Dé strategische en flexibele partner. Uitgangspunten Wmo. [gggroup.nl] LJN: BW6810, Centrale Raad van Beroep, 11/5321 WMO Print uitspraak

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Dé strategische en flexibele partner. Uitgangspunten Wmo. [gggroup.nl] LJN: BW6810, Centrale Raad van Beroep, 11/5321 WMO Print uitspraak"

Transcriptie

1 Uitgangspunten Wmo LJN: BW6810, Centrale Raad van Beroep, 11/5321 WMO Print uitspraak [hoofdkantoor] Jan van Galenstraat JG Schiedam [T] [regiokantoor midden] Polanerbaan 13b 3447 GN Woerden [T] Datum uitspraak: Datum publicatie: Rechtsgebied: Soort procedure: Inhoudsindicatie: Vindplaats(en): Sociale zekerheid Hoger beroep Afwijzing aanvraag voor een woonvoorziening in de vorm van een aanpassing van de woning in verband met verhuizing van een adequate woning naar een niet adequate woning. Er is alleen sprake van een belangrijke reden die aanleiding vormt voor toewijzing van de woonvoorziening als de aanvrager geen in redelijkheid van hem te vergen mogelijkheden heeft om zelf voor een passende oplossing te zorgen. In de Wmo speelt de eigen verantwoordelijkheid van burgers immers een grote rol. De Raad baseert zich hiervoor op de parlementaire geschiedenis, meer in het bijzonder op de memorie van toelichting (Kamerstukken II , , nr. 3). Daarin heeft de wetgever onder meer verwoord dat gemeenten kunnen zorgdragen voor een goed samenhangend stelsel van ondersteuning van burgers die niet goed in staat zijn in bepaalde situaties zelf of samen met anderen oplossingen te realiseren.voor die gevallen die door de burgers onmogelijk zelf kunnen worden geregeld, behoort de overheid verantwoordelijkheid te nemen. Appellante en haar echtgenoot hadden in de omstandigheden van dit geval mogelijkheden om zelf voor een oplossing te zorgen. Rechtspraak.nl RSV 2012, 197 USZ 2012, 182 Uitspraak 11/5321 WMO Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellante], wonende te [woonplaats], (appellante) tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 29 juli 2011, 11/2018 (aangevallen uitspraak) in het geding tussen appellante en het college van burgemeester en wethouders van Gilze en Rijen (college) Datum uitspraak: 21 mei 2012

2 I. PROCESVERLOOP Appellante heeft hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft door een enkelvoudige kamer plaatsgevonden op 27 februari Appellante is verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot en haar gemachtigde [naam gemachtigde]. Het college is na berichtgeving niet verschenen. Daarna heeft de Raad het onderzoek heropend en de zaak verwezen naar een meervoudige kamer. Beide partijen hebben vervolgens toestemming verleend om uitspraak te doen zonder behandeling ter zitting. II. OVERWEGINGEN 1. De Raad gaat uit van de volgende van belang zijnde feiten en omstandigheden Appellante heeft op 19 augustus 2010 bij het college op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een aanvraag ingediend om een woonvoorziening in de vorm van een aanpassing van de woning aan [adres 2] in [plaatsnaam]. Appellante heeft die aanvraag ingediend omdat zij rolstoelgebonden is en ook voor haar zoon woningaanpassingen nodig zijn. De woning aan [adres 2] is een niet aangepaste woning Op het moment van de aanvraag woonde appellante nog in de woning aan [adres 1] in [plaatsnaam]. Die woning is wel aangepast aan het gebruik daarvan door appellante en haar zoon. Het is de eerste bedrijfswoning van het boerenbedrijf dat appellante en haar echtgenoot in eigendom hadden. Appellante en haar echtgenoot hebben het boerenbedrijf verkocht aan een derde, waarbij de bedrijfswoning aan [adres 1] deel uit maakte van de verkoop. De tweede bedrijfswoning aan [adres 2] hebben appellante en haar echtgenoot in eigendom gehouden Het college heeft de aanvraag van appellante in een besluit van 28 september 2010 afgewezen en na bezwaar die afwijzing gehandhaafd in een besluit van 23 februari De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het besluit van 23 februari 2011 ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat de aangevraagde voorziening gelet op artikel 4.10, eerste lid, onder a van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gilze en Rijen 2010 (Verordening) moet worden afgewezen, tenzij er sprake is van een andere belangrijke reden als bedoeld in die bepaling. De rechtbank heeft overwogen dat dit aan de orde is als iemand in een situatie van overmacht verkeert, in die zin dat hij of zij door de omstandigheden van het geval wordt gedwongen om zijn of haar woning te verlaten. Volgens de rechtbank doet die situatie zich niet voor. Appellante en haar echtgenoot hebben er vanwege economische motieven vrijwillig voor gekozen het bedrijf te verkopen. De beslissing om daarbij de eerste bedrijfswoning te verkopen is ook een vrije keuze. Appellante en haar echtgenoot hadden ook in de eerste bedrijfswoning kunnen blijven wonen en de tweede bedrijfswoning samen met het bedrijf kunnen verkopen. 3. De Raad komt op grond van wat partijen hebben aangevoerd tot de volgende beoordeling. Voor een weergave van het wettelijke kader verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak In artikel 4.10, eerste lid, onder a van de Verordening is neergelegd dat een aanvraag voor een woonvoorziening wordt afgewezen als de noodzaak tot het treffen van een dergelijke voorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning als gevolg van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was. In de toelichting bij deze bepaling is vermeld dat het voornamelijk betrekking heeft op situaties waarin men gaat verhuizen zonder specifieke reden, maar gewoon omdat men daar zin in heeft. Uitzondering in deze bepaling is de n een verhuizing vanwege samenwoning, huwelijk of het aanvaarden van werk elders Niet in geschil is dat appellante verhuisd is van een in het licht van haar beperkingen adequate woning naar een niet adequate woning. Dit betekent dat de noodzaak van woningaanpassingen het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van de belemmeringen van appellante bij het normale gebruik van haar woning geen aanleiding bestond. Op grond van artikel 4.10, eerste lid, onder a van de Verordening bestaat dan ook geen recht op de aangevraagde voorzieningen, tenzij sprake is van een

3 andere belangrijke reden om te verhuizen Appellante is het niet eens met het oordeel van de rechtbank en zij voert het volgende aan. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat een belangrijke reden alleen dan aan de orde is als er sprake is van overmacht. Bij de in de toelichting op artikel 4.10, eerste lid, onder a van de Verordening genoemde voorbeelden van huwelijk, samenwonen en ander werk kan niet worden gesproken van overmacht, omdat het in alle drie de gevallen gaat om vrijwillige keuzes. Appellante en haar echtgenoot hebben het bedrijf overgedragen aan een opvolger omdat zij beiden op leeftijd waren gekomen. Dat het gevolg van de overdracht is dat appellante en haar echtgenoot de eerste bedrijfswoning moeten verlaten is een gegeven. Niet denkbaar is namelijk dat een overdracht van het bedrijf zou plaatsvinden zonder de eerste bedrijfswoning. De praktijk houdt altijd in dat de verkoop van het bedrijf de verkoop van de eerste bedrijfswoning omvat. Het zou ook op praktische bezwaren stuiten als met de verkoop van het bedrijf niet de eerste bedrijfswoning maar de tweede bedrijfswoning zou zijn verkocht. Het zou namelijk voor derden een onduidelijke situatie in het leven roepen. Bovendien heeft de eerste bedrijfswoning een kantoorruimte en de tweede bedrijfswoning niet. Ten slotte zouden appellante en haar echtgenoot zich ongemakkelijk voelen als zij letterlijk tussen de overnemende boer en het bedrijf in zouden wonen De Raad kan appellante volgen in haar stelling dat het in het geval van verkoop van het bedrijf om bedrijfsmatige redenen aangewezen was om de woning aan [adres 1] in de verkoop mee te nemen. Deze eerste bedrijfswoning ligt namelijk het dichtst bij de stallen en heeft een kantoorruimte. Ook voor derden komt het de duidelijkheid ten goede als de eigenaar van het bedrijf in de eerste bedrijfswoning woont, vooral omdat dit gebruikelijk is. Ook is voorstelbaar dat appellante en haar echtgenoot zich ongemakkelijk zouden voelen als zij tussen de overnemende boer en het bedrijf in zouden wonen Toch komt de Raad niet tot de conclusie dat in dit geval sprake is van een belangrijke reden in de zin van de Verordening op grond waarvan de woonvoorziening moet worden toegewezen. De in de toelichting bij artikel 4.10, eerste lid, onder a van de Verordening genoemde situaties moeten worden beschouwd als voorbeelden van gevallen waarin sprake kan zijn van een belangrijke reden in de zin van die bepaling. Daarmee is echter niet gegeven dat in die situaties steeds sprake is van een belangrijke reden die aanleiding vormt voor toewijzing van een woonvoorziening. De beoordeling daarvan is in het licht van het in de Wmo neergelegde compensatiebeginsel steeds afhankelijk van een weging van alle van belang zijnde feiten en omstandigheden. Er is alleen sprake van een belangrijke reden die aanleiding vormt voor toewijzing van de woonvoorziening als de aanvrager geen in redelijkheid van hem te vergen mogelijkheden heeft om zelf voor een passende oplossing te zorgen. In de Wmo speelt de eigen verantwoordelijkheid van burgers immers een grote rol. De Raad baseert zich hiervoor op de parlementaire geschiedenis, meer in het bijzonder op de memorie van toelichting (Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3). Daarin heeft de regering onder meer verwoord dat gemeenten kunnen zorgdragen voor een goed samenhangend stelsel van ondersteuning van burgers die niet goed in staat zijn in bepaalde situaties zelf of samen met anderen oplossingen te realiseren.voor die gevallen die door de burgers onmogelijk zelf kunnen worden geregeld, behoort de overheid verantwoordelijkheid te nemen. Appellante en haar echtgenoot hadden in de omstandigheden van dit geval mogelijkheden om zelf voor een oplossing te zorgen. Hoe voorstelbaar het ook is dat zij hebben besloten om hun bedrijf te verkopen, het had op hun weg gelegen om, nu de eerste bedrijfswoning om bedrijfsmatige redenen moest worden verlaten, de extra kosten die gemoeid zijn met het aanpassen van de tweede bedrijfswoning in de koopsom te verdisconteren. Dat dit, zoals appellante op de zitting heeft verklaard, bij de kooponderhandelingen geen onderwerp van gesprek is geweest, maakt dit gezien de eigen verantwoordelijkheid van appellante en haar echtgenoot voor de realiteit van de noodzaak tot woningaanpassing niet anders Wat hiervoor is overwogen houdt in dat het hoger beroep van appellante geen doel treft en dat de uitspraak van de rechtbank met verbetering van de gronden zal worden bevestigd. 4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap als voorzitter en R.M. van Male en G.M.T. Berkel- Kikkert als leden, in tegenwoordigheid van J. van Dam als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2012.

4 (get.) A.J. Schaap. (get.) J. van Dam. RB

5 Prestatievelden WMO kan aanspraak bestaan via art 10 en 20 LJN: BM3583, Centrale Raad van Beroep, 09/1519 WMO Print uitspraak Datum uitspraak: Datum publicatie: Rechtsgebied: Soort procedure: Inhoudsindicatie: Sociale zekerheid Hoger beroep Afwijzing aanvraag om maatschappelijke opvang. Appellante kon slechts een beperkt gezinsleven uitoefenen omdat zij vanwege haar verblijfsstatus geen middelen had om met haar kinderen in een huis te wonen. Niettemin kan niet worden gezegd dat door de weigering van het College om aan appellante maatschappelijke opvang als door haar gewenst aan te bieden, de normale ontwikkeling van het privé- en gezinsleven van appellante en de kinderen onmogelijk wordt gemaakt. De Raad heeft hierbij van belang geacht dat appellante het gezag heeft over haar kinderen en dat zij dagelijks langdurig contact met hen heeft zodat zij een - zij het beperkt - gezinsleven met haar kinderen kan voeren. Hieruit volgt dat geen zou moeten leiden tot de positieve verplichting van de staat om maatschappelijke opvang te bieden. Naar het oordeel van de Raad kan in die omstandigheden in redelijkheid niet worden volgehouden dat de weigering van maatschappelijke opvang op grond van appellantes verblijfsstatus geen blijk geeft van een okken bij de weigering van bijstand en de particuliere belangen van appellante. Geen sprake van schending van artikel 8 van het EVRM. De door appellante genoemde arresten van het EHRM brengen de Raad niet tot een ander oordeel. Vindplaats(en): JWWB 2010, 143 Rechtspraak.nl RSV 2010, 187 m. nt. mr. C.W.C.A. Bruggeman USZ 2010, 210 Uitspraak 09/1519 WMO Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van [Appellante], verblijvende te [woonplaats], (hierna: appellante) tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 11 maart 2009, 09/459 (hierna: aangevallen uitspraak) in het geding tussen appellante en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: College). Datum uitspraak: 15 april 2010.

6 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. E.C. Cerezo- Weijsenfeld, advocaat te Haarlem, hoger beroep ingesteld. Het College heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met het geding tussen partijen, genummerd 08/7421 WWB, plaatsgevonden op 9 april Appellante is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Cerezo- Weijsenfeld en haar kantoorgenoot mr. W.G. Fischer. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.H. van den Berg, advocaat te Amsterdam, en mr. F.G. Veldstra en mr. J.M. Boeghorn, werkzaam bij de gemeente Amsterdam. Na de gevoegde behandeling ter zitting zijn de gedingen weer gesplitst. In de zaak 08/7421 WWB is op 11 juni 2009 afzonderlijk uitspraak gedaan. Na de behandeling van het geding ter zitting van de Raad is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest, in verband waarmee de Raad heeft besloten het onderzoek te heropenen. Namens het College zijn vervolgens nadere stukken ingezonden. Het geding is opnieuw ter zitting behandeld op 26 augustus Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. W.G. Fischer. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.H. van den Berg en mr. F.G. Veldstra. II. OVERWEGINGEN 1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden Appellante, geboren in 1965, is afkomstig uit Nigeria en woont sedert 1995 in Amsterdam. Aanvankelijk had appellante een vergunning om in Nederland te verblijven, maar deze is in 2005 of 2006 door omstandigheden niet verlengd, waardoor zij haar legale verblijfsstatus heeft verloren. Appellante was ten tijde in geding in afwachting van de beslissing op een aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd en verblijft derhalve ingevolge artikel 8, sub f, van de Vreemdelingenwet (Vw) rechtmatig in Nederland. Appellante heeft het alleengezag over haar twee kinderen die in Nederland zijn geboren, respectievelijk in 1996 en Deze kinderen verblijven in Nederland op grond van een geldige verblijfstitel. In mei 2006 is appellante gedetineerd. Haar kinderen zijn ondergebracht in een pleeggezin en het Bureau Jeugdzorg (BJAA) is belast met de tijdelijke voogdij over de kinderen. De pleegouders ontvingen een pleeggeldvergoeding voor de kinderen. Na haar detentie is appellante nog enige tijd in vreemdelingenbewaring geweest, maar deze is op 19 juni 2008 opgeheven. Zij is vervolgens teruggekeerd naar Amsterdam, waar zij tijdelijk inwoont bij een kennis. De kinderen verblijven tot op heden in het pleeggezin omdat appellante geen eigen woning en inkomsten heeft. Bij beschikking van 28 januari 2009 heeft de rechtbank appellante opnieuw met de uitoefening van het gezag over haar kinderen belast. De rechtbank heeft in haar oordeel meegewogen dat appellante, die een veelvuldig contact pleegouders terug te brengen, heeft verklaard dat zij de kinderen vrijwillig zal laten verblijven in het pleeggezin tot zij een woonplek heeft gevonden Op 8 augustus 2008 heeft mr. E.C. Weijsenfeld namens appellante bij de gemeente Amsterdam, Dienst Zorg en Samenleven, op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) verzocht om maatschappelijke opvang in de vorm van een woonvoorziening, die geschikt is voor bewoning met kinderen Bij besluit van 24 september 2008 heeft de directeur van de Dienst Zorg en Samenleven geweigerd de aanvraag van appellante in behandeling te nemen, omdat, gelet op het ontbreken van een geldige verblijfstitel, artikel 10 van de Vreemdelingenwet 2000 en artikel 8 van de Wmo aan eventuele rechten op opvang in de weg staan Het tegen het besluit van 24 september 2008 gemaakte bezwaar is bij besluit van 21 januari 2009 door het College ongegrond verklaard en het verzoek om vergoeding van proceskosten is daarbij afgewezen. Hieraan ligt het standpunt ten grondslag, dat appellante niet rechtmatig in Nederland verblijft, zodat de artikelen 10, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 en 8, eerste lid van de Wmo aan het verstrekken van een voorziening op grond van de artikelen 4 en 20 van de Wmo in de weg staan. Het College ziet onvoldoende grond om aan te nemen dat het in deze bepalingen besloten liggende koppelingsbeginsel doorbroken kan worden door een beroep op artikel 8 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) of bepalingen uit het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). De bepalingen uit het Europees Sociaal Handvest (ESH), waarop appellante zich beroept, hebben volgens het College geen rechtstreekse werking en kunnen appellante daarom niet baten. Op grond van het voorgaande dient volgens het College de aanvraag te worden afgewezen

7 en het bezwaar ongegrond te worden verklaard. Voorts is opgemerkt dat opvang in de vorm van een woonvoorziening niet valt onder de voorzieningen als bedoeld in artikel 4 van de Wmo en dat artikel 20 van de Wmo geen rechtstreekse aanspraak biedt op opvang, maar slechts een grondslag vormt voor subsidiering van instellingen die opvang bieden, zodat ook op deze grond de gevraagde voorziening zou worden geweigerd. 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de voorzieningenrechter het beroep tegen het besluit van 21 januari 2009 ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter valt het bieden van maatschappelijke opvang niet onder de in artikel 4 van de Wmo neergelegde compensatieplicht en biedt artikel 20 van de Wmo geen rechtstreekse aanspraak op de gevraagde opvang, omdat maatschappelijke opvang een collectief karakter draagt Appellante heeft in hoger beroep betwist dat de gevraagde voorziening niet onder artikel 4 van de Wmo valt, nu zij verminderd zelfredzaam is. Dat een voorziening collectief van karakter is, betekent volgens appellante niet dat er geen individuele aanspraak op mogelijk is. Het betekent uitsluitend dat een soortgelijke voorziening tegelijkertijd aan meerdere personen wordt geboden. geraakt en is zij bijna haar hele leven kwijtgeraakt. Voor de kinderen is het een moeilijke situatie dat appellante weer vrij is, maar dat zij in het pleeggezin moeten wonen. Door deze situatie zijn ook gedragsproblemen bij de kinderen ontstaan. Appellante wil graag herenigd worden met haar kinderen, maar zonder uitkering en woonplek is dat onmogelijk. Appellante stelt zich op het standpunt dat zij rechtmatig in Nederland is en dat haar kinderen een verblijfsvergunning hebben. Naar haar oordeel is het niet gerechtvaardigd om haar te scheiden van haar kinderen omdat zij geen verblijfsvergunning heeft. Door de weigering van het College haar de gevraagde opvang te bieden, wordt haar recht op gezinsleven, zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM, geschonden. De inbreuk op het recht op gezinsleven is niet proportioneel in relatie tot het nagestreefde doel. In dit verband heeft appellante verwezen naar het arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 24 november 1986, Gillow v. the U.K., nr. 9063/80 en het arrest van het EHRM van 21 september 2006, Moser v. Austria, nr /02. Ten slotte heeft appellante verzocht om vergoeding van de geleden schade In hoger beroep stelt het College zich primair op het standpunt dat het besluit van 24 september 2008 onbevoegd genomen is. Het is in Amsterdam niet het College dat bepaalt of een persoon al dan niet wordt toegelaten tot de maatschappelijke opvang, maar de instellingen die door de gemeente worden gesubsidieerd, waarbij sprake is van een samenwerking in de zogenaamde Veldtafel. Het College heeft voorts aangevoerd dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever bedoeld heeft maatschappelijke opvang buiten de voorzieningen van artikel 4 van de Wmo te houden. Voorts biedt artikel 20 van de Wmo geen rechtstreekse aanspraak op maatschappelijke opvang. Dit artikel biedt slechts aan de Minister de mogelijkheid gemeenten te subsidiëren ten behoeve van beleid op het gebied van (onder andere) maatschappelijke opvang. Met die uitkering kan de gemeente instellingen subsidiëren om maatschappelijke opvang te organiseren. 4. De Raad komt tot de volgende beoordeling. Wmo Ingevolge artikel 1, eerste lid, onder c, van de Wmo wordt in de Wmo en de daarop berustende bepalingen verstaan onder maatschappelijke opvang: het tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding, informatie en advies aan personen die, door een of meer problemen, al dan niet gedwongen de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving Artikel 1, eerste lid, onder g, van de Wmo bepaalt dat in de Wmo en de daarop berustende bepalingen onder maatschappelijke ondersteuning wordt verstaan: "(...) 6. het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behouden en het bevorderen van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijk verkeer; 7. het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang en het voeren van beleid ter bestrijding van geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer is gepleegd; (...)" Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de Wmo laat het college van burgemeester en wethouders het verlenen van maatschappelijke ondersteuning zoveel mogelijk verrichten door derden Ingevolge artikel 20, eerste lid, van de Wmo kan aan bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gemeenten een specifieke uitkering worden verstrekt ten behoeve van beleid op het terrein van de openbare geestelijke gezondheidszorg, de

8 maatschappelijke opvang en het verslavingsbeleid Artikel 20, vierde lid, van de Wmo, voor zover van belang, bepaalt dat een gemeente waaraan een uitkering als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt en die financiële middelen verstrekt aan instellingen, ervoor zorg dient te dragen dat die instellingen overeenkomstig bij ministeriële regeling te stellen regels hun werkzaamheden registreren en de geregistreerde gegevens verstrekken aan een door de minister daartoe aangewezen instelling Artikel 20, zesde lid, van de Wmo, voor zover van belang, bepaalt dat de door gemeenten ingevolge het eerste lid bekostigde voorzieningen op het terrein van maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid toegankelijk zijn voor iedereen die in Nederland woont. Deze bepaling is blijkens de wetsgeschiedenis van de Wmo overgenomen van artikel 12 van de Welzijnswet 1994, met welke bepaling de wetgever destijds wilde voorkomen dat mensen tussen gemeenten heen en weer worden geschoven (Tweede Kamer , , nr. 74) Artikel 38, eerste lid, van de Wmo bepaalt dat na de inwerkingtreding van artikel 20 van deze wet het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid (hierna: Besluit) op het eerste en tweede lid van dat artikel berust Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit bepaalt, voor zover van belang, dat de gemeente Amsterdam onder de G31 valt Artikel 1, aanhef en onder c, van het Besluit bepaalt dat in dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder gemeente: een tot de G31 behorende gemeente Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder f, van het Besluit wordt in dit besluit en de daarop berustende bepalingen onder centrumgemeenten voor maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid verstaan: de G31 met uitzondering van de gemeenten Hengelo (Overijssel), Lelystad, Schiedam en Sittard- Geleen Artikel 13, eerste lid, van het Besluit bepaalt dat artikel 20, vierde lid, van de Wmo, en de krachtens dat artikellid een uitkering als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt centrumgemeenten voor maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid of voor vrouwenopvang, bedoeld in artikel 1, onderdelen f en g, van het Besluit Artikel 13, derde lid, van het Besluit bepaalt dat de door de gemeente uit de uitkering bekostigde voorzieningen op het terrein van maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid en van vrouwenopvang toegankelijk zijn voor iedereen die in Nederland woont. Bijzondere subsidieverordening voor opvang en begeleiding van kwetsbare burgers van de gemeente Amsterdam (hierna: subsidieverordening) Artikel 1.1 van de subsidieverordening luidt - voor zover van belang - als volgt: In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: d. contra- indicatie: criterium op basis waarvan een hulpverlenende instelling een cliënt toegang tot hulpverlening weigert; e. dakloze: persoon die gebruik maakt van de nachtopvang of de winterkoudeopvang, slaapt op straat of leeft in een voor wonen ongeschikte ruimte, bijvoorbeeld een garagebox, bootje, auto of tentje; i. ketenbenadering: gemeentelijke ketenbenadering: een aanpak waarin onder regie van de gemeente meerdere organisaties hun werkprocessen stroomlijnen om in de zorgbehoefte van een cliënt te voorzien s. thuisloze: persoon die dakloos is geweest en verblijft in een voorziening voor maatschappelijke opvang; Artikel 1.2 van de subsidieverordening luidt - voor zover van belang - als volgt: 1. Op grond van deze verordening kunnen periodieke subsidies worden verstrekt voor producten om kwetsbare burgers die een beroep doen op de hulpverlening in Amsterdam en de omringende gemeenten, in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning in staat te stellen zo zelfstandig mogelijk te functioneren. 2. Onder de producten genoemd in het eerste lid worden verstaan producten die vallen binnen de volgende productgroepen:

9 d. wonen 4. Tot de kwetsbare burgers, genoemd in het eerste lid, behoren uitsluitend de volgende groepen: a. dak- en thuislozen; Artikel 2.6 van de subsidieverordening luidt voor zover van belang - als volgt: 1. De subsidieontvanger voldoet aan de registratieverplichtingen krachtens de Wet maatschappelijke ondersteuning. 2. De subsidieontvanger voldoet aan door het college vast te stellen registratieverplichtingen. 3. De subsidieontvanger voldoet aan door het college vast te stellen kwaliteitsverplichtingen. 4. De subsidieontvanger voldoet aan door het college vast te stellen prestatienormen, welke normen het college baseert op de prestatie- indicatoren genoemd in artikel 2.2, tweede lid, onder c. 5. De subsidieontvanger rapporteert, indien hiertoe aangewezen door het college, op kwartaalbasis het geleverde productievolume en geleverde prestaties aan het college binnen 30 dagen na het einde van een kwartaal. Het college kan subsidieontvangers onder meer hiertoe aanwijzen indien: a. het college beleidsdoelen heeft geformuleerd voor een product en; b. de totale uitgaven voor het product op de gemeentelijke begroting meer dan een miljoen euro bedragen. 6. De subsidieontvanger vraagt schriftelijke toestemming van het college indien hij een bestemmingsreserve wil vormen. 7. De subsidieontvanger verleent medewerking aan externe audits, waartoe het college, onverminderd de in artikel 7.3 ASA 2004 genoemde opdracht aan de accountant, opdracht kan geven om vast te stellen of de subsidieontvanger de verplichtingen nakomt die in de beschikking tot subsidieverlening zijn vastgesteld. 8. De subsidieontvanger handelt in overeenstemming met het gemeentelijk beleid vastgesteld voor de productgroepen en de groepen kwetsbare burgers zoals genoemd in artikel 1.2, tweede en vierde lid. Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) Ingevolge artikel 8 van de Vw 2000 heeft de vreemdeling in Nederland uitsluitend rechtmatig verblijf: "(...); f. in afwachting van de beslissing op een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, bedoeld in de artikelen 14 en 28, terwijl bij of krachtens deze wet dan wel op grond van een rechterlijke beslissing uitzetting van de aanvrager achterwege dient te blijven totdat op de aanvraag is beslist; g. in afwachting van de beslissing op een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, bedoeld in de artikelen 20 en 33, of tot het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning, bedoeld in de artikelen 14 en 28, of een wijziging ervan, terwijl bij of krachtens deze wet of op grond van een rechterlijke beslissing uitzetting van de aanvrager achterwege dient te blijven totdat op de aanvraag is beslist; h. in afwachting van de beslissing op een bezwaarschrift of een beroepschrift, terwijl bij of krachtens deze wet of op grond van een rechterlijke beslissing uitzetting van de aanvrager achterwege dient te blijven totdat op het bezwaarschrift of het beroepschrift is beslist; (...)" Artikel 10, eerste lid, van de Vw 2000 bepaalt dat de vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft, geen aanspraak kan maken op toekenning van verstrekkingen, voorzieningen en uitkeringen bij wege van een beschikking van een bestuursorgaan. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op de bij de wet of algemene maatregel van bestuur aangewezen ontheffingen of vergunningen Ingevolge artikel 10, tweede lid, van de Vw 2000 kan van het eerste lid worden afgeweken indien de aanspraak betrekking heeft op het onderwijs, de verlening van medisch noodzakelijke zorg, de voorkoming van inbreuken op de volksgezondheid, of de rechtsbijstand aan de vreemdeling Artikel 11, eerste lid, van de Vw 2000 bepaalt dat de aanspraken van de vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft in overeenstemming zijn met de aard van het verblijf. Tenzij bij of krachtens het wettelijk voorschrift waarop de aanspraak is gegrond anders is bepaald, is daarbij het tweede lid van toepassing Ingevolge artikel 11, tweede lid, van de Vw 2000 kan de vreemdeling, bedoeld in het eerste lid, aanspraken maken op voorzieningen, verstrekkingen en uitkeringen, indien hij:

10 a. rechtmatig verblijf heeft, als bedoeld in artikel 8, onder a, tot en met e en l; b. rechtmatig verblijf heeft, als bedoeld in artikel 8, onder f, g, h, en een aanspraak wordt toegekend bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers, dan wel bij of krachtens een ander wettelijk voorschrift, waarin aanspraken van deze vreemdelingen zijn neergelegd; c. rechtmatig verblijf heeft, als bedoeld in artikel 8, onder i tot en met k, voor de aanspraken die uitdrukkelijk aan deze vreemdelingen zijn toegekend. Blijkens de wetsgeschiedenis hebben vreemdelingen die in procedure zijn over het verblijfsrecht als hoofdregel geen aanspraak op voorzieningen met uitzondering van vreemdelingen aan wie een aanspraak wordt toegekend bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers dan wel een andere regeling (Tweede Kamer , , nr. 3, p. 23). Algemene wet bestuursrecht (Awb) Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling Artikel 10:15 van de Awb bepaalt dat delegatie slechts geschiedt indien in de bevoegdheid daartoe bij wettelijk voorschrift is voorzien Artikel 10:5, eerste lid, van de Awb bepaalt dat een bestuursorgaan hetzij een algemeen mandaat hetzij een mandaat voor een bepaald geval kan verlenen Omvang geding 4.2. Ter zitting heeft de gemachtigde van appellante verklaard dat haar aanvraag geen betrekking heeft op woonvoorzieningen in de zin van artikel 4 van de Wmo, zoals deze voorheen geregeld waren in de Wet voorzieningen gehandicapten. In dit geding is dan ook uitsluitend nog aan de orde de weigering van het College op de aanvraag van appellante om toelating tot de maatschappelijke opvang als bedoeld in de artikelen 1, eerste lid, onder c, van de Wmo, in de vorm van een woonvoorziening die geschikt is voor bewoning met kinderen. De Raad zal zijn beoordeling daartoe beperken Bevoegdheid College Op grond van het bepaalde bij en krachtens artikel 20, eerste lid, van de Wmo is aan daartoe aangewezen gemeenten een zorgtaak opgedragen om beleid te realiseren ter zake van vormen van maatschappelijke opvang als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Wmo. De gemeente Amsterdam behoort op grond van artikel 38, eerste lid, van de Wmo en artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit tot die gemeenten. Een aangewezen gemeente is op grond van die bepaling, bezien in samenhang met de artikelen 10 en 20, vierde lid, van de Wmo, bevoegd om de specifieke uitkering, als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de Wmo, te gebruiken ter bekostiging van voorzieningen op het terrein van maatschappelijke opvang die door instellingen worden geboden Uit de artikelen 1.1, aanhef en onder i, 1.2, eerste lid en tweede lid aanhef en onder d, en 2.6 van de Verordening blijkt dat de maatschappelijke opvang in de gemeente Amsterdam, waaronder woonvoorzieningen voor daklozen, is vormgegeven in de vorm van een gemeentelijke ketenbenadering, waarin onder regie van de gemeente meerdere organisaties hun werkprocessen stroomlijnen om in de zorgbehoefte van een cliënt te voorzien. Instellingen die feitelijk maatschappelijke opvang aan dak- en thuislozen aanbieden, kunnen daarvoor op grond van de Bijzondere subsidieverordening voor opvang en begeleiding van kwetsbare burgers subsidie van de gemeente Amsterdam ontvangen Het feitelijk verlenen van maatschappelijke opvang, als bedoeld in de artikelen 10 en 20 van de Wmo, kan naar het oordeel van de Raad niet op één lijn worden gesteld met het nemen van beslissingen over de vraag of een persoon tot de doelgroep van maatschappelijke opvang in de zin van de Wmo behoort. Nu sprake is van een in de Wmo aan gemeenten opgedragen zorgtaak om maatschappelijke opvang te realiseren - waarvoor de gemeenten aan het Rijk verantwoording zijn verschuldigd - en het beslissen over de toegang tot die opvang rechtstreeks verband houdt met de reikwijdte van die taak, berust de bevoegdheid om te beslissen over de vraag of een persoon tot de doelgroep van de maatschappelijke opvang behoort ingevolge artikel 147, derde lid, in verbinding met artikel 108, tweede lid, van de Gemeentewet bij het college van burgemeester en wethouders. Er is geen wettelijke grondslag, als bedoeld in artikel 10:15 van de Awb, voor een delegatie van deze bevoegdheid aan instellingen die de maatschappelijke opvang feitelijk uitvoeren. Van een dergelijke delegatie is in het onderhavige geval overigens ook niet gebleken. De Raad is evenmin gebleken dat het College deze bevoegdheid aan deze instellingen, of een samenwerkingsorgaan van deze instellingen, heeft gemandateerd als bedoeld in artikel 10:5, eerste lid, van de Awb. Dit betekent dat het College zich bij het besluit

11 op bezwaar van 21 januari 2009 terecht bevoegd heeft geacht om inhoudelijk op het bezwaar te beslissen Besluit 4.4. De beslissing van het College om een persoon al dan niet toe te laten tot maatschappelijke opvang moet worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste en tweede lid, van de Awb. Zoals hiervoor is overwogen is maatschappelijke opvang een op artikel 20, eerste lid, in verbinding met artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wmo berustende publieke taak. De Raad is voorts van oordeel dat de beslissing om al dan niet tot die opvang te worden toegelaten op rechtsgevolg gericht is. Dit rechtsgevolg bestaat hierin dat beslist wordt of de persoon die daartoe wenst te worden toegelaten al dan niet recht heeft op die toelating Individuele voorziening? Het College heeft de weigering tot toelating gebaseerd op artikel 10, eerste lid, van de Vw De Raad ziet zich voor de vraag gesteld of het College zich terecht op dat artikel beroept, dan wel dat (mede) artikel 11 van de Vw 2000, dan wel artikel 8 van de Wmo het hier in aanmerking te nemen beoordelingskader moet zijn. Voor de beantwoording van die vraag is van belang of maatschappelijke opvang aangemerkt moet worden als een individuele voorziening als bedoeld in artikel 8 van de Wmo De Raad is van oordeel dat maatschappelijke opvang als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wmo geen individuele voorziening is als bedoeld in de artikelen 5 en 8 van de Wmo. Hij heeft daarbij in aanmerking genomen dat het bij maatschappelijke opvang om in beginsel voor een ieder toegankelijke, collectief aangeboden voorzieningen gaat, op basis van een beperkte toelatingsbeoordeling aan de hand van beperkt aantal algemeen geformuleerde maatstaven. Voorts heeft hij daarbij in aanmerking genomen dat bij de toelatingsbeoordeling in het algemeen geen acht wordt geslagen op de specifieke (persoons)kenmerken van de individuele aanvrager en dat deze opvang naar zijn aard niet is afgestemd op de kenmerken van de individuele aanvrager Het voorgaande betekent dat appellante, die om toelating tot maatschappelijke opvang heeft verzocht, een aanvraag heeft ingediend om een andere dan een individuele voorziening, zodat artikel 8, van de Wmo, dat slechts op het verlenen van individuele voorzieningen ziet, daarop niet van toepassing is. Nu ook overigens in de Wmo geen aan artikel 8 van de Wmo gelijke bepaling met betrekking tot de verlening van andere dan individuele voorzieningen is opgenomen, is de Raad van oordeel dat voor de vraag of appellant aanspraak heeft op toelating tot de nachtopvang, de artikelen 10 en 11 van de Vw 2000 het in aanmerking te nemen beoordelingskader vormen Koppelingsregeling Niet gebleken is dat appellante ten tijde in geding rechtmatig verblijf had, zoals bedoeld in artikel 11, tweede lid, van de Vw Dit betekent dat appellante ingevolge de artikelen 10 en 11 van de Vw 2000 geen aanspraak kon maken op toelating tot de maatschappelijke opvang in de gemeente Amsterdam als centrumgemeente. Het betekent voorts dat het College zich terecht onder verwijzing naar de artikelen 10 en 11 van de Vw 2000 op het standpunt heeft gesteld dat de aanvraag van appellante op grond van haar verblijfsstatus moet worden afgewezen Internationaal recht Met betrekking tot het beroep dat namens appellante is gedaan op diverse verdragsbepalingen overweegt de Raad het volgende Zoals is overwogen in kan appellante op grond van de koppelingsregeling naar nationaal recht geen aanspraak op maatschappelijke opvang ontlenen. De Raad heeft reeds in vele uitspraken, onder meer in zijn uitspraak van 26 juni 2001 (LJN AB2276), gepubliceerd in RSV 2001, 188, geoordeeld dat in de koppelingswetgeving, waarbij aan vreemdelingen slechts onder bepaalde voorwaarden rechten worden verleend welke aan Nederlandse onderdanen zonder die voorwaarden worden toegekend, een onderscheid naar nationaliteit aan de orde is dat verenigbaar is met de non- discriminatievoorschriften welke zijn vervat in diverse - rechtstreeks werkende - bepalingen in internationale verdragen, zoals artikel 14 van het EVRM, artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en diverse bilaterale en multilaterale coördinatieverdragen inzake sociale zekerheid. De Raad heeft in het kader van deze toetsing de doelstelling van de koppelingswetgeving zoals deze in de wetsgeschiedenis is neergelegd, steeds aanvaardbaar geacht. De Raad ziet geen reden om in de onderhavige situatie anders te oordelen.

12 Ook het beroep van appellante op de diverse verdragsbepalingen uit het ESH en IVESCR kan geen doel treffen. De Raad heeft reeds eerder overwogen (zie onder meer de uitspraak van 18 juni 2004, RSV 2004, 298) dat de bepalingen van het ESH en het IVESCR waarop appellant zich beroept niet een ieder kunnen verbinden als bedoeld in artikel 94 van de Grondwet (Gw). De Raad ziet in hetgeen namens appellant met betrekking tot bedoelde verdragsbepalingen is aangevoerd, waaronder de verwijzing naar diverse stukken, onvoldoende basis om een afwijkend standpunt in te nemen in die zin dat die bepalingen thans wel als een ieder verbindende verdragsbepalingen in de zin van artikel 94 van de Gw moeten worden aangemerkt. De Raad wijst in dit verband naar hetgeen reeds is overwogen in de uitspraken van 11 oktober 2007, LJN BB5687 en van 22 december 2008, LJN BG8789. Naar het oordeel van de Raad is in genoemde verdragsartikelen sprake van algemeen omschreven sociale doelstellingen waaruit geen onvoorwaardelijk en nauwkeurig bepaalbaar subjectief recht in de vorm van een (afdwingbare) aanspraak op maatschappelijke opvang in de vorm van opvang en verblijf valt te ontlenen Ten aanzien van het beroep van appellante op artikel 8 van het EVRM oordeelt de Raad als volgt. In de eerder genoemde uitspraak van 22 december 2008 heeft de Raad reeds overwogen dat het EHRM respect voor menselijke waardigheid en menselijke artikel 8 van het EVRM besloten liggende recht op respect voor het privé- leven en gezinsleven van een persoon omvat mede de fysieke en psychische integriteit van die persoon en is er primair op gericht, zonder inmenging van buitenaf, de ontwikkeling van de persoonlijkheid van elke persoon in zijn betrekkingen tot anderen te waarborgen en het gezinsleven te beschermen. Het artikel beoogt niet alleen de staten tot onthouding van inmenging te dwingen, maar kan onder omstandigheden ook inherente positieve verplichtingen meebrengen die noodzakelijk zijn voor een effectieve waarborg van het recht op privé- leven en bescherming van het gezinsleven. Daarbij hebben kinderen en andere kwetsbare personen in het bijzonder recht op bescherming. Het EHRM heeft meer malen geoordeeld dat artikel 8 van het EVRM ook relevant is in zaken die betrekking hebben op de besteding van publieke middelen. Daarbij is wel van belang dat aan de Staat bescherming die betrokkenen genieten onder het EVRM belang toekent aan de al dan niet legale status van het verblijf van betrokkene. De Raad wijst in dit verband onder meer op het arrest van het EHRM van 27 mei 2008, in de zaak N. vs het Verenigd Koninkrijk, nr /05 (EHRC 2008, 91) De Raad stelt vast dat appellante ten tijde hier in geding slechts een beperkt gezinsleven kon uitoefenen omdat zij vanwege haar verblijfsstatus geen middelen had om met haar kinderen in een huis te wonen. Niettemin kan niet worden gezegd dat door de weigering van het College om aan appellante maatschappelijke opvang als door haar gewenst aan te bieden, de normale ontwikkeling van het privé- en gezinsleven van appellante en de kinderen onmogelijk wordt gemaakt (vgl. het arrest van het EHRM van 3 mei 2001, in de zaak Domenech Pardo vs Spanje, nr /00). De Raad heeft hierbij van belang geacht dat appellante het gezag heeft over haar kinderen en dat zij dagelijks langdurig contact met hen heeft zodat zij een - zij het beperkt - gezinsleven met lijke opvang te bieden. Naar het oordeel van de Raad kan in die omstandigheden in redelijkheid niet worden volgehouden dat de weigering van ublieke belangen betrokken bij de weigering van bijstand en de particuliere belangen van appellante. Van een ongerechtvaardigde schending van artikel 8 van het EVRM is dan ook naar het oordeel van de Raad geen sprake. De door appellante genoemde arresten van het EHRM brengen de Raad niet tot een ander oordeel nu in die arresten, nog afgezien van het feit dat daar sprake is van een geheel ander feitencomplex, de negatieve verplichting van de staat aan de orde was om zich te onthouden van inmenging in het gezinsleven Daargelaten de vraag of artikel 9 van het IVRK kan worden beschouwd als een ieder verbindende bepaling als bedoeld in artikel 94 van de Gw en als zodanig rechtstreeks kan worden ingeroepen, leidt de in dit artikel vervatte norm niet tot meer waarborgen dan reeds voortvloeien uit artikel 8 van het EVRM. Artikel 9 van het IVRK behoeft daarom geen verdere bespreking Conclusie Gelet op het bovenstaande heeft het College op goede gronden de aanvraag van appellante om maatschappelijke opvang afgewezen. De aangevallen uitspraak komt, zij het op andere grond, voor bevestiging in aanmerking. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep;

13 Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en G.M.T. Berkel- Kikkert en H.C.P. Venema als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van C. de Blaeij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 15 april (get.) R.M. van Male. (get.) C. de Blaeij.

14 LJN: BQ6438, Centrale Raad van Beroep, 11/2850 WMO- VV + 11/3201 WMO- VV Print uitspraak Datum uitspraak: Datum publicatie: Rechtsgebied: Sociale zekerheid Soort procedure: Voorlopige voorziening Inhoudsindicatie: Voorlopige Voorziening. Op grond van artikel 8 EVRM toekenning van maatschappelijke opvang aan moeder en kind zonder verblijfsvergunning die hangende procedure niet mogen worden uitgezet. Vindplaats(en): JV 2011, 319 JWWB 2011, 145 NJB 2011, 1230 Rechtspraak.nl RSV 2011, 232 m. nt. mr. C.W.C.A. Bruggeman USZ 2011, 191 m. nt. E. Rutten Uitspraak 11/2850 WMO- VV 11/3201 WMO- VV Centrale Raad van Beroep Voorzieningenrechter U I T S P R A A K als bedoeld in artikel 8:84, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op de verzoeken om voorlopige voorziening van: [Verzoeker], wettelijk vertegenwoordigd door zijn moeder [naam moeder], wonende te [woonplaats], (hierna: verzoeker) en [naam moeder], wonende te [woonplaats], (hierna: verzoekster) in verband met de hoger beroepen van: verzoekers tegen de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 6 april 2011, 11/1566 en 11/1513 (hierna: aangevallen uitspraak) in het geding tussen: verzoekers en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: College) Datum uitspraak: 30 mei 2011

15 I. PROCESVERLOOP Namens verzoekers heeft mr. W.G. Fischer, advocaat te Haarlem, hoger beroep ingesteld en tevens verzoeken om voorlopige voorziening gedaan. Het College heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 mei 2011, waar verzoekster is verschenen, bijgestaan door mr. E.C. Cerezo- Weijsenfeld, kantoorgenoot van mr. Fischer, alsmede door S. Aarts, gezinswerker bij Bascule te Amsterdam. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.G. Veldstra, werkzaam bij de gemeente Amsterdam. II. OVERWEGINGEN 1. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden Verzoeker, geboren [in] 2002, en verzoekster hebben de Ghanese nationaliteit. Op 13 augustus 2008 heeft de staatssecretaris van justitie (verder: de staatsecretaris) hun aanvragen tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) afgewezen. De tegen de afwijzing ingediende bezwaren zijn bij besluiten van 8 februari 2010 ongegrond verklaard. Verzoekers hebben tegen deze besluiten bezwaar gemaakt. - Gravenhage de beroepen tegen de besluiten van 8 februari 2010 gegrond verklaard, de besluiten van 8 februari 2010 vernietigd, de staatssecretaris verboden om verzoekers uit te zetten tot vier weken nadat op de bezwaarschriften is beslist en bepaald dat de staatssecretaris binnen zes weken na verzending van de uitspraak nieuwe besluiten dient te nemen Op 3 maart 2010 is namens verzoekers een aanvraag gedaan voor toelating tot de maatschappelijke opvang als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Wet maatschappelijke ondersteuning (hierna: Wmo) Bij besluit van 10 september 2010 is, voor zover in dit geding van belang, de aanvraag om opvang afgewezen, onder meer op de grond dat verzoekers geen geldige verblijfstitel hebben. Het College heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat een beroep op artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) niet slaagt nu geen sprake is van zodanig schrijnende omstandigheden dat toepassing van de Koppelingswet niet meer aanvaardbaar zou zijn Bij besluit van 25 februari 2011 is het bezwaar van verzoekers tegen het besluit van 10 september 2010 ongegrond verklaard. 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank het beroep tegen het besluit van 25 februari 2011 ongegrond verklaard. Daarbij heeft de voorzieningenrechter overwogen dat geen sprake is van een zodanig schrijnende situatie dat op grond van artikel 8 EVRM het College gehouden zou zijn maatschappelijke opvang te verlenen Verzoekers hebben zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd. Ter ondersteuning van de verzoeken om voorlopige voorziening is aangevoerd dat verzoekers op 1 juni 2011 op straat komen te staan, nu woningstichting Rochdale (hierna: Rochdale) verzoekers heeft gesommeerd om de door hen bewoonde woning per die datum te verlaten. Rochdale heeft daaraan vervolg gegeven door een gerechtelijke ontruimingsprocedure aanhangig te maken, recentelijk versterkt met een op feitelijke ontruiming gericht kort geding. Verzoekers hebben aangevoerd dat verzoeker een kwetsbare persoon is als bedoeld in de jurisprudentie van de Raad met betrekking tot artikel 8 EVRM en dat het noodzakelijk is dat verzoekster haar zoon, verzoeker, als moeder moet kunnen verzorgen in een veilige omgeving. Daarvan is geen sprake wanneer verzoekers op straat komen te staan. Verzoekers willen een voorziening met ingang van 1 juni 2011 en niet de onzekere datum van feitelijke ontruiming afwachten Het standpunt van het College is dat eerst aanspraak op maatschappelijke ondersteuning bestaat wanneer de nood aan de man is. Wanneer de datum van de feitelijke ontruiming bekend is, kunnen verzoekers zich tot de GGD wenden voor het verkrijgen van een voorziening in de vorm van noodopvang die in dat geval zal worden toegekend. Daarvan is nu nog geen sprake omdat de ontruimingsprocedure nog lopende is. Het College stelt daarnaast de eis dat dan tevens moet komen vast te staan dat verzoekers zelf niet in staat zijn om voor onderdak te zorgen. 4. De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling.

ECLI:NL:CRVB:2014:3478

ECLI:NL:CRVB:2014:3478 ECLI:NL:CRVB:2014:3478 Uitspraak 14/5824 WWB-VV 27 oktober 2014 Centrale Raad van Beroep Voorzieningenrechter Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening Partijen: [Verzoekster]te [woonplaats] (verzoekster)

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2012:BW3240

ECLI:NL:CRVB:2012:BW3240 ECLI:NL:CRVB:2012:BW3240 Instantie Datum uitspraak 18-04-2012 Datum publicatie 19-04-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 11-4399 WMO Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BK9140

ECLI:NL:CRVB:2009:BK9140 ECLI:NL:CRVB:2009:BK9140 Instantie Datum uitspraak 15-12-2009 Datum publicatie 14-01-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-6222 WWB Bestuursrecht

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 9 april 2008, 07/1916 (hierna: aangevallen uitspraak)

tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 9 april 2008, 07/1916 (hierna: aangevallen uitspraak) LJN: BI6832, Centrale Raad van Beroep, 08/2290 WMO + 08/2317 WMO Datum uitspraak: 29-04-2009 Datum publicatie: 08-06-2009 Rechtsgebied: Sociale zekerheid Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie:

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:492

ECLI:NL:CRVB:2017:492 ECLI:NL:CRVB:2017:492 Instantie Datum uitspraak 01-02-2017 Datum publicatie 16-02-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/3002 WLZ Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

Uitspraak /1/A2 en /1/A2

Uitspraak /1/A2 en /1/A2 Uitspraak 201707806/1/A2 en 201802043/1/A2 Datum van uitspraak: woensdag 7 november 2018 Tegen: de Belastingdienst/Toeslagen Proceduresoort: Hoger beroep Rechtsgebied: Geld ECLI: ECLI:NL:RVS:2018:3603

Nadere informatie

[Appellant 1] en [Appellant 2], beiden wonende te [woonplaats], (hierna: appellanten)

[Appellant 1] en [Appellant 2], beiden wonende te [woonplaats], (hierna: appellanten) LJN: BI3542, Centrale Raad van Beroep, 08/3709 WJZ + 08/3713 WJZ Datum uitspraak: 15-04-2009 Datum publicatie: 12-05-2009 Rechtsgebied: Sociale zekerheid Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie:

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2008:BC1824

ECLI:NL:CRVB:2008:BC1824 ECLI:NL:CRVB:2008:BC1824 Instantie Datum uitspraak 02-01-2008 Datum publicatie 15-01-2008 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-319 WW Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2007:BC0852

ECLI:NL:RBROT:2007:BC0852 ECLI:NL:RBROT:2007:BC0852 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 24-12-2007 Datum publicatie 28-12-2007 Zaaknummer 07/3431 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2011:BU2129

ECLI:NL:CRVB:2011:BU2129 ECLI:NL:CRVB:2011:BU2129 Instantie Datum uitspraak 19-10-2011 Datum publicatie 01-11-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 09-4322 WMO Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1318

ECLI:NL:RVS:2017:1318 ECLI:NL:RVS:2017:1318 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-05-2017 Datum publicatie 17-05-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201607764/1/A2 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/85208

Nadere informatie

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder, gemachtigden: mrs. C.J. Telting en B.A. Veenendaal.

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder, gemachtigden: mrs. C.J. Telting en B.A. Veenendaal. Uitspraak RECHTBANK AMSTERDAM Sector bestuursrecht zaaknummer: AWB 11/2308 WWB uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen [eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres, gemachtigde mr. W.G. Fischer,

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:3181

ECLI:NL:CRVB:2016:3181 ECLI:NL:CRVB:2016:3181 Instantie Datum uitspraak 22-08-2016 Datum publicatie 29-08-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/3877 PW-VV Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 Instantie Datum uitspraak 28-05-2009 Datum publicatie 22-06-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-4976 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:1259

ECLI:NL:CRVB:2017:1259 ECLI:NL:CRVB:2017:1259 Instantie Datum uitspraak 05-04-2017 Datum publicatie 06-04-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 17/605 WMO15-VV Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2012:BW0624

ECLI:NL:CRVB:2012:BW0624 ECLI:NL:CRVB:2012:BW0624 Instantie Datum uitspraak 03-04-2012 Datum publicatie 04-04-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 10-620 WWB Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 Instantie Datum uitspraak 05-09-2006 Datum publicatie 06-10-2006 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 05/37675 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1856

ECLI:NL:RVS:2017:1856 ECLI:NL:RVS:2017:1856 Instantie Raad van State Datum uitspraak 12-07-2017 Datum publicatie 12-07-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201608063/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2012:BV0179

ECLI:NL:CRVB:2012:BV0179 ECLI:NL:CRVB:2012:BV0179 Instantie Datum uitspraak 04-01-2012 Datum publicatie 05-01-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 10-4246 WMO Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2013:BZ1584

ECLI:NL:CRVB:2013:BZ1584 ECLI:NL:CRVB:2013:BZ1584 Instantie Datum uitspraak 19-02-2013 Datum publicatie 20-02-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 11-3992 WWB Bestuursrecht

Nadere informatie

Uitspraak van de meervoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken d.d. 25 oktober 2011

Uitspraak van de meervoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken d.d. 25 oktober 2011 Uitspraak RECHTBANK ASSEN Sector Bestuursrecht Kenmerk: AWB 10/846; AWB 11/370; AWB 11/545 Uitspraak van de meervoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken d.d. 25 oktober 2011 in de gedingen tussen [eiseres],

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550 ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 15-06-2009 Datum publicatie 06-07-2009 Zaaknummer AWB 08/5874 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855 ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855 Instantie Datum uitspraak 02-03-2007 Datum publicatie 05-09-2007 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 06/30391, 06/30389 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2015:16050

ECLI:NL:RBDHA:2015:16050 ECLI:NL:RBDHA:2015:16050 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 17-02-2015 Datum publicatie 19-05-2016 Zaaknummer AWB 15/15988 en AWB 15/15989 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2012:BY4292

ECLI:NL:CRVB:2012:BY4292 ECLI:NL:CRVB:2012:BY4292 Instantie Datum uitspraak 27-11-2012 Datum publicatie 28-11-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 11-1813 WWB + 11-1953

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:3143

ECLI:NL:CRVB:2016:3143 ECLI:NL:CRVB:2016:3143 Instantie Datum uitspraak 23-08-2016 Datum publicatie 29-08-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/2337 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2011:BP8635

ECLI:NL:CRVB:2011:BP8635 ECLI:NL:CRVB:2011:BP8635 Instantie Datum uitspraak 22-03-2011 Datum publicatie 23-03-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 08-7181 WWB Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:1035

ECLI:NL:CRVB:2014:1035 ECLI:NL:CRVB:2014:1035 Instantie Datum uitspraak 20-03-2014 Datum publicatie 07-04-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 13-4228 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:3351

ECLI:NL:CRVB:2014:3351 ECLI:NL:CRVB:2014:3351 Instantie Datum uitspraak 07-10-2014 Datum publicatie 16-10-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 14-1076 WWB-T Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2006:AY4086

ECLI:NL:CRVB:2006:AY4086 ECLI:NL:CRVB:2006:AY4086 Instantie Datum uitspraak 07-07-2006 Datum publicatie 18-07-2006 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 03/1299 AOW en 04/1342

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2010:BL1684

ECLI:NL:CRVB:2010:BL1684 ECLI:NL:CRVB:2010:BL1684 Instantie Datum uitspraak 20-01-2010 Datum publicatie 02-02-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 09-2323 WMO + 09-2324

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstatc 201106725/1/V1. Datum uitspraak: 3 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201110635/1/V1. Datum uitspraak: 15 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2007:BA2284

ECLI:NL:CRVB:2007:BA2284 ECLI:NL:CRVB:2007:BA2284 Instantie Datum uitspraak 28-03-2007 Datum publicatie 05-04-2007 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 04-5151 WAO Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2007:BB0694

ECLI:NL:CRVB:2007:BB0694 ECLI:NL:CRVB:2007:BB0694 Instantie Datum uitspraak 25-07-2007 Datum publicatie 02-08-2007 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 05-4212 WVG Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2016:1706

ECLI:NL:RBNHO:2016:1706 ECLI:NL:RBNHO:2016:1706 Instantie Datum uitspraak 26-02-2016 Datum publicatie 14-03-2016 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer AWB - 15 _ 5925 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

CENTRALE RAAD VAN BEROEP

CENTRALE RAAD VAN BEROEP CENTRALE RAAD VAN BEROEP KBW 1994/1 U I T S P R A A K in het geding tussen: het bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, appellant, en A., wonende te B., gedaagde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Onder

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2013:2879

ECLI:NL:CRVB:2013:2879 ECLI:NL:CRVB:2013:2879 Instantie Datum uitspraak 17-12-2013 Datum publicatie 19-12-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 13-211 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2010:BO7264

ECLI:NL:CRVB:2010:BO7264 ECLI:NL:CRVB:2010:BO7264 Instantie Datum uitspraak 10-12-2010 Datum publicatie 14-12-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 10-3338 WSF Bestuursrecht

Nadere informatie

LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB

LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB Datum uitspraak: 20-01-2009 Datum publicatie: 04-02-2009 Rechtsgebied: Bijstandszaken Soort procedure:

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2011:BQ3016

ECLI:NL:CRVB:2011:BQ3016 ECLI:NL:CRVB:2011:BQ3016 Instantie Datum uitspraak 19-04-2011 Datum publicatie 02-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 09-6342 WWB Bestuursrecht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201109405/1 /V4. Datum uitspraak: 20 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:2650

ECLI:NL:RBDHA:2017:2650 ECLI:NL:RBDHA:2017:2650 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 09-03-2017 Datum publicatie 20-03-2017 Zaaknummer 17/1303 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:2487

ECLI:NL:CRVB:2017:2487 ECLI:NL:CRVB:2017:2487 Instantie Datum uitspraak 18-07-2017 Datum publicatie 24-07-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 17/3961 PW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2006:AY6596

ECLI:NL:CRVB:2006:AY6596 ECLI:NL:CRVB:2006:AY6596 Instantie Datum uitspraak 15-08-2006 Datum publicatie 22-08-2006 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 05/4311 WWB + 05/4312

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BK1558

ECLI:NL:CRVB:2009:BK1558 ECLI:NL:CRVB:2009:BK1558 Instantie Datum uitspraak 28-10-2009 Datum publicatie 03-11-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 08-4875 WMO Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:4664

ECLI:NL:CRVB:2016:4664 ECLI:NL:CRVB:2016:4664 Instantie Datum uitspraak 07122016 Datum publicatie 09122016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/2455 WMO Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:1522

ECLI:NL:RVS:2013:1522 ECLI:NL:RVS:2013:1522 Instantie Raad van State Datum uitspraak 16-10-2013 Datum publicatie 16-10-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201206838/1/A3 Bestuursrecht Tussenuitspraak

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8147

ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8147 ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8147 Instantie Datum uitspraak 02-03-1999 Datum publicatie 11-09-2001 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 98/6295 ABW Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:141

ECLI:NL:CRVB:2017:141 ECLI:NL:CRVB:2017:141 Instantie Centrale Raad van Beroep Datum uitspraak 17-01-2017 Datum publicatie 19-01-2017 Zaaknummer 15/7690 AOW Rechtsgebieden Socialezekerheidsrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 06-07-2010 Datum publicatie 23-07-2010 Zaaknummer AWB 10/180, 10/181, 10/508, 10/513, 10/684 en 10/685 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2012:BW6565

ECLI:NL:CRVB:2012:BW6565 ECLI:NL:CRVB:2012:BW6565 Instantie Datum uitspraak 22-05-2012 Datum publicatie 29-05-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 10-1542 WWB + 10-1557

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2015:4317

ECLI:NL:CRVB:2015:4317 ECLI:NL:CRVB:2015:4317 Instantie Datum uitspraak 25-11-2015 Datum publicatie 08-12-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 14/4567 WMO Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2008:BD3530

ECLI:NL:CRVB:2008:BD3530 ECLI:NL:CRVB:2008:BD3530 Instantie Datum uitspraak 14-05-2008 Datum publicatie 10-06-2008 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 06-4655 AWBZ Bestuursrecht

Nadere informatie

vanstate /1. Datum uitspraak: 8 februari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1. Datum uitspraak: 8 februari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 200800036/1. Datum uitspraak: 8 februari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2015:1069

ECLI:NL:CRVB:2015:1069 ECLI:NL:CRVB:2015:1069 Instantie Datum uitspraak 31-03-2015 Datum publicatie 09-04-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 13-4572 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201203791/1/V1. Datum uitspraak: 24 januari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:1612

ECLI:NL:CRVB:2016:1612 ECLI:NL:CRVB:2016:1612 Instantie Datum uitspraak 03-05-2016 Datum publicatie 09-05-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 14/6719 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:1054

ECLI:NL:CRVB:2017:1054 ECLI:NL:CRVB:2017:1054 Instantie Datum uitspraak 21-02-2017 Datum publicatie 20-03-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/5477 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1071

ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1071 ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1071 Instantie Datum uitspraak 04-06-2009 Datum publicatie 01-07-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-5093 WWB Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:1002

ECLI:NL:RVS:2015:1002 ECLI:NL:RVS:2015:1002 Instantie Raad van State Datum uitspraak 01-04-2015 Datum publicatie 01-04-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201404451/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2012:BV2849

ECLI:NL:CRVB:2012:BV2849 ECLI:NL:CRVB:2012:BV2849 Instantie Datum uitspraak 31-01-2012 Datum publicatie 06-02-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 11-3700 WWB Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2012:BX1183

ECLI:NL:CRVB:2012:BX1183 ECLI:NL:CRVB:2012:BX1183 Instantie Datum uitspraak 27-06-2012 Datum publicatie 11-07-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 10-1755 AWBZ Bestuursrecht

Nadere informatie

* vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 13 juli 2012

* vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 13 juli 2012 : * fc. Raad * vanstate 201100831/1/V1. Datum uitspraak: 13 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2005:AT2864

ECLI:NL:CRVB:2005:AT2864 ECLI:NL:CRVB:2005:AT2864 Instantie Datum uitspraak 29-03-2005 Datum publicatie 31-03-2005 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 02/6235 AOW/ANW e.a. Bestuursrecht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate Migratie Web ve 14000068 201200442/1 A/1. Datum uitspraak: 10 januari 2014 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:1042

ECLI:NL:CRVB:2017:1042 ECLI:NL:CRVB:2017:1042 Instantie Datum uitspraak 15-03-2017 Datum publicatie 16-03-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 14/4262 AWBZ-T Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2010:BO4829

ECLI:NL:RVS:2010:BO4829 ECLI:NL:RVS:2010:BO4829 Instantie Raad van State Datum uitspraak 24-11-2010 Datum publicatie 24-11-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201003576/1/H3 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:4659

ECLI:NL:CRVB:2016:4659 ECLI:NL:CRVB:2016:4659 Instantie Datum uitspraak 06-12-2016 Datum publicatie 12-12-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/1577 PW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:2833

ECLI:NL:CRVB:2017:2833 ECLI:NL:CRVB:2017:2833 Instantie Datum uitspraak 09-08-2017 Datum publicatie 18-08-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/8007 ZVW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2008:BG4692

ECLI:NL:RVS:2008:BG4692 ECLI:NL:RVS:2008:BG4692 Instantie Raad van State Datum uitspraak 19-11-2008 Datum publicatie 19-11-2008 Zaaknummer 200801458/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:10326

ECLI:NL:RBDHA:2014:10326 ECLI:NL:RBDHA:2014:10326 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 01-07-2014 Datum publicatie 20-08-2014 Zaaknummer 14/6302 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2013:CA0958

ECLI:NL:CRVB:2013:CA0958 ECLI:NL:CRVB:2013:CA0958 Instantie Datum uitspraak 22-05-2013 Datum publicatie 27-05-2013 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 11/4615

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2013:16806

ECLI:NL:RBDHA:2013:16806 ECLI:NL:RBDHA:2013:16806 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 10-10-2013 Datum publicatie 10-12-2013 Zaaknummer SGR 13/5417 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:3463

ECLI:NL:CRVB:2014:3463 ECLI:NL:CRVB:2014:3463 Instantie Datum uitspraak 21-10-2014 Datum publicatie 28-10-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 12-3170

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4413

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4413 ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4413 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 19-04-2011 Datum publicatie 13-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie awb 09-5337 wwb en awb 10-4936

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 april 2013 in zaak nr. 12/641 in het geding tussen:

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 april 2013 in zaak nr. 12/641 in het geding tussen: ECLI:NL:RVS:2014:539 Instantie Raad van State Datum uitspraak 19-02-2014 Datum publicatie 19-02-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201304989/1/A1 Omgevingsrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2013:2750

ECLI:NL:CRVB:2013:2750 ECLI:NL:CRVB:2013:2750 Instantie Datum uitspraak 10-12-2013 Datum publicatie 11-12-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 13-1098 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van: Raad vanstate 201106641/1/V2. Datum uitspraak: 18 oktober 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:7903

ECLI:NL:RBDHA:2017:7903 ECLI:NL:RBDHA:2017:7903 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 10-07-2017 Datum publicatie 24-07-2017 Zaaknummer AWB - 16 _ 25671 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg -

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201111794/1 A/2. Datum uitspraak: 12 oktober 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

Tussenuitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 10 november 2011, 11/512 (aangevallen uitspraak)

Tussenuitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 10 november 2011, 11/512 (aangevallen uitspraak) LJN: BZ9358, Centrale Raad van Beroep, 11/7248 AWBZ-T Datum uitspraak: 01-05-2013 Datum publicatie: 03-05-2013 Rechtsgebied: Sociale zekerheid Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Tussenuitspraak.

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:228

ECLI:NL:CRVB:2017:228 ECLI:NL:CRVB:2017:228 Instantie Datum uitspraak 11012017 Datum publicatie 24012017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/8046 AWBZ Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:1551

ECLI:NL:CRVB:2017:1551 ECLI:NL:CRVB:2017:1551 Instantie Datum uitspraak 11-04-2017 Datum publicatie 26-04-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/1071 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 19 februari 2013 in zaak nr. 12/9555 in het geding tussen:

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 19 februari 2013 in zaak nr. 12/9555 in het geding tussen: ECLI:NL:RVS:2014:190 Uitspraak 201302396/1/A2. Datum uitspraak: 29 januari 2014 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellante], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:BY8851

ECLI:NL:RVS:2013:BY8851 ECLI:NL:RVS:2013:BY8851 Instantie Raad van State Datum uitspraak 16-01-2013 Datum publicatie 18-01-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201112376/1/V1 Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:2279

ECLI:NL:RVS:2016:2279 ECLI:NL:RVS:2016:2279 Instantie Raad van State Datum uitspraak 10-08-2016 Datum publicatie 17-08-2016 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201602806/1/V3 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:73. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Inhoudsindicatie

ECLI:NL:CRVB:2017:73. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Inhoudsindicatie ECLI:NL:CRVB:2017:73 Instantie Datum uitspraak 04-01-2017 Datum publicatie 13-01-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/1380 WSF Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2015:3533

ECLI:NL:CRVB:2015:3533 ECLI:NL:CRVB:2015:3533 Instantie Datum uitspraak 28092015 Datum publicatie 15102015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 14627 WWAJ

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2013:2656

ECLI:NL:CRVB:2013:2656 ECLI:NL:CRVB:2013:2656 Instantie Datum uitspraak 03-12-2013 Datum publicatie 05-12-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 12-3190 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:3834

ECLI:NL:CRVB:2016:3834 ECLI:NL:CRVB:2016:3834 Instantie Datum uitspraak 11-10-2016 Datum publicatie 18-10-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/3117 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

LJN: BX6509, Raad van State, 201201225/1/A1. Datum uitspraak: 05-09-2012 Datum publicatie: 05-09-2012

LJN: BX6509, Raad van State, 201201225/1/A1. Datum uitspraak: 05-09-2012 Datum publicatie: 05-09-2012 LJN: BX6509, Raad van State, 201201225/1/A1 Datum uitspraak: 05-09-2012 Datum publicatie: Rechtsgebied: 05-09-2012 Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Afwijzing handhavingsverzoek

Nadere informatie

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven; Dienst Werk, Zorg en Inkomen (Dienst WZI), te Eindhoven, verweerder.

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven; Dienst Werk, Zorg en Inkomen (Dienst WZI), te Eindhoven, verweerder. LJN: BA9368, Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 06/4958 Datum uitspraak: 12-06-2007 Datum publicatie: 11-07-2007 Rechtsgebied: Bijstandszaken Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig Inhoudsindicatie:

Nadere informatie

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden. LJN: AU3784, Raad van State, 200501342/1 Print uitspraak Datum uitspraak: 05-10-2005 Datum publicatie: 05-10-2005 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ2099

ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ2099 ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ2099 Instantie Datum uitspraak 19-04-2011 Datum publicatie 21-04-2011 Rechtbank 's-hertogenbosch Zaaknummer AWB 10-1012 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:3559 Deeplink http://d

ECLI:NL:RVS:2014:3559 Deeplink http://d ECLI:NL:RVS:2014:3559 Deeplink http://d Instantie Raad van State Datum uitspraak 01-10-2014 Datum publicatie 01-10-2014 Zaaknummer 201309659/1/A3 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:4181

ECLI:NL:CRVB:2014:4181 pagina 1 van 5 ECLI:NL:CRVB:2014:4181 Instantie Datum uitspraak 12-12-2014 Datum publicatie Zaaknummer Rechtsgebieden Centrale Raad van Beroep 14-1024 AKW Socialezekerheidsrecht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:730

ECLI:NL:RBAMS:2015:730 ECLI:NL:RBAMS:2015:730 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 11-02-2015 Datum publicatie 03-03-2015 Zaaknummer awb 14/8225 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Voorlopige

Nadere informatie