TESTAMENT ALB. A. PLASSCHAERT AAN ALLE ZIJNE VRIENDEN

Transcriptie

1 TESTAMENT ALB. A. PLASSCHAERT AAN ALLE ZIJNE VRIENDEN

2

3

4

5 TESTAMENT

6 Zoo Twee tezamen zijn, in God-de-Liefde's Eenen Wonder Naam des Harten, betreden zij het Centrum onzer kleine Liefdewereld: onzen Kring-der-Vrienden

7 TESTAMENT ALB. A. PLASSCHAERT AAN ALLE ZIJNE VRIENDEN HILVERSUM 28 Januari 1927 UITGAVE VAN WOORD EN BEELD" -- VAN HET KEERPUNT'' EN VAN A L B. A. PLASSCHAERT GEDRIEEN'

8

9 TESTAMENT Alb. A. Plasschaert spreekt tot de 13 leden van den Permanenten Raad der Vereeniging Woord-en-Beeld; tot de medewerkers van dit Bestuur en tot alle de andere leden van Woord en Beeld; tot alre zijne andere Vrienden, buiten daze Vereeniging; -- alzoo: tot alle zijne Vrienden, Mijne Vrienden. Datgene wat ik verstaan heb, van wat God-de-Liefde mij geeft,... draag ik over als mijne Liefde-uitstraling naar de Harten mijner Vrienden. Dit is mijn Levenswerk". Aldus is ook uw aller Levens-, Liefdes-Werk. Wat gij mij geeft, in God-de-Liefde's Naam, dit geef ik U. Wat ik U geef, aldus,... dat geeft gij mij. Alle mijne Vrienden tezamen vormen mijn Wereld. In ieder hunner, in de Wonder Ure waar twee tezamen zijn in Eenen, God-de-Liefde's, Naam is mijn Wereld. Een andere wereld bestaat niet voor mij. Mijn gansche Lief deuitstraling, al mijn leven en mijn werken, is voor God, mijn Eene Vriend. En gij, mijn Vrienden, waar wij tezamen zijn in Liefde's Eenen Naam, zijt gij, voor mij, in God, mijn Eene Vriend. Zijt gij mijn Liefdewereld. De eenige Wereld, die voor mij bestaat. Waarheen ik uitdraag alles wat ik van de Liefde Gods ontvang. Om door te geven. Om weer te geven. Niets van mijn Werk is voor de tallooze en de omvangrijke werelden buiten het kleine, mij toegewezen, wereldje: buiten mijn Liefdewereld. Mijn Vriendenkring. Ik oordeel niet over deze... andere... werelden. ik weet dat zij bestaan, want om de perken van mijn eigen wereldje te leeren kennen, heb ik in 't veld daarbuiten

10 S moeten omdwalen, Ik weet dat hierin zijn... voor anderen.... Lief des-mogelijkheden. Want: zij zeggen dit. Maar boven alles weet ik, dat voor mij in deze.... andere... werelden, gééne Liefdes-mogelijkheid bestaat. Geen mogelijkheid om te leven, om te werken. Geen mogelijkheid om God te dienen... Voor mij zijn deze... andere... werelden een eindloos-eeuwige Doodenakker, waaruit geen dooden opstaan tot het leven. Waaruit de Schijn alleen verrijst met vele Namen, onpersoonlijk, 8naanwijsbaar; vervloeiend in het Al en 't Niet. In geestelingschap, dat mij een graf is. In kunstelingschap, dat mij een vloek is. In Zelfaankleving, die voor mij is wat ik noem: den Booze, het Mysterie; den Afgrond der Vernietiging van alles wat ik -- in mijn Geloof aan Godde-Liefde, -- aan U mijne Vrienden, heb te geven. * * Ik vel geen oordeel over dezen Dooden-Akker. Doch waar ik heb gekozen het Onvergankelijk leven in de Liefde, mijnen God, den Eenen, daar trek ik mij terug van 't wijde veld, waar voor mijn hart-dat-kiest geen waarden zijn te vinden; niets dan Schijn. * Maar wie kan kennen 't Eene Perk, dat God-de-Lief de hem heeft gegeven om, onvergankelijk, in te leven, in te werken? Om in te kunnen liefhebben? Om in te kunnen geven, zich aan de Eene? Wie kan kennen dit Perk, die niet heeft omgezworven op den Dooden-Akker om te leerera zijne grenzen te herkennen? De grenzen van zijn Lief de- Aarde. Van zijn Vriendenwereld. * Ik heb gezworven vele jaren met de Gaven die de Liefde Gods, voor U, mij heeft gegeven. En van den Dooden-Akker stroomden toe de Schimmen, spoken, geesten,... om te grissen naar wat lag in mijne handen. Naar wat brandde in mijn hart,.... Ik wist: het was voor geesten niet wat ik te geven had: het waren geen systemen, geene theorieën.

11 9 Geene Zelf-verschijningen. Het waren kleine Liefdegaven... In Vorm en Inhouds-straling; in Woord'' en Beeld"; bestemd niet voor wie zocht, of greep, of wenschte; maar voor wie God mij aanwees. Aan wie mijn Hart, in Liefde's keuze, ze toewees, in Twee-ëenigen Wil, ** Krachtsloopend was voor mij de strijd om mijne Liefdegaven te houden uit de handen van wie niet behooren tot mijn Liefdewereld. Krachtsloopend,... omdat, wie zwerft in 't land van wat hem Schijn is de ordinanties en de wetten van die wereld niet mag wederstreven, Wie Liefdegaven heeft te brengen moet immers eeren 't Huis, waar hij als gast ontvangen wordt.... en in hemzelf verwerken alle spanningen, die 't worstelen tegen schaduwen hem geeft. Hij mag zijn gastheer nimmer deren, ook al draagt die gastheer, in den Schijn, voor hem den Booze. Hij moet den Booze in zijn eigen stof en geest, zijn eigen zelf bestrijden. Hij mag alleen, als de Ure komt,... naar eigen Wereld -- heengaan. Toen mij de strijd om mijne Vrienden te verzamelen, dat is de strijd voor eigen Liefdewereld, zóó zwaar werd dat ik dreigde te bezwijken, is mij te hulp gekomen: de Liefde Gods, mijn Vriend. Mijn Vrienden stichtten voor mij den 14 November 1924 Woord en Beeld", de Vereeniging wier Statuten perken stellen aan mijn zoeken. En richting wijzen voor mijn eigen weren van de Doodenakker-geesten. Twee jaren heeft nu Woord-en-Beeld gewerkt en mij gesteund in mijnen arbeid. Nu is de tijd gekomen, dat mijn Vrienden, die zich zóó verzameld hebben, de vruchten plukken mogen van hun Liefde-geven. In mijn toespraak tot de leden, op 20 Februari 1926 in Amsterdam, mocht ik er o.m. op wijzen: wij vormen een levende groep; een naar buiten toe wassende gemeente; een zich in de Liefde uitlevend en tot de Liefde inkeerend Gezin". En verderop, aan het eind van het blauwe boekje, volgt een conclusie, die ik thans, met uitbreiding over alle

12 ^v artikelen, mag overnemen als de inleiding tot eene blijde boodschap, de Boodschap, dat: het Doel bereikt is. Dit is de bedoelde conclusie: Wat doen eigenlijk de artikelen van de Statuten ter zake? Zij kunnen ons een blik geven op de Voorstelling, die de Oprichters der Vereeniging zich van ons Gezin maakten. En als die Voorstelling al te veel gaat afwijken van de zich voortdurend vervormende Werkelijkheid.... welnu dan kunnen wij even de handen in elkaar slaan om de 18 artikelen met piëteit op te bergen.... in wat achter ons ligt. En om in een ander artikelenrijtje een andere voorstelling te geven van het Gezinsleven, dat ons vereenigt. Totdat ook die voorstelling moet opgeborgen worden". Mijne Vrienden, dit is de blijde boodschap: Heden zijn wij zoover gekomen, dat alle mogelijke artikelenrijtjes zijn opgeborgen. Zonder dat een onzer gehandeld heeft tegen de Wet, zooals die is neergelegd in de Statuten der Vereeniging Woord-en-Beeld, is er... a door den niet te keeren wasdom van het Leverde Gezin boven eiken omschrijvingsvorm uit... van de 18 artikelen, ze één voor één nagaande, geen enkel meer, dat zuiver uitdrukt wat er is, wat er gedaan wordt; dat volledig voorziet in iets van den Werkelijken Toestand, Het geheele veld van den Schijn, is afgegraasd in het zoeken naar onze eigen perken. En dit Perk is gevonden in deze Werkelijkheid: een kring van Vrienden, wier Liefdeverhouding-in-Gods-Naam in geen enkelen anderen vorm blijvend is uit te drukken dan Zijzelf in hunne Liefde-Daden er aan geven. Die Vriendenkring, mijn en uw wereldje, is heel wat grooter dan de ledenlijst van Woord-en-Beeld aangeeft. Behalve de levende cellen, die zich in W.-en-B. gevormd hebben, en van waaruit de geheele Vereeniging tot een Liefdeleven, dat den Schijn uitdrijft, is gekomen, heeft zich in de samenwerking van Woord-en-Beeld's Voorzitter en mij een blijvende vorm geopenbaard. Naam en wezen hiervan bestaan en zijn bestendigd in ons beider Persoonlijk-

13 beid, Zij zijn gegrondvest in ons gemeenschappelijk Weten en daardoor onvergankelijk. Bovendien zijn tijdens deze Ordening ook cellen van levende Liefde-persoonlijkheden binnen en buiten het Woord-en-Beeld-verband ontstaan, in welke cellen vele mijner Vrienden huizing hebben gevonden. En buiten, en boven, al deze groepeeringen heeft ééne Liefde-persoonlijkheid. Elisa, den 10en November 1925 gesticht Het Keerpunt". Een Huis dat tot het samenkomen van alle mijne Vrienden is ingericht. En zoo is dan thans, nu W. en B. is weggenomen van den Doodenakker, waar men het geven en ontvangen regelt door Statuten;... en waar ik niets meer geven kan, daar ik, om redenen van gezondheid, mij in twee stappen heb teruggetrokken van alles wat in de Statuten gerekend wordt tot mijnen vorm van geven te behooren;... Zoo is dan nu, terwijl voor mijne Vrienden, Woord-en-Beeld-enaren, alles weggegleden schijnt, -- dat wat ik heb te geven teruggekomen in vormen, die, thans, blijvend zijn. Zooals ik zeide: Er bestaat een kring van mij, in Gods Naam, toegewezen Vrienden. Mijn Liefdewereld. Uw Liefdewereld. Onze, onvergankelijke, Liefdewereld. Nu de grenzen zijn weggevallen tusschen Woord-en-Beeld en mijne andere Vrienden, omdat de Vereeniging Woord-en-Beeld den Doodenakker Schijn verlaten heeft en getreden is in den kring: onze Liefdewereld, -- kan ik aan alien gelijkelijk geven wat voor allen en voor ieder afzonderlijk bestemd is. Het is niet meer noodig, dat Woord-en-Beeld mijne tentoonstellingen mist en mijne lezingen, uit het feit dat de Vereeniging-als-zoodanig deze niet kan arrangeeren, sedert ik mij moet onthouden van Tederen arbeid op publiek terrein. Het is niet meer noodig, dat 500 mijner teekeningen, die voor mijne Vrienden bestemd zijn, en die ik ter beschikking stelde van W. en B. waardeloos opgeborgen liggen,... uit het feit dat er in het W. en B. verband geene mogelijkheden meer bestaan om ze dienstbaar aan hun doel te maken W. en B. behoeft geene tentoonstellingen, geene

14 12 lezingen meer te missen, want er zijn immers de Huizen Het Keerpunt" Willem de Zwijgerlaan 155, Den Haag, mijn eigen Huis Het Teeken", Hyacinthenlaan 32, Hilversum, en de Huizen van enkele mijner Vrienden, die allen openstaan voor de verwerkelijking van het doel der teekeningen en der manuscripten. Het is immers niet meer noodig een onderscheid te blijven maken tusschen de werken der collectie W. en B., -- die met 1/3 korting op den prijs voor de leden der Vereeniging te verkrijgen zijn, -- en al mijn andere werken, die ik toch ook aan mijne Vrienden geef met deze zelfde korting. Het is immers niet meer noodig ten opzichte van dit en andere privilegies een onderscheid te maken tusschen de W. en B.-leden en mijne andere vrienden, aan wie ik toch ook allen, gaarne en steeds denzelfden voorkeur gun, die Vrienden uitteraard elkander geven. Wat zou ik ander onderscheid maken dan in de gave zelve die ik heb te geven naar de eigen hartspersoonlijkheid van mijnen Vriend, die deze ontvangt? Is ieder mijner Vrienden niet mijn Vriend"? Heeft ieder niet dezelfde rechten op mijn Vriendschap, indien er in de Liefde ooit van rechten" sprake wezen kan? Eenige mijner Vrienden steunen mij in mijn Taak door vrijwillige bijdragen, die ik dankbaar aanvaard. Anderen door eene medewerking, in hun eigen werk, die voor mij onschatbaar is. Nog anderen door hun middelen in te wisselen tegen mijne middelen. En allen door hun, met geen maat te meten, Vriendschap die mij in het Geloof aan Liefde, het leven en het werken,... het Liefde-geven..., in onze Vriendenwereld mogelijk maakt. * * Zou ik dan nu niet alles geven? Zou ik nu niet aan elk mijner Vrienden, in het lichaam W. en B., of daarbuiten, de volle maat van wat ik heb te geven overdragen?... In de genoemde Huizen, waar wij elkander van aangezicht tot aangezicht ontmoeten. In

15 13 mijne teekeningen en mijn gesproken woord,... waar deze aangeboden worden aan mijne Vrienden alleen. Aan niemand buiten onzen Vriendenkring. In reproducties van teekeningen en geschriften van mij, of van anderen uit den Vriendenkring, die tot een eigen woord gekomen zijn, en welke gratis" toegezonden worden aan mijn Vrienden, alien, voor zoover mijn middelen, die zijzelve bouwen, mij dit veroorloven. En aan niemand, buiten dezen kring van Vrienden. ** Mijne Vrienden, wij hebben geene stelsels;... wij bewegen ons niet in eene Richting;... wij bespreken geene theorieën. Wij hebben niets dat waarde heeft voor... deze andere werelden, waarvan ik sprak. Waarvan wij henen gingen. Waarover wij niet oordoelen. Maar die wij niet gekozen hebben. Wij hebben geene andere dingen dan de werkjes onzer handen, van ons hart, van onze Liefde voor den Eenen God,... die wij aan elkander geven... En aan niemand buiten onzen kleinen kring van Vrienden.... te geven hebben. Die alleen op de Vleugelen der Liefdeverhouding, welke in geene wetten is vast te leggen, kunnen overgedragen worden. Evenwel, de Wereld,... die ik heb genoemd de Dooden- Akker..., bestaat. En met ons stoffelijk-sterfelijk lichaam, met onzen in vergetelheid henengaanden vergankelijken geest, staan wij vastgekleefd aan dezen Doodenakker,.... al is die ook, voor onze Liefde, Schijn. Wat wil dit zeggen, mijne Vrienden? Dat in die wereld die wij zijn dóórtreden, waarvan wij zijn teruggetreden, de wetten heerschen van Natuur en Maatschappij. De wetten tegen welke wij niet zondigen mogen,... dewijl die wereld onze gastheer is, En die,... waar wij ze eeren in de gehoorzaamheid, welke aan 't vergankelijke menschje past,... geen foltertuigen voor ons zijn,... maar middelen ter ordening, welke God-de-Liefde ons geeft.

16 14 Als werker in de maatschappij, voor mijn gezin. Voor mijn natuurlijk lijf... en voor mijn liefdeschijn: den geest betaal ik mijne belastingen; en gehoorzaam ook mijn tol aan den wil der overheden. Daartegenover beroep ik mij op de natuurwetten en op onze Nederlandsche maatschappelijke wetten: ter regeling van mijn erfenis, indien ik stoffelijk heenga. Ter handhaving van mijn auteursrecht, zoolang mijn werken, volgens Nederlandsche wetten, leven. Daarom noem ik dit woord, mijn hartsgetuigenis tot U gesproken,... mijn Testament. Maar op U, mijne Vrienden, beroep ik mij... bij leven en dood, in alle werelden, in Onvergankelijkheid... voor de bescherming der Liefdewaarden die ik U geef. Voor de handhaving mijner Liefderechten, die ik in Uwe handen stel. Voor de regeling mijner nalatenschap in Liefdegaven... overal en ten allen tijde waar mijne krachten voor deze bescherming, voor deze handhaving, voor deze regeling ontoereikend mochten blijken. En daarom is het óók, dat ik dit woord noem: mijn Testament". * * Maar ik noem het ook Uw Testament. Want gij weet wel, dat de Liefde is wederkeerig. Wat gij aan mij doet, dit doe ik aan U. Wat gij geeft aan mij of aan mijne geliefden die met mij in de Eenheid leven, dit geef ik ook aan U. Laten wij dan nu, gezamenlijk, met groote dankbaarheid erkennen, dat God onze Vleugelen der Vriendschap ontbonden heeft van alle windselen der Onpersoonlijkheid, van iederen boei der Onechtheid. Dat God den Schijn ten onzen Dienste heeft gesteld, namelijk in den Dienst der Liefde. Dat wij, -- dus, -- elkander in God-de-Liefde hebben gevonden,... om veel tezamen te werken aan ons ónomschreven Doel: God te dienen naar Zijn wil, met al de middelen, die Zijne Liefde ons geeft in ruimen mate. En hiermede groet ik u, voor heden, van ganscher harte.

17

18