A Aan Babels stromen. Psalmen 137,1-9 O.T. Aan Baruch. Jeremia 45,1-5 O.T. Aan de Paal Marcus 15,22-32 N.T. Aan de Paal Johannes 19,16-27 N.T.

Transcriptie

1 A Aan Babels stromen. Psalmen 137,1-9 O.T. Aan Baruch. Jeremia 45,1-5 O.T. Aan de Paal Marcus 15,22-32 N.T. Aan de Paal Johannes 19,16-27 N.T. Aan de Paal Lucas 23,33-43 N.T. Aan de Paal Matteüs 27,33-44 N.T. Aan Efeze. Openbaring 2,1-7 N.T. Aan Filadelfia. Openbaring 3,7-13 N.T. Aan Laodicea. Openbaring 3,14-22 N.T. Aan Pergamum. Openbaring 2,12-17 N.T. Aan 's Jehovah zegen is 't al gelegen. Psalmen 127,1-5 O.T. Aan Sardes. Openbaring 3,1-6 N.T. Aan Smyrna. Openbaring 2,8-11 N.T. Aan Tyatira. Openbaring 2,18-29 N.T. Aanbeveling van Timoteüs en Epafroditus. Filippenzen 2,19-3,1 N.T. Aangenomen, doch afgezonderd. Hosea 3,1-5 O.T. Aanhef. Openbaring 1,4-8 N.T. Aankondiging van het gericht over alle volksgroepen. Amos 6,11-14 O.T. Aankondiging van het gericht over Israëls naburen en over Israël zelf. Amos 1,2-2,16 O.T. Aankondiging van het oordeel over Samaria en Jeruzalem. Micha 1,2-7 O.T. Aansporing om de tempel te herbouwen. Haggai 1,1-2,1 O.T. Aansporing tot barmhartigheid. Deuteronomium 24,17-22 O.T. Aanstelling van Besaleël en Oholiab. Exodus 35,30-36,7 O.T. Aanstelling van de zeven Stefanus. Handelingen 6,1-15 N.T. Aanwijzing van Besaleël en Oholiab. Exodus 31,1-11 O.T. Aanwijzing van vrijsteden in het Overjordaanse. Deuteronomium 4,41-43 O.T. Abdon. Richteren 12,13-15 O.T. Abiam, koning van Juda. 1 Koningen 15,1-8 O.T. Abimeleks koningschap te Sichem. Richteren 9,1-57 O.T. Abner door Joab omgebracht. 2 Samuël 3,22-39 O.T. Abner onderhandelt met David. 2 Samuël 3,6-21 O.T. Abraham door het geloof gerechtvaardigd. Romeinen 3,31-4,25 N.T. Abraham en Abimelek. Genesis 21,22-34 O.T. Abraham en Abimelek van Gerar. Genesis 20,1-18 O.T. Abraham verdrijft Hagar en Ismaël. Genesis 21,8-21 O.T. Abrahams dood. Genesis 25,1-11 O.T. Abrahams geloof op de proef gesteld. Genesis 22,1-19 O.T. Abrahams voorbede voor Sodom. Genesis 18,16-33 O.T. Abram en Lot scheiden van elkander. Genesis 13,1-18 O.T. Abram in Egypte. Genesis 12,10-20 O.T. Abrams ontmoeting met Melchisedek. Genesis 14,18-24 O.T. Abrams overwinning op de koningen van het Oosten. Genesis 14,1-17 O.T. Absaloms nederlaag en dood. 2 Samuël 18,1-19,8 O.T. Achab dient de Baäl. 1 Koningen 16,29-34 O.T. Achabs dienaar Obadja ontmoet Elia. 1 Koningen 18,1-15 O.T. Achabs strijd tegen Ramot in Gilead. 1 Koningen 22,1-40 O.T. Achans misdaad en straf Nederlaag bij Ai. Jozua 7,1-26 O.T. Achaz' goddeloze regering. 2 Kronieken 28,1-27 O.T. Achaz, koning van Juda. 2 Koningen 16,1-20 O.T. Achazja, door Jehu gedood. 2 Kronieken 22,1-9 O.T. Achazja, koning van Israël. 1 Koningen 22,52-54 O.T. Achazja, koning van Juda. 2 Koningen 8,25-29 O.T. Adam en Christus. Romeinen 5,12-21 N.T. Afgodendienst in Jeruzalems tempel. Ezechiël 8,1-18 O.T. Afscheidsrede van Jozua tot de hoofden van het volk. Jozua 23,1-16 O.T. Afscheidswoorden. Johannes 13,31-35 N.T. Alle mensen zondaars. Romeinen 3,9-20 N.T. Alleen Jehovah geeft regen. Zacharia 10,1-2 O.T. Allen leden van één lichaam. 1 Korintiërs 12,12-31 N.T. Allen treft eenzelfde lot. Prediker 9,1-12 O.T. Alles heeft zijn tijd. Prediker 3,1-15 O.T. Alles is genade. Efeziërs 2,1-10 N.T. Alles is ijdelheid. Prediker 1,2-11 O.T. Alles verlaten om Jezus' wil. Lucas 14,25-35 N.T. Amalek moet uitgeroeid worden. Deuteronomium 25,17-19 O.T. Amasja, koning van Juda. 2 Koningen 14,1-22 O.T. Amasja's overwinning op Edom en zijn nederlaag tegen Israël. 2 Kronieken 25,1-28 O.T. Ambtsaanvaarding der priesters. Leviticus 9,1-24 O.T. Amnon en Tamar. 2 Samuël 13,1-22 O.T. Amnon gedood Absaloms vlucht. 2 Samuël 13,23-39 O.T. Amon, koning van Juda. 2 Koningen 21,19-26 O.T. Ananias en Saffira. Handelingen 5,1-11 N.T. Andere gelijkenissen. Matteüs 13,24-35 N.T.

2 Andere nakomelingen van Juda. 1 Kronieken 4,1-23 O.T. Aren plukken op de sabbat. Marcus 2,23-28 N.T. Aren plukken op de sabbat. Lucas 6,1-5 N.T. Aren plukken op de sabbat. Matteüs 12,1-8 N.T. Asa, koning van Juda. 1 Koningen 15,9-24 O.T. Asa's optreden tegen afgoderij. 2 Kronieken 15,1-19 O.T. Asa's overwinning op Zerach. 2 Kronieken 14,2-15 O.T. Asa's verbond met Aram tegen Israël Zijn dood. 2 Kronieken 16,1-14 O.T. Assur in Juda. Jesaja 8,5-10 O.T. Assur, waarschuwend voorbeeld voor Egypte. Ezechiël 31,1-18 O.T. Atalja Joas door Jojada op de troon gebracht. 2 Kronieken 22,10-23,21 O.T. Atalja gedood, Joas op de troon gebracht. 2 Koningen 11,1-20 O.T. Avondlied. Psalmen 4,1-9 O.T. Azarja, koning van Juda. 2 Koningen 15,1-7 O.T. B Balk en splinter. Lucas 6,39-42 N.T. Barmhartigheid jegens een gevluchte slaaf. Deuteronomium 23,15-16 O.T. Barnabas en Saulus naar Antiochië. Handelingen 11,19-30 N.T. Basa, koning van Israël. 1 Koningen 15,33-16,7 O.T. Bede en lof. Micha 7,14-20 O.T. Bede in doodsgevaar. Psalmen 69,1-37 O.T. Bede om berusting. Psalmen 39,1-14 O.T. Bede om Israëls herstel. Psalmen 85,1-14 O.T. Bede om ontferming. Psalmen 123,1-4 O.T. Bede om overwinning voor de koning. Psalmen 20,1-10 O.T. Bede om redding en lering. Psalmen 143,1-12 O.T. Bede om spoedige hulp. Psalmen 70,1-6 O.T. Bede om vergiffenis en verlossing. Psalmen 25,1-22 O.T. Bede om wraak over Jeruzalems verwoesting. Psalmen 79,1-13 O.T. Bedreiging tegen de onwaardige priesters. Maleachi 2,1-9 O.T. Beeldendienst te schande gemaakt. Hosea 10,1-8 O.T. Begrafenis na de doodstraf. Deuteronomium 21,22-23 O.T. Bekering beter dan offers. Jesaja 1,10-20 O.T. Bekering en belofte. Hosea 14,2-9 O.T. Belegering en bevrijding van Jeruzalem. Zacharia 12,1-9 O.T. Belofte aan Zerubbabel. Haggai 2,21-24 O.T. Belofte aangaande Salomo's tempelbouw. 1 Kronieken 17,1-15 O.T. Belofte aangaande Salomo's tempelbouw. 2 Samuël 7,1-17 O.T. Belofte en teken. Genesis 15,1-21 O.T. Belofte van herstel. Jeremia 33,1-26 O.T. Belofte van zegen na tempelbouw. Haggai 2,11-20 O.T. Belofte voor Ebed-Melek. Jeremia 39,15-18 O.T. Bepalingen tot bescherming van de naaste. Deuteronomium 24,6-16 O.T. Beroep op Gods rechtvaardigheid. Psalmen 7,1-18 O.T. Besluit en groet. Kolossenzen 4,7-18 N.T. Besnijdenis en Pascha te Gilgal. Jozua 5,1-12 O.T. Betuiging van onschuld. Psalmen 26,1-12 O.T. Beurtzang van bruid en bruidegom. Hooglied 4,16-5,1 O.T. Beurtzang van bruidegom en bruid. Hooglied 1,9-2,7 O.T. Beurtzang van de bruid en de dochters van Jeruzalem. Hooglied 5,8-6,3 O.T. Bevrijding en zegepraal. Zacharia 9,11-17 O.T. Bezoek van Jetro. Exodus 18,1-27 O.T. Bezorgdheid. Lucas 12,22-34 N.T. Bezorgdheid. Matteüs 6,25-34 N.T. Bidden en werken Groet. 2 Tessalonicenzen 3,1-18 N.T. Bij de pottenbakker. Jeremia 18,1-20,6 O.T. Bij God rustig in gevaren. Psalmen 57,1-12 O.T. Bij Jehovah is een schuilplaats. Psalmen 11,1-7 O.T. Bildads derde rede: Geen mens rechtvaardig voor God. Job 25,1-6 O.T. Bildads eerste rede: God straft naar recht. Job 8,1-22 O.T. Bildads tweede rede: De goddeloze gaat zeker te gronde. Job 18,1-21 O.T. Bileam zegent Israël. Numeri 22,2-24,25 O.T. Blijdschap na droefheid. 2 Korintiërs 7,2-16 N.T. Boaz huwt Ruth. Ruth 4,1-17 O.T. Boetpsalm. Psalmen 51,1-21 O.T. Boom en vrucht. Lucas 6,43-45 N.T. Brandoffers. Leviticus 1,1-17 O.T. Brief aan de ballingen in Babel. Jeremia 29,1-23 O.T. Broederlijke gemeenschap. Psalmen 133,1-3 O.T. Bruidegom en bruid roepen elkaar. Hooglied 8,13-14 O.T. C Christus en Melchisedek. Hebreeën 7,1-10 N.T. Christus hoger priester dan Aäron. Hebreeën 7,11-28 N.T. Chusai en Achitofel bij Absalom. 2 Samuël 16,15-23 O.T.

3 Collecte en reisplannen. 1 Korintiërs 16,1-9 N.T. Cornelius. Handelingen 10,1-48 N.T. D Dag van boete en bede. Nehemia 9,1-37 O.T. Daniël in de leeuwenkuil. Daniël 6,1-29 O.T. Daniël komt aan het Babylonische hof. Daniël 1,1-21 O.T. Dank voor liefdegaven Groeten. Filippenzen 4,10-23 N.T. Danklied der verlosten. Jesaja 12,1-6 O.T. Danklied des konings. Psalmen 18,1-51 O.T. Danklied na de overwinning. Psalmen 21,1-14 O.T. Danklied na uitredding. Psalmen 30,1-13 O.T. Danklied van David. 2 Samuël 22,1-51 O.T. Danklied voor bevrijding. Jesaja 25,1-5 O.T. Danklied voor de oogst. Psalmen 67,1-8 O.T. Danklied voor Gods rijke zegen. Psalmen 65,1-14 O.T. Danklied voor Israëls redding. Psalmen 66,1-20 O.T. Danklied voor Sions redding. Psalmen 48,1-15 O.T. Dankzegging Vermaning tot volharding. 2 Timoteüs 1,3-18 N.T. Dankzegging. 2 Korintiërs 1,3-11 N.T. Dankzegging. Filemon 1,4-7 N.T. Dankzegging. 1 Korintiërs 1,4-9 N.T. Dankzegging en gebed. Filippenzen 1,3-11 N.T. Dankzegging en gebed. 2 Tessalonicenzen 1,3-12 N.T. Dankzegging en gebed. Kolossenzen 1,3-14 N.T. Dankzegging en gebed. Psalmen 108,1-14 O.T. David bij Adullam. 1 Samuël 22,1-5 O.T. David bij de Filistijnen. 1 Samuël 27,1-12 O.T. David bij Saul. 1 Samuël 16,14-23 O.T. David door de Filistijnen teruggezonden. 1 Samuël 29,1-11 O.T. David draagt Salomo de tempelbouw op. 1 Kronieken 28,1-21 O.T. David en Batseba. 2 Samuël 11,1-27 O.T. David en Goliat. 1 Samuël 17,1-58 O.T. David en Mefiboset. 2 Samuël 9,1-13 O.T. David in de woestijn van Zif. 1 Samuël 23,14-28 O.T. David naar Machanaïm. 2 Samuël 17,15-29 O.T. David ontmoet Siba. 2 Samuël 16,1-4 O.T. David ontvangt de tijding van Sauls dood. 2 Samuël 1,1-16 O.T. David spaart opnieuw Sauls leven. 1 Samuël 26,1-25 O.T. David spaart Sauls leven. 1 Samuël 24,1-23 O.T. David te Gat. 1 Samuël 21,10-15 O.T. David te Keïla. 1 Samuël 23,1-13 O.T. David te Nob. 1 Samuël 21,1-9 O.T. David tot koning gezalfd. 1 Samuël 16,1-13 O.T. David verovert Jeruzalem en vestigt zich daar. 2 Samuël 5,6-16 O.T. David verslaat de Filistijnen. 1 Kronieken 14,8-17 O.T. David verslaat de Filistijnen. 2 Samuël 5,17-25 O.T. David vlucht voor Absalom. 2 Samuël 15,13-37 O.T. David vlucht voor Sauls aanslagen. 1 Samuël 19,1-24 O.T. David wordt koning en verovert Jeruzalem. 1 Kronieken 11,1-9 O.T. David wordt koning over geheel Israël. 2 Samuël 5,1-5 O.T. David wordt koning over Juda. 2 Samuël 2,1-7 O.T. David zendt geschenken aan de oudsten van Juda. 1 Samuël 30,26-31 O.T. David, Nabal en Abigaïl. 1 Samuël 25,1-44 O.T. Davids aanhangers te Siklag. 1 Kronieken 12,1-22 O.T. Davids beambten. 1 Kronieken 18,14-17 O.T. Davids beambten. 2 Samuël 20,23-26 O.T. Davids beambten. 2 Samuël 8,15-18 O.T. Davids dankgebed. 1 Kronieken 17,16-27 O.T. Davids dankgebed. 2 Samuël 7,18-29 O.T. Davids helden. 1 Kronieken 11,10-47 O.T. Davids helden. 2 Samuël 23,8-39 O.T. Davids klaagzang over Saul en Jonatan. 2 Samuël 1,17-27 O.T. Davids leger te Hebron. 1 Kronieken 12,23-40 O.T. Davids lofzang. 1 Kronieken 16,7-36 O.T. Davids oorlog tegen Ammonieten en Arameeërs. 2 Samuël 10,1-19 O.T. Davids overwinningen. 1 Kronieken 18,1-13 O.T. Davids overwinningen. 2 Samuël 8,1-14 O.T. Davids terugkeer te Jeruzalem. 2 Samuël 19,9-43 O.T. Davids voorgeslacht. Ruth 4,18-22 O.T. Davids Zoon en Heer. Marcus 12,35-36 N.T. Davids Zoon en Heer. Lucas 20,41-44 N.T. Davids Zoon en Heer. Matteüs 22,41-46 N.T. De aanbieding van de eerstelingen. Deuteronomium 26,1-11 O.T. De aankondiging van de tiende plaag. Exodus 11,1-10 O.T.

4 De aankondiging van het oordeel. Openbaring 14,6-13 N.T. De aankondiging van Jezus' geboorte. Lucas 1,26-38 N.T. De aankondiging van Johannes' geboorte. Lucas 1,5-25 N.T. De aard van Jezus' werk. Matteüs 9,35-38 N.T. De achtste plaag: Sprinkhanen. Exodus 10,1-20 O.T. De afval in Galilea. Johannes 6,60-66 N.T. De antichrist. 1 Johannes 2,18-27 N.T. De ark. Exodus 25,10-22 O.T. De ark Gods buitgemaakt. 1 Samuël 4,1-22 O.T. De ark in het land der Filistijnen. 1 Samuël 5,1-12 O.T. De ark naar Israël teruggezonden. 1 Samuël 6,1-7,1 O.T. De ark overgebracht naar Jeruzalem. 1 Kronieken 15,1-16,6 O.T. De ark overgebracht naar Jeruzalem. 2 Samuël 6,1-23 O.T. De ark uit Kirjat-Jearim gehaald. 1 Kronieken 13,1-14 O.T. De ballingschap zinnebeeldig voorgesteld. Ezechiël 12,1-20 O.T. De band der liefde. 1 Johannes 3,11-17 N.T. De barmhartigheid roemt tegen het oordeel. Hosea 11,7-11 O.T. De begenadiging van Jojakin. 2 Koningen 25,27-30 O.T. De begenadiging van Jojakin. Jeremia 52,31-34 O.T. De begrafenis. Marcus 15,42-47 N.T. De begrafenis. Johannes 19,38-42 N.T. De begrafenis. Lucas 23,50-55 N.T. De begrafenis. Matteüs 27,57-61 N.T. De beker der gramschap. Jeremia 25,15-38 O.T. De beker van Jahovah toorn. Psalmen 75,1-11 O.T. De bekering der heidenen en het behoud van Israël. Romeinen 11,25-36 N.T. De bekering van Saulus. Handelingen 9,1-18 N.T. De belangeloosheid van Paulus. 2 Korintiërs 11,7-29 N.T. De belijdenis van Petrus De eerste aankondiging van het lijden. Marcus 8,27-9,1 N.T. De belijdenis van Petrus De eerste aankondiging van het lijden. Lucas 9,18-27 N.T. De belijdenis van Petrus. Matteüs 16,13-20 N.T. De belijdenis van Petrus. Johannes 6,67-71 N.T. De beschermende wijsheid. Spreuken 2,1-22 O.T. De beslissende keuze. Deuteronomium 30,11-20 O.T. De besnijdenis. Lucas 2,21-21 N.T. De besnijdenis baat de Joden niet. Romeinen 2,25-29 N.T. De bespotting. Marcus 15,16-21 N.T. De bespotting. Matteüs 27,27-32 N.T. De betekenis der wet. Romeinen 7,1-12 N.T. De betekenis van Christus' opstanding. 1 Korintiërs 15,12-34 N.T. De bevolking van Jeruzalem. 1 Kronieken 9,1-34 O.T. De bewaking der stad. Nehemia 7,1-3 O.T. De bijdrage voor de tempelbouw. 1 Kronieken 29,1-9 O.T. De bittere teleurstelling van Prediker. Prediker 7,23-29 O.T. De blinde te Betsaïda. Marcus 8,22-26 N.T. De blindgeborene. Johannes 9,1-41 N.T. De bloeiende staf van Aäron. Numeri 17,1-13 O.T. De boekrol. Jeremia 36,1-32 O.T. De boodschap van Nebukadnessar: zijn waanzin. Daniël 4,1-37 O.T. De broederliefde. 1 Johannes 2,7-11 N.T. De bruid en haar broeders. Hooglied 8,8-10 O.T. De bruidegom prijst zijn bruid. Hooglied 6,4-12 O.T. De bruiloft des Lams. Openbaring 19,6-10 N.T. De bruiloft te Kana. Johannes 2,1-11 N.T. De bruiloftsstoet. Hooglied 3,6-11 O.T. De christelijke huisregels. Kolossenzen 3,18-4,6 N.T. De christelijke vrijheid. Galaten 5,1-12 N.T. De collecte voor Jeruzalem. 2 Korintiërs 9,1-15 N.T. De dag Jahovah. Joël 2,28-32 O.T. De dag Jahovah. 2 Petrus 3,1-16 N.T. De dag Jahovah. Maleachi 4,1-6 O.T. De dag Jahovah. Amos 5,18-20 O.T. De dag Jahovah tegen al wat hoog is. Jesaja 2,6-22 O.T. De dag van de Zoon des mensen. Lucas 17,20-37 N.T. De derde aankondiging van het lijden. Marcus 10,32-34 N.T. De derde aankondiging van het lijden. Lucas 18,31-34 N.T. De derde aankondiging van het lijden. Matteüs 20,17-19 N.T. De derde plaag: Muggen. Exodus 8,16-19 O.T. De dienst van de koningin des hemels. Jeremia 7,16-20 O.T. De dienst van Timoteüs. 2 Timoteüs 2,1-13 N.T. De diensttijd der Levieten. Numeri 8,23-26 O.T. De discipelen en de wereld. Matteüs 5,13-16 N.T. De dood in de pot. 2 Koningen 4,38-41 O.T. De dood van Aäron. Numeri 20,22-29 O.T.

5 De dood van Herodes. Handelingen 12,20-23 N.T. De dood van Jakobus De bevrijding van Petrus. Handelingen 12,1-19 N.T. De dood van Johannes de Doper. Matteüs 14,1-12 N.T. De dood van Johannes de Doper. Marcus 6,14-29 N.T. De dood van Mirjam. Numeri 20,1-1 O.T. De dood van Stefanus Saulus. Handelingen 7,54-8,3 N.T. De doop en de verzoeking in de woestijn. Marcus 1,9-13 N.T. De doop van Jezus. Matteüs 3,13-17 N.T. De doop van Jezus. Lucas 3,21-22 N.T. De doortocht door de Schelfzee. Exodus 13,17-14,31 O.T. De draak overwonnen. Openbaring 12,7-12 N.T. De draak vervolgt de vrouw. Openbaring 12,13-18 N.T. De drie hoge feesten. Deuteronomium 16,1-17 O.T. De drie rechtvaardigen en de vier gerichten. Ezechiël 14,12-23 O.T. De drijvende bijl. 2 Koningen 6,1-7 O.T. De dromen van Farao Jozef verhoogd. Genesis 41,1-45 O.T. De dromen van schenker en bakker. Genesis 40,1-23 O.T. De droom van Nebukadnessar. Daniël 2,1-49 O.T. De dwaalleraars. Judas 1,3-16 N.T. De dwaalleraars. 2 Petrus 2,1-22 N.T. De dwaasheid van menselijke inzettingen. Kolossenzen 2,16-3,4 N.T. De echtscheiding. Matteüs 19,1-12 N.T. De eed De voorbede. Jakobus 5,12-20 N.T. De eenheid der gemeente. Efeziërs 2,11-22 N.T. De eerste aankondiging van het lijden Bestraffing van Petrus. Matteüs 16,21-28 N.T. De eerste genezingen. Matteüs 4,23-25 N.T. De eerste plaag: Het water in bloed veranderd. Exodus 7,14-25 O.T. De eerste wonderbare spijziging. Matteüs 14,13-21 N.T. De eerste zes zegels geopend. Openbaring 6,1-17 N.T. De eerste zonde. Genesis 3,1-24 O.T. De eerstelingen van het vee. Deuteronomium 15,19-23 O.T. De eeuwige toevlucht voor de vergankelijke mens. Psalmen 90,1-17 O.T. De Emmaüsgangers. Lucas 24,13-35 N.T. De ene plaats van eredienst. Deuteronomium 12,1-32 O.T. De Engel Jahovah te Bokim. Richteren 2,1-5 O.T. De enige Rechter. 1 Korintiërs 4,1-5 N.T. De families der Levieten. 1 Kronieken 24,20-31 O.T. De feesten. Leviticus 23,1-44 O.T. De Filistijnen bij Mispa verslagen. 1 Samuël 7,2-17 O.T. De geblakerde olijfbomen. Jeremia 11,15-17 O.T. De geboorte der drie kinderen van Gomer. Hosea 1,2-12 O.T. De geboorte van de Messias. Jesaja 8,23-9,6 O.T. De geboorte van Jezus. Matteüs 1,18-25 N.T. De geboorte van Jezus. Lucas 2,1-7 N.T. De geboorte van Johannes De lofzang van Zacharias. Lucas 1,57-80 N.T. De geboorte van Samuël. 1 Samuël 1,1-28 O.T. De geboorte van Simson. Richteren 13,1-25 O.T. De gedenkkwasten. Numeri 15,37-41 O.T. De geestelijke wapenrusting. Efeziërs 6,10-20 N.T. De gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard. Matteüs 20,1-16 N.T. De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. Lucas 10,25-37 N.T. De gelijkenis van de Farizeeër en de tollenaar. Lucas 18,9-14 N.T. De gelijkenis van de onrechtvaardige pachters. Marcus 12,1-12 N.T. De gelijkenis van de onrechtvaardige pachters. Lucas 20,9-19 N.T. De gelijkenis van de onrechtvaardige pachters. Matteüs 21,33-46 N.T. De gelijkenis van de onrechtvaardige rechter. Lucas 18,1-8 N.T. De gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester. Lucas 16,1-9 N.T. De gelijkenis van de ponden. Lucas 19,11-27 N.T. De gelijkenis van de talenten. Matteüs 25,14-30 N.T. De gelijkenis van de twee zonen. Matteüs 21,28-32 N.T. De gelijkenis van de verloren zoon. Lucas 15,11-32 N.T. De gelijkenis van de verontschuldigingen. Lucas 14,15-24 N.T. De gelijkenis van de zaaier. Matteüs 13,1-9 N.T. De gelijkenis van de zaaier. Marcus 4,1-20 N.T. De gelijkenis van de zaaier. Lucas 8,4-15 N.T. De gelijkenis van het verloren schaap en de verloren penning. Lucas 15,1-10 N.T. De geloften der vrouwen. Numeri 30,1-16 O.T. De genezing van Bartimeüs. Marcus 10,46-52 N.T. De genezing van Bartimeüs. Lucas 18,35-43 N.T. De genezing van een bezeten knaap. Marcus 9,14-29 N.T. De genezing van een bezeten knaap. Lucas 9,37-42 N.T. De genezing van een bezetene. Marcus 5,1-20 N.T. De genezing van een bezetene. Lucas 8,26-39 N.T. De genezing van een doofstomme. Marcus 7,31-37 N.T.

6 De genezing van een maanzieke. Matteüs 17,14-21 N.T. De genezing van een melaatse. Marcus 1,40-45 N.T. De genezing van een melaatse. Lucas 5,12-16 N.T. De genezing van een melaatse. Matteüs 8,1-4 N.T. De genezing van een verlamde. Marcus 2,1-12 N.T. De genezing van een verlamde. Handelingen 3,1-10 N.T. De genezing van een verlamde. Lucas 5,17-26 N.T. De genezing van een verlamde. Matteüs 9,1-8 N.T. De genezing van een waterzuchtige op sabbat. Lucas 14,1-6 N.T. De genezing van Naäman. 2 Koningen 5,1-27 O.T. De genezing van twee bezetenen. Matteüs 8,28-34 N.T. De genezing van twee blinden. Matteüs 20,29-34 N.T. De gerechtigheid Gods en de dood van Jezus. Romeinen 3,21-30 N.T. De gerechtigheid uit het geloof. Romeinen 10,4-15 N.T. De gevangenbewaarder van Filippi. Handelingen 16,19-40 N.T. De gevangenneming. Marcus 14,43-52 N.T. De gevangenneming. Johannes 18,1-11 N.T. De gevangenneming. Lucas 22,47-53 N.T. De gevangenneming. Matteüs 26,47-56 N.T. De gevulde wijnkruiken. Jeremia 13,12-14 O.T. De Gibeonieten en het huis van Saul. 2 Samuël 21,1-14 O.T. De goddeloosheid der zondaren en de goedertierenheid Gods. Psalmen 36,1-13 O.T. De goden van Babel redden niet. Jesaja 46,1-13 O.T. De goede Herder. Johannes 10,1-21 N.T. De grenzen van het land. Ezechiël 47,13-20 O.T. De grenzen van Kanaän. Numeri 34,1-12 O.T. De groei van het Koninkrijk Gods. Marcus 4,26-34 N.T. De grootste in het Koninkrijk der hemelen Verleiding. Matteüs 18,1-11 N.T. De grote liefde van Christus. Efeziërs 3,14-21 N.T. De grote ongerechtigheid. Micha 7,1-6 O.T. De grote verzoendag. Leviticus 16,1-34 O.T. De haat der wereld. Johannes 15,18-27 N.T. De heerlijkheid der wet. Psalmen 119,1-176 O.T. De heerlijkheid van de nieuwe tempel. Haggai 2,2-10 O.T. De heffing bij de telling. Exodus 30,11-16 O.T. De heffing voor de tabernakel. Exodus 25,1-9 O.T. De heilbode. Jesaja 61,1-11 O.T. De heilige stad. Ezechiël 48,30-35 O.T. De heilige zalfolie. Exodus 30,22-33 O.T. De heilstijd voor de volken. Psalmen 96,1-13 O.T. De heilstijd voor Israël. Psalmen 98,1-9 O.T. De hemelse wijsheid. Jakobus 3,13-18 N.T. De hemelvaart. Handelingen 1,1-11 N.T. De herder geslagen, de kudde verstrooid. Zacharia 13,7-9 O.T. De herders. Lucas 2,8-20 N.T. De herrijzenis van Israël. Ezechiël 37,1-14 O.T. De hervorming van Josia. 2 Koningen 23,1-30 O.T. De hervorming van Josia. 2 Kronieken 34,1-33 O.T. De hogepriester van het nieuwe verbond. Hebreeën 8,1-13 N.T. De hoofdman te Kafarnaüm. Matteüs 8,5-13 N.T. De hoofdman van Kafarnaüm. Lucas 7,1-10 N.T. De hoofdtooi der vrouw. 1 Korintiërs 11,2-16 N.T. De hoofdzaak, ook voor christenen uit de Joden. Galaten 2,15-21 N.T. De hoogste en laagste plaats. Lucas 14,7-11 N.T. De hoogste rechtspraak. Deuteronomium 17,8-13 O.T. De hoop van Gods kinderen. Romeinen 8,18-30 N.T. De houding tegenover de dwaalleraars. 2 Timoteüs 2,14-26 N.T. De inbezitneming van Kanaän. Numeri 33,50-56 O.T. De indeling der priesters. 1 Kronieken 24,1-19 O.T. De indeling van het leger De hoge ambtenaren. 1 Kronieken 27,1-34 O.T. De inneming van Jeruzalem. Jeremia 39,1-14 O.T. De instelling van het Avondmaal Het verraad voorzegd. Lucas 22,14-23 N.T. De instelling van het Avondmaal. Marcus 14,22-25 N.T. De instelling van het Avondmaal. Matteüs 26,26-29 N.T. De instelling van het Pascha. Exodus 12,1-28 O.T. De intocht in Jeruzalem. Marcus 11,1-10 N.T. De intocht in Jeruzalem. Johannes 12,12-19 N.T. De intocht in Jeruzalem. Lucas 19,28-44 N.T. De intocht in Jeruzalem. Matteüs 21,1-11 N.T. De inval in het Zuiden mislukt. Numeri 14,39-45 O.T. De inwijding van de tempel. 1 Koningen 8,1-66 O.T. De Israëlieten na de dood van Jozua. Richteren 1,1-36 O.T. De Joodse voorrechten en Gods trouw. Romeinen 3,1-8 N.T. De kamerling uit Morenland. Handelingen 8,26-40 N.T.

7 De Kananese vrouw. Matteüs 15,21-28 N.T. De kandelaar. Exodus 25,31-40 O.T. De kandelaar. Numeri 8,1-4 O.T. De kandelaar en de toonbroden. Leviticus 24,1-9 O.T. De kern van de brief. Romeinen 1,16-17 N.T. De kinderen van Jakob. Genesis 29,31-30,24 O.T. De komst Jahovah. 1 Tessalonicenzen 4,13-18 N.T. De koning. Deuteronomium 17,14-20 O.T. De koning helpt de Sunamitische. 2 Koningen 8,1-6 O.T. De koop van een akker. Jeremia 32,1-44 O.T. De koperen slang. Numeri 21,4-9 O.T. De kosten van de tabernakel. Exodus 38,21-31 O.T. De krijgsgevangen vrouw. Deuteronomium 21,10-14 O.T. De kroon voor Jozua; de aankondiging van de Spruit. Zacharia 6,9-15 O.T. De lamp van het lichaam. Lucas 11,33-36 N.T. De last Jahovah. Jeremia 23,33-40 O.T. De ledige plaats van Judas vervuld. Handelingen 1,12-26 N.T. De les der geschiedenis. Ezechiël 20,1-44 O.T. De les der geschiedenis. Psalmen 78,1-72 O.T. De lessen van Lemuëls moeder. Spreuken 31,1-9 O.T. De leugen van de Joodse Raad. Matteüs 28,11-15 N.T. De Levieten. Numeri 3,1-4,49 O.T. De Levietensteden. Jozua 21,1-45 O.T. De lezing van de wet om de zeven jaar. Deuteronomium 31,9-13 O.T. De liefde. 1 Korintiërs 13,1-13 N.T. De liefde tot God het grote gebod. Deuteronomium 6,1-25 O.T. De lijst van de onder Zerubbabel teruggekeerden. Nehemia 7,4-72 O.T. De lijst van terugkerenden. Ezra 2,1-70 O.T. De linnen gordel. Jeremia 13,1-11 O.T. De list der Gibeonieten. Jozua 9,1-27 O.T. De lof der degelijke huisvrouw. Spreuken 31,10-31 O.T. De man Gods uit Juda. 1 Koningen 12,33-13,34 O.T. De mannen in de brandende oven. Daniël 3,1-30 O.T. De mens kan het Godsbestuur niet doorgronden. Prediker 8,10-17 O.T. De mens, de kroon der schepping Gods. Psalmen 8,1-10 O.T. De messiaanse koning. Psalmen 2,1-12 O.T. De Messias en het vrederijk. Jesaja 11,1-10 O.T. De moord op Gedalja. Jeremia 40,7-41,15 O.T. De nakomelingen van Abraham. 1 Kronieken 1,28-42 O.T. De nakomelingen van David. 1 Kronieken 3,1-24 O.T. De nakomelingen van Juda. 1 Kronieken 2,1-55 O.T. De nakomelingen van Sem. Genesis 11,10-32 O.T. De nakomelingen van Simeon. 1 Kronieken 4,24-43 O.T. De negende plaag: Duisternis. Exodus 10,21-29 O.T. De nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Openbaring 21,1-8 N.T. De nieuwe inwoners van Jeruzalem en van de overige steden. Nehemia 11,1-36 O.T. De nieuwe levenswandel. Efeziërs 4,17-32 N.T. De nieuwe ordening. Hebreeën 9,11-28 N.T. De nodiging van de Wijsheid en van de Dwaasheid. Spreuken 9,1-18 O.T. De offergaven bij de inwijding van de tabernakel. Numeri 7,1-89 O.T. De offerplaats. Leviticus 17,1-9 O.T. De olie der weduwe. 2 Koningen 4,1-7 O.T. De olie voor het licht. Exodus 27,20-21 O.T. De ondergang van Babel. Jesaja 47,1-15 O.T. De ongehuwden. 1 Korintiërs 7,25-40 N.T. De ongelovigheid van Israël. Romeinen 10,16-21 N.T. De ongerustheid van Paulus. 2 Korintiërs 12,11-21 N.T. De onmacht der afgoden. Jesaja 44,6-20 O.T. De onopzettelijke zonde. Numeri 15,22-31 O.T. De onverbrekelijke heilsbelofte. Amos 9,11-15 O.T. De onvruchtbare vijgeboom. Lucas 13,6-9 N.T. De oogst. Openbaring 14,14-20 N.T. De oorlogsbuit. Numeri 31,25-54 O.T. De opdracht Jahovah aan Jozua om Kanaän in bezit te nemen. Jozua 1,1-18 O.T. De openbaring aangaande de zeventig weken. Daniël 9,1-27 O.T. De openbaring Gods in Horeb. 1 Koningen 19,9-18 O.T. De openbaring Jahovah op de Olijfberg. Zacharia 14,1-7 O.T. De opstand van Korach, Datan en Abiram. Numeri 16,1-50 O.T. De opstanding. Marcus 16,1-8 N.T. De opstanding. Lucas 23,56-24,12 N.T. De opstanding. Matteüs 28,1-10 N.T. De opstanding en de eerste verschijning. Johannes 20,1-18 N.T. De opstanding van Christus. 1 Korintiërs 15,1-11 N.T. De opstelling van de stammen. Numeri 2,1-34 O.T.

8 De opvolger van Mozes. Numeri 27,12-23 O.T. De opwekking van de jongeling te Naïn. Lucas 7,11-17 N.T. De opwekking van Lazarus. Johannes 11,1-44 N.T. De oudsten Vermaningen. 1 Timoteüs 5,17-6,1 N.T. De oudsten van Efeze te Milete. Handelingen 20,13-38 N.T. De oudvaders. Genesis 5,1-32 O.T. De overige stammen. 1 Kronieken 7,1-40 O.T. De Overjordaanse stammen. 1 Kronieken 5,1-26 O.T. De overmoed der dwazen. Psalmen 14,1-7 O.T. De overmoed der dwazen. Psalmen 53,1-7 O.T. De overspelige vrouw. Johannes 7,53-8,11 N.T. De overtocht over de Jordaan. Jozua 3,1-4,24 O.T. De overwinnaar door Jehovah verwekt. Jesaja 41,1-7 O.T. De overwinning over Gog. Ezechiël 38,1-39,29 O.T. De paal voor Mordekai opgericht. Ester 5,9-14 O.T. De poorten en voorhoven van de nieuwe tempel. Ezechiël 40,1-47 O.T. De prediking der Wijsheid. Spreuken 8,1-36 O.T. De priesterklederen. Exodus 28,1-43 O.T. De priesterkoning Jahovah. Psalmen 110,1-7 O.T. De priesterlijke zegen. Numeri 6,22-27 O.T. De priestervertrekken. Ezechiël 42,1-14 O.T. De priesterwijding. Exodus 29,1-37 O.T. De profeet Chananja. Jeremia 28,1-17 O.T. De profetie vervuld. Matteüs 12,15-21 N.T. De raad van Achitofel door Chusai verijdeld. 2 Samuël 17,1-14 O.T. De rechtvaardige heerser. Psalmen 101,1-8 O.T. De rechtvaardige Spruit. Jeremia 23,1-8 O.T. De rechtvaardigheid door het geloof. Galaten 3,1-14 N.T. De regering van Amon. 2 Kronieken 33,21-25 O.T. De regering van Joas. 2 Kronieken 24,1-27 O.T. De regering van Jotam. 2 Kronieken 27,1-9 O.T. De regering van Manasse. 2 Kronieken 33,1-20 O.T. De reiniging van de tempel De verdorde vijgeboom. Marcus 11,11-26 N.T. De Rekabieten. Jeremia 35,1-19 O.T. De rijke dwaas. Lucas 12,13-21 N.T. De rijke dwaas. Psalmen 49,1-21 O.T. De rijke jongeling. Marcus 10,17-27 N.T. De rijke jongeling. Lucas 18,18-27 N.T. De rijke jongeling. Matteüs 19,16-26 N.T. De rijke man en de arme Lazarus. Lucas 16,19-31 N.T. De roeping der lezers. Judas 1,17-23 N.T. De roeping en uitzending der apostelen. Matteüs 10,1-11,1 N.T. De roeping van Abram. Genesis 12,1-9 O.T. De roeping van de eerste discipelen. Matteüs 4,18-22 N.T. De roeping van Elisa. 1 Koningen 19,19-21 O.T. De roeping van Jeremia. Jeremia 1,4-19 O.T. De roeping van Jesaja. Jesaja 6,1-13 O.T. De roeping van Levi. Marcus 2,13-17 N.T. De roeping van Levi. Lucas 5,27-32 N.T. De roeping van Matteüs. Matteüs 9,9-13 N.T. De roeping van Samuël. 1 Samuël 3,1-21 O.T. De rooftocht der Danieten. Richteren 18,1-31 O.T. De rust, die God geeft. Hebreeën 4,1-13 N.T. De sabbatschender. Numeri 15,32-36 O.T. De Samaritanen. 2 Koningen 17,24-41 O.T. De satan veroordeeld. Openbaring 20,7-10 N.T. De schanddaad te Gibea. Richteren 19,1-30 O.T. De schare, die niemand tellen kan. Openbaring 7,9-17 N.T. De schat in aarden vaten. 2 Korintiërs 4,1-15 N.T. De schepping. Genesis 1,1-2,7 O.T. De scheuring van het rijk. 2 Kronieken 10,1-11,4 O.T. De scheuring van het rijk. 1 Koningen 12,1-24 O.T. De schipbreuk. Handelingen 27,14-44 N.T. De schoonheid der bruid bij de dans. Hooglied 6,13-7,5 O.T. De schuld der heidenen en hun straf. Romeinen 1,18-32 N.T. De slaande hand over Efraïm. Jesaja 9,7-10,4 O.T. De slag bij Afek. 1 Koningen 20,23-34 O.T. De slechtheid van Eli's zonen. 1 Samuël 2,11-26 O.T. De spijziging van de honderd. 2 Koningen 4,42-44 O.T. De spijziging van de vijfduizend. Johannes 6,1-15 N.T. De spijziging van de vijfduizend. Lucas 9,10-17 N.T. De spottende knapen van Betel. 2 Koningen 2,23-25 O.T. De steden der Levieten. Numeri 35,1-8 O.T. De storm op het meer. Marcus 4,35-41 N.T.

9 De storm op het meer. Lucas 8,22-25 N.T. De storm op het meer. Matteüs 8,23-27 N.T. De straf op Israëls ongerechtigheid. Amos 3,9-15 O.T. De strekking der spreuken. Spreuken 1,1-9 O.T. De strijd bij Chorma. Numeri 21,1-3 O.T. De strijd om de voorrang. Lucas 9,46-50 N.T. De strijd tegen Og van Basan. Numeri 21,31-22,1 O.T. De strijd tegen Sichon van Chesbon. Numeri 21,21-30 O.T. De strijd van de Israëlieten tegen de Benjaminieten. Richteren 20,1-48 O.T. De struikeling van Israël, het heil der heidenen. Romeinen 11,11-24 N.T. De Sunamitische en haar zoon. 2 Koningen 4,8-37 O.T. De Syrofenicische vrouw. Marcus 7,24-30 N.T. De taak van Jezus. Lucas 4,42-44 N.T. De taak van Timoteüs. 1 Timoteüs 4,1-16 N.T. De taak van Titus op Kreta. Titus 1,5-16 N.T. De tabernakel. Exodus 26,1-37 O.T. De tafel. Exodus 25,23-30 O.T. De telling van Israëls leger. Numeri 1,1-54 O.T. De tempelbeek. Ezechiël 47,1-12 O.T. De tempeldienst der goddelozen veroordeeld. Jesaja 66,1-4 O.T. De tempelprediking. Jeremia 7,1-15 O.T. De tempelprediking en haar gevolgen. Jeremia 26,1-24 O.T. De tempelreiniging. Lucas 19,45-48 N.T. De tempelreiniging. Johannes 2,13-25 N.T. De terugkeer. Matteüs 2,19-23 N.T. De terugkeer. Jesaja 49,8-50,3 O.T. De terugkeer der apostelen De eerste wonderbare spijziging. Marcus 6,30-44 N.T. De terugkeer naar Galilea. Johannes 4,43-45 N.T. De tien geboden. Exodus 20,1-17 O.T. De tien melaatsen. Lucas 17,11-19 N.T. De tiende plaag: Dood der eerstgeborenen Uittocht. Exodus 12,29-42 O.T. De tienden. Deuteronomium 14,22-29 O.T. De tienden. Deuteronomium 26,12-15 O.T. De tijding van Jeruzalems val. Ezechiël 33,21-33 O.T. De tocht naar het veld van Moab. Numeri 21,10-20 O.T. De toebereidselen tot de bouw van de tempel. 1 Koningen 5,1-18 O.T. De toekomst van Daniëls volk. Daniël 10,1-12,13 O.T. De toespraak van Petrus. Handelingen 2,14-40 N.T. De toespraak van Petrus. Handelingen 3,11-26 N.T. De toewijzing van het Overjordaanse. Numeri 32,1-42 O.T. De torenbouw van Babel. Genesis 11,1-9 O.T. De trompetten. Numeri 10,1-10 O.T. De trotse vrouwen van Jeruzalem. Jesaja 3,16-4,1 O.T. De trouweloze echtgenote. Jeremia 2,1-3,5 O.T. De twaalf apostelen. Marcus 3,13-19 N.T. De twaalf apostelen. Lucas 6,12-19 N.T. De twaalf verspieders. Numeri 13,1-14,38 O.T. De twaalfjarige Jezus in de tempel. Lucas 2,40-52 N.T. De twee getuigen. Openbaring 11,1-14 N.T. De twee herders. Zacharia 11,4-17 O.T. De twee korven vijgen. Jeremia 24,1-10 O.T. De twee nieuwe stenen tafelen. Exodus 34,1-35 O.T. De twee wegen. Psalmen 1,1-6 O.T. De tweede aankondiging van het lijden Strijd om de voorrang. Marcus 9,30-37 N.T. De tweede aankondiging van het lijden. Matteüs 17,22-23 N.T. De tweede aankondiging van het lijden. Lucas 9,43-45 N.T. De tweede plaag: Kikvorsen. Exodus 8,1-15 O.T. De tweede verschijning Jahovah aan Salomo. 2 Kronieken 7,11-22 O.T. De tweede verschijning Jahovah aan Salomo. 1 Koningen 9,1-9 O.T. De tweede wonderbare spijziging. Marcus 8,1-10 N.T. De uitlegging van de gelijkenis van de zaaier. Matteüs 13,18-23 N.T. De uitzending der discipelen. Marcus 6,6-13 N.T. De uitzending van Barnabas en Saulus. Handelingen 12,24-13,12 N.T. De uitzending van de apostelen. Lucas 9,1-6 N.T. De uitzending van de zeventig. Lucas 10,1-20 N.T. De val van Babylon. Openbaring 18,1-24 N.T. De val van Jericho. Jozua 5,13-6,27 O.T. De valse profeten. Micha 2,6-11 O.T. De verbondsbreuk. Jeremia 11,1-14 O.T. De verbondssluiting. Exodus 24,1-18 O.T. De verdeling van het land. Ezechiël 47,21-48,29 O.T. De verdeling van het Overjordaanse. Jozua 13,8-33 O.T. De verdrijving van Amos. Amos 7,10-17 O.T. De vergadering te Jeruzalem. Handelingen 15,1-21 N.T.

10 De verheerlijking op de berg. Matteüs 17,1-13 N.T. De verheerlijking op de berg. Marcus 9,2-13 N.T. De verheerlijking op de berg. Lucas 9,28-36 N.T. De verkiezende liefde Jahovah voor Israël. Maleachi 1,2-5 O.T. De verkiezing van Israël. Romeinen 9,1-29 N.T. De verleiders van het volk. Jesaja 3,1-15 O.T. De verloochening voorzegd. Marcus 14,26-31 N.T. De verloochening voorzegd. Matteüs 26,30-35 N.T. De verlossing. 2 Koningen 19,35-37 O.T. De verlossing. Jesaja 37,36-38 O.T. De veroordeling. Matteüs 27,11-26 N.T. De verovering van Egypte voorspeld. Jeremia 43,8-13 O.T. De verschijning aan de discipelen. Johannes 20,19-23 N.T. De verschijning aan het meer van Tiberias. Johannes 21,1-14 N.T. De verschijning aan Tomas. Johannes 20,24-29 N.T. De verschijning Jahovah op de Sinai. Exodus 19,1-25 O.T. De verschijning op Patmos. Openbaring 1,9-20 N.T. De verspieders te Jericho. Jozua 2,1-24 O.T. De vervloeking van de vijgeboom. Matteüs 21,18-22 N.T. De verwerping te Nazaret. Marcus 6,1-5 N.T. De verwoesting van Sodom. Genesis 19,1-29 O.T. De verzegelde boekrol en het Lam. Openbaring 5,1-14 N.T. De verzegelden uit Israël. Openbaring 7,1-8 N.T. De verzekerdheid. 1 Johannes 3,18-24 N.T. De verzoeking in de woestijn. Matteüs 4,1-11 N.T. De verzoeking in de woestijn. Lucas 4,1-13 N.T. De vierde aankondiging van het lijden Besluit om Jezus te doden. Matteüs 26,1-5 N.T. De vierde plaag: Steekvliegen. Exodus 8,20-32 O.T. De vierentwintig oudsten en de vier dieren. Openbaring 4,1-11 N.T. De vijfde bazuin. Openbaring 9,1-12 N.T. De vijfde plaag: Veepest. Exodus 9,1-7 O.T. De vlucht naar Egypte De kindermoord. Matteüs 2,13-18 N.T. De vlucht naar Egypte. Jeremia 41,16-43,7 O.T. De voetwassing. Johannes 13,1-20 N.T. De volkenlijst. Genesis 10,1-32 O.T. De voorbereiding van de paasmaaltijd Het verraad voorzegd. Marcus 14,12-21 N.T. De voorbereiding van de paasmaaltijd Het verraad voorzegd. Matteüs 26,17-25 N.T. De voorbereiding van de paasmaaltijd. Lucas 22,7-13 N.T. De voorbereiding van de tocht. Ezra 7,28-8,30 O.T. De voorhof. Exodus 27,9-19 O.T. De voorrang van Christus. Kolossenzen 1,15-23 N.T. De vorst en de priesters. Ezechiël 44,1-31 O.T. De vraag naar de opstanding. Marcus 12,18-27 N.T. De vraag naar de opstanding. Lucas 20,27-40 N.T. De vraag naar de opstanding. Matteüs 22,23-33 N.T. De vraag naar Jezus' bevoegdheid. Marcus 11,27-33 N.T. De vraag naar Jezus' bevoegdheid. Lucas 20,1-8 N.T. De vraag naar Jezus' bevoegdheid. Matteüs 21,23-27 N.T. De vraag om een teken De zuurdesem der Farizeeën. Marcus 8,11-21 N.T. De vraag om een teken. Lucas 11,29-32 N.T. De vraag om een teken. Matteüs 12,38-45 N.T. De vraag om een teken. Matteüs 16,1-4 N.T. De vrijlating van de slaven. Jeremia 34,8-22 O.T. De vrijlating van slaven. Deuteronomium 15,12-18 O.T. De vrijsteden. Deuteronomium 19,1-13 O.T. De vrijsteden. Jozua 20,1-9 O.T. De vrijsteden. Numeri 35,9-34 O.T. De vrouw en de draak. Openbaring 12,1-6 N.T. De vrouwen die Jezus dienden. Lucas 8,1-3 N.T. De vrucht der prediking. 1 Tessalonicenzen 1,2-10 N.T. De vrucht der rechtvaardiging. Romeinen 5,1-11 N.T. De wacht bij het graf. Matteüs 27,62-66 N.T. De wandel in het licht. 1 Johannes 1,5-2,2 N.T. De ware gerechtigheid. Filippenzen 3,2-16 N.T. De ware God alleen de eer. Psalmen 115,1-18 O.T. De ware godsvrucht. Psalmen 50,1-23 O.T. De ware schat. Matteüs 6,19-24 N.T. De ware wijnstok. Johannes 15,1-8 N.T. De ware wijsheid. 1 Korintiërs 2,6-16 N.T. De ware wijsheid. Prediker 7,1-14 O.T. De wederkomst Jahovah. 2 Tessalonicenzen 2,1-17 N.T. De weduwen. 1 Timoteüs 5,1-16 N.T. De weerspannige zoon. Deuteronomium 21,18-21 O.T. De weg ten leven. Amos 5,4-6 O.T.

11 De weldaden Jahovah. Psalmen 111,1-10 O.T. De wereldsgezindheid. 1 Johannes 2,12-17 N.T. De werking van de liefde Gods in ons. 1 Johannes 4,7-21 N.T. De wet baat de Joden niet. Romeinen 2,12-24 N.T. De wet der liefde. Lucas 6,27-38 N.T. De wet of de belofte?. Galaten 3,15-29 N.T. De wet op de eerstgeborenen. Exodus 13,1-16 O.T. De wet op de jaloersheid. Numeri 5,11-31 O.T. De wet op het Nazireeërschap. Numeri 6,1-21 O.T. De wijding der Levieten. Numeri 8,5-22 O.T. De wijngaard van Nabot. 1 Koningen 21,1-29 O.T. De wijze en de dwaze maagden. Matteüs 25,1-13 N.T. De wijzen uit het Oosten. Matteüs 2,1-12 N.T. De wolk- en vuurkolom. Numeri 9,15-23 O.T. De wonderbare uittocht uit Egypte. Psalmen 114,1-8 O.T. De wonderbare visvangst. Lucas 5,1-11 N.T. De wraak der Joden op hun vijanden. Ester 9,1-17 O.T. De wraak op de Midjanieten. Numeri 31,1-24 O.T. De zaligsprekingen. Matteüs 5,1-12 N.T. De zalving en het verraad. Marcus 14,1-11 N.T. De zalving en het verraad. Matteüs 26,6-16 N.T. De zalving te Betanië. Johannes 12,1-11 N.T. De zangers. 1 Kronieken 25,1-31 O.T. De zegen der gehoorzaamheid, de vloek der ongehoorzaamheid. Deuteronomium 11,1-32 O.T. De zegen der schuldbelijdenis. Psalmen 32,1-11 O.T. De zegen van Mozes. Deuteronomium 33,1-29 O.T. De zegen van Paulus' gevangenschap. Filippenzen 1,12-26 N.T. De zegen voor de rechtvaardige. Psalmen 112,1-10 O.T. De zegen voor Jahovah volk. Joël 3,9-21 O.T. De zegenende wijsheid. Spreuken 3,1-35 O.T. De zegepraal van het recht. Psalmen 94,1-23 O.T. De zekerheid des geloofs. Romeinen 8,31-39 N.T. De zekerheid van het geloof. 2 Petrus 1,12-21 N.T. De zesde bazuin. Openbaring 9,13-21 N.T. De zesde plaag: Zweren. Exodus 9,8-12 O.T. De zeven plagen. Openbaring 16,1-21 N.T. De zeven schalen der gramschap. Openbaring 15,5-8 N.T. De zevende bazuin De lofzang der oudsten. Openbaring 11,15-19 N.T. De zevende plaag: Hagel. Exodus 9,13-35 O.T. De zeventig oudsten De kwakkels. Numeri 11,4-35 O.T. De zonde van Gibea Israël toegerekend. Hosea 10,9-10 O.T. De zonde van Mozes en Aäron. Numeri 20,2-13 O.T. De zonden der tong. Jakobus 3,1-12 N.T. De zondvloed. Genesis 6,5-9,7 O.T. De zonen van Ismaël. Genesis 25,12-18 O.T. De zonen van Milka. Genesis 22,20-24 O.T. De zonen van Skevas. Handelingen 19,13-20 N.T. De Zoon boven de engelen. Hebreeën 1,1-2,4 N.T. De zoon van de hoveling. Johannes 4,46-54 N.T. De zuurdesem der Farizeeën en Sadduceeën. Matteüs 16,5-12 N.T. Debora en Barak. Richteren 4,1-24 O.T. Demetrius de zilversmid. Handelingen 19,21-40 N.T. Derde klaaglied: Ellende en vertroosting. Klaagliederen 3,1-66 O.T. Derde profetie aangaande de knecht Jahovah. Jesaja 50,4-11 O.T. Derde rede van Elihu: Gerechtigheid baat wel de mens, maar niet God. Job 35,1-16 O.T. Derde visioen: Het paslood. Amos 7,7-9 O.T. Dien God met eerbied. Prediker 4,17-5,6 O.T. Dina en de Sichemieten. Genesis 34,1-31 O.T. Diotrefes en Demetrius. 3 Johannes 1,9-12 N.T. Doe uw werk ondanks alles. Prediker 11,1-6 O.T. Dood geloof. Jakobus 2,14-26 N.T. Dood van Izebel. 2 Koningen 9,30-37 O.T. Dood van Joram en van Achazja. 2 Koningen 9,16-29 O.T. Dood van Jozua en Eleazar. Jozua 24,29-33 O.T. Dood van Nadab en Abihu. Leviticus 10,1-7 O.T. Dood van Rachel en van Isaak. Genesis 35,16-29 O.T. Dood van Salomo. 1 Koningen 11,41-43 O.T. Dood van Salomo. 2 Kronieken 9,29-31 O.T. Door lastertaal vervolgd. Psalmen 120,1-7 O.T. Door Macedonië. Handelingen 16,4-18 N.T. Door vijanden benauwd. Psalmen 59,1-18 O.T. Dreiging en troost. Nahum 1,2-15 O.T. Dwaalleraars. 1 Timoteüs 1,3-11 N.T. Dwaasheid brengt onheil. Prediker 10,4-15 O.T.

12 E Edom weigert de doortocht. Numeri 20,14-21 O.T. Een dag van zonsverduistering en rouwklacht. Amos 8,9-10 O.T. Een dringende bede. Galaten 4,12-20 N.T. Een genezing op de sabbat. Marcus 3,1-6 N.T. Een genezing op de sabbat. Lucas 6,6-11 N.T. Een genezing op sabbat. Matteüs 12,9-14 N.T. Een genezing op sabbat. Lucas 13,10-17 N.T. Een genezing op sabbat. Johannes 5,1-18 N.T. Een klaaglied over Israël. Amos 5,1-3 O.T. Een lied op de val van Babylon. Openbaring 19,1-5 N.T. Een lied uit de diepte. Psalmen 130,1-8 O.T. Een lied voor de bruiloft van de koning. Psalmen 45,1-18 O.T. Een rest wordt behouden. Jesaja 10,20-27 O.T. Een samenzwering der Joden. Handelingen 23,12-22 N.T. Een samenzwering door Mordekai ontdekt. Ester 2,19-23 O.T. Een twistgesprek met de Farizeeën. Matteüs 15,1-9 N.T. Een vaste burcht is onze God. Psalmen 46,1-12 O.T. Een volk van boosdoeners. Hosea 6,4-11 O.T. Een zondig volk en een genadig God. Jesaja 42,18-43,8 O.T. Eenheid en verscheidenheid in de gemeente. Efeziërs 4,1-16 N.T. Eerste klaaglied: Jeruzalem ten onder gegaan. Klaagliederen 1,1-22 O.T. Eerste onderhoud met Sedekia. Jeremia 37,17-21 O.T. Eerste profetie aangaande de knecht Jahovah. Jesaja 42,1-7 O.T. Eerste rede van Elihu. Job slot O.T. Eerste rede van Elihu: Hij kan niet langer zwijgen. Job 32,1-22 O.T. Eerste reis van Jozefs broeders naar Egypte. Genesis 42,1-38 O.T. Eerste slot. Johannes 20,30-31 N.T. Eerste visioen: Sprinkhanen. Amos 7,1-3 O.T. Eerste voorzegging van Jeruzalems bevrijding. 2 Koningen 19,1-7 O.T. Eerste voorzegging van Jeruzalems bevrijding. Jesaja 37,1-7 O.T. Eert de overheid. Romeinen 13,1-7 N.T. Eert Jehovah en gehoorzaamt Hem. Psalmen 95,1-11 O.T. Efraïm en zijn stamvader Jakob. Hosea 12,1-15 O.T. Efraïm ontvolkt. Hosea 9,10-17 O.T. Efraïms naderende ondergang. Hosea 8,1-14 O.T. Efraïms onbekeerlijkheid. Hosea 7,1-16 O.T. Ehud. Richteren 3,12-30 O.T. Einde van de oorlog tegen de Ammonieten. 2 Samuël 12,26-31 O.T. Einde van Josafats regering. 2 Kronieken 20,31-21,1 O.T. Ela, koning van Israël. 1 Koningen 16,8-14 O.T. Elia aan de beek Kerit. 1 Koningen 17,1-6 O.T. Elia en de weduwe van Sarefat. 1 Koningen 17,7-24 O.T. Elia ontmoet Achab. 1 Koningen 18,16-19 O.T. Elia op de Karmel. 1 Koningen 18,20-46 O.T. Elia ten hemel opgenomen. 2 Koningen 2,1-18 O.T. Elia voorzegt Achazja's dood. 2 Koningen 1,1-18 O.T. Elia's tocht naar Horeb. 1 Koningen 19,1-8 O.T. Elifaz' derde rede: Job bekere zich van zijn zware zonden. Job 22,1-30 O.T. Elifaz' eerste rede. Job vervolg O.T. Elifaz' eerste rede: Niemand lijdt onschuldig. Job 4,1-5,7 O.T. Elifaz' tweede rede: Hij handhaaft, dat de goddeloze te gronde gaat. Job 15,1-35 O.T. Elisa maakt het water te Jericho gezond. 2 Koningen 2,19-22 O.T. Elisa te Damascus. 2 Koningen 8,7-15 O.T. Elisa tijdens het beleg van Samaria. 2 Koningen 6,24-7,20 O.T. Elisa's optreden in de oorlog tegen Aram. 2 Koningen 6,8-23 O.T. Elisa's sterfbed Het wonder bij zijn graf. 2 Koningen 13,14-21 O.T. Elon. Richteren 12,11-12 O.T. Eneas en Dorkas. Handelingen 9,32-43 N.T. Er geschiedt veel onrecht op aarde. Prediker 3,16-4,6 O.T. Er is maar één evangelie. Galaten 1,6-10 N.T. Esau en Jakob. Genesis 25,19-34 O.T. Esaus nakomelingen. Genesis 36,1-43 O.T. Ester bij de koning. Ester 5,1-8 O.T. Ester tot koningin verheven. Ester 2,1-18 O.T. Ezechiël tot wachter aangesteld. Ezechiël 3,16-21 O.T. Ezechiël wederom tot wachter aangesteld. Ezechiël 33,1-20 O.T. Ezechiëls opdracht. Ezechiël 2,1-3,15 O.T. Ezra door de koning gemachtigd om orde te stellen op de tempeldienst. Ezra 7,1-27 O.T. Ezra's maatregelen tegen de gemengde huwelijken. Ezra 9,1-10,44 O.T. F Feesten en offers. Ezechiël 45,18-46,24 O.T. Feestzang na verlossing. Psalmen 118,1-29 O.T. Filippus te Samaria Simon de tovenaar. Handelingen 8,4-25 N.T.

13 Fundament en gebouw. 1 Korintiërs 3,10-23 N.T. G Gajus. 3 Johannes 1,2-8 N.T. Gebed in dodelijke ziekte. Psalmen 88,1-19 O.T. Gebed in doodsgevaar. Psalmen 6,1-11 O.T. Gebed in nood. Psalmen 31,1-25 O.T. Gebed in zware ziekte. Psalmen 38,1-23 O.T. Gebed om bescherming tegen de bozen. Psalmen 140,1-14 O.T. Gebed om genezing. Psalmen 41,1-14 O.T. Gebed om hulp. Psalmen 12,1-9 O.T. Gebed om hulp. Psalmen 86,1-17 O.T. Gebed om hulp tegen vijanden. Psalmen 35,1-28 O.T. Gebed om hulp tegen vijanden. Psalmen 54,1-9 O.T. Gebed om hulp tegen vijanden. Psalmen 83,1-19 O.T. Gebed om overwinning. Psalmen 60,1-14 O.T. Gebed om verlossing voor Israël. Psalmen 80,1-20 O.T. Gebed om welvaart. Psalmen 144,1-15 O.T. Gebed van een balling voor de koning. Psalmen 61,1-9 O.T. Gebed van een gevangene. Psalmen 142,1-8 O.T. Gebed van een onschuldig vervolgde. Psalmen 17,1-15 O.T. Gebed van een vervolgde. Psalmen 109,1-31 O.T. Gebed van het verdrukte volk. Psalmen 44,1-27 O.T. Gebed van Nehemia voor de Israëlieten. Nehemia 1,1-11 O.T. Gebed voor de koning. Psalmen 72,1-20 O.T. Gebed voor Sion. Psalmen 102,1-29 O.T. Gebedsverhoring. Matteüs 7,7-12 N.T. Gebedsvertrouwen. Psalmen 13,1-6 O.T. Geboden. Romeinen 13,8-14 N.T. Gebondenheid en vrijheid. 1 Korintiërs 7,10-24 N.T. Geboorte van Isaak. Genesis 21,1-7 O.T. Gedenk uw Schepper in uw jeugd. Prediker 11,7-12,7 O.T. Gedenkstenen en altaar op de Ebal. Deuteronomium 27,1-10 O.T. Geduld in het lijden. Jakobus 5,7-11 N.T. Geduldig lijden. 1 Petrus 3,13-4,6 N.T. Geen aanstoot geven. Romeinen 14,13-23 N.T. Geen aanzien des persoons. Jakobus 2,1-13 N.T. Geen dienstbaarheid meer. Galaten 4,1-11 N.T. Geen eredienst in den vreemde!. Hosea 9,1-9 O.T. Geen heidense praktijken Geen gebrekkige offerdieren. Deuteronomium 16,21-17,1 O.T. Geen heidense smetten. 2 Korintiërs 6,11-7,1 N.T. Geen offers!. Jeremia 7,21-28 O.T. Geen onnodige wreedheid. Deuteronomium 25,1-4 O.T. Geen rente van de volksgenoot. Deuteronomium 23,19-20 O.T. Geen rouw over de val van Jeruzalem. Ezechiël 24,15-27 O.T. Geen vasten, maar gehoorzaamheid. Zacharia 7,1-14 O.T. Geen verlossing zonder bekering. Jesaja 59,1-21 O.T. Geen vrees voor mensen. Jesaja 51,1-16 O.T. Gehoorzaamheid. Efeziërs 6,1-9 N.T. Gehoorzaamheid geboden. Prediker 8,1-9 O.T. Gelijkenissen van het Koninkrijk. Lucas 13,18-21 N.T. Geloofsgetuigen. Hebreeën 11,1-40 N.T. Geloofsvertrouwen in nood. Psalmen 40,1-18 O.T. Genezing alleen door bekering. Hosea 5,8-6,3 O.T. Genezing in Gennesaret. Matteüs 14,34-36 N.T. Genezing in Gennesaret. Marcus 6,53-56 N.T. Genezingen. Lucas 4,31-41 N.T. Genezingen. Matteüs 8,14-17 N.T. Genezingen. Matteüs 9,27-34 N.T. Geprezen zij Israëls Redder. Psalmen 124,1-8 O.T. Gered uit doodsgevaar. Psalmen 116,1-19 O.T. Geslachtsregister. Matteüs 1,1-17 N.T. Geslachtsregister. Lucas 3,23-38 N.T. Geslachtsregister der Gibeonieten. 1 Kronieken 9,35-44 O.T. Geslachtsregister van Adam tot Abraham. 1 Kronieken 1,1-27 O.T. Geslachtsregister van Benjamin. 1 Kronieken 8,1-28 O.T. Geslachtsregister van Ruben, Simeon en Levi. Exodus 6,13-26 O.T. Geslachtsregister van Saul. 1 Kronieken 8,29-40 O.T. Gesprekken bij het Avondmaal. Lucas 22,24-38 N.T. Getsemane. Marcus 14,32-42 N.T. Getsemane. Lucas 22,39-46 N.T. Getsemane. Matteüs 26,36-46 N.T. Gevaar van afval. Hebreeën 3,7-19 N.T. Gevaarlijke wijsheid. Kolossenzen 2,4-15 N.T. Gevangenneming en bevrijding van de apostelen. Handelingen 5,17-25 N.T.

14 Gideon jaagt de vijand uit het land. Richteren 7,1-25 O.T. Gideon tot richter geroepen. Richteren 6,1-40 O.T. Gideons verdere optreden en levenseinde. Richteren 8,22-35 O.T. God belooft Abraham opnieuw een zoon. Genesis 18,1-15 O.T. God en de afgoden. Jeremia 10,1-16 O.T. God in de vergadering der goden. Psalmen 82,1-8 O.T. God redt uit alle nood. Psalmen 107,1-43 O.T. God te midden van zijn volk. Zacharia 2,6-13 O.T. God, de beschermer der vromen. Psalmen 28,1-9 O.T. God, de beschermer der vromen. Psalmen 9,1-21 O.T. God, de enige Helper. Psalmen 146,1-10 O.T. God, de Koning der ganse aarde. Psalmen 47,1-10 O.T. God, de Redder en de Rechter. Psalmen 76,1-13 O.T. God, de Verlosser, doet nieuwe dingen. Jesaja 43,9-21 O.T. Goddelijke tegenover wereldse wijsheid. 1 Korintiërs 1,18-2,5 N.T. Gode alleen de eer. Psalmen 135,1-21 O.T. Gods alwetendheid der vromen troost. Psalmen 139,1-24 O.T. Gods genade aan Paulus. 1 Timoteüs 1,12-20 N.T. Gods genadebewijzen in natuur en geschiedenis. Psalmen 136,1-26 O.T. Gods heilsdaden en Israëls ondank. Psalmen 106,1-48 O.T. Gods majesteit in de schepping en in de wet. Psalmen 19,1-15 O.T. Gods majesteit in het onweer. Psalmen 29,1-11 O.T. Gods rechtvaardig gericht. Psalmen 92,1-16 O.T. Gods strafgericht over lasteraars. Psalmen 64,1-11 O.T. Gods verbond met Abram. Genesis 17,1-27 O.T. Gods verbond met Noach. Genesis 9,8-17 O.T. Gods weldaden vragen dankbaarheid. Deuteronomium 8,1-20 O.T. Gods zegetocht. Psalmen 68,1-36 O.T. Godsvertrouwen in gevaren. Psalmen 91,1-16 O.T. Goede berichten door Timoteüs. 1 Tessalonicenzen 3,1-13 N.T. Goede moed, ook bij het sterven. 2 Korintiërs 4,16-5,10 N.T. Groeten. Romeinen 16,1-16 N.T. Grote verantwoordelijkheid. Hebreeën 12,18-29 N.T. Grove zonde in de gemeente. 1 Korintiërs 5,1-13 N.T. H Haastig buit, spoedig roof. Jesaja 8,1-4 O.T. Hagar en Sara. Galaten 4,21-31 N.T. Hagars vlucht voor Sarai. Genesis 16,1-16 O.T. Halleluja. Psalmen 150,1-6 O.T. Haman gespietst. Ester 7,8-10 O.T. Hamans aanslag door Ester aan de koning meegedeeld. Ester 7,1-7 O.T. Hamans aanslag tegen de Joden. Ester 3,1-15 O.T. Handhaaf het recht, o God!. Psalmen 58,1-12 O.T. Hartstocht en wereldliefde. Jakobus 4,1-10 N.T. Heer en knecht. Lucas 17,7-10 N.T. Heffing voor de bouw en de dienst van de tabernakel. Exodus 35,4-29 O.T. Heil na verdrukking. Jesaja 29,17-24 O.T. Heilbeloften voor Sion. Jesaja 30,18-26 O.T. Heiligheid en broederliefde. 1 Petrus 1,13-25 N.T. Heiligingswetten voor de priesters. Leviticus 21,1-22,33 O.T. Heilsbelofte. Sefanja 3,9-20 O.T. Heilsbeloften. Zacharia 8,1-23 O.T. Heilsverkondiging. Micha 2,12-13 O.T. Heimwee naar God. Psalmen 42,1-12 O.T. Hemel en aarde, looft Jehovah. Psalmen 148,1-14 O.T. Herbouw van de muren en poorten van Jeruzalem. Nehemia 3,1-32 O.T. Herinnering aan de wetgeving op de Sinai. Deuteronomium 5,1-33 O.T. Herinnering aan het sabbatsgebod. Exodus 31,12-17 O.T. Herinnering aan het sabbatsgebod. Exodus 35,1-3 O.T. Herinnering en verwachting. Psalmen 126,1-6 O.T. Hernieuwing van de dienst der hemelkoningin. Jeremia 44,1-30 O.T. Herodes en Jezus. Lucas 9,7-9 N.T. Hervatting van de bouw onder goedkeuring van Darius. Ezra 4,24-6,12 O.T. Het achtste gezicht: de vier wagens. Zacharia 6,1-8 O.T. Het altaar bij Jeruzalem. 2 Samuël 24,18-25 O.T. Het altaar der Overjordaanse stammen. Jozua 22,9-34 O.T. Het altaar en zijn inwijding. Ezechiël 43,12-27 O.T. Het altaar op de Ebal Voorlezing der wet. Jozua 8,30-35 O.T. Het ambt der verzoening. 2 Korintiërs 5,11-21 N.T. Het antwoord aan Antiochië. Handelingen 15,22-34 N.T. Het antwoord Jahovah op bede en boete. Joël 2,18-27 O.T. Het antwoord van Jehovah. Jesaja 65,1-25 O.T. Het Avondmaal. 1 Korintiërs 10,14-22 N.T. Het beest en zijn profeet overwonnen. Openbaring 19,17-21 N.T.