(NL) G E B R U I K S A A N W I J Z I N G Versie 07/04

Transcriptie

1 (NL) G E B R U I K S A A N W I J Z I N G Versie 07/04 Gasdetector GD-3000 Bestnr Introductie Geachte klant, Hartelijk dank voor de aankoop van dit product. Lees eerst deze gebruiksaanwijzing volledig en zorgvuldig door voordat u de gasdetector GD 3000 in gebruik neemt. U dient zich beslist te houden aan de aanwijzingen betreffende de veiligheid en het gebruik. Met dit apparaat heeft u een product aangeschaft, dat ontwikkeld is volgens de laatste ontwikkelingen in de techniek. Voor meer informatie kunt u kijken op of Correct gebruik De gasdetector is een zelfstandig werkend en bijzonder gevoelig alarmsysteem. Het apparaat bestaat uit een gassensor, een akoestisch signaalgever, visuele indicatie van de toestand en een spanningsvoeding. Het apparaat reageert op aardgas en propaan. Het apparaat is bestemd voor de detectie van ontsnappend gas aan kleine tanks met vloeibaar gas zoals b.v. wegwerp gascartouches, gasaanstekers, gassoldeerbouten etc. en niet voor continu bedrijf, maar enkel voor tijdelijk gebruik geschikt (let op de levensduur van de batterijen). Het apparaat is slechts een hulpmiddel. Bij een gegrond vermoeden dat gas ontsnapt, vooral bij complexe gassystemen, zoals verwarmingen of fornuizen, wordt een eigen meting afgeraden en dient altijd een vakman gewaarschuwd te worden. Voor dergelijke metingen is het apparaat niet geschikt. Breng u zelf niet onnodig in gevaar, laat bij een geconstateerde gaslek alle verdere acties, vooral het herstel, over aan een vakman, die op de hoogte is van alle relevante gevaren en van alle geldenden voorschriften. Het apparaat is niet geschikt voor bedrijfsmatig en industrieel gebruik. Let ook op alle verdere veiligheidsinstructies in deze handleiding. 1

2 Veiligheidsaanwijzingen en waarschuwingen Een driehoek met uitroepteken waarschuwt voor belangrijke instructies in de handleiding. Lees voor de ingebruikneming eerst deze gebruiksaanwijzing helemaal door, u vindt hier belangrijke aanwijzingen voor een correcte bediening. Bij schades, die ontstaan door het niet in acht nemen van deze handleiding, vervalt het recht op garantie! Wij zijn niet aansprakelijk voor schades en letsel die daarvan het gevolg zijn. Bij materiële schade of persoonlijk letsel, die/ dat veroorzaakt wordt door is door onjuiste bediening of het niet opvolgen van de veiligheidsbepalingen, zijn wij niet aansprakelijk. In dergelijke gevallen vervalt elk recht op garantie. Vanwege de veiligheids- en toelatingseisen (CE) is het zelf ombouwen en/of veranderen van het apparaatniet toegestaan. Let erop dat het apparaat op de juiste manier in gebruik wordt genomen. Lees deze gebruiksaanwijzing. Giet nooit vloeistoffen over het apparaat, anders kan het apparaat beschadigd raken. Het apparaat mag nooit blootgesteld worden aan extreme temperaturen, sterke trillingen of vochtigheid. Vermijd sterke mechanische belastingen van het apparaat. De gasdetector beschikt over hoogwaardige elektronica en is zeer gevoelig voor stoten, schokken etc, deze kunnen de gasdetector vernielen. Ook hard blazen direct op de gassensor (1) of nattigheid kunnen deze beschadigen resp. vernielden. Behandel de gasdetector met zorgvuldigheid. Het apparaat buiten bereik van kinderen houden. Bedieningselementen (1) Gassensor De sensor is de kern van de gasdetector, hij detecteert gas en zet deze informatie om in elektrische impulsen, die voor de analyserende elektronica leesbaar zijn. (2) Rode gasindicatie LED De LED gaat branden, wanneer het apparaat opgrond van een gasdetectie een alarm in werking zet, resp. in de opwarmfase (de groene indicatie (3) gaat uit). (3) Groene -indicatie LED De LED gaat branden, wanneer het apparaat ingeschakeld is en de batterijen nog over voldoende capaciteit beschikken. De LED brandt niet, wanneer de batterijen ontladen zijn, resp. in de opwarmfase of wanneer gas gedetecteerd is. (4) STATIC-indicatie-LED De LED gaat branden zodra het apparaat een statische ontlading waarneemt. (5) In/Uit-schuifschakelaar (ON/OFF) "ON": het apparaat is ingeschakeld; "OFF" het apparaat is uitgeschakeld. (6) Batterijvakdeksel op de achterzijde met draagriem (7) Beschermkapje Het beschermkapje beschermt de gassensor tegen beschadigingen. Haal het kapje voor gebruik er af. (8) Statica-antenne op de achterzijde 2

3 Batterijen plaatsen/ vervangen Het apparaat dient enkel met batterijen gebruikt te worden. Accu s zijn niet geschikt. Schuif het batterijvakdeksel (6) in de pijlrichting open. Plaats twee microbatterijen (AAA) in het batterijvak. De pluspool van de batterijen moet in richting gassensor (1) wijzen. Gebruik indien mogelijk alkaline batterijen, omdat deze een langere levensduur garanderen. Sluit het batterijvakdeksel weer zorgvuldig af. De batterijen dienen vervangen te worden, wanneer de groene indicatie LED (3) na het inschakelen niet meer gaat branden of het apparaat niet meer naar behoren reageert. Lekkende batterijen kunnen het apparaat beschadigen. Om dit te voorkomen haalt u de batterijen eruit, wanneer u het apparaat voor langere tijd niet nodig heeft en dient u daarom ook lege batterijen meteen eruit te halen. Verwijderen van gebruikte batterijen/accu s! De eindverbruiker is wettelijk verplicht alle lege batterijen en accu's (van knoopcel tot loodaccu) in te leveren. Het meegeven met het huisvuil is verboden. Batterijen en accu s die schadelijke stoffen bevatten zijn gekenmerkt met een "doorgestreepte afvalcontainer" en met een van de chemische symbolen, die wijzen op het verbod ze via het huisvuil weg te doen. De symbolen voor de daarvoor verantwoordelijke zware metalen zijn: Cd = cadmium, Hg = kwik, Pb = lood. U kunt lege accu s en batterijen inleveren in winkels waar batterijen verkocht worden, of bij het gemeentelijk inzamelpunt voor klein chemisch afval. Hiermee voldoet u aan de wettelijke eisen en u levert tevens uw bijdrage aan de bescherming van het milieu. Ingebruikneming en bediening Om een juiste ingebruikneming te garanderen, moet u deze gebruiksaanwijzing met de veiligheidsinstructies geheel en zorgvuldig lezen voordat u het apparaat in gebruik neemt. Verwijder het beschermkapje (7). Schakel de gasdetector in door de In/Uit-schakelaar (5) op positie "ON" te schuiven. Het apparaat laat een korte fluittoon horen. De rode indicatie LED (2) licht tegelijkertijd op, vervolgens gaat de groene LED (3) branden. Mocht de groene LED (3) niet branden, dienen de batterijen vervangen te worden. Indien het apparaat kort na het uitschakelen weer ingeschakeld wordt, kan de bovenstaande procedure van het inschakelen anders verlopen. Er is in dit geval b.v. geen fluittoon te horen of de rode LED brandt niet etc.. Schakel daarom het apparaat pas 60 seconden na het uitschakelen weer in. Nadat de fluittoon verdwenen is en de groene indicatie LED (3) brandt, is het apparaat bedrijfsklaar. Houd het apparaat met de gassensor (1) in de buurt van het te meten object om eventueel ontsnappend gas te detecteren. 3

4 Indien de gasdetector ontsnappend gas detecteert, geeft hij dit middels de rode indicatie LED (2) aan. Bovendien is er een fluittoon te horen. Het apparaat stopt met de alarmering zodra de gasconcentratie te laag wordt. Houd er tijdens het gebruik van de gasdetector rekening met de verschillende reacties van gas. Vloeibaar gas b.v. is zwaarder dan lucht en stroomt naar lager gelegen plaatsen, de hoogste gasconcentratie bevindt zich daarom in de buurt van de vloer/ grond. Ga eens informeren bij uw gasbedrijf/ vakman. Een te hoge stroomsnelheid van het gas kan de gassensor beschadigen, vermijd de gassensor direct in een sterke lucht/ gasstroom te houden. Statische ontlading De STATIC indicatie LED (4) licht kort op, zodra het apparaat een statische ontlading registreert. Een statische oplading aan het menselijk lichaam ontstaat vaak in een droge omgeving en bij wrijving met synthetische materialen. Deze oplading kan door een vonk bij het aanraken van een geaard object, b.v. radiator ontladen worden. Aan de onderkant van het apparaat bevindt zich een metalen contact. Raak voor een gasdetectie het contact aan de onderkant van het apparaat aan en met de andere hand een geaard object, b.v. radiator. Indien u statisch opgeladen bent licht de STATIC indicatie LED (4) kort op. Deze meting mag niet in dezelfde ruimte als de gasdetectie uitgevoerd worden, omdat de vonk, die daarbij ontstaat, ontsnapt gas kan ontsteken. De STATIC proef dient altijd vóór de gasdetectie uitgevoerd te worden. Bij sterke statische opladingen dient een gasdetectie achterwege te blijven, omdat door de beweging van de mens de statische oplading vernieuwd wordt en opnieuw vonken kunnen optreden bij een gasdetectie. Alarm Wanneer de detector alarm geeft (fluittoon en rode LED brandt), ontsnapt er gas uit het object. Afhankelijk van de vermoedelijk uitstromende hoeveelheid gas: meteen alle ramen en deuren openen, open vuur en vonkvorming vermijden, geen elektrische schakelaars gebruiken. Ga uit de kamer. Indien mogelijk de gastoevoer afsluiten. Bij een lek gassysteem dient u meteen een erkende vakman in te schakelen. Probeer nooit zelf de fout te herstellen! Gasdetector controleren Houd een gasaansteker in de buurt van de gassensor (1), laat gas uit de aansteker stromen, zonder een vlam te ontsteken, de gasdetector dient een fluittoon te laten horen en de indicatie LED (2) rood te branden. Mocht dit niet het geval zijn, zijn de batterijen leeg of is de gasdetector defect. 4

5 Vals alarm Vanwege de hoge gevoeligheid van de detector is een valse alarm niet uit te sluiten. Deze kan veroorzaakt worden door andere gasvormige stoffen, zoals aërosol (haarspray, drijfgas, sigarettenrook etc.) Onderhoud en verwijdering Controleer regelmatig de technische veiligheid van de gasdetector. U kunt aannemen dat een correct functioneren niet meer mogelijk is, wanneer: het apparaat zichtbaar beschadigd is na langdurige opslag onder ongunstige omstandigheden na transport onder moeilijke omstandigheden wanneer de bovenstaande testfunctie niet meer correct verloopt. Maak het apparaat aan de buitenkant slechts met een zachte, droge doek of penseel schoon. Gebruik nooit agressieve schoonmaakmiddelen of chemische oplossingen, want deze kunnen de behuizing aantasten of de functies belemmeren. Vermijd de gassensor (1) aan te raken of op welke manier dan ook schoon te maken. Probeer nooit, afgezien van het batterijvak, de behuizing te openen. Verwijder het onbruikbare apparaat volgens de geldende wettelijke voorschriften. Technische specificaties Werkspanning Stroomverbruik Gassoorten, die het apparaat detecteert Gevoeligheid: Min Max Bedrijfsduur Gewicht Afmetingen : 3 VDC (2x micro batterijen (AAA), alkaline) : ca. 200 ma : propaan/ butaan (LPG) en aardgas (LNG) : propaan 500 ppm ppm aardgas 1000 ppm ppm : afhankelijk van het type batterijen ca. 4 uur : 46g : 180 mm (L) x 21 mm (doorsnede) Omgevingsvoorwaarden Omgevingstemperatuur : 10 C tot 50 C Relatieve luchtvochtigheid : < 95% (niet condenserend) Opslagtemperatuur : 5 C tot 55 C 5