Vorige week heeft Emmanuel een start gemaakt met deze serie. Hij heeft het eerste kernverhaal verteld. Het verhaal van wie God is.

Transcriptie

1 Zonde en belofte Genesis 3 CCG We zijn bezig met een serie Het grote verhaal van God. Niet omdat we bij wijze van een leuk project willen houden in de kerk om de hele bijbel door te preken, maar om het grotere plaatje zichtbaar te maken. Om te laten zien dat de God van de bijbel, vandaag Dezelfde is en voor eeuwig trouw is. Vorige week heeft Emmanuel een start gemaakt met deze serie. Hij heeft het eerste kernverhaal verteld. Het verhaal van wie God is. - Alles wat we om ons heen zien heeft een begin. Alles heeft ergens een oorsprong - Het enige beter; de Enige Die geen begin of oorsprong heeft is God - God doet geen moeite om Zichzelf te verklaren. God is er gewoon, Punt! - Als God spreekt, wordt het waarheid. (God is creatief) - God brengt scheiding aan om te zegenen (Jezus aan het kruis als grootste voorbeeld) - God is Heilig eerbiedwaardig, zuiver en puur - God maakt de mens naar Zijn beeld (Kroon op de schepping) - De glorie van God wordt in de mens weerspiegeld (man en vrouw) - God zegent de mens met een opdracht (vervul de aarde, onderwerp haar en heers over alle dieren) De opdracht om Gods werk voort te zetten - In die zegen (opdracht) vindt de mens zijn identiteit en zingeving (de mens is op aarde om God te dienen) We lezen in Genesis 3 het tweede kernverhaal. Het is het verhaal dat bekend staat als de geschiedenis van de zondeval. Het is het verhaal dat gaat over de mens die door zijn keuze verwijderd moet worden uit de perfecte wereld waar hij met God samen kon leven. 1 De slang nu was de listigste onder alle dieren van het veld, die de HEERE God gemaakt had; en hij zei tegen de vrouw: Is het echt zo dat God gezegd heeft: U mag niet eten van alle bomen in de hof? 2 En de vrouw zei tegen de slang: Van de vrucht van de bomen in de hof mogen wij eten, 3 maar van de vrucht van de boom die in het midden van de hof staat, heeft God gezegd: U mag daarvan niet eten en hem niet aanraken, anders sterft u. 4 Toen zei de slang tegen de vrouw: U zult zeker niet sterven. 5 Maar God weet dat, op de dag dat u daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden en dat u als God zult zijn, goed en kwaad kennend. 6 En de vrouw zag dat die boom goed was om ervan te eten en dat hij een lust was voor het oog, ja, een boom die begerenswaardig was om er verstandig door te worden; en zij nam van zijn vrucht en at; en zij gaf ook wat aan haar man, die bij haar was, en hij at ervan. We hoorden vorige week al dat God de mens alles heeft gegeven. Het decor is als het ware klaargemaakt. De mens heeft een geweldige plek en een geweldige opdracht. 1

2 Wat gebeurt er? We zien een slang het verhaal binnenkruipen. Het is de listigste van alle dieren die God gemaakt heeft. We zien hier een beeld van de vertegenwoordiger van het kwaad. Het is de satan, de tegenstander van God. Omdat we hier te maken hebben met een kernverhaal, wordt de voorstelling beeldend en eenvoudig neergezet. Bij een slang hebben we gelijk in de gaten dat het gaat om iets dat zou moeten afschrikken. Een glibberig beest met een dubbele tong en dat een sissend geluid maakt. Als we een slang zouden zien, is onze reactie: Wegwezen! De slang gaat met de mens in gesprek. Hij stelt de mens een vraag: Is het echt zo dat God gezegd heeft: U mag niet eten van alle bomen in de hof?. De vrouw antwoordt dat ze wel van de bomen mogen eten. We mogen alleen niet eten van de boom in het midden van de hof. Sterker nog, we mogen de boom niet eens aanraken. Anders zullen we sterven.. We zien hier de eerste roddel de wereld in komen. De slang verdraait namelijk op een subtiele manier de woorden van God. Wat hij daarmee doet is het beeld van God proberen te vervormen. Op het eerste gezicht lijkt het antwoord van de mens goed. nee, we mogen alleen niet eten van die ene boom. Maar eigenlijk gaat de mens mee in het vervormen van het beeld van God. Het antwoord van de vrouw lijkt wel op de woorden van God, maar ze zijn het niet helemaal. Vrouw: Van de vrucht van de bomen in de hof mogen wij eten, 3 maar van de vrucht van de boom die in het midden van de hof staat, heeft God gezegd: U mag daarvan niet eten en hem niet aanraken, anders sterft u. God: Van alle bomen van de hof mag u vrij eten, 17 maar van de boom van de kennis van goed en kwaad, daarvan mag u niet eten, want op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven. Er zit een duidelijk verschil in datgene wat God gezegd heeft en wat de mens vindt dat God gezegd heeft. De mens minimaliseert eerst de vrijheid die hij van God gekregen had en in dezelfde zin voegt ze een beperking toe. Voor het gemak vergeet de mens dat God hem alle bomen gegeven heeft om daarvan te eten. En God heeft nooit gezegd dat hij de boom ook niet mocht aanraken. Met die vervorming van Gods Woord maken ze (de slang en de mens samen) een vervormd beeld van God Zelf. Als het ware stellen ze de vraag: wie is God? Volgens ons is God een gierige ouwe zeur. Het is het beeld van een bekrompen man. 2

3 Het beeld dat ze hier van God maken lijkt in geen enkel opzicht op de God die we in het verhaal van vorige week zagen. De Heilige God, Die maakt door te spreken. Die de mens maakt naar Zijn beeld en hem de opdracht geeft om Zijn glorie op aarde te verspreiden. De slang heeft nu ingang bij de mens gevonden. Ze zitten als het ware op één lijn. Het beeld van de Heilige en machtige God is al verpulverd, dus de slang kan nu zijn slag slaan. God is een leugenaar!. En Hij is bang dat je Hem van Zijn troon zal stoten!. Wie is God? God is een leugenachtige, bange, ouwe gierige zeur. Nee, daar zou je niet al te veel vertrouwen in stellen. En de vrouw zag dat die boom goed was om ervan te eten en dat hij een lust was voor het oog, ja, een boom die begerenswaardig was om er verstandig door te worden; en zij nam van zijn vrucht en at; De vrouw zag dat het goed was. Terwijl ze wist dat het niet goed was, besloot ze haar gevoel, of dat wat ze zag belangrijker te vinden dan het Woord van God. Maar wat zag ze dan? Ze zag het goed was, een lust voor het oog en begerenswaardig. Was dat met die andere bomen dan niet zo? Waren die allemaal lelijk en zagen die er vies uit? Nee, ook van die bomen wordt gezegd dat ze begerenswaardig waren om van te eten. Het probleem was dus niet dat de vrucht van de boom er goed uitzag, maar de vrouw wilde díe vrucht. Jakobus 1:13 Laat niemand zeggen, als hij verzocht wordt: Ik word door God verzocht. God immers kan niet verzocht worden met het kwade en Hijzelf verzoekt niemand. 14 Maar ieder mens wordt verzocht, als hij door zijn eigen begeerte wordt meegesleurd en verlokt. De verzoeking is niet het probleem, de slang is niet het probleem, maar in het hart van de mens ligt het probleem. We hebben nu twee acteurs aan het werk gezien; de slang en de vrouw. Waar is de man en waar is God? 3

4 De man De man komt het verhaal binnen als de vrouw hem ook een stuk geeft van de vrucht. Hij pakt het aan en eet ervan. Als je het zo leest, kan het lijken alsof de zonde de man niet aangerekend kan worden. Hij wordt verzorgd door de vrouw. Hij laat zich bedienen. Soms wordt Adam neergezet als een sulletje die er een beetje ingetrapt is. Alsof het hem maar overkomt. Maar dat is het absoluut niet. Adam kiest er voor om de opdracht die hij gekregen heeft van God niet uit te voeren. Hij was gemaakt om de glorie van God op aarde zichtbaar te maken. Om namens God te regeren over de schepping. Maar hij wilde niet námens God regeren. Hij wilde als God zijn. The essence of sin is man substituting himself for God, while the essence of salvation is God substituting Himself for man. John Stott (De essentie van zonde is de mens die zichzelf op de plaats van God zet,) Ook verderop in de bijbel vinden we hier bewijs voor. Adam was God ontrouw. Hij was niet trouw aan zijn roeping. Hosea 6:7 Maar zij hebben het verbond met mij geschonden, zoals eens Adam: daar waren ze mij al ontrouw. De ontrouw van het volk wordt hier vergeleken met de ontrouw van Adam aan God. De plaats die de vrouw in dit verhaal inneemt, daar had Adam moeten staan. Nu stond hij er bij en keek er naar. Hij liet het gebeuren. Hij had trouw moeten zijn aan het Woord van God. Hij had trouw moeten zijn aan zijn positie, die hij gekregen had van God. Maar de positie die hij gekregen had, was voor hem niet genoeg. We zien de hele tijd geen actie van Adam, tot het moment dat satan de mens voorhoudt dat hij zal worden als God. Het is alsof Adam daarmee zegt: Wie is God?!, IK zal God zijn. In Ezechiël 28 staat een profetie, die uitgesproken wordt tegen een koning. Die koning was door zijn macht en rijkdom hoogmoedig geworden. Maar God laat hem zien dat Hij koning is. Het woord van de HEERE kwam tot mij: 2 Mensenkind, zeg tegen de vorst van Tyrus: Zo zegt de Heere HEERE: Omdat uw hart hoogmoedig is geworden en u zegt: Ik ben God, ik zit op de zetel van God in het hart van de zeeën terwijl u een mens bent en geen God geeft u uw hart uit voor het hart van God. 4

5 Verderop in de profetie vergelijkt Ezechiël de koning van Tyrus met Adam. Je hebt alles gekregen van God. Het was goed, maar je wilde er geen genoegen mee nemen. Je wilde meer. Je wilde vooral meer zijn. Je wilde als God zijn. Het was voor Ezechiël dus duidelijk dat de zonde die Adam begaan had niet zomaar een ongelukje was. Het was hem niet zomaar overkomen. Het kwam voort uit zijn eigen hoogmoed en ontrouw. God Misschien vraag je je tijdens het lezen van dit verhaal wel af: waar is God eigenlijk?. Nou?! Waar is God? Waar is God als ik het moeilijk heb?! 7 Toen werden de ogen van beiden geopend en zij merkten dat zij naakt waren. Zij vlochten vijgenbladeren samen en maakten voor zichzelf schorten. 8 En zij hoorden de stem van de HEERE God, Die in de hof wandelde, bij de wind in de namiddag. Toen verborgen Adam en zijn vrouw zich voor het aangezicht van de HEERE God te midden van de bomen in de hof. 9 En de HEERE God riep Adam en zei tegen hem: Waar bent u? 10 En hij zei: Ik hoorde Uw stem in de hof en ik werd bevreesd, want ik ben naakt; daarom verborg ik mij. 11 En Hij zei: Wie heeft u verteld dat u naakt bent? Hebt u van die boom gegeten waarvan Ik u geboden had daar niet van te eten? 12 Toen zei Adam: De vrouw die U gaf om bij mij te zijn, die heeft mij van die boom gegeven en ik heb ervan gegeten. 13 En de HEERE God zei tegen de vrouw: Wat hebt u daar gedaan! En de vrouw zei: De slang heeft mij bedrogen en ik heb ervan gegeten. Eindelijk! Daar is God. Als het helemaal fout is gegaan komt God het verhaal binnen wandelen. Maar, was God weg dan? Wisten we niet waar God was? Was het niet zo dat alles om hen heen getuigde van de aanwezigheid van God?! Ze leefden in een geweldige plaats, waar ze niets tekort kwamen. Dat laat toch iets zien van de grootheid van God? En dat laat toch iets zien van dat God schepper is en dat Hij overal in voorziet? God was dus helemaal niet weggeweest. Alles wees op Zijn aanwezigheid, maar ze hebben het niet willen zien. Het gevolg van de zonde is dat ze God al helemaal niet meer willen zien. Ze verbergen zich uit schaamte en angst. Ze zijn gaan geloven in dat verwrongen beeld dat ze hadden bedacht. Maar zo is God niet. Wie is God dan wel? 5

6 Het eerste wat God doet is de mens roepen. God zoekt naar dat wat verloren is gegaan. Hij zoekt naar de mens, van wie Hij weet dat ze Hem in de steek hebben gelaten. Was God verplicht om de mens op te zoeken? Met één woord had God de mens kunnen uitroeien. Hij had hen gezegd dat als ze van de boom zouden eten, ze zouden moeten sterven. Dat had Hij meteen kunnen doen. En toch, God zoekt de mens op. God is hier alles wat de mens niet is: De mens is ontrouw, God is trouw De mens verstopt zich, God openbaart Zich De mens schaamt zich, God roept hem bij Zich De mens verhoogd zich, is God nederig De mens gaat in de fout, is God genadig De mens brengt schade aan, God herstelt De mens is wanhopig, God geeft hoop God is niet veranderd. God is vandaag Dezelfde als toen en zal altijd Dezelfde zijn. Wat me het meest opvalt aan God is Zijn genade. Hij spaart de mens, zoekt ze op. Verderop zul je zien dat God voor hen zorgt en hen beschermt door ze uit de tuin te leiden. Dat is genade. Het laatste stuk dat ik wil lezen gaat over de hoop die God geeft. 14 Toen zei de HEERE God tegen de slang: Omdat u dit gedaan hebt, bent u vervloekt onder al het vee en onder alle dieren van het veld! Op uw buik zult u gaan en stof zult u eten, al de dagen van uw leven. 15 En Ik zal vijandschap teweegbrengen tussen u en de vrouw, en tussen uw nageslacht en haar Nageslacht; Dat zal u de kop vermorzelen, en u zult Het de hiel vermorzelen. We zien hier een verwijzing naar Jezus. Achteraf kunnen we dat er in zien. God heeft het over het nageslacht van de slang en dat van de vrouw, dat tegenover elkaar zal komen te staan. Dat is gebeurd. Jezus stond letterlijk tegenover satan. Ook Hij werd verzocht, maar zondigde niet. Omdat Hij wist Wie God is. Jezus wordt ook wel de laatste Adam genoemd. De tweede mens door God gemaakt om die roeping om de glorie van God op aarde zichtbaar te maken. En Hij gaf Zijn leven voor ons. Zodat we door Zijn dood en opstanding leven kunnen ontvangen. 6

7 De essentie van zonde is de mens die zichzelf op de plaats van God zet, terwijl de essentie van redding God is die Zelf de plaats van mensen inneemt Misschien denk je dat dit verhaal er nu niet meer toe doet. Omdat het een oud verhaal is over een geschiedenis in de oudheid. Maar dit verhaal is het kernverhaal van de mens. Dus ook de mens van nu. Als jij op dit moment niet overtuigd bent van de noodzaak om je ontrouw tegenover God te erkennen, dan wil ik je oproepen om op zoek te gaan naar de echte God en je leven te vergelijken met dat wat Hij van je vraagt. Amen! 7