Protocol werkafspraken CCD en de Minister van Economische Zaken

Transcriptie

1 CCD Protocol werkafspraken CCD en de Minister van Economische Zaken INLEIDING Per 18 december 2014 is de Centrale Commissie Dierproeven ingesteld. De Centrale Commissie Dierproeven is een zelfstandig bestuursorgaan waarop de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen van toepassing is. Het protocol geeft een nadere invulling aan de relatie tussen de Centrale Commissie Dierproeven en de Minister van Economische Zaken, voor zover die relatie niet bij of krachtens de wet is geregeld. De zelfstandige positie van de Centrale Commissie Dierproeven bij de uitvoering van de haar bij of krachtens de Wet op de dierproeven opgedragen taken en de beleidsverantwoordelijkheid op het gebied van dierproeven van de Minister van Economische Zaken staan hierbij voorop. Dit protocol weerspiegelt de gedachte dat een goede interactie tussen de Minister van Economische Zaken en de Centrale Commissie Dierproeven een goede uitoefening van de taken en bevoegdheden van de Centrale Commissie Dierproeven bevordert. HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALINGEN Artikel 1 In dit protocol wordt verstaan onder: a. minister: de Minister van Economische Zaken; b. ministerie: het Ministerie van Economische Zaken; c. CCD: de Centrale Commissie Dierproeven, genoemd in artikel 18, eerste lid, van de wet; d. DAD: de directie Dierlijke Agroketens en Dierenwelzijn van het Ministerie van Economische Zaken; e. RVO.nl: Rijksdienst voor Ondernemend Nederland; f. NVWA: De Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit; g. secretariaat: het personeel, bedoeld in artikel 18, zevende lid, van de wet, ter beschikking gesteld door de minister afkomstig van RVO.nl; h. wet: Wet op de dierproeven; i. kaderwet: Kaderwet zelfstandige bestuursorganen; j. algemeen secretaris: medewerker van het secretariaat die aan het secretariaat leiding geeft. HOOFDSTUK 2 BEHEERSMATIGE RELATIE Artikel 2 Jaarplan 1. De CCD stelt jaarlijks een jaarplan voor het volgende kalenderjaar vast. Het jaarplan van de CCD bevat de ontwerpbegroting als bedoeld in artikel 25 van de kaderwet. Het jaarplan bevat daarnaast in ieder geval de volgende gegevens: Pagina 1 van 6

2 a. de minimaal benodigde capaciteit; b. de verwachte werkzaamheden; c. de beoogde ontwikkelingen en veranderingen op het gebied van de organisatie, de inzet van personeel, automatisering, huisvesting, voorlichting en communicatiebeleid; d. prestatie-indicatoren ten aanzien van doelmatigheid; e. de eventuele consequenties en ontwikkelingen ten aanzien van de tarieven naar aanleiding van de onder a tot en met d genoemde gegevens. 2. Het jaarplan kan gedurende het jaar in onderling overleg gewijzigd of nader ingevuld worden. De wijziging kan leiden tot aanpassing van het uitvoeringsbudget. Een wijziging wordt schriftelijk vastgelegd. Begroting en Jaarverslag Artikel 3 1. De CCD stelt jaarlijks in overleg met RVO.nl de ontwerpbegroting, bedoeld in artikel 25 van de kaderwet op en zendt deze uiterlijk 15 maart aan de minister. 2. De in de begroting van RVO.nl opgenomen posten voor het secretariaat van de CCD sluiten aan op de in de ontwerpbegroting van de CCD voor het secretariaat opgenomen posten. Artikel 4 1. In de ontwerpbegroting wordt alles vastgelegd wat de minister in staat stelt een goede afweging te maken over de begroting. 2. Ter voldoening aan het eerste lid verstrekt de CCD een ontwerpbegroting met toelichting voor het opvolgende jaar voor de door de CCD te leveren diensten, waarin ten minste wordt beschreven een raming van inkomsten en uitgaven waaronder: a. een overzicht van de inkomsten uit de leges, op basis van de te hanteren tarieven doorberekend aan aanvragers en overige opbrengsten en baten; b. een overzicht van de tarieven en de bijdrage van EZ voor taakuitvoering van de CCD; c. de kosten van de bestuursleden; d. de kosten van secretariaatsmedewerkers; e. de kosten van externe deskundigen; f. de directe uitvoeringskosten; g. de kosten gebaseerd op een geschat aantal te behandelen bezwaar- en beroepschriften en WOB verzoeken; h. een vergelijking met de begroting van het lopende jaar; i. overige kosten. 3. De CCD stelt de aan derden te berekenen tarieven bedragen vast met inachtneming van de Handreiking kostentoerekening van het Rijk leges en tarieven; de bedragen behoeven overeenkomstig artikel 3, vierde lid, van de Dierproevenregeling 2014 de goedkeuring van de minister. Artikel 5 In aanvulling op artikel 30 van de kaderwet doet de CCD onverwijld mededeling aan de minister, zodra in de periode die ligt tussen het indienen van de ontwerpbegroting en de start van het begrotingsjaar waarop de ontwerpbegroting betrekking heeft, blijkt dat de begrote inkomsten of uitgaven met 10% of meer moeten worden bijgesteld. Pagina 2 van 6

3 Artikel 6 1. Voor de financiële verantwoording over de werkzaamheden van het secretariaat wordt gebruikt gemaakt van de administratieve systemen en processen die worden gehanteerd voor RVO.nl. 2. Het secretariaat zorgt voor een zorgvuldige registratie van inkomsten en uitgaven en maakt daarbij gebruik van de daarvoor specifiek bestemde boekingssleutels. 3. De CCD draagt in overleg met RVO.nl zorg voor de financiële verantwoording aan de minister over de kosten van de CCD en het secretariaat op basis van de door het secretariaat bijgehouden registratie. Artikel 7 1. De CCD zendt het jaarverslag, bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de kaderwet, jaarlijks uiterlijk op 15 maart toe aan de minister met afschrift aan de directie Dierlijke Agroketens en Dierenwelzijn. 2.Onverminderd artikel 18, eerste lid, van de kaderwet, omvat het jaarverslag in ieder geval de volgende kengetallen: - de kostendekkendheid van de in rekening gebrachte tarieven; - de formatie (fte) inclusief de externe inhuur van deskundigen; - de verhouding directe en indirecte kosten; - het aantal verleende projectvergunningen; - het aantal vernietigde besluiten door de minister; - het aantal en de uitkomsten van behandelde bezwaar- en beroepzaken; - het percentage afgehandelde bezwaren binnen de geldende wettelijke termijn; - het aantal behandelde WOB-verzoeken; - de behandelde klachten als bedoeld in artikel 9:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht; - de bij de Nationale Ombudsman ingediende klachten. - het gevoerde beleid op het gebied van kwaliteitsborging, personeel, informatievoorziening, organisatie, financiën, risicobeleid, automatisering en huisvesting, en de daarvoor benutte capaciteit en middelen. HOOFDSTUK 3 BELEIDSMATIGE RELATIE Artikel 8 Wederzijds informeren Onverminderd artikel 20, eerste lid van de kaderwet: 1. verstrekt de CCD uit eigen beweging zo spoedig mogelijk de gegevens die nodig zijn voor de taakuitoefening van de minister of waarvan de CCD redelijkerwijs kan aannemen dat zij voor de taakuitoefening van de minister nodig zijn; 2. verstrekt de minister uit eigen beweging of op verzoek van de CCD zo spoedig mogelijk de gegevens die nodig zijn voor de taakuitoefening van de CCD of waarvan hij redelijkerwijs kan aannemen dat zij voor de taakuitoefening van de CCD nodig zijn; 3. informeren de CCD en de minister elkaar tijdig over onderwerpen die in de publiciteit kunnen komen en waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het voor de ander van belang is om daarvan op de hoogte te zijn; 4. vindt wederzijdse informatie-uitwisseling plaats tussen de CCD en de NVWA voor zover dit relevant is voor de taakuitoefening van de CCD of de NVWA. Artikel 9 Relatiebeheerders 1. Binnen de verantwoordelijke beleidsdirectie DAD wordt een relatiebeheerder aangewezen voor het werkterrein van de CCD. Namens de minister fungeert de Pagina 3 van 6

4 relatiebeheerder als eerste aanspreekpunt voor de beleidsmatige kwesties op werkniveau. 2. Binnen de CCD fungeert de algemeen secretaris van de CCD als relatiebeheerder voor het werkterrein van de CCD. Hij vormt voor het ministerie het eerste aanspreekpunt in beleidsmatige kwesties op werkniveau. Artikel 10 Regulier Overleg 1. De CCD en de minister treden regelmatig en tenminste tweemaal per jaar in overleg over ontwikkelingen op het gebied van de aan de CCD opgedragen wettelijke taken. 2. De voorzitter van de CCD en de secretaris-generaal van het ministerie treden tweemaal per jaar in overleg over onderwerpen die samenhangen met de CCDorganisatie. 3. De directeur DAD en de algemeen secretaris van de CCD treden tweemaal per jaar in overleg. 4. De CCD en de Inspecteur-generaal van de NVWA treden tweemaal per jaar in overleg. 5. Indien daaraan behoefte is vindt onverminderd de vorige leden tussentijds overleg plaats. Artikel 11 De positie van de algemeen secretaris en het ondersteunend personeel 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 16 van de kaderwet wordt de voorzitter van de CCD betrokken bij de functioneringsgesprekken die namens de minister door een medewerker van RVO.nl worden gevoerd met de algemeen secretaris. 2. Het secretariaat legt conform artikel 16 van de Kaderwet over de inhoud van zijn werkzaamheden uitsluitend verantwoording af aan de CCD. 3. Het nemen van beheersmatige personele beslissingen als aanstelling, ontslag, bevordering, werktijden etc. over het door de minister ter beschikking gestelde personeel geschiedt conform het Besluit mandaat, machtiging en volmacht EZ 2012 door de algemeen secretaris. Tenzij anders bepaald in dat besluit is de EZspecifieke personeelsregelgeving geldend voor de ambtelijke medewerkers van EZ van toepassing. 4. Voorafgaand aan de door de algemeen secretaris te voeren functioneringsgesprekken met medewerkers van het secretariaat wordt de voorzitter van de CCD door de algemeen secretaris als informant geraadpleegd. 5. De voorzitter van de CCD heeft een adviserende rol bij het opstellen van de profielen voor nieuw aan te stellen medewerkers van het secretariaat. Artikel 12 Vertrouwelijkheid De minister enerzijds en de CCD anderzijds nemen in hun onderlinge beleidsmatige relatie ten opzichte van derden vertrouwelijkheid in acht voor zover dit uit wet- en regelgeving of de aard der zaken voortvloeit. Artikel 13 Taakverwaarlozing 1. Indien naar het oordeel van de minister de CCD haar taak verwaarloost, stelt de minister de CCD hiervan spoedeisende gevallen uitgezonderd schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte. 2. De in artikel 23, tweede lid, van de kaderwet bedoelde termijn is minimaal vier weken. Art 14 Klachten over functioneren CCD 1. Aan de minister gerichte klachten over de wijze waarop de CCD of een medewerker van het secretariaat zich in een bepaalde aangelegenheid jegens een Pagina 4 van 6

5 derde heeft gedragen, worden zo spoedig mogelijk, schriftelijk aan de CCD gemeld. 2. De minister en de CCD bezien in onderling overleg hoe en door wie een klacht wordt afgehandeld. Artikel 15 Vijfjaarlijkse evaluatie 1. Voorafgaand aan de evaluatie ten behoeve van een verslag als bedoeld in artikel 39, eerste lid, van de kaderwet, maken de minister en de CCD afspraken over de inhoud en aanpak van de evaluatie en de te verstrekken gegevens. 2. De minister stelt de CCD in kennis van het verslag voordat hij dit verslag naar de Staten-Generaal zendt. De CCD wordt verzocht op dit verslag te reageren binnen een bij het verzoek door de minister gestelde termijn. 3. De minister reageert op de reactie van de CCD op het verslag en geeft daarbij in ieder geval aan in hoeverre deze reactie betrokken is bij de finale beoordeling. Artikel 16 Verzoeken om schadevergoeding De CCD pleegt overleg met de minister over door haar van derden ontvangen verzoeken om nadeelcompensatie of schadevergoeding. Artikel 17 Informatieverzoeken De CCD pleegt overleg met de minister over WOB-verzoeken van derden om verstrekking van informatie, die: a. bij beide partijen beschikbaar is of; b. politiek gevoelig ligt. Artikel 18 Contacten CCD met de Staten-Generaal 1. De Aanwijzingen inzake externe contacten rijksambtenaren en de Leidraad aanwijzingen externe contacten rijksambtenaren zijn van overeenkomstige toepassing op de medewerkers van het secretariaat van de CCD. 2. De CCD licht de minister voorafgaand aan externe contacten als bedoeld in het eerste lid zo spoedig mogelijk in over deze contacten en verzoekt daarbij, waar dat op grond van de aanwijzingen externe contacten of de leidraad externe contacten vereist is, om instemming van de minister. Per geval wordt in onderling overleg bezien of aanwezigheid dan wel betrokkenheid van een vertegenwoordiger van het ministerie is vereist. 3. Zo nodig vindt overleg plaats tussen de minister en de CCD over contacten als bedoeld in het eerste lid. 4. Indien de minister niet aanwezig of vertegenwoordigd is bij de contacten tussen de Staten-Generaal en de secretariaatsmedewerker informeert de CCD de minister zo spoedig mogelijk na afloop van contacten als bedoeld in het eerste lid. Artikel 19 Internationale contacten De minister kan zich bij Europees of ander internationaal overleg doen bijstaan of laten vertegenwoordigen door de CCD. HOOFDSTUK 4 OVERIGE BEPALINGEN Artikel 20 Dit protocol treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst. Artikel 21 Dit protocol wordt aangehaald als: Protocol werkafspraken Centrale Commissie Dierproeven en de Minister van Economische Zaken. Pagina 5 van 6

6 Dit protocol zal in de Staatscourant worden geplaatst. s-gravenhage, De Staatssecretaris van Economische Zaken, Mw. S.A.M. Dijksma s-gravenhage, De Centrale Commissie Dierproeven, Prof. Dr. L.J. Hellebrekers, voorzitter Prof. Dr. B.J. Blaauboer, lid Ing. F.A. Klatter, lid Dr. T. Rijnders, lid Prof. Dr. E.N. Stassen, lid Pagina 6 van 6