Hoge Raad , BJN , (Van Doorn/NBM)

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Hoge Raad 18-09-1998, BJN 101933, (Van Doorn/NBM)"

Transcriptie

1 Uittreksels Jurisprudentie rechtspraak UJA_101933, PDF gemaakt voor UJA-Nummer Instantie UJA_ Hoge Raad datum wetsartikelen Art. 7A:1638 oud-bw (thans art. 7:658 BW) Hoge Raad , BJN , (Van Doorn/NBM) Samenvatting Casus Van Doorn komt met ingang van 11 augustus 1969 voor onbepaalde tijd in dienst bij NBM. Op 6 februari 1990 verricht Van Doorn werkzaamheden in een riool op vliegbasis Soesterberg. In de middag is er iets in dat riool gevallen. Om dit eruit te kunnen halen krijgt de zoon van Van Doorn (die eveneens voor NBM werkt) opdracht om samen met zijn vader een ladder naar het riool te brengen. Van Doorn en zoon leggen de ladder op het dak van de auto, een combi/pick-up, zonder deze aan de auto vast te maken. Van Doorn jr. bestuurt de auto en Van Doorn zit achter in de laadruimte om de ladder vast te houden. Tijdens de rit vangt de ladder wind en valt van de auto. Van Doorn probeert de ladder te grijpen en valt daarbij eveneens van de auto. Als gevolg daarvan lijdt hij fysieke schade en raakt hij voor % arbeidsongeschikt. Van Doorn stelt NBM aansprakelijk voor het ongeval en vordert schadevergoeding. Hij doet dit primair op grond van artikel 7A:1638x oud-bw en subsidiair op grond van onrechtmatige daad. NBM concludeert tot onbevoegdverklaring van de kantonrechter ten aanzien van de subsidiaire grondslag en voert verweer tegen de vordering. Kantongerecht Verklaart zich onbevoegd voor de vordering voor zover die is gebaseerd op de secundaire grondslag en wijst de vordering op basis van de primaire grondslag af. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft NBM geen op haar rustende zorgplicht geschonden. Rechtbank Bekrachtigt de door Van Doorn bestreden vonnissen van de kantonrechter. Van Doorn stelt tijdig cassatieberoep in. Cassatiemiddel Richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat NBM geen zorgplicht heeft geschonden, omdat dit blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting. Van Doorn voert daartoe onder meer aan dat er geen bevestigingsmateriaal voorhanden was en dat er haast geboden was bij het brengen van de ladder naar het riool, nu hetgeen in het riool was gevallen daar nog voor zonsondergang uit moest worden gehaald. Hoge Raad Oordeelt dat het cassatiemiddel doel treft. Het ervaringsfeit (zie HR 20 september 1996, JAR 1996/203, Pollemans/Hoondert) brengt met zich dat het vervoeren van de ladder zonder additioneel bevestigingsmateriaal een voor NBM voorzienbaar en niet te verwaarlozen risico met zich bracht. Te weten het risico dat Van Doorn en zijn zoon de ladder in de laadbak van de combi/pick-up zouden vervoeren op een wijze waaraan het risico van een ongeval was verbonden. Temeer daar er haast geboden was met de bezorging van de ladder en dat na een halfuur zoeken nog geen bevestigingsmateriaal was gevonden. Gegeven de strekking van artikel 1638a oud-bw, zijnde de bescherming van de werknemer tegen gevaar voor zover dit redelijkerwijze in verband met de aard van de werkzaamheden van de werkgever gevergd kan worden, rustte op NBM de plicht te zorgen voor de aanwezigheid van adequaat bevestigingsmateriaal. De HR vernietigt het bestreden vonnis van de rechtbank en verwijst de zaak naar het Gerechtshof s-gravenhage ter verdere behandeling en beslissing. De verdere behandeling dient onder meer een onderzoek te bevatten naar de aan- dan wel afwezigheid van bevestigingsmateriaal, aangezien NBM stelt dat dat er was en Van Doorn dit bestrijdt. De HR ziet hiervoor geen reden voor de omkering van de bewijslast, zoals door NBM bepleit bij de kantonrechter. In geval van een bedrijfsongeval rust op de werkgever de verplichting ervoor te zorgen dat een ongevalrapport wordt opgemaakt waarin de toedracht van het ongeval zodanig wordt vastgelegd dat daaruit met een redelijke mate van zekerheid kan worden opgemaakt of en in hoeverre het ongeval het gevolg is van het feit dat onvoldoende maatregelen waren getroffen ter voorkoming van het ongeval. Nu NBM heeft nagelaten een dergelijk rapport op te maken, volgt uit de in artikel 1638x oud-bw besloten regels van stelplicht en bewijslast dat de bewijslast op NBM is blijven rusten. Uitspraak Pieter Hendrikus Arend van Doorn, te Eck en Wiel, eiser tot cassatie, adv. voorheen mr. J.M. Barendrecht, thans mr. J.C. van Oven,

2 tegen Uittreksels Jurisprudentie rechtspraak UJA_101933, PDF gemaakt voor B.V. Aannemingsbedrijf NBM, te Delft, verweerster in cassatie, adv. mr. T.H. Tanja-van den Broek. Rechtbank Beoordeling van de grieven 4.1 Van Doorns betoog houdt in dat NBM aansprakelijk is voor de als gevolg van het ongeval ontstane schade, omdat zij niet heeft voldaan aan haar uit art. 7A:1638x BW voortvloeiende verplichting om deugdelijk materiaal aan Van Doorn te verschaffen teneinde hem in de gelegenheid te stellen zijn werkzaamheden veilig te verrichten, door niet te zorgen voor de aanwezigheid van bevestigingsmateriaal. Voorts heeft NBM volgens Van Doorn niet voldaan aan haar verplichting Van Doorn en/of zijn zoon te instrueren omtrent het gebruik van de combi-pickup waarmee zij de ladder hebben vervoerd. Ten slotte heeft Van Doorn betoogd dat de zoon van Van Doorn tekort is geschoten in de zorg voor de veiligheid van Van Doorn en dat dit tekortschieten aan NBM toegerekend moet worden. 4.2 NBM heeft dit betoog op alle onderdelen gemotiveerd bestreden. 4.3 De rechtbank overweegt als volgt. Tussen partijen staat vast dat de ladder aan de combi-pickup moest worden bevestigd teneinde de ladder op een veilige wijze te kunnen vervoeren. Van Doorn heeft betoogd, dat uit de omstandigheid dat hij en zijn zoon geen bevestigingsmateriaal konden vinden, volgt dat NBM niet heeft voldaan aan haar uit art. 7A:1638x BW voortvloeiende verplichting. Uit het naar eigen zeggen gedurende een half uur zoeken naar bevestigingsmateriaal door vader en zoon Van Doorn leidt de rechtbank af dat zij zeer goed hadden begrepen dat de ladder in verband met de veiligheid aan de auto diende te worden bevestigd. Vader en zoon hadden zich daarom, toen zij geen bevestigingsmateriaal konden vinden, tot hun leidinggevende uitvoerder Stuive, die zich op enkele kilometers afstand van hen bevond, moeten wenden met de mededeling dat zij de ladder niet aan de auto konden vastmaken. Dat zij dit niet hebben gedaan, doch besloten hebben de ladder op een zeer onveilige wijze te vervoeren, kan niet aan NBM worden verweten. Of er ter plekke wel of geen bevestigingsmateriaal aanwezig was, kan derhalve in het midden worden gelaten. 4.4 Van Doorn heeft voorts aangevoerd dat hij in opdracht van Stuive haast moest maken met het vervoer van de ladder, zodat hij gedwongen was de ladder zonder bevestiging te vervoeren. Deze stelling mist echter feitelijke grondslag. Van Doorn heeft zelf gesteld dat de opdracht luidde dat het deksel voor de avond uit het riool gehaald diende te worden (memorie van grieven, punt 2.2.2, laatste regel). Tussen partijen staat vast dat Van Doorn en zijn zoon rond uur met de onbevestigde ladder gingen rijden en dat de af te leggen weg niet langer was dan enkele kilometers. Aangezien de zon begin februari rond uur ondergaat, was er geen sprake van dat het zo spoedig donker zou worden, dat er geen tijd was om een veilig vervoer van de ladder naar het riool te organiseren. Het feit dat de werktijd om uur afliep, maakt dit niet anders. De rechtbank merkt voorts op dat de omstandigheid dat Van Doorn en zijn zoon (naar eigen zeggen) gedurende ongeveer een half uur naar bevestigingsmateriaal hebben gezocht, niet goed met de door Van Doorn gestelde haast te rijmen valt. 4.5 Het betoog van Van Doorn houdt verder in dat NBM speciale instructies aan Van Doorn en/of zijn zoon had moeten geven met betrekking tot het gebruik van de combi-pickup in verband met het vervoer van de ladder. Naar de rechtbank begrijpt doelt Van Doorn hier op de omstandigheid dat er in de achterbak geen personen vervoerd mogen worden. De vraag is of NBM Van Doorn er in casu op had moeten wijzen dat de ladder niet op die wijze dus met Van Doorn in de laadbak mocht worden vervoerd. Naar het oordeel van de rechtbank behoefde NBM die instructie niet te geven, omdat een dergelijke wijze van vervoer volstrekt niet voor de hand lag. NBM mocht ervan uitgaan dat Van Doorn en zijn zoon de ladder op een normale manier dus door middel van het vastbinden zouden vervoeren, zoals zij ook aanvankelijk van plan waren. 4.6 Van Doorns betoog houdt tenslotte in dat de zoon van Van Doorn een fout heeft gemaakt (waarvoor NBM aansprakelijk is) door zijn vader in de laadbak te laten plaatsnemen, hem de onbevestigde ladder te laten vasthouden en door vervolgens als bestuurder van de combi-pickup met dat voertuig weg te rijden. Deze stellingname vindt geen steun in de door Van Doorn zelf in het geding gebrachte schriftelijke verklaring van zijn zoon, die onder meer inhoudt: We hebben tot uur gezocht en toen zei mijn vader laten we maar gaan dan ga ik wel op de kist zitten dan hou ik hem wel vast. Overigens lijkt Van Doorn de aansprakelijkheid van NBM hier te baseren op onrechtmatig handelen van een ondergeschikte (art (oud) BW). Van Doorn verliest aldus uit het oog dat in appel uitsluitend aan de orde is of NBM in strijd met art. 7A:1638x BW heeft gehandeld. 4.7 Gelet op het voorgaande dienen de grieven te worden verworpen en dient het vonnis van de kantonrechter te worden bekrachtigd. Van Doorn zal als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van het hoger beroep moeten dragen. (enz.) Cassatiemiddel Schending van het recht en/of verzuim van vormen waarvan de niet-inachtneming nietigheid met zich meebrengt, doordien de Arrondissementsrechtbank heeft overwogen, recht gedaan en beslist als in het bestreden vonnis is opgenomen, om de volgende, mede in onderling verband in aanmerking te nemen, redenen: Van Doorn is op 6 februari 1990, in het 21-ste jaar van zijn dienstverband bij NBM, een arbeidsongeval overkomen op het terrein van de vliegbasis

3 Van Doorn is op 6 februari 1990, in het 21-ste jaar van zijn dienstverband bij Uittreksels NBM, een Jurisprudentie arbeidsongeval rechtspraak overkomen UJA_101933, op het terrein PDF van gemaakt de vliegbasis voor Soesterberg. Er was iets in een riool, waaraan door NBM werkzaamheden werden verricht, gevallen, dat moest worden verwijderd. De eveneens bij NBM in dienst zijnde uitvoerder, Stuive, gaf daarop Van Doorn jr. (de zoon van Van Doorn die eveneens bij NBM in loondienst was) opdracht met een bedrijfsauto en samen met zijn vader die op dat moment op een andere locatie op de vliegbasis werkzaam was, een ladder op te halen. Overeenkomstig deze opdracht hebben Van Doorn en zijn zoon bij de bouwketen op het terrein een ladder in de laadruimte van de bedrijfsauto geladen, zonder deze aan de auto vast te maken. Van Doorn jr. heeft vervolgens achter het stuur van de auto plaatsgenomen en is daarmee gaan rijden in de richting van het bewuste riool, terwijl Van Doorn plaatsnam in de laadruimte van de auto om de ladder vast te houden. Tijdens de rit van de bouwkeet naar het riool ving de ladder wind, waardoor de ladder van de auto viel. Van Doorn heeft geprobeerd de ladder te grijpen en is daarbij eveneens van de auto gevallen. Als gevolg daarvan is zijn heup uit de kom geraakt en zijn bekken is gescheurd. Hij heeft drie weken in het ziekenhuis verbleven en heeft vervolgens thuis nog vijf maanden in bed gelegen. Sinds 6 februari 1991 heeft hij een WAO/AAW-uitkering op basis van % arbeidsongeschiktheid. In de onderhavige procedure gaat het om de aansprakelijkheid van NBM op grond van art. 7A:1638x BW. Van Doorn verwijt NBM met name dat zij niet heeft voldaan aan haar uit dat artikel voortvloeiende verplichtingen om deugdelijk materiaal aan Van Doorn te verschaffen teneinde hem in de gelegenheid te stellen zijn werkzaamheden veilig te verrichten, in het bijzonder door niet te zorgen voor de aanwezigheid van bevestigingsmateriaal. NBM zou voorts niet hebben voldaan aan haar verplichting Van Doorn en/of zijn zoon te instrueren omtrent het gebruik van de combi-pickup waarmee zij de ladder hebben vervoerd (zie voor dit alles r.o. 3 en 4.1 van het vonnis van de rechtbank). In r.o. 4.3 overweegt de rechtbank: De rechtbank laat derhalve uiteindelijk in het midden of de verplichting op NBM rustte om bevestigingsmateriaal aanwezig te hebben respectievelijk of aan die verplichting is voldaan. De redenering die haar daartoe brengt, is rechtens onjuist (want in strijd met het systeem van aansprakelijkheid als neergelegd in, en gebaseerd op art. 7A:1638x BW), respectievelijk (zonder nadere motivering) onbegrijpelijk. Deze algemene klacht wordt in de hiernavolgende drie onderdelen verder uitgewerkt en aangevuld. 1 Onjuist, respectievelijk (zonder nadere motivering) onbegrijpelijk, is dat de rechtbank oordeelt dat aan NBM geen verwijt kan worden gemaakt (in het kader van art. 7A:1638x BW). De door de rechtbank genoemde omstandigheden (dat vader en zoon Van Doorn zeer goed hadden begrepen dat de ladder in verband met de veiligheid aan de auto diende te worden bevestigd en dat zij toen zij geen bevestigingsmateriaal konden vinden, zich tot hun leidinggevende die zich op enkele kilometers afstand van hen bevond hadden moeten wenden) kunnen dat oordeel niet dragen. Dit geldt mede nu de rechtbank niet duidelijk maakt op welke juridische grond dit oordeel berust, zodat haar oordeel onvoldoende is gemotiveerd. 2 Het zou kunnen zijn dat de rechtbank bedoelt dat de (eventuele) schending van de verplichting van NBM om bevestigingsmateriaal aanwezig te hebben niet de oorzaak is geweest van het ongeval (of iets dergelijks). Het niet voorhanden zijn van zaken ter bescherming van de veiligheid van de werknemer, zoals het onderhavige bevestigingsmateriaal, heeft echter (in het algemeen, doch ook in dit geval) het voorzienbare gevolg dat de betrokken werknemers de bewuste werkzaamheden zonder dit materiaal gaan verrichten en daarbij schade lijden. Een dergelijk gevolg behoort althans aan het verzuim van de werkgever te worden toegerekend in de zin van (thans) art. 6:98 BW. Althans is onbegrijpelijk dat de rechtbank dit gevolg niet voorzienbaar respectievelijk niet toerekenbaar heeft geacht. Althans heeft de rechtbank onvoldoende rekening gehouden met de aard van de onderhavige schade (zware letselschade) en de aard van de aansprakelijkheid bij het bepalen van het causaal verband. Voorts heeft de rechtbank miskend dat het causale verband in beginsel gegeven is als (zoals in casu mag worden aangenomen) de werkgever een verplichting tot het treffen van bepaalde veiligheidsmaatregelen heeft geschonden en zich een ongevalsschade voordoet van de soort waartegen die maatregelen de werknemer beogen te beschermen. 3 Het is ook mogelijk dat de rechtbank heeft aangenomen dat sprake is geweest van (enige vorm van) eigen schuld. Dan heeft de rechtbank uit het oog verloren dat eigen schuld in het kader van de aansprakelijkheid ex art. 7A:1638x BW slechts relevant is als sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid. In ieder geval heeft de rechtbank miskend dat van bewust roekeloos handelen in een geval als dit pas sprake is, indien de werknemer zich tijdens het verrichten van de onmiddellijk aan het ongeval voorafgaande gedraging van het roekeloos karakter van die gedraging daadwerkelijk bewust is geweest. De rechtbank stelt omtrent het een en ander niets vast. Dat Van Doorn had begrepen dat de ladder in verband met de veiligheid aan de auto diende te worden bevestigd, betekent immers nog niet dat Van Doorn zich van het roekeloze karakter van het gaan rijden met de onbevestigde ladder bewust was, en zeker niet dat zulks onmiddellijk voorafgaande aan het ongeval het geval was. 4 In r.o. 4.4 overweegt de rechtbank: Aldus geeft de rechtbank een onbegrijpelijke interpretatie van de stellingen van Van Doorn respectievelijk gaat zij aan een deel van die stellingen voorbij. In grief III (memorie van grieven onder 4.3) voerde Van Doorn aan dat de kantonrechter rekening had moeten houden met het feit dat er haast geboden was bij het uitvoeren van de opdracht om een ladder te gaan halen. Dit lichtte Van Doorn toe door (kort gezegd) een verwijzing naar de desbetreffende uitlatingen van uitvoerder Stuive en de manier waarop die Van Doorn en zijn zoon overkwamen. Van Doorn heeft in dat kader mede aangevoerd dat hij en zijn zoon door de omstandigheden van het geval gedwongen waren te handelen als zij deden en dat dat meegewogen moet worden bij het antwoord op de vraag, of NBM in haar zorgverplichting tekort is geschoten. Het oordeel van de rechtbank komt erop neer dat deze dwangsituatie vanwege een aantal omstandigheden (objectief gezien) niet aanwezig was. Als dat oordeel al begrijpelijk zou zijn,

4 quod non: in een situatie dat het bevestigingsmateriaal onvindbaar was, valt zonder nadere motivering niet in te zien hoe wel voor het donker worden een veilig vervoer van de ladder naar het riool te organiseren was; behalve het vervoer van de ladder diende uiteraard ook nog het verwijderen van het (onbekende) object uit het riool plaats te vinden; dat de werktijd om uur afliep was natuurlijk wel relevant; dan geldt in ieder geval dat het er om ging of de door NBM op Van Doorn (en zijn zoon) gelegde druk zodanig was dat zij die (subjectief gezien) redelijkerwijs ervaren hebben als een druk om een onveiliger wijze van vervoer te kiezen. Zulks geldt met name ook omdat slechts van een algeheel verval van aansprakelijkheid op grond van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer sprake kan zijn, indien de gedragingen van de werknemer in zodanige mate tot het ongeval hebben bijgedragen dat het tekortschieten van de werkgever in diens verplichtingen daarbij als oorzaak in het niet valt. Is derhalve ook het leggen van druk door NBM, respectievelijk het ervaren daarvan door Van Doorn en zijn zoon een oorzaak geweest voor het ongeval, dan zou minder snel sprake zijn van een algeheel verval van aansprakelijkheid. 5 In r.o. 4.5 overweegt de rechtbank: Ook dit oordeel is onjuist, respectievelijk zonder nadere motivering onbegrijpelijk. Het oordeel van de rechtbank is geen begrijpelijk antwoord op de stelling dat NBM instructies had moeten geven omtrent het gebruik van de combi-pickup en meer in het bijzonder over het niet vervoeren van personen in de achterbak. De vraag die de rechtbank beantwoordt, is immers een andere, te weten of NBM Van Doorn er in casu op had moeten wijzen dat de ladder niet op deze wijze mocht worden vervoerd. Dat die instructie niet behoefde te worden gegeven, omdat een dergelijke wijze van vervoer volstrekt niet voor de hand lag, neemt niet weg dat een algemene instructie met betrekking tot het gebruik van de pickup-druk mogelijk wel had moeten worden gegeven, en mogelijk ook een meer specifieke instructie om in de achterbak geen personen te vervoeren. 6 In r.o. 4.6 overweegt de rechtbank: De rechtbank miskent hier dat Van Doorn heeft betoogd dat het gedrag van zijn zoon in casu moet worden toegerekend aan NBM binnen het kader van de aansprakelijkheid van art. 7A:1638x BW. De rechtbank heeft de desbetreffende stellingen van Van Doorn (zie memorie van grieven onder 3.1.4, en 4.1.4) op een onbegrijpelijke wijze geïnterpreteerd. Hoge Raad 1.Het geding in feitelijke instanties Eiser tot cassatie verder te noemen: Van Doorn heeft bij exploit van 27 februari 1995 verweerster in cassatie verder te noemen: NBM gedagvaard voor de kantonrechter te Delft en gevorderd NBM te veroordelen tot vergoeding van de schade (zowel materieel als immaterieel) primair op grond van art. 7A:1638x BW, subsidiair op grond van onrechtmatige daad op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. NBM heeft geconcludeerd tot onbevoegdverklaring van de kantonrechter ten aanzien van de vordering voor zover deze was gebaseerd op de subsidiaire grondslag en heeft voorts de vordering bestreden. De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 27 april 1995 zowel in de hoofdzaak als in het incident een comparitie van partijen gelast. Bij eindvonnis van 28 september 1995 heeft de kantonrechter in de hoofdzaak de vordering van Van Doorn op de primaire grondslag, art. 7A:1638x BW, afgewezen en in de hoofdzaak en in het incident zich onbevoegd verklaard van de vordering, voor zover gebaseerd op art. 6:162 BW, althans art e.v. (oud) BW, kennis te nemen en de zaak ter verdere behandeling naar de Rechtbank te 's Gravenhage verwezen. Tegen beide vonnissen heeft Van Doorn hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te 's Gravenhage. Bij memorie van grieven heeft Van Doorn tevens aanspraak gemaakt op de wettelijke rente over de toe te wijzen schadevergoeding vanaf 5 februari Bij vonnis van 15 januari 1997 heeft de Rechtbank het bestreden eindvonnis van de Kantonrechter bekrachtigd. 2.Het geding in cassatie 3.Beoordeling van het middel 3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Uittreksels Jurisprudentie rechtspraak UJA_101933, PDF gemaakt voor Van Doorn, geboren op 20 augustus 1944, is op 11 augustus 1969 voor onbepaalde tijd in loondienst getreden bij NBM, laatstelijk als medewerker wegenbouw, tegen een bruto weeksalaris van ƒ 939,35. Op 6 februari 1990 heeft op het terrein van de vliegbasis Soesterberg, waar NBM op enkele locaties verschillende werkzaamheden uitvoerde, een ongeval plaatsgevonden, ten gevolge waarvan Van Doorn gewond is geraakt.

5 ongeval plaatsgevonden, ten gevolge waarvan Van Doorn gewond is geraakt. Uittreksels Jurisprudentie rechtspraak UJA_101933, PDF gemaakt voor De toedracht van het ongeval was als volgt. In een riool waaraan werkzaamheden werden verricht, is omstreeks uur iets gevallen, dat daaruit moest worden verwijderd. De eveneens bij NBM in dienst zijnde uitvoerder, Stuive, gaf daarop aan Van Doorn jr., de zoon van Van Doorn, die eveneens bij NBM in loondienst was, opdracht samen met zijn vader, die op dat moment op een andere locatie op de vliegbasis werkzaam was, met een bedrijfsauto een ladder op te halen. Overeenkomstig deze opdracht hebben Van Doorn en zijn zoon bij de bouwketen op het terrein een ladder in de laadruimte van de bedrijfsauto een combi/pick-up geladen. Zij hebben deze niet aan de auto vastgemaakt. Van Doorn jr. heeft vervolgens achter het stuur van de auto plaatsgenomen en is met de auto gaan rijden in de richting van het bewuste riool. Van Doorn had plaats genomen in de laadruimte van de auto om de ladder vast te houden. Tijdens de rit van de bouwkeet naar het riool ving de ladder wind, waardoor de ladder van de auto viel. Van Doorn heeft geprobeerd de ladder te grijpen en is daarbij eveneens van de auto gevallen. Na het ongeval is Van Doorn naar huis gebracht. Later is geconstateerd dat Van Doorns heup uit de kom was en dat zijn bekken was gescheurd. Van Doorn heeft tot 28 februari 1990 in het ziekenhuis verbleven en heeft vervolgens thuis nog vijf maanden het bed gehouden Van Doorn heeft sinds 6 februari 1991 aanspraak op een WAO/AAW-uitkering op basis van % arbeidsongeschiktheid. Hij heeft medio 1992 van de ongevallenassuradeur van NBM een uitkering van ƒ 7889,01 ontvangen. Krachtens de collectieve ongevallenverzekering van de Nederlandse Vereniging voor Wegenbouw heeft hij in oktober 1993 een bedrag van ƒ 9844,39 ontvangen. Van Doorn heeft NBM bij brief van 26 november 1993 voor de gevolgen van het ongeval aansprakelijk gesteld. 3.2 Van Doorn vordert in dit geding vergoeding van de schade die hij ten gevolge van het ongeval heeft geleden en nog zal lijden, waarbij hij zich (primair) heeft beroepen op art. 7A:1638x (oud) BW. De kantonrechter heeft bij zijn eindvonnis de vordering afgewezen op grond van zijn oordeel dat NBM geen op haar ingevolge art. 1638x rustende zorgverplichting heeft geschonden. De Rechtbank heeft dit vonnis bekrachtigd. Hiertegen keert zich het middel. 3.3 Naar aanleiding van het betoog van Van Doorn dat uit de omstandigheid dat hij en zijn zoon geen bevestigingsmateriaal konden vinden, volgt dat NBM niet heeft voldaan aan haar uit art. 1638x voortvloeiende verplichting, heeft de Rechtbank in rov. 4.3 geoordeeld dat in het midden kan blijven of ter plekke wel of geen bevestigingsmateriaal aanwezig was. Hetgeen de Rechtbank aan dit oordeel in haar rov. 4.3, gelezen in verband met rov. 4.5, ten grondslag heeft gelegd, moet aldus worden begrepen dat naar het oordeel van de Rechtbank NBM ervan mocht uitgaan dat Van Doorn en zijn zoon de ladder op een normale manier zouden vervoeren en dat NBM geen rekening ermee behoefde te houden dat Van Doorn en zijn zoon, zo geen bevestigingsmateriaal aanwezig zou zijn, zouden besluiten tot de door hen gevolgde onveilige wijze van vervoer. Deze gedachtengang van de Rechtbank, die erop neerkomt dat het gedrag van Van Doorn zo onvoorzichtig was, dat NBM daarmee geen rekening behoefde te houden, geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het is een ervaringsfeit dat, kort gezegd, het dagelijks verkeren in een bepaalde werksituatie tot een vermindering van de ter voorkoming van ongelukken raadzame voorzichtigheid leidt. Dit laat in samenhang met de overige omstandigheden van dit geval geen andere gevolgtrekking toe dan dat de opdracht aan Van Doorn en zijn zoon om een ladder te vervoeren met een combi/pick-up die daartoe zonder additioneel bevestigingsmateriaal niet geschikt was, het voor NBM voorzienbare en niet te verwaarlozen risico meebracht dat Van Doorn en zijn zoon, indien dat benodigde bevestigingsmateriaal niet ter plekke aanwezig was, de ladder in de laadbak van de combi/pick-up zouden vervoeren op een wijze waaraan het risico van een ongeval was verbonden. In aanmerking genomen dat de voor de werkgever uit art. 1638x voortvloeiende verplichtingen de strekking hebben te bewerkstelligen dat de werknemer tegen het in dat artikel bedoelde gevaar zoover beschermd is, als redelijkerwijze in verband met den aard van den arbeid gevorderd kan worden, leidt het in de vorige alinea overwogene tot de slotsom dat op NBM als werkgever de verplichting rustte om, mede met het oog op het voorkomen van de verwezenlijking van risico's als vermeld in de vorige alinea, te zorgen voor de aanwezigheid ter plekke van adequaat bevestigingsmateriaal. In de algemene klacht en onderdeel 1 liggen op het voorgaande gerichte klachten besloten, die derhalve doel treffen. 3.4 Onderdeel 2, dat ervan uitgaat dat de Rechtbank in haar rov. 4.3 geen causaal verband aanwezig heeft geacht tussen de schade en de schending van de verplichting van NBM om bevestigingsmateriaal aanwezig te hebben, mist feitelijke grondslag, nu de Rechtbank in die overweging niet heeft geoordeeld dat zulk een verplichting op NBM rustte. 3.5 Ook onderdeel 3, dat ervan uitgaat dat de Rechtbank in haar rov. 4.3 heeft aangenomen dat sprake is geweest van grove schuld als bedoeld in art. 1638x lid 2, mist feitelijke grondslag. De Rechtbank heeft in die overweging naar aanleiding van de stelling van Van Doorn dat NBM niet gezorgd had voor de aanwezigheid van bevestigingsmateriaal, slechts geoordeeld dat en waarom die stelling in het midden kan blijven, zodat, nu de Rechtbank terzake geen zorgverplichting als bedoeld in lid 1 van art. 1638x heeft aangenomen, zij niet is toegekomen aan de vraag of ondanks schending van zulk een verplichting de werkgever op grond van het bepaalde in lid 2 van dat artikel niet tot schadevergoeding is gehouden. 3.6 In rov. 4.4 heeft de Rechtbank geoordeeld dat de stelling van Van Doorn dat hij in opdracht van de uitvoerder Stuive haast moest maken met het vervoer van de ladder, zodat hij gedwongen was de ladder zonder bevestiging te vervoeren, feitelijke grondslag mist. Daartoe heeft de Rechtbank overwogen, zakelijk weergegeven, dat tussen uur het moment waarop Van Doorn en zijn zoon met de ladder gingen rijden en zonsondergang rond uur er voldoende tijd was om een veilig vervoer van de ladder te organiseren.

6 De in onderdeel 4 tegen deze overweging gerichte motiveringsklachten treffen doel. Door aldus te overwegen heeft de Rechtbank ofwel uit het oog verloren dat voor zonsondergang naast het vervoer van de ladder ook nog de verwijdering van het voorwerp uit het riool moest plaatsvinden, ofwel heeft zij onvoldoende inzicht gegeven in de gronden voor haar dan impliciete oordeel dat ook voor deze verwijdering voldoende tijd zou resteren. Voorts heeft de Rechtbank een onbegrijpelijke uitleg gegeven aan de stellingen van Van Doorn. In rov. 4.4 ligt besloten dat de Rechtbank de stelling van Van Doorn dat hij in opdracht van de uitvoerder Stuive haast moest maken met het vervoer van de ladder, aldus heeft opgevat dat zij moest beoordelen of objectief gezien voldoende tijd voor het uitvoeren van de opdracht beschikbaar was. Blijkens de gedingstukken laat hetgeen Van Doorn in de feitelijke instanties heeft aangevoerd evenwel geen andere uitleg toe dan dat de Rechtbank had te beoordelen of de op Van Doorn (en zijn zoon) gelegde druk zodanig was dat zij die subjectief gezien ervaren hebben als een druk om uiteindelijk na ongeveer een half uur tevergeefs zoeken naar bevestigingsmateriaal voor de gevolgde wijze van vervoer te kiezen. 3.7 Onderdeel 5 klaagt dat de Rechtbank in rov. 4.5 geen begrijpelijk antwoord heeft gegeven op de stelling van Van Doorn dat NBM instructies had moeten geven omtrent het gebruik van de combi/pick-up en meer in het bijzonder over het niet vervoeren van personen in de laadbak. Het onderdeel faalt. In haar rov. 4.5 ligt besloten het oordeel dat NBM daartoe niet gehouden was omdat het in het algemeen niet voor de hand lag dat in de laadbak van de combi/pick-up personen zouden worden vervoerd. Aldus heeft de Rechtbank een niet onbegrijpelijk antwoord gegeven op de stelling van Van Doorn. 3.8 Onderdeel 6 houdt blijkens de verwijzing naar de vermelde passages in de memorie van grieven mede de klacht in dat de Rechtbank blijkens haar rov. 4.6 heeft miskend dat Van Doorn in hoger beroep heeft aangevoerd dat Van Doorn jr. zijn vader in de laadbak heeft laten plaatsnemen, hem de onbevestigde ladder heeft laten vasthouden en vervolgens als bestuurder met de combi/pick-up is weggereden en dat deze fouten aan NBM in het kader van art. 1638x moeten worden toegerekend. Nu de vermelde passages in de memorie van grieven geen andere uitleg toelaten dan dat Van Doorn in die passages (mede) de zojuist weergegeven stelling heeft aangevoerd, is het onderdeel gegrond. De Rechtbank is immers in haar vonnis op die stelling niet ingegaan en het is niet uitgesloten dat, indien de feiten die Van Doorn aan die stelling ten grondslag heeft gelegd, komen vast te staan, geoordeeld moet worden dat Van Doorn jr. is tekortgeschoten in zijn verplichting om zorg te dragen voor de veiligheid van Van Doorn en dat zulks, nu Van Doorn jr. in dit opzicht is te beschouwen als hulppersoon van NBM, in het kader van art. 1638x aan NBM moet worden toegerekend (vgl. HR 15 juni 1990, NJ 1990, 716). 3.9 Het vorenoverwogene leidt tot de slotsom dat vernietiging van het bestreden vonnis en verwijzing moeten volgen. De gegrondbevinding van onderdeel 1 brengt mee dat door de verwijzingsrechter zal moeten worden onderzocht of voor het vervoer van de ladder bevestigingsmateriaal aanwezig was, hetgeen door NBM is gesteld, maar door Van Doorn wordt betwist. Anders dan door NBM bij de kantonrechter (conclusie van dupliek nr. 2) is aangevoerd, bestaat er geen aanleiding de bewijslast omtrent de aan of afwezigheid van dit materiaal niet op NBM, maar op Van Doorn te leggen vanwege het tijdsverloop tussen het ongeval en de aansprakelijkstelling van NBM door Van Doorn. Ten tijde van het onderhavige ongeval legde art. 9 van de Arbeidsomstandighedenwet op de werkgever nog niet de verplichting om ter zake van een aan de werknemer in verband met het verrichten van arbeid overkomen ongeval een rapport op te stellen. Niettemin brachten de art. 1638x en 1638z in onderling verband ook destijds mede dat in geval van een aan een werknemer overkomen bedrijfsongeval op de werkgever de verplichting rustte ervoor te zorgen dat terzake een rapport wordt opgemaakt waarin de toedracht van het ongeval zodanig wordt vastgelegd dat daaruit met een redelijke mate van zekerheid kan worden opgemaakt of en in hoeverre het ongeval het gevolg is van het feit dat onvoldoende maatregelen waren genomen ter voorkoming van ongevallen als waarom het in het gegeven geval gaat (HR 1 juli 1993, NJ 1993, 687). Nu uit het door NBM in de feitelijke instanties aangevoerde blijkt dat NBM een zodanig rapport, waaruit de aan of afwezigheid van bevestigingsmateriaal had kunnen worden opgemaakt, niet heeft opgesteld, brengen de in art. 1638x besloten regels van stelplicht en bewijslast mee dat op NBM de bewijslast is blijven rusten ter zake van de door haar gestelde aanwezigheid van bevestigingsmateriaal. De gegrondbevinding van onderdeel 4 brengt mee dat door de verwijzingsrechter tevens zal moeten worden onderzocht of Van Doorn, zoals hij in de feitelijke instanties heeft aangevoerd, op grond van de wijze waarop de uitvoerder Stuive hem en zijn zoon de opdracht heeft gegeven tot het ophalen van de ladder en het verwijderen van het voorwerp uit het riool, meende en redelijkerwijs kon menen dat bij de uitvoering van die opdracht haast geboden was. 4.Beslissing De Hoge Raad: vernietigt het vonnis van de Rechtbank te 's Gravenhage van 5 januari 1997; verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing; Uittreksels Jurisprudentie rechtspraak UJA_101933, PDF gemaakt voor veroordeelt NBM in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Van Doorn begroot op ƒ 688,46 aan verschotten en ƒ 3500 voor salaris.

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 20-06-2008 Datum publicatie 20-06-2008 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie C07/041HR

Nadere informatie

I n z a k e: T e g e n:

I n z a k e: T e g e n: HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239

ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239 ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 14-11-2006 Datum publicatie 17-01-2007 Zaaknummer 2006/346 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

Hoge Raad 27-10-1995, BJN 101929, (Den Haan/The Box Fashion)

Hoge Raad 27-10-1995, BJN 101929, (Den Haan/The Box Fashion) UJA-Nummer Instantie UJA_101929 datum 27-10-1995 wetsartikelen Art. 1639n oud-bw (thans art. 7:652 BW en art. 7:676 BW) 27-10-1995, BJN 101929, (Den Haan/The Box Fashion) Samenvatting Casus Den Haan is

Nadere informatie

Hoge Raad, 26 januari 2001 (Weststrate/De Schelde); blootstelling aan asbest niet aangetoond. Vordering afgewezen.

Hoge Raad, 26 januari 2001 (Weststrate/De Schelde); blootstelling aan asbest niet aangetoond. Vordering afgewezen. Hoge Raad, 26 januari 2001 (Weststrate/De Schelde); blootstelling aan asbest niet aangetoond. Vordering afgewezen. Samenvatting Werknemer met mesothelioom spreekt werkgever aan. De schadevergoeding wordt

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 20-06-2007 Datum publicatie 25-06-2007 Zaaknummer 0600267 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden

Hoge Raad der Nederlanden 6 maart 1998 Eerste Kamer Nr. 16.561 (C97/040 HR) AS Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: Karl Heinz HILLE, wonende te Haarlem, EISER tot cassatie, advocaat : mr E. Grabandt, t e g e n 1. de

Nadere informatie

Hoge Raad 12-02-1999, BJN 101936, (Schoenmaker)

Hoge Raad 12-02-1999, BJN 101936, (Schoenmaker) Uittreksels Jurisprudentie rechtspraak UJA_101936, PDF gemaakt voor UJA-Nummer Instantie UJA_101936 Hoge Raad datum 12-02-1999 wetsartikelen Art. 1639o oud-bw; art. 1639p oud-bw; art. 1639s oud-bw (art.

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2004:AM2315

ECLI:NL:HR:2004:AM2315 ECLI:NL:HR:2004:AM2315 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 16-01-2004 Datum publicatie 16-01-2004 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie C02/203HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AM2315

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 08-10-2013 Datum publicatie 06-01-2014 Zaaknummer 200.121.491-01 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Uitspraak 24 juni 2011 Eerste Kamer 10/00078 EV/MD. Hoge Raad der Nederlanden. Arrest. in de zaak van:

Uitspraak 24 juni 2011 Eerste Kamer 10/00078 EV/MD. Hoge Raad der Nederlanden. Arrest. in de zaak van: LJN: BP9897, Hoge Raad, 10/00078 Arbeidsrecht. Arbeidsongeval. Stelplicht en bewijslast onder art. 7:658 BW. Ook als de werknemer die heeft nagelaten een handeling te verrichten om een veiligheidsvoorziening

Nadere informatie

IN NAAM DER KONINGIN

IN NAAM DER KONINGIN 2 januari 1987 Eerste Kamer Nr. 12.932 RF/AT IN NAAM DER KONINGIN Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: "VASTELOAVESVEREINIGING DE ZAWPENSE", gevestigd te Grevenbricht, gemeente Born EISERES

Nadere informatie

Hoge Raad , BJN , (Sietses/Sneek)

Hoge Raad , BJN , (Sietses/Sneek) UJA-Nummer Instantie UJA_101944 datum 15-11-2002 wetsartikelen Art. 3:34 BW; art. 3:35 BW 15-11-2002, BJN 101944, (Sietses/Sneek) Samenvatting Casus Op 1 maart 1988 treedt Sneek voor onbepaalde tijd in

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642 ECLI:NL:HR:2018:484 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 30-03-2018 Datum publicatie 30-03-2018 Zaaknummer 17/01642 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:46

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2003:AF2831

ECLI:NL:HR:2003:AF2831 ECLI:NL:HR:2003:AF2831 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 04-04-2003 Datum publicatie 04-04-2003 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie C01/186HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2003:AF2831

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-06-2008 Datum publicatie 12-02-2009 Zaaknummer 104.003.290 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2005:AU8542

ECLI:NL:GHSGR:2005:AU8542 ECLI:NL:GHSGR:2005:AU8542 Instantie Datum uitspraak 18-11-2005 Datum publicatie 22-12-2005 Zaaknummer 03/1187 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage Civiel recht

Nadere informatie

Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster

Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster LJN: BW9368, Rechtbank Amsterdam, 6 juni 2012 2. De feiten 2.1. [A] en [B] wonen tegenover elkaar in [plaats]. [C] woont

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:CA1764

ECLI:NL:GHAMS:2013:CA1764 ECLI:NL:GHAMS:2013:CA1764 Instantie Datum uitspraak 23-04-2013 Datum publicatie 03-06-2013 Gerechtshof Amsterdam Zaaknummer 200.099.866-01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392 ECLI:NL:HR:2014:156 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 24-01-2014 Datum publicatie 24-01-2014 Zaaknummer 13/00392 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1257,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2003:AF3057

ECLI:NL:HR:2003:AF3057 ECLI:NL:HR:2003:AF3057 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecli:nl:hr:2003:af3057 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 21 03 2003 Datum publicatie 21 03 2003 Zaaknummer C01/201HR

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procesverloop. De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

Samenvatting. 1. Procesverloop. De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-548 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. B.F. Keulen, mr. J.S.W. Holtrop, leden en mr. C.J.M. Veltmaat, secretaris) Klacht ontvangen

Nadere informatie

Hoge Raad 26-06-1998, BJN 101932, (Van der Lely/Taxi Hofman)

Hoge Raad 26-06-1998, BJN 101932, (Van der Lely/Taxi Hofman) UJA-Nummer Instantie UJA_101932 Hoge Raad datum 26-06-1998 wetsartikelen Art. 7:611 BW Hoge Raad 26-06-1998, BJN 101932, (Van der Lely/Taxi Hofman) Samenvatting Casus Van der Lely is vanaf 3 maart 1989

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 25-07-2007 Datum publicatie 31-07-2007 Zaaknummer 0600466 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

LJN: BP4803, Hoge Raad, 10/04523. Datum uitspraak: 20-05-2011 Datum publicatie: 20-05-2011. Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie

LJN: BP4803, Hoge Raad, 10/04523. Datum uitspraak: 20-05-2011 Datum publicatie: 20-05-2011. Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie LJN: BP4803, Hoge Raad, 10/04523 Datum uitspraak: 20-05-2011 Datum publicatie: 20-05-2011 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Onteigening. Verzuim tot betekening cassatieverklaring

Nadere informatie

Bewijslastverdeling bij gestelde uitputting

Bewijslastverdeling bij gestelde uitputting Cassatiemiddel Schending van het recht inz. artikel 2.23 lid 3 BVIE (art. 13A lid 9 BMW oud), zoals deze bepaling geïnterpreteerd en toegepast dient te worden in het licht van art 7 lid 1 van de Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 1659/05

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 1659/05 ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 30-08-2007 Datum publicatie 14-12-2007 Zaaknummer 1659/05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:6585

ECLI:NL:GHARL:2015:6585 ECLI:NL:GHARL:2015:6585 Instantie Datum uitspraak 08-09-2015 Datum publicatie 26-10-2015 Zaaknummer 200.134.402 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446 ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 04-02-2009 Datum publicatie 03-03-2009 Zaaknummer 265169 / HA ZA 06-1949 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:2682

ECLI:NL:GHARL:2017:2682 ECLI:NL:GHARL:2017:2682 Instantie Datum uitspraak 28-03-2017 Datum publicatie 30-03-2017 Zaaknummer 200.189.034/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:218 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:218 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2014:218 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 28-01-2014 Datum publicatie 02-04-2014 Zaaknummer 200.091.734-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766 ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 19-12-2006 Datum publicatie 02-02-2007 Zaaknummer SBR 06-1767 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2017:2000

ECLI:NL:RBMNE:2017:2000 ECLI:NL:RBMNE:2017:2000 Instantie Datum uitspraak 22-03-2017 Datum publicatie 12-05-2017 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer C/16/409379 / HA ZA 16-112 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 08-10-2013 Datum publicatie 06-01-2014 Zaaknummer 200.035.875-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSHE:2009:BJ7462

ECLI:NL:RBSHE:2009:BJ7462 ECLI:NL:RBSHE:2009:BJ7462 Instantie Datum uitspraak 03-09-2009 Datum publicatie 11-09-2009 Zaaknummer 629990 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank 's-hertogenbosch Civiel recht

Nadere informatie

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG Kenmerk: 05/16 Bindend advies in de zaak van: A., wonende te Z., eiser, gemachtigde: mr. Th.F.M. Pothof tegen De Stichting B., gevestigd te IJ., verweerster, gemachtigde:

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834 ECLI:NL:GHDHA:2014:3834 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 28-10-2014 Datum publicatie 27-11-2014 Zaaknummer 200.140.914/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

JA 2017/99 met annotatie van mr. L. Boersma

JA 2017/99 met annotatie van mr. L. Boersma ECLI:NL:PHR:2017:47 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 03-02-2017 Datum publicatie 21-04-2017 Zaaknummer 16/01604 Formele relaties Rechtsgebieden Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:757, Gevolgd

Nadere informatie

P. Kruit, C. Loonstra en E. van Vliet 978-90-01-83406-7

P. Kruit, C. Loonstra en E. van Vliet 978-90-01-83406-7 Rechtspraak Instantie Hoge Raad Datum 8 oktober 2004 Vindplaats LJN AO9549 Naam Vixia / Gerrits Essentie uitspraak: De enkele schending van controlevoorschriften (de werknemer weigert bij de bedrijfsarts

Nadere informatie

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbove...

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbove... Rechtspraak.nl Print uitspraak 1 of 5 071215 09:02 Zoekresultaat inzien document ECLI:NL:RBOVE:2013:1448 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecl Instantie Rechtbank Overijssel

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2016:4508 Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer CV EXPL

ECLI:NL:RBNNE:2016:4508 Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer CV EXPL ECLI:NL:RBNNE:2016:4508 Instantie Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak 06-09-2016 Datum publicatie 11-10-2016 Zaaknummer 4888855 CV EXPL 16-3386 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Op

Nadere informatie

De Bont sprak daarop zijn werkgever aan. De rechtbank wees de vordering af omdat het vervoer als woon-werkverkeer gezien werd.

De Bont sprak daarop zijn werkgever aan. De rechtbank wees de vordering af omdat het vervoer als woon-werkverkeer gezien werd. Hoge Raad, 9 augustus 2002 Samenvatting Een bouwvakker, De Bont, reed in zijn eigen auto van huis in Oosterhout, naar de werkplek in Deventer. Een paar collega s reden mee. Door een fout van De Bont sloeg

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2004:AO4119

ECLI:NL:GHSHE:2004:AO4119 ECLI:NL:GHSHE:2004:AO4119 Instantie Datum uitspraak 27-01-2004 Datum publicatie 20-02-2004 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch C0201298-RO Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:37. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 12/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2013:37. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 12/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416, Gevolgd ECLI:NL:HR:2013:37 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 28-06-2013 Datum publicatie 04-07-2013 Zaaknummer 12/00171 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:3351. Uitspraak. Datum uitspraak 21 11 2014 Datum publicatie 21 11 2014 Zaaknummer 13/04422 Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1744, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2014:3351. Uitspraak. Datum uitspraak 21 11 2014 Datum publicatie 21 11 2014 Zaaknummer 13/04422 Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1744, Gevolgd ECLI:NL:HR:2014:3351 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 21 11 2014 Datum publicatie 21 11 2014 Zaaknummer 13/04422 Formele relaties Rechtsgebieden Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1744, Gevolgd Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2016:199

ECLI:NL:RBAMS:2016:199 ECLI:NL:RBAMS:2016:199 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 20-01-2016 Datum publicatie 02-02-2016 Zaaknummer C/13/572226 / HA ZA 14-903 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Intellectueel-eigendomsrecht

Nadere informatie

hikking RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Afdeling Civiel recht kantonrechter locatie Utrecht zaaknummer: UE VERZ MAR/1217

hikking RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Afdeling Civiel recht kantonrechter locatie Utrecht zaaknummer: UE VERZ MAR/1217 Afdeling Civiel recht kantonrechter locatie Utrecht zaaknummer: 4498796 UE VERZ 15-500 MAR/1217 Beschikking van 23 december 2015 hikking RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND inzake [VERZOEKSTER], wonende te Wijk

Nadere informatie

Hoge Raad 07-10-1994, BJN 101924, (Dibbets)

Hoge Raad 07-10-1994, BJN 101924, (Dibbets) UJA-Nummer Instantie UJA_101924 Hoge Raad datum 07-10-1994 wetsartikelen Art. 1639g oud-bw; art. 1639o oud-bw; art. 1639r oud-bw (thans art. 7:669 BW, art. 7:677 BW en art. 7:680 BW) Hoge Raad 07-10-1994,

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 52 d.d. 14 juli 2009 (mr R.J. Verschoof, voorzitter, mr drs M.L. Hendrikse en mr M.M. Mendel) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ7650

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ7650 ECLI:NL:RBASS:2011:BQ7650 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 17-05-2011 Datum publicatie 09-06-2011 Zaaknummer 302487 CV EXPL 10-8041 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2017:5266

ECLI:NL:RBAMS:2017:5266 ECLI:NL:RBAMS:2017:5266 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 24-07-2017 Datum publicatie 28-07-2017 Zaaknummer 5566036 CV EXPL 16-35180 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-01-2017 Datum publicatie 23-03-2017 Zaaknummer 200.189.286/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: Vonnis in kort geding van in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BECKERS BENELUX B.V., gevestigd

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2014:7733

ECLI:NL:RBLIM:2014:7733 ECLI:NL:RBLIM:2014:7733 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 03-09-2014 Datum publicatie 20-11-2014 Zaaknummer 2502483 CV EXPL 13-4461 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 06-05-2014 Datum publicatie 07-05-2014 Zaaknummer HD 200.134.974_01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

Hoge Raad , BJN , (Driessen/Boulidam)

Hoge Raad , BJN , (Driessen/Boulidam) UJA-Nummer Instantie UJA_101937 datum 25-06-1999 wetsartikelen Art. 7:681 BW 25-06-1999, BJN 101937, (Driessen/Boulidam) Samenvatting Casus Boulidam is in 1970 in dienst getreden bij Handelsmaatschappij

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2017:4741

ECLI:NL:RBLIM:2017:4741 ECLI:NL:RBLIM:2017:4741 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 24052017 Datum publicatie 29052017 Zaaknummer 04 5426165/CV 169694 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Verbintenissenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 Instantie Datum uitspraak 21-06-2016 Datum publicatie 24-04-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie - Vindplaatsen Uitspraak Gerechtshof

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden

Hoge Raad der Nederlanden 21 juni 1996 Eerste Kamer Nr. 16.009 (C 95/161) AS Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: AUTOMATISERINGSCENTRUM WIM VAN GENK B.V., gevestigd te Roosendaal, gemeente en Nispen, Roosendaal EISERES

Nadere informatie

Hoge Raad 10 oktober 2003 nr. C02/122HR mrs. Neleman, Aaftink, De Savornin Lohman, Hammerstein, Kop concl. P-G Hartkamp

Hoge Raad 10 oktober 2003 nr. C02/122HR mrs. Neleman, Aaftink, De Savornin Lohman, Hammerstein, Kop concl. P-G Hartkamp Volledig arrest Van der Male/Den Hoed Van der Male/Den Hoedt, HR 10 oktober 2003, JAR 2003/263 (C02/122HR) JAR 2003/263 Hoge Raad 10 oktober 2003 nr. C02/122HR mrs. Neleman, Aaftink, De Savornin Lohman,

Nadere informatie

Uitspraak week 23, auteur: A.J.J.S. Schutte 1

Uitspraak week 23, auteur: A.J.J.S. Schutte 1 Geen schending zorgplicht bij een val tijdens het volgen van een BHV-cursus (Gerechtshof Amsterdam, 24 mei 2017) Werknemer is op 6 augustus 1977 in dienst getreden bij zijn werkgever. Werknemer vervult

Nadere informatie

2.1. X leeft van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand. Op deze uitkering worden de lopende huurbetalingen volledig ingehouden.

2.1. X leeft van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand. Op deze uitkering worden de lopende huurbetalingen volledig ingehouden. beschikking RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Afdeling Civiel recht kantonrechter zittinghoudende te Utrecht zaaknummer: 2534388 UE VERZ 13805 GD/4243 Beschikking van 13 december 2013 inzake X wonende te Arnhem,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2017:1301

ECLI:NL:RBLIM:2017:1301 ECLI:NL:RBLIM:2017:1301 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 15022017 Datum publicatie 16022017 Zaaknummer 5299499 cv expl 168008 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Burgerlijk

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2014:10207

ECLI:NL:GHARL:2014:10207 ECLI:NL:GHARL:2014:10207 Instantie Datum uitspraak 30-12-2014 Datum publicatie 07-01-2015 Zaaknummer 200.154.059-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2016:877

ECLI:NL:GHDHA:2016:877 ECLI:NL:GHDHA:2016:877 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 12-04-2016 Datum publicatie 12-04-2016 Zaaknummer 200.158.292/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

Rechtbank Amsterdam 08-05-2015 28-05-2015 3603419 CV EXPL 14-32341. Civiel recht. Eerste aanleg - enkelvoudig. Rechtspraak.nl

Rechtbank Amsterdam 08-05-2015 28-05-2015 3603419 CV EXPL 14-32341. Civiel recht. Eerste aanleg - enkelvoudig. Rechtspraak.nl ECLI:NL:RBAMS:2015:3202 Instantie Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vindplaatsen Uitspraak Rechtbank Amsterdam 08-05-2015 28-05-2015 3603419

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2002:AE4366

ECLI:NL:HR:2002:AE4366 ECLI:NL:HR:2002:AE4366 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 28-06-2002 Datum publicatie 28-06-2002 Zaaknummer C01/012HR Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2002:AE4366 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere

Nadere informatie

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe,

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, X Z (belanghebbende), \ beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 4 juli 2013. Bij brief van 11 oktober 2013 heeft de griffier mij

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2009:BH9935

ECLI:NL:GHSHE:2009:BH9935 ECLI:NL:GHSHE:2009:BH9935 Instantie Datum uitspraak 31-03-2009 Datum publicatie 03-04-2009 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer HD 200.002.315 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

24 juni Eerste Kamer 14/ Hoge Raad der Nederlanden. Arrest. in de zaak van: 1. De stichting STICHTING BETAALD VOETBAL VITESSE-ARNHEM,

24 juni Eerste Kamer 14/ Hoge Raad der Nederlanden. Arrest. in de zaak van: 1. De stichting STICHTING BETAALD VOETBAL VITESSE-ARNHEM, 24 juni 2016 Eerste Kamer 14/06313 EE Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: 1. De stichting STICHTING BETAALD VOETBAL VITESSE-ARNHEM, gevestigd te Arnhem, 2. B.V. VITESSE, gevestigd te Arnhem,

Nadere informatie

Hoge Raad 24-05-1996, BJN 101925, (Van Zijl/Koppen)

Hoge Raad 24-05-1996, BJN 101925, (Van Zijl/Koppen) UJA-Nummer Instantie UJA_101925 Hoge Raad datum 24-05-1996 wetsartikelen Art. 1639e (oud-bw), art. 1639w (oud-bw) en art. 1639 aa(oud-bw) t/m art. 1639dd oud-bw (thans art. 7:685 BW, art. 7:667 BW en art.

Nadere informatie

NADERE INVULLING WERKGEVERSAANSPRAKELIJKHEID VOOR VERKEERSONGEVALLEN VAN WERKNEMERS

NADERE INVULLING WERKGEVERSAANSPRAKELIJKHEID VOOR VERKEERSONGEVALLEN VAN WERKNEMERS NADERE INVULLING WERKGEVERSAANSPRAKELIJKHEID VOOR VERKEERSONGEVALLEN VAN WERKNEMERS De heeft in december 2008 wederom drie interessante arresten gewezen inzake werkgeversaansprakelijkheid voor verkeersletsel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678 ECLI:NL:RBAMS:2016:1678 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 24-03-2016 Datum publicatie 29-03-2016 Zaaknummer KK EXPL 16-200 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 214 d.d. 6 september 2011 (prof. mr. C.E. du Perron, voorzitter, en mr. F.E. Uijleman, secretaris) Samenvatting Lijfrenteverzekering, informatieplicht.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMID:2006:AY9168

ECLI:NL:RBMID:2006:AY9168 ECLI:NL:RBMID:2006:AY9168 Instantie Rechtbank Middelburg Datum uitspraak 20-09-2006 Datum publicatie 29-09-2006 Zaaknummer 47429 HA ZA 05-170 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Ambtenarenrecht

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden

Hoge Raad der Nederlanden O O 1 juni 1990 Eerste Kamer Nr. 1.854 O A.S. O Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: 1. KLUWER PUBLIEKSTIJDSCHRIFTEN B.V., 2. ESKA TIJDSCHRIFTEN B.V., beide gevestigd te Utrecht, EISERESSEN

Nadere informatie

Hoge Raad 17-06-1994, BJN 101923, (Imam)

Hoge Raad 17-06-1994, BJN 101923, (Imam) Uittreksels Jurisprudentie rechtspraak UJA_101923, PDF gemaakt voor UJA-Nummer Instantie UJA_101923 datum 17-06-1994 wetsartikelen Art. 1637a oud-bw (thans art. 7:610 BW) 17-06-1994, BJN 101923, (Imam)

Nadere informatie

SCHEIDSRECHTERLIJK VONNIS ter zake van een geschil tussen. 1. A., 2. MEVROUW B., hierna te noemen opdrachtgevers,

SCHEIDSRECHTERLIJK VONNIS ter zake van een geschil tussen. 1. A., 2. MEVROUW B., hierna te noemen opdrachtgevers, Nr. 31.391 SCHEIDSRECHTERLIJK VONNIS ter zake van een geschil tussen 1. A., 2. MEVROUW B., hierna te noemen opdrachtgevers, e i s e r s, gemachtigde: mr. H.V. Wobben, jurist bij Stichting Univé Rechtshulp

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2015:6266

ECLI:NL:RBMNE:2015:6266 ECLI:NL:RBMNE:2015:6266 Instantie Datum uitspraak 02-09-2015 Datum publicatie 18-09-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland 3818581 UC EXPL 15-1353

Nadere informatie

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014 arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM afdeling civiel recht en belastingrecht, team II zaaknummer :200.140.465101 KG zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2007:BB0694

ECLI:NL:CRVB:2007:BB0694 ECLI:NL:CRVB:2007:BB0694 Instantie Datum uitspraak 25-07-2007 Datum publicatie 02-08-2007 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 05-4212 WVG Bestuursrecht

Nadere informatie

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X] B.V., handelend onder de naam [Y],

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X] B.V., handelend onder de naam [Y], GERECHTSHOF TE AMSTERDAM EERSTE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER ARREST in de zaak van: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X] B.V., handelend onder de naam [Y], gevestigd te [plaats],

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2006:AW6166

ECLI:NL:HR:2006:AW6166 ECLI:NL:HR:2006:AW6166 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 23-06-2006 Datum publicatie 23-06-2006 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie C05/149HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AW6166

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2016:665

ECLI:NL:RBROT:2016:665 ECLI:NL:RBROT:2016:665 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 20012016 Datum publicatie 28012016 Zaaknummer C/10/473480 / HA ZA 15333 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Rabobank Nederland, gevestigd te Utrecht, hierna te noemen Aangeslotene.

Rabobank Nederland, gevestigd te Utrecht, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-341 d.d. 25 november 2013 (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter, mevrouw mr. J.W.M. Lenting en mr. A.P. Luitingh, leden en mevrouw mr. L.T.A.

Nadere informatie

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2016:1717, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2016:1717, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan ECLI:NL:HR:2017:571 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 31-03-2017 Datum publicatie 31-03-2017 Zaaknummer 16/03870 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21,

Nadere informatie

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

Rechtspraak.nl - Print uitspraak pagina 1 van 6 Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:HR:2015:2191 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecli:nl:hr:2015:2191 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 14-08-2015 Datum

Nadere informatie

Hoge Raad , BJN , (Slijkoord/Hekkema)

Hoge Raad , BJN , (Slijkoord/Hekkema) UJA-Nummer Instantie UJA_101915 Hoge Raad datum 24-10-1986 wetsartikelen Art. 1639n oud-bw (thans art. 7:652 BW en art. 7:676 BW) Hoge Raad 24-10-1986, BJN 101915, (Slijkoord/Hekkema) Samenvatting Casus

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2013:11405

ECLI:NL:RBZWB:2013:11405 ECLI:NL:RBZWB:2013:11405 Instantie Datum uitspraak 30-10-2013 Datum publicatie 12-09-2014 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer 02/264757 / HA ZA 13-397 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 18-10-2016 Datum publicatie 21-10-2016 Zaaknummer 200.181.474/01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:245 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:245 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2013:245 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-01-2013 Datum publicatie 26-05-2014 Zaaknummer 200.053.330-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

de vennootschap naar Duits recht MECKLENBURGER KARTOFFELVEREDLUNG GMBH, gevestigd te Hagenow, Bondsrepubliek Duitsland,

de vennootschap naar Duits recht MECKLENBURGER KARTOFFELVEREDLUNG GMBH, gevestigd te Hagenow, Bondsrepubliek Duitsland, LJN: AD9613, Hoge Raad, C00/311HR Datum uitspraak: 26-04-2002 Datum publicatie: 26-04-2002 Rechtsgebied: Handelszaak Soort procedure: Cassatie Vindplaats(en): JOL 2002, 260 Rechtspraak.nl Uitspraak 26

Nadere informatie

Conclusie. Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie - JOL 2002, 532 NJ 2002, 558 RvdW 2002, 159 JWB 2002/365

Conclusie. Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie - JOL 2002, 532 NJ 2002, 558 RvdW 2002, 159 JWB 2002/365 ECLI:NL:PHR:2002:AE4430 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 11-10-2002 Datum publicatie 11-10-2002 Zaaknummer C00/345HR Formele relaties Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2002:AE4430 Rechtsgebieden

Nadere informatie

2. Cassatiemiddelen Met betrekking tot dit beroep worden de volgende middelen van cassatie voorgedragen:

2. Cassatiemiddelen Met betrekking tot dit beroep worden de volgende middelen van cassatie voorgedragen: '"Sr "- AANTEKENEN Hoge Raad der Nederlanden Postbus 20303 2500 EH 'S-GRAVENHAGE Datum Referentie Betreft beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem (08/00041) op het hoger beroep

Nadere informatie

1.2 Belanghebbende, vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder [naam 1], heeft een op 1 december 2016 gedateerd verweerschrift ingediend.

1.2 Belanghebbende, vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder [naam 1], heeft een op 1 december 2016 gedateerd verweerschrift ingediend. Uitspraak Commissie van Beroep 2017-024 d.d. 3 juli 2017 (mr. F.R. Salomons, voorzitter, mr. A. Bus, mr. J.B. Fleers, drs. P.H.M. Kuijs AAG en mr. R.J.F. Thiessen, leden, en mr. H.C. Dobbelaar-ten Cate,

Nadere informatie

P. Kruit, C. Loonstra en E. van Vliet 978-90-01-83406-7. Zutekouw / van Oort

P. Kruit, C. Loonstra en E. van Vliet 978-90-01-83406-7. Zutekouw / van Oort Rechtspraak Instantie Hoge Raad Datum 14 maart 2008 Vindplaats LJN BC6699 Naam Zutekouw / van Oort Essentie uitspraak: Een wegens ziekte arbeidsongeschikte werknemer heeft geen recht op loondoorbetaling

Nadere informatie

JAR 2012/33 27-12-2011, 200.065.076/01, LJN BU9564

JAR 2012/33 27-12-2011, 200.065.076/01, LJN BU9564 Informatie 2012 afl. 2 Gerechtshof Amsterdam 27 december 2011 200.065.076/01 LJN BU9564 mr. Kingma mr. Smit mr. Van der Kwaak Appellant te (...), appellant, advocaat: mr. W.A. van Veen te Utrecht, tegen

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2012:BW6565

ECLI:NL:CRVB:2012:BW6565 ECLI:NL:CRVB:2012:BW6565 Instantie Datum uitspraak 22-05-2012 Datum publicatie 29-05-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 10-1542 WWB + 10-1557

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT8221

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT8221 ECLI:NL:RBSGR:2011:BT8221 Instantie Datum uitspraak 02-03-2011 Datum publicatie 18-10-2011 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer 1002383/10-8074 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie