LTC Installatievoorschriften NL AutoDome -controllers

Transcriptie

1 LTC 5136 Installatievoorschriften NL AutoDome -controllers

2 LTC 5136 Installatievoorschriften Belangrijke Veiligheidsvoorschriften NL 2 Belangrijke Veiligheidsvoorschriften 1. Lees de voorschriften - Lees de veiligheids- en installatievoorschriften voordat u het apparaat in gebruik neemt. 2. Bewaar de voorschriften - Bewaar de veiligheids- en installatievoorschriften voor toekomstige referentie. 3. Neem waarschuwingen in acht - Neem alle waarschuwingen op het apparaat en in de installatievoorschriften in acht. 4. Volg de voorschriften - Volg nauwgezet de bedieningsvoorschriften. 5. Reinigen - Haal het netsnoer van het apparaat uit het stopcontact voordat u het apparaat reinigt. Gebruik geen vloeibare schoonmaakproducten of spuitbussen. Reinig het apparaat met een vochtige doek. 6. Randapparatuur - Sluit geen randapparaten aan op het apparaat die niet door de fabrikant worden aanbevolen. Deze kunnen gevaarlijk zijn. 7. Water en vocht - Gebruik het apparaat niet in de buurt van water, bijvoorbeeld naast een badkuip, een wasbak of een gootsteen. Gebruik het ook niet in een vochtige kelder, in de buurt van een zwembad, buiten op een onbeschutte plaats of op een plaats waarvan geweten is dat er veel vocht aanwezig is. 8. Hulpstukken - Plaats het apparaat niet op een onstabiel oppervlak, statief, beugel of tafel. Het apparaat kan vallen en schade oplopen of ernstig lichamelijk letsel veroorzaken. Gebruik alleen staanders, beugels of houders die worden aanbevolen door de fabrikant of samen met het product worden aangeboden. Volg bij de montage van het apparaat de voorschriften van de fabrikant en gebruik een montagehulpstuk dat wordt aanbevolen door de fabrikant. Als u het apparaat op een wagentje hebt geplaatst, ga dan voorzichtig te werk wanneer u het wagentje verplaatst. Door bruusk te stoppen, te hard te duwen of het over een ongelijke ondergrond te verschuiven kan het wagentje kantelen. 9. Ventilatie - Eventuele openingen in het apparaat werden aangebracht voor ventilatie om een betrouwbare werking van het apparaat te garanderen en oververhitting te voorkomen. Sluit deze openingen niet af en plaats er geen objecten voor. Plaats dit apparaat niet in een ingebouwd systeem, tenzij er voldoende ventilatie is en de voorschriften van de fabrikant worden nageleefd. 10.Voeding - Sluit het apparaat alleen aan op een lichtnet met het voltage vermeld op het etiket op het apparaat. Als u niet zeker weet of het plaatselijke lichtnet geschikt is, neem dan contact op met uw dealer of een plaatselijk energiebedrijf. Raadpleeg de bedieningsvoorschriften als u het apparaat wilt gebruiken met batterijen of een andere stroombron. 11. Aarding en polarisatie - Het apparaat is mogelijk uitgerust met een gepolariseerde stekker (deze heeft twee stiften waarvan de ene breder is dan de andere). Dit type stekker kan slechts op één manier in het stopcontact worden gestopt. Dit is een beveiliging. Als de stekker niet helemaal in het stopcontact gaat, draait u de stekker om en probeert u het nogmaals. Lukt het nog steeds niet, neem dan contact op met een elektricien en laat een nieuw stopcontact installeren. Probeer nooit de beveiliging op de gepolariseerde stekker te veranderen. Het apparaat kan ook uitgerust zijn met een driedradige aardingsstekker, een stekker met een derde aardingspen. Deze stekker past alleen in een aardingsstopcontact. Dit is een beveiliging. Als het niet lukt de stekker in het stopcontact te stoppen, neemt u contact op met een elektricien om een nieuw stopcontact te laten installeren. Probeer nooit de beveiliging op de aardingsstekker te veranderen. 12 Bescherm het netsnoer - Houd netsnoeren uit de buurt van looppaden en plaats ze zodanig dat ze niet bekneld raken door voorwerpen. Let hierbij vooral op snoeren en stekkers, stopcontacten en de aansluitpunten op het apparaat. 13. Stroomkabels - Plaats een buitensysteem niet in de buurt van bovenhoofdse kabels en licht- of stroomcircuits of licht- of stroomcircuits waarop het apparaat kan vallen. Ga tijdens de installatie van een buitensysteem zeer voorzichtig te werk. Contact met bovenhoofdse kabels of circuits kan dodelijk zijn. Alleen voor VS modellen - raadpleeg de National Electrical Code Article 820 in verband met de installatie van CATV-systemen. 14. Overbelasting - Overbelast stopcontacten of verlengsnoeren niet omdat dit aanleiding kan geven tot brand of elektrische schokken. 15.Binnendringen van voorwerpen en vloeistoffen - Duw geen voorwerpen door de openingen van het apparaat. Dit kan kortsluitingen veroorzaken en aanleiding geven tot brand of elektrische schokken. Mors geen vloeistof op het apparaat. 16. Onderhoud - Voer zelf geen onderhoud uit aan dit apparaat. Als u de behuizing van het apparaat opent, stelt u zich mogelijk bloot aan hoge spanning of andere gevaren. Laat service en onderhoud uitvoeren door gekwalificeerd personeel.

3 LTC 5136 Installatievoorschriften Belangrijke Veiligheidsvoorschriften NL Reparatie - Haal het netsnoer uit het stopcontact en neem contact op met een gekwalificeerde onderhoudstechnicus wanneer zich een van de volgende situaties voordoet: a. Het netsnoer of de stekker is beschadigd. b. Er is vloeistof in het apparaat gelekt of er is iets in het apparaat gevallen. c. Het apparaat werd blootgesteld aan regen of water. d. Het apparaat functioneert niet normaal, hoewel u de bedieningsvoorschriften nauwgezet volgt. Maak alleen aanpassingen aan het apparaat die in de bedieningsvoorschriften aan bod komen. Verkeerde aanpassingen kunnen het apparaat beschadigen en aanleiding geven tot aanzienlijke reparatiewerken door een gekwalificeerd technicus. e. Als het apparaat is gevallen of beschadigd. f. Als de prestaties van het apparaat merkbaar afnemen dit wijst erop dat het apparaat toe is aan een onderhoudsbeurt. 18. Onderdelen vervangen - Als het nodig is onderdelen te vervangen, dient de onderhoudstechnicus gebruik te maken van door de fabrikant aanbevolen onderdelen of onderdelen die dezelfde eigenschappen hebben als het oorspronkelijke onderdeel. Niet erkende onderdelen kunnen aanleiding geven tot brand, elektrische schokken of andere gevaren. 19.Veiligheidscontrole - Vraag de onderhoudstechnicus na een onderhoudsbeurt of een reparatie veiligheidscontroles uit te voeren om na te gaan of het apparaat correct functioneert. 20.Aarding - Als het kabelsysteem dat op het apparaat is aangesloten van buiten komt, moet het kabelsysteem geaard zijn. Alleen voor VS modellen Sectie 810 van de National Electrical Code, ANSI/NFPA No.70, bevat informatie over het correct aarden van het montagestatief en het montagehulpstuk, het aarden van de coaxkabel aan een ontladingseenheid, de grootte van de aardingsconductoren, de plaats van de ontladingseenheid, de aansluiting op aardingselektrodes en vereisten voor de aardingselektrode. 21. Onweer - Het wordt aanbevolen als extra beveiliging tegen onweer of als u het apparaat langere tijd niet gebruikt, het netsnoer uit het stopcontact te halen en alle overige kabels los te koppelen. Zo voorkomt u bliksemschade en schade veroorzaakt door stroomstoten.

4 LTC 5136 Installatievoorschriften Veiligheidsmaatregelen NL 4 Veiligheidsmaatregelen VOORZICHTIG: OM HET RISICO VAN EEN ELEKTRISCHE SCHOK TE VOORKOMEN MAG HET APPARAAT NIET WORDEN GEOPEND. DIT APPARAAT BEVAT GEEN DOOR DE GEBRUIKER TE ONDERHOUDEN ONDERDELEN. LAAT SERVICE EN ONDERHOUD UITVOEREN DOOR GEKWALIFICEERD PERSONEEL. Een bliksemflits in een gelijkbenige driehoek attendeert de gebruiker op de aanwezigheid van ongeïsoleerde gevaarlijke spanningen in het apparaat. Deze spanningen zijn voldoende groot om een risico voor een elektrische schok te vormen. Een uitroepteken in een gelijkbenige driehoek attendeert de gebruiker op de aanwezigheid van belangrijke bedienings- en onderhoudsinstructies in de bij het apparaat behorende documentatie. Attentie: Het apparaat mag alleen door gekwalificeerd personeel worden geïnstalleerd. De installatie dient in overeenstemming met de nationale elektrische richtlijnen of de van toepassing zijnde lokale richtlijnen te worden uitgevoerd. Spanning uitschakelen. Apparatuur met of zonder Aan/uit-schakelaar staat onder spanning zolang de stekker is aangesloten op een wandcontactdoos. De apparatuur is in werking als de Aan/uit-schakelaar in de Aan-positie staat. Het netsnoer is de hoofdschakelaar voor alle apparatuur. Externe voedingseenheden: Gebruik alleen aanbevolen voedingen. / Goedgekeurde voedingseenheden. Andere voedingseenheden kunnen de apparatuur schade toebrengen of brand of een elektrische schok veroorzaken.

5 LTC 5136 Installatievoorschriften Inhoud NL 5 Inhoud Belangrijke Veiligueidsvoorschriften UITPAKKEN BESCHRIJVING Voeding SERVICE INSTALLEREN Algemeen Systeem met biphase-code Systeem met RS-232 data direct naar camera Systeem met RS-232 dataverbinding naar biphase-camera Configuratie van AutoDome-camera of -receiver/driver ADRESS INSTELLEN met FAST ADDRESS CONTROLLER BEDIENEN Bedieningsorganen/indicatielampjes TECHNISCHE REFERENTIE PENNEN DATACONVERTOR

6 LTC 5136 Installatievoorschriften Introduction 1 UITPAKKEN Pak de onderdelen voorzichtig uit, want deze elektronische apparatuur moet zorgvuldig worden behandeld. Controleer of de volgende onderdelen geleverd zijn: LTC 5136/61 of LTC 5136/51 desktop-controller. Interface-eenheid. Voedingsadapter. Voedingskabel. Een kabel van 3 m met twee RJ-11connectors. Als een onderdeel transportschade vertoont, leg het dan voorzichtig terug in de verpakking en geef de schade door aan de expediteur. Ontbreken er onderdelen, neem dan contact op met uw vertegenwoordiger van Bosch Security Systems of met de servicedienst. De doos is de veiligste verpakking voor elke vorm van transport. Bewaar hem daarom voor eventueel later gebruik. 2 BESCHRIJVING De LTC 5136-serie bestaat uit controllers voor de AutoDome-camera s uit de Bosch-series. De controllers zijn echter ook geschikt voor de besturing van elke conventionele Allegiant -receiver/driver. NL Voeding Op het typeplaatje vindt u het modelnummer en de netspanning. Model Nominale Spanning Opgenomen nummer spanning bereik nom. spanning LTC 5136/ VAC, 50/60 Hz tot W LTC 5136/ VAC, 50/60 Hz 105 tot W 3 SERVICE Als het apparaat moet worden gerepareerd, dient de klant contact op te nemen met het dichtstbijzijnde Service Center van Bosch Security Systems voor toestemming om het terug te zenden en voor vervoersaanwijzingen. Service Centers VS.: Tel: of fax: of NationalServiceCenter@ca.slr.com Canada: Europa, Midden-Oosten & Azië-Stille Oceaan: Voor meer informatie gaat u naar De LTC 5136-serie bedient alle functies van AutoDome- en Allegiant-receiver/drivers, inclusief pan/tilt/zoom met variabele snelheid, voorkeuzeposities, extra functies enz. Normaal gesproken wordt een van de 16 uitgangen van de LTC 5136-aansluiteenheid aangesloten op één AutoDome-camera of -receiver/driver. In een configuratie met doorgeluste bedrading (daisy chain) kunnen 8 camera s worden aangestuurd. Als voor de biphase-besturingskabel een afgeschermde, getwiste kabel van 1,0 mm 2 (18 AWG, Belden 8760 of vergelijkbaar) wordt gebruikt, dan mag die verbinding maximaal 1,5 km zijn

7 LTC 5136 Installatievoorschriften Installeren 4 INSTALLEREN 4.1 Algemeen Monteer de desktop-controller op een plaats waar hij makkelijk te bedienen is. De controller heeft een RJ-11 connector, die zowel voor data als voor de voedingsspanning wordt gebruikt. In de meeste toepassingen wordt de bijgeleverde voedings-/datakabel van 3 m rechtstreeks op de bijgeleverde interfaceeenheid aangesloten. Deze interface zet de door de controller geleverde RS-232 data om in biphase-besturingscodes voor Allegiant. Bovendien beschikt de interface-eenheid over een aansluiting voor de voedingsspanning voor de controller. Een LED op de interface-eenheid knippert als de RS-232 data vanaf de controller correct zijn geconverteerd naar biphase-besturingscodes. De controller heeft geen videoconnectors. Zij moeten op een passende monitor of andere beeldapparatuur (switcher, multiplexer e.d.) worden aangesloten. Als een systeem gebruikmaakt van een RS-232 dataverbinding, van rechtstreekse aansluitingen op AutoDome-camera s met een RS-232 poort of van Allegiant-receiver/drivers met een RS-232 poort, dan wordt de bijgeleverde interface-eenheid niet gebruikt. Voor RS-232 toepassingen moet een LTC 8557 interface-kit worden aangeschaft, die het installeren vereenvoudigt. Met een van de aansluiteenheden bij die kit kunnen de RS-232 geleiders TX en GND vanaf de controlleruitgang op de zelf aangebrachte RS232- dataverbinding worden aangesloten. Voor een RS-232 protocol is een simplexverbinding van 9600 baud nodig. Kies een van de drie volgende installatieprocedures, afhankelijk van de toepassing die u gaat gebruiken. Dit document bevat tevens diverse schema s voor gangbare toepassingen, die tijdens het installeren van pas kunnen komen. NL Systeem met biphase-code (Zie Afbeelding 3 en 4) Installeer de interface-eenheid in de buurt van de controller, zodat de bijgeleverde datakabel van 3 m kan worden gebruikt. De interface is niet geschikt voor montage in de buitenlucht. De interface-eenheid bevat vier gaatjes waarmee hij op een egaal oppervlak kan worden gemonteerd. Ook de voedingseenheid (voor de voedingsspanning naar de controller en de interfaceeenheid) moet op een makkelijk bereikbare plaats in de buurt van de interface-eenheid worden gemonteerd. Sluit de bajonet -connector van de voedingskabel aan op de jack-bus in de zijkant van de interface-eenheid. Als de voedingskabel op de voedingseenheid moet worden bevestigd, dan is de polariteit niet van belang, want de interface-eenheid is bipolair. Sluit de voedingseenheid vervolgens aan op een geschikte wisselspanningsbron (AC). Sluit de bijgeleverde datakabel (lengte 3 m) aan tussen de RJ-11 bussen op de controller en op de interfaceeenheid. Het maakt niet uit welk uiteinde op welk van beide apparaten wordt aangesloten. De volgende stap is het aansluiten van de datakabel op de uitgang voor de biphase-besturingscode van de interface-eenheid. Meestal wordt de receiver/driver van één camera aangesloten, maar de biphase-uitgang van de interface-eenheid is geschikt voor in totaal 8 receiver/drivers in een doorlussysteem over een maximale afstand van 1,5 km. In een dergelijke configuratie wordt de kabel bij elke AutoDome-camera of -receiver/driver doorgelust (daisy chain). Alleen de laatste eenheid in deze keten moet met een belastingsweerstand (terminator) worden afgesloten. Bij alle andere receiver/drivers moet die weerstand worden verwijderd als de doorgeluste kabel wordt aangesloten. Verbind de receiver/driver van de camera en de biphase-uitgangen op de interface-eenheid met behulp van een afgeschermde getwiste kabel (Belden 8760 of vergelijkbaar type).

8 LTC 5136 Installatievoorschriften Installeren Pen Pin 1 Pin Pen 6 Afbeelding 1 Bij LTC 5136 geleverde interface-eenheid Het afneembare blokje heeft drie aansluitklemmen: (+), ( ), en (S [Shield, afscherming]), zoals de bovenstaande afbeelding toont. Kies per functie één draadkleur en houd die overal aan, om verwarring bij de camera-aansluiting(en) te voorkomen. Voorbeeld: wit aan +, zwart aan - en aarde aan S. Merk op dat de S-aansluitingen op de interface-eenheid zijn aangesloten op de aardebedrading. Lees nu verder Configuratie van AutoDome-camera of -receiver/driver om het installeren af te ronden. 4.3 Systeem met RS-232 data direct naar camera (Zie Afbeelding 5) In deze toepassing gaan de door de controller geleverde RS-232 data rechtstreeks naar RS-232 AutoDome-camera s of RS-232 Allegiantreceiver/drivers. In deze configuratie wordt de bijgeleverde interface-eenheid niet gebruikt. De AutoDome-camera of -receiver/driver moet (met een interne DIP-switch of via het schermmenu) op een transmissiesnelheid van 9600 baud worden ingesteld. Installeer een van de aansluiteenheden van de (afzonderlijk aan te schaffen) LTC 8557 kits op minder dan 3 m van de controller, zodat de bijgeleverde datakabel kan worden gebruikt. Deze kits bevatten vier gaatjes waarmee zij op een egaal oppervlak kunnen worden gemonteerd. Ook de voedingseenheid (voor de NL 8 voedingsspanning naar de controller) moet op een makkelijk bereikbare plaats in de buurt van de LTC 8557 worden gemonteerd. Sluit de bajonet - connector van de voedingskabel aan op de jack-bus in de zijkant van de aansluiteenheid. Als de voedingskabel op de voedingseenheid moet worden bevestigd, dan is de polariteit niet van belang, want de interface-eenheid is bipolair. Sluit de voedingseenheid vervolgens aan op een geschikte wisselspanningsbron (AC). Sluit de bijgeleverde datakabel (lengte 3 m) aan tussen de RJ-11 bussen op de controller en op de aansluiteenheid. Het maakt niet uit welk uiteinde op welk van beide apparaten wordt aangesloten. Sluit een voor RS-232 verbindingen geschikte datakabel (niet meegeleverd) van voldoende lengte aan tussen de LTC 8557-aansluiteenheid en de receiver/driver van de camera. Als die kabel veel langer dan 20 tot 30 meter moet zijn, dan is soms een short haul modem (niet meegeleverd) of andere RS-232 versterker nodig. Die moet geschikt zijn voor simplex dataverkeer met 9600 baud. De LTC 8557-aansluiteenheid heeft een afneembaar klemmenblokje voor dataverbindingen Het klemmenblokje heeft vier aansluitingen die genummerd zijn als volgt: 1, 2, 3 en 4 (zie afbeelding van aansluiteenheid). De LTC 8557-aansluiteenheid heeft een afneembaar klemmenblokje voor dataverbindingen Het klemmenblokje heeft vier aansluitingen die genummerd zijn als volgt: 1, 2, 3 en 4 (zie afbeelding van aansluiteenheid). Afbeelding 2 Bij LTC 8557 kit geleverd aansluiteenheid

9 LTC 5136 Installatievoorschriften Installeren De pennen 1 en 2 worden niet gebruikt. Pen 3 is de TX RS-232 uitgang van de controller en pen 4 is de signaalaarde. Maak een verbinding tussen pen 3 en de RX-pen van de AutoDome-camera of -receiver/driver. De draad op pen 4 moet op de aardaansluiting van de dataverbinding worden aangesloten. Op deze manier is slechts één camera aansluitbaar, want RS-232 signalen zijn niet geschikt voor een doorlussysteem. Gebruik een datakabel die geschikt is voor RS-232 signalen. Lees nu verder Configuratie van AutoDome-camera of - receiver/driver om het installeren af te ronden. 4.4 Systeem met RS-232 dataverbinding naar biphase-camera (zie afbeelding 6) In deze toepassing gaan de door de controller geleverde RS-232 data rechtstreeks naar een RS-232 verbinding (optische kabel, microgolven, modem e.d.). De RS-232 verbinding moet geschikt zijn voor simplex dataverkeer met 9600 baud. Aan het andere uiteinde wordt het RS-232 signaal door de bijgeleverde interface-eenheid omgezet in het Allegiant biphaseprotocol. De biphase-data worden vervolgens aangesloten op de AutoDome-camera s of Allegiantreceiver/drivers. Installeer een van de aansluiteenheden van de (afzonderlijk aan te schaffen) LTC 8557 kits op minder dan 3 m van de controller, zodat de bijgeleverde datakabel kan worden gebruikt. Deze kits bevatten vier gaatjes waarmee zij op een egaal oppervlak kunnen worden gemonteerd. Ook de voedingseenheid (voor de voedingsspanning naar de controller) moet op een makkelijk bereikbare plaats in de buurt van de LTC 8557 worden gemonteerd. Sluit de bajonet - connector van de voedingskabel aan op de jack-bus in de zijkant van de aansluiteenheid. Als de voedingskabel op de voedingseenheid moet worden bevestigd, dan is de polariteit niet van belang, want de interface-eenheid is bipolair. Sluit de voedingseenheid vervolgens aan op een geschikte wisselspanningsbron (AC). Sluit de bijgeleverde datakabel (lengte 3 m) aan tussen de RJ-11 bussen op de controller en op de aansluiteenheid. Het maakt niet uit welk uiteinde op welk van beide apparaten wordt aangesloten. NL 9 Sluit een voor RS-232 verbindingen geschikte datakabel (niet meegeleverd) van voldoende lengte aan tussen de LTC 8557 aansluiteenheid en de eenheid voor RS-232 datatransmissie. Als die kabel veel langer dan 20 tot 30 meter moet zijn, dan is soms een short haul modem (niet meegeleverd) of een andere RS-232 versterker nodig. Die moet geschikt zijn voor simplex dataverkeer met 9600 baud. De LTC 8557-aansluiteenheid heeft een afneembaar klemmenblokje voor dataverbindingen Het klemmenblokje heeft vier aansluitingen die genummerd zijn als volgt: 1, 2, 3 en 4. Zie Afbeelding 2 Bij LTC 8557 kit geleverde aansluiteenheid. De pennen 1 en 2 worden niet gebruikt. Pen 3 is de TX RS-232 uitgang van de controller en pen 4 is de signaalaarde. Gebruik een datakabel die geschikt is voor RS-232 signalen. Maak een verbinding tussen pen 3 en de RX-pen van de eenheid voor RS-232 transmissie. De draad op pen 4 moet op de aardaansluiting van de dataverbinding worden aangesloten. Stel de interface-eenheid op aan de camerazijde van de RS-232 eenheid. Kies een positie waar de eenheid makkelijk kan worden aangesloten op de transmissieeenheid. De interface is niet geschikt voor montage in de buitenlucht. De interface-eenheid bevat vier gaatjes waarmee hij op een egaal oppervlak kan worden gemonteerd. Sluit de bajonet -connector van de voedingskabel aan op de jack-bus in de zijkant van de interface-eenheid. Als de voedingskabel op de voedingseenheid moet worden bevestigd, dan is de polariteit niet van belang, want de interface-eenheid is bipolair. Sluit de voedingseenheid vervolgens aan op een geschikte wisselspanningsbron (AC). Sluit de signaalader en de aardingsdraad van de RS-232 transmissie-eenheid aan op de gewenste connector op de interface-eenheid. Gebruik hiervoor de RJ-11 of de 9-polige D type-connector. Raadpleeg Pennen dataconvertor voor de penaansluitingen. De volgende stap is het aansluiten van de datakabel op de uitgang voor de biphase-besturingscode van de interface-eenheid. Meestal wordt de receiver/driver van

10 LTC 5136 Installatievoorschriften Installeren één camera aangesloten, maar de biphase-uitgang van de interface-eenheid is geschikt voor in totaal 8 receiver/drivers in een doorlussysteem over een maximale afstand van 1,5 km. In een dergelijke configuratie wordt de kabel bij elke AutoDome-camera of -receiver/driver doorgelust (daisy chain). Alleen de laatste eenheid in deze keten moet met een belastingsweerstand (terminator) worden afgesloten. Bij alle andere receiver/drivers moet die weerstand worden verwijderd als de doorgeluste kabel wordt aangesloten. Verbind de receiver/driver van de camera en de biphase-uitgangen op de interface-eenheid met behulp van afgeschermde getwiste kabel (Belden 8760 of vergelijkbaar type). Het afneembare blokje heeft drie aansluitklemmen: (+), ( ), en (S [Shield, afscherming]). Zie afbeelding 1 Bij LTC 5136 geleverde interfaceeenheid. NL Configuratie van AutoDome-camera of -receiver/driver Raadpleeg de installatievoorschriften die bij de AutoDome-camera of Allegiant-receiver/driver zijn geleverd om de datakabel op deze eenheden aan te sluiten. Zet het adres van de AutoDome-camera of - receiver/driver op het cameranummer dat u op het controllertoetsenbord gaat kiezen. U kunt het adres van de AutoDome-camera s ook opgeven via de optie Fast Address in het schermmenu. Hoe u Fast Address van AutoDome instelt, leest u hieronder. De video-uitgangen van camera s worden NIET op de controller aangesloten. Zij moeten op een passende monitor of andere beeldapparatuur (switcher, multiplexer e.d.) worden aangesloten. Kies per functie één draadkleur en houd die overal aan om verwarring bij de camera-aansluiting(en) te voorkomen. Voorbeeld: wit aan +, zwart aan - en aarde aan S. Merk op dat de S-aansluitingen op de interface-eenheid zijn aangesloten op de aardebedrading.

11 LTC 5136 Installatievoorschriften AdresInstellen Met Fast Address NL 11 5 ADRES INSTELLEN MET FAST ADDRESS Met de optie Fast Address kunt u het adres van de AutoDome-camera instellen via de controller en het schermmenu in plaats van het DIP-adres (duimwielschakelaar). Fast Address biedt u ook de mogelijkheid adressen te wijzigen, ook met de duimwielschakelaar. Hierna volgt een voorbeeld van hoe u met Fast Address een adres vastlegt voor een AutoDome-camera (ID-nummer 26636, logische camera #3). Voor de AutoDome-camera waarop de functie Fast Address wordt toegepast, wordt de duimwielschakelaar in de stand 0 gezet. 1. Roep de camera op op uw scherm (m.a.w. Camera-3-Enter). 2. Druk On-999-Enter. Het scherm in Afbeelding FA1 wordt weergegeven. Camera s die de functie Fast Address niet ondersteunen tonen het scherm van Afbeelding FA1 wanneer u op On-999-Enter drukt. Zorg dat op het scherm de camera staat die u wilt programmeren. Afbeelding FA2 4 Druk On-636-Enter. Het scherm in Afbeelding FA3 wordt weergegeven. De camera met ID is nu de enige camera in de Fast Address modus. Als het Fast Address overeenkomt met het toetsenbordadres, kunt u met On-999-Enter de modus Fast Address inschakelen. Doe dit als u Fast Address wilt wijzigen of uitschakelen. Met On-998-Enter gaan alle camera s, ongeacht hun Fast Address status over in de adresseringsmodus. Afbeelding FA3 5 Druk op On-1-Enter om het adres in te stellen. Als het adres is ingesteld met Fast Address, wordt het DIPadres (duimwielschakelaar) genegeerd. Het Fast Address wordt opgeslagen in een niet-vluchtig geheugen en bewaard, ook wanneer de spanning wegvalt of de standaardinstellingen worden hersteld met Set-899-Enter. Afbeelding FA1 3 Druk On-26-Enter. Het scherm in Afbeelding FA2 wordt weergegeven. Elke camera waarvan het IDnummer niet begint met 26 verlaat op dit punt de modus Fast Addressing. Als u opnieuw het DIP-adres wilt inschakelen (duimwielschakelaar), herhaalt u de bovenstaande stappen en drukt u tot slot op Off-1-Enter. Om het adres te controleren, roept u de camera op op uw scherm en drukt u op On-997-Enter. Met deze opdracht kunt u alle camera s kortstondig hun adressen laten tonen.

12 LTC 5136 Installatievoorschriften Controller Bedienen 6 CONTROLLER BEDIENEN De bediening is bijzonder eenvoudig. Als de LED s geen cameranummer tonen, geef dan met de cijfertoetsen het nummer op van de camera die u wilt besturen en druk dan op de ENTER-toets. Daarna kunt u de gekozen camera bedienen met de joystick en/of lensbesturing. Indien gewenst, kunt u ook voorkeuzeposities, op te nemen gebieden en extra functies opgeven. Als u het invoeren van een opdracht meer dan 3 tot 4 seconden onderbreekt, dan gaat de controller automatisch terug naar de standaardmodus voor gegevensinvoer. Begin in dat geval gewoon opnieuw. Nu volgt een complete beschrijving van alle bedieningsorganen en indicatielampjes. 6.1 Bedieningsorganen/indicatielampjes LED s: Het display heeft vier 7-segments LED s voor het weergeven van ingevoerde data en het gekozen cameranummer. SET-toets: Met de SET-toets stelt u voorkeuzeposities in voor alle AutoDome-camera s en Allegiantreceiver/drivers die over deze optie beschikken. Gebruik de joystick en de lensregelaars om de camera te richten op het gebied dat u wilt programmeren. Druk op SET en geef met de cijfertoetsen het gewenste voorkeuzenummer op (1 tot 99). Druk op ENTER om de positie op te slaan. Bepaalde voorkeuzenummers worden ook gebruikt voor het programmeren van AutoDome-functies. De AutoDome-handleiding geeft een overzicht van alle beschikbare functies. USER-toets: Druk op User-1-Enter om de diagnosemodus van de controller in te schakelen. Met deze functie kunt u controleren of alle LED s en knoppen op de controller correct functioneren. Deze functie kalibreert tevens de middenpositie van de analoge joystick. Bij het activeren van deze testmodus geeft de controller een korte pieptoon. De displays en LED s naast de eerste twee toetsenrijen lichten ongeveer 2 seconden op. In die tijd wordt de joystick gekalibreerd, dus raak hem niet aan tot de LED s weer gedoofd zijn. Controleer tegelijk of echt alle LED s oplichten, zodat u zeker weet dat ze allemaal in orde zijn. NL 12 Als u op een toets drukt, dan verschijnt de unieke numerieke code die aan die toets is toegekend. Met de volgende tabel kunt u controleren of bij elke toets de juiste code verschijnt. Sluit de reeks af met de USERtoets, want die zorgt dat de controller de testmodus verlaat. Toets Code Toets Code Set Camera Shot 0010 Enter 0030 On 0018 Clear 0038 Off 0026 Focus (up) Focus (down) Iris (up) Iris (down) Up 1x Down 0x Left 1x Right 0x Zoom (CW) 1x41 Zoom (CCW) 0x42 De x bij de toetsen Up, Down, Left en Right verwijst naar de zoomsnelheid. De waarde verandert afhankelijk van de afstand waarover de regelaar wordt aangepast. Camera-toets: Als u tijdens het invoeren van een cameranummer een fout maakt, druk dan op de Camera-toets. Als u tijdens het selecteren van een camera per ongeluk op een andere toets drukt, kunt u met de CAMERA-toets meteen teruggaan om het cameranummer opnieuw op te geven. Geef het juiste cameranummer op met de cijfertoetsen en sluit het af met de ENTER-toets. SHOT-toets: Deze toets haalt voorkeuzeposities op van alle AutoDome-camera s en Allegiantreceiver/drivers die deze optie hebben. Druk op de SHOT-toets en geef met de cijfertoetsen het nummer (1-99) van de gewenste voorkeuzepositie op. Druk op ENTER om een eerder opgeslagen camerapositie te kiezen. Bepaalde voorkeuzenummers worden ook gebruikt voor het programmeren van AutoDome-functies. De AutoDome-handleiding geeft een overzicht van alle beschikbare functies. ON-toets: Met deze toets activeert u extra functies van AutoDome-camera s en Allegiantreceiver/drivers. Druk op de ON-toets en geef met de cijfertoetsen het nummer van de gewenste extra functie op. Druk op ENTER om uw keuze te bevestigen.

13 LTC 5136 Installatievoorschriften Controller Bedienen Bepaalde nummers voor extra functies worden ook gebruikt voor het programmeren van AutoDomefuncties. De AutoDome-handleiding geeft een overzicht van alle beschikbare functies. OFF-toets: Met deze toets schakelt u extra functies van AutoDome-camera s en Allegiantreceiver/drivers uit. Druk op de OFF-toets en geef met de cijfertoetsen het nummer van de gewenste functie op. Druk op ENTER om uw keuze te bevestigen. NL 13 Als de camera onderdelen heeft die met een variabele snelheid kunnen werken, dan bepaalt de afstand waarover u de joystick verplaatst of draait met welke snelheid de stand van het onderdeel verandert. Bepaalde nummers voor extra functies worden ook gebruikt voor het programmeren van AutoDomefuncties. De AutoDome-handleiding geeft een overzicht van alle beschikbare functies. Cijfertoetsen: Met de cijfertoetsen voert u numerieke gegevens in. Vanaf het indrukken van de eerste cijfertoets toont het display de ingevoerde numerieke gegevens. ENTER-toets: Met deze toets sluit u het invoeren van opdrachten af. Als u de ENTER-toets ingedrukt houdt bij de functies ON en OFF, dan worden die opdrachten herhaald tot u ENTER weer loslaat. Dit is vooral nuttig bij camerafuncties waarvan u het niveau kunt aanpassen. CLEAR-toets: Deze toets corrigeert toetsfouten. Soms kunt u hem twee keer indrukken. Toont het cameradisplay numerieke gegevens, dan verdwijnen die als u de toets de eerste keer indrukt en gaat de controller terug naar de cameramodus als u hem nogmaals indrukt. Zo kunt u foute gegevens wissen zonder de actieve modus te verlaten. Als het display geen numerieke gegevens toont, dan gaat de controller na één keer indrukken van CLEAR terug naar de systeemgekozen status. FOCUS- en IRIS-toetsen: Deze tuimelschakelaars bedienen de scherpstelling en iris van de lens. Joystick: Druk de joystick naar links of rechts om de gekozen camera in die richting te verdraaien. Druk de joystick naar boven of beneden om de camera in die richting te kantelen. Het verdraaien van de joystickknop bedient de zoomfunctie van de lens.

14 LTC 5136 Installatievoorschriften Technische Referentie NL 14 7 TECHNISCHE REFERENTIE Videomonitor Monitor Videosignaal Video Signal Voedingsadapter Supply Power Adapter Videosignaal Signal DVR DVR of video or Video switcher Switcher Data- Converter convertor Unit Up Maximaal to 16 biphase 16 uitgangen voor de control biphase-besturingscode outputs RS-232 data & Data voeding & Power Typical AutoDome-camera s of Cameras Allegiant-receiver/drivers or Receiver/Driver units Controller Afbeelding 3 Configuratie met 1 camera en biphase-besturingscode Videomonitor Monitor Videosignaal Signal Power Voedingsadapter Supply Adapter Videosignaal Signal Videosignaal Signal Daisy Doorgeluste Chain Biphase Data biphase-data DVR DVR of video or Video switcher Switcher Data- Converter convertor Unit RS-232 Data & RS-232 data & voeding Power Typical Uitgang biphase voor de control code biphasebesturingscode output Doorgeluste Daisy Chain Biphase Data biphase-data Controller Typical AutoDome-camera s Cameras of Allegiant-oreceiver/drivers Receiver/Driver Allegiant units Afbeelding 4 Configuratie met meer camera s en biphase-besturingscode in doorgeluste bedrading

15 LTC 5136 Installatievoorschriften Technische Referentie NL 15 Videomonitor Monitor Videosignaal Signal Voedingsadapter Supply Power Adapter Controller RS-232 RS-232 Data data & voeding Power LTC LTC aansluiteenheidbox 8557 Junction RS-232 kabel Cable of or - Communication dataverbinding Link Typical AutoDome-camera s Camera of or Allegiant Allegiant-receiver/drivers Receiver/Driver unit Afbeelding 5 Configuratie met RS-232 camera Video Videomonitor Monitor DVR of or video Video Switcher Videosignaal Signal Voedingsadapter Supply Power Adapter Power Voedings- Supply Adapter Videosignaal Signal Biphase- Data Data- Converter convertor Unit Biphase Biphase- Data RS-232 data Data LTC Junction aansluit- Box RS-232 kabel Cable of or - Communication Link Controller RS-232 Data data & voeding Power AutoDome-camera s Typical of Allegiant-receiver/drivers Cameras or Receiver/Driver units Afbeelding 6 Configuratie met RS-232 dataverbinding naar biphase-camera

16 LTC 5136 Installatievoorschriften Technische Referentie NL 16 Pin Pen 6 Pin Pen 1 Pin Pen 1 Pin Pen 6 Afbeelding 7 Bijgeleverde 6-aderige datakabel, lengte 3 m Connectorpennen: Pinouts: 1. 12V 2. Not Niet gebruikt used 3. Rx (niet (Not gebruikt) used) 4. Tx 5. Signal Aarddraad Ground 6. 12V Pin Pen 6 Pin Pen 1 Afbeelding 8 Connector op achterzijde van controller mm in in mm in Afbeelding 9 Montageafmetingen van bijgeleverde interface-eenheid

17 LTC 5136 Installatievoorschriften Pennen Data Convertor NL 17 8 PENNEN DATA CONVERTOR Data In - 9-polige connector (mannelijk) Pen Aansluiting 1 Niet aangesloten 2 Rx 3 Niet aangesloten 4 Niet aangesloten 5 Aarde 6 Niet aangesloten 7 Niet aangesloten 8 Niet aangesloten 9 Niet aangesloten RJ-11 Toewijzingen (indien gebruikt) Pen Aansluiting 1 Uitgangsspanning 2 Aarddraad 3 Rx 4 Aarde 5 Niet aangesloten 6 Uitgangsspanning

18 Bosch Security Systems, Inc. 850 Greenfield Road Lancaster, PA EE.UU. Tel: Fax: Robert Bosch GmbH Geschäftsbereich Postfach Stuttgart Fax: (0711) Bosch Security Systems B.V. P.O. Box JB Eindhoven The Netherlands Tel: Bosch Security Systems GmbH September, 2003 Informatie kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.