ECLI:NL:PHR:2010:BL7267

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "ECLI:NL:PHR:2010:BL7267"

Transcriptie

1 ECLI:NL:PHR:2010:BL7267 Instantie Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 09/03677 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie Parket bij de Hoge Raad Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHARN:2009:BJ6933 Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BL7267 Belastingrecht Art. 1.2 Wet IB Art. 9 en 14 EVRM. Art. 18 en 26 IVBPR. Partnerregeling. Begrip duurzaam gescheiden leven. Het voeren van een gemeenschappelijke huishouding gedurende ten minste 6 maanden in een kalenderjaar geldt daarbij niet als onderscheidend criterium. Dat voor nietgehuwden een ander criterium voor fiscaal partnerschap geldt, is niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Geen inbreuk op de vrijheid van godsdienst. Vindplaatsen Rechtspraak.nl NTFR 2010, 1499 met annotatie van Vrolijks FutD FED 2010/99 Belastingadvies 2010/16.3 V-N 2010/28.15 BNB 2011/79 Conclusie Nr. 09/03677 MR. C.W.M. VAN BALLEGOOIJEN ADVOCAAT-GENERAAL Inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2005 Kamer B Conclusie van 8 februari 2010 inzake: De Staatssecretaris van Financiën tegen X 1. Feiten en loop van het geding

2 1.1 X (hierna: belanghebbende) woont en werkt in deeltijd als docente aan een gymnasium in Q. Zij is op 28 april 2005 in het huwelijk getreden met A (hierna: de echtgenoot). Bij huwelijkse voorwaarden is tussen hen elke gemeenschap van goederen uitgesloten. Haar echtgenoot woont in R en is als advocaat werkzaam in S. Tijdens hun huwelijk is zij in Q blijven wonen en hij in R. Belanghebbende en haar echtgenoot hebben nimmer een gemeenschappelijke huishouding gevoerd. Zij brengen vakanties gezamenlijk door en zien elkaar in het weekend. Op 9 november 2005 is uit het huwelijk een kind geboren en in 2007 een tweede kind. Beide kinderen wonen bij belanghebbende. 1.2 Volgens haar aangifte leeft belanghebbende duurzaam gescheiden van haar echtgenoot en heeft zij daarom recht op de kinderkorting, de aanvullende kinderkorting, de alleenstaande-ouderkorting en de aanvullende alleenstaande-ouderkorting. Bij het opleggen van de aanslag is de Inspecteur(1) afgeweken van de aangifte. Hij heeft geen rekening gehouden met de gevraagde kortingen, omdat belanghebbende naar zijn inzicht niet duurzaam gescheiden leeft. Haar verzamelinkomen bedraagt volgens de aangifte en de aanslag Het verzamelinkomen van belanghebbende en dat van haar echtgenoot bedraagt tezamen meer dan Partners met een gezamenlijk verzamelinkomen boven dat bedrag hebben geen recht op kinderkortingen. 1.3 Belanghebbende is tegen de aanslag in bezwaar gekomen. Dit bezwaar is door de Inspecteur afgewezen. 1.4 Belanghebbende heeft zich ook gewend tot de Staatssecretaris van Financiën en verzocht om toepassing van de hardheidsclausule in de zin van artikel 63, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Dit verzoek is op 31 mei 2007 afgewezen. 1.5 Tevens heeft belanghebbende zich gewend tot de Commissie voor de Verzoekschriften van de Tweede Kamer. Blijkens het Verslag van deze Commissie d.d. 15 november 2007(2) heeft de Commissie voorgesteld het verzoek van belanghebbende af te wijzen. De Tweede Kamer heeft zich hiermee op 29 november 2007 verenigd. 1.6 Belanghebbende is in beroep gekomen bij Rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard. Tegen de uitspraak van de Rechtbank is belanghebbende in hoger beroep gekomen bij het Gerechtshof Arnhem (hierna: het Hof). Het Hof heeft het hoger beroep gegrond verklaard. 2. Het geschil Rechtbank(3) 2.1 De Rechtbank heeft het geschil omschreven: In geschil is of eiseres recht heeft op de kinderkorting, de aanvullende kinderkorting, de alleenstaande-ouderkorting en de aanvullende alleenstaande-ouderkorting. Meer in het bijzonder gaat het om de vraag of eiseres en haar echtgenoot duurzaam gescheiden leven. 2.2 De Rechtbank is van oordeel dat belanghebbende niet duurzaam gescheiden van haar echtgenoot leeft. De Rechtbank verwijst onder meer naar het arrest van de Hoge Raad van 21 februari 1973, nr , BNB 1973/89 (zie onderdeel 5.5) en overwoog vervolgens: De situatie van eiseres komt grotendeels overeen met de situatie in het hierboven genoemde arrest. Eiseres heeft namelijk in het beroepschrift gesteld en ter zitting verklaard dat zij en haar echtgenoot elkaar in het weekend ontmoeten (in wezen één dag en twee avonden per week) en daarnaast ook (een deel van) de vakanties en vrije dagen samen doorbrengen.

3 Daarnaast acht de rechtbank van belang dat er tijdens het huwelijk, respectievelijk in 2005 en 2007, twee kinderen zijn geboren. Dit is naar het oordeel van de rechtbank een sterke aanwijzing dat de situatie van duurzaam gescheiden leven, geen bestendig karakter heeft. 2.3 Belanghebbende heeft ter onderbouwing van haar standpunt dat zij en haar echtgenoot duurzaam gescheiden leven, verwezen naar de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 19 maart 2004, nr. 02/2772, USZ 2004/41 en nr. 03/567, USZ 2004/140, maar dat mocht haar niet baten. In de onderdelen 6.4 en 6.5 van de conclusie zal worden geciteerd uit deze uitspraken. 2.4 Vervolgens overwoog de Rechtbank: Ook heeft eiseres nog aangevoerd dat het niet mogelijk is om in Q te gaan samenwonen met haar echtgenoot, aangezien de reistijd naar S (de plaats waar de echtgenoot werkzaam is) voor haar echtgenoot onoverkomelijk zou zijn, mede gezien zijn gezondheid. Verhuizen naar R is volgens eiseres ook niet mogelijk, aangezien: - de reistijd naar Q (de plaats waar zij werkzaam is) dan te groot wordt; - zij in (de omgeving van) R niet snel een nieuwe baan zal vinden, aangezien zij geen 'native speaker' is van de Nederlandse taal; - het kind uit haar eerste huwelijk in Q haar sociale leven heeft. Eiseres heeft gesteld dat het tot aan haar pensioendatum of die van haar echtgenoot duurt eer het voor beiden mogelijk is om te gaan samenwonen. Anders dan eiseres stelt, ziet de rechtbank in deze argumenten juist een indicatie dat eiseres en haar echtgenoot juist wel de wens en het voornemen hebben om samen te wonen, maar daarvan uit praktische overwegingen (nieuwe baan, reistijd, kinderen) afzien. 2.5 Het standpunt van belanghebbende dat mededelingen van de Belastingtelefoon bij haar het in rechte te beschermen vertrouwen hebben gewekt dat zij duurzaam gescheiden leeft van haar echtgenoot, wordt afgewezen door de Rechtbank, omdat niet voldaan is aan het dispositievereiste. Aan het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 20 december 2000, nr. CPP2000/3039M(4) (dat per 1 januari 2006 is vervangen door het besluit van 22 februari 2006, nr. CPP 2005/3058M) kan zij evenmin te honoreren vertrouwen ontlenen, aldus de Rechtbank, mede omdat geen van de echtgenoten in verband met ziekte en/of invaliditeit elders wordt verpleegd. 2.6 Tot slot gaat de Rechtbank in op het standpunt van belanghebbende dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden aangezien gehuwden die samenwonen in fiscaal opzicht anders behandeld worden dan ongehuwden die samenwonen en gehuwden die niet samenwonen anders worden behandeld dan niet-gehuwden die niet samenwonen maar wel een affectieve relatie hebben. De Rechtbank is van oordeel dat het gelijkheidsbeginsel niet is geschonden, omdat geen sprake is van gelijke gevallen. 2.7 De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard. Hof(5) 2.8 Het Hof heeft het geschil omschreven: 3.1 In geschil is of de aanslag tot een juist bedrag is opgelegd. Meer bijzonder is in geschil of belanghebbende recht heeft op de kinderkorting, de aanvullende kinderkorting, de alleenstaandeouderkorting en de aanvullende alleenstaande-ouderkorting. Het geschil spitst zich daarbij primair toe op het antwoord op de vraag of belanghebbende duurzaam gescheiden leeft van haar echtgenoot in de zin van artikel 1.2, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet Inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet IB 2001).

4 2.9 Het Hof overwoog allereerst dat het feit dat belanghebbende en haar echtgenoot nimmer hebben samengewoond en dat dus geen sprake is van een verbreking van de echtelijke samenleving als bedoeld in het arrest van de Hoge Raad van 10 februari 1960, BNB 1960/77, niet meebrengt dat van duurzaam gescheiden leven geen sprake kan zijn. Het Hof vindt voor deze opvatting steun in het arrest van de Hoge Raad van 26 juni 1963, nr , BNB 1963/251(6). Het Hof ziet zich dan geplaatst voor de vraag of belanghebbende en haar echtgenoot ieder afzonderlijk hun eigen leven leiden als waren zij niet met elkaar gehuwd. Het overweegt dat het van ondergeschikt belang is of er een affectieve relatie bestaat en of er kinderen zijn geboren uit de relatie: 4.12 (...) acht het Hof het van ondergeschikt belang in hoeverre tussen belanghebbende en haar echtgenoot een affectieve relatie bestaat en of al dan niet kinderen uit het huwelijk zijn voortgekomen. Immers, affectieve, al dan niet seksuele relaties vinden thans en vonden anno 2005 (het jaar waarop de onderhavige aanslag betrekking heeft) plaats zowel binnen als buiten de band van het huwelijk of geregistreerd partnerschap (dat op grond van artikel 2, zesde lid, van de AWR in het belastingrecht goeddeels gelijk wordt gesteld met het huwelijk). Hetzelfde geldt naar het oordeel van het Hof met betrekking tot de geboorte van kinderen binnen een relatie, zodat inzicht in deze materie geen antwoord geeft op de vraag of ieder der echtelieden afzonderlijk een eigen leven leidt als ware de een niet met de ander gehuwd. Daarbij is het Hof van oordeel dat het naar thans geldende maatschappelijke opvattingen als onwenselijk dient te worden beschouwd dat de onderzoeksplicht van de Inspecteur en de inlichtingenplicht van een belastingplichtige zich uitstrekt tot de vraag in hoeverre sprake is van een affectieve relatie, nog daargelaten de vraag in hoeverre een dergelijke informatieplicht zich verhoudt tot door Nederland geratificeerde internationale verdragen welke direct werkende bepalingen omtrent de bescherming van de persoonlijke levenssfeer bevatten Naar het oordeel van het Hof dient veel waarde te worden toegekend aan het feit dat bij de invoering van het partnerbegrip in de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) de wens dat gehuwden en ongehuwd samenlevenden in vergelijkbare situaties zoveel mogelijk gelijk behandeld worden, als uitgangspunt gold. Het Hof vervolgde: 4.15 In de Wet IB 2001 kunnen ongehuwde personen die in een kalenderjaar niet langer dan zes maanden een gemeenschappelijke huishouding hebben gevoerd niet (langer) als partner worden aangemerkt. Verder is het de bedoeling van de wetgever geweest om in de Wet IB 2001 gehuwden en ongehuwd samenwonenden in vergelijkbare situaties zoveel mogelijk gelijk te behandelen. Uit het bovenstaande leidt het Hof af dat het begrip duurzaam gescheiden levende echtgenoten zo dient te worden uitgelegd dat echtgenoten die in een kalenderjaar niet langer dan zes maanden een gemeenschappelijke huishouding hebben gevoerd niet (langer) als partner dienen te worden aangemerkt indien deze toestand door hen beiden, althans door een hunner, als bestendig is bedoeld Het Hof voelt zicht gesterkt in dit oordeel door de maatschappelijk en fiscaal ongewenste situatie die zou ontstaan indien belanghebbende, zoals zij voornemens is, de huurwoning die zij thans bewoont verlaat en, net als haar echtgenoot, een eigen woning zou aanschaffen. Immers, één van beide echtelieden zou in dat geval gedwongen zijn de woning van de echtgeno(o)t(e) als eigen woning in de zin van artikel 3.111, van de Wet IB 2001 aan te merken, terwijl deze woning hem of haar niet tot hoofdverblijf dient, terwijl de woning die deze belastingplichtige wel tot hoofdverblijf dient, niet als zodanig in aanmerking genomen kan worden Het Hof acht het feit dat beide echtgenoten het niet voeren van een gezamenlijke huishouding als bestendig bedoelen aannemelijk op grond van de naar het oordeel van het Hof geloofwaardige verklaringen van belanghebbende en haar echtgenoot ter zake, alsmede uit het feit dat niet in geschil is dat zij nimmer een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd. Het niet onderbouwde standpunt van de Inspecteur, inhoudende dat van duurzaam gescheiden levende echtgenoten feitelijk alleen sprake kan zijn indien concrete plannen voor een echtscheiding bestaan, vindt naar het oordeel van het Hof geen steun in het recht.

5 2.11 Het Hof heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, het beroep bij de Rechtbank gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar vernietigd. Cassatie 2.12 De Staatssecretaris van Financiën (hierna: de Staatssecretaris) heeft op regelmatige wijze beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend dat ik tevens als een voorwaardelijk incidenteel beroep in cassatie opvat. Daarnaast heeft belanghebbende een schriftelijke toelichting laten inzenden De Staatssecretaris heeft als middel van cassatie aangevoerd dat het Nederlandse recht, met name artikel 1.2, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001 in samenhang met de artikelen 8.12, eerste lid, onderdeel b, Wet IB 2001, artikel 8.13, eerste lid, Wet IB 2001, artikel 8.15, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001 en artikel 8.16, eerste lid, Wet IB 2001 is geschonden, doordat het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende geen fiscale partner heeft in het onderhavige jaar omdat zij duurzaam gescheiden leeft van haar echtgenoot. De Staatssecretaris stelt dat het korter dan zes maanden voeren van een gezamenlijke huishouding niet het onderscheidende criterium is voor de beantwoording van de vraag of sprake is van duurzaam gescheiden leven Belanghebbende doet in haar incidentele beroep in cassatie een beroep op het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel, zoals zij dat reeds deed bij de Rechtbank en het Hof. 3. Het vervallen van de samenwoningsplicht voor gehuwden 3.1 Artikel 1:83, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: het BW) bepaalde tot medio 2001 dat echtgenoten jegens elkander tot samenwoning verplicht waren. Gewichtige redenen konden zich echter tegen samenwoning verzetten. Daarnaast konden echtgenoten in onderling overleg en onder bepaalde voorwaarden besluiten om niet samen te wonen. De onderlinge verplichting tot samenwonen was nauwelijks gesanctioneerd. 3.2 Met ingang van 22 juni 2001(7) is de samenwoningsplicht komen te vervallen. De wetgever was van mening dat de wet zich niet langer over deze betekenis van het huwelijk diende uit te laten, mede in het licht van de introductie van het geregistreerde partnerschap en de openstelling van het huwelijk voor personen van het gelijke geslacht. In de nota naar aanleiding van het verslag(8) werd opgemerkt: De leden van de commissie achtten deze redenen evenwel onvoldoende om de verplichting tot samenwoning te schrappen. De in de wet opgenomen verplichting tot samenwoning van echtgenoten tegenover elkaar heeft, gelet op de beperkte betekenis ervan, vooral symbolische waarde. Deze wettelijke plicht bepaalt mede de betekenis van het huwelijk. De vraag is vooral of de familierechtelijke wetgever zich hierover nog langer dient uit te laten. Schrapping van deze verplichting impliceert dat de familierechtelijke wetgever zich ervan onthoudt om door de wet een deel van de (familierechtelijke) betekenis van het huwelijk te bepalen. Dat neemt niet weg dat in de praktijk echtgenoten veelal zullen samenwonen en dat in andere regelgeving samenwonen (gehuwd dan wel ongehuwd) als voorwaarde gesteld kan worden. Het voorstel om de plicht tot samenwoning van echtgenoten tegenover elkaar te schrappen, is uiteindelijk gedaan, mede in het licht van de openstelling van het huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht en in het licht van de uitlatingen die door de fracties van de PvdA, VVD en D66 zijn gedaan tijdens de vorige kabinetsperiode, onder andere in het kader van de behandeling van de notitie leefvormen en van het wetsvoorstel inzake het geregistreerd partnerschap. De openstelling van huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht wijzigt de betekenis van het huwelijk. Normatieve elementen die de betekenis van het huwelijk tot nu toe mede bepalen, maar die niet tot uitdrukking gebracht zijn in de wet, zullen deels gaan verdwijnen. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan de tot nu toe veelal veronderstelde band tussen huwelijk en

6 voortplanting. De schrapping van de plicht tot samenwoning van echtgenoten tegenover elkaar impliceert eveneens een minder inhoudelijke opvatting van de familierechtelijke wetgever ten aanzien van het huwelijk. In dit opzicht sluit het vervallen van artikel 83 aan op andere ontwikkelingen. 3.3 In de memorie van toelichting(9) werd ingegaan op de vraag of het schrappen van de samenwoningsplicht consequenties heeft voor de eigenwoningregeling, met name in het licht van de (toen nieuwe) Wet IB 2001: Tot slot wordt in het licht van de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001 opgemerkt dat het schrappen van de verplichting tot samenwoning geen consequenties heeft voor de eigenwoningregeling, zoals die is opgenomen in de Wet inkomstenbelasting Gehuwden met meer dan één woning komen slechts voor één van die woningen in aanmerking voor de eigenwoningregeling. In de nota naar aanleiding van het verslag(10) werd verder ingegaan op dezelfde vraag: De leden van de commissie vroegen of, gelet op de opmerking in de memorie van toelichting inzake de Belastingherziening 2001, bedoeld is dat voor duurzaam gescheiden wonende echtgenoten tezamen slechts één van de woningen voor de zogeheten "eigenwoningregeling" in aanmerking komt. Het antwoord hierop luidt ontkennend. De opmerking op p. 5 van de memorie van toelichting heeft betrekking op niet duurzaam gescheiden levende echtgenoten. Inderdaad is nagegaan of het vervallen van artikel 83 overigens fiscale consequenties heeft. Gelet op het feit dat artikel 83 slechts op de onderlinge plicht van echtgenoten tot samenwoning betrekking heeft, zijn er aan het vervallen van deze bepaling geen fiscale consequenties verbonden. 3.4 Kamerleden vroegen zich af of er regelingen zijn die aan het samenwonen van echtgenoten gevolgen verbinden en of er bepalingen zijn die aan het gehuwd zijn gevolgen verbinden die eigenlijk alleen voor samenwonende gehuwden bedoeld zijn. De Minister ontwijkt de vraag in de memorie van antwoord(11): Als dergelijke regelgeving zou bestaan, biedt het huidige artikel 83, gelet op het feit dat het in dit artikel gaat om een onderlinge plicht en dat van deze onderlinge plicht in onderling overleg kan worden afgeweken, geen goede basis om met het oog op het intreden van bepaalde (voor gehuwden wellicht minder aantrekkelijke rechtsgevolgen) op dit artikel een beroep te doen. Ik verwacht dan ook niet dat, zo er dergelijke regelgeving zou bestaan, voor de veronderstelling dat er samengewoond wordt een beroep op artikel 83 wordt gedaan. In het algemeen kan worden opgemerkt dat artikel 83, behoudens voor beoefenaars van het personen- en familierecht, een relatief onbekende bepaling is. Bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer is Staatssecretaris van Justitie Kalsbeek duidelijk over de externe werking, dus over de vraag welke bepalingen door het afschaffen van de samenwoningsplicht worden beïnvloed, door op te merken(12): (...) een nauwkeurig onderzoek van de externe werking leidt ons ertoe, dat het louter schrappen van de samenwoningsbepaling voor het huwelijk op zichzelf niet zoveel rechtsgevolgen heeft. Als men niet samenwoont heeft dat soms externe gevolgen. Die gevolgen zijn vermeld in de wetgeving die op bepaalde situaties betrekking heeft, bijvoorbeeld de vreemdelingenwetgeving en het huurrecht. Daar komen ook de gevolgen aan de orde van de mogelijkheid dat partners samenwonen zonder dat zij gehuwd zijn en zonder dat zij als partners geregistreerd zijn. In de regel zal aan partners die samenwonen, maar overigens niet gehuwd zijn en niet formeel zijn geregistreerd, een bestendigheidseis worden gesteld. In een wettelijke regeling kan bijvoorbeeld worden vastgelegd, dat een bepaalde situatie intreedt indien men langer dan twee jaar samenwoont als was men gehuwd. De bestendigheid van het samenwonen heeft dan effecten, nader te bepalen in die wetgeving. Ook hier is dat het geval. Het samenwonen is op zichzelf bepalend, de materiële werkelijkheid en niet de formele. Als men duurzaam gescheiden leeft, wordt er gekeken naar de materiële omstandigheden. Als men gedurende lange tijd niet samenwoont, maar op zichzelf gezien

7 het huwelijk heel goed acht, kan daar toch sprake zijn van duurzaam gescheiden leven. Men woont immers niet meer samen. 3.5 Met het vervallen van de verplichting voor echtgenoten om samen te wonen is geen einde gekomen aan hun verplichting tot wederzijdse hulp en bijstand (artikel 1:81 BW). Dit artikel verplicht echtgenoten om ook bij niet-samenwonen elkander te voorzien in het nodige huishoudgeld. Ook anderszins kunnen echtgenoten, die niet samen wonen, financiëel verstrengeld zijn: namelijk als zij samen kinderen hebben. Artikel 1:82 BW verplicht hen om hun kinderen te verzorgen en op te voeden, en beiden zijn wettelijk gehouden financieel daarin bij te dragen. 4. Het begrip duurzaam gescheiden leven in de fiscale regelgeving 4.1 Het begrip duurzaam gescheiden leven werd reeds gehanteerd in het Besluit op de Inkomstenbelasting 1941 (hierna: Besluit IB 1941). Op grond van artikel artikel 2, Besluit IB 1941 werden duurzaam gescheiden levende echtgenoten niet als gehuwd aangemerkt, met als gevolg dat de gehuwde duurzaam gescheiden levende vrouw zelfstandig belastingplichtig was. Het artikel luidde: 1. De gehuwde vrouw is niet zelve belastingplichtig. De met het verwerven van inkomen in verband staande aangelegenheden van de gehuwde vrouw, alsmede haar onverrekende verliezen (art. 16, lid 1, 1 ) en haar persoonlijke verplichtingen (art. 16, lid 1, 2 ) worden geacht haar man te betreffen. 2. Voor de toepassing van het eerste lid worden echtgenooten, die duurzaam gescheiden leven, niet als gehuwd beschouwd. De Leidraad Inkomstenbelasting 1941 vermeldde over dit artikel: Het brengt teweeg, dat de gehuwde vrouw niet belastingplichtig is, behalve in het geval, dat de echtgenooten gescheiden leven en één van beiden niet van zins is, of beiden niet van zins zijn, dien toestand ooit te doen eindigen. Het intreden van den toestand van duurzaam gescheiden leven wordt, zoo kan men het ook zeggen, voor de inkomstenbelasting met de ontbinding van het huwelijk gelijkgesteld. (...) Het 'duurzaam gescheiden leven' slaat immers op scheiding van tafel en bed, op overeenkomstige scheidingen volgens buitenlandsch recht, alsmede op feitelijke toestanden, welke met een scheiding van tafel en bed overeenkomst vertoonen in dezen zin, dat het hervatten van de samenleving niet in het voornemen ligt. Daarnaast werden duurzaam gescheiden levende echtgenoten op grond van artikel 46, vijfde lid, ten tweede Besluit IB 1941 voor de indeling in tariefgroepen als ongehuwd beschouwd. Het vijfde lid luidde: 5. Voor de toepassing van dit artikel worden: 1. (...) 2. de belastingplichtigen, die duurzaam gescheiden van hun echtgenoot leven, als ongehuwd aangemerkt. 4.2 Vervolgens is het begrip duurzaam gescheiden leven ook opgenomen in verscheidene artikelen van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: Wet IB 1964). Artikel 5, eerste lid, Wet IB 1964 (tekst ) had betrekking op de toerekening van inkomensbestanddelen aan de meest verdienende echtgenoot, mits deze niet duurzaam gescheiden leefde. Het lid luidde: 1. De bestanddelen van het inkomen van een gehuwde niet duurzaam gescheiden levende belastingplichtige welke niet tot het persoonlijke inkomen en de persoonlijke verminderingen en vermeerderingen van het onzuivere inkomen behoren, worden ingeval zijn persoonlijke inkomen lager

8 is dan dat van zijn echtgenoot aangemerkt als bestanddelen van het inkomen van zijn echtgenoot. Het bepaalde in de vorige volzin is mede van toepassing ingeval een gehuwde niet duurzaam gescheiden levende belastingplichtige niet, maar zijn echtgenoot wel persoonlijk inkomen geniet. Artikel 55, tweede lid, Wet IB 1964 (tekst ) betrof de overdracht van de basisaftrek aan de echtgenoot die niet duurzaam gescheidde leefde en luidde: 2. De in Nederland wonende belastingplichtige die in het kalenderjaar onafgebroken gedurende meer dan zes maanden gehuwd is geweest zonder duurzaam gescheiden van zijn echtgenoot te leven kan de basisaftrek overdragen aan zijn in Nederland wonende echtgenoot, indien de belastingplichtige in het kalenderjaar geen inkomen heeft genoten of een inkomen dat na verrekening van verliezen uit voorafgaande jaren minder bedraagt dan de basisaftrek. (...) Aan ongehuwde meerderjarigen die duurzaam een gezamenlijke huishouding voerden, bood artikel 56, eerste lid, Wet IB 1964 (tekst ) de mogelijkheid om de basisaftrek over te dragen, zoals gehuwden: 1. Op verzoek is artikel 55, tweede lid, van overeenkomstige toepassing op de in Nederland wonende belastingplichtige die, ongehuwd zijnde, duurzaam een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd met een andere ongehuwde belastingplichtige, mits beiden bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt.(...) 4.3 De Wet IB 2001 heeft als uitgangspunt gehuwden die niet duurzaam gescheiden leven en ongehuwd samenwonenden zo veel mogelijk gelijk te behandelen. Daartoe wordt het begrip partner gebruikt. Niet duurzaam gescheiden levende gehuwden worden op grond van artikel 1.2, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001 aangemerkt als partner. Daarentegen worden gehuwden die duurzaam gescheiden van elkaar leven voor de partnerregeling gelijkgesteld met ongehuwden. In artikel 2, zesde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen worden geregistreerde partners gelijk gesteld aan gehuwden. Ongehuwde meerderjarigen die gedurende meer dan zes maanden onafgebroken een gezamenlijke huishouding voeren en gedurende die tijd op hetzelfde woonadres staan ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens kunnen opteren voor het partnerschap. Door deze ongehuwde samenwonenden de mogelijkheid te geven te kiezen voor het partnerschap, kunnen zij dezelfde behandeling krijgen als gehuwden die niet duurzaam gescheiden leven. Artikel 1.2 Wet IB 2001 (tekst 2005) luidt voor zover hier van belang: 1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder partner: a. de niet duurzaam gescheiden levende echtgenoot; b. de ongehuwde meerderjarige die: 1. met de ongehuwde meerderjarige belastingplichtige in het kalenderjaar gedurende meer dan zes maanden onafgebroken een gezamenlijke huishouding voert en gedurende die tijd op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige staat ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens en 2. samen en uitsluitend met de belastingplichtige voor het kalenderjaar kiest voor kwalificatie als partner (...) 4. Een persoon die duurzaam gescheiden van zijn echtgenoot leeft, wordt voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld met een ongehuwde (...) 4.4 De wetgever heeft de nieuwe partnerregeling verklaard. De voorwaarden waaraan ongehuwd samenwonenden moeten voldoen om als partner te kwalificeren (en die niet gelden voor gehuwden),

9 namelijk de gezamenlijke huishouding gedurende ten minste zes maanden en de inschrijving in de basisadministratie persoonsgegevens op hetzelfde woonadres, zijn toegelicht: De zesmaandstermijn en de inschrijvingseis worden gesteld om alleen de ongehuwde met een duurzame samenlevingsrelatie de mogelijkheid te bieden om als partner te kwalificeren. Aan het partnerschap is een aantal faciliteiten verbonden, waaronder de mogelijkheid voor de nietverdienende partner om voor uitbetaling van belastingkortingen in aanmerking te komen. Dit maakt het stellen van objectief controleerbare duurzaamheidseisen wenselijk, zodat in een kalenderjaar niet meer dan een ongehuwde als partner van de belastingplichtige kan kwalificeren. (13) Over de keuze van ongehuwden die samenwonen om fiscaal als partner te worden behandeld is geschreven: De geboden keuzemogelijkheid, die uitsluitend voor ongehuwden geldt, is inherent aan het feit dat relaties tussen ongehuwd samenlevenden in vele variaties voorkomen. Ongehuwd samenlevenden kunnen woningdelers zijn zonder enige financiële binding met elkaar. Ongehuwden kunnen echter ook samenleven, waarbij de financiën van beide partners in meer of mindere mate zijn verweven. Het is daarom, bij gebrek aan objectieve maatstaven, aan de ongehuwden zelf om kenbaar te maken hoe de relatie fiscaal dient te worden gekwalificeerd. (14) Over de duurzaam gescheiden levende echtgenoot, die geen partner meer is van zijn echtgenote, maar een gezamenlijke huishouding met een ander voert, en die daarom kan kiezen voor het partnerschap met die ander, is geschreven: Het derde lid(15) (...) leidt ertoe dat een duurzaam gescheiden levende belastingplichtige voor de toepassing van dit artikel kan worden aangemerkt als de partner van de persoon met wie hij een gezamenlijke huishouding voert.(16) 4.5 De Raad van State stelde in zijn advies(17) dat hij geen objectieve en redelijke grond ziet om aan gehuwden (en geregistreerde partners) niet de eis van het voeren van een gezamenlijke huishouding te stellen voor de toepassing van de toerekening van inkomensbestanddelen en toekenning van kostwinnersfaciliteiten en hij adviseerde artikel 1.2 Wet IB 2001 in deze zin aan te passen. De Minister deelde deze zienswijze niet en antwoordde: 7. Uitgangspunt van de Wet inkomstenbelasting 2001 is dat gehuwden en ongehuwd samenlevenden in vergelijkbare situaties zoveel mogelijk gelijk worden behandeld. Hiermee wordt rekening gehouden met de maatschappelijke ontwikkeling sinds de inwerkingtreding van de Wet op de inkomstenbelasting In de huidige maatschappij komt echter een veelheid aan vormen van partnerschap voor. Hierbij komt de vraag op wanneer sprake is van een zodanige vorm van partnerschap, dat daarmee voor de heffing van de inkomstenbelasting rekening moet worden gehouden. Daarbij is met name van belang of de partners een maatschappelijke en economische eenheid vormen en jegens elkaar een zorgverplichting hebben. Bij partners die zijn gehuwd of hun partnerschap hebben laten registreren wordt aangenomen dat vrijwel steeds sprake is van een dergelijk partnerschap. Alleen ingeval sprake is van duurzaam gescheiden leven wordt hierop een uitzondering gemaakt. Een eventuele eis dat sprake moet zijn van een gemeenschappelijke huishouding heeft bij gehuwden slechts een beperkte waarde. Daarbij is van belang dat gehuwden en geregistreerde partners op grond van het Burgerlijk wetboek een juridisch afdwingbare zorgverplichting jegens elkaar hebben. De eis van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding zou de uitvoering dan ook nodeloos verzwaren. De vraag komt op of bij ongehuwden, die zich ten opzichte van de belastingdienst presenteren als partner, niet eveneens kan worden afgezien van de eis dat sprake is van een gemeenschappelijke huishouding. Overwogen is het fiscale partnerschap eveneens open te stellen in situaties waarin ongehuwden niet onder één dak verblijven, maar waarbij de partners zich naar buiten toe wel presenteren als maatschappelijke en economische eenheid en waarbij sprake is van een zorgverplichting jegens elkaar die bijvoorbeeld tot uitdrukking komt in een samenlevingscontract. Wij hebben hiervan thans afgezien. Wij menen met de nu

10 voorgestelde regeling opnieuw een wezenlijke stap te hebben gezet naar een meer gelijke behandeling van gehuwde en ongehuwde partners. Nadat ervaring is opgedaan met de thans voorgestelde regeling kan een volgende stap in deze ontwikkeling worden overwogen. Gedacht kan worden aan mogelijkheden om een al bestaand fiscaal partnerschap niet als verbroken te beschouwen als de partners in enig jaar door omstandigheden niet voldoen aan de eis van het voeren van een gezamenlijke huishouding.(18) 4.6 Tijdens de parlementaire behandeling vroegen Tweede Kamerleden hoe het vervallen van de samenlevingsverplichting voor gehuwden in het BW zich verhoudt met de verplichting voor ongehuwde fiscale partners om een halfjaar met elkaar samengewoond te hebben, zoals die in de Wet IB 2001 is geformuleerd. De Minister antwoordde: Als echtgenoten onder de Wet op de inkomstenbelasting 1964 niet duurzaam samenwonen, al mag dat volgens het huidige Burgerlijk Wetboek niet, kwalificeren ze al niet meer als echtgenoot/partner. Dit zal ook het geval zijn onder de Wet IB Het vervallen van de samenlevingsverplichting voor gehuwden zoals die in het Burgerlijk Wetboek was opgenomen, heeft voor de partnerregeling in de Wet IB 2001 dan ook geen gevolgen. Uit deze wet vloeit immers al voort dat echtgenoten slechts als partner worden aangemerkt indien ze niet duurzaam gescheiden leven van hun echtgenoten. Ook ongehuwde belastingplichtigen kunnen als partner worden aangemerkt, mits ook zij niet duurzaam gescheiden leven. Om dit te kunnen beoordelen zijn, vooral gelet op de faciliteiten die verbonden zijn aan het partnerschap, objectieve wettelijke criteria noodzakelijk. Daarom is bepaald dat tevens als partner kunnen worden aangemerkt de ongehuwde belastingplichtigen die gedurende meer dan zes maanden onafgebroken een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd en gedurende die tijd op hetzelfde adres hebben gewoond. Voor gehuwden geldt in dezelfde zin de eis, dat men slechts partner is als men niet duurzaam gescheiden leeft. In beide gevallen is er dus een "samenlevingseis" om fiscaal als partner te kunnen gelden.(19) En in de nota naar aanleiding van het verslag merkte de Minister naar aanleiding van vragen over het vervallen van de samenwoningsverplichting van Tweede Kamerleden op: De leden van de D66-fractie vragen hoe moet worden omgegaan met de eis van inschrijving op hetzelfde woonadres, tegen de achtergrond van de recentelijk gebleken mogelijkheid dat die eis voor gehuwden gaat worden verlaten. De D66-fractie doelt hiermee op het vervallen van de civielrechtelijke plicht tot samenwonen van gehuwden. Een aanvullende eis dat sprake moet zijn van een gemeenschappelijke huishouding heeft bij gehuwden weinig of geen waarde, en leidt slechts tot extra administratieve rompslomp. Daarbij is van belang dat gehuwden en geregistreerde partners op grond van het Burgerlijk Wetboek een juridische zorgverplichting jegens elkaar hebben. De eis van inschrijving op hetzelfde woonadres is daarom alleen gesteld bij niet-geregistreerde ongehuwd samenlevenden.(20) 4.7 Voor een grote groep duurzaam gescheiden levende echtgenoten bestaat al decennia lang een gunstregeling. Het gaat om echtgenoten die door ziekte of invaliditeit niet in staat zijn om te wonen in de echtelijke woning, maar aangewezen zijn op een duurzaam verblijf in het verpleegtehuis. Niet alleen is het vaak niet duidelijk of deze langdurig zieke dan wel invalide belastingplichtigen inderdaad duurzaam gescheiden wonen, maar ook is het pijnlijk voor hen als de inspecteur moet vaststellen dat de toestand van duurzaam gescheiden leven tegen hun wil is ingetreden. De Staatssecretaris heeft in achtereenvolgende resoluties en besluiten(21) goedgekeurd dat in die situatie geen duurzaam gescheiden leven wordt aangenomen indien en zolang belastingplichtigen dat willen. 4.8 Het recht op de alleenstaande-ouderkorting en de aanvullende alleenstaande-ouderkorting, als bedoeld in de artikelen 8.15 en 8.16, Wet IB 2001, komt toe aan de belastingplichtige die geen partner heeft en een huishouden voert met een kind dat in belangrijke mate door haar onderhouden wordt. Ook de ouder die duurzaam gescheiden leeft van haar echtgenoot en verder geen partner heeft kan aanspraak maken op deze kortingen. De kortingen gelden alleen voor de alleenstaande ouder die de kinderen feitelijk verzorgt en die op hetzelfde woonadres is ingeschreven als de

11 kinderen. Bovendien mogen er tot het huishouden van deze ouder geen andere personen behoren dan kinderen tot de leeftijd van 27 jaar. 4.9 De kinderkorting en aanvullende kinderkorting worden ingevolge artikel 8.12 respectievelijk artikel 8.13 Wet IB 2001 verleend aan zowel partners als alleenstaande ouders, afhankelijk van hun inkomen. Als sprake is van fiscaal partnerschap in de zin van artikel 1.2 Wet IB 2001, geldt de kinderkorting voor één van de beide partners. Om te voorkomen dat de kinderkorting dubbel wordt genoten, door beide ouders in situaties waarin geen sprake is van een fiscaal partnerschap maar wel van samenwonen, is de definitie van het begrip partner voor de toepassing van de kinderkorting uitgebreid. Deze uitbreiding is omschreven in het toenmalige artikel 3.91, tweede lid, onderdeel b, onder 2-5, Wet IB Zo vindt ook bij aanwezigheid van een samenlevingscontract de kinderkorting slechts eenmaal toepassing. De kinderkortingen zijn per 1 januari 2008 vervallen Ingevolge de Fiscale vereenvoudigingswet 2010(22) zal in artikel 5a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen een basispartnerbegrip worden opgenomen dat geldt voor alle belastingwetten. Dit uniforme partnerbegrip wordt per 1 januari 2011 ingevoerd. Tot dat begrip behoren gehuwden, geregistreerde partners en samenwonende meerderjarigen die een notarieel samenlevingscontract hebben gesloten en in de gemeentelijke basisadministratie staan ingeschreven op hetzelfde woonadres. Een uitgangspunt zal zijn dat degenen die gehuwd zijn als partner worden aangemerkt, behalve als ze gescheiden zijn van tafel en bed. Artikel 5a, eerste en derde lid, komen te luiden: 1. Als partner wordt aangemerkt: a. de echtgenoot; b. de ongehuwde meerderjarige persoon waarmee de ongehuwde meerderjarige belastingplichtige een notarieel samenlevingscontract is aangegaan en met wie hij staat ingeschreven op hetzelfde woonadres in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens of een daarmee naar aard en strekking overeenkomende administratie buiten Nederland. 2. (...) 3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt een persoon die van tafel en bed is gescheiden, aangemerkt als ongehuwd. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit lid. De materiële toets of sprake is van duurzaam gescheiden leven komt daarmee te vervallen. In de memorie van toelichting staat: Het uitgangspunt is "gehuwd is gehuwd en daarmee ook partner". Een uitzondering op het partnerbegrip geldt voor gehuwden die civielrechtelijk gescheiden zijn van tafel en bed (...)(23) Ook wordt de fiscale behandeling van gehuwden die stappen zetten om het huwelijk te beëindigen afhankelijk van objectieve criteria. De materiële toets of sprake is van duurzaam gescheiden leven van gehuwden vervalt. Omdat het partnerschap afhankelijk wordt van duidelijke, objectieve criteria wordt het mogelijk dat de Belastingdienst in een groot aantal gevallen zelfstandig kan bepalen of er sprake is van partnerschap. (24) 5. Het begrip duurzaam gescheiden in de fiscale rechtspraak 5.1 De Hoge Raad heeft van meet af aan het begrip duurzaam gescheiden leven op enge wijze uitgelegd. Toen pas gehuwden in lange afwachting van de toewijzing van een woning bleven wonen bij hun ouders, oordeelde de Raad van Beroep dat zij duurzaam gescheiden leefden, maar de Hoge Raad legde een ander critrium aan. Hij overwoog in zijn arrest van 28 maart 1951, B 8968:

12 (...) dat de raad van beroep feitelijk heeft vastgesteld, dat belanghebbende en zijn echtgenote, in 1946 in het huwelijk getreden, in afwachting van de toewijzing ener woning elk bij de eigen ouders zijn blijven inwonen en hun inkomsten voor de gezinsbehoeften dier ouders hebben bestemd, dat zij wisten dat de toewijzing ener woning zeer langen tijd op zich zou laten wachten en de beschreven toestand gedurende het gehele jaar 1947 is blijven bestaan; dat voor de toepassing van art. 2, lid 2, IB '41 echtgenoten slechts dan moeten geacht worden duurzaam gescheiden te leven, indien zich te hunnen aanzien de toestand voordoet, dat ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met den ander gehuwd, en deze toestand door de echtgenoten, althans door een hunner, als bestendig is bedoeld; dat te dezen aan evengenoemde voorwaarden niet is voldaan, reeds omdat de door den raad van beroep bedoelde toestand niet als bestendig is bedoeld; 5.2 Het arrest van de Hoge Raad van 10 februari 1960, nr. 14, BNB 1960/77 geldt als leidend ten aanzien van het begrip duurzaam gescheiden leven. Het betrof echtgenoten die gescheiden van elkaar leefden doordat zij zonder uitzicht op herstel was opgenomen in een psychiatrische inrichting. De Hoge Raad oordeelde: (...) dat een gehuwde vrouw moet geacht worden duurzaam gescheiden van haar echtgenoot te leven in den zin van artikel 1, derde lid, van de Algemene Ouderdomswet, indien ten aanzien van haar en haar echtgenoot de toestand is ingetreden, dat, na de door beiden of een hunner gewilde verbreking van de echtelijke samenleving, ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met den ander gehuwd, en deze toestand door hen beiden, althans door een hunner, als bestendig is bedoeld; dat evenzeer een gehuwde vrouw als duurzaam gescheiden van haar echtgenoot levend moet worden aangemerkt, indien de echtelijke samenleving is verbroken doordat een door geen van beide echtelieden gewilde toestand is ingetreden, welke voor de voortzetting van de echtelijke samenleving een daadwerkelijk beletsel vormt, terwijl redelijkerwijze niet valt te verwachten, dat in dien toestand binnen afzienbaren tijd een wijziging zal komen, welke de mogelijkheid tot hervatting van de echtelijke samenleving zou openen; (...) Het arrest was aanleiding voor de Staatssecretaris van Financiën om de gunstregeling in te voeren die genoemd is onder 4.7. Op dezelfde dag hanteerde de Hoge Raad dezelfde formulering in zijn arresten nr , BNB 1960/78 en nr , BNB 1960/ Het arrest van de Hoge Raad van 26 juni 1963, nr , BNB 1963/251(25) betrof echtgenoten die nimmer hebben samengewoond en die na een scheiding van tafel en bed en daaropvolgende pogingen tot verzoening zijn overeengekomen om kerkelijk te huwen en te gaan samenwonen. De Hoge Raad oordeelde dat pogingen van echtgenoten tot hervatting van de samenleving er niet toe leiden dat de situatie van duurzaam gescheiden leven ophoudt te bestaan. Hiervoor is namelijk vereist dat beiden metterdaad blijk geven als echtgenoten te willen gaan samenleven: dat het Hof heeft overwogen, dat beide partijen ervan uitgaan, dat belanghebbende en zijn echtgenote niet gedurende het gehele jaar 1960 duurzaam gescheiden hebben geleefd, omdat beide echtgenoten in dat jaar pogingen tot hervatting van de samenleving hebben gedaan en dat partijen om die reden hebben aangenomen dat belanghebbende terecht in tariefgroep II is ingedeeld; dat blijkens deze overweging de overeenstemming van partijen over het feit, dat belanghebbende en zijn echtgenote niet gedurende het gehele jaar 1960 duurzaam gescheiden hebben geleefd, berust op een bij beide partijen aanwezige rechtsopvatting, te weten dat van duurzaam gescheiden leven - in den zin van het bepaalde in artikel 2, lid 2, en artikel 46, lid 5, van het Besluit op de Inkomstenbelasting niet kan worden gesproken, indien echtgenoten, die duurzaam gescheiden leven, in enig jaar pogingen tot hervatting van de samenleving doen;

13 dat deze rechtsopvatting echter niet terzake dienende is, indien echtgenoten, die als duurzaam gescheiden levende in den zin van genoemde bepalingen zijn te beschouwen, nimmer hebben samengeleefd, gelijk te dezen het geval is, daar alsdan aan het duurzaam gescheiden leven eerst een einde komt, indien en doordat man en vrouw metterdaad blijk geven als echtgenoten te willen gaan samenleven; 5.4 Het arrest van de Hoge Raad van 28 april 1965, nr , BNB 1965/153 had betrekking op echtgenoten die alleen burgerlijk (en dus nog niet kerkelijk) gehuwd waren en waarvan de echtgenote voorlopig in het buitenland zou blijven wonen. Belanghebbenden stelden dat er in de periode tussen het burgerlijk en het kerkelijk huwelijk sprake was van duurzaam gescheiden leven. Hof en Hoge Raad gingen hier niet in mee en volgden de inspecteur in diens uitspraak: O. dat het Hof het standpunt van de Insp. als volgt heeft omschreven: dat de Insp. belangh.s standpunt heeft bestreden door te betogen, dat echtgenoten slechts dan moeten geacht worden duurzaam gescheiden te leven, indien zich de toestand voordoet dat ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet gehuwd en deze toestand door de echtgenoten, althans door een hunner, als bestendig is bedoeld; dat dit laatste in casu niet het geval is geweest, omdat de jonggehuwden juist het plan hadden om wel samen te gaan leven; dat weliswaar er uiterlijk een gescheiden leven bestond, maar dat het uitdrukkelijk de bedoeling was zo spoedig mogelijk hieraan een einde te maken en dus niet te bestendigen; dat het niet ter zake doet dat aan deze bedoeling niet aanstonds uitvoering kon worden gegeven; O. dat het Hof heeft overwogen met betrekking tot het geschil: dat voor de toepassing van art. 2, lid 2 IB '41 echtgenoten slechts dan moeten geacht worden duurzaam gescheiden te leven indien zich te hunnen aanzien de toestand voordoet, dat ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd, en deze toestand door de echtgenoten, althans door een hunner, als bestendig is bedoeld; dat te dezen aan evengenoemde voorwaarden, op de door de Insp. aangevoerde gronden, welke het Hof overneemt en tot de zijne maakt, niet is voldaan, zodat de uitspraak als juist en terecht gewezen moet worden bevestigd;(...) O. dat het Hof, na de juistheid van de door de Inspecteur aangevoerde feiten te hebben aangenomen, op goede gronden tot een juiste beslissing is gekomen; 5.5 In het arrest van de Hoge Raad van 21 februari 1973, nr , BNB 1973/89 ging het om echtgenoten die bij huwelijkse voorwaarden waren overeengekomen dat zij voornemens waren duurzaam gescheiden te blijven wonen, ieder op zijn eigen adres, en dat ieder de eigen huishouding zelf zou bekostigen. Bovendien werd iedere gemeenschap van goederen uitgesloten. Beide echtgenoten brachten slechts nu en dan een dag door op het adres van én van hun beiden, gingen soms samen uit naar de schouwburg en gingen gezamenlijk op vakantie. De Hoge Raad oordeelde dat de toestand van duurzaam gescheiden leven tussen hen niet bestond: dat artikel 5, lid 1, eerste volzin, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 in zijn redactie, geldende voor het jaar 1969, bepaalde, dat de bestanddelen van het belastbare inkomen van een gehuwde vrouw worden aangemerkt als bestanddelen van het belastbare inkomen van haar man, tenzij de echtgenoten duurzaam gescheiden leven; dat echtgenoten slechts geacht kunnen worden duurzaam gescheiden te leven in de zin van voormelde bepaling, indien ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd, en deze toestand door de echtgenoten, althans door een hunner, als bestendig is bedoeld; dat het Hof feitelijk heeft vastgesteld: dat de echtelieden bij huwelijkse voorwaarden hadden bepaald, dat zij voornemens waren duurzaam gescheiden te blijven wonen, ieder op zijn eigen adres; dat zij ook in feite gescheiden zijn blijven

14 wonen na de voltrekking van hun huwelijk, belanghebbende op zijn adres te Z en zijn echtgenote op haar adres te A; dat zij slechts nu en dan op het adres van een van beiden met elkaar een dag doorbrachten en op het adres in Z ook wel een nacht en dat zij met elkaar uitgingen naar de schouwburg en dergelijke en gezamenlijk met vacantie gingen; dat die vaststelling inhoudt, dat de beide echtgenoten elkaar min of meer geregeld en voor kortere of langere tijd ontmoetten en samen leefden, zodat de toestand van duurzaam gescheiden leven in de zin van hogergenoemde wetsbepaling tussen hen niet bestond; 5.6 In Gerechtshof Amsterdam, 20 januari 1992, nr. 4918/90, V-N 1992/47, p ging het om echtgenoten die in 1987 zijn gehuwd en ook in 1988 in afzonderlijke woningen leven. Het Gerechtshof Amsterdam oordeelde dat zij niet duurzaam gescheiden leefden: 5.2. (...) Gelet op hetgeen daaromtrent ter zitting is toegelicht kan naar het oordeel van het Hof niet worden gezegd dat belanghebbende een feitelijke toestand beoogt en duurzaam wil bestendigen, welke kan worden gekwalificeerd als het duurzaam gescheiden van haar echtgenoot leven. Zij kan mitsdien niet als een ongehuwde worden aangemerkt in de zin van artikel 56, eerste lid, van de Wet. Van duurzaam gescheiden leven kan niet reeds worden gesproken indien er van moet worden uitgegaan dat - zoals belanghebbende onweersproken heeft gesteld - het huishouden van haar en van M financieel duurder is dan wanneer zij in een woning zouden wonen. 5.7 Gerechtshof Amsterdam oordeelde in zijn uitspraak van 27 november 2002, nr. 02/0575, V-N 2003/2.3.2, over een echtpaar, waarvan de vrouw met beider dochter in een huurwoning in Australië was gaan wonen terwijl hij bleef wonen in de gezamenlijke woning in Nederland. De echtgenoten leefden niet duurzaam gescheiden van elkaar, aldus het hof: 3.3. De echtgenote van belanghebbende is in september 1999 met hun beider dochter gaan wonen in een door de echtgenote gehuurde woning in Australië en belanghebbende is (aanvankelijk) blijven wonen in de gezamenlijke woning in Nederland. Nadien is belanghebbende regelmatig bij zijn echtgenote en hun dochter geweest, hij noch zijn echtgenote heeft nadere stappen ondernomen om te komen tot enige ontbinding van het huwelijk, belanghebbende heeft verklaard een dergelijke ontbinding ook niet te wensen terwijl niet gesteld is dat zijn echtgenote een dergelijke wens wel had Nu ook anderszins geen feiten en omstandigheden aannemelijk zijn gemaakt die tot een ander oordeel kunnen leiden, brengt het voorgaande mee dat niet geoordeeld kan worden dat in 1999 sprake is van een duurzaam gescheiden leven van belanghebbende en zijn echtgenote (...). 5.8 In de uitspraak van het Gerechthof Amsterdam van 4 oktober 2002, nr. 01/2543, V-N 2003/10.15 waren de echtgenoten na een aantal jaren huwelijk duurzaam gescheiden gaan leven. De kinderen woonden zelfstandig dan wel bij de echtgenote. Vervolgens is het huwelijk ontbonden. Na zeven jaren van scheiding zijn ze op 10 maart 1999 voor de tweede keer met elkaar gehuwd. De echtgenote heeft schriftelijk verklaard dat er op het moment van het tweede huwelijk geen wil bestond om te gaan samenwonen en een gemeenschappelijke huishouding op te zetten. Toch zijn beide echtgenoten vanaf 2001 gaan samenwonen. In geschil is of er in de periode tussen het sluiten van het tweede huwelijk en het tijdstip van samenwonen, sprake was van duurzaam gescheiden leven. Het hof beantwoordde de vraag bevestigend: 5.3. Niet in geschil is dat belanghebbende en mevrouw A in 1999 ieder afzonderlijk hun eigen leven hebben geleid en dat in die feitelijke toestand geen wijziging is gekomen na hun hertrouwen op 10 maart In geschil is slechts of die toestand door hen beiden, althans door een van beiden, als bestendig was bedoeld, hetgeen de inspecteur betwist. Mevrouw A heeft dienaangaande op 13 april 2001 de onder 2.5 vermelde schriftelijke verklaring afgelegd. Het Hof heeft, mede gelet op de toelichtingen van belanghebbende, geen reden aan de inhoud van die verklaring te twijfelen. Aldus heeft belanghebbende naar 's Hofs oordeel voldoende aannemelijk gemaakt dat in elk geval mevrouw

Parket bij de Hoge Raad Instantie Datum uitspraak Datum publicatie ECLI ECLI:NL:PHR:2010:BL7267

Parket bij de Hoge Raad Instantie Datum uitspraak Datum publicatie ECLI ECLI:NL:PHR:2010:BL7267 Parket bij de Hoge Raad, 11-06-2010, 09/03677 Inhoudsindicatie Art. 1.2 Wet IB 2001. Art. 9 en 14 EVRM. Art. 18 en 26 IVBPR. Partnerregeling. Begrip duurzaam gescheiden leven. Het voeren van een gemeenschappelijke

Nadere informatie

Instituut Financieel Management

Instituut Financieel Management FFEBLR0111 IB (niet-winst) Instituut Financieel Management Opdracht 1b (inleveren in week 3) De tekst van artikel 1.2 Wet IB is per 1 januari 2011 ingrijpend gewijzigd. Vanaf 2001 t/m 2010 luidde de tekst

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2011:BP5815

ECLI:NL:GHSGR:2011:BP5815 ECLI:NL:GHSGR:2011:BP5815 Instantie Datum uitspraak 09-02-2011 Datum publicatie 25-02-2011 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage BK-10/00091

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:172

ECLI:NL:CRVB:2017:172 ECLI:NL:CRVB:2017:172 Instantie Datum uitspraak 13-01-2017 Datum publicatie 19-01-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/4485 AOW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690 ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 26-09-2008 Datum publicatie 16-10-2008 Zaaknummer AWB 08/537 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2010:BO7264

ECLI:NL:CRVB:2010:BO7264 ECLI:NL:CRVB:2010:BO7264 Instantie Datum uitspraak 10-12-2010 Datum publicatie 14-12-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 10-3338 WSF Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:141

ECLI:NL:CRVB:2017:141 ECLI:NL:CRVB:2017:141 Instantie Centrale Raad van Beroep Datum uitspraak 17-01-2017 Datum publicatie 19-01-2017 Zaaknummer 15/7690 AOW Rechtsgebieden Socialezekerheidsrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

Belastingdienst. Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en heffingskortingen 2013

Belastingdienst. Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en heffingskortingen 2013 Belastingdienst Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en heffingskortingen 2013 Inhoud 1 Inleiding 3 1.1 Gebruikte begrippen en afkortingen 3 2 De fiscale partnerregeling

Nadere informatie

.. ' :,> ' ',!. ' ' : Naar aanleiding van uw brief yàn 26 september 2017 heb ik de eer het vólgende op te mérken.

.. ' :,> ' ',!. ' ' : Naar aanleiding van uw brief yàn 26 september 2017 heb ik de eer het vólgende op te mérken. Den Haag, 3 Q QKT 017 Kenmerk: 2017-0000203694 Motivering van het beroepschrift n cassatie (rolnummer 17/04516) tegen de uitspraak van het Gëraçhtehof Arnhem-Leeüwarden van 15 augustus 2017, X 2 nr* 16/01369,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BM1206

ECLI:NL:HR:2010:BM1206 ECLI:NL:HR:2010:BM1206 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 24-09-2010 Datum publicatie 24-09-2010 Zaaknummer 08/03539 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BM1206

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2013:BZ1584

ECLI:NL:CRVB:2013:BZ1584 ECLI:NL:CRVB:2013:BZ1584 Instantie Datum uitspraak 19-02-2013 Datum publicatie 20-02-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 11-3992 WWB Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00024

ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00024 ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 21-03-2017 Datum publicatie 29-03-2017 Zaaknummer 16/00024 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:1999:AA1481

ECLI:NL:GHARN:1999:AA1481 ECLI:NL:GHARN:1999:AA1481 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 12-01-1999 Datum publicatie 04-07-2001 Zaaknummer 96/00527 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig

Nadere informatie

Het nieuwe partnerbegrip in de fiscaliteit

Het nieuwe partnerbegrip in de fiscaliteit Regelingen en voorzieningen CODE 3.2.1.2146 Het nieuwe partnerbegrip in de fiscaliteit bronnen Brief staatssecretaris van Financiën aan Tweede Kamer d.d. 5.11.2010 nr. 22, behorende bij kamerstuk 32130

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2015:4313

ECLI:NL:RBGEL:2015:4313 ECLI:NL:RBGEL:2015:4313 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 02-07-2015 Datum publicatie 02-07-2015 Zaaknummer AWB - 14 _ 8132 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2013:8696

ECLI:NL:RBAMS:2013:8696 ECLI:NL:RBAMS:2013:8696 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 20-12-2013 Datum publicatie 03-04-2014 Zaaknummer AMS 13-2085 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2015:2857

ECLI:NL:RBZWB:2015:2857 ECLI:NL:RBZWB:2015:2857 Instantie Datum uitspraak 08-04-2015 Datum publicatie 13-05-2015 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer AWB - 14 _ 6290 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Hoge Raad 7 januari 1970, nr Algemene beginselen van behoorlijk bestuur BNB 1970/78

Hoge Raad 7 januari 1970, nr Algemene beginselen van behoorlijk bestuur BNB 1970/78 HR 7 januari 1970, Vertrouwen op beleid 1 Vertrouwen op beleid 7 januari 1970, nr. 16.201 AX6845 BNB 1970/78 Voorafgaande beslissing: Gerechtshof Amsterdam 23 januari 1969 Belanghebbende beroept zich op

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 'S-GRAVENHAGE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 'S-GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 'S-GRAVENHAGE Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:14470

ECLI:NL:RBDHA:2014:14470 ECLI:NL:RBDHA:2014:14470 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 19-11-2014 Datum publicatie 15-04-2015 Zaaknummer 14_7761 OB Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere kenmerken Bodemzaak Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2015:4726

ECLI:NL:CRVB:2015:4726 ECLI:NL:CRVB:2015:4726 Instantie Centrale Raad van Beroep Datum uitspraak 22-12-2015 Datum publicatie 29-12-2015 Zaaknummer 13/6536 AOW Rechtsgebieden Socialezekerheidsrecht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:634

ECLI:NL:GHARL:2017:634 ECLI:NL:GHARL:2017:634 Instantie Datum uitspraak 31-01-2017 Datum publicatie 10-02-2017 Zaaknummer 15/01571 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 Instantie Datum uitspraak 28-05-2009 Datum publicatie 22-06-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-4976 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:428 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:428 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2016:428 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 09-02-2016 Datum publicatie 16-02-2016 Zaaknummer 200.166.881/01 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:8624

ECLI:NL:GHARL:2013:8624 ECLI:NL:GHARL:2013:8624 Instantie Datum uitspraak 12-11-2013 Datum publicatie 28-11-2013 Zaaknummer 13/00542 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2000:AA8940 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00/2559

ECLI:NL:GHAMS:2000:AA8940 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00/2559 ECLI:NL:GHAMS:2000:AA8940 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 28-11-2000 Datum publicatie 04-07-2001 Zaaknummer 00/2559 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2016:6941

ECLI:NL:RBGEL:2016:6941 ECLI:NL:RBGEL:2016:6941 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 27-12-2016 Datum publicatie 27-12-2016 Zaaknummer AWB - 16 _ 3964 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123 ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 20-09-2005 Datum publicatie 05-10-2005 Zaaknummer 04/04123 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2016:5823

ECLI:NL:RBZWB:2016:5823 ECLI:NL:RBZWB:2016:5823 Instantie Datum uitspraak 20-09-2016 Datum publicatie 22-12-2016 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer BRE - 15 _ 7455 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport. Rapport 2 h2>klacht Beoordeling Conclusie Onderzoek Bevindingen Klacht Verzoekster klaagt over de gang van zaken rond het toekennen van de kinderkorting 2006. Meer concreet klaagt zij erover dat de Belastingdienst/Noord

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2005:AT2864

ECLI:NL:CRVB:2005:AT2864 ECLI:NL:CRVB:2005:AT2864 Instantie Datum uitspraak 29-03-2005 Datum publicatie 31-03-2005 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 02/6235 AOW/ANW e.a. Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2015:6424

ECLI:NL:RBROT:2015:6424 ECLI:NL:RBROT:2015:6424 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 02-09-2015 Datum publicatie 09-09-2015 Zaaknummer C/10/476228 / FA RK 15-3821 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:2254

ECLI:NL:RVS:2017:2254 ECLI:NL:RVS:2017:2254 Instantie Raad van State Datum uitspraak 23-08-2017 Datum publicatie 23-08-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201606620/1/A2 en

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2016:1150

ECLI:NL:RBGEL:2016:1150 ECLI:NL:RBGEL:2016:1150 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 03-03-2016 Datum publicatie 04-03-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 3732 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:6306

ECLI:NL:RBDHA:2017:6306 ECLI:NL:RBDHA:2017:6306 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 07-06-2017 Datum publicatie 29-06-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 17_712 IBPVV Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 22-02-2011 Datum publicatie 06-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB 10-504 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:5046 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:5046 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2014:5046 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 04-11-2014 Datum publicatie 16-12-2014 Zaaknummer 200.148.742-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614 ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614 Instantie Datum uitspraak 25-07-2007 Datum publicatie 08-02-2008 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank 's-gravenhage AWB 06/8362 IB/PVV Belastingrecht

Nadere informatie

Uitspraak. Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978. Instantie. Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Uitspraak. Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978. Instantie. Rechtbank Zeeland-West-Brabant Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978 Instantie Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8147

ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8147 ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8147 Instantie Datum uitspraak 02-03-1999 Datum publicatie 11-09-2001 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 98/6295 ABW Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513 ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 12-06-2008 Datum publicatie 24-07-2008 Zaaknummer AWB 07/3464 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

Advocaatkosten tot behoud van toekomstige uitkeringen uit lijfrentepolis aftrekbaar

Advocaatkosten tot behoud van toekomstige uitkeringen uit lijfrentepolis aftrekbaar Advocaatkosten tot behoud van toekomstige uitkeringen uit lijfrentepolis aftrekbaar ECLI:NL:GHARL:2016:7882 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 04-10-2016 Datum publicatie 07-10-2016

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:9611

ECLI:NL:GHARL:2017:9611 ECLI:NL:GHARL:2017:9611 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 07-11-2017 Datum publicatie 10-11-2017 Zaaknummer 16/01141 Formele relaties Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2016:3790, Bekrachtiging/bevestiging

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2388

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2388 ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2388 Instantie Datum uitspraak 06-10-2011 Datum publicatie 01-02-2012 Zaaknummer 11/00219 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Belastingrecht

Nadere informatie

Kapitaalverzekering vormt geen KEW ook niet nu polis was verpand aan geldverstrekker en uitkering is benut voor aflossing hypotheek

Kapitaalverzekering vormt geen KEW ook niet nu polis was verpand aan geldverstrekker en uitkering is benut voor aflossing hypotheek Kapitaalverzekering vormt geen KEW ook niet nu polis was verpand aan geldverstrekker en uitkering is benut voor aflossing hypotheek ECLI:NL:RBZWB:2015:3188 Instantie Rechtbank Zeeland-West-Brabant Datum

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044

ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044 ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 25-07-2008 Datum publicatie 05-08-2008 Zaaknummer 07/6768 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:4393

ECLI:NL:RBDHA:2016:4393 ECLI:NL:RBDHA:2016:4393 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 08-04-2016 Datum publicatie 26-04-2016 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 15_7509 SCHENK

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:1064

ECLI:NL:GHSHE:2017:1064 ECLI:NL:GHSHE:2017:1064 Instantie Datum uitspraak 17-03-2017 Datum publicatie 10-05-2017 Zaaknummer 16/00056 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:BZ5048

ECLI:NL:HR:2013:BZ5048 ECLI:NL:HR:2013:BZ5048 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 22-03-2013 Datum publicatie 22-03-2013 Zaaknummer 11/05644 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie In cassatie op

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2015:1379

ECLI:NL:GHSHE:2015:1379 ECLI:NL:GHSHE:2015:1379 Instantie Datum uitspraak 17-04-2015 Datum publicatie 17-04-2015 Zaaknummer 14/01065 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341 ECLI:NL:GHDHA:2017:1341 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 10-05-2017 Datum publicatie 17-05-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-16/00396

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO9334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 09/00549

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO9334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 09/00549 ECLI:NL:GHAMS:2010:BO9334 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 09-12-2010 Datum publicatie 05-01-2011 Zaaknummer 09/00549 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:2709

ECLI:NL:CRVB:2017:2709 ECLI:NL:CRVB:2017:2709 Instantie Datum uitspraak 02-08-2017 Datum publicatie 08-08-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/1541 WSF Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER. BESCHIKKING van 20 december 2011 in de zaak met zaaknummer

Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER. BESCHIKKING van 20 december 2011 in de zaak met zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2011:BV6082 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 20-12-2011 Datum publicatie 16-02-2012 Zaaknummer 200.089.788-01 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:4777

ECLI:NL:GHARL:2017:4777 ECLI:NL:GHARL:2017:4777 Instantie Datum uitspraak 07-06-2017 Datum publicatie 16-06-2017 Zaaknummer 16/00619 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2016:2318

ECLI:NL:RBNNE:2016:2318 ECLI:NL:RBNNE:2016:2318 Instantie Datum uitspraak 26-04-2016 Datum publicatie 09-06-2016 Zaaknummer 15/2853 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Noord-Nederland Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:2607

ECLI:NL:RBDHA:2017:2607 ECLI:NL:RBDHA:2017:2607 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 16-03-2017 Datum publicatie 01-06-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 16_8226 IBPVV Belastingrecht

Nadere informatie

Vragen en antwoorden over fiscale partnerregeling en heffingskortingen

Vragen en antwoorden over fiscale partnerregeling en heffingskortingen Vragen en antwoorden over fiscale partnerregeling en heffingskortingen Dit document bevat vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en de heffingskortingen. ib 801-1z*1fd INKOMSTENBELASTING

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2014:6996

ECLI:NL:RBGEL:2014:6996 ECLI:NL:RBGEL:2014:6996 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 11-11-2014 Datum publicatie 20-11-2014 Zaaknummer AWB - 14 _ 1957 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017: Geding in cassatie. Uitspraak

ECLI:NL:HR:2017: Geding in cassatie. Uitspraak ECLI:NL:HR:2017:185 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10-02-2017 Datum publicatie 10-02-2017 Zaaknummer 15/04877 Formele relaties In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2015:3523, (Gedeeltelijke) vernietiging

Nadere informatie

Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art. 3.100, lid 1, ond.

Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art. 3.100, lid 1, ond. Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art. 3.100, lid 1, ond. b) LJN: BX8102, Gerechtshof 's-gravenhage, BK-10/00754 en 10/00233

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:5556

ECLI:NL:RBDHA:2014:5556 ECLI:NL:RBDHA:2014:5556 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 22-04-2014 Datum publicatie 14-05-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB-13_10120

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 10 januari 2014 nr. 09/01485 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 3 maart 2009, nr. 07/00372, betreffende

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 11-07-2013 Datum publicatie 17-07-2013 Zaaknummer 12-00035 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB1198 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB1198 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2007:BB1198 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 01-08-2007 Datum publicatie 07-08-2007 Zaaknummer 0600575 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en familierecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2005:AS6703

ECLI:NL:RBUTR:2005:AS6703 ECLI:NL:RBUTR:2005:AS6703 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 26-01-2005 Datum publicatie 14-03-2005 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 184276/FA RK04-5055 Personen-

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2016:4850

ECLI:NL:RBZWB:2016:4850 ECLI:NL:RBZWB:2016:4850 Instantie Datum uitspraak 19-07-2016 Datum publicatie 01-12-2016 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer AWB - 15 _ 5497 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak ECLI:NL:HR:2017:5 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 06-01-2017 Datum publicatie 06-01-2017 Zaaknummer 15/03526 Formele relaties In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2015:2209, (Gedeeltelijke) vernietiging

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2017:666. Instantie. Rechtbank Gelderland. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBGEL:2017:666. Instantie. Rechtbank Gelderland. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rechtbank Gelderland oordeelt dat aan de eisen van duurzaamheid en zelfstandigheid kan worden voldaan zonder gelijktijdig voor meerdere klanten te werken. Belanghebbende, de heer X, heeft vanaf oktober

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2005:AT3886

ECLI:NL:RBSGR:2005:AT3886 ECLI:NL:RBSGR:2005:AT3886 Instantie Datum uitspraak 14-04-2005 Datum publicatie 14-04-2005 Zaaknummer KG 05/243 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank 's-gravenhage Civiel recht

Nadere informatie

pagina 1 van 5 ECLI:NL:RBDHA:2014:6145 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 20-05-2014 Datum publicatie 04-06-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden AWB-13_10151 Belastingrecht Bijzondere kenmerken Bodemzaak

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2013:3180

ECLI:NL:GHDHA:2013:3180 ECLI:NL:GHDHA:2013:3180 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 24072013 Datum publicatie 21082013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK12/00764 Belastingrecht Hoger

Nadere informatie

Toelichting op het middel. Den Haag, 30 OKT Kenmerk: DGB

Toelichting op het middel. Den Haag, 30 OKT Kenmerk: DGB Den Haag, 30 OKT 2013 Kenmerk: DGB 2013-5372 Beroepschrift in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage y van 24 september 2013, nr. 12/00808, inzakeflhhhhhhfflffii te "Z betreffende

Nadere informatie

Afkoopsom lijfrente belast in het jaar waarin de afkoopsom vorderbaar en inbaar is

Afkoopsom lijfrente belast in het jaar waarin de afkoopsom vorderbaar en inbaar is Afkoopsom lijfrente belast in het jaar waarin de afkoopsom vorderbaar en inbaar is ECLI:NL:GHARL:2015:4336 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 16-06-2015 Datum publicatie 19-06-2015

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2010:BM1234

ECLI:NL:RBHAA:2010:BM1234 ECLI:NL:RBHAA:2010:BM1234 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 08-04-2010 Datum publicatie 15-04-2010 Zaaknummer 09/3509 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 27 047 Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het gezamenlijk gezag van rechtswege bij geboorte tijdens een geregistreerd

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:4659

ECLI:NL:CRVB:2016:4659 ECLI:NL:CRVB:2016:4659 Instantie Datum uitspraak 06-12-2016 Datum publicatie 12-12-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/1577 PW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

de inspecteur van de Belastingdienst/Randmeren/kantoor Almere,

de inspecteur van de Belastingdienst/Randmeren/kantoor Almere, Uitspraak RECHTBANK NOORD-NEDERLAND Afdeling Bestuursrecht, belastingkamer locatie Leeuwarden procedurenummer: AWB LEE 13/970 uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 17 september 2013 als bedoeld

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2016:8884

ECLI:NL:GHARL:2016:8884 ECLI:NL:GHARL:2016:8884 Instantie Datum uitspraak 08-11-2016 Datum publicatie 11-11-2016 Zaaknummer 16/00065 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht betreffende de Belastingdienst/Noord. Datum: 20-11-2013. Rapportnummer: 2013/176

Rapport. Rapport over een klacht betreffende de Belastingdienst/Noord. Datum: 20-11-2013. Rapportnummer: 2013/176 Rapport Rapport over een klacht betreffende de Belastingdienst/Noord. Datum: 20-11-2013 Rapportnummer: 2013/176 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat ondanks dat hij al twaalf jaar gescheiden van tafel

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2002:AE4462

ECLI:NL:CRVB:2002:AE4462 ECLI:NL:CRVB:2002:AE4462 Instantie Datum uitspraak 10-04-2002 Datum publicatie 03-07-2002 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 00/5247 WW, 00/5248 WW

Nadere informatie

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. 11 Oktober 2013 nr. 12/04012 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 10 juli 2012, nr. BK-11/00544,

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 3 mei 2016 in zaak nr. 15/6422 in het geding tussen:

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 3 mei 2016 in zaak nr. 15/6422 in het geding tussen: ECLI:NL:RVS:2017:659 Instantie Raad van State Datum uitspraak 15-03-2017 Datum publicatie 15-03-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604395/1/A2 Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden. LJN: AU3784, Raad van State, 200501342/1 Print uitspraak Datum uitspraak: 05-10-2005 Datum publicatie: 05-10-2005 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:3701

ECLI:NL:GHDHA:2014:3701 ECLI:NL:GHDHA:2014:3701 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 11-11-2014 Datum publicatie 02-12-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-13_1439

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220 ECLI:NL:RBMNE:2014:5220 Instantie Datum uitspraak 23-10-2014 Datum publicatie 28-10-2014 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer AWB - 14 _ 2227 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2016:10882

ECLI:NL:RBNHO:2016:10882 ECLI:NL:RBNHO:2016:10882 Instantie Datum uitspraak 28-12-2016 Datum publicatie 17-01-2017 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer C/15/245613 / FA RK 16-4085 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:3181

ECLI:NL:CRVB:2016:3181 ECLI:NL:CRVB:2016:3181 Instantie Datum uitspraak 22-08-2016 Datum publicatie 29-08-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/3877 PW-VV Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2015:4317

ECLI:NL:CRVB:2015:4317 ECLI:NL:CRVB:2015:4317 Instantie Datum uitspraak 25-11-2015 Datum publicatie 08-12-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 14/4567 WMO Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 september 2009, 08/2054 (hierna: aangevallen uitspraak),

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 september 2009, 08/2054 (hierna: aangevallen uitspraak), LJN: BO1800, Centrale Raad van Beroep, 09/5788 AOW Datum uitspraak: 29-09-2010 Datum publicatie: 27-10-2010 Rechtsgebied: Sociale zekerheid Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: De bijdrage Zvw

Nadere informatie

Gelijkwaardig ouderschap en co-ouderschap; belang van kind doorslaggevend

Gelijkwaardig ouderschap en co-ouderschap; belang van kind doorslaggevend Regelingen en voorzieningen CODE 7.2.3.38 Gelijkwaardig ouderschap en co-ouderschap; belang van kind doorslaggevend jurisprudentie bronnen EB, Tijdschrift voor scheidingsrecht, afl. 10 - oktober 2010 Gerechtshof

Nadere informatie

Belastingdienst. Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en heffingskortingen 2014

Belastingdienst. Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en heffingskortingen 2014 Belastingdienst Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en heffingskortingen 2014 Inhoud 1 Inleiding 3 1.1 Gebruikte begrippen en afkortingen 3 2 De fiscale partnerregeling

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2014:2681

ECLI:NL:GHARL:2014:2681 ECLI:NL:GHARL:2014:2681 Instantie Datum uitspraak 01-04-2014 Datum publicatie 11-04-2014 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Zaaknummer 13/00862 en 13/00863 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Huwelijksvermogensrecht journaal. September 2015

Huwelijksvermogensrecht journaal. September 2015 Huwelijksvermogensrecht journaal September 2015 Items Vinger aan de pols: Voorstel van wet 33 987, Literatuur en wetgevingsproces Ongehuwde samenlevers en vermogensregime Ongehuwden en alimentatie Pensioen

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:1768

ECLI:NL:RVS:2015:1768 ECLI:NL:RVS:2015:1768 Instantie Raad van State Datum uitspraak 03-06-2015 Datum publicatie 03-06-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201407801/1/A3 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2014:1077

ECLI:NL:RBOVE:2014:1077 ECLI:NL:RBOVE:2014:1077 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 03-03-2014 Datum publicatie 06-03-2014 Zaaknummer C/08/142520 / FA RK 13-1576 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2001:AB0583 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00157

ECLI:NL:GHAMS:2001:AB0583 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00157 ECLI:NL:GHAMS:2001:AB0583 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 28-02-2001 Datum publicatie 04-07-2001 Zaaknummer 00157 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:11833

ECLI:NL:RBDHA:2016:11833 ECLI:NL:RBDHA:2016:11833 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 03-10-2016 Datum publicatie 04-10-2016 Zaaknummer C/09/503343 / FA RK 16-214 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2017:721

ECLI:NL:RBOVE:2017:721 ECLI:NL:RBOVE:2017:721 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 15-02-2017 Datum publicatie 16-02-2017 Zaaknummer ak_16 _ 1345 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:6102

ECLI:NL:RBDHA:2016:6102 ECLI:NL:RBDHA:2016:6102 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 26-05-2016 Datum publicatie 23-06-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 5196 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie