ECLI:NL:PHR:2016:423 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 15/01946

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "ECLI:NL:PHR:2016:423 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 15/01946"

Transcriptie

1 ECLI:NL:PHR:2016:423 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 15/01946 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:2117, Gevolgd Civiel recht Art. 81 lid 1 RO. Aansprakelijkheid bank wegens schending zorgplicht? Belegging van particulier vermogen in notes van Lehman Brothers. Beleggingsprofiel; ken uw cliënt -beginsel. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Conclusie Rolnr. 15/01946 Mr. M.H. Wissink Zitting: 20 mei 2016 conclusie in de zaak van 1. [eiser 1] en 2. [eiseres 2] eisers tot cassatie (hierna gezamenlijk [eiser] c.s.) tegen Staalbankiers N.V. verweerster in cassatie (hierna: de Staalbankiers) Deze zaak betreft de aansprakelijkheid van de bank wegens schending van haar zorgplicht in verband

2 met een belegging in een Lehman Brothers Note. 1. Feiten [eiser] c.s. heeft de Duitse nationaliteit en woont net over de grens in Bad Bentheim, Duitsland. Hij heeft eind 2003 een effectenbemiddelingsovereenkomst met Staalbankiers gesloten, een effectenrekening geopend en vervolgens een bedrag van ,- belegd in het beleggingsfonds Multi Market Bond van Robeco. Op 12 juli 2007 is deze positie verkocht en viel er ongeveer , - vrij. [eiser] c.s. heeft dit bedrag eerst op een zogeheten Staal Spaarrekening gezet. Vervolgens heeft Staalbankiers op 17 juli 2007 voor dit bedrag een deposito voor een maand voor [eiser] c.s. geopend. 1.2 Op 14 respectievelijk 16 november 2007 heeft [eiser] c.s. van het vrijgevallen bedrag van ,- op eigen initiatief ruim ,- belegd in diverse fondsen (Fidelity India Focus Fund, Fidelity Financial Services Fund, Fidelity China Focus, Unit ishares comex gold trust en K+S). 1.3 Op 14 november 2007 is er een Vragenlijst als ondersteuning bij het bepalen van het cliëntprofiel en beleggingsprofiel van [eiser] c.s. ingevuld. 1.4 [betrokkene] (de toenmalige beleggingsadviseur van Staalbankiers) heeft [eiser] c.s. op 23 november 2007 thuis bezocht en met hem onder meer het product Staalbankiers Garantiebeheer (hierna: SGB) besproken. Tijdens deze bespreking heeft [eiser] c.s. een Cliëntrapportage Beleggingsprofiel ondertekend (hierna: de cliëntrapportage). Hierin staat onder meer dat het startvermogen ,- bedraagt en dat de doelhorizon 10 jaar is. Voorts is vermeld dat [eiser] c.s. kiest voor het beleggingsprofiel Offensief. 1.5 Het beleggingsprofiel offensief is vastgesteld aan de hand van de bij de cliëntrapportage gevoegde ingevulde vragenlijst (hierna: de vragenlijst), die eveneens door [eiser] c.s. is ondertekend. In de vragenlijst zijn met een *-teken onder meer de volgende antwoorden aangekruist: Vraag 5 Welk doel heeft u met uw beleggingen? Aanvulling op uw huidig inkomen. Aanvulling op uw toekomstig inkomen (aanvullend pensioen). Streven naar een vast bedrag (vermogen) voor een specifieke uitgave in de toekomst. * Algemene vermogensgroei (correctie voor inflatie / goed rendement). Combinatie, aanvulling inkomen en vermogensgroei. Speculeren op korte termijn beursontwikkelingen. ( ) Vraag 16 Welk gedeelte van uw vrij belegbaar vermogen (bezittingen minus schulden exclusief woonhuis en hypotheek) belegt u of gaat u beleggen? Minder dan 10%. * Tussen de 10% en 25%. Tussen de 25% en 50%. Meer dan 50%. ( )

3 Deze vragen en antwoorden zijn identiek aan die in de vragenlijst van 14 november 2007 (genoemd onder 1.3). 1.6 [eiser] c.s. heeft vervolgens voor een bedrag van ,- belegd in het product SGB. Op 26 november 2007 heeft Staalbankiers een door [eiser] c.s. getekend exemplaar van de vermogensbeheerovereenkomst inclusief vier bijlagen ontvangen (hierna: de vermogensbeheerovereenkomst). In bijlage 1 staat dat het vermogen onder beheer ,- bedraagt. In bijlage 2 is als beleggingsdoel vermeld algemene vermogensgroei en als risicoprofiel neutraal. Als restrictie is opgenomen dat alleen zal worden belegd in de nota, uitgegeven door Lehman Brothers Treasury Co. B.V. In de toelichting Staalbankiers Garantiebeheer, die [eiser] c.s. eveneens heeft ontvangen en heeft ondertekend, staat onder meer: Garantie 100% hoofdsomgarantie aan het einde van de looptijd, gegarandeerd door Lehman Brothers. ( ). Lehman Brothers: Lehman Brothers Holdings Inc., opgericht in 1850, is één van de grootste banken van de Verenigde Staten en heeft vestigingen over de hele wereld. Aangezien Staalbankiers de note voor Staalbankiers Garantiebeheer inkoopt bij Lehman Brothers, heeft u als belegger een kredietrisico op die bank. Lehman Brothers beschikt met een A+ rating volgens onafhankelijke onderzoeksinstanties over een zeer goede kredietwaardigheid. ( ) Risico s Staalbankiers is geschikt voor personen met een beleggingsprofiel vanaf neutraal die een garantie op de hoofdsom wensen. ( ). Onderstaand vindt u een overzicht van de belangrijkste risico s: - ( ). - De hoofdsomgarantie geldt alleen op de einddatum. - ( ). - U loopt kredietrisico op Lehman Brothers Holding Inc. 1.7 Lehman Brothers had ten tijde van het sluiten van de vermogensbeheerovereenkomst een A+ rating (sinds oktober 2005). Deze rating is in juni 2008 bijgesteld naar A. Lehman Brothers heeft deze rating behouden totdat zij op 15 september 2008 in een zogeheten Chapter 11 procedure in de Verenigde Staten surséance van betaling heeft aangevraagd. Op 19 september 2008 vroeg Lehman Brothers Treasury Co. B.V. (hierna: Lehman B.V.) surséance aan in Nederland. Op 8 oktober 2008 ging Lehman B.V. failliet. 1.8 [eiser] c.s. heeft in de periode tot en met 31 oktober 2014 een bedrag van ,- en van $ ,- uit de faillissementsboedel ontvangen ter zake van zijn belegging in SGB. De afwikkeling van het faillissement loopt nog. 2. Procesverloop [eiser] c.s. heeft in eerste aanleg (meer subsidiair) gevorderd (i) een verklaring voor recht dat Staalbankiers onrechtmatig jegens [eiser] c.s. heeft gehandeld, (ii) een verklaring voor recht dat Staalbankiers tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen geldende overeenkomsten en (iii) een veroordeling van Staalbankiers tot vergoeding van de schade van [eiser] c.s., nader op te maken bij staat. Aan deze vorderingen is ten grondslag gelegd dat Staalbankiers onrechtmatig heeft gehandeld

4 c.q. wanprestatie heeft gepleegd, omdat zij geen cliëntprofiel heeft opgesteld en onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de specifieke beleggingsdoelstellingen van [eiser] c.s. Aldus heeft Staalbankiers haar bijzondere zorgplicht jegens [eiser] c.s. geschonden. Hierdoor lijdt [eiser] c.s. schade in de vorm van een verlies op zijn inleg. Door de afwikkeling van het faillissement staat deze schade nog niet vast. Staalbankiers heeft zich verweerd. 2.2 Bij vonnis van 2 november 2011 heeft de rechtbank s-gravenhage (hierna: de rechtbank) de meer subsidiaire vordering onder (ii) afgewezen en de meer subsidiaire vorderingen onder (i) en (iii) toegewezen. In het kader van de toewijzing heeft de rechtbank, kort samengevat, overwogen dat er een tweedeling in het te beleggen vermogen van ,- is gemaakt en dat niet kan worden vastgesteld dat het cliëntprofiel (ook) betrekking heeft op de belegging van [eiser] c.s. in SGB. Staalbankiers had tot uitgangspunt moeten nemen dat het in het product SGB belegde vermogen van ,- een pensioenbestemming had. Naar het oordeel van de rechtbank was de belegging van dit gehele voor het pensioen bestemde vermogen in SGB in strijd met de door een zorgvuldig belegger in acht te nemen spreiding. Staalbankiers heeft haar bijzondere zorgplicht jegens [eiser] c.s. geschonden door [eiser] c.s. te adviseren ,- in het product SGB te beleggen, aldus de rechtbank. 2.3 Staalbankiers is van dit vonnis in hoger beroep gekomen bij het gerechtshof Den Haag. [eiser] c.s. heeft geen incidenteel appel ingesteld tegen de door de rechtbank afgewezen vorderingen. Bij arrest van 16 december 2014 heeft het hof het bestreden vonnis vernietigd en opnieuw rechtdoende de meer subsidiaire vorderingen (i) en (iii) van [eiser] c.s. afgewezen. 2.4 [eiser] c.s. heeft tijdig, bij dagvaarding van 13 maart 2015, cassatieberoep ingesteld tegen het arrest van 16 december Staalbankiers heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Partijen hebben hun standpunten schriftelijk doen toelichten. Staalbankiers heeft gedupliceerd. 3 Bespreking van het cassatiemiddel 3.1 Het middel bevat vier onderdelen. Onderdeel 1- beleggingsprofiel en zorgplicht 3.2 Onderdeel 1 is gericht tegen rov. 3.6, 3.7 en 3.9. In rov. 3.5 oordeelde het hof dat de cliëntrapportage, die door [eiser] c.s. is ondertekend tijdens het overleg op 23 november 2007, (mede) betrekking heeft op de belegging in SGB. In deze rapportage is een startvermogen van (slechts) ,- vermeld, omdat [eiser] c.s. reeds vóór het opstellen van de cliëntrapportage op eigen initiatief ,- van de ,- had belegd. [eiser] c.s. heeft niet aan Staalbankiers kenbaar gemaakt dat hij ten aanzien van het vermogen van ,- verschillende doelen voor ogen had. Staalbankiers behoefde bij het opstellen van de cliëntrapportage geen rekening te houden met een pensioendoelstelling: 3.6 ( ) Hetgeen [eiser] c.s. in dit kader heeft aangevoerd - kort gezegd: dat hij in het verleden een defensieve doelstelling heeft gehad, dat het te beleggen vermogen van ,- was vrijgevallen uit een levensverzekering en dat een pensioendoelstelling voor de hand ligt omdat [eiser] zelfstandig ondernemer is en in het jaar van de voorziene einddatum van de belegging in SGB (2015) 63 wordt - ziet voorbij aan het feit dat [eiser] c.s. schriftelijk een algemene doelstelling (vermogensgroei) kenbaar heeft gemaakt aan Staalbankiers. Bij de beantwoording van de vragenlijst heeft [eiser] c.s. nu juist niet gekozen voor de optie Aanvulling op uw toekomstig inkomen (aanvullend pensioen). Bovendien is aangekruist dat het te beleggen vermogen slechts 10% tot 25% bedroeg van het totale vrij belegbare vermogen (zie de antwoorden op vragen 5 en 16 van de vragenlijst). Naar het oordeel van het hof behoefde Staalbankiers daarom geen

5 rekening te houden met een pensioendoelstelling. De door [eiser] c.s. in het geding gebrachte d.d. 23 februari 2011 van [betrokkene] noopt niet tot een andere conclusie. Hierin staat weliswaar dat [betrokkene] zich (ruim drie jaar na dato) zeer goed herinnert dat [eiser] ,- absoluut risicoloos wilde beleggen, dit als een soort pensioen, maar deze mededeling acht het hof niet erg geloofwaardig, nu deze niet wordt gestaafd door de door [betrokkene] zelf opgestelde en door [eiser] c.s. ondertekende cliëntrapportage van 23 november 2007, waarin juist niet is gekozen voor de doelstelling Aanvulling op uw toekomstig inkomen (aanvullend pensioen) (zie onder 1.7). Een verklaring voor deze discrepantie ontbreekt. Aan een bewijsopdracht op dit punt komt het hof, bij gebrek aan een gespecificeerd bewijsaanbod, niet toe. Overigens mag algemeen bekend worden verondersteld dat absoluut risicoloos beleggen, ook als het gaat om geld met een pensioenbestemming, niet mogelijk is. 3.7 Het meer algemene betoog van [eiser] c.s. dat [betrokkene] de vragenlijst heeft ingevuld en dat [eiser] c.s. die naar eigen zeggen de Nederlandse taal niet machtig is blind is gevaren op [betrokkene] en daarom alle papieren heeft ondertekend, doet, voor zover al juist, niet aan het voorgaande af. Het was de eigen verantwoordelijkheid van [eiser] c.s. om zich te vergewissen van de inhoud van de ter ondertekening aangeboden stukken en deze op juistheid te controleren alvorens tot ondertekening over te gaan. [eiser] c.s. heeft ervoor gekozen zijn beleggingen onder te brengen bij een Nederlandse bank, en voor zover hij daardoor op taalproblemen stuitte lag het op zijn weg om vertalingen te vragen/maken. Overigens is onbestreden dat de schriftelijke correspondentie en de overeenkomst tussen Staalbankiers en [eiser] c.s. altijd in het Nederlands zijn opgesteld en dat [eiser] c.s. ook nooit om vertalingen heeft gevraagd. Verder is gesteld noch gebleken dat [eiser] c.s. ten tijde van de bespreking met [betrokkene] op 23 november 2007 kenbaar heeft gemaakt de inhoud van de voorgelegde stukken niet te begrijpen. [eiser] c.s. heeft ook niet concreet gemaakt welke vragen in de vragenlijst onjuist door [betrokkene] zouden zijn beantwoord. In de vermogensbeheerovereenkomst is de vermelding neutraal opgenomen omdat SGB geschikt werd bevonden voor personen met een belegginsprofiel vanaf neutraal (rov. 3.8). Staalbankiers mocht uitgaan van een offensief profiel, aldus het hof (rov. 3.9). 3.3 De subonderdelen zien op rov. 3.7, subonderdeel 1.5 ziet op rov Subonderdeel 1.1 klaagt over het oordeel, dat het de eigen verantwoordelijkheid van [eiser] c.s. was om zich te vergewissen van de inhoud van de ter ondertekening aangeboden Nederlandstalige stukken en deze op juistheid te controleren alvorens tot ondertekening over te gaan. Volgens de klacht heeft het hof miskend dat het onder de verantwoordelijkheid van Staalbankiers viel om zich ervan te vergewissen dat [eiser] c.s. begreep wat hem werd voorgehouden en wat hij tekende, alvorens een beslissing te nemen over de belegging van het door Staalbankiers in beheer te nemen vermogen van ,-, althans heeft het zijn oordeel niet voldoende gemotiveerd in een situatie als de onderhavige, waarbij er (in ieder geval veronderstellenderwijs) van moet worden uitgegaan dat [eiser] c.s. blind is gevaren op [betrokkene] en de stukken niet, of in ieder geval niet voldoende, en voor hem begrijpelijk zijn besproken. Subonderdeel 1.2 bouwt hierop voort en klaagt dat het gestelde in subonderdeel 1.1 tevens ꞌs hofs overweging dat [eiser] c.s. ten tijde van zijn bespreking met [betrokkene] op 23 november 2007 niet kenbaar heeft gemaakt de inhoud van de stukken niet te begrijpen, vitieert. 3 Subonderdeel 1.3 klaagt dat s hofs oordeel bovendien niet goed te volgen is gelet op een aantal in het subonderdeel genoemde stellingen en omstandigheden. Subonderdeel 1.4 klaagt over de overweging dat [eiser] c.s. ook niet concreet heeft gemaakt welke vragen in de vragenlijst onjuist door [betrokkene] zouden zijn beantwoord, door erop te wijzen dat [eiser] c.s. steeds hebben aangevoerd een pensioendoelstelling te hebben gehad. Subonderdeel 1.5 betoogt in de eerste plaats dat hetgeen in de subonderdelen 1.1 tot en met 1.4

6 naar voren is gebracht ook de oordelen in rov. 3.9 en rov. 3.6 vitieert. Voorts formuleert dit subonderdeel bewijsklachten tegen de tweede alinea van rov Ik stel het volgende voorop. Op Staalbankiers rustte als professionele en bij uitstek deskundige dienstverlener tegenover [eiser] c.s. als particuliere belegger een bijzondere (precontractuele) zorgplicht. Een element daarvan was, zoals [eiser] c.s. terecht aanvoert, dat Staalbankiers voorafgaand aan het sluiten van de vermogensbeheerovereenkomst naar behoren onderzoek moest doen naar de financiële mogelijkheden, deskundigheid en doelstellingen van [eiser] c.s. 4 Zonder kennis van de relevante omstandigheden, achtergrond en beweegredenen tot belegging van de (potentiële) cliënt, is het voor een bank immers niet mogelijk zijn dienstverlening aan de (potentiële) cliënt aan te passen. De particuliere belegger heeft ook een eigen verantwoordelijkheid bij de aanschaf van financiële producten. 5 Zo oordeelde Uw Raad in het arrest Levob/[A] dat het hof bij zijn oordeel dat grond bestaat voor vermindering van de vergoedingsplicht van de financiële instelling op grond van eigen schuld (6:101 lid 1 BW) (mede) in aanmerking mocht nemen dat van de cliënt mocht worden verwacht dat hij zich vóór het aangaan van de overeenkomsten redelijke inspanningen getroostte teneinde de betekenis van het in de overeenkomsten bepaalde te doorgronden en de voor hem uit de overeenkomsten volgende verplichtingen en risico s te begrijpen Het financiële toezichtsrecht vereist dat de financiële instelling die een consument adviseert of een individueel vermogen beheert, in het belang van de consument informatie inwint over diens financiële positie, kennis, ervaring, doelstellingen en risicobereidheid voor zover dit redelijkerwijs relevant is voor haar advies of het beheren van het individuele vermogen (art. 4:23 lid 1 onder a Wft). De financiële instelling draagt er zorg voor dat de wijze van het beheer van het individuele vermogen, voorzover redelijkerwijs mogelijk, is gebaseerd op deze informatie (art. 4:23 lid 1 onder b Wft). Art. 80a e.v. Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (Bgfo) bevatten nadere regels met betrekking tot de op te vragen informatie en de wijze waarop deze wordt ingewonnen, alsmede de wijze waarop de financiële rekening houdt met de ingewonnen informatie. Dit ken-uw-cliënt-beginsel veronderstelt ook een verantwoordelijkheid van de consument. Van deze mag worden verwacht dat hij zich verdiept in de aangeboden informatie. 7 Voorts is het de verantwoordelijkheid van de consument om de juiste informatie over de in art. 4:23 lid 1 onder a Wft genoemde onderwerpen te verstrekken en mag een beleggingsonderneming daarop vertrouwen, tenzij zij weet of zou moeten weten dat deze informatie gedateerd, onnauwkeurig of onvolledig is (art. 80c lid 3 Bgfo dat). Ten aanzien van bepaalde andere informatie dan in de onderhavige zaak aan de orde is (te weten de ingevolge art. 4:25a, eerste lid onder a, en art. 4:25b, eerste en tweede lid Wft, te verstrekken informatie), 8 ligt het blijkens art. 49 lid 2 onder a Bgfo op de weg van de cliënt om de financiële onderneming zelf te verzoeken deze informatie te verstrekken in een andere taal dan het Nederlands In de praktijk wordt aan de uit het ken-uw-cliënt-beginsel voortvloeiende onderzoeksplicht invulling gegeven door de (potentiële) cliënt een vragenlijst voor te leggen, al dan niet gecombineerd met een persoonlijk gesprek waarin de vragen uit de lijst worden doorgenomen. 9 Per geval moet worden beoordeeld of daarmee voldoende onderzoek is verricht Met dit laatste punt komt de gestelde pensioendoelstelling van [eiser] c.s. in beeld. Aan het middel ligt het standpunt ten grondslag dat [eiser] c.s. met de belegging een pensioendoelstelling had (zie onder meer s.t. [eiser] c.s. nrs. 4, 11-15, 18, 23 e.v.). Daarvan uitgaande is volgens [eiser] c.s. (s.t. nr. 12) de cliëntrapportage onjuist en heeft Staalbankiers onvoldoende onderzoek verricht. 11 Het hof heeft echter het standpunt verworpen dat sprake was van een pensioendoelstelling (rov. 3.6). 12 Nu subonderdeel 1.5 (afgezien van de afzonderlijk te beoordelen

7 bewijsklachten) rov. 3.6 en 3.9 aanvalt als uitvloeisel van de subonderdelen 1.1 t/m 1.4, moet bij de beoordeling van die subonderdelen tot uitgangspunt gelden dat Staalbankiers geen rekening behoefde te houden met een pensioendoelstelling en mocht uitgaan van een offensief profiel. 3.6 Daarmee komt het zwaartepunt van de subonderdelen 1.1 t/m 1.4 te liggen bij het de kwestie van het, blind varend op [betrokkene], ondertekenen van de papieren, in welk verband de taalkwestie speelt. [eiser] c.s. hebben in feitelijke instanties gesteld: 13 - [eiser] c.s. spreekt alleen Duits (inleidende dagvaarding nr. 38). [eiser] c.s. kan niet of nauwelijks Nederlands schrijven en/of lezen en dit was gelet op de jarenlange relatie met Staalbankiers bekend (inleidende dagvaarding nr. 38; pleitnotities van mr. Hoffman d.d. 31 oktober 2014 nr. 26 onder (1)). - De (toenmalig) beleggingsadviseur van Staalbankiers, [betrokkene], sprak minder goed Duits dan zijn voorganger, Van der Keuken (die goed Duits sprak) (p-v van de zitting van 10 maart 2011, p. 2; pleitnotities van mr. Hoffmann d.d. 31 oktober 2014 nr. 6). - De vragenlijst is, mede door [eiser] s gebrekkige kennis van de Nederlandse taal, volledig door [betrokkene] ingevuld. [eiser] hoefde alleen maar te tekenen (de Antwoordakte d.d. 15 juni 2011 nr. 8; MvA nrs. 18, 25-26, 49, 69; pleitnotities van mr. Hoffmann d.d. 31 oktober 2014 nrs. 20, 22, 26 onder (1)). - [eiser] c.s. heeft de vragenlijst genaamd Bijlage Risicohouding niet met [betrokkene] besproken (pleitnotities van mr. Hoffmann d.d. 31 oktober 2014 nrs. 21 en 25 onder (1)); - Over SGB heeft [eiser 1] verklaard dat hem niet duidelijk was dat Lehman Brothers in het spel was (p-v. van de zitting van 10 maart 2011, p. 2), is verwezen naar de van [betrokkene], die onder meer heeft geschreven dat [eiser] per se een garantie wilde op dit product en de risico s niet heeft begrepen. Ik ook niet. (MvA nr. 14; pleitnotities van mr. Hoffmann d.d. 31 oktober 2014 nr. 14) en is voorts gesteld dat [betrokkene] had gezegd dat het fonds de hoofdsom plus 1% rente garandeerde (pleitnotities van mr. Hoffmann d.d. 31 oktober 2014 nr. 22). 3.7 Volgens subonderdeel 1.1 moet er in cassatie veronderstellenderwijs van worden uitgegaan dat de stukken met [eiser] c.s. niet of in ieder geval niet voldoende en voor hem begrijpelijk zijn besproken. Zo algemeen gesteld, kan dit naar mijn mening niet worden aangenomen. Wat betreft het niet bespreken van de papieren, heeft het hof ongetwijfeld het oog gehad op de stelling van [eiser] c.s. dat de vragenlijst niet besproken is (zie met name de pleitnotities van mr. Hoffmann d.d. 31 oktober 2014 nrs , geciteerd in subonderdeel 1.5). Het hof heeft wel vastgesteld dat op 23 november 2003 het product SGB is besproken (rov. 1.6 en 3.5). Het gaat echter vooral om de implicatie dat de stukken niet voldoende en voor hem begrijpelijk met [eiser] c.s. zijn besproken. Dat bevat een kwalificatie die naar mijn mening niet besloten ligt in rov Het niet voldoende (begrijpelijk) bespreken van schriftelijke stukken is in de onderhavige context alleen het mindere van het niet bespreken daarvan indien het bespreken van de stukken in het onderhavige geval vereist zou zijn. 3.8 Hier zit naar mijn mening voor wat betreft de privaatrechtelijke zorgplicht de kern van het door het middel opgeworpen punt: moest Staalbankiers zich ervan vergewissen of [eiser] c.s. de schriftelijke stukken kon begrijpen, of mocht zij ervan uitgaan dat [eiser] c.s. de schriftelijke stukken kon begrijpen? 3.9 Het blind varen op [betrokkene] zou in het onderhavige geval in het bijzonder terug te voeren zijn op de taalkwestie, dat wil zeggen dat de stukken in het Nederlands zijn gesteld. Normaliter zal naar mijn mening, kort gezegd, de bank ervan mogen uitgaan dat haar cliënten in staat zijn tot kennisneming van de stukken die zijn opgesteld in de Nederlandse taal (dan wel in een andere taal indien het gebruik daarvan is afgesproken). 14 Er zijn gevallen bekend waarin het ondertekenen van een stuk in een taal die de ondertekenaar niet machtig is, onvoldoende is om bij de wederpartij het gerechtvaardigd vertrouwen te wekken

8 dat de ondertekenaar instemt met de inhoud van het door hem ondertekende stuk; dat kan (juist) ook het geval zijn wanneer het ondertekenen gepaard gaat met een gesprek. 15 Ook in het kader van de bijzondere zorgplicht geldt naar mijn mening, dat de bijzondere omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat de bank er niet zonder meer van mag uitgaan dat haar wederpartij de schriftelijke stukken, gezien de taal waarin deze zijn gesteld, kan begrijpen Het uitgangspunt van rov. 3.7 dat het de eigen verantwoordelijkheid van [eiser] c.s. was om zich te vergewissen van de inhoud van de ter ondertekening aangeboden stukken en deze op juistheid te controleren alvorens tot ondertekening over te gaan en dat het op de weg lag van [eiser] c.s., die ervoor heeft gekozen zijn beleggingen onder te brengen bij een Nederlandse bank, om vertalingen te vragen dan wel te maken voor zover hij op taalproblemen stuitte houdt daarom mogelijk niet stand indien Staalbankiers er niet van mocht uitgaan dat [eiser] c.s. de schriftelijke stukken kon begrijpen. Maar als Staalbankiers geen reden had om daaraan te twijfelen, dan rustte op haar in beginsel geen plicht om bij [eiser] c.s. te informeren of zij de in het Nederlands gestelde stukken kon begrijpen Het hof heeft in rov. 3.7 overwogen (i) dat de schriftelijke correspondentie en de overeenkomst tussen Staalbankiers en [eiser] c.s. altijd in het Nederlands zijn opgesteld, (ii) dat [eiser] c.s. nooit om vertalingen heeft gevraagd, (iii) dat is gesteld noch gebleken dat [eiser] c.s. ten tijde van de bespreking met [betrokkene] op 23 november 2007 kenbaar heeft gemaakt de inhoud van de voorgelegde stukken niet te begrijpen en (iv) dat [eiser] c.s. heeft ook niet concreet gemaakt welke vragen in de vragenlijst onjuist door [betrokkene] zouden zijn beantwoord. De onder (i) t/m (iii) bedoelde overwegingen, waarvan (i) en (ii) in cassatie onbestreden zijn, brengen mee dat naar het oordeel van het hof Staalbankiers geen reden had om te betwijfelen of [eiser] c.s. de schriftelijke stukken, gezien de taal waarin deze waren gesteld, konden begrijpen. In het licht van deze omstandigheden kan naar mijn mening niet worden gezegd dat het hof had moeten oordelen dat op Staalbankiers een onderzoeksplicht rustte om zich ervan te vergewissen dat [eiser] c.s. begreep wat hem werd voorgehouden en wat hij tekende. Het bestreden oordeel van het hof getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting, is voldoende gemotiveerd en berust voor het overige op een aan het hof voorbehouden beoordeling van de feiten van het onderhavige geval De op subonderdeel 1.1 voortbouwende klacht van subonderdeel 1.2, die is gericht tegen de bij 3.11 met (iii) aangeduide overweging, faalt in het verlengde daarvan. Of op Staalbankiers een onderzoeksplicht rustte of [eiser] c.s. begreep wat hij ondertekende, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij kan een rol spelen of [eiser] c.s. ten tijde van de bespreking met [betrokkene] op 23 november 2007 kenbaar heeft gemaakt de inhoud van de voorgelegde stukken niet te begrijpen De in subonderdeel 1.3 aangevoerde omstandigheden dat Staalbankiers wist dat [eiser] c.s. geen Nederlands beheerste, de voorganger van [betrokkene] goed Duits sprak en dat zij deskundig personeel in huis had om de zaken zo nodig in het Duits met [eiser] c.s. door te nemen, stuiten m.i. af op s hofs in cassatie onbestreden overweging dat door [eiser] c.s. onbestreden is dat de schriftelijke correspondentie en overeenkomsten tussen Staalbankiers en [eiser] c.s. altijd in het Nederlands zijn opgesteld en dat [eiser] c.s. ook nooit om vertalingen heeft gevraagd. Deze feitelijke afweging van het hof is niet onbegrijpelijk. De in subonderdeel 1.3 aangevoerde omstandigheid dat Staalbankiers ervoor koos om haar diensten en producten over de landsgrens heen aan te bieden en aan te raden, mist feitelijke grondslag. [eiser] c.s. heeft immers herhaaldelijk gesteld en dit is door Staalbankiers ook niet betwist dat hij via een Nederlandse collega dan wel kennis bij de vestiging van Staalbankiers in Enschede terecht is gekomen. 16 Gesteld noch gebleken is dat Staalbankiers haar diensten aanbood vanuit een vestiging in Duitsland en/of dat Staalbankiers [eiser] c.s. op eigen initiatief heeft benaderd met haar diensten en producten. Het subonderdeel verwijst met betrekking tot deze

9 omstandigheid overigens ook niet naar vindplaatsen in de gedingstukken, zodat het in zoverre niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen (art. 407 lid 2 Rv) Subonderdeel 1.4 is gericht tegen de bij 3.11 met (iv) aangeduide overweging. Het hof heeft met deze overweging tot uitdrukking willen brengen dat [eiser] c.s. zijn betoog dat [betrokkene] de vragenlijst heeft ingevuld en dat hij omdat hij naar eigen zeggen de Nederlandse taal niet machtig is daarop blind is gevaren, nader had moeten specificeren door aan te geven welke vragen onjuist door [betrokkene] waren beantwoord. 17 De klacht wijst in dit verband op de stelling van [eiser] c.s. dat hij een pensioendoelstelling had; zij stuit reeds af op de verwerping van dat standpunt door het hof (zie bij 3.5) De op de subonderdelen 1.1 t/m 1.4 voortbouwende klacht van subonderdeel 1.5 faalt in het verlengde daarvan Subonderdeel 1.5 klaagt verder dat in rov. 3.6 (tweede alinea) sprake is van een ontoelaatbare bewijsprognose van de door [eiser] c.s. aangeboden getuigenverklaring van [betrokkene] en dat het hof het bewijsaanbod van [eiser] c.s. om [betrokkene] als getuige te horen ten onrechte (mede) op die grond heeft gepasseerd. Deze klacht faalt bij gebrek aan feitelijke grondslag. Het hof oordeelt in rov. 3.6 (tweede alinea) dat het een mededeling in de door [eiser] c.s. overgelegde schriftelijke verklaring van [betrokkene] (de van 23 februari 2011) niet geloofwaardig acht, omdat deze niet wordt gestaafd door de door [betrokkene] zelf opgestelde en door [eiser] c.s. ondertekende cliëntrapportage van 23 november 2007, waarin juist niet is gekozen voor de doelstelling Aanvulling op uw toekomstig inkomen (aanvullend pensioen). Dit oordeel betreft geen ontoelaatbare bewijsprognose op het door [eiser] c.s. aangeboden getuigenbewijs, maar waardering van de geloofwaardigheid van de bedoelde mededeling. Die waardering is, als feitelijk van aard, aan het hof voorbehouden. Onbegrijpelijk is zij niet. Voor zover het subonderdeel daarover klaagt, dient het te falen. Overigens lees ik in het arrest niet, anders dan het subonderdeel doet, dat het hof ervan zou zijn uitgegaan dat de vragenlijst door [betrokkene] tijdens het gesprek met [eiser] c.s. zou zijn ingevuld Het hof heeft het bewijsaanbod gepasseerd omdat dit onvoldoende is gespecificeerd. 18 Ten slotte bevat subonderdeel 1.5, slot, mijns inziens een klacht over de verwerping van het bewijsaanbod op deze grond (vgl. s.t. Staalbankiers nr. 25). De klacht houdt in dat uit het bewijsaanbod in de inleidende dagvaarding, dat in appel is gehandhaafd, en vooral uit de inhoud van de beide s van [betrokkene] blijkt waarover deze kan verklaren: in het bijzonder over het door [eiser] beoogde absoluut risicoloos beleggen en de pensioendoelstelling. Het subonderdeel wijst erop dat bij pleidooi in appel ruim aandacht aan deze s is besteed (pleitnota van mr Hoffmann nrs ) Volgens vaste rechtspraak Raad geldt met betrekking tot het bewijsaanbod in hoger beroep het navolgende: 19 Uitgangspunt is dat, ingevolge het bepaalde in art. 166 lid 1 in verbinding met art. 353 lid 1 Rv, een partij in hoger beroep tot getuigenbewijs moet worden toegelaten indien zij voldoende specifiek bewijs aanbiedt van feiten die tot beslissing van de zaak kunnen leiden. Het antwoord op de vraag of een bewijsaanbod voldoende specifiek is, hangt af van de omstandigheden van het geval, waarbij de rechter, mede in verband met de eisen van een goede procesorde, zal moeten letten op de wijze waarop het processuele debat zich heeft ontwikkeld en het stadium waarin de procedure verkeert. In hoger beroep zal van een partij die bewijs door getuigen aanbiedt, in beginsel mogen worden verwacht dat zij voldoende concreet vermeldt op welke van haar stellingen dit bewijsaanbod

10 betrekking heeft en, voor zover mogelijk, wie daarover een verklaring zou kunnen afleggen, doch zal in het algemeen niet mogen worden verlangd dat daarbij ook wordt vermeld wat daarover door getuigen zal kunnen worden verklaard. Indien reeds getuigen zijn gehoord of schriftelijke verklaringen van getuigen zijn overgelegd, zal de eis dat het bewijsaanbod voldoende specifiek en ter zake dienend moet zijn, kunnen meebrengen dat nader wordt vermeld in hoeverre getuigen meer of anders kunnen verklaren dan zij al hebben gedaan. De rechter mag echter niet op grond van zijn waardering van de reeds afgelegde verklaringen of de inhoud van de schriftelijke verklaringen, aan een bewijsaanbod voorbijgaan, omdat hij daarmee ten onrechte zou vooruitlopen op het resultaat van de bewijsvoering die nog moet plaatsvinden Het bewijsaanbod in eerste aanleg luidde (Inleidende dagvaarding nr. 60): [eiser] biedt voor zover op grond van artikel 150 Rv nog enige bewijslast op hem zou mogen rusten bewijs aan van al zijn stellingen door alle middelen rechtens, waaronder de bescheiden die aan deze dagvaarding zijn gehecht en andere bescheiden in het geding te brengen, alsmede door het doen horen van getuigen, waaronder [eisers] zelf en [betrokkene]. [betrokkene] was zoals vermeld de betrokken adviseur van Staalbankiers. Hij kan onder meer verklaren over de wijze waarop de overeenkomst tot stand is gekomen en de informatie die daarbij is verstrekt. Vervolgens heeft [eiser] c.s. voorafgaand aan de comparitie in eerste aanleg de s van [betrokkene] (prod. 8 en 9) in het geding gebracht. Bij akte uitlating proces-verbaal nr. 14 en antwoordakte nr. 12 is nogmaals bewijs aangeboden door het horen van [betrokkene] als getuige. In hoger beroep heeft [eiser] c.s. aangeboden al haar stellingen te bewijzen met alle middelen rechtens en meer in het bijzonder middels de getuigen. Het bewijsaanbod als gedaan in eerste aanleg wordt hierbij herhaald. (MvA, laatste pagina) In de gedingstukken is, ook in appel, door [eiser] c.s. steeds verwezen naar de inhoud van de e- mails van [betrokkene] zonder dat is aangegeven dat of in hoeverre [betrokkene] meer of anders kan verklaren dan hij in zijn s, en met name die van van 23 februari 2011, al had gedaan. Dat het hof het bewijsaanbod als onvoldoende specifiek heeft gepasseerd, is naar mijn mening in de gegeven omstandigheden niet onbegrijpelijk te noemen. Onderdeel 2 spreiding van de portefeuille 3.21 Onderdeel 2 is gericht tegen rov In rov en 3.11 heeft het hof de vraag beantwoord of Staalbankiers ten aanzien van de belegging van [eiser] c.s. in SGB een passend beleggingsbeleid heeft gevoerd. Daarbij stelt het hof voorop dat het aan SGB verbonden risico dat zich heeft verwezenlijkt, het insolventierisico betreft en dat Staalbankiers [eiser] c.s. voor dit risico heeft gewaarschuwd. Vervolgens overweegt het hof: 3.11 Ten tijde van de belegging van [eiser] c.s. in SGB werd de kans dat Lehman Brothers (Lehman B.V. en Lehman Holding) niet in staat zou zijn om haar met SGB samenhangende verplichtingen te voldoen, en daarvoor ook een verhaal zouden bieden, in de financiële wereld uiterst gering geacht. Lehman Brothers had sinds oktober 2005 immers een A+ rating en beschikte daarmee volgens onafhankelijke instanties over een zeer goede kredietwaardigheid. Tegen deze achtergrond kan niet gezegd worden dat het product SGB dat geschikt werd bevonden voor beleggers met een profiel vanaf neutraal niet passend was voor [eiser] c.s. In de gegeven omstandigheden van het geval, met name de omstandigheid dat in het door [eiser] c.s. ondertekende cliëntprofiel is aangegeven dat het te beleggen vermogen slechts 10% tot 25% was van het vrij belegbaar vermogen, had Staalbankiers ook geen aanleiding behoeven te zien meer spreiding in de portefeuille aan te brengen. Ook in zoverre heeft Staalbankiers haar zorgplicht niet

11 geschonden Volgens subonderdeel 2.1 is het oordeel van het hof dat Staalbankiers in de gegeven omstandigheden van het geval geen aanleiding had behoeven te zien meer spreiding te adviseren, onvoldoende gemotiveerd. Het subonderdeel verwijst daartoe naar de van [betrokkene] van 22 februari 2011 en naar een tweetal KIFID-uitspraken, waaruit zou blijken dat als regel bij de samenstelling van een door een effecteninstelling beheerde portefeuille geldt dat ten hoogste 30% of één derde van de portefeuille afhankelijk mag zijn van een debiteurenrisico dat is geconcentreerd in één uitgevende instelling. 20 In het onderhavige geval was dat 100% van het belegde vermogen van ,-, dan wel 50% van het belegde vermogen indien de door [eiser] c.s. zelf gedane beleggingen van nog eens ,- zouden meetellen. Ook al zou het gelet op de credit rating van Lehman Brothers op zichzelf genomen niet onverantwoord zijn geweest om [eiser] c.s. te adviseren geld in Lehman Brothers Notes te beleggen, dat betekent niet dat het ook verantwoord was zulks te adviseren voor het gehele bij Staalbankiers onder beheer gebrachte vermogen van ,-. Of het nu gaat om 10-25% of om % van het vermogen van [eiser] c.s., zorgvuldige advisering over spreiding blijft nodig, ook met het oog op het debiteurenrisico. Subonderdeel 2.2 voegt daaraan toe dat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet valt in te zien waarom het (enkele) gegeven dat het te beleggen bedrag 10-25% zou uitmaken van het totale vrij belegbare vermogen van [eiser] c.s., het oordeel rechtvaardigt dat Staalbankiers geen aanleiding had om meer spreiding te adviseren. Staalbankiers had ook zonder pensioenbestemming voldoende spreiding moeten adviseren en [eiser] c.s. moeten waarschuwen niet zoveel eieren in één mandje te leggen In een zaak over de vraag of een vermogensbeheerder had zorggedragen voor voldoende spreiding ( asset allocation ) met het oog op het koersrisico dat zich had verwezenlijkt, heeft Uw Raad geoordeeld dat deze vraag zich niet in zijn algemeenheid laat beantwoorden, maar afhankelijk is van tal van factoren. 21 Uw Raad verwees daarbij naar de conclusie van A-G Langemeijer. Daarin wordt onder meer aangegeven, kort gezegd, dat er geen vaste regel of een communis opinio bestaat over wat een optimale asset allocation is (sub 2.12) en dat hoewel de Klachtencommissie van het Dutch Securities Institute in het verleden betrekkelijk consequent is geweest in haar opvatting dat een beheerder beleggingen in één sector beperkt behoort te houden tot hoogstens 25-30% van de portefeuille (bijv. als het gaat om ICT-aandelen) de Commissie van Beroep van de Dutch Securities Institute die beoordeling aan de hand van gefixeerde maximumpercentages lijkt te verlaten; zij is ingeruild voor een beoordeling aan de hand van de norm van goed huisvaderschap, c.q. verantwoord beheer, waarbij ook meeweegt wat in de betrokken periode gebruikelijk was (sub 2.13) Indien het gaat om het debiteurenrisico dat zich heeft verwezenlijkt, heeft mijns inziens eveneens als uitgangspunt te gelden dat het antwoord op de vraag of door de vermogensbeheerder voldoende spreiding is aangebracht dan wel geadviseerd afhankelijk is van tal van factoren. Dit impliceert dat ook voor de mate van spreiding met het oog op het debiteurenrisico geen vuistregels of harde regels kunnen worden gesteld Dit strookt met de bedoelde uitspraken van de Commissie van Beroep van het KIFID. 22 In die zaken was 37% respectievelijk 32% van de portefeuille belegd in Lehman Brothers Notes. Kort gezegd, is geoordeeld dat het antwoord op de vraag of een beheerder in de door hem beheerde portefeuille opgenomen effecten (met het oog op het risico van koersverlies of insolventie van de debiteur) voldoende heeft gespreid, afhangt van de omstandigheden van het geval. Het destijds door een beheerder niet voldoen aan een algemene richtlijn waarbij ervan werd uitgegaan dat niet meer dan bijvoorbeeld 30% of één derde van de portefeuille zou mogen bestaan uit door één instelling uitgegeven of gegarandeerde beleggingsinstrumenten, rechtvaardigt volgens de

12 Commissie van Beroep niet zonder meer het oordeel dat de beheerder toerekenbaar is tekortgeschoten in de uitvoering van de beheerovereenkomst. Dit moet van geval tot geval worden beoordeeld, waarbij als maatstaf gold en geldt dat het gevoerde beleggingsbeleid dient te beantwoorden aan het beleid te dier zake van een goed vermogensbeheerder. Bij de beantwoording van de vraag of de vermogensbeheerder in verband met het risico van insolventie is tekortgeschoten, is naar het oordeel van de Commissie van Beroep in het bijzonder van belang of de effecteninstelling, toen zij de desbetreffende effecten in de portefeuille opnam, rekening had behoren te houden met het risico dat Lehman Brothers in een toestand van insolventie zou geraken. Bij de beoordeling van die vraag acht de Commissie van Beroep van belang dat Lehman Brothers een rating van A+ en later van A had, hetgeen duidt op een (zeer) gering risico van insolventie In een andere zaak is de belegging in Lehman Brothers Notes ook aan de orde geweest. Het hof Den Haag oordeelde in 2013 over een zaak waarin een BV minder dan 20% en een daarmee gelieerde Pensioen BV circa 60% van hun (belegbare) vermogen in SGB hadden belegd. 23 Volgens de rechtbank was ten aanzien van de Pensioen BV gehandeld in strijd met de door een zorgvuldig belegger in acht te nemen spreiding in een beleggingsportefeuille, nu het vermogen betrof dat bedoeld was als pensioenvoorziening. 24 In appel werden de vorderingen van ook de Pensioen BV echter afgewezen waarbij onder meer, evenals in de onderhavige zaak, 25 een rol speelde dat volgens het hof de bank de kans dat Lehman Brothers haar verplichtingen in dezen gedurende de looptijd van SGB (acht jaar) niet zou kunnen nakomen en daarvoor geen verhaal zou bieden, destijds als uiterst gering heeft mogen kwalificeren, en dat de bank Pensioen BV tevoren heeft geïnformeerd over het onderhavige debiteurenrisico Bij de beoordeling of sprake was van een passend beleggingsproduct c.q. voldoende spreiding heeft het hof in aanmerking genomen dat ten tijde van de belegging van [eiser] c.s. in SBG Lehman Brothers over een A+ rating beschikte en daarmee volgens onafhankelijke instanties over een zeer goede kredietwaardigheid, dat Staalbankiers mocht uitgaan van een offensief (beleggings)profiel (rov. 3.9 jo. 1.7) met als beleggingsdoel Algemene vermogensgroei (correctie voor inflatie / goed rendement) (rov. 1.7), dat het product SGB geschikt werd bevonden voor beleggers met een profiel vanaf neutraal (rov jo 3.8) en dat in het door [eiser] c.s. ondertekende cliëntprofiel is aangegeven dat het te beleggen vermogen slechts 10% tot 25% was van het vrij belegbaar vermogen (rov jo. 1.7). Gelet op deze omstandigheden is s hofs oordeel dat Staalbankiers geen aanleiding had behoeven te zien meer spreiding in de portefeuille aan te brengen m.i. niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. Daarbij acht ik van belang dat in deze zaak als vaststaand dient te worden aangenomen dat [eiser] c.s. van het vrijgevallen bedrag van ,- op eigen initiatief ruim ,- heeft belegd in diverse fondsen (rov. 1.4) en dat de cliëntrapportage (cliëntprofiel) mede op die belegging ziet (rov. 3.5). Mede in dat licht bezien acht ik de overweging dat Staalbankiers, met name in de omstandigheid dat in het door [eiser] c.s. ondertekende cliëntprofiel is aangegeven dat het te beleggen vermogen slechts 10% tot 25% was van het vrij belegbaar vermogen, 26 geen aanleiding had behoeven te zien meer spreiding in de portefeuille aan te brengen, niet onbegrijpelijk De subonderdelen 2.1 en 2.2 dienen daarom te falen. Dat geldt ook voor de daarop voortbouwende klacht van subonderdeel 2.3. Onderdeel 3 niet ingrijpen in de zomer van Onderdeel 3 richt zich tegen rov waarin het hof het betoog van [eiser] c.s. verwerpt dat Staalbankiers hem in de zomer van 2008, de opmaat naar het faillissement van Lehman Brothers, beter en duidelijker had moeten informeren/waarschuwen over de risico s van zijn belegging in SGB. Het hof overweegt dat van schending van de zorgplicht op dit punt evenmin sprake is.

13 3.13 ( ) In de zomer van 2008 had Lehman Brothers nog altijd een A rating. Ook toen was voor Staalbankiers een faillissement van Lehman Brothers niet te voorzien zodat er geen aanleiding bestond voor een waarschuwing of advies tot verkoop (vgl. o.a. de uitspraak van de commissie van beroep KIFID van 30 januari 2013, ). Dit geldt temeer omdat de aan het product SGB verbonden hoofdsomgarantie alleen gold aan het eind van de looptijd en niet bij tussentijdse beëindiging De klachten in onderdeel 3 komen erop neer dat het hof is uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting, door de in het onderdeel genoemde omstandigheden 27 niet relevant te achten, dan wel zijn oordeel onvoldoende heeft gemotiveerd door die omstandigheden niet kenbaar mee te wegen bij de vraag of Staalbankiers, ook in 2008, aan haar zorgplicht heeft voldaan Ik meen dat het onderdeel moet falen. Het hof heeft zijn oordeel dat ook in 2008 voor Staalbankiers een faillissement van Lehman Brothers niet te voorzien was, zodat er geen aanleiding bestond voor een waarschuwing of advies tot verkoop, gestoeld op de overweging dat Lehman Brothers in de zomer van 2008 nog altijd een A rating had. Het hof verwijst verder naar de bij 3.24 bedoelde uitspraak van de Commissie van Beroep van het KIFID, waarin eveneens is geoordeeld dat de betreffende effecteninstelling, gelet op de omstandigheid dat Lehman Brothers tot haar insolventie in september 2008 de rating A behield, ervan mocht uitgaan dat het risico dat zij in een toestand van insolventie zou geraken gering was. Het betoog van de belanghebbende dat er in maart en juni 2008 ongunstige berichten verschenen aangaande de koersontwikkeling van Lehman Brothers werd in die zaak verworpen op de grond dat het nadeel dat zij heeft geleden niet het gevolg is van het zich verwezenlijken van een koersrisico, maar van een debiteurenrisico. 28 Gelet op het voorgaande, behoefde het hof de in het onderdeel genoemde omstandigheden m.i. niet (uitdrukkelijk) te verdisconteren bij de beoordeling van de vraag of Staalbankiers ook in de zomer van 2008 aan haar zorgplicht heeft voldaan. Die omstandigheden zien immers (grotendeels) op het koersrisico waartegen de aan het product SGB verbonden hoofdsomgarantie aan het einde van de looptijd bescherming zou bieden en niet zozeer op het debiteurenrisico (kredietrisico) dat zich met het faillissement van Lehman Brothers verwezenlijkt heeft. Het oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is voor het overige sterk verweven met waarderingen van feitelijke aard, die in cassatie verder niet op juistheid kunnen worden onderzocht. Onderdeel 4 devolutieve werking 3.31 Onderdeel 4 klaagt dat het hof de devolutieve werking van het appel heeft miskend voor zover het in rov. 3.1 heeft geoordeeld dat de contractuele grondslag van de meer subsidiaire vordering tot schadevergoeding, geformuleerd in rov. 2.1 onder (ii), in appel niet meer aan de orde zou kunnen komen, omdat [eiser] c.s. geen incidenteel appel heeft ingesteld Deze klacht faalt bij gebrek aan feitelijke grondslag. Het hof heeft in rov. 3.1 niet geoordeeld dat de contractuele grondslag van de meer subsidiaire vorderingen niet meer aan de orde zou kunnen komen, maar dat de door de rechtbank afgewezen vorderingen waaronder de in rov. 2.1 onder (ii) weergegeven meer subsidiaire vordering van een verklaring voor recht dat Staalbankiers tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen geldende overeenkomsten gelet op de negatieve zijde van de devolutieve werking van het appel, in hoger beroep niet meer ter beoordeling staan. Ter beoordeling stond wel de toewijzing van de meer subsidiaire vorderingen onder (ii) en (iii), welke laatste inhield een veroordeling van Staalbankiers tot vergoeding van de schade van [eiser] c.s. nader op te maken bij staat. Die vordering was ruim genoeg geformuleerd om ook een contractuele grondslag te hebben. Het hof heeft onder ogen gezien dat [eiser] c.s. aan de meer subsidiaire vorderingen ten grondslag heeft gelegd dat Staalbankiers onrechtmatig heeft gehandeld c.q. wanprestatie heeft gepleegd door schending van haar bijzondere zorgplicht (rov. 2.2, tweede alinea). Het hof heeft in verband met de gestelde schending van de bijzondere

14 zorgplicht de drie door [eiser] c.s. aan Staalbankiers gemaakte verwijten beoordeeld (rov e.v.). Op geen enkele wijze blijkt uit het arrest dat bij die beoordeling enige relevantie toekwam aan de vraag of de gestelde schending van de zorgplicht al dan niet op contractuele grondslag berustte. Conclusie De conclusie strekt tot verwerping van het beroep. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden A-G Vgl. rov van het arrest van het Gerechtshof Den Haag van 16 december 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:4102. Het hof gaat uit van de feiten zoals beschreven in de rov van het vonnis van de rechtbank s-gravenhage van 2 november 2011, ECLI:NL:RBSGR:2011:BU3900. Het procesverloop wordt weergegeven voor zover in cassatie nog van belang. Zie voor een uitvoeriger overzicht van het procesverloop rov van het bestreden arrest. Over deze feitelijke vaststelling zelf wordt in cassatie niet geklaagd. HR 8 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY4600, NJ 2014/497 m.nt. Jac. Hijma, rov ; HR 3 februari 2012 ECLI:NL:HR:2012:BU4914, NJ 2012/95, AA 2012, p. 752 m.nt. Busch, JOR 2012/116 m.nt. Van Baalen, JOR 2012/340 m.nt. Ettema (Rabobank Vaart en Vecht/X), rov Zie M. van Luyn en C.E. du Perron, Effecten van de zorgplicht, Deventer: Kluwer 2004, p. 29; K.J.O. Jansen, De eigen verantwoordelijkheid van de financiële consument, WPNR 2010 (6853); W.H. van Boom, Bancaire zorgplicht en eigen verantwoordelijkheid van de belegger. Enige opmerkingen naar aanleiding van HR 11 juli 2003, C01/257 (Erven Kouwenberg / Rabobank Schaijk-Reek), NTBR 2003/10. Zie voorts in het algemeen hierover D. Busch, Vermogensbeheer (Mon BW B8) 2014, p. 73 e.v. HR 5 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2811, NJ 2012/183 m. nt. J.B.M. Vranken, rov Vgl. in de feitenrechtspraak Rb Amsterdam 10 oktober 2007, ECLI:NL:RBAMS:2007:BB6619, rov ( A stelt met betrekking tot het begrip offensief risicoprofiel nog dat de betekenis hiervan hem niet duidelijk was. Daargelaten of in het licht van het eerder genoemde artikel 5 van de vermogensbeheerovereenkomst nog enige betekenis aan deze stelling kan worden toegekend, rustte op A als belegger een eigen verantwoordelijkheid om bij onduidelijkheid omtrent de betekenis van dit begrip om toelichting te vragen. ); Rb Amsterdam 7 mei 2008, ECLI:NL:RBAMS:2008:BF0822, rov. 4.4 ( Daartegenover mocht steeds van A worden verlangd dat zij aan Drie Koningen desgevraagd voldoende en juiste informatie verschafte omtrent haar financiële situatie, beleggingservaring en beleggingsdoelstellingen, dat zij kennis nam van de haar door Drie Koningen verstrekte schriftelijke stukken en dat zij bij Drie Koningen reclameerde indien daarin onjuiste of onvolledige informatie is opgenomen. ). MvT, Kamerstukken II 2003/04, 29507, nr. 3, p. 86 en Vierde Nota van Wijziging, Kamerstukken II 2005/06, 29708, nr. 19, p Deze artikelen zien o.m. op informatie aan de cliënt over de beloning of vergoeding, in welke vorm ook, voor het aanbieden, adviseren, bemiddelen of optreden als gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent inzake een financieel product, en de wijze van uitbetaling daarvan, alsmede op informatie van de bemiddelaar of adviseur aan de cliënt over de aard en reikwijdte van de dienstverlening, de wijze waarop de bemiddelaar of adviseur, die het aanbevolen financieel product niet tevens aanbiedt, wordt beloond, alsmede over de hoogte van de beloning of vergoeding, de belangen van de bemiddelaar of adviseur, die het aanbevolen financieel product niet tevens aanbiedt, die van invloed kunnen zijn op de dienstverlening aan de consument.

ECLI:NL:GHDHA:2014:4102

ECLI:NL:GHDHA:2014:4102 ECLI:NL:GHDHA:2014:4102 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 16-12-2014 Datum publicatie 04-03-2015 Zaaknummer 200.103436-01 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 20-06-2008 Datum publicatie 20-06-2008 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie C07/041HR

Nadere informatie

Effectenbeheer; portefeuille bevat meer dan 30% Lehman Brothers Notes; geen onjuist beheer.

Effectenbeheer; portefeuille bevat meer dan 30% Lehman Brothers Notes; geen onjuist beheer. Uitspraak Commissie van Beroep 2013-26 d.d. 5 september 2013 (mr. C.A. Joustra, voorzitter, mr. A. Rutten-Roos, mr. J.B. Fleers, mr. A. Bus en drs. P.H.M. Kuijs AAG, leden, en mr. M.J. Drijftholt, secretaris)

Nadere informatie

GHCB Uitspraak van 31 januari 2012

GHCB Uitspraak van 31 januari 2012 GHCB 2012-427 Uitspraak van 31 januari 2012 prof. mr. A.S. Hartkamp, voorzitter, mr A. Bus, mr. F.H.J. Mijnssen, mr. F.P. Peijster en prof. mr. F.R. Salomons. " Vermogensbeheerrelatie. Schade. Causaal

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392 ECLI:NL:HR:2014:156 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 24-01-2014 Datum publicatie 24-01-2014 Zaaknummer 13/00392 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1257,

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 83 d.d. 11 april 2011 (mr. J. Wortel, voorzitter, en de heer J.C. Buiter en de heer drs. L.B. Lauwaars RA) Samenvatting Vermogensbeheerrelatie.

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2004:AO4119

ECLI:NL:GHSHE:2004:AO4119 ECLI:NL:GHSHE:2004:AO4119 Instantie Datum uitspraak 27-01-2004 Datum publicatie 20-02-2004 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch C0201298-RO Civiel

Nadere informatie

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

Rechtspraak.nl - Print uitspraak pagina 1 van 6 Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:HR:2015:2191 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecli:nl:hr:2015:2191 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 14-08-2015 Datum

Nadere informatie

I n z a k e: T e g e n:

I n z a k e: T e g e n: HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar

Nadere informatie

1.3 De Beroepscommissie heeft het principaal en het incidenteel beroep mondeling behandeld op 25 maart Beide partijen waren aanwezig.

1.3 De Beroepscommissie heeft het principaal en het incidenteel beroep mondeling behandeld op 25 maart Beide partijen waren aanwezig. Uitspraak Commissie van Beroep 2013-15 d.d. 24 mei 2013 (prof. mr. F.R. Salomons, voorzitter, mr. A. Bus, mr. F.H.J. Mijnssen, mr. F. Peijster en mr. A. Rutten-Roos, leden, en mr. M.J. Drijftholt, secretaris)

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-249 d.d. 27 mei 2013 (prof.mr. C.E. du Perron, voorzitter, de heer drs. L.B. Lauwaars RA en de heer R.H.G. Mijné, leden en mevrouw mr.

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 20-06-2007 Datum publicatie 25-06-2007 Zaaknummer 0600267 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN1218

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN1218 ECLI:NL:RBUTR:2010:BN1218 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 14-07-2010 Datum publicatie 15-07-2010 Zaaknummer 268738 / HA ZA 09-1343 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:983. Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie

ECLI:NL:HR:2013:983. Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie ECLI:NL:HR:2013:983 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie 18-10-2013 Zaaknummer 12/03380 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:52, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSGR:2012:BW8529,

Nadere informatie

de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-027 d.d. 20 januari 2015 (mr. J. Wortel, voorzitter, en G.J.P. Okkema en J.C. Buiter, leden en mr. D.M.A. Gerdes, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2013:873 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04481

ECLI:NL:PHR:2013:873 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04481 ECLI:NL:PHR:2013:873 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 20-09-2013 Datum publicatie 08-11-2013 Zaaknummer 12/04481 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

JA 2017/99 met annotatie van mr. L. Boersma

JA 2017/99 met annotatie van mr. L. Boersma ECLI:NL:PHR:2017:47 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 03-02-2017 Datum publicatie 21-04-2017 Zaaknummer 16/01604 Formele relaties Rechtsgebieden Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:757, Gevolgd

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 06-05-2014 Datum publicatie 07-05-2014 Zaaknummer HD 200.134.974_01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-312 d.d. 19 mei 2017 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mr. B.F. Keulen en drs. L.B. Lauwaars en mr. E.C. Aarts, secretaris) Samenvatting Consument

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642 ECLI:NL:HR:2018:484 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 30-03-2018 Datum publicatie 30-03-2018 Zaaknummer 17/01642 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:46

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Niet-Bindende uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-247 d.d. 30 augustus 2012 (mr. C.E. du Perron, voorzitter, prof. drs. A.D. Bac en de heer J.C. Buiter, leden en mevrouw mr.

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd ECLI:NL:HR:2017:1064 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-06-2017 Datum publicatie 09-06-2017 Zaaknummer 16/04866 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:4980 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2013:4980 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2013:4980 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 30-07-2013 Datum publicatie 27-01-2014 Zaaknummer 200.092.840/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-164 d.d. 25 mei 2012 (mr. J. Wortel, voorzitter, en drs. L.B. Lauwaars RA, en G.J.P. Okkema, leden, met mevrouw mr. I.M.M. Vermeer als

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Beslissing Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-133 d.d. 18 maart 2014 (mr. J. Wortel, voorzitter, de heren R.H.G. Mijné en H. Mik RA, leden en mr. D.M.A. Gerdes secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

1.2 De bank heeft het beroep bestreden bij een op 18 maart 2013 door de Beroepscommissie ontvangen verweerschrift.

1.2 De bank heeft het beroep bestreden bij een op 18 maart 2013 door de Beroepscommissie ontvangen verweerschrift. Uitspraak Commissie van Beroep 2013-18 d.d. 11 juni 2013 (prof. mr. F.R. Salomons, voorzitter, mr. A. Bus, drs. P.H.M. Kuijs AAG, mr. W.J.J. Los en mr. F.H.J. Mijnssen, leden, en mr. M.J. Drijftholt, secretaris)

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2015:1871. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:589, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2015:1871. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:589, Gevolgd ECLI:NL:HR:2015:1871 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10-07-2015 Datum publicatie 10-07-2015 Zaaknummer 14/04610 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:589,

Nadere informatie

de naamloze vennootschap ING Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

de naamloze vennootschap ING Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-169 d.d. 29 mei 2013 (mr. C.E. du Perron, voorzitter, H. Mik RA en R.H.G. Mijné, leden en mevrouw mr. I.M.M. Vermeer, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 Instantie Datum uitspraak 15-08-2017 Datum publicatie 16-08-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.216.119_01

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2010:932 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2010:932 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2010:932 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 30-03-2010 Datum publicatie 05-01-2016 Zaaknummer 200.015.254-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 06-02-2017 Zaaknummer 200.174.828/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:2773

ECLI:NL:GHDHA:2014:2773 ECLI:NL:GHDHA:2014:2773 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 21-03-2014 Datum publicatie 18-09-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-13/00269

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834 ECLI:NL:GHDHA:2014:3834 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 28-10-2014 Datum publicatie 27-11-2014 Zaaknummer 200.140.914/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 247 d.d. 10 oktober 2011 (mr. C.E. du Perron, voorzitter, de heer G.J.P. Okkema en prof. drs. A.D. Bac RA, leden, mevrouw mr. J. Hardenberg,

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06 ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 06-03-2007 Datum publicatie 06-03-2007 Zaaknummer 00636/06 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 1659/05

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 1659/05 ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 30-08-2007 Datum publicatie 14-12-2007 Zaaknummer 1659/05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2011:BP3927

ECLI:NL:RBROT:2011:BP3927 ECLI:NL:RBROT:2011:BP3927 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 05-01-2011 Datum publicatie 10-02-2011 Zaaknummer 332164 / HA ZA 09-1605 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem De vaststellingsovereenkomst Prof. mr dr Edwin van Wechem Wat is een vaststellingsovereenkomst? Artikel 7:900 BW Bij een vaststellingsovereenkomst binden partijen, ter beëindiging of ter voorkoming van

Nadere informatie

Consument 1 en Consument 2 hierna ook tezamen te noemen: Consumenten,

Consument 1 en Consument 2 hierna ook tezamen te noemen: Consumenten, Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-541 d.d. 10 november 2016 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter, drs. L.B. Lauwaars en mr. B.F. Keulen, leden en mr. S. van der Hoorn, secretaris)

Nadere informatie

1.2 De Bank heeft een op 22 mei 2014 gedateerd verweerschrift ingediend en daarbij incidenteel beroep ingesteld.

1.2 De Bank heeft een op 22 mei 2014 gedateerd verweerschrift ingediend en daarbij incidenteel beroep ingesteld. Uitspraak Commissie van Beroep 2014-029 d.d. 23 september 2014 (mr. C.A. Joustra, voorzitter, mr. A. Bus, drs. P.H.M. Kuijs AAG, mr. W.J.J. Los en mr. F.H.J. Mijnssen, leden, en mr. M.J. Drijftholt, secretaris)

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procesverloop

Samenvatting. 1. Procesverloop Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-343 d.d. 18 december 2012 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter, prof.mr. M.L. Hendrikse, mr. J.S.W. Holtrop, mr. J.W.M. Lenting en mr. P.A. Offers,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ6219

ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ6219 ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ6219 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 15-07-2009 Datum publicatie 27-08-2009 Zaaknummer 259421 / HA ZA 08-2534 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. C.I.S. Dankelman, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. C.I.S. Dankelman, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-003 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. C.I.S. Dankelman, secretaris) Klacht ontvangen op : 11 juli 2017 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2016:2707. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/05236

ECLI:NL:HR:2016:2707. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/05236 ECLI:NL:HR:2016:2707 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 25-11-2016 Datum publicatie 25-11-2016 Zaaknummer 15/05236 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:874,

Nadere informatie

Beleggingsadviesrelatie. Samenvoeging van portefeuilles. Complianceformulier. Niet gebleken dat een van de portefeuilles een pensioenbestemming had.

Beleggingsadviesrelatie. Samenvoeging van portefeuilles. Complianceformulier. Niet gebleken dat een van de portefeuilles een pensioenbestemming had. Uitspraak Commissie van Beroep 2014-003 d.d. 28 januari 2014 (mr. C.A. Joustra, voorzitter, mr. J.B. Fleers, mr. drs. W.J.J. Los, mr. A. Bus en mr. F.P. Peijster, leden, en mr. M.J. Drijftholt, secretaris)

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. E.LA. van Emden, voorzitter en mr. F. Faes, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. E.LA. van Emden, voorzitter en mr. F. Faes, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-723 (mr. E.LA. van Emden, voorzitter en mr. F. Faes, secretaris) Klacht ontvangen op : 27 juni 2017 Ingediend door : Consument Tegen :

Nadere informatie

Samenvatting. Bekijk de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep

Samenvatting. Bekijk de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep Uitspraak Commissie van Beroep 2012-23 d.d. 27 november 2012 (prof. mr. A.S. Hartkamp, voorzitter, mr. C.A. Joustra, drs. P.H.M. Kuijs, mr. F.P. Peijster en mr. J.B. Fleers, leden, en mr. M.J. Drijftholt,

Nadere informatie

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep Uitspraak Commissie van Beroep 2013-28b d.d. 25 september 2013 (mr. C.A. Joustra, mr. A. Bus, mr. J.B. Fleers, drs. P.H.M. Kuijs AAG, mr. A. Rutten-Roos, leden, en mr. M.J. Drijftholt, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep Uitspraak Commissie van Beroep 2013-09 d.d. 7 maart 2013 (prof. mr. A.S. Hartkamp, voorzitter, mr. A. Bus, mr. C.A. Joustra AAG, drs. P.H.M. Kuijs en mr. A. Rutten-Roos, leden, en mr. M.J. Drijftholt,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2008:BG2357

ECLI:NL:RBROT:2008:BG2357 ECLI:NL:RBROT:2008:BG2357 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 01-10-2008 Datum publicatie 03-11-2008 Zaaknummer 285436 / HA ZA 07-1418 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2004:AM2315

ECLI:NL:HR:2004:AM2315 ECLI:NL:HR:2004:AM2315 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 16-01-2004 Datum publicatie 16-01-2004 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie C02/203HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AM2315

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2016:65. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/05661

ECLI:NL:HR:2016:65. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/05661 ECLI:NL:HR:2016:65 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 15-01-2016 Datum publicatie 15-01-2016 Zaaknummer 14/05661 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:2048,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 11-07-2013 Datum publicatie 17-07-2013 Zaaknummer 12-00035 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Belastingrecht

Nadere informatie

Het Servicekantoor B.V., gevestigd te Groningen, hierna te noemen Tussenpersoon.

Het Servicekantoor B.V., gevestigd te Groningen, hierna te noemen Tussenpersoon. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-190 d.d. 30 juni 2015 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en drs. W Dullemond leden en mr. M. van Pelt, secretaris)

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2009:BG2238 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:PHR:2009:BG2238 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:PHR:2009:BG2238 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 30-01-2009 Datum publicatie 30-01-2009 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie C07/181HR

Nadere informatie

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483 ECLI:NL:HR:2014:2652 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-09-2014 Datum publicatie 10-09-2014 Zaaknummer 13/01257 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie In cassatie op

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2015:6266

ECLI:NL:RBMNE:2015:6266 ECLI:NL:RBMNE:2015:6266 Instantie Datum uitspraak 02-09-2015 Datum publicatie 18-09-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland 3818581 UC EXPL 15-1353

Nadere informatie

1.2 De Bank heeft een op 30 november 2016 gedateerd verweerschrift ingediend.

1.2 De Bank heeft een op 30 november 2016 gedateerd verweerschrift ingediend. Uitspraak Commissie van Beroep 2018-002 d.d. 4 januari 2018 (mr. C.A. Joustra, voorzitter, mr. E.E. van Tuyll van Serooskerken-Roëll, drs. P.H.M. Kuijs AAG, F.R. Valkenburg AAG RBA en mr. J.B.M.M. Wuisman,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:37. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 12/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2013:37. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 12/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416, Gevolgd ECLI:NL:HR:2013:37 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 28-06-2013 Datum publicatie 04-07-2013 Zaaknummer 12/00171 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416,

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:1768

ECLI:NL:RVS:2015:1768 ECLI:NL:RVS:2015:1768 Instantie Raad van State Datum uitspraak 03-06-2015 Datum publicatie 03-06-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201407801/1/A3 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 08-10-2013 Datum publicatie 06-01-2014 Zaaknummer 200.035.875-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308 ECLI:NL:GHDHA:2013:4308 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 12-11-2013 Datum publicatie 14-11-2013 Zaaknummer 200.092.575 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2007:BA6231

ECLI:NL:HR:2007:BA6231 ECLI:NL:HR:2007:BA6231 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 13-07-2007 Datum publicatie 13-07-2007 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie C05/331HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2007:BA6231

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 08-10-2013 Datum publicatie 06-01-2014 Zaaknummer 200.121.491-01 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbove...

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbove... Rechtspraak.nl Print uitspraak 1 of 5 071215 09:02 Zoekresultaat inzien document ECLI:NL:RBOVE:2013:1448 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecl Instantie Rechtbank Overijssel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446 ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 04-02-2009 Datum publicatie 03-03-2009 Zaaknummer 265169 / HA ZA 06-1949 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 237 5 oktober 2011 (mr. J. Wortel, voorzitter, de heren G.J.P. Okkema en H. Mik RA, leden en mr. D.M.A. Gerdes, secretaris) Samenvatting Advies

Nadere informatie

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak ECLI:NL:HR:2017:5 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 06-01-2017 Datum publicatie 06-01-2017 Zaaknummer 15/03526 Formele relaties In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2015:2209, (Gedeeltelijke) vernietiging

Nadere informatie

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie: LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, 225359 Datum uitspraak: 15-02-2012 Datum publicatie: Rechtsgebied: 17-02-2012 Handelszaak Soort procedure: Kort geding Inhoudsindicatie: In deze zaak

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-243 d.d. 24 augustus 2012 (mr. E.M. Dil-Stork, voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. W.H.G.A. Filott mpf, leden en mevrouw mr. I.M.M.

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2015:3457

ECLI:NL:GHSHE:2015:3457 ECLI:NL:GHSHE:2015:3457 Instantie Datum uitspraak 08-09-2015 Datum publicatie 08-09-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch HD

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (mr. E.L.A. Van Emden, voorzitter en mr. J. Hadziosmanovic, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (mr. E.L.A. Van Emden, voorzitter en mr. J. Hadziosmanovic, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr. 2017-419 (mr. E.L.A. Van Emden, voorzitter en mr. J. Hadziosmanovic, secretaris) Klacht ontvangen op : 3 augustus 2016 Ingediend door : Consumenten

Nadere informatie

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2016:1717, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2016:1717, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan ECLI:NL:HR:2017:571 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 31-03-2017 Datum publicatie 31-03-2017 Zaaknummer 16/03870 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239

ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239 ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 14-11-2006 Datum publicatie 17-01-2007 Zaaknummer 2006/346 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:6585

ECLI:NL:GHARL:2015:6585 ECLI:NL:GHARL:2015:6585 Instantie Datum uitspraak 08-09-2015 Datum publicatie 26-10-2015 Zaaknummer 200.134.402 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

de besloten vennootschap Wijs & Van Oostveen B.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

de besloten vennootschap Wijs & Van Oostveen B.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-252 d.d. 10 juni 2016 (mr. drs. S.F. van Merwijk, voorzitter, drs. L.B. Lauwaars RA en J.C. Buiter, leden en mr. S. van der Hoorn, secretaris)

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1071

ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1071 ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1071 Instantie Datum uitspraak 04-06-2009 Datum publicatie 01-07-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-5093 WWB Bestuursrecht

Nadere informatie

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep Uitspraak Commissie van Beroep 2012-26 d.d. 29 november 2012 (prof. mr. A.S. Hartkamp, voorzitter, mr. A. Rutten-Roos, mr. C.A. Joustra, drs. P.H.M. Kuijs AAG en mr. F.P. Peijster, leden, en mr. M.J. Drijftholt,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 23-06-2015 Datum publicatie 04-09-2015 Zaaknummer CV EXPL 14-22777 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-377 d.d. 10 december 2015 (mr. J. Wortel, voorzitter, prof. drs. A.D. Bac RA en mr. E.L.A. Van Emden, leden en mr. R. de Kruif, secretaris)

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2012:BW1285 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 11/01468

ECLI:NL:PHR:2012:BW1285 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 11/01468 ECLI:NL:PHR:2012:BW1285 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 01-06-2012 Datum publicatie 01-06-2012 Zaaknummer 11/01468 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 Instantie Datum uitspraak 21-06-2016 Datum publicatie 24-04-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie - Vindplaatsen Uitspraak Gerechtshof

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 25-07-2007 Datum publicatie 31-07-2007 Zaaknummer 0600466 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

KERNWOORDEN: risicovol beleggingsproduct, waarschuwingsplicht bank

KERNWOORDEN: risicovol beleggingsproduct, waarschuwingsplicht bank Uitspraak GCHB 400-F90033 KERNWOORDEN: risicovol beleggingsproduct, waarschuwingsplicht bank Bekijk de uitspraak in eerste aanleg Deze uitspraak is op de datum als in hoofde dezes vermeld tot stand gekomen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:14100

ECLI:NL:RBDHA:2016:14100 ECLI:NL:RBDHA:2016:14100 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 10112016 Datum publicatie 22112016 Zaaknummer 5138842/1616752 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 29-04-2014 Datum publicatie 01-05-2014 Zaaknummer HD 200.136.561_01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. E.L.A. van Emden, voorzitter en mr. J. Hadziosmanovic, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. E.L.A. van Emden, voorzitter en mr. J. Hadziosmanovic, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-184 (mr. E.L.A. van Emden, voorzitter en mr. J. Hadziosmanovic, secretaris) Klacht ontvangen op : 20 juni 2017 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

Conclusie. Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie - JOL 2002, 532 NJ 2002, 558 RvdW 2002, 159 JWB 2002/365

Conclusie. Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie - JOL 2002, 532 NJ 2002, 558 RvdW 2002, 159 JWB 2002/365 ECLI:NL:PHR:2002:AE4430 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 11-10-2002 Datum publicatie 11-10-2002 Zaaknummer C00/345HR Formele relaties Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2002:AE4430 Rechtsgebieden

Nadere informatie

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

Rechtspraak.nl - Print uitspraak pagina 1 van 6 Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RBNHO:2015:6063 Permanente link: http://deeplink.rechtspraa Instantie Datum uitspraak 29-07-2015 Datum publicatie 26-08-2015 Rechtbank Noord-Holland

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:5534 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2015:5534 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHARL:2015:5534 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 21-07-2015 Datum publicatie 23-07-2015 Zaaknummer 200.128.839-01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

Rechtspraak.nl - Print uitspraak pagina 1 van 6 Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RBAMS:2014:6139 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 13-08-2014 Datum publicatie 19-09-2014 Zaaknummer HA ZA 14-295 Rechtsgebieden Civiel

Nadere informatie

1.2. Verweerster in beroep (hierna: de Bank) heeft op 20 januari 2015 een verweerschrift ingediend.

1.2. Verweerster in beroep (hierna: de Bank) heeft op 20 januari 2015 een verweerschrift ingediend. Uitspraak Commissie van Beroep 2016-004 d.d. 2 februari 2016 (mr. W.J.J. Los, voorzitter, mr. A. Bus, drs. P.H.M. Kuijs AAG, mr. A. Smeeing-van Hees en mr. R.J.F. Thiessen, leden, en mr. G.A. van de Watering,

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-294 (mr. B.F. Keulen, voorzitter, mr. S. Riemens en mr. drs. S.F. Van Merwijk, leden en mr. M. van Pelt, secretaris) Klacht ontvangen op

Nadere informatie

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Indexus Groep B.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Indexus Groep B.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-253 d.d. 8 september 2015 (mr. J. Wortel, voorzitter en prof. dr. A. Buijs en de heer G.J.P. Okkema, leden en mw. mr. J.J. Guijt, secretaris)

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ7650

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ7650 ECLI:NL:RBASS:2011:BQ7650 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 17-05-2011 Datum publicatie 09-06-2011 Zaaknummer 302487 CV EXPL 10-8041 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

1.2 De Bank heeft een verweerschrift ingediend gedateerd 2 juni 2014.

1.2 De Bank heeft een verweerschrift ingediend gedateerd 2 juni 2014. Uitspraak Commissie van Beroep 2015-005 d.d. 12 februari 2015 (mw. mr. C.A. Joustra, voorzitter, mr. J.B.B.M Wuisman, mr. dr. S.B. van Baalen, mr. A. Bus en drs. P.H.M. Kuijs AAG, leden, en mr. M.J. Drijftholt,

Nadere informatie

LJN: BQ0368, Rechtbank 's-gravenhage, 342155 / HA ZA 09-2269

LJN: BQ0368, Rechtbank 's-gravenhage, 342155 / HA ZA 09-2269 LJN: BQ0368, Rechtbank 's-gravenhage, 342155 / HA ZA 09-2269 Datum uitspraak: 30-03-2011 Datum publicatie: 06-04-2011 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig Inhoudsindicatie:

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:4609

ECLI:NL:GHDHA:2014:4609 ECLI:NL:GHDHA:2014:4609 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 03-06-2014 Datum publicatie 16-06-2015 Zaaknummer 200.132.906/01 Formele relaties Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:3234, (Gedeeltelijke)

Nadere informatie

Samenvatting. Consument, ARAG SE, gevestigd te Leusden, hierna te noemen: Aangeslotene. 1. Procesverloop

Samenvatting. Consument, ARAG SE, gevestigd te Leusden, hierna te noemen: Aangeslotene. 1. Procesverloop Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-373 d.d. 9 oktober 2014 (mr. P.A. Offers, prof. mr. E.H. Hondius en drs. W. Dullemond, leden en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie