Zienswijzennota. bestemmingsplan Prinsessekade

Transcriptie

1 Zienswijzennota bestemmingsplan Prinsessekade 18 juli

2 Beantwoording zienswijzen Voorstel aan de gemeenteraad van Leiden betreffende de beantwoording van de zienswijzen inzake bestemmingsplan Prinsessekade. 1 Inleiding Op 11 januari 2011 heeft het college van B&W besloten het ontwerpbestemmingsplan Prinsessekade voor zienswijzen vast te stellen en conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor een periode van zes weken ter inzage te leggen. De ter inzage termijn is gestart op maandag 24 januari 2011 en eindigde op maandag 7 maart Tijdens deze termijn zijn 4 zienswijzen ingediend bij de gemeenteraad van Leiden. In deze notitie wordt kort de procedure en voorgeschiedenis van het bestemmingsplan beschreven. Vervolgens de zienswijzen behandeld. De notitie rondt af met een belangenafweging en staat van wijzigingen. 2 Voorgeschiedenis en procedure 2.1 Ontwerpbestemmingsplan Prinsessekade Plannen voor de ontwikkeling van het verwilderde stuk grond nabij de Bostelbrug zijn op 19 mei 2009 middels een schetsontwerp bij de gemeente Leiden kenbaar gemaakt. Het voorgenomen plan bestaat uit het realiseren van een hardhouten steiger nabij de Bostelbrug. De steiger zal dienst doen als uitbreiding van het terras van de nabijgelegen horecagelegenheid, het aanbieden van consumpties en aanlegmogelijkheid voor passantenbootjes en als opstapplaats voor rondvaartboten. De ontwikkeling betekent een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit op het perceel. De verwilderde groenvoorziening zal plaatsmaken voor een hardhouten steiger. Het integraal advies op het schetsontwerp was positief. Als gevolg hiervan is op 26 januari 2010 een bouwaanvraag ingediend. 2.2 Inspraakprocedure Conform de Inspraakverordening van de gemeente Leiden dient een voorontwerpbestemmingsplan ter inzage te gelegd. Ten tijde van het opstarten van de bestemmingsplanprocedure bestond de verwachting dat er nauwelijks tot geen reacties vanuit de Leidse bevolking zouden komen tegen het bestemmingsplan. In combinatie met het kleinschalige karakter en ontwikkeling en de invloed op de omgeving heeft het college van B&W daarom besloten de inspraakprocedure over te slaan. Met het overslaan van de inspraakprocedure tijd en administratieve handelingen behorende bij de procedure bespaard. 2.3 Zienswijzen en vervolg procedure Op 24 januari 2011 is het ontwerpbestemmingsplan voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze inzagentermijn zijn 4 ontvankelijke zienswijzen ingediend. In deze zienswijzennota de zienswijzen beantwoord, en eventuele wijzigingen van het bestemmingsplan naar aanleiding van de zienswijzen tezamen met een ambtshalve wijziging aan het plan toegelicht. 3 Zienswijzen 3.1 Lijst van indieners In deze digitaal gepubliceerde versie van de zienswijzennota zijn de naam en adresgegevens van de indieners van de zienswijzen op basis van de Wet bescherming persoonsgegevens verwijderd. De ingediende zienswijzen zijn allen ontvankelijk. 2

3 3.2 Rapportage van de zienswijzen Indiener Samenvatting ingekomen zienswijze Reactie van het college Gevolgen voor te nemen besluit A 1 Reclamant stelt dat de ingediende zienswijzen door het achterwege laten van de inspraakprocedure een belangrijke merites krijgen. 2 Reclamant stelt dat ten onrechte in de toelichting wordt aangegeven dat er ten aanzien van het aspect verkeer en vervoer geen knelpunten te voorzien zijn. De afweging uit die paragraaf van de toelichting is derhalve onzorgvuldig. Reclamant heeft terecht opgemerkt dat de ingediende zienswijzen een belangrijk onderdeel uitmaken van de bestemmingsplanprocedure. Naar aanleiding van ingebrachte zienswijzen moet een ontwerpbestemmingsplan mogelijk aangepast. Het college van B&W kan besluiten de formele start van de bestemmingsplanprocedure vooraf te laten gaan door het vaststellen van een voorontwerpbestemmingsplan. Er bestaat echter geen wettelijke verplichting tot het opstellen van een voorontwerpbestemmingsplan en de mogelijkheid tot inspreken hierop. De Leidse Inspraakverordening bepaalt dat op de voorbereiding of herziening van ruimtelijke plannen inspraak wordt verleend. Op grond van artikel 2 lid 3 onder c van diezelfde verordening is in dit geval besloten geen voorontwerpbestemmingsplan op te stellen. Dit omwille van het tijdspad en gezien de beperkte omvang van het project. Naar aanleiding van het ontwerpbestemmingsplan zijn ingebrachte opmerkingen en standpunten nader afgewogen. Het door reclamant gestelde is terecht. In de paragraaf over verkeer en vervoer in de toelichting zal nader ingegaan op het verkeer en vervoer ter water m.b.t. de situatie ter plaatse van het plangebied. Geen 4.3 van de toelichting zal uitgebreid met de behandeling van de situatie op het water. In deze paragraaf wordt nader ingegaan op het feit dat onder de in deze paragraaf genoemde voorwaarden het oprichten van de steiger geen belemmering zal 3

4 3 Binnen de bestemming Verkeer wordt volgens reclamant curieus genoeg de nadere aanduiding aanlegsteiger opgenomen zonder verdere toelichting. 4 Reclamant is van mening dat een uitbreiding van het horecaterras bepaald een aanwinst zou zijn. Met betrekking tot het in het bestemmingsplan zonder enig voorbehoud aanduiden als aanlegsteiger en met betrekking tot de al te simpele aanwijzing als opstapplaats voor een rederij dient juist gezien de ligging een restrictie te opgenomen voor wat betreft de afmetingen van de vaartuigen die daar direct achter de kleine doorvaartboog van de Bostelbrug zullen manoeuvreren om aan- en af te meren. Niet alleen de doorvaart maar ook de overzichtelijkheid ter plaatse moet gewaarborgd. Dit met het oog op de bootvaardigheid van recreanten en het formaat boten van een aantal bedrijfsvaartuigen Omdat initiatiefnemer de voorgenomen terrassteiger ook als in- en uitstapplaats voor rondvaartboten en uitgiftepunt voor consumpties aan passantenbootjes wil gebruiken is de aanduiding aanlegsteiger opgenomen. De toelichting bij het bestemmingsplan geeft eveneens deze uitleg. De aanduiding aanlegsteiger betekent geenszins dat de steiger als vaste ligplaats mag gebruikt. Planologisch gezien is mogelijk gemaakt dat de steiger te gebruiken is om aan- en af te meren voor doorvaart. Op basis van het bestemmingsplan is het dus feitelijk niet mogelijk de locatie te gebruiken als vaste ligplaats. Ook zal in de regels van het bestemmingsplan het gebruik als vaste ligplaats expliciet uitgesloten. Daarnaast is het aanwijzen van locaties voor vaste ligplaatsen niet iets dat in een bestemmingsplanprocedure kan geregeld. Voor het verkrijgen van een vaste ligplaatsvergunning dient een apart traject te gevolgd dat volledig losstaat van de bestemmingsplanprocedure. Naar aanleiding van zienswijze van reclamant is nader onderzoek gedaan naar de doorvaartmogelijkheden en overzichtelijkheid ter plaatse. In overleg met initiatiefnemer is besloten om binnen de planregels restricties op te nemen teneinde de grootte van de boten te beperken. lengte van boten zal gelijkgesteld aan de meter. Hiermee wordt aandacht besteed aan het belang van de situatie op het water, terwijl het plan in lijn blijft met de wensen van initiatiefnemer. Overigens wordt opgemerkt dat de kleine doorvaartboog van de Bostelbrug niet meer als zodanig in gebruik is. vormen voor de doorstroom op het water. In de regels van het bestemmingsplan wordt onder de artikelen 4 Verkeer en 5 Water het gebruik als vaste ligplaats uitgesloten. de meter. Dit ter bevordering van de doorvaart ter plaatse. 4

5 dat dagelijks ter plaatse vaart. Reclamant beveelt dan ook aan om de ter plekke toe te laten schepen te beperken bijvoorbeeld door de toegestane scheepslengte evenredig te maken aan de te realiseren steiger, ongeveer 14 meter. De aangemeerde boten komen dan ook niet buiten het plangebied te liggen. Op deze manier kan zowel aan de commerciële belangen als aan het belang van veilig vervoer en verkeer recht gedaan. B 1 Reclamant is van mening dat enige kanttekeningen bij het ontwerpbestemmingsplan op zijn plaats zijn. Hierbij richt hij zich ten eerste op de onoverzichtelijke situatie die hier ontstaat met het oprichten van de steiger. Nautisch-technisch is het onwenselijk de steiger toe te voegen aan de situatie. Wanneer er schepen van 20 meter zullen afgemeerd zal de overzichtelijkheid van de situatie nog meer laten afnemen. De doorvaartopeningen van de Bostelbrug zullen hoe dan geblokkeerd raken en dit zal opstoppingen tot gevolg hebben. 2 Reclamant vervolgt met de mededeling dat het eveneens in de lijn der verwachtingen ligt dat de steiger niet zo zozeer bedoeld zal zijn voor het paviljoen, maar meer ter uitbreiding van (vaste) ligplaatsen voor rederij Oude Rijn. Volgens reclamant leert de historie dat het ongevraagd in gebruik nemen en later gelegaliseerd krijgen geen uitzondering betreft. C 1 Reclamanten stellen als direct betrokkenen wonend in de nabije omgeving direct te getroffen in hun leefkwaliteit. Volgens reclamanten veroorzaken rondvaartboten bij het af- en aanvaren veel overlast van uitlaatgassen en geluid. Hierdoor is men genoodzaakt ramen en luiken te sluiten. Het tot laat in de nacht bedrijfsmatig varen is bijzonder ongezond en belastend voor reclamanten. Zie antwoord onder A4. Zie antwoord onder A3. Het bestemmingsplan Prinsessekade biedt de planologische mogelijkheid om op het momenteel verwilderde stuk grond nabij de Bostelbrug een steiger te kunnen oprichten teneinde de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse te verbeteren en het terras van de nabijgelegen horecagelegenheid uit te breiden. Initiatiefnemers hebben in hun verzoek eveneens de mogelijkheid betrokken de steiger als opstapplaats voor rondvaartboten te kunnen gebruiken. de meter. Dit ter bevordering van de doorvaart ter plaatse. In de regels van het bestemmingsplan wordt onder de artikelen 4 Verkeer en 5 Water het gebruik als vaste ligplaats uitgesloten de meter. 5

6 2 Reclamanten zijn van mening dat de vaartijden van het rondvaartbedrijf, gelijkgetrokken dienen te met de openingstijden van horecagelegenheid Pettersson. Als bijlage zijn de harde en bindende afspraken betreffende de verruiming van de sluitingstijden van Pettersson bijgevoegd, Reclamanten zijn tegen een uitbreiding van de sluitingstijden aldaar. 3 Als tweede bijlage is een collegestandpunt uit 1989 bijgevoegd wat volgens reclamanten achterhaald is. Destijds is gesteld dat ter plaatse geen sprake was van een drukke scheepvaartroute, en dat deze in de toekomst ook niet zou ontstaan. De bevaarbaarheid van het water zal volgens reclamanten door de drukte bij de steiger op dit punt nog onoverzichtelijker. Mede als gevolg van zienswijze van reclamanten zullen in de planregels restricties opgenomen voor de maximale lengte van boten, wat derhalve ook een beperking van de zwaarte van de boten oplevert. De steiger zal ten dienste staan van kleine passantenbootjes en een rondvaartboot van maximaal 14 meter lang, wat aanzienlijk minder overlast met zich brengt dan het schip van rederij de Oude Rijn waar reclamanten in hun zienswijze naar verwijzen. Met het vaststellen van het bestemmingsplan Prinsessekade wordt het planologisch mogelijk de steiger op te richten, welke uit het oogpunt van de ruimtelijke kwaliteit een positieve ontwikkeling is. De openingstijden van horecagelegenheden is iets wat niet in een bestemmingsplanprocedure aan de orde komt of binnen een bestemmingsplan kan geregeld. Het uitbreiden van de terrasfaciliteiten, dat als gevolg van het vaststellen van dit plan mogelijk is, betekent geenszins een vrijbrief tot het verruimen van de openingstijden. Zoals reclamanten terecht opmerken zijn hierover harde afspraken gemaakt. De openingstijden van de horecagelegenheid blijven derhalve ongewijzigd en de openingstijden van de op te richten steiger zullen hierbij aansluiten. Over de vaartijden van rondvaartmaatschappijen kan binnen een bestemmingsplan eveneens niets voorgeschreven. Reclamanten merken terecht op dat het af- en aanmeren van zowel rondvaart- als passantenboten ter plaatse drukte met zich mee kan brengen en de situatie ter plaatse onoverzichtelijk zou kunnen. Teneinde te voorkomen dat de vaarlijn onder de Bostelbrug wordt geblokkeerd, dan wel anderszins belemmerd wordt door aangemeerde bootjes, zal de maximale aan te leggen boten in de planregels omschreven. Geen de meter. Dit ter bevordering van de doorvaart ter 6

7 4 Wanneer het verzoek van initiatiefnemer uitmondt in de vaststelling van het bestemmingsplan dan is het voorstel van reclamanten om hen een andere ligplaats aan te bieden voor hun bestaande (woon)schip, bijvoorbeeld voor de Zeevaartschool. D 1 Reclamant stelt dat op de tekening die beschikbaar is niet wordt aangegeven welk gedeelte van het water gereserveerd zou moeten voor het aanleggen van schepen. Hierover moet duidelijkheid komen om de consequenties voor de scheepvaart van het plan te kunnen bepalen. 2 Reclamant stelt dat moet gezorgd dat de ruimte op het vaarwater niet verder beperkt Een vaste ligplaats voor een woonschip wordt naast een bestemmingsplan ook geregeld in het ligplaatsenplan. Voor het verkrijgen van een vaste ligplaatsvergunning dient een apart traject te gevolgd wat losstaat van de bestemmingsplanprocedure. Wanneer reclamanten een wijziging van hun ligplaats wensen, zal hiervoor een specifiek verzoek moeten ingediend. Naar verwachting leidt de bouw van de steiger niet tot een dusdanig nadeliger situatie dat voor het woonschip van reclamanten een andere locatie gezocht moet. De situatietekeningen die met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage hebben gelegen maken niet als zodanig onderdeel uit van het bestemmingsplan. Wel zal het feitelijke bouwplan conform die tekeningen gerealiseerd. De mogelijkheid tot aanmeren beperkt zich tot de lange zijde van de steiger, parallel aan de Bostelbrug. Het heeft geen toegevoegde waarde deze locatie nader te specificeren op de situatietekeningen. Op de verbeelding bij het bestemmingsplan is het daarnaast onmogelijk de exacte aanlegpositie beter weer te geven dan op de verbeelding bij het ontwerp. De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008) welke zorgt voor uniforme bestemmingsplannen voor heel Nederland laat het niet toe de exacte aanlegplaats in het water in te tekenen. De aanduiding aanlegsteiger geeft aan dat de steiger kan gebruikt voor het aan- en afmeren ten behoeve van de doorvaart. Mede naar aanleiding van zienswijze van reclamant zal binnen de regels van het bestemmingsplan een maximale lengte opgenomen voor de bootjes, gelijk aan de steiger. Zie antwoord onder A4. plaatse. Geen de meter. Dit ter bevordering van de doorvaart ter plaatse. 7

8 wordt en dat de veiligheid en bevaarbaarheid van het water tussen de Blauwpoortsbrug en de Bostelbrug niet in gevaar wordt gebracht. De doorgang van de Bostelbrug dient vrij gehouden te voor de sterk toegenomen scheepvaart. Wanneer schepen aan de zuidkant van de nieuwe steiger bij de Bostelbrug zouden aanmeren, wordt de benodigde ruimte verder beperkt en zou ook het zicht op de doorgang van de Bostelbrug belemmerd. Om dit te voorkomen dient bepaald te dat alleen aan de westzijde van de nieuwe steiger aangelegd mag en dat de schepen die aanmeren niet verder dan de zuidkant van de steiger mogen uitsteken en zo alsnog zicht en doorvaart bij de Bostelbrug blokkeren. 3 Volgens reclamant brengt het gebruik van de beoogde steiger nieuwe risico s van geluidsoverlast met zich mee. Het is daarom van groot belang dat voor het gebruik van de steiger bij de horecagelegenheid ook de openings- en sluitingstijden van de horecagelegenheid aangehouden. Zie antwoord onder C2 de meter. Dit ter bevordering van de doorvaart ter plaatse. Geen 4 Belangenafweging Veiligheid en overzichtelijkheid feitelijke situatie Gelet op de inhoud van de diverse zienswijzen en de mogelijke knelpunten op het water ter plaatse zoals deze in de zienswijzen omschreven is de aanlegmogelijkheid aan de nieuw op te richten steiger nader bekeken. In overleg met initiatiefnemer is overeengekomen aan de restricties met betrekking tot de lengte te verbinden. Omdat de aanlegmogelijkheid behoort tot het secundaire gebruik van de op te richten steiger is het initiatiefnemer eraan gelegen dit gebruik in overeenstemming te brengen met de doorvaartmogelijkheden. De rondvaartboot heeft een maximale lengte die overeenkomt met de steiger (14 meter) en particuliere passantenbootjes welke voornemens zijn de steiger als aanlegplaats te gebruiken dienen eveneens maximaal van die omvang te zijn. Daarnaast is het niet mogelijk om de nieuw op te richten steiger te gebruiken als vaste ligplaats. Hiermee blijft de doorvaart ter plaatse gegarandeerd. Overlast Met betrekking tot mogelijke overlast die de nieuwe terrasgelegenheid met zich meebrengt is bij initiatiefnemer de eis neergelegd dat de openingstijden van het terras gelijk zijn aan de horecagelegenheid ten dienste waarvan de steiger wordt opgericht. Initiatiefnemer heeft dit bevestigd en aangegeven dat er geenszins sprake zal zijn van een verruiming van de openingstijden. Ook zal op de terrasgelegenheid geen sprake zijn van een geluidsinstallatie teneinde de geluidsoverlast over het water tot een minimum te beperken. 8

9 Met betrekking tot mogelijke overlast van omliggende percelen van de aan- en afmerende vaartuigen en langsvarende bootjes wordt opgemerkt dat de hoeveelheid vaarbewegingen in het Leidse water door het oprichten van de steiger niet zal toenemen. Wel betekent een aanlegpunt op deze locatie een toename van aan- en afmerende bootjes. De Milieudienst heeft in dit kader advies uitgebracht over het plan en heeft geconcludeerd dat met dit plan geen milieubelangen geschaad. Hinder voor de omgeving wordt niet verwacht. Voorwaarde is wel dat er geen elektrische muziekinstallatie wordt gebruikt en dat de activiteiten in overeenstemming met de openingstijden van de horecagelegenheid ten dienste waarvan de steiger wordt opgericht plaatsvinden. Initiatiefnemer heeft aangegeven te voldoen aan de gestelde voorwaarden. Het bovenstaande heeft mede geleid tot de aanpassingen naar aanleiding van de ingediende zienswijzen zoals genoemd in de tabel onder 3 en de onder 5 en 6 genoemde ambtshalve wijzigingen. 5 Ambtshalve wijzigingen Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Alhoewel een aanpassing van het bestemmingsplan aan de systematiek van de Wabo niet formeel is vereist, omdat het bestemmingsplan al vóór de inwerkingtreding van de wet ter inzage is gelegd, is een aanpassing van het plan wel gewenst in het kader van de hanteerbaarheid en toetsing aan het bestemmingsplan. De bovenbedoelde afstemming met de Wabo is besloten in een wijziging van enkele termen in de planregels, zoals het veranderen van het begrip 'burgemeester en wethouders' naar 'het bevoegd gezag' en van het begrip 'ontheffingen' naar 'afwijkingen'. Daarnaast is de 'aanlegvergunning' vervangen door de 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden' en zijn de procedureregels voor binnenplanse afwijkingsmogelijkheden geschrapt. Deze procedureregels zijn immers al opgenomen in de wetstekst van de Wabo. Alle wijzigingen in het kader van de afstemming aan de Wabo hebben geen inhoudelijke gevolgen voor het bestemmingsplan, en alle daaruit voortvloeiende rechten en plichten. In de onderstaande staat van wijzigingen zijn naast tekstuele en inhoudelijke ambtelijke aanpassingen eveneens de aanpassingen als ingediende zienswijzen weergegeven. 6 Staat van wijzigingen Nr. Locatie Aanleiding 1 Diverse plaatsen in de toelichting ambtelijk 2 Toelichting: ambtelijk hoofdstuk 7 3 Toelichting: zienswijze paragraaf 4.3 van hoofdstuk 4 4 Toelichting: 4 e alinea van paragraaf van hoofdstuk 5 5 Toelichting: 3 e en 4ealinea van paragraaf van hoofdstuk 5. 6 Toelichting: 5 e alinea van paragraaf van hoofdstuk 5 7 Toelichting: 2 e alinea van ambtelijk zienswijze ambtelijk ambtelijk Redactionele aanpassingen Aan de uiteenzetting over het vooroverleg en inspraak is een korte passage over de ingediende zienswijzen toegevoegd. 4.3 van de toelichting is uitgebreid met een nadere behandeling van de situatie op het water. In deze paragraaf wordt nader ingegaan op het feit dat onder de in deze paragraaf genoemde voorwaarden het oprichten van de steiger geen belemmering zal vormen voor de doorstroom op het water. De passage m.b.t. de aanduiding horeca binnen de bestemming Water is verwijderd uit de toelichting. In de planbeschrijving is bij de beschrijvingen van de bestemmingen Verkeer en Water opgenomen dat de aan te leggen boten een maximale lengte mogen hebben van 14 meter. In de tekst is de passage m.b.t. de aanduiding horeca tot en met horecacategorie 3 vervangen door de bestemming Horeca. Dit om de tekst van de toelichting in overeenstemming te brengen met de verbeelding. In deze paragraaf is tekst opgenomen dat het gebruik als vaste ligplaats pas mogelijk is na het verkrijgen van een 9

10 paragraaf van hoofdstuk 5 8 Planregels: Artikel 4 lid 1 sub g en 5 lid 1 sub i 9 Planregels: Artikel 4 en 5 zienswijze zienswijze/ ambtelijk ligplaatsvergunning. Aan de aanduiding aanlegsteiger is de voorwaarde toegevoegd dat mogelijk boten een maximale lengte van 14 meter mogen hebben. Deze maximale maat komt overeen met de steiger. Aan de specifieke gebruiksregels van beide artikelen is een bepaling toegevoegd die het gebruik als vaste ligplaats voor boten expliciet uitsluit. 7 Conclusie Met betrekking tot het ontwerpbestemmingsplan zijn 4 zienswijzen ingediend bij de gemeenteraad van Leiden. Gelet op de inhoud van de diverse zienswijzen ligt het voornaamste bezwaar in het feit dat mogelijke knelpunten op het water met betrekking tot de doorvaart en de overzichtelijkheid ter plaatse niet voldoende zijn gewaarborgd. Daarnaast heeft men bezwaar tegen de mogelijke overlast die de nieuwe terrasgelegenheid met zich meebrengt. In het bestemmingsplan is aan deze zienswijzen tegemoet gekomen door in overleg met initiatiefnemer aan de restricties te verbinden. Daarnaast zijn afspraken gemaakt om de overlast te beperken. Wij concluderen dat onder genoemde voorwaarden de doorvaart en de overzichtelijkheid ter plaatse voldoende zijn gewaarborgd en dat er van een significante toename van hinder voor de omgeving geen sprake zal zijn. 10