ECLI:NL:PHR:2013:1028

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "ECLI:NL:PHR:2013:1028"

Transcriptie

1 ECLI:NL:PHR:2013:1028 Instantie Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 11/03509 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie Parket bij de Hoge Raad Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:1729, Gevolgd Strafrecht Kraken en strafrechtelijke ontruiming, art. 138a.1 Sr en art. 551a Sv. Beleidsbrief College P-G s d.d. 30 november 2010 betreffende het voorlopig te volgen beleid bij voorgenomen strafrechtelijke ontruimingen (Stcrt. 2010, nr ) en ECLI:NL:HR:2011:BQ Verweren m.b.t. onrechtmatigheid van een ontruiming mogelijk in de strafzaak? 2. Wederrechtelijkheid ex art. 138a Sr. Ad 1. s Hofs oordeel dat niet ter beoordeling van de strafrechter staat of een op de voet van art. 551a Sv verrichte ontruiming al of niet rechtmatig is geschied en dat verweren die ertoe strekken dat zodanige ontruiming jegens de verdachte onrechtmatig was in de strafprocedure niet aan de orde kunnen komen, is niet juist. De (on)rechtmatigheid van de uitoefening van de strafvorderlijke bevoegdheid van art. 551a Sv moet in beginsel met het oog op het zwaarwegend belang van aan een kraker toekomend huisrecht bij de onafhankelijke rechter ten toets kunnen komen. Indien, zoals i.c., voorafgaande toetsing door de burgerlijke rechter ontbreekt, moet in deze bijz. gevallen worden aanvaard dat de vraag of de ontruiming onrechtmatig was aan de strafrechter kan worden voorgelegd i.h.k.v. de strafzaak tegen de verdachte van kraken. Aantekening verdient dat indien de strafrechter bevindt dat de verdachte niet de gelegenheid heeft gehad tegen een voorgenomen ontruiming een kort geding aan te spannen (welk verweer veelal zal zijn gebaseerd op de in voornoemde beleidsbrief van het OM gestelde regels), dit verzuim niet kan gelden als een vormverzuim dat is begaan i.h.k.v. het voorbereidend onderzoek a.b.i. art. 359a Sv naar de in de strafzaak aan de verdachte tenlastegelegde overtreding van art. 138a Sr. Bij vaststelling van een dergelijk verzuim door de strafrechter kan de vereiste belangenafweging voor de proportionaliteitstoets alleen plaatsvinden als de kraker f&o aanvoert en aannemelijk maakt die in het concrete geval tot een ander dan de door de wetgever gemaakte afweging nopen, waarbij als uitgangspunt zal hebben te gelden dat een eigenaar het recht heeft om over zijn pand te beschikken zoals hij wil. Indien de strafrechter tot het oordeel komt dat de rechter in kort geding de ontruiming eerst tegen een later tijdstip of in het geheel niet zou hebben toegestaan, kan de strafrechter een schending van art. 8 EVRM constateren en evt., indien de ernst van de schending dit rechtvaardigt, daaraan het rechtsgevolg van strafvermindering verbinden. Ad 2. s Hofs oordeel dat verdachte wederrechtelijk in het pand heeft vertoefd, geeft niet blijk van een onjuiste opvatting omtrent het begrip wederrechtelijk a.b.i. art. 138a Sr. Gelet op de bewijsvoering is dat oordeel niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.

2 Vindplaatsen Rechtspraak.nl Conclusie Nr. 11/03509 Zitting: 11 juni 2013 Mr. Aben Conclusie inzake: [verdachte] 1. Het gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, heeft bij arrest van 4 mei 2011 de verdachte wegens primair medeplegen van kraken veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis, met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr. 2. Deze zaak hangt samen met de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 2] (nr. 11/03074), [medeverdachte 3] (nr. 11/03484), [medeverdachte 1] (nr. 11/03486), [medeverdachte 4] (nr. 11/03727) en [medeverdachte 5] (nr. 11/04397), waarin ik vandaag eveneens concludeer. 3. Namens de verdachte heeft een administratief ambtenaar bij het hof beroep in cassatie ingesteld 1 en heeft mr. Th.J. Kelder, advocaat te s-gravenhage, bij schriftuur twee middelen van cassatie voorgesteld. 4. Het eerste middel behelst de klacht dat het hof ten onrechte, althans ontoereikend gemotiveerd, heeft geoordeeld dat (i) de door de verdediging gevoerde verweren met betrekking tot de onrechtmatigheid van de ontruiming op grond van art. 552a Sv in de strafzaak jegens de verdachte niet aan de orde kunnen komen, (ii) de hantering van de ontruimingsbevoegdheid los moet worden gezien van de vraag naar het optreden in het kader van de opsporing en vervolging van strafbare feiten, (iii) de hantering van die bevoegdheid tot ontruiming niet als strafvorderlijke bevoegdheid kan worden aangemerkt, en (iv) de hantering van die bevoegdheid los staat van de daaraan voorafgaande verdenking ter zake van art. 138a Sr. Daardoor heeft het hof de verweren die betrekking hebben op de onrechtmatigheid van de ontruiming ten onrechte onbesproken gelaten, aldus de steller van het middel. 5. De stukken van het geding 2 houden, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in: (i) In 2009 was het voormalige bedrijfspand aan de Koningin Wilhelminalaan 7-9 in Utrecht eigendom van woningbouwcorporatie SGBB. Dit pand werd gebruikt voor kamerbewoning door 93 studenten. (ii) Op 4 september 2009 heeft de brandweer tijdens een controle in verband met kamerverhuur geconstateerd dat er in het pand een ernstige brandgevaarlijke situatie bestond met acuut gevaar voor de huurders en de gebruikers, waarna het pand op diezelfde dag op last van de burgemeester is ontruimd. (iii) In 2010 is het pand verkocht aan woningbouwvereniging Mitros, die het gehele pand in gebruik heeft gegeven aan het bedrijf Anti-Kraak B.V. Het pand stond op de nominatie om gesloopt te worden en de uiteindelijke bestemming van de grond was woningbouw en maatschappelijk vastgoed, terwijl de start van dat project was gepland voor (iv) Op 31 oktober 2010 omstreeks 15:50 uur is door de politie ontdekt dat het pand was gekraakt. De officier van justitie heeft aanvankelijk geen toestemming gegeven voor de ontruiming van het pand, omdat het pand meer dan een jaar leeg heeft gestaan, er in de tussentijd niets is gebeurd en eerst

3 meer informatie diende te worden ingewonnen over het pand en de krakers voordat tot ontruiming zou worden overgegaan. (v) Op 31 oktober 2010 omstreeks 23:55 uur heeft de eigenaar van Anti-Kraak B.V. de verlichting in het pand uitgeschakeld door de hoofdschakelaar uit te zetten. (vi) Op 1 november 2010 omstreeks 10:30 uur is aan de hoofdinspecteur van politie en aan de wijkagent door de woordvoerder van de krakers (medeverdachte [medeverdachte 1]) de toegang tot het pand geweigerd. (vii) Op 1 november 2010 is uit onderzoek door de politie gebleken dat in het perceel met nummer 9 door bemiddeling van Anti-Kraak B.V. een drietal bedrijven met in totaal 30 à 35 werknemers zijn gevestigd. De eigenaar van één van deze bedrijven heeft verklaard dat hij en zijn collega s in de uitoefening van hun werk worden belemmerd door de krakers en dat alle doorgangen en brandgangen zijn gebarricadeerd, waardoor er een levensgevaarlijke situatie is ontstaan. (viii) Op 1 november 2010 omstreeks 14:00 uur is mede op basis van dit onderzoek alsnog besloten om over te gaan tot de ontruiming van het gekraakte pand. (viii) Op 1 november 2010 omstreeks 16:45 uur is de politie naar het pand toegegaan en heeft de hoofdinspecteur van politie tegen de krakers - die op dat moment op de eerste etage voor de openstaande ramen stonden - geroepen dat het pand zou worden ontruimd. Toen daarop door de krakers werd gereageerd met het gooien van grote tomaten en flesjes water, heeft de hoofdinspecteur van politie de commandant van de brand en traangaseenheid van de politie de opdracht gegeven met een schriftelijke machtiging het pand binnen te treden. (ix) Na het binnentreden is gebleken dat er in het pand buitengewoon veel goederen door de krakers zijn vernield. 6. Blijkens de op de terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitnotities heeft de raadsvrouw van de verdachte bepleit dat de ontruiming van het pand onrechtmatig is geweest. De raadsvrouw heeft daartoe het volgende aangevoerd. Voor het binnentreden van een woning ter ontruiming op grond van art. 551a Sv is een machtiging tot binnentreden vereist, terwijl deze in het onderhavige geval ontbrak. Het is zorgwekkend dat de politie bevoegd is om huurders en andere legale gebruikers op basis van art. 551a Sv (naar achteraf kan blijken) ten onrechte uit een pand te verwijderen. Voorts heeft het gerechtshof te s-gravenhage bij arrest van 8 november 2010, LJN BO3682 in een civiele spoedprocedure geoordeeld dat ontruimen op grond van art. 551a Sv in verbinding met art. 138a Sr zonder een voorafgaande rechterlijke toetsing in strijd is met art. 8 EVRM en met art. 13 EVRM, terwijl in het onderhavige geval het pand is ontruimd voordat de krakers in de gelegenheid zijn gesteld om de zaak aan een rechter voor te leggen. Bovendien hadden de krakers een huisrecht, nu het pand is gebruikt om te overnachten, in het pand maaltijden zijn bereid en in het pand persoonlijke bezittingen zijn opgeborgen. Ten slotte gaat de stelling van het openbaar ministerie dat het pand op grond van de toepasselijke beleidsregels (Stcrt. 2 december 2010, nr ) wel ontruimd mocht worden vanwege brandgevaar, niet op Het hof heeft in reactie op dit verweer onder het kopje ontvankelijkheid van het openbaar ministerie; inleiding: gevoerde verweren met betrekking tot de rechtmatigheid van de ontruiming van het pand en het door het hof gehanteerde toetsingskader geoordeeld dat het uitsluitend de verweren zal behandelen die betrekking hebben op de vraag naar de rechtmatigheid van het handelen ter opsporing en vervolging alsmede de vragen die verband houden met de uitleg van hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd en dat de verweren betreffende de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie die buiten het door het hof gehanteerde toetsingskader vallen worden verworpen. Het hof heeft daartoe het volgende aangevoerd. De hantering van de ontruimingsbevoegdheid moet los worden gezien van de vraag naar het optreden in het kader van de opsporing en vervolging van strafbare feiten, ook al is er sprake van een zekere overlap tussen beide. Voorts kan aan het hof uitsluitend de vraag worden voorgelegd of de hantering van strafprocessuele

4 bevoegdheden tot aanhouding van de verdachte en tot binnentreden in het gebouw rechtmatig is geweest. Bovendien kan de hantering van de bevoegdheid tot ontruiming niet als strafvorderlijke bevoegdheid worden aangemerkt, aangezien deze niet - zoals is gedefinieerd in art. 132a Sv - het nemen van strafvorderlijke beslissingen ten doel heeft. Daarnaast kent de tekst van art. 551a, tweede volzin, Sv een afzonderlijk geformuleerde bevoegdheid toe aan opsporingsambtenaren. Voorts is deze bevoegdheid als accessoir of bijkomend aan te merken en staat de hantering ervan los van een daaraan voorafgaande verdenking van overtreding van art. 138a Sr. Hoewel het hof onderkent dat bij de hantering van de (vergaande) ontruimingsbevoegdheid ruimte is voor verdere ontwikkeling op het gebied van rechtsbescherming, kunnen daarmee verband houdende vragen in de onderhavige procedure niet aan de orde komen. 8. Bij wet van 24 juli 2010 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, de Leegstandswet en enige andere wetten in verband met het verder terugdringen van kraken en leegstand (Wet kraken en leegstand) 4 is art. 429sexies (oud) Sr (een overtreding) komen te vervallen en is een nieuw art. 138a Sr ingevoerd. Dit nieuwe artikel is op de onderhavige zaak van toepassing, nu deze wetswijziging op 1 oktober 2010 in werking is getreden en het bewezenverklaarde feit in de periode van 31 oktober 2010 tot en met 1 november 2010 is begaan. 5 Art. 138a Sr omschrijft als misdrijf een algehele strafbaarstelling van kraken: het wederrechtelijk binnendringen of vertoeven in een woning of gebouw waarvan het gebruik door de rechthebbende is beëindigd. Voordien was alleen strafbaar het kraken van in gebruik zijnde woningen (art. 138 Sr, huisvredebreuk) en het kraken van woningen en gebouwen waarvan het gebruik door de rechthebbende niet meer dan twaalf maanden voorafgaande aan die wederrechtelijke ingebruikname was beëindigd (art. 429sexies (oud) Sr) In zijn arrest van 9 oktober 2009, LJN BJ1254, NJ 2010/213 m.nt. Mevis heeft de (civiele kamer van de) Hoge Raad beslist dat voor strafrechtelijke ontruimingen van kraakpanden door de politie op last van het openbaar ministerie geen basis kan worden gevonden in art. 429sexies (oud) Sr, in art. 2 Politiewet 1993 of in art. 124 RO, zodat zonder nadere formele wetgeving geen rechtsgrondslag bestaat voor zulke ontruimingen, die inbreuk maken op het grondwettelijk en verdragsrechtelijk beschermde huisrecht van de kraker. Nadien (eveneens op 1 oktober 2010) is bij de Wet kraken en leegstand art. 551a Sv ingevoerd. Met deze bepaling heeft de wetgever beoogd om de voorheen bestaande praktijk met betrekking tot strafrechtelijke ontruimingen op grond van verdenking van overtreding van art. 138 Sr of art. 429sexies (oud) Sr, die door voornoemd arrest van de Hoge Raad uit 2009 onwettig was geoordeeld, te kunnen continueren door ontruimingen op strafvorderlijke titel van een wettelijke basis te voorzien Art. 551a Sv, dat is opgenomen in Boek IV, Titel VIII ( bijzondere bepalingen omtrent opsporing van feiten, strafbaar gesteld bij het Wetboek van Strafrecht ), luidt als volgt: In geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in de artikelen 138, 138a en 139 van het Wetboek van Strafrecht kan iedere opsporingsambtenaar de desbetreffende plaats betreden. Zij zijn bevoegd alle personen die daar wederrechtelijk vertoeven, alsmede alle voorwerpen die daar ter plaatse worden aangetroffen, te verwijderen of te doen verwijderen. 11. Ten aanzien van deze ontruimingsbevoegdheid houdt de tweede nota van wijziging 8 het volgende in:

5 Deze nota van wijziging heeft tot doel zeker te stellen dat woningen en gebouwen die zijn gekraakt op strafvorderlijke titel kunnen worden ontruimd. Deze bevoegdheid is thans niet uitdrukkelijk in de wet geregeld. Met deze nota van wijziging wordt daarin voorzien. De reden is dat verschillende gerechtshoven recentelijk verschillend oordeelden over de vraag of de wet thans voldoende basis biedt om het grondwettelijk en verdragsrechtelijk gewaarborgde huisrecht - dat ook toekomt aan personen die een niet in gebruik zijnde woning of gebouw hebben gekraakt - op strafvorderlijke titel te beperken. ( ) De voorgestelde bevoegdheid heeft tot doel zeker te stellen dat de jarenlange praktijk van ontruimingen op strafvorderlijke titel onverkort kan worden gecontinueerd. Het betreft daarmee een technische wijziging waarmee staand beleid wordt voortgezet. Indien het pand met inzet van de bij deze nota van wijziging voorziene bevoegdheid is ontruimd, is daarmee het feitelijk gebruik van de woning beëindigd, en daarmee ook het huisrecht van de krakers. ( ) Het voorgestelde artikel 551a Sv is naar artikel 55, tweede lid, Sv gemodelleerd en expliciteert dat opsporingsambtenaren die op strafvorderlijke titel optreden ook daadwerkelijk de bevoegdheid hebben om te komen tot een feitelijke verwijdering van de krakers uit het pand. De reden om deze bevoegdheid in de Achtste Titel van het Vierde Boek van het Wetboek van Strafvordering op te nemen, is dat deze titel bevoegdheden betreft die alleen van betekenis zijn voor een aantal specifieke strafbare feiten. ( ) De eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, die bij de uitoefening van elke strafvorderlijke bevoegdheid in acht behoren te worden genomen, brengen mee dat de krakers in de regel eerst in de gelegenheid worden gesteld vrijwillig het pand te verlaten. 12. Voorts houdt de memorie van antwoord 9 dienaangaande nog het volgende in: Ons uitgangspunt is dat de jarenlange praktijk waarin kraakpanden op strafvorderlijke titel werden ontruimd, voorzien van een adequate wettelijke grondslag, kan worden gecontinueerd. Dit uitgangspunt is uitgewerkt in het voorgestelde artikel 551a Sv waarin aan opsporingsambtenaren de bevoegdheid wordt verleend bij verdenking van kraken tot ontruiming over te gaan. Voor ontruiming van kraakpanden behoeven zij - op grond van de Algemene wet op het binnentreden - een machtiging van de (hulp)officier van justitie. In de voorgestelde bepaling is, conform de tot nu toe geldende praktijk, niet voorzien in een vereiste van voorafgaand verlof van een rechter. Dat betekent niet dat de rechter geen rol toekomt. De strafrechter kan bij de berechting van de krakers beoordelen of de ontruiming rechtmatig was. Indien de strafrechter oordeelt dat de bevoegdheid onrechtmatig is uitgeoefend, kan hij daaraan rechtsgevolgen verbinden, zoals bijvoorbeeld strafvermindering. Daarnaast kunnen krakers zich tot de civiele rechter wenden, indien zij menen dat een strafvorderlijke ontruiming van hun pand onrechtmatig is. Bij aangekondigde ontruimingen kan op initiatief van de krakers in kort geding voorafgaande toetsing door de rechter plaatsvinden. Uit de «trias politica» vloeit niet voort dat dwangmiddelen die een beperking opleveren van een grondrecht alleen met voorafgaand verlof van een rechter mogen worden ingezet. Zo kan een verdachte op grond van artikel 55, tweede lid, Sv door opsporingsambtenaren (met machtiging van de (hulp)officier van justitie) worden aangehouden in diens woning, waarbij zowel het huisrecht als het recht op vrijheid in het geding zijn. Ook daarvoor is geen voorafgaand verlof door een rechter vereist. 13. Naar aanleiding van het arrest van (de voorzieningenrechter in) het gerechtshof te s-gravenhage van 8 november 2010, LJN BO heeft het College van procureurs-generaal een beleidsbrief opgesteld over het voorlopig te volgen beleid bij voorgenomen strafrechtelijke ontruimingen. 11 Het hof heeft in dat arrest onder meer geoordeeld dat uit een oogpunt van effectieve rechtsbescherming van het huisrecht de ontruiming van het kraakpand in beginsel slechts kan plaatsvinden nadat de krakers het oordeel van de voorzieningenrechter in eerste aanleg over de rechtmatigheid van de ontruiming hebben kunnen inroepen, dat het openbaar ministerie wel de uitkomst daarvan moet afwachten maar niet de uitkomst van een eventueel daartegen door de krakers ingesteld hoger beroep behoeft af te wachten, dat voor de effectiviteit van het rechtsmiddel is vereist dat - behoudens bijzondere omstandigheden - de ontruiming op een zodanig tijdstip wordt aangekondigd dat er voldoende

6 gelegenheid is om een kort geding aanhangig te maken, en dat bij gebreke van een regeling ter zake in de Wet kraken en leegstand slechts nauwkeurig omschreven en deugdelijk gepubliceerde beleidsregels van het openbaar ministerie een voldoende waarborg dienaangaande bieden. 12 De beleidsbrief van het College van procureurs-generaal houdt het volgende in: Uitgangspunt Het kraakverbod, dat vanaf 1 oktober 2010 van kracht is, zal door politie en Openbaar Ministerie onverkort worden gehandhaafd. Krakers weten dat zij zich schuldig maken aan een strafbaar feit (overtreding van art. 138, 138a of 139 Sr) en dat zij derhalve rekening dienen te houden met ontruiming van het door hen gekraakte pand. Krakers hebben de mogelijkheid om tegen een voorgenomen ontruiming een kort geding aan te spannen. Rekening houdend met het arrest van het Gerechtshof te Den Haag, is besloten dat ontruimingen op basis van art. 551a Sv in beginsel aan de bewoners van een kraakpand worden aangekondigd en dat in beginsel zal worden gewacht met ontruimen totdat de voorzieningenrechter zich over een voorgenomen ontruiming heeft uitgelaten, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, die hierna nader worden omschreven. Aankondiging en kort geding Een ontruiming wordt door of namens het Openbaar Ministerie schriftelijk bij de bewoners van het te ontruimen pand aangekondigd, tenzij sprake is van de hieronder genoemde uitzonderingsgevallen. In de aankondiging wordt vermeld dat de ontruiming zal plaatsvinden binnen acht weken na de aankondiging (eventueel, maar niet noodzakelijk, met vermelding van de precieze voorgenomen ontruimingsdatum), doch niet binnen de eerste zeven dagen van die termijn, teneinde de krakers in de gelegenheid te stellen binnen die zeven dagen een kort geding aanhangig te maken door middel van het uitbrengen van een dagvaarding tegen de Staat met daarin een datum en tijd van behandeling. Bij de berekening van deze termijn wordt de Algemene termijnenwet aangehouden. Indien (tijdig) van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, zal het vonnis van de voorzieningenrechter worden afgewacht. Indien (en zodra) zich een of meer bijzondere omstandigheden voordoen, zoals hieronder omschreven, kan het wederrechtelijk bewoonde pand terstond - en dus zonder dat een eventueel kort geding wordt afgewacht - worden ontruimd. Bijzondere omstandigheden In bepaalde omstandigheden kan worden afgeweken van de hoofdregel om ontruimingen van te voren aan te kondigen en te wachten met ontruimen tot een voorzieningenrechter in eerste aanleg uitspraak heeft gedaan. Dit betreft de volgende situaties: - de krakers worden verdacht van huisvredebreuk (138 Sr) waarbij het huisrecht van een ander wordt geschonden; - de krakers worden verdacht van andere strafbare feiten, tengevolge waarvan de rechthebbende van het pand ernstig wordt getroffen (bijvoorbeeld: een bedrijf kan door de kraak niet meer functioneren of er worden ernstige vernielingen aangericht); - door de wederrechtelijke bewoning ontstaat een gevaarlijke situatie of blijft deze in stand voor de krakers zelf, voor hun omgeving (bijvoorbeeld brandgevaar of instortingsgevaar) of voor bij

7 ontruimingen betrokken personen (bijvoorbeeld door het barricaderen van panden of het aanbrengen van boobytraps); - er is sprake van (ernstige vrees voor) verstoring van de openbare orde en veiligheid door de krakers, in of in de omgeving van het wederrechtelijk bewoonde pand. 14. De ontruimingsbevoegdheid van art. 551a Sv is in de wet opgenomen in de titel betreffende opsporingsbevoegdheden die alleen gelden voor een aantal specifieke strafbare feiten (Titel VIII van Boek IV), terwijl de tekst van deze bepaling is gemodelleerd naar art. 55, tweede lid, Sv (de betredingsbevoegdheid ter aanhouding). Voorts blijkt uit de hiervoor onder 11 en 12 weergegeven wetsgeschiedenis dat de rechter in de ogen van de initiatiefnemers van het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de Wet kraken en leegstand een rol behoort te spelen bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de ontruiming. Enerzijds kan de strafrechter achteraf bij de berechting van de krakers de rechtmatigheid van de verrichte ontruiming beoordelen en - indien hij van oordeel is dat de bevoegdheid onrechtmatig is uitgeoefend - daaraan rechtsgevolgen verbinden, onder meer in de vorm van strafvermindering. Anderzijds kan de civiele rechter vooraf de rechtmatigheid van de aangekondigde ontruiming beoordelen, indien de krakers daartegen een kort geding aanspannen. Bovendien schrijven de hiervoor onder 13 weergegeven beleidsregels van het openbaar ministerie voor dat een ontruiming door het openbaar ministerie schriftelijk vooraf bij de bewoners van het te ontruimen pand wordt aangekondigd, tenzij sprake is van één van de uitzonderingsgevallen, zoals die waarin door de krakers ernstige vernielingen worden aangebracht of door de wederrechtelijke bewoning brandgevaar wordt veroorzaakt. 15. Het hof heeft bij wijze van toetsingskader ten aanzien van de bepleite onrechtmatigheid van de ontruiming van het pand geoordeeld dat het uitsluitend de verweren zal behandelen die betrekking hebben op de vraag naar de rechtmatigheid van het handelen ter opsporing en vervolging alsmede de vragen die verband houden met de uitleg van hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd, nu de hantering van de ontruimingsbevoegdheid los moet worden gezien van de vraag naar het optreden in het kader van de opsporing en vervolging van strafbare feiten, de hantering van de bevoegdheid tot ontruiming niet als strafvorderlijke bevoegdheid kan worden aangemerkt, de tekst van art. 551a, tweede volzin, Sv een afzonderlijk geformuleerde bevoegdheid toekent aan opsporingsambtenaren, en deze bevoegdheid als accessoir of bijkomend is aan te merken en de hantering daarvan losstaat van een daaraan voorafgaande verdenking van overtreding van art. 138a Sr. 16. Aldus overwegende heeft het hof onvoldoende inzicht gegeven in zijn gedachtegang. Indien het hof heeft geoordeeld dat de rechter überhaupt geen rol kan spelen bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de ontruiming, berust dat oordeel gelet op hetgeen hiervoor onder 14 is uiteengezet op een onjuiste rechtsopvatting. Indien het hof daaraan niet is voorbijgegaan en heeft geoordeeld dat de strafrechter in het onderhavige geval niet over de rechtmatigheid van de ontruiming kan oordelen omdat deze beoordeling aan de civiele rechter toekomt, is zijn oordeel zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk. De politie heeft immers op 31 oktober 2010 ontdekt dat het desbetreffende pand was gekraakt waarna zij het pand op 1 november 2010 heeft ontruimd, zonder dat de ontruiming door het openbaar ministerie conform de beleidsregels betreffende strafrechtelijke ontruimingen eerst schriftelijk bij de bewoners van het te ontruimen pand is aangekondigd. Bovendien heeft het hof niet vastgesteld dat zich een uitzonderingsgeval heeft voorgedaan op grond waarvan kon worden afgeweken van de hoofdregel om ontruimingen van te voren aan te kondigen en te wachten met ontruimen tot een voorzieningenrechter in eerste aanleg uitspraak heeft gedaan. Uit de hiervoor onder 5 weergegeven stukken van het geding kan weliswaar worden afgeleid dat er mogelijk sprake is geweest van door de krakers aangebrachte ernstige vernielingen en/of door de wederrechtelijke bewoning veroorzaakt brandgevaar, maar daaromtrent heeft het hof niets overwogen. Daarnaast heeft het hof evenmin vastgesteld dat door de krakers

8 geen kort geding is aangespannen tegen de (voorgenomen) ontruiming dan wel dat zij niet van plan zouden zijn geweest een kort geding aanhangig te maken, terwijl de stukken van het geding eerder aanwijzingen bevatten dat de krakers dat wel hadden gedaan c.q. van plan waren dat te doen. De - zich bij de stukken van het geding bevindende - op 31 oktober 2010 door medeverdachte [medeverdachte 1] aan verbalisant [verbalisant 1] overgelegde documenten bevatten namelijk een schrijven van Bewonersgroep Wilhelmientje van 31 oktober 2010, gericht aan de officier van justitie, met de mededeling dat de krakers op voorhand een kort geding aanhangig hebben gemaakt tegen de staat. Bij die documenten bevindt zich voorts een concept dagvaarding gericht tegen de Nederlandse staat, waarin de op deze zaak betrekking hebbende specifieke gegevens overigens nog niet zijn ingevuld Gelet op het voorgaande kunnen de overige in het middel vervatte klachten 14 buiten bespreking blijven. 18. Het middel slaagt. 19. Het tweede middel bevat de klacht dat het hof ten onrechte, althans ontoereikend gemotiveerd, het verweer dat van wederrechtelijk vertoeven geen sprake is geweest en het verweer dat de verdachte zich niet bewust was van het wederrechtelijke karakter van dat vertoeven, heeft verworpen, nu het hof een onjuiste uitleg heeft gegeven aan het bestanddeel wederrechtelijk zoals opgenomen in de tenlastelegging. De bewezenverklaring is, voor zover inhoudende dat de verdachte wederrechtelijk in het gebouw heeft vertoefd, niet naar de eis der wet met redenen omkleed terwijl het vereiste opzet evenmin uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid, aldus de steller van het middel. 20. Overeenkomstig de inleidende dagvaarding is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat: hij in de periode van 31 oktober 2010 tot en met 1 november 2010 te Utrecht tezamen en in vereniging met anderen in een gebouw gelegen aan de Koningin Wilhelminalaan 7, waarvan het gebruik door de rechthebbende is beëindigd, wederrechtelijk heeft vertoefd. 21. Blijkens de gebezigde bewijsmiddelen heeft het hof ten aanzien van dit feit het volgende vastgesteld. Op 31 oktober 2010 is een kantoorpand (het voormalige KPN-gebouw) gevestigd aan de Koningin Wilhelminalaan 7 in Utrecht door ongeveer vijftig krakers - onder wie de verdachte - gekraakt (bewijsmiddelen 1, 2 en 6). Dit pand is een jaar daarvoor ontruimd en stond op dat moment leeg (bewijsmiddelen 3 en 5). Het pand, dat eigendom was van woningbouwvereniging Mitros, was nog niet verhuurd en stond op de nominatie om gesloopt te worden (bewijsmiddelen 2, 3 en 4). Voorts heeft Mitros aan niemand het recht of de toestemming gegeven om het pand te kraken (bewijsmiddel 2). Op het moment dat twee politieagenten bij het pand gingen kijken, zijn zij aangesproken door medeverdachte [medeverdachte 1] (bewijsmiddel 5). [medeverdachte 1] heeft zich voorgedaan als woordvoerder van de krakers en hij heeft tegen de verbalisanten verklaard dat er een vijftigtal personen in het pand aanwezig waren die in geval van een ontruiming niet vrijwillig zouden weggaan en dat het pand zou worden betrokken voor huisvesting (bewijsmiddel 5). Vervolgens heeft [medeverdachte 1] aan een andere verbalisant een aantal documenten overgedragen betreffende de bedoeling van de kraakactie (bewijsmiddel 5). Eén van deze documenten betrof een brief van [medeverdachte 1] aan Mitros, inhoudende dat het pand is bezet en dat hij deze brief mede namens de medebewoners heeft geschreven als bewoner van dit pand (bewijsmiddel 6). Op 1 november 2010 heeft de ontruiming van het pand plaatsgevonden, waarbij [medeverdachte 1] in de centrale hal van het gebouw is aangetroffen, terwijl hij samen met de verdachte met zijn armen in gestort beton zat

9 (bewijsmiddelen 7 en 8). Voorts is de verdachte in de hal van het gebouw aangehouden op verdenking van overtreding van art. 138a Sr (bewijsmiddelen 7 en 8). Ten slotte heeft de verdachte op de terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat het zijn bedoeling was om in het pand te wonen (bewijsmiddel 1). 22. Zoals blijkt uit de op de terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitnotities heeft de raadsvrouw van de verdachte bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit, nu het bestanddeel wederrechtelijk niet kan worden bewezenverklaard. De raadsvrouw heeft daartoe het volgende aangevoerd. Er is geen sprake geweest van wederrechtelijk vertoeven, aangezien de krakers aanvankelijk niet werden ontruimd. Bovendien waren de verdachte en de andere krakers door de mededeling van de politie dat het openbaar ministerie niet zou gaan ontruimen, in de veronderstelling dat het een civiele zaak zou worden tussen de eigenaar van het pand en de krakers. Daarnaast ontbrak de wederrechtelijkheid aan het vertoeven, nu wederrechtelijk betekent zonder daartoe gerechtigd te zijn, zonder eigen recht of in strijd met het objectieve recht Voorts heeft de raadsvrouw blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep in aanvulling op haar pleitnotities nog aangevoerd dat er geen sprake was van wederrechtelijk vertoeven, nu de verdachte niet is gevorderd zich te verwijderen. Daartoe heeft de raadsvrouw het volgende aangevoerd. Op grond van art. 138a Sr had de verdachte moeten worden gevorderd zich te verwijderen, aangezien daarmee de ontruiming kon worden voorkomen. De verdachte en de andere krakers wisten niet dat zij wederrechtelijk in het pand verbleven, omdat voornoemde vordering niet was gedaan. Bovendien dachten zij dat het niet wederrechtelijk was, zo lang de kort geding procedure werd afgewacht. 24. Het hof heeft in reactie op dit verweer, voor zover gegrond op de stelling dat het pand in eerste instantie niet is ontruimd, onder het kopje verweren met betrekking tot het bewijs van het tenlastegelegde geoordeeld dat het in het pand vertoeven van de verdachte wederrechtelijk was en dat die stand van zaken bleef voortduren tot aan het moment waarop aan het vertoeven van de verdachte in het pand door zijn aanhouding een einde werd gemaakt. Het hof heeft daartoe het volgende overwogen. Het bestanddeel wederrechtelijk in de zin van art. 138a Sr dient te worden uitgelegd als zonder toestemming van de rechthebbende, terwijl niet is gebleken dat door of vanwege de rechthebbende toestemming is verleend aan de verdachte voor het (voortgezette) verblijf in het pand, nadat daarin door één of meer personen was binnengedrongen. Bovendien is evenmin gebleken van enige eigen, aan het objectieve recht te ontlenen bevoegdheid van de verdachte om in het pand te verblijven. Voorts heeft het hof in reactie op het verweer, voor zover dat berust op de stelling dat voorafgaande aan de aanhouding van de verdachte door of namens de rechthebbende geen vordering is gericht tot de verdachte om het pand te ontruimen, geoordeeld dat deze eis geen steun vindt in het recht. Het hof heeft daartoe het volgende overwogen. Art. 138a Sr bevat - anders dan art. 138 Sr - niet een dergelijke voorwaarde voor strafbaarheid, terwijl deze voorwaarde daarin gelet op de wetsgeschiedenis evenmin dient te worden ingelezen. In de nota van wijziging (Kamerstukken II 2008/09, , nr. 5) is dit bestanddeel, dat in het oorspronkelijke wetsvoorstel nog wel voorkwam, door de initiatiefnemers van de wet immers uitdrukkelijk geschrapt met het doel de reikwijdte van de strafbepaling juist niet in deze zin te beperken. Ten slotte heeft het hof in reactie op het verweer, voor zover dat is gegrond op de stelling dat de verdachte zich zonder voorafgaande vordering of waarschuwing niet bewust zou zijn geweest van het wederrechtelijke karakter van zijn verblijf, geoordeeld dat zonder meer moet worden aangenomen dat de verdachte zich bewust was van het ontbreken van toestemming vanwege de rechthebbende voor zijn vertoeven in het pand.

10 25. De tenlastelegging is wat betreft het primair tenlastegelegde toegesneden op art. 138a, eerste lid, Sr. Daarom moet het in de bewezenverklaarde tenlastelegging voorkomende begrip wederrechtelijk geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in dat artikellid. 26. Art. 138a, eerste lid, Sr luidt als volgt: Hij die in een woning of gebouw, waarvan het gebruik door de rechthebbende is beëindigd, wederrechtelijk binnendringt of wederrechtelijk aldaar vertoeft, wordt, als schuldig aan kraken, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie. 27. Ten aanzien van het schrappen van het (in het oorspronkelijke wetsvoorstel nog wel opgenomen) bestanddeel zich niet op vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijdert in dit artikellid houdt de memorie van toelichting zoals gewijzigd naar aanleiding van het advies van de Raad van State 16 het volgende in: I ALGEMEEN DEEL ( ) Bewijstechnische problemen met het huidige strafrechtelijke instrumentarium ( ) Verder is uit de praktijk gebleken dat het vereiste - conform artikel 429sexies Sr - van de vordering van de rechthebbende om de woning of het gebouw aanstonds te ontruimen, tot problemen leidt. Door dit wettelijke vereiste kunnen krakers die in een pand aanwezig zijn - of een deel van de krakers - stellen, dat zij de vordering niet hebben ontvangen dan wel niet hebben gehoord en kunnen daarmee mogelijk strafrechtelijke vervolging ontlopen. Een ander nadeel hiervan is dat als de krakers meteen aan de vordering voldoen, zij niet strafbaar zijn en dus vaak gedurende de periode die tot aan de vordering van de rechthebbende verstrijkt, straffeloos in een pand kunnen verblijven. Ook in dergelijke gevallen is de moeite die de politie en het Openbaar Ministerie in een zaak tegen de krakers hebben gestoken voor niets geweest. ( ) Vervallen van de vordering van de rechthebbende zich aanstonds te verwijderen Zoals in het voorgaande reeds is aangegeven, is nu - conform artikel 429sexies Sr - slechts het niet voldoen aan een vordering van de rechthebbende om een wederrechtelijk in gebruik genomen woning of gebouw aanstonds te ontruimen strafbaar. Aangezien, naar hiervoor in deze memorie van toelichting naar voren kwam, uit de handhavingspraktijk is gebleken dat het vereiste van de vordering van de rechthebbende zich aanstonds te verwijderen bewijsproblemen oplevert, hebben wij ervoor gekozen dit vereiste uit artikel 429sexies Sr niet over te nemen in de voorgestelde strafbaarstelling van kraken. Aldus worden het wederrechtelijk binnendringen van en het wederrechtelijk vertoeven in het leegstaande pand als zodanig strafbaar gesteld. Dat achten wij ook vanuit het oogpunt van duidelijke normstelling gewenst, omdat krakers die zich al wederrechtelijk in een pand bevinden niet meer aan strafrechtelijke aansprakelijkheid kunnen ontkomen door het pand op vordering van de rechthebbende aanstonds te ontruimen. Wij zijn dan ook van mening dat in de wet duidelijk tot uitdrukking dient te worden gebracht dat ook reeds het wederrechtelijk binnendringen van of vertoeven in een gebouw of woning strafbaar is. ( )

11 II ARTIKELSGEWIJS ( ) Eerste lid Het eerste lid van het voorgestelde artikel 138a-nieuw Sr bouwt voort op het bestaande artikel 429sexies, eerste en tweede lid, Sr. Om in het algemeen deel van deze memorie van toelichting uiteengezette redenen is het vereiste van een door de krakers genegeerde vordering van de rechthebbende zich te verwijderen niet overgenomen. De vraag van het College van procureursgeneraal of het schrappen van dit vereiste noodzakelijk is, beantwoorden wij om dezelfde redenen bevestigend. Door het schrappen van dit vereiste wordt strafbaar het wederrechtelijk binnendringen of vertoeven in een leegstaand pand. 28. Voorts houdt de memorie van antwoord 17 dienaangaande nog het volgende in: De strafbaarstelling van huisvredebreuk vereist dat de indringer «zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijdert» (artikel 138 lid 1 Sr). Kunnen de initiatiefnemers de leden van de fractie van GroenLinks uitleggen waarom dit niet is opgenomen in het voorgestelde artikel 138a? Dit bestanddeel was aanvankelijk opgenomen in de strafbepaling zoals deze in het oorspronkelijke wetsvoorstel was voorgesteld. Bij nader rapport hebben wij dit bestanddeel geschrapt omdat navraag bij de uitvoeringspraktijk leerde dat dit bestanddeel bewijsproblemen oplevert. Door dit bestanddeel te schrappen kunnen krakers niet langer voorwenden de vordering om zich te verwijderen niet te hebben ontvangen of gehoord. 29. Voor de omschrijving van dit misdrijf en de uitleg van de daarin voorkomende bestanddelen kan aansluiting worden gezocht bij de strafbaarstelling van huisvredebreuk (art. 138 Sr 18 ). 19 De strekking van art. 138a, eerste lid, Sr brengt mee dat als "binnendringen" in de zin van deze bepaling moet worden beschouwd het betreden van een woning of gebouw, waarvan het gebruik door de rechthebbende is beëindigd, indien degene die zich daarin begeeft dat doet tegen de voor hem - hetzij door een verklaring van de rechthebbende, hetzij op grond van enige andere omstandigheid - onmiskenbare wil van de rechthebbende. Door toevoeging van het woord "wederrechtelijk" is buiten twijfel gesteld dat het binnendringen of het vertoeven in de woning of het gebouw - ook al geschiedt dit tegen de wil van de rechthebbende - niet strafbaar is indien dit uit anderen hoofde gerechtvaardigd zou zijn In de literatuur wordt ten aanzien van het bestanddeel wederrechtelijk in het algemeen en in (het met art. 138a, eerste lid Sr verwante) art. 138, eerste lid, Sr in het bijzonder het volgende opgemerkt. De Hullu 21 acht in strijd met het objectieve recht op zichzelf een adequate omschrijving van dit bestanddeel. Een dergelijke min of meer uniforme omschrijving heeft grote voordelen voor de rechtszekerheid en is systematisch goed verdedigbaar. Een werkbare definitie concentreert zich volgens hem op onrechtmatigheid, die in het bijzonder wegvalt bij acceptatie van een strafrechtelijke rechtvaardigingsgrond. Een strikt civiel- of bestuursrechtelijke uitleg van het bestanddeel is niet aan de orde. Voorts ligt de nadruk meestal op het tweede aspect van de hiervoor gegeven omschrijving, dat wil zeggen dat er geen sprake is van wederrechtelijkheid in geval van acceptatie van een strafuitsluitingsgrond die de strafbaarheid van het feit aantast. Volgens De Hullu lijkt de Hoge Raad uit te gaan van een algemene, ruime inhoud van het bestanddeel wederrechtelijk, veelal vertaald met in strijd met het (objectieve) recht.

12 31. Ten Voorde 22 merkt naar aanleiding van het betoog van De Hullu op dat anderen menen dat van de omschrijving van wederrechtelijk als in strijd met het objectieve recht te weinig restrictie uitgaat en dat zij pleiten voor een meer delictspecifieke interpretatie (de zogenaamde facetwederrechtelijkheid), al dan niet vertrekkend vanuit een algemene omschrijving van wederrechtelijkheid als bestanddeel. Dat zou ertoe kunnen leiden dat onder wederrechtelijkheid zonder eigen recht of bevoegdheid wordt verstaan. Nader toegespitst op art. 138 Sr zou dit bestanddeel zonder toestemming van de rechthebbende - waarmee de bewoner of de eigenaar van de woning kan worden bedoeld - kunnen betekenen. Volgens Ten Voorde lijkt ook de Hoge Raad in het kader van art. 138 Sr uit te gaan van een meer restrictieve interpretatie van het bestanddeel wederrechtelijk door te bepalen dat van wederrechtelijk binnendringen in beginsel sprake is, indien dit tegen de onmiskenbare wil van de rechthebbende geschiedt. Daarmee lijkt tot uitdrukking te worden gebracht dat die wil ook bij de verdachte kenbaar moet zijn geweest ten tijde van het binnendringen of het zich vertoeven in de woning. Dit zou er op kunnen duiden dat de Hoge Raad wat deze strafbepaling betreft facetwederrechtelijkheid heeft aanvaard. 32. Volgens Remmelink 23 ligt de betekenis zonder (eigen) recht het dichtst bij de bedoeling van de wetgever. De interpretatie van wederrechtelijk als in strijd met het subjectieve recht van een ander of in strijd met het (objectieve) recht wordt door hem afgewezen. Hij komt tot de conclusie dat het wellicht het beste is om - in overeenstemming met de hierna te bespreken opvatting van Van Veen - voor elk delict de betekenis van wederrechtelijk afzonderlijk vast te stellen. Deze betekenis zal telkens aan de hand van het doel van de bepaling en haar geschiedenis moeten worden ingevuld. Weliswaar zal de uitkomst in deze visie bijna altijd zonder recht zijn maar er zullen volgens hem uitzonderingen zijn. 33. Fokkens 24 merkt op dat een uitleg van het begrip wederrechtelijk als zonder daartoe gerechtigd te zijn het beste aansluit op de geschiedenis en het systeem van het wetboek, al gaat deze uitleg wellicht iets verder dan de wetgever oorspronkelijk bedoeld heeft. De wetgever dacht namelijk eerder aan zonder eigen recht en had daarbij het oog op legitimatie allereerst door het civiele recht en mogelijk ook door het publiekrecht, kortom door bevoegdheden (of subjectieve rechten). 34. Ook Machielse 25 is van mening dat de oorspronkelijke betekenis van het bestanddeel wederrechtelijk wezenlijk samenvalt met de term zonder daartoe gerechtigd te zijn. Hij staat afwijzend tegenover interpretaties die aan het bestanddeel wederrechtelijk steeds, ongeacht de delictsomschrijving waarin het bestanddeel functioneert, de betekenis toekennen van tegen het recht, hetzij tegen het objectieve recht hetzij tegen het subjectieve recht van een ander. De leer van de facetwederrechtelijkheid past binnen de oorspronkelijke bedoeling van de wetgever met de invoering van het bestanddeel wederrechtelijk in een delictsomschrijving. Deze invoering was immers bedoeld om gedragingen die misschien letterlijk wel onder de delictsomschrijving zouden vallen, daar toch van uit te zonderen, wanneer degene die de gedraging verrichtte daartoe bevoegd was. Volgens Machielse heeft de wetgever de term wederrechtelijk in art. 138 Sr gehandhaafd, omdat een burger die bij brandgevaar een vreemd huis zou binnendringen zich niet op een wettelijk voorschrift zou kunnen beroepen. 35. Van Veen 26 bepleit een interpretatie van het bestanddeel wederrechtelijk per delict, de zogenaamde facetwederrechtelijkheid. Per delictsomschrijving waarin de wederrechtelijkheid voorkomt, zou moeten worden onderzocht welke, eventueel specifieke, inhoud aan dit bestanddeel moet worden gegeven. In iedere delictsomschrijving waarin het bestanddeel wederrechtelijk

13 voorkomt zal dus gezocht moeten naar de specifieke beperking die de wetgever met dit bestanddeel heeft willen aanbrengen. Met de term facetwederrechtelijkheid doelt Van Veen op de omstandigheid dat de wetgever telkens een bepaald facet van wederrechtelijkheid op het oog heeft. Het onbevoegde, het niet daartoe gerechtigd zijn, zal telkens dienen te worden uitgelegd met het oog op het typische onrecht dat de wetgever in een delictsomschrijving voor ogen heeft gestaan en zal geplaatst moeten worden tegen de achtergrond van de belangen die de wetgever door de strafbaarstelling van in de strafbepaling omschreven gedragingen heeft willen beschermen. 36. In navolging van mijn voormalige ambtgenoot Jörg 27 ben ik mede gelet op de - hiervoor in noot 20 aangehaalde - jurisprudentie ten aanzien van art. 138, eerste lid, Sr van mening dat een delictspecifieke interpretatie van het bestanddeel wederrechtelijk de voorkeur geniet. Van de overkoepelende uitleg in de zin van in strijd met het objectieve recht gaat immers te weinig restrictie uit, terwijl dit wel de bedoeling van de wetgever was. De wetgever wenste immers normaal gedrag niet te criminaliseren en heeft door de opname van het extra bestanddeel wederrechtelijk de werkingssfeer van sommige strafbepalingen beperkt. In de door mij bepleite beperkte interpretatie van wederrechtelijkheid kan wederrechtelijk worden gedefinieerd als zonder eigen recht of bevoegdheid. Nader toegespitst op art. 138a Sr betekent dit dat aan voornoemd bestanddeel is voldaan, indien de verdachte zonder toestemming van de rechthebbende - te weten de eigenaar van het leegstaande gebouw - in het gebouw binnendringt of aldaar vertoeft. 37. Het hof heeft geoordeeld dat het in het pand vertoeven van de verdachte wederrechtelijk was, nu het bestanddeel wederrechtelijk in de zin van art. 138a Sr dient te worden uitgelegd als zonder toestemming van de rechthebbende, niet is gebleken dat door de rechthebbende toestemming is verleend aan de verdachte voor het verblijf in het pand nadat daarin door één of meer personen was binnengedrongen, en evenmin is gebleken van enige eigen - aan het objectieve recht te ontlenen - bevoegdheid van de verdachte om in het pand te verblijven. 38. In het licht van hetgeen hiervoor is uiteengezet over de betekenis van het bestanddeel wederrechtelijk, geeft dit oordeel geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting, terwijl het gelet op het navolgende evenmin onbegrijpelijk is. Uit de verklaring van [betrokkene 1], die als accountmanager BOG maatschappelijk vastgoed werkzaam was bij woningbouwvereniging Mitros, volgt immers dat namens de eigenaar van het gekraakte gebouw (Mitros) aan de verdachte en aan de andere krakers geen toestemming is gegeven om in het gebouw te verblijven (bewijsmiddel 2). Bovendien is door of namens de verdachte niet aangevoerd noch is anderszins aannemelijk geworden dat de verdachte en de andere krakers wel over een dergelijke toestemming zouden beschikken. Daarnaast is niet aannemelijk geworden dat het vertoeven van de krakers in het gebouw uit anderen hoofde gerechtvaardigd zou zijn. De enkele niet nader onderbouwde stelling van de raadsvrouw van de verdachte dat de politie zou hebben medegedeeld dat het openbaar ministerie niet zou gaan ontruimen zodat de verdachte en de andere krakers in de veronderstelling verkeerden dat het een civiele zaak zou worden tussen de eigenaar van het gebouw en de krakers, is daarvoor onvoldoende. Voorts heeft de woordvoerder van de krakers (medeverdachte [medeverdachte 1]) verklaard dat de krakers in geval van een ontruiming niet vrijwillig zouden weggaan (bewijsmiddel 5), waaruit kan worden afgeleid dat de krakers zelf kennelijk ook op de hoogte waren van het feit dat zij tegen de wil van de rechthebbende in het gebouw verbleven. Ten slotte duidt ook de wijze waarop een aantal krakers tijdens de ontruiming door de politie in het pand zijn aangetroffen - medeverdachte [medeverdachte 1] zat samen met de verdachte met zijn armen in gestort beton (bewijsmiddelen 7 en 8) - er niet op dat de krakers een eigen bevoegdheid meenden te hebben om in het pand te verblijven. Aldus heeft het hof het in hoger beroep gevoerde verweer betreffende het ontbreken van wederrechtelijkheid op goede gronden en toereikend gemotiveerd verworpen. In het licht van hetgeen de raadsvrouw ter onderbouwing van dit verweer heeft aangevoerd, was het hof niet gehouden tot een nadere motivering.

14 39. Anders dan in de toelichting op het middel wordt betoogd, ligt in de overwegingen van het hof geenszins een onjuiste bewijslastverdeling besloten, terwijl diens oordeel niet in strijd is met de onschuldpresumptie. De verdachte bevond zich immers in een gebouw waarvan hij zelf niet de eigenaar was, zodat het op zijn weg had gelegen om aan te tonen dat hij desondanks met toestemming van de rechthebbende dan wel uit anderen hoofde in dat pand mocht verblijven. 40. Voor zover in de toelichting op het middel wordt aangevoerd dat het hof bij de beoordeling van de vraag of sprake was van wederrechtelijk vertoeven ten onrechte niet heeft betrokken dat de verdachte in de vorm van het huisrecht een eigen recht had om in het pand te verblijven, miskent de steller van het middel dat de verdediging in hoger beroep ter onderbouwing van het verweer dat de verdachte dient te worden vrijgesproken omdat het bestanddeel wederrechtelijk niet kan worden bewezenverklaard, geen beroep heeft gedaan op het huisrecht van de verdachte. Zoals bij de bespreking van het eerste middel is uiteengezet, heeft de verdediging enkel in het kader van het verweer betreffende de onrechtmatigheid van de ontruiming (zoals hiervoor onder 6 is weergegeven) het huisrecht van de verdachte naar voren gebracht. Derhalve was het hof niet gehouden bij de verwerping van het verweer betreffende het ontbreken van wederrechtelijkheid het huisrecht te betrekken. 41. Voorts wordt in de toelichting op het middel geklaagd over het oordeel van het hof dat zonder meer moet worden aangenomen dat de verdachte zich bewust was van het ontbreken van toestemming vanwege de rechthebbende voor zijn vertoeven in het pand. 42. Dit feitelijke oordeel is - zoals hiervoor onder 38 reeds is uiteengezet - gelet op de verklaring van de woordvoerder van de krakers (medeverdachte [medeverdachte 1]) betreffende de opstelling van de krakers (bewijsmiddel 5) en de wijze waarop de krakers (onder wie de verdachte) zich in het gebouw hadden verschanst (bewijsmiddel 7), niet onbegrijpelijk. Deze bewustheid volgt dan ook wel degelijk uit de gebezigde bewijsmiddelen, zodat het hof niet gehouden was tot een nadere motivering op dit punt. 43. Voor zover in de toelichting op het middel ter onderbouwing van deze klacht nog wordt aangevoerd dat het enkele feit dat de verdachte zich ervan bewust zou zijn dat er vanwege de rechthebbende geen toestemming was verleend voor zijn vertoeven in het pand, niet voldoende is voor het voor een bewezenverklaring vereiste opzet op het wederrechtelijke karakter van zijn gedraging, geldt het navolgende. Nog daargelaten dat uit hetgeen hiervoor onder 38 is uiteengezet volgt dat de verdachte en de andere krakers wel degelijk moeten hebben geweten dat zij tegen de wil van de rechthebbende in het gebouw verbleven, impliceert het wederrechtelijk in het gebouw vertoeven opzet van de verdachte, terwijl het opzet niet hoeft te zijn gericht op de wederrechtelijkheid Kortom, gelet op de hiervoor 21 weergegeven vaststellingen heeft het hof uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen kunnen afleiden dat de verdachte in de periode van 31 oktober 2010 tot en met 1 november 2010 te Utrecht tezamen en in vereniging met anderen in een gebouw gelegen aan de Koningin Wilhelminalaan 7, waarvan het gebruik door de rechthebbende is beëindigd, wederrechtelijk heeft vertoefd. De bewezenverklaring is derhalve naar de eis der wet met redenen omkleed.

ECLI:NL:HR:2015:3021. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/05204

ECLI:NL:HR:2015:3021. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/05204 ECLI:NL:HR:2015:3021 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 13-10-2015 Datum publicatie 14-10-2015 Zaaknummer 14/05204 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:2082,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000368-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd ECLI:NL:HR:2014:381 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-02-2014 Datum publicatie 19-02-2014 Zaaknummer 13/02084 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 05-04-2011 Datum publicatie 07-04-2011 Zaaknummer 21-002244-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. arrest GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN locatie Arnhem Afdeling strafrecht Parketnummer: X Uitspraak d.d.: 15 juni 2016 TEGENSPRAAK Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger

Nadere informatie

Datum 5 november 2012 Onderwerp Antwoorden kamervragen over strafrechtelijke ontruiming van krakers

Datum 5 november 2012 Onderwerp Antwoorden kamervragen over strafrechtelijke ontruiming van krakers 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2010:BN0043

ECLI:NL:PHR:2010:BN0043 ECLI:NL:PHR:2010:BN0043 Instantie Datum uitspraak 16-11-2010 Datum publicatie 16-11-2010 Zaaknummer 09/03684 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie Parket bij de Hoge Raad

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 Instantie Datum uitspraak 24-04-2013 Datum publicatie 24-04-2013 Zaaknummer 20-000702-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06 ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 06-03-2007 Datum publicatie 06-03-2007 Zaaknummer 00636/06 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 16 februari 2017 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 16 februari 2017 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2017:1898 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 16-02-2017 Datum publicatie 24-05-2017 Zaaknummer 23-002215-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

ECLI:NL:GHARL:2017:2188 ECLI:NL:GHARL:2017:2188 Instantie Datum uitspraak 15-03-2017 Datum publicatie 15-03-2017 Zaaknummer 21-006632-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Strafrecht

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 Instantie Datum uitspraak 03-02-2009 Datum publicatie 05-02-2009 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-002670-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK ECLI:NL:GHAMS:2016:5593 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-001668-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993 ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993 Instantie Datum uitspraak 07-09-2010 Datum publicatie 18-10-2010 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-005986-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:GHDHA:2016:935 ECLI:NL:GHDHA:2016:935 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 31-03-2016 Datum publicatie 06-04-2016 Zaaknummer 22-004068-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999 ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999 Instantie Datum uitspraak 16-05-2012 Datum publicatie 16-05-2012 Zaaknummer 20-002733-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2009:BI7758

ECLI:NL:RBHAA:2009:BI7758 ECLI:NL:RBHAA:2009:BI7758 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 12-05-2009 Datum publicatie 12-06-2009 Zaaknummer 156351 - KG ZA 09-197 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

1. De Rechtbank Amsterdam heeft op 30 december 2014 het door klager op de voet van art. 552a Sv ingediend klaagschrift ongegrond verklaard.

1. De Rechtbank Amsterdam heeft op 30 december 2014 het door klager op de voet van art. 552a Sv ingediend klaagschrift ongegrond verklaard. ECLI:NL:PHR:2016:86 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 05-01-2016 Datum publicatie 08-03-2016 Zaaknummer 15/02696 Formele relaties Rechtsgebieden Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:385, Gevolgd

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4699

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4699 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4699 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000669-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig. ECLI:NL:RBOVE:2016:1480 Instantie: Rechtbank Overijssel Datum uitspraak: 26-04-2016 Datum publicatie: 26-04-2016 Zaaknummer: 08.910038-15 (P) Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5390 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-11-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer 23-003117-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158 ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 14-07-2010 Datum publicatie 22-07-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 16-711123-09 [P] Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833 ECLI:NL:PHR:2014:1700 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 01-07-2014 Datum publicatie 26-09-2014 Zaaknummer 12/04833 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 31-03-2004 Datum publicatie 08-04-2004 Zaaknummer 06/060115-03 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 16-11-2011 Datum publicatie 18-11-2011 Zaaknummer 13/656781-11 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman) ECLI:NL:GHAMS:2016:5673 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-11-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-003159-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029 ECLI:NL:GHSHE:2015:2029 Instantie Datum uitspraak 03-06-2015 Datum publicatie 03-06-2015 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 20-000203-14 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992 ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 14-07-2011 Datum publicatie 26-07-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 16/600081-11; 16/600434-10 (tul)

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:GHDHA:2015:84 ECLI:NL:GHDHA:2015:84 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 27-01-2015 Datum publicatie 27-01-2015 Zaaknummer 22000511-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483 ECLI:NL:HR:2014:2652 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-09-2014 Datum publicatie 10-09-2014 Zaaknummer 13/01257 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie In cassatie op

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 31-05-2017 Zaaknummer 08/910083-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Raadkamer

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558 ECLI:NL:RBGEL:2016:2558 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 12-05-2016 Datum publicatie 19-05-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 7447 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-06-2016 Datum publicatie 16-08-2016 Zaaknummer 23-003649-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 Instantie Datum uitspraak 11-11-2009 Datum publicatie 11-11-2009 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-002029-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 15-04-2011 Datum publicatie 15-04-2011 Zaaknummer 19.605555-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674 ECLI:NL:GHAMS:2016:3674 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 12-09-2016 Datum publicatie 12-09-2016 Zaaknummer 23-004422-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLEE:2000:AA5099

ECLI:NL:RBLEE:2000:AA5099 ECLI:NL:RBLEE:2000:AA5099 Instantie Rechtbank Leeuwarden Datum uitspraak 23-02-2000 Datum publicatie 22-12-2003 Zaaknummer 17/095089-99 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006 ECLI:NL:RBDHA:2014:1006 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 29-01-2014 Datum publicatie 29-01-2014 Zaaknummer 09/818467-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775 ECLI:NL:GHAMS:2014:3775 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-07-2014 Datum publicatie 05-12-2014 Zaaknummer 23-004323-13 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190 Rapport Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190 2 Klacht Verzoekers klagen erover dat het regionale politiekorps Utrecht hun verzoek om vergoeding van de schade als gevolg van een politieonderzoek in

Nadere informatie

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016. ECLI:NL:GHAMS:2016:5663 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 07-09-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-000259-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:978

ECLI:NL:GHSHE:2017:978 ECLI:NL:GHSHE:2017:978 Instantie Datum uitspraak 17-02-2017 Datum publicatie 10-03-2017 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 20-003836-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5286 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 13-12-2016 Zaaknummer 23-000227-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 16-12-2015 Datum publicatie 16-12-2015 Zaaknummer 23-000433-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388 ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388 Instantie Datum uitspraak 10-02-2011 Datum publicatie 14-02-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-001943-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291 ECLI:NL:GHDHA:2017:2291 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 24-05-2017 Datum publicatie 09-08-2017 Zaaknummer 22-005150-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ECLI:NL:OGEAA:2016:411 ECLI:NL:OGEAA:2016:411 Instantie Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba Datum uitspraak 05-02-2016 Datum publicatie 22-06-2016 Zaaknummer 426 van 2015, P-2015/06927 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Rapport. Datum: 16 april 2002 Rapportnummer: 2002/107

Rapport. Datum: 16 april 2002 Rapportnummer: 2002/107 Rapport Datum: 16 april 2002 Rapportnummer: 2002/107 2 Klacht Verzoeker klaagt over het optreden van het regionale politiekorps Utrecht op 1 februari 2001 naar aanleiding van een kraakactie. Hij klaagt

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2007:208

ECLI:NL:GHARN:2007:208 ECLI:NL:GHARN:2007:208 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 25-05-2007 Datum publicatie 11-04-2016 Zaaknummer 21-004591-06 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:959. Wetboek van Strafvordering 51f

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:959. Wetboek van Strafvordering 51f ECLI:NL:HR:2017:221 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 14-02-2017 Datum publicatie 14-02-2017 Zaaknummer 14/03452 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:629

Nadere informatie

B en W. nr d.d

B en W. nr d.d B en W. nr. 12.1047 d.d. 6-1-2012 Onderwerp Schriftelijke vragen aan het college van Burgemeester en wethouders van het raadslid F.ZEVENBERGEN en G.Gruting (VVD) d.d. 5 oktober 2012 over de gekraakte panden

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2015:738

ECLI:NL:GHSHE:2015:738 ECLI:NL:GHSHE:2015:738 Instantie Datum uitspraak 09-03-2015 Datum publicatie 09-03-2015 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 20-003525-14 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

3. Het eerste middel klaagt dat het bewezenverklaarde medeplegen niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.

3. Het eerste middel klaagt dat het bewezenverklaarde medeplegen niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid. ECLI:NL:PHR:2014:215 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 28-01-2014 Datum publicatie 26-03-2014 Zaaknummer 12/05667 Formele relaties Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:715, Gevolgd Rechtsgebieden

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2016:7721

ECLI:NL:RBMNE:2016:7721 ECLI:NL:RBMNE:2016:7721 Instantie Datum uitspraak 09-12-2016 Datum publicatie 08-06-2017 Zaaknummer 16.228054-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2008:BO1540

ECLI:NL:GHSGR:2008:BO1540 ECLI:NL:GHSGR:2008:BO1540 Instantie Datum uitspraak 16-07-2008 Datum publicatie 25-10-2010 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-006152-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak vonnis GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO Parketnummer: 500.00480/17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak Vonnis van dit Gerecht in de strafzaak tegen de verdachte: R.M.C., geboren op Curaçao, wonende

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:1213

ECLI:NL:GHAMS:2017:1213 ECLI:NL:GHAMS:2017:1213 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 28-03-2017 Datum publicatie 10-04-2017 Zaaknummer 23-000918-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2016:10161

ECLI:NL:RBROT:2016:10161 ECLI:NL:RBROT:2016:10161 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 04-11-2016 Datum publicatie 13-01-2017 Zaaknummer 10/710336-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2012:BT8778

ECLI:NL:HR:2012:BT8778 ECLI:NL:HR:2012:BT8778 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10-01-2012 Datum publicatie 10-01-2012 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 10/02260 P Conclusie:

Nadere informatie

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/174

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/174 Rapport Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/174 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat ambtenaren van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland hem op 14 december 2005 hebben aangezegd

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:479. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/01158

ECLI:NL:HR:2017:479. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/01158 ECLI:NL:HR:2017:479 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 21-03-2017 Datum publicatie 21-03-2017 Zaaknummer 16/01158 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:167,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:205

ECLI:NL:GHDHA:2014:205 ECLI:NL:GHDHA:2014:205 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 06-02-2014 Datum publicatie 06-02-2014 Zaaknummer 2200071413 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 Instantie Datum uitspraak 15-08-2017 Datum publicatie 16-08-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.216.119_01

Nadere informatie

B en W. nr d.d

B en W. nr d.d B en W. nr. 12.1046 d.d. 6-11-2012 Onderwerp Schriftelijke vragen aan het college van Burgemeester en wethouders van de raadsleden M. Van Sandick en A. Bonestroo (CDA) d.d. 4 oktober 2012 inzake kraakpand

Nadere informatie

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ec Instantie Datum uitspraak 07-10-2015 Datum publicatie 07-10-2015 Rechtbank Oost-Brabant

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2010:BM5070

ECLI:NL:RBSGR:2010:BM5070 ECLI:NL:RBSGR:2010:BM5070 Instantie Datum uitspraak 12-05-2010 Datum publicatie 19-05-2010 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer 365458 - KG ZA 10-564 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:5840

ECLI:NL:RBDHA:2017:5840 ECLI:NL:RBDHA:2017:5840 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 01-06-2017 Datum publicatie 01-06-2017 Zaaknummer 09/852030-17 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen ECLI:NL:RVS:2013:375 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-07-2013 Datum publicatie 17-07-2013 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201209590/1/A1 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 Instantie Datum uitspraak 17-10-2011 Datum publicatie 25-10-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-003332-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe,

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, X Z (belanghebbende), \ beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 4 juli 2013. Bij brief van 11 oktober 2013 heeft de griffier mij

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355 ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 20-11-2007 Datum publicatie 21-11-2007 Zaaknummer 19.830186-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2001:AD4466

ECLI:NL:HR:2001:AD4466 ECLI:NL:HR:2001:AD4466 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 13-11-2001 Datum publicatie 21-03-2002 Zaaknummer 03391/00 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2001:AD4466

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2003:AH9998

ECLI:NL:HR:2003:AH9998 ECLI:NL:HR:2003:AH9998 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 21-10-2003 Datum publicatie 23-10-2003 Zaaknummer 02580/02 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2003:AH9998

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9715

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9715 ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9715 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 26-05-2011 Datum publicatie 29-06-2011 Zaaknummer 16-504228-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba S T R A F V O N N I S

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba S T R A F V O N N I S Strafzaken over 2017 Datum uitspraak: 3 mei 2017 Zaaknummer: H 212/2016 Parketnummer: 100.00046/14 Tegenspraak Vonnis no. AV GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire,

Nadere informatie

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2015.

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2015. ECLI:NL:RBROT:2015:7773 Instantie: Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak: 29-10-2015 Datum publicatie: 02-11-2015 Zaaknummer: 11/870399-12.ov Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg

Nadere informatie

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de. vonnis RECHTBANK NOORD-HOLLAND Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf Locatie Schiphol Meervoudige strafkamer Parketnummer: Uitspraakdatum: 8 april 2013 Tegenspraak Strafvonnis Dit vonnis is gewezen naar

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 25-09-2007 Datum publicatie 28-09-2007 Zaaknummer 06/580261-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293 ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 01-12-2005 Datum publicatie 01-12-2005 Zaaknummer 16/501029-05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193 ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193 Instantie Datum uitspraak 12-02-2013 Datum publicatie 28-05-2013 Zaaknummer 21-004366-12 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Strafrecht

Nadere informatie

3. Alvorens ik toekom aan de bespreking van het middel, besteed ik aandacht aan de vraag of de klager in zijn cassatieberoep kan worden ontvangen.

3. Alvorens ik toekom aan de bespreking van het middel, besteed ik aandacht aan de vraag of de klager in zijn cassatieberoep kan worden ontvangen. ECLI:NL:PHR:2016:606 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 07-06-2016 Datum publicatie 07-07-2016 Zaaknummer 15/03064 Formele relaties Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:1420, Gevolgd Rechtsgebieden

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 320 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot het hoger beroep in strafzaken, het aanwenden van gewone rechtsmiddelen

Nadere informatie

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11 ECLI:NL:GHSHE:2015:3566 Instantie: Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak: 16-09-2015 Datum publicatie: 17-09-2015 Zaaknummer: 20-002514-14 Rechtsgebieden: Materieel strafrecht Strafprocesrecht Bijzondere

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2015:4984 Rechtbank Midden-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C/16/ / HA RK

ECLI:NL:RBMNE:2015:4984 Rechtbank Midden-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C/16/ / HA RK ECLI:NL:RBMNE:2015:4984 Instantie Rechtbank Midden-Nederland Datum uitspraak 03-07-2015 Datum publicatie 06-07-2015 Zaaknummer C/16/393610 / HA RK 15-129 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511 ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 10-02-2010 Datum publicatie 10-02-2010 Zaaknummer 06/800866-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:61 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer K13/0320

ECLI:NL:GHAMS:2014:61 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer K13/0320 ECLI:NL:GHAMS:2014:61 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-01-2014 Datum publicatie 22-01-2014 Zaaknummer K13/0320 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Raadkamer

Nadere informatie

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba BESLISSING

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba BESLISSING GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba BESLISSING gegeven naar aanleiding van diverse verzoeken van de verdediging in de strafzaak in

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2006:AW3559

ECLI:NL:HR:2006:AW3559 ECLI:NL:HR:2006:AW3559 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 03-10-2006 Datum publicatie 02-07-2008 Zaaknummer 01447/05 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AW3559

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2014:2288

ECLI:NL:PHR:2014:2288 ECLI:NL:PHR:2014:2288 Instantie Datum conclusie 25-11-2014 Parket bij de Hoge Raad Datum publicatie 17-12-2014 Zaaknummer 14/00065 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

betreft: [klager] datum: 8 september 2014

betreft: [klager] datum: 8 september 2014 nummer: 14/794/GA betreft: [klager] datum: 8 september 2014 De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010 Rapport Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014 Rapportnummer: 2014/010 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het College van procureurs-generaal

Nadere informatie

Parketnummer: /19 Uitspraak: 8 april 2019 Tegenspraak

Parketnummer: /19 Uitspraak: 8 april 2019 Tegenspraak vonnis GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO Parketnummer: 500.00067/19 Uitspraak: 8 april 2019 Tegenspraak Vonnis van dit Gerecht in de strafzaak tegen de verdachte: N. S., geboren op te Aruba, wonende

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002

ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002 ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002 Instantie Rechtbank Maastricht Datum uitspraak 16-02-2011 Datum publicatie 17-02-2011 Zaaknummer 03-702714-08 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden. LJN: AU3784, Raad van State, 200501342/1 Print uitspraak Datum uitspraak: 05-10-2005 Datum publicatie: 05-10-2005 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij

Nadere informatie