht verschijnt als u probeert energie over te brengen door op de knop SCHOK op het voorpaneel te drukken. De knop SCHOK op het voorpaneel wordt gedeactiveerd als interne paddles worden aangebracht. Dit bericht verschijnt als de defibrillator in de sync-mode is en u probeert energie over te dragen door op het voorpaneel op de knop SCHOK te drukken. De knop SCHOK op het voorpaneel wordt gedeactiveerd als standaard paddles worden aangebracht. Dit bericht verschijnt als de defibrillator in de sync-mode is en u probeert energie over te dragen door op het voorpaneel op de knop SCHOK te drukken. De defibrillator is volledig opgeladen en gereed voor het toedienen van therapie (er dienen geen therapiekabel of interne paddles te zijn aangesloten). De defibrillator is in de sync-mode, volledig opgeladen en klaar om therapie toe te dienen. De defibrillator is in de sync-mode, volledig opgeladen en klaar om therapie toe te dienen met standaard paddles. Een instructie op de schermoverlays voor opladen om de lading te verwijderen. Het toestel probeert een gesynchroniseerde cardioversie uit te voeren en de paddle-afleiding is geselecteerd. Meerdere ECG-elektroden zijn losgeraakt terwijl het toestel is aangezet of tijdens de bewaking. De ECG-kabel is verwijderd tijdens het printen. C-2 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

195 Schermberichten Tabel C-1 Overzicht van schermberichten (vervolg) Bericht ENERGIE NIET AFGEGEVEN ENERGIEKEUZE/XXX J GEBRUIKERSTEST BEZIG GEBRUIKERSTEST GESLAAGD GEBRUIKERSTEST IS NIET VOLTOOID GEBRUIKERSTEST MISLUKT GEBRUIKERTEST NIET VOLTOOID BEVESTIG TESTPLUG GEEN PULSATIE: DRUK OP ANALYSE GEEN SCHOK GEADVISEERD GEPAUZEERD HOUD AFSTAND/DRUK OP SCHOKKNOP Beschrijving Er is een ontlading in de open lucht gedetecteerd met standaardpaddles. Gewoonlijk wordt dit veroorzaakt doordat de elektroden niet in contact staan met de patiënt; of het betreft een testlading wanneer de schok wordt gestart. De knop ENERGIEKEUZE op het voorpaneel of op de standaardpaddles is ingedrukt. Bevestigt dat de gebruikerstest wordt uitgevoerd. Er is een geslaagde gebruikerstest uitgevoerd. Testplug niet aangesloten op QUIK-COMBO-therapiekabel, standaardpaddles niet in paddlehouders geplaatst, mogelijk defecte therapiekabel of probleem met de defibrillator tijdens gebruikerstest. Een gebruikerstest is mislukt. Testplug niet aangesloten op QUIK-COMBO-therapiekabel, standaardpaddles niet in paddlehouders geplaatst, mogelijk defecte therapiekabel of probleem met de defibrillator tijdens gebruikerstest. Dit bericht wordt weergegeven na een CPR-interval (indien geactiveerd in setupconfiguratie). De defibrillator detecteert geen schokbaar ritme. De knop pacing GEPAUZEERD is ingedrukt en wordt vastgehouden. De pulsaties worden toegediend op een lagere frequentie terwijl de instellingen ma en ppm in stand worden gehouden. Houd afstand van de patiënt en druk op de SCHOK-knop. LA-AFLEIDINGEN LOS L-AFLEIDINGEN LOS LAGE IMPEDANTIE HERLADEN ECG-elektrode LA is losgeraakt. ECG-elektrode L is losgeraakt. Een patiëntimpedantie van <15 Ohm gedetecteerd. Bijlage C LL-AFLEIDINGEN LOS F-AFLEIDINGEN LOS NON-DEMAND OPLADEN TOT XXX J PACERFOUT PACING GESTOPT ECG-elektrode LL is losgeraakt. ECG-elektrode F is losgeraakt. De pacemaker is in de nondemand-mode (asynchrone mode). De knop OPLADEN op het voorpaneel of op de standaardpaddles is ingedrukt. De pacemaker detecteert een pacerfout tengevolge van een hoge pacingfrequentie of een verbroken verbinding tussen processors. Pacing houdt op. De pacing stopt en dit bericht wordt weergegeven wanneer een van de volgende situaties zich voordoet: pacemakerelektroden los, pacemakerkabel losgeraakt of pacemakerfout vanwege hoge pacingfrequentie of hoge impedantie. Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor C Physio-Control, Inc.

196 Schermberichten Tabel C-1 Overzicht van schermberichten (vervolg) Bericht PATIËNT CONTROLEREN! PRIMAIR NAAR AFLEIDING II OVERSCHAKELEN PRIMAIR NAAR PADDLES OVERSCHAKELEN PRINTER CONTROLEREN PULSATIE CONTROLEREN RA-AFLEIDINGEN LOS R-AFLEIDINGEN LOS REANIMATIE BEGINNEN RL-AFLEIDINGEN LOS N-AFLEIDINGEN LOS SCHOK GEADVISEERD! SIGNAAL ZOEKEN SLUIT AAN OP NETVOEDING SLUIT KABEL AAN SLUIT SYNC-KABEL AAN OP REMOTE MONITOR SPO2: CONTROLEER SENSOR SPO2: GEEN SENSOR WAARGENOMEN SPO2: LAGE PERFUSIE SPO2: PULSATIE ZOEKEN STROOMSTORING TOEGANG GEWEIGERD TRANSMISSIE GEANNULEERD TRANSMISSIE MISLUKT TRANSMISSIE VOLTOOID Beschrijving Er is een mogelijk schokbaar ECG-ritme waargenomen terwijl het VF/VT alarm aanstaat. De paddle-afleiding is niet beschikbaar en u hebt op de knop ANALYSE gedrukt. De paddle-afleiding is beschikbaar en u hebt op de knop ANALYSE gedrukt. De printerklep is open; er zit geen papier in de printer of er is een andere printerstoring. De AED-melding die wordt weergegeven na elke standaardreeks van 3 schokken of na het bericht GEEN SCHOK GEADVISEERD. ECG-elektrode RA is losgeraakt. ECG-elektrode R is losgeraakt. Start CPR in AED-mode. ECG-elektrode RL is losgeraakt. ECG-elektrode N is losgeraakt. De defibrillator heeft een schokbaar ritme gedetecteerd. Remote sync is geselecteerd en het toestel is bezig met het kwalificeren van het ingangssignaal. Remote sync is geselecteerd en het toestel is niet aangesloten op de netvoeding. De therapiekabel is niet aangesloten in de handmatige mode terwijl u op OPLADEN drukt. De QUIK-COMBO kabel is niet aangesloten in de pacingmode terwijl u de stroom verhoogt. De QUIK-COMBO kabel is niet aangesloten in de AED-mode terwijl u op ANALYSE drukt. Remote sync is geselecteerd en het toestel is niet aangesloten op de remote monitor. De SpO2-sensor is losgeraakt van de patiënt nadat een meting is verkregen. Een sensor is van de monitor losgekoppeld. Patiënt heeft een zwakke pulsatie. Bevestigt dat de pulsatieoximetriesensor is aangesloten op de defibrillator. De vergelijking tussen afgegeven en geselecteerde pacingstroom valt buiten de tolerantie. Er is drie maal achter elkaar een incorrect wachtwoord ingevoerd. De datatransmissie is geannuleerd. Het verzenden van de gegevens is mislukt. De datatransmissie is voltooid. C-4 Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor

197 Schermberichten Tabel C-1 Overzicht van schermberichten (vervolg) Bericht VERWIJDER TESTPLUG VERZENDEN NIET MOGELIJK XX% OVERGEDRAGEN ZELFTEST BEZIG ZELFTEST GESLAAGD ZELFTEST IS NIET VOLTOOID ZELFTEST MISLUKT ZELFTEST NIET VOLTOOID BEVESTIG TESTPLUG Beschrijving De QUIK-COMBO-testplug is aangesloten op de QUIK-COMBO therapiekabel. Het is niet mogelijk gegevens te verzenden. Het opgegeven percentage van de transmissie is voltooid. Bevestigt dat de zelftest wordt uitgevoerd. Er is een geslaagde zelftest uitgevoerd. Testplug niet aangesloten op QUIK-COMBO-therapiekabel, standaardpaddles niet in paddlehouders geplaatst, mogelijk defecte therapiekabel of probleem met de defibrillator tijdens dagelijkse automatische zelftest. Een zelftest is mislukt. Testplug niet aangesloten op QUIK-COMBO-therapiekabel, standaardpaddles niet in paddlehouders geplaatst, mogelijk defecte therapiekabel of probleem met de defibrillator tijdens dagelijkse automatische zelftest. Bijlage C Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor C Physio-Control, Inc.

198

199 Bijlage D BIJLAGE D GEBRUIKER, CONTROLELIJST Deze controlelijst voor de gebruiker mag worden gereproduceerd. Gebruiksaanwijzing van de LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor Physio-Control, Inc.

200

201 LIFEPAK 20e-defibrillator/monitor - Controlelijst voor de gebruiker Serienr. van toestel: Locatie: Het is raadzaam de defibrillator/monitor dagelijks te inspecteren en te testen aan de hand van deze controlelijst voor de gebruiker. Dit formulier mag worden gereproduceerd. Instructie Aanbevolen corrigerende handeling Datum Paraaf 1 Controleer het afgedrukte resultaat van de dagelijkse automatische zelftest die om 3.00 uur wordt uitgevoerd. (Zie stap 10 als geen resultaten van de zelftest zijn afgedrukt.) Als: ZELFTESTEN MISLUKT Neem contact op met bevoegd servicepersoneel. Plaats een in het vakje nadat u de instructie hebt opgevolgd. ZELFTEST NIET VOLTOOID VOER HANDMATIGE TEST UIT 2 Inspecteer de fysieke toestand op: Vreemde stoffen Beschadigingen of barsten Sluit de testplug aan of zet de paddles vast in de houders en voer een handmatige gebruikerstest uit. Als het bericht BEVESTIG TESTLOAD wordt weergegeven, neemt u contact op met bevoegd servicepersoneel. Reinig de defibrillator. Neem contact op met bevoegd servicepersoneel. 3 Inspecteer de voedingsbron op: Aansluiting netvoedingsconnector op toestel en netvoedingsbron; De LED's van de wisselstroom op de defibrillator en de optionele CodeManagement Module zijn opgelicht Gebroken, loszittende of versleten voedingskabel 4 Controleer therapie- en ECG-elektroden op: Uiterste gebruiksdatum Beschikbaarheid reserve-elektroden Als de LED's van de netvoeding niet branden, neemt u contact op met bevoegd servicepersoneel. Vervang beschadigde of gebroken onderdelen. Vervang deze indien de uiterste gebruiksdatum is verstreken. Zorg voor reserve-elektroden. 5 Onderzoek de bijbehorende kabels op: Barsten, beschadiging, gebroken of verbogen onderdelen of pennen, en de oppervlakken van de paddles op krassen Vervang beschadigde of gebroken onderdelen. 6 Koppel de defibrillator los van de wisselstroom, wacht 2 seconden, druk op AAN en let op het volgende: Kortstondige zelftestberichten, oplichten van LED's en pieptoon luidspreker De LED Service licht op 7 Controleer de ECG-printer op: Voldoende papiervoorraad Neem, indien afwezig, contact op met bevoegd servicepersoneel. Als deze oplicht, schakelt u het apparaat uit en vervolgens weer in. Als de LED Service blijft branden, neemt u contact op met bevoegd servicepersoneel. Voer zo nodig nieuw papier in. Vermogen tot printen Indien de printer niet werkt, neemt u contact op met bevoegd servicepersoneel. 8 Controleer of de therapiekabel op de defibrillator is aangesloten en voer een kabelcontrole uit: Als een QUIK-COMBO -therapiekabel is aangesloten: Controleer of de testplug op de therapiekabel is aangesloten. Zo niet, druk dan op de knop ANALYSE. Wacht na het bericht ANALYSEERT NU op het bericht VERWIJDER TESTPLUG. Als HARDE PADDLES zijn aangesloten: Als het bericht SLUIT KABEL AAN of BEVESTIG ELEKTRODEN wordt weergegeven, neemt u contact op met bevoegd servicepersoneel. Controleer of de paddles goed in de houders zijn geplaatst. Selecteer 10 J en druk op de knop OPLADEN. Opmerking: de defibrillator kan worden beschadigd door ontlading van > 10 joule in de paddlehouders. Als het toestel volledig is opgeladen, drukt u op de SCHOK-knop op de paddles en wacht u op het bericht AFGEGEVEN ENERGIE. Als het bericht SLUIT KABEL AAN of BEVESTIG ELEKTRODEN wordt weergegeven, neemt u contact op met bevoegd servicepersoneel. Als geen energie is afgegeven en de schoktoon aanhoudt, drukt u op het Selectiewiel om het systeem uit te schakelen en neemt u contact op met bevoegd servicepersoneel.

LIFEPAK 20e DEFIBRILLATOR/ MONITOR GEBRUIKSAANWIJZING

LIFEPAK 20e DEFIBRILLATOR/ MONITOR GEBRUIKSAANWIJZING LIFEPAK 20e DEFIBRILLATOR/ MONITOR GEBRUIKSAANWIJZING LIFEPAK 20e DEFIBRILLATOR/MONITOR GEBRUIKSAANWIJZING Belangrijke informatie!usa!usa Rx Only Lokalisatie van apparaten De Amerikaanse Food and Drug

Nadere informatie

OVERZICHT APPARAAT. Knop Type patiënt. Pacemaker. Sync. Knop Rapporten Knop Afdrukken. Navigatieknoppen. Therapiepoort. ECG-poort.

OVERZICHT APPARAAT. Knop Type patiënt. Pacemaker. Sync. Knop Rapporten Knop Afdrukken. Navigatieknoppen. Therapiepoort. ECG-poort. SCHERM DEFIBRILLATOR OVERZICHT APPARAAT Knop Type patiënt Indicator Klaar voor gebruik USB-poort Therapieknop Overzicht apparaat AED Off Uit Monitor Display Kies energie Laden-knop Pacemaker Knop Lead

Nadere informatie

LIFEPAK 12 DEFIBRILLATOR/MONITOR GEBRUIKSAANWIJZING

LIFEPAK 12 DEFIBRILLATOR/MONITOR GEBRUIKSAANWIJZING LIFEPAK 12 DEFIBRILLATOR/MONITOR GEBRUIKSAANWIJZING LIFEPAK 12 DEFIBRILLATOR/MONITOR GEBRUIKSAANWIJZING BELANGRIJKE INFORMATIE!USA Rx Only Verantwoordelijkheid voor informatie!usa De Amerikaanse Food

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing AED-trainer

Gebruiksaanwijzing AED-trainer Gebruiksaanwijzing AED-trainer ONDERDEELNUMMER Copyright 2007 Cardiac Science Corporation. All rights reserved. De AED-trainer (trainingstoestel voor automatische externe defibrillators) is een apparaat

Nadere informatie

A LIFEPAK 20 / 20e ACCESSOIREBROCHURE LIFEPAK 20 DEFIBRILLATOR/MONITOR SERIE. Originele accessoires van Physio-Control

A LIFEPAK 20 / 20e ACCESSOIREBROCHURE LIFEPAK 20 DEFIBRILLATOR/MONITOR SERIE. Originele accessoires van Physio-Control A LIFEPAK 20 / 20e ACCESSOIREBROCHURE LIFEPAK 20 DEFIBRILLATOR/MONITOR SERIE Originele accessoires van Physio-Control LIFEPAK 20 DEFIBRILLATOR/MONITOR SERIE 1 LIFEPAK 20 / 20e Authentieke accessoires van

Nadere informatie

R Series Beknopte gebruikershandleiding

R Series Beknopte gebruikershandleiding R Series Beknopte gebruikershandleiding R Series Beknopte gebruikershandleiding Deze beknopte gebruikershandleiding is bedoeld om eenvoudig toegang te bieden tot de meest gebruikte toepassingen van de

Nadere informatie

Automatische Externe Defibrillatie Opleiding Hulpverlener. Europese Reanimatieraad

Automatische Externe Defibrillatie Opleiding Hulpverlener. Europese Reanimatieraad Automatische Externe Defibrillatie Opleiding Hulpverlener Europese Reanimatieraad ACHTERGROND Er zijn ongeveer 700.000 hartstilstanden per jaar in Europa. Dit komt neer op 5 personen per uur in Nederland.

Nadere informatie

START SET DRAADLOOS SCHAKELEN

START SET DRAADLOOS SCHAKELEN START-LINE GEBRUIKERSHANDLEIDING Op www.klikaanklikuit.nl vindt u altijd de meest recente gebruiksaanwijzingen Lees deze eenvoudige instructies. Bij onjuiste installatie vervalt de garantie op dit product.

Nadere informatie

MyDiagnostick 1001R - Apparaat Handleiding DSF FINAL Revision 1. MyDiagnostick 1001R. Apparaat Handleiding. Page 1 of 11

MyDiagnostick 1001R - Apparaat Handleiding DSF FINAL Revision 1. MyDiagnostick 1001R. Apparaat Handleiding. Page 1 of 11 MyDiagnostick 1001R Apparaat Handleiding Page 1 of 11 Table of Contents 1 INLEIDING... 3 1.1 Gebruiksdoel... 3 1.2 Software... 3 1.3 Informatie regelgeving... 3 1.4 Waarschuwingen... 3 2 VERPAKKING...

Nadere informatie

Gebruikershandleiding AT-300T/R UHF-PLL. 40 kanaals rondleidingsysteem & draadloze microfoon systemen.

Gebruikershandleiding AT-300T/R UHF-PLL. 40 kanaals rondleidingsysteem & draadloze microfoon systemen. Gebruikershandleiding AT-300T/R UHF-PLL 40 kanaals rondleidingsysteem & draadloze microfoon systemen. Introductie: Bedankt voor het aanschaffen van deze UHF- PLL 40 kanaals rondleidingsysteem en draadloze

Nadere informatie

AR280P Clockradio handleiding

AR280P Clockradio handleiding AR280P Clockradio handleiding Index 1. Beoogd gebruik 2. Veiligheid o 2.1. Pictogrammen in deze handleiding o 2.2. Algemene veiligheidsvoorschriften 3. Voorbereidingen voor gebruik o 3.1. Uitpakken o 3.2.

Nadere informatie

COMPACTE DRAADLOZE SCHAKELAAR

COMPACTE DRAADLOZE SCHAKELAAR START-LINE ACC-2300 GEBRUIKERSHANDLEIDING Item 70181 Versie 5.0 Op www.klikaanklikuit.nl vindt u altijd de meest recente gebruiksaanwijzingen COMPACTE DRAADLOZE SCHAKELAAR Lees deze eenvoudige instructies.

Nadere informatie

Neem reanimatie. ter harte!

Neem reanimatie. ter harte! Neem reanimatie ter harte! Omdat het niet alleen om de schok gaat Opvallend is dat bij 80% van de hartstilstanden in het ziekenhuis een niet-schokbaar ritme wordt geconstateerd. Daarom is het essentieel

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. PIONEER AVIC-S1

Uw gebruiksaanwijzing. PIONEER AVIC-S1 U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor PIONEER AVIC-S1. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de PIONEER AVIC-S1 in de gebruikershandleiding (informatie,

Nadere informatie

COMPACTE DRAADLOZE SCHAKELAAR

COMPACTE DRAADLOZE SCHAKELAAR START-LINE ACC-3500 GEBRUIKERSHANDLEIDING Item 70198 Versie 1.0 Op www.klikaanklikuit.nl vindt u altijd de meest recente gebruiksaanwijzingen COMPACTE DRAADLOZE SCHAKELAAR Lees deze eenvoudige instructies.

Nadere informatie

LIFEPAK 15-MONITOR/DEFIBRILLATOR GEBRUIKSAANWIJZING

LIFEPAK 15-MONITOR/DEFIBRILLATOR GEBRUIKSAANWIJZING LIFEPAK 15-MONITOR/DEFIBRILLATOR GEBRUIKSAANWIJZING LIFEPAK 15- MONITOR/DEFIBRILLATOR GEBRUIKSAANWIJZING Belangrijke informatie Apparaatregistratie Registreer uw apparaat op www.physio-control.com. U

Nadere informatie

MINI INBOUW SCHAKELAAR

MINI INBOUW SCHAKELAAR START-LINE AWS-3500S GEBRUIKERSHANDLEIDING Item 70230 Versie 1.0 Op www.klikaanklikuit.nl vindt u altijd de meest recente gebruiksaanwijzingen MINI INBOUW SCHAKELAAR Lees deze eenvoudige instructies. Bij

Nadere informatie

Gebruikersveiligheid. Elektrische veiligheid. Phaser 4500-laserprinter

Gebruikersveiligheid. Elektrische veiligheid. Phaser 4500-laserprinter Gebruikersveiligheid De printer en de aanbevolen verbruiksartikelen zijn getest en voldoen aan strikte veiligheidsnormen. Als u de volgende informatie in acht neemt, bent u verzekerd van een ononderbroken

Nadere informatie

www.klikaanklikuit.nl START-LINE ONTVANGER ACDB-7000C LEES ALTIJD EERST DEZE HANDLEIDING versie 2.0 Op www.klikaanklikuit.nl vindt u altijd de meest recente gebruiksaanwijzingen DRAADLOZE DEURBEL ONTVANGER

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing. Altijd tot uw dienst SRP3011. Vragen? Vraag het Philips

Gebruiksaanwijzing. Altijd tot uw dienst SRP3011. Vragen? Vraag het Philips Altijd tot uw dienst Ga voor registratie van uw product en ondersteuning naar www.philips.com/support Vragen? Vraag het Philips SRP3011 Gebruiksaanwijzing Inhoudsopgave 1 Uw universele afstandsbediening

Nadere informatie

Life-Point Pro Trainer manual A5 20-01-15 kleur voor prints.indd 1

Life-Point Pro Trainer manual A5 20-01-15 kleur voor prints.indd 1 Life-POINT Pro AED TRAINER handleiding Life-Point Pro Trainer manual A5 20-01-15 kleur voor prints.indd 1 20-01-15 20:03 Life-Point Pro AED - TRAINER Handleiding BELANGRIJK Leest u deze handleiding zorgvuldig

Nadere informatie

Verbeterde datacommunicatie met Bluetooth/RS-232

Verbeterde datacommunicatie met Bluetooth/RS-232 Verbeterde datacommunicatie met Bluetooth/RS-232 9650-0307-16 Rev. C De verschijningsdatum of het revisienummer van deze handleiding bevindt zich op de voorzijde. ZOLL en M Series zijn geregistreerd handelsmerken,

Nadere informatie

PRODUCTBESCHRIJVING...

PRODUCTBESCHRIJVING... Naslaghandleiding Inhoudsopgave 1. INLEIDING... 4 INHOUD VAN DE DOOS... 4 STROOMVERBRUIK... 4 PRAKTISCHE TIPS VOOR HET GEBRUIK VAN HET CONTROLEAPPARAAT... 5 2. PRODUCTBESCHRIJVING... 6 FUNCTIES VAN HET

Nadere informatie

1.QUICKSTART GUIDE 3 2. PRODUCTAFBEELDING MET UITLEG 4 3.DEURBEL AANSLUITEN OP STROOM EN BEVESTIGEN AAN DE MUUR 4 4.HET SCHERM IN GEBRUIK NEMEN 7

1.QUICKSTART GUIDE 3 2. PRODUCTAFBEELDING MET UITLEG 4 3.DEURBEL AANSLUITEN OP STROOM EN BEVESTIGEN AAN DE MUUR 4 4.HET SCHERM IN GEBRUIK NEMEN 7 GEBRUIKSAANWIJZING 2 INHOUDSOPGAVE 1.QUICKSTART GUIDE 3 2. PRODUCTAFBEELDING MET UITLEG 4 3.DEURBEL AANSLUITEN OP STROOM EN BEVESTIGEN AAN DE MUUR 4 4.HET SCHERM IN GEBRUIK NEMEN 7 5.HET SCHERM NEERZETTEN

Nadere informatie

APT-200. Tweeweg handzender. Firmware versie 1.00 apt-200_nl 03/19

APT-200. Tweeweg handzender. Firmware versie 1.00 apt-200_nl 03/19 APT-200 Tweeweg handzender Firmware versie 1.00 apt-200_nl 03/19 SATEL sp. z o.o. ul. Budowlanych 66 80-298 Gdańsk POLAND tel. +48 58 320 94 00 www.satel.eu BELANGRIJK Uw rechten op garantie vervallen

Nadere informatie

Gebruikershandleiding voor gegevensoverdracht van camera naar camera

Gebruikershandleiding voor gegevensoverdracht van camera naar camera Canon Digitale Camera Gebruikershandleiding voor gegevensoverdracht van camera naar camera Inhoudsopgave Inleiding....................................... Beelden overbrengen via een draadloze verbinding.....

Nadere informatie

ACM-3000H2 INBOUWSCHAKELAAR

ACM-3000H2 INBOUWSCHAKELAAR LIFE SUPPORT Gebruik KlikAanKlikUit producten nooit voor life support systemen of toepassingen waar storingen van apparatuur levensbedreigend kunnen zijn. MAXIMALE BELASTING Sluit nooit lampen of apparatuur

Nadere informatie

ResponseCard AnyWhere Display

ResponseCard AnyWhere Display ResponseCard AnyWhere Display ResponseCard AnyWhere Display-gebruiksaanwijzing Productoverzicht....................... 1 Technische vereisten.................... 2 Installatie in drie minuten................

Nadere informatie

Charging base handleiding

Charging base handleiding Charging base handleiding Hartelijk dank Hartelijk dank dat u voor deze oplaadbare oplossing hebt gekozen. Uw charging base Uw hoorspecialist: Introductiejaar: 2017 Telefoonnummer: Serienummer: Garantie:

Nadere informatie

Handleiding Prestan AED UltraTrainer

Handleiding Prestan AED UltraTrainer Handleiding Prestan AED UltraTrainer Handleiding AED UltraTrainer De Prestan AED UltraTrainer is voorgeprogrammeerd met een Nederlands/Engels module en bevat 3C s batterijen, 1 set volwassen-/kindertrainingselektroden,

Nadere informatie

BLUETOOTH DOUCHE LUIDSPREKER

BLUETOOTH DOUCHE LUIDSPREKER ENVIVO BLUETOOTH DOUCHE LUIDSPREKER GEBRUIKERSHANDLEIDING INHOUDSOPGAVE PRODUCT OVERZICHT... 4 KNOPPEN... 6 BLUETOOTH MODUS... 6 Bluetooth Paren... 6 Muziek afspelen in Bluetooth modus...10 Handenvrij

Nadere informatie

AWST-8800 DRAADLOZE WANDSCHAKELAAR

AWST-8800 DRAADLOZE WANDSCHAKELAAR GEBRUIKSAANWIJZING v. 2.0 AWST-8800 DRAADLOZE WANDSCHAKELAAR *Op www.klikaanklikuit.nl vind u altijd de meest recente gebruiksaanwijzingen OMSCHRIJVING Deze draadloze wandschakelaar kan op iedere gewenste

Nadere informatie

Algemene kenmerken HeartStart defibrillatoren. De HeartStart defibrillatoren kenmerken zich door de volgende voordelen:

Algemene kenmerken HeartStart defibrillatoren. De HeartStart defibrillatoren kenmerken zich door de volgende voordelen: Algemene kenmerken HeartStart defibrillatoren De HeartStart defibrillatoren kenmerken zich door de volgende voordelen: een dagelijkse, wekelijkse en maandelijkse zelftest; uitgerust met een SMART-analyse

Nadere informatie

GEBRUIKSAANWIJZING v. 2.0 AWST-8802 DRAADLOZE DUBBELE WANDSCHAKELAAR

GEBRUIKSAANWIJZING v. 2.0 AWST-8802 DRAADLOZE DUBBELE WANDSCHAKELAAR GEBRUIKSAANWIJZING v. 2.0 AWST-8802 DRAADLOZE DUBBELE WANDSCHAKELAAR OMSCHRIJVING Deze draadloze wandschakelaar kan op iedere gewenste plaats bevestigd worden, zonder gedoe met draden of hoge spanning.

Nadere informatie

Nokia Extra Power DC-11/DC-11K /2

Nokia Extra Power DC-11/DC-11K /2 Nokia Extra Power DC-11/DC-11K 5 2 4 3 9212420/2 2008-2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden. Inleiding Met de Nokia Extra Power DC-11/ DC-11K (hierna DC-11 genoemd) kunt u de batterijen van twee compatibele

Nadere informatie

Gebruikershandleiding (NL)

Gebruikershandleiding (NL) PROcross V2 A-106 Gebruikershandleiding (NL) 2 PROcross V2 A-106 Aansluiten van de sensoren Achterkant: Infrarood / magnetisch Temperatuur 1 batterij (type: CR2450) RPM (extra gevoelig) RPM (normaal) Vervangen

Nadere informatie

Life-Point Pro AED - TRAINER Handleiding

Life-Point Pro AED - TRAINER Handleiding Life-POINT Pro AED TRAINER handleiding Life-Point Pro AED - TRAINER Handleiding BELANGRIJK Leest u deze handleiding zorgvuldig door vóór het gebruik van het apparaat. De informatie in dit document behoort

Nadere informatie

Rider 60. Stop ( /BACK/ / ) LAP PAGE

Rider 60. Stop ( /BACK/ / ) LAP PAGE Aan de slag NL Rider De Rider beschikt over een aanraakscherm. U kunt op het scherm klikken of de hardwareknop gebruiken om het apparaat te bedienen. 1 BACK 2 4 LAP PAGE 3 1 Aan-uit/Terug/Pauze/ Stop (

Nadere informatie

Een AED redt levens. Martien van Gorp. Vivon Nederland B.V. Ekkersrijt 1121 5692 AD Son

Een AED redt levens. Martien van Gorp. Vivon Nederland B.V. Ekkersrijt 1121 5692 AD Son Een AED redt levens Martien van Gorp Vivon Nederland B.V. Ekkersrijt 1121 5692 AD Son Over Vivon Jarenlange expertise Merkonafhankelijk ISO 9001:2008 gecertificeerd Samenwerking met o.a. Nederlandse Hartstichting

Nadere informatie

Pure Charge&Go Nx. Handleiding voor audiciens. Hearing Systems

Pure Charge&Go Nx. Handleiding voor audiciens. Hearing Systems Pure Charge&Go Nx Handleiding voor audiciens Hearing Systems Inhoudsopgave Inleiding 3 Voor en na het aanmeten 4 Monteren 4 Activeren 4 Opladen 5 Aansluiten 5 Het serienummer noteren 6 De behuizing vervangen

Nadere informatie

Verkorte Gebruiker Handleiding

Verkorte Gebruiker Handleiding Verkorte Gebruiker Handleiding Inhoud Algemeen... 3 Het keypad... 3 Functietoetsen... 4 Cijfertoetsen... 4 Navigatietoetsen... 4 LCD scherm... 4 Signalisatie LED s... 6 Noodtoetsen... 6 De verschillende

Nadere informatie

Gebruikersveiligheid. Veiligheid bij het gebruik van elektriciteit. Phaser 7750-kleurenlaserprinter

Gebruikersveiligheid. Veiligheid bij het gebruik van elektriciteit. Phaser 7750-kleurenlaserprinter Gebruikersveiligheid De printer en de aanbevolen verbruiksartikelen zijn getest en voldoen aan strikte veiligheidsnormen. Als u de volgende informatie in acht neemt, bent u verzekerd van een ononderbroken

Nadere informatie

M Series XL Battery. ZOLL XL Smart Battery Rev. C

M Series XL Battery. ZOLL XL Smart Battery Rev. C M Series XL Battery ZOLL XL Smart Battery 9650-0221-16 Rev. C De verschijningsdatum of het revisienummer van deze handleiding bevindt zich op de voorzijde. ZOLL, XL Battery, Smart Battery, Base PowerCharger

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing. celexon Laser-Presenter Expert LP250

Gebruiksaanwijzing. celexon Laser-Presenter Expert LP250 Gebruiksaanwijzing celexon Laser-Presenter Expert LP250 Hartelijk dank voor de aanschaf van een kwaliteitsproduct van celexon Lees voordat u de preseneter gebruikt deze aanwijzing aandachtig door en bewaar

Nadere informatie

LIVECHESS QUICK SET-UP CAÏSSA

LIVECHESS QUICK SET-UP CAÏSSA LIVECHESS QUICK SET-UP CAÏSSA MA_NED_LiveChess_Quick Set-up Caïssa_Rev1509b 1 Inhoud: DGT LiveChess... 2 Caïssa Systeem... 2 DGT Caïssa setup.... 3 BoMo... 3 BoMo batterijen... 3 Aansluiting BoMo naar

Nadere informatie

Handleiding Digitale Thermostaat elektrische Handdoekradiatoren

Handleiding Digitale Thermostaat elektrische Handdoekradiatoren Handleiding Digitale Thermostaat elektrische Handdoekradiatoren De BeauHeat digitale thermostaat is een digitale klokthermostaat voor automatische bediening van elektrische handdoekradiatoren. Een externe

Nadere informatie

Harde schijf (met montagebeugel) Gebruiksaanwijzing

Harde schijf (met montagebeugel) Gebruiksaanwijzing Harde schijf (met montagebeugel) Gebruiksaanwijzing CECH-ZHD1 7020228 Compatibele hardware PlayStation 3-systeem (CECH-400x-serie) Voorzorgsmaatregelen Lees om veilig gebruik van dit product te garanderen

Nadere informatie

Welch Allyn Connex Spot Monitor - Snelzoekkaart

Welch Allyn Connex Spot Monitor - Snelzoekkaart Welch Allyn Connex Spot Monitor - Snelzoekkaart Inhoudsopgave Aan/uit-knop...2 Uitschakelen...2 Aanmelden en een profiel selecteren...2 Batterijstatus...2 Profiel wijzigen...2 Bloeddrukmeting starten/stoppen...2

Nadere informatie

www.klikaanklikuit.nl START-LINE ONTVANGER AFR-060 LEES ALTIJD EERST DEZE HANDLEIDING versie 2.0 Op www.klikaanklikuit.nl vindt u altijd de meest recente gebruiksaanwijzingen FITTING SCHAKELAAR Lees voordat

Nadere informatie

1.QUICKSTART GUIDE 3 2.PRODUCTAFBEELDING MET UITLEG 4 3.MONTEREN EN AANSLUITEN VAN DE DEURBEL OP STROOM 5 4.HET SCHERM IN GEBRUIK NEMEN 8

1.QUICKSTART GUIDE 3 2.PRODUCTAFBEELDING MET UITLEG 4 3.MONTEREN EN AANSLUITEN VAN DE DEURBEL OP STROOM 5 4.HET SCHERM IN GEBRUIK NEMEN 8 GEBRUIKSAANWIJZING 2 INHOUDSOPGAVE 1.QUICKSTART GUIDE 3 2.PRODUCTAFBEELDING MET UITLEG 4 3.MONTEREN EN AANSLUITEN VAN DE DEURBEL OP STROOM 5 4.HET SCHERM IN GEBRUIK NEMEN 8 5.HET SCHERM NEERZETTEN EN OPLADEN

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Inhoudsopgave

Inhoudsopgave. Inhoudsopgave 1 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Inhoudsopgave 2 Overzicht 3 De headset opladen 4 De headset dragen 4 De headset inschakelen 4 De headset voor dicteren aansluiten 5 De adapter 5 De geluidsinstellingen van

Nadere informatie

S9 Wireless Module. User Guide. Nederlands. Data Transfer Accessory

S9 Wireless Module. User Guide. Nederlands. Data Transfer Accessory S9 Wireless Module Data Transfer Accessory User Guide A 3 1 4 2 B 1 2 3 4 Dank u voor uw keuze voor de S9 draadloze module. Bij gebruik met ResMed S9- apparaten in de thuisomgeving verzendt de S9 draadloze

Nadere informatie

Garmin Nautix. Gebruikershandleiding

Garmin Nautix. Gebruikershandleiding Garmin Nautix Gebruikershandleiding April 2016 190-02078-35_0A Alle rechten voorbehouden. Volgens copyrightwetgeving mag deze handleiding niet in zijn geheel of gedeeltelijk worden gekopieerd zonder schriftelijke

Nadere informatie

www.klikaanklikuit.nl START-LINE ONTVANGER ACDB-6600C LEES ALTIJD EERST DEZE HANDLEIDING versie 2.0 Op www.klikaanklikuit.nl vindt u altijd de meest recente gebruiksaanwijzingen DRAADLOZE DEURBEL Lees

Nadere informatie

Handleiding. 1. Over Bluetooth Speakerphone

Handleiding. 1. Over Bluetooth Speakerphone Handleiding 1. Over Bluetooth Speakerphone Deze draagbare mini Bluetooth Speakerphone is speciaal ontworpen om u te voorzien van het gemak en de vrijheid van draadloze communicatie. U kunt het gebruiken

Nadere informatie

NL Jam Plus. Hartelijk dank voor de aanschaf van de HMDX Jam Plus draadloze luispreker. Waar je een Jam vindt, vind je een feest!

NL Jam Plus. Hartelijk dank voor de aanschaf van de HMDX Jam Plus draadloze luispreker. Waar je een Jam vindt, vind je een feest! NL Jam Plus Hartelijk dank voor de aanschaf van de HMDX Jam Plus draadloze luispreker. Waar je een Jam vindt, vind je een feest! Lees deze instructies door en bewaar ze om ze later te kunnen raadplegen.

Nadere informatie

Cellion primax. Handleiding voor audiciens. Hearing Systems

Cellion primax. Handleiding voor audiciens. Hearing Systems Cellion primax Handleiding voor audiciens Hearing Systems Inhoudsopgave Inleiding 3 Voor en na het passen 4 Monteren 4 Activeren 4 Opladen 5 Aansluiten 5 Het serienummer noteren 6 Loskoppelen 6 De behuizing

Nadere informatie

Installatiehandleiding

Installatiehandleiding LC-Products B.V. tel. (+31) 088-8111000 email: info@lc-products.nl website: www.lc-products.nl LC-Products. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced in any form or by any means

Nadere informatie

verkorte handleiding FORERUNNER 50 met draadloze ANT+Sport -technologie

verkorte handleiding FORERUNNER 50 met draadloze ANT+Sport -technologie verkorte handleiding FORERUNNER 50 met draadloze ANT+Sport -technologie Waarschuwing: dit product bevat een vervangbare knoopcelbatterij. Raadpleeg de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie

Nadere informatie

HI93501 HI HI HI HI draagbare thermometers HANDLEIDING

HI93501 HI HI HI HI draagbare thermometers HANDLEIDING HI93501 HI935001 HI935004 HI935007 HI935008 draagbare thermometers HANDLEIDING BESTE KLANT Bedankt dat u voor een product van Hanna Instruments koos. Lees deze gebruiksaanwijzing goed door voordat u dit

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. HP PAVILION W5000

Uw gebruiksaanwijzing. HP PAVILION W5000 U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor HP PAVILION W5000. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de HP PAVILION W5000 in de gebruikershandleiding

Nadere informatie

CHANNEL (CH) Selectie kanaal 1, 2, 3, automatisch scrollen Zoeken naar externe sensor

CHANNEL (CH) Selectie kanaal 1, 2, 3, automatisch scrollen Zoeken naar externe sensor ULTRADUN WEERSTATION Gebruikershandleiding - Item 975876 Hartelijk dank voor uw aankoop van dit nieuwe-generatie ultradunne weerstation. Dit instrument is ontworpen en vervaardigd met geavanceerde technologie

Nadere informatie

Duurzame energie. Aan de slag met de energiemeter van LEGO

Duurzame energie. Aan de slag met de energiemeter van LEGO Duurzame energie Aan de slag met de energiemeter van LEGO LEGO, het LEGO logo, MINDSTORMS en het MINDSTORMS logo zijn handelsmerken van de LEGO Group. 2010 The LEGO Group. 1 Inhoudsopgave 1. Overzicht

Nadere informatie

InteGra Gebruikershandleiding 1

InteGra Gebruikershandleiding 1 InteGra Gebruikershandleiding 1 Algemeen Met dank voor de keuze van dit product aangeboden door SATEL. Hoge kwaliteit en vele functies met een simpele bediening zijn de voordelen van deze inbraak alarmcentrale.

Nadere informatie

Automatische Medicijn Dispenser

Automatische Medicijn Dispenser Automatische Medicijn Dispenser WMD1201 Handleiding Inhoudsopgave Hoofdstuk 1. Introductie... 2 1.1 Systeemvereisten... 2 Hoofdstuk 2. Hardware Overzicht... 3 Hoofdstuk 3. Automatische Medicijn Dispenser

Nadere informatie

TPC-200. Draadloos schakelen via de PC. Handleiding voor de KlikAan-KlikUit TPC-200 PC gestuurde zender en timer

TPC-200. Draadloos schakelen via de PC. Handleiding voor de KlikAan-KlikUit TPC-200 PC gestuurde zender en timer TPC-200 Draadloos schakelen via de PC Handleiding voor de KlikAan-KlikUit TPC-200 PC gestuurde zender en timer Inleiding De TPC-200 is een computergestuurde zender en timer voor het KlikAan-KlikUit systeem

Nadere informatie

H A N D L E I D I N G D A Z A T O O L S - O N T V A N G E R

H A N D L E I D I N G D A Z A T O O L S - O N T V A N G E R H A N D L E I D I N G D A Z A T O O L S - O N T V A N G E R 2 0 1 6 0 8 2 4 INHOUDSOPGAVE 1. Software in 3 stappen geïnstalleerd...1 Stap 1: Downloaden van de software...1 Stap 2: Starten met de installatie...2

Nadere informatie

TYBOX NL Installatie-instructies

TYBOX NL Installatie-instructies TYBOX 5000 Installatie-instructies TECHNISCHE KENMERKEN INHOUDSOPGAVE Contact uitgang A (30V)-Actie type.c (korte spanningsval) Proef met kogel van 5 C Nominale spanning shock: 4000V Voeding via,5v lithiumbatterijen,

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing Nederlands. Alarmsysteem & Sensorpleister

Gebruiksaanwijzing Nederlands. Alarmsysteem & Sensorpleister Gebruiksaanwijzing Nederlands Alarmsysteem & Sensorpleister Gebruiksaanwijzing Alarmsysteem & Sensorpleister Dutch version 2007 Redsense Medical AB Box 287 301 07 Halmstad, Sweden www.redsensemedical.com

Nadere informatie

ES-K1A. Draadloze keypad. www.etiger.com

ES-K1A. Draadloze keypad. www.etiger.com ES-K1A Draadloze keypad www.etiger.com NL Voorwoord Hartelijk dank voor uw aankoop van de ES-K1A. De ES-K1A is een keypad waarmee u uw alarmsysteem kunt inschakelen en uitschakelen, ook in de Thuismodus.

Nadere informatie

GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.0 ATMT-502 AFSTANDSBEDIENING MET TIMERFUNCTIE

GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.0 ATMT-502 AFSTANDSBEDIENING MET TIMERFUNCTIE GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.0 ATMT-502 AFSTANDSBEDIENING MET FUNCTIE ATMT-502 AFSTANDSBEDIENING MET FUNCTIE OMSCHRIJVING Deze afstandsbediening met timerfunctie kan worden gebruikt om KlikAanKlikUit ontvangers

Nadere informatie

Een Net2 Entry Monitor configureren

Een Net2 Entry Monitor configureren Een Entry Monitor configureren Overzicht De Entry monitor is een audio / videomonitor en wordt gebruikt om op afstand te communiceren met bezoekers. Het wordt gevoed door middel van Power over Ethernet

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing. Altijd tot uw dienst SRP6011. Vragen? Vraag het Philips

Gebruiksaanwijzing. Altijd tot uw dienst SRP6011. Vragen? Vraag het Philips Altijd tot uw dienst Ga voor registratie van uw product en ondersteuning naar www.philips.com/support Vragen? Vraag het Philips SRP6011 Gebruiksaanwijzing Inhoudsopgave 1 Uw universele afstandsbediening

Nadere informatie

PACK TYXIA 541 et 546

PACK TYXIA 541 et 546 PACK 54 et 546 FR EN Notice d installation Installation instructions PL Instrukcja instalacji Installatie-instructies Inhoud van packs Inhoudsopgave Set 54 7 Set 546 7 6 5630 5730 / Installatie van de

Nadere informatie

GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.1 AC-1000 STEKKERDOOSSCHAKELAAR

GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.1 AC-1000 STEKKERDOOSSCHAKELAAR GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.1 AC-1000 STEKKERDOOSSCHAKELAAR A B C * Verlichting: Aan / Uit * Afbeelding van de YCT-102 (niet altijd inbegrepen, check de specificaties op de verpakking) A: Indicator (spannings-

Nadere informatie

Switch. Handleiding 200.106.110117

Switch. Handleiding 200.106.110117 Switch Handleiding 200.106.110117 Hartelijk dank voor uw aanschaf van deze uitbreiding van uw Plugwise systeem. Met de Switch kunt u draadloos de elektrische stroom naar de apparaten in uw Plugwise netwerk

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Bedrade afstandsbediening MWR-VH02 ENERGIE RECOVERY VENTILATIE (ERV wtw ventilatie) Ne DB98-30694A(1) Veiligheidsmaatregelen Lees deze instructies aandachtig door voordat u deze bedrade

Nadere informatie

Gebruikersveiligheid. Elektrische veiligheid. Phaser 5500-laserprinter

Gebruikersveiligheid. Elektrische veiligheid. Phaser 5500-laserprinter Gebruikersveiligheid De printer en de aanbevolen verbruiksartikelen zijn getest en voldoen aan strikte veiligheidsnormen. Als u de volgende informatie in acht neemt, bent u verzekerd van een ononderbroken

Nadere informatie

Handleiding voor afdrukkwaliteit

Handleiding voor afdrukkwaliteit Pagina 1 van 7 Handleiding voor afdrukkwaliteit Veel problemen met de afdrukkwaliteit kunnen worden opgelost door supplies of printeronderdelen te vervangen die bijna het einde van hun levensduur hebben

Nadere informatie

BLUETOOTH-AUDIO-ONTVANGER/Z ENDER

BLUETOOTH-AUDIO-ONTVANGER/Z ENDER BLUETOOTH-AUDIO-ONTVANGER/Z ENDER Snel installatiegids DA-30501 Inhoud Vóór gebruik... 2 1. Informatie over de DA-30501... 2 2. Systeemeisen... 2 3. Overzicht... 2 Aan de slag... 3 1. De batterij van de

Nadere informatie

Afstandsbediening Telis 16 RTS

Afstandsbediening Telis 16 RTS Afstandsbediening Telis 16 RTS Bedieningshandleiding Telis 16 RTS Pure Art.nr. 1811020 Telis 16 RTS Silver Art.nr. 1811021 Afstandsbediening Telis 16 RTS 16 Kanaals zender met display Telis 16 RTS Pure

Nadere informatie

ACCESSOIRES LIFEPAK 1000 DEFIBRILLATOR. Authentieke accessoires van Physio-Control.

ACCESSOIRES LIFEPAK 1000 DEFIBRILLATOR. Authentieke accessoires van Physio-Control. ACCESSOIRES LIFEPAK 1000 DEFIBRILLATOR Authentieke accessoires van Physio-Control. Batterij/ECG-WEERGAVE accessoires Bedankt dat u voor Physio-Control gekozen hebt om u te helpen levens te redden en de

Nadere informatie

Draadloze radiatorknop

Draadloze radiatorknop Draadloze radiatorknop Model: TRV10RF INSTALLATIEHANDLEIDING Inhoud van de doos Inhoud van de doos Symbolen gebruikt in deze handleiding: Veiligheid Belangrijke informatie Uw voordelen Inhoud: Inhoud van

Nadere informatie

ACDB-7000BC DEURBEL MET DRUKKNOPZENDER

ACDB-7000BC DEURBEL MET DRUKKNOPZENDER GEBRUIKSAANWIJZING* v. 1.3 ACDB-7000BC DEURBEL MET DRUKKNOPZENDER *Op www.klikaanklikuit.nl vindt u altijd de meest recente gebruiksaanwijzingen OMSCHRIJVING Deze deurbel ontvanger kan worden gebruikt

Nadere informatie

GEBRUIKSAANWIJZING. 9. Balpunt pen. Alvorens gebruik, laad uw nieuwe camera pen alstublieft gedurende 4 uur op voor optimale prestatie.

GEBRUIKSAANWIJZING. 9. Balpunt pen. Alvorens gebruik, laad uw nieuwe camera pen alstublieft gedurende 4 uur op voor optimale prestatie. EP535/MP948 CAMERA PEN GEBRUIKSAANWIJZING LEES DEZE GEBRUIKSAANWIJZING ALSTUBLIEFT VOOR HET EERSTE GEBRUIK, BEWAAR DEZE GEBRUIKSAANWIJZING OP EEN VEILIGE PLEK VOOR TOEKOMSTIGE REFERENTIE! PRODUCT OMSCHRIJVING

Nadere informatie

811.1. Gebruiksaanwijzing WTW PC-software

811.1. Gebruiksaanwijzing WTW PC-software 811.1 Gebruiksaanwijzing WTW PC-software Inhoudsopgave 1 FUNCTIONELE SPECIFICATIES........................................................................... 1 2 INSTALLATIE.............................................................................................

Nadere informatie

ACM-LV24 MINI 12-24V LED DIMMER

ACM-LV24 MINI 12-24V LED DIMMER GEBRUIKSAANWIJZING* v. 1.0 ACM-LV24 MINI 12-24V LED DIMMER *Op www.klikaanklikuit.nl vindt u altijd de meest recente gebruiksaanwijzingen Gefeliciteerd met de aankoop van dit KlikAanKlikUit product. U

Nadere informatie

AL-2002W Indoor Air Quality Detector (Detector Luchtkwaliteit Binnenshuis) Snelstartgids

AL-2002W Indoor Air Quality Detector (Detector Luchtkwaliteit Binnenshuis) Snelstartgids AL-2002W Indoor Air Quality Detector (Detector Luchtkwaliteit Binnenshuis) Snelstartgids 07-2018 / v2.0 Inhoud I Veiligheidsinformatie... 3 II Productinformatie... 4 II-1 Inhoud van de verpakking... 4

Nadere informatie

Veiligheidsinformatie

Veiligheidsinformatie Veiligheidsinformatie Dit product mag uitsluitend worden gebruikt in landen waarvoor door de bevoegde wetgeving specifieke toestemming is afgegeven. Dit is herkenbaar aan de sticker aan de achterzijde

Nadere informatie

GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.0 ALED-003 DRAADLOZE LED SPOT

GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.0 ALED-003 DRAADLOZE LED SPOT GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.0 ALED-003 DRAADLOZE LED SPOT OMSCHRIJVING Deze LED spot met ingebouwde ontvanger is draadloos en dus overal te bevestigen. Met een KlikAanKlikUit zender naar keuze kunt u het lampje

Nadere informatie

Bedieningen Dutch - 1

Bedieningen Dutch - 1 Bedieningen 1. Functieschakelaar Cassette/ Radio/ CD 2. Golfband schakelaar 3. FM antenne 4. CD deur 5. Schakelaar om zender af te stemmen 6. Bass Boost toets 7. CD skip/ voorwaarts toets 8. CD skip/ achterwaarts

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Xperia SmartTags NT1/NT2 Inhoudsopgave Inleiding...3 Aan de slag...4 De NFC-functie inschakelen...4 NFC-detectiegebied...4 Smart Connect gebruiken om labels te beheren...4 Xperia

Nadere informatie

SPCE120 Indication Expander Gebruikershandleiding

SPCE120 Indication Expander Gebruikershandleiding SPCE120 Indication Expander Gebruikershandleiding 3.4 Copyright Copyright Technische specificaties en beschikbaarheid kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Copyright Alle rechten op

Nadere informatie

GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.1 ACDB-6600AC DRAADLOZE DEURBEL EN DRUKKNOP

GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.1 ACDB-6600AC DRAADLOZE DEURBEL EN DRUKKNOP GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.1 ACDB-6600AC DRAADLOZE DEURBEL EN DRUKKNOP OMSCHRIJVING Omdat deze deurbel op batterijen werkt, kunt u de gong eenvoudig meenemen naar een andere kamer of mee naar buiten nemen

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. HP PAVILION MEDIA CENTER M8000

Uw gebruiksaanwijzing. HP PAVILION MEDIA CENTER M8000 U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor HP PAVILION MEDIA CENTER M8000. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de HP PAVILION MEDIA CENTER M8000 in

Nadere informatie

Draatloze veiligheidsalarmset TX-104

Draatloze veiligheidsalarmset TX-104 Technaxx * Gebruiksaanwijzing Draatloze veiligheidsalarmset TX-104 [extra: Set 3-Bewegingsdetectiesensoren TX-105] Hierbij de fabrikant Technaxx Deutschland GmbH & Co.KG verklaart, dat dit product, waarop

Nadere informatie

GA-1 Alarmtoestel vetafscheider Installatie- en bedieningsinstructies

GA-1 Alarmtoestel vetafscheider Installatie- en bedieningsinstructies Labkotec Oy Myllyhaantie 6 FI-33960 PIRKKALA FINLAND Tel: +358 29 006 260 Fax: +358 29 006 1260 19.1.2015 Internet: www.labkotec.com 1/11 GA-1 Alarmtoestel vetafscheider Auteursrecht 2015 Labkotec Oy INHOUDSOPGAVE

Nadere informatie

Helpgids. Ondersteunde cameramodellen. Overzicht van de onderdelen. Voorbereidingen. Opnames maken

Helpgids. Ondersteunde cameramodellen. Overzicht van de onderdelen. Voorbereidingen. Opnames maken Gebruik deze wanneer u problemen ondervindt, of vragen hebt over het gebruik van uw. Ondersteunde cameramodellen Overzicht van de onderdelen Voorbereidingen Uitpakken Plaatsen van de batterij De en een

Nadere informatie

HP Power Distribution Rack

HP Power Distribution Rack HP Power Distribution Rack Installatie-instructies Belangrijke veiligheidsinformatie WAARSCHUWING: Er is kans op letsel door elektrische schokken en gevaarlijk hoge spanningsniveaus. De elektrische aansluitingen

Nadere informatie

* /1 * /1 * x40

* /1 * /1 * x40 Item: *710.020 1/1 *710.021 2/1 *710.022 60x40 1. Inhoud 1. Instructie waarschuwingen... 2 2. Waarschuwingen voor een veilig en juist gebruik... 2 3. Garantie... 2 4. Installatie... 3 4.1 Technische eigenschappen...

Nadere informatie